20.1.2020 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 19/14 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Polymeles Protodikeio Athinon (Griekenland) op 16 oktober 2019 – OH/ID
(Zaak C-758/19)
(2020/C 19/18)
Procestaal: Grieks
Verwijzende rechter
Polymeles Protodikeio Athinon
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: OH
Verwerende partij: ID
Prejudiciële vragen
1) |
Moet onder de termen „vrijstelling van rechtsvervolging” en „immuniteit” in artikel 11 van het protocol (1) [betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie], gelet op de formulering en doelstelling ervan, hetzelfde worden verstaan? |
2) |
Omvat de in artikel 11 bedoelde „vrijstelling van rechtsvervolging/immuniteit” naast strafvervolging ook civiele acties die door een derde benadeelde partij worden ingesteld tegen leden van de Commissie? |
3) |
Kan de vrijstelling van rechtsvervolging/immuniteit van een lid van de Europese Commissie ook worden opgeheven in het kader van een tegen hem ingestelde civiele actie als de onderhavige? Zo ja, door wie moet dan de procedure tot een zodanige opheffing in gang worden gezet? |
4) |
Is de Unierechter bevoegd om kennis te nemen van een tegen een lid van de Europese Commissie ingestelde vordering uit onrechtmatige daad als de onderhavige? |
(1) Artikel 11 van het Protocol van 8 april 1965 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie, dat bij het Verdrag [betreffende de werking van de Europese Unie] is gevoegd als Protocol nr. 7.