23.4.2018 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 142/17 |
Beschikking van het Hof (Zevende kamer) van 22 februari 2018 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Fővárosi Törvényszék — Hongarije) — ERSTE Bank Hungary Zrt / Orsolya Czakó
(Zaak C-126/17) (1)
((Prejudiciële verwijzing - Artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof - Bescherming van de consumenten - Richtlijn 93/13/EEG - Oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten - Artikel 4, lid 2, artikel 5 en artikel 6, lid 1 - Bedingen tot bepaling van het eigenlijke voorwerp van de overeenkomst - Leningsovereenkomst in vreemde valuta - Draagwijdte van het begrip „duidelijk en begrijpelijk opgesteld” - Gedeeltelijk of geheel ongeldige overeenkomst))
(2018/C 142/22)
Procestaal: Hongaars
Verwijzende rechter
Fővárosi Törvényszék
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: ERSTE Bank Hungary Zrt
Verwerende partij: Orsolya Czakó
Dictum
1) |
Artikel 4, lid 2, en artikel 5 van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten moeten aldus worden uitgelegd dat bedingen van een leningsovereenkomst die in een lidstaat is gesloten tussen een consument en een bank voldoen aan het vereiste dat contractuele bedingen duidelijk en begrijpelijk zijn opgesteld in de zin van die bepalingen, wanneer zij het bedrag dat de consument in handen zal krijgen, dat is uitgedrukt in een vreemde valuta — de rekenmunt, die is vastgelegd ten opzichte van de betaalmunt –, duidelijk vermelden. Aangezien dat bedrag wordt bepaald op basis van de wisselkoers die geldt op de dag van uitbetaling van de lening, houdt dat vereiste in dat de methoden voor berekening van het concreet geleende bedrag en de toepasselijke wisselkoers transparant moeten zijn, zodat een gemiddelde consument, dat wil zeggen een normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende consument, de financiële gevolgen van die overeenkomst, waaronder met name de totale kostprijs van zijn lening, op basis van nauwkeurige en duidelijke criteria kan ramen. |
2) |
Artikel 6, lid 1, van richtlijn 93/13 moet aldus worden uitgelegd dat het zich er niet tegen verzet dat een nationale rechter een leningsovereenkomst tussen een consument en een bank in haar geheel ongeldig verklaart wanneer hij heeft vastgesteld dat bepaalde bedingen daarvan, zoals die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn, oneerlijk zijn en de overeenkomst na schrapping daarvan niet kan voortbestaan. |