29.4.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 148/24 |
Hogere voorziening ingesteld op 20 februari 2019 door Lupin Ltd tegen het arrest van het Gerecht (Negende kamer) van 12 december 2018 in zaak T-680/14, Lupin/Commissie
(Zaak C-144/19 P)
(2019/C 148/23)
Procestaal: Engels
Partijen
Rekwirante: Lupin Ltd (vertegenwoordigers: S. Smith, A. White, solicitors, M. Hoskins, QC, V. Wakefield, barrister)
Andere partij in de procedure: Europese Commissie
Conclusies
Rekwirante verzoekt het Hof:
— |
de vaststelling van het Gerecht met betrekking tot de ongelijke behandeling van Lupin en Krka, te vernietigen; |
— |
overeenkomstig artikel 61 van het Statuut, de zaak zelf af te doen en de door de Commissie opgelegde boete nietig te verklaren of te verminderen. |
Middelen en voornaamste argumenten
1. |
Eerste middel: het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat de op 30 januari 2007 tussen Lupin and Servier gesloten schikkingsovereenkomst op octrooigebied een doelbeperking was in de zin van artikel 101, lid 1, VWEU. In het bijzonder heeft het Gerecht:
|
2. |
Tweede middel: het Gerecht heeft geoordeeld dat de betwisting door Lupin van de door de Commissie gedane vaststelling dat er sprake was van een gevolgbeperking, niet ter zake dienend was aangezien het de vaststelling door de Commissie dat er sprake was van een doelbeperking, had bevestigd. Indien het Hof de vaststelling van een doelbeperking nietig verklaart, dient het uitspraak te doen over het beroep van Lupin door de door de Commissie gedane vaststelling dat er sprake is van een gevolgbeperking, nietig te verklaren. In het bijzonder heeft de Commissie:
|
3. |
Derde middel: het Gerecht heeft met betrekking tot de geldboete het nieuwe karakter van de vermeende inbreuk onjuist beoordeeld. |
4. |
Vierde middel: het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting met betrekking tot de verplichting om bij het bepalen van een boete zowel rekening te houden met de ernst als met de duur van de vermeende inbreuk. |
5. |
Vijfde middel: het Gerecht heeft bij het bepalen van de boete ten onrechte geen rekening gehouden met de waarde van de door Servier aan Lupin overgedragen octrooiaanvragen. |
6. |
Zesde middel: dit middel hangt af van het slagen van de hogere voorziening van de Commissie tegen het arrest van het Gerecht in zaak T-684/14, Krka, en houdt in dat het Gerecht ten onrechte heeft geoordeeld dat de behandeling door de Commissie van Lupin, in vergelijking met Krka, het beginsel van gelijke behandeling niet schond. |