15.5.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 151/12 |
Arrest van het Hof (Achtste kamer) van 16 maart 2017 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Handelsgericht Wien — Oostenrijk) — Staatlich genehmigte Gesellschaft der Autoren, Komponisten und Musikverleger registrierte Genossenschaft mbH (AKM)/Zürs.net Betriebs GmbH
(Zaak C-138/16) (1)
([Prejudiciële verwijzing - Intellectuele eigendom - Auteursrecht en naburige rechten in de informatiemaatschappij - Richtlijn 2001/29/EG - Recht van mededeling van werken aan het publiek - Artikel 3, lid 1 - Beperkingen en restricties - Artikel 5, lid 3, onder o) - Uitzending van televisieprogramma’s via een lokaal kabelnetwerk - Nationale regeling die voorziet in uitzonderingen voor installaties die de toegang voor maximaal 500 abonnees mogelijk maken en voor de doorgifte van publieke omroepuitzendingen op het nationale grondgebied])
(2017/C 151/16)
Procestaal: Duits
Verwijzende rechter
Handelsgericht Wien
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Staatlich genehmigte Gesellschaft der Autoren, Komponisten und Musikverleger registrierte Genossenschaft mbH (AKM)
Verwerende partij: Zürs.net Betriebs GmbH
Dictum
Artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, en artikel 11 bis van de Berner Conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst van 9 september 1886, in de versie na de Akte van Parijs van 24 juli 1971, als gewijzigd op 28 september 1979, moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich niet verzetten tegen een nationale wettelijke regeling als aan de orde in het hoofdgeding, op grond waarvan voor een gelijktijdige, volledige en onveranderde doorgifte van omroepuitzendingen van de nationale omroeporganisatie, door middel van kabels die op het nationale grondgebied liggen, geen toestemming van de auteur uit hoofde van het uitsluitende recht van mededeling aan het publiek hoeft te worden verkregen, voor zover deze doorgifte een louter technisch communicatiemiddel vormt en daarmee door de auteur van het werk rekening is gehouden bij de oorspronkelijke toestemming tot mededeling ervan, hetgeen de verwijzende rechter dient na te gaan;
Artikel 5 van richtlijn 2001/29, en in het bijzonder lid 3, onder o), ervan, moet aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale wettelijke regeling als aan de orde in het hoofdgeding, op grond waarvan voor een omroepuitzending via een gemeenschappelijke antenne-installatie geen toestemming van de auteur uit hoofde van het uitsluitende recht van mededeling aan het publiek hoeft te worden verkregen, wanneer bij de installatie niet meer dan 500 abonnees zijn aangesloten, en dat deze wettelijke regeling bijgevolg moet worden toegepast in overeenstemming met artikel 3, lid 1, van deze richtlijn, hetgeen de verwijzende rechter dient na te gaan.