15.9.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 315/38 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Landessozialgericht Nordrhein-Westfalen (Duitsland) op 17 juni 2014 — Vestische Arbeit Jobcenter Kreis Recklinghausen/Jovanna Garcia-Nieto e.a.
(Zaak C-299/14)
2014/C 315/61
Procestaal: Duits
Verwijzende rechter
Landessozialgericht Nordrhein-Westfalen
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Vestische Arbeit Jobcenter Kreis Recklinghausen
Verwerende partijen: Jovanna Garcia-Nieto, Joel Pena Cuevas, Jovanlis Pena Garcia, Joel Luis Pena Cruz
Prejudiciële vragen
1) |
Is het in artikel 4 van verordening nr. 883/2004 (1) neergelegde beginsel van gelijke behandeling — met uitzondering van de uitsluiting van de export van uitkeringen overeenkomstig artikel 70, lid 4, van verordening nr. 883/2004 — ook van toepassing op bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties als bedoeld in artikel 70, leden 1 en 2, van verordening nr. 883/2004? |
2) |
Ingeval de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, kan dan — en zo ja in welke mate — het in artikel 4 van verordening nr. 883/2004 neergelegde beginsel van gelijke behandeling worden beperkt door nationale wettelijke bepalingen tot omzetting van artikel 24, lid 2, van richtlijn 2004/38 (2), volgens welke de toegang tot dergelijke prestaties gedurende de eerste drie maanden van verblijf zonder uitzondering is uitgesloten wanneer burgers van de Unie in de Bondsrepubliek niet als werknemer of zelfstandige werkzaam zijn, noch op grond van § 2, lid 3, van het Gesetz über die allgemeine Freizügigkeit von Unionsbürgern (Duitse wet inzake het vrije verkeer van burgers van de Unie; hierna: „FreizügG/EU”) het recht van vrij verkeer genieten? |
3) |
Ingeval de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord, verzetten andere in het primaire recht vervatte beginselen van gelijke behandeling — inzonderheid artikel 45, lid 2, VWEU, juncto artikel 18 VWEU — zich dan tegen een nationale bepaling volgens welke Unieburgers een sociale uitkering ter waarborging van de bestaanszekerheid, die tevens de toegang tot de arbeidsmarkt vergemakkelijkt, zonder uitzondering gedurende de eerste drie maanden van hun verblijf in Duitsland wordt ontzegd wanneer deze Unieburgers weliswaar niet als werknemer of zelfstandige werkzaam zijn, noch op grond van § 2, lid 3, FreizügG/EU het recht van vrij verkeer genieten, maar wel blijk geven van een werkelijke band met de gastlidstaat en in het bijzonder met de arbeidsmarkt in de gastlidstaat? |
(1) Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (PB L 166, blz. 1).
(2) Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van de Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (PB L 158, blz. 77).