5.9.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 326/12 |
Hogere voorziening ingesteld op 16 juni 2016 door de Portugese Republiek tegen de beschikking van het Gerecht (Achtste kamer) van 19 april 2016 in zaak T-551/15, Portugal/Commissie
(Zaak C-338/16 P)
(2016/C 326/22)
Procestaal: Portugees
Partijen
Rekwirante: Portugese Republiek (vertegenwoordigers: L. Inez Fernandes, M. Figueiredo, P. Estêvão en J. Saraiva de Almeida, gemachtigden)
Andere partij in de procedure: Europese Commissie
Conclusies
— |
vernietiging van de bestreden beschikking, voor zover het Gerecht daarbij de door de Commissie opgeworpen exceptie van niet-ontvankelijkheid gegrond heeft verklaard; |
— |
vaststelling dat het beroep tegen het bestreden besluit rechtsgeldig is ingesteld binnen de door artikel 263 VWEU gestelde termijn; |
— |
verwijzing van de Europese Commissie in alle procedurekosten. |
Middelen en voornaamste argumenten
De Portugese Republiek is van mening dat de beschikking nietig is om de volgende redenen:
A — Eerste middel – Berekening van de termijn voor beroep tegen het besluit van 20 juli 2015
Eerste argument
Schending van artikel 263 VWEU.
Tweede argument
Berekening van de beroepstermijn vanaf de kennisgeving van het definitieve besluit, zijnde het bestreden besluit, op 20 juli 2015
B — Tweede middel – Berekening van de beroepstermijn vanaf de publicatie van het bestreden besluit in het Publicatieblad
Eerste argument
De bewoordingen van artikel 263, zesde alinea, VWEU.
Tweede argument
Bestaan van een vaste praktijk inzake de publicatie van soortgelijke besluiten en van identieke vroegere procedures
C — Derde middel – Het Gerecht heeft blijk van een onjuiste rechtsopvatting gegeven door niet de voorkeur te geven aan de formulering die niet leidt tot verval.