16.8.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 296/30 |
Beroep ingesteld op 24 juni 2016 — Banco Cooperativo Español/GAR
(Zaak T-323/16)
(2016/C 296/39)
Procestaal: Spaans
Partijen
Verzoekende partij: Banco Cooperativo Español, SA (Madrid, Spanje) (vertegenwoordiger: D. Sarmiento Ramirez-Escudero, advocaat)
Verwerende partij: gemeenschappelijke afwikkelingsraad
Conclusies
— |
artikel 5, lid 1, van gedelegeerde verordening 2015/63 niet van toepassing verklaren; |
— |
het tot Banco Cooperativo Español gerichte besluit van de gemeenschappelijke afwikkelingsraad betreffende de betaling van de vooraf te betalen bijdrage voor het boekjaar 2016, nietig verklaren. |
Middelen en voornaamste argumenten
Verzoekster komt op tegen het besluit van de gemeenschappelijke afwikkelingsraad betreffende de vooraf te betalen bijdrage aan het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds voor het boekjaar 2016, dat op 26 april 2016 overeenkomstig artikel 6 van uitvoeringsverordening (EU) 2015/81 van de Raad van 19 december 2014 tot vaststelling van eenvormige voorwaarden voor de toepassing van verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees Parlement en de Raad wat vooraf te betalen bijdragen aan het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds betreft (PB 2015, L 15, blz. 1), is meegedeeld via de Spaanse Autoridad de Resolución Ejecutiva (uitvoerende afwikkelingsautoriteit) [Fondo de Reestructuración Ordenada Bancaria — Fonds voor de Ordelijke Herstructurering van de Banken (FROB)].
Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster twee middelen aan.
1. |
Exceptie van onwettigheid krachtens artikel 277 VWEU die strekt tot vaststelling door het Gerecht dat artikel 5, lid 1, van gedelegeerde verordening (EU) 2015/63 van de Commissie van 21 oktober 2014 tot aanvulling van richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van wat de vooraf te betalen bijdragen aan afwikkelingsfinancieringsregelingen betreft (PB 2015, L 11, blz. 44), niet van toepassing is. Verzoekster stelt in dit verband dat dit artikel van de gedelegeerde verordening in strijd is met:
|
2. |
Schending van artikel 103, lid 2, van richtlijn 2014/59 en artikel 70 van verordening nr. 806/2014, uitgelegd in het licht van artikel 16 van het Handvest en het evenredigheidsbeginsel |
Verzoekster stelt in dit verband dat uit de ter rechtvaardiging van de niet-toepasselijkheid van artikel 5, lid 1, van gedelegeerde verordening 2015/63 aangevoerde gronden duidelijk blijkt dat het noodzakelijk is verzoeksters risicoprofiel aan te passen aan de bijzondere werking van het door haar geleide samenwerkingsnetwerk, zoals vereist door de bovengenoemde artikelen. Derhalve moet het bestreden besluit — waarvan de inhoud overeenkomt met een strikte en letterlijke toepassing van een bepaling die geen rekening houdt met dat risicoprofiel van verzoekster — worden geacht in strijd te zijn met artikel 103, lid 2, van richtlijn 2014/59 en in het bijzonder met verordening nr. 806/2014, die in artikel 70, betreffende vooraf te betalen bijdragen, naar richtlijn 2014/59 en de uitvoeringsbepalingen daarvan verwijst.