9.4.2018 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 123/3 |
Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 8 februari 2018 — Europese Commissie / Bondsrepubliek Duitsland
(Zaak C-380/16) (1)
([Niet-nakoming - Fiscale bepalingen - Belasting over de toegevoegde waarde (btw) - Richtlijn 2006/112/EG - Artikel 73 - Maatstaf van heffing - Artikelen 306 tot en met 310 - Bijzondere regeling voor reisbureaus - Niet-toepassing van deze regeling op verkopen aan belastingplichtige ondernemingen - Totalisering van de maatstaf van heffing over een bepaald tijdvak - Onverenigbaarheid])
(2018/C 123/04)
Procestaal: Duits
Partijen
Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: M. Owsiany-Hornung en M. Wasmeier, gemachtigden)
Verwerende partij: Bondsrepubliek Duitsland (vertegenwoordigers: T. Henze en R. Kanitz, gemachtigden)
Interveniënt aan de zijde van verwerende partij: Koninkrijk der Nederlanden (M. K. Bulterman, C. S. Schillemans en B. Koopman, gemachtigden)
Dictum
1) |
Door de voor reisbureaus geldende bijzondere regeling voor de belasting over de toegevoegde waarde niet toe te passen op reisdiensten die zij verrichten voor belastingplichtigen die voor rekening van hun onderneming gebruikmaken van deze diensten, en door de reisbureaus, voor zover zij aan die regeling zijn onderworpen, toe te staan de maatstaf van heffing van de belasting over de toegevoegde waarde getotaliseerd vast te stellen voor dienstenpakketten of voor alle diensten die in een belastingtijdvak zijn verleend, is de Bondsrepubliek Duitsland de verplichtingen niet nagekomen die op haar rusten krachtens artikel 73 en de artikelen 306 tot en met 310 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde. |
2) |
De Bondsrepubliek Duitsland wordt verwezen in de kosten. |