28.1.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 35/4 |
Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 29 november 2018 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Finanzgericht Münster — Duitsland) — Harry Mensing/Finanzamt Hamm
(Zaak C-264/17) (1)
([Prejudiciële verwijzing - Belastingen - Belasting over de toegevoegde waarde (btw) - Richtlijn 2006/112/EG - Artikel 314 - Artikel 316 - Artikel 322 - Bijzondere regelingen voor kunstvoorwerpen - Winstmargeregeling - Belastingplichtige wederverkopers - Levering van kunstvoorwerpen door de maker of diens rechthebbenden - Intracommunautaire handelingen - Weigering van de nationale belastingautoriteiten om een belastingplichtige het recht toe te kennen om te kiezen voor toepassing van de winstmargeregeling - Toepassingsvoorwaarden - Recht op aftrek van voorbelasting - Kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten])
(2019/C 35/05)
Procestaal: Duits
Verwijzende rechter
Finanzgericht Münster
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Harry Mensing
Verwerende partij: Finanzamt Hamm
Dictum
1) |
Artikel 316, lid 1, onder b), van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde moet aldus worden uitgelegd dat een belastingplichtige wederverkoper kan kiezen voor de toepassing van de winstmargeregeling op een levering van kunstvoorwerpen die hem in een eerder stadium door de maker of diens rechthebbenden zijn geleverd in het kader van een vrijgestelde intracommunautaire levering, hoewel dezen niet behoren tot de in artikel 314 van die richtlijn opgesomde categorieën personen. |
2) |
Een belastingplichtige wederverkoper kan niet kiezen voor toepassing van de winstmargeregeling van artikel 316, lid 1, onder b), van richtlijn 2006/112 op een levering van kunstvoorwerpen die hem in een eerder stadium zijn geleverd in het kader van een vrijgestelde intracommunautaire levering en tegelijkertijd aanspraak maken op een recht op aftrek van de in een eerder stadium betaalde belasting over de toegevoegde waarde in situaties waarin een dergelijk recht krachtens artikel 322, onder b), van die richtlijn is uitgesloten, indien laatstgenoemde bepaling niet is omgezet in nationaal recht. |