6.5.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 155/11 |
Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 14 maart 2019 (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Helsingin käräjäoikeus — Finland) — Metirato Oy, in liquidatie/Suomen valtio/Verohallinto, Eesti Vabariik/Maksu- ja Tolliamet
(Zaak C-695/17) (1)
(Prejudiciële verwijzing - Richtlijn 2010/24/EU - Wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit belastingen, rechten en andere maatregelen - Artikel 13, lid 1 - Artikel 14, lid 2 - Gedwongen invordering van schuldvorderingen van de verzoekende lidstaat door de autoriteiten van de aangezochte lidstaat - Procedure betreffende een verzoek tot opname van die schuldvorderingen in de failliete boedel van een in de aangezochte lidstaat gevestigde vennootschap - Verwerende partij in die procedure - Vaststelling)
(2019/C 155/13)
Procestaal: Fins
Verwijzende rechter
Helsingin käräjäoikeus
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Metirato Oy, in liquidatie
Verwerende partij: Suomen valtio/Verohallinto, Eesti Vabariik/Maksu- ja Tolliamet
Dictum
Artikel 13, lid 1, en artikel 14, lid 2, van richtlijn 2010/24/EU van de Raad van 16 maart 2010 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit belastingen, rechten en andere maatregelen moeten in die zin worden uitgelegd dat, enerzijds, zij van toepassing zijn op een procedure strekkende tot opname in de failliete boedel van een in de aangezochte lidstaat gevestigde vennootschap van schuldvorderingen die op verzoek van de verzoekende lidstaat zijn geïnd, wanneer deze procedure berust op de betwisting van executiemaatregelen in de zin van artikel 14, lid 2, en, anderzijds, de aangezochte lidstaat in de zin van die bepalingen als de verwerende partij in die procedure moet worden aangemerkt, zonder dat het in dit verband van belang is of het geïnde bedrag van deze vorderingen wordt gescheiden van dan wel wordt vermengd met de goederen van die lidstaat.