10.5.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 191/5 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Curtea de Apel Bucureşti (Roemenië) op 28 juni 2021 — Bursa Română de Mărfuri SA / Autoritatea naţională de reglementare în domeniul energiei (ANRE)
(Zaak C-394/21)
(2022/C 191/05)
Procestaal: Roemeens
Verwijzende rechter
Curtea de Apel Bucureşti
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Bursa Română de Mărfuri SA
Verwerende partij: Autoritatea naţională de reglementare în domeniul energiei (ANRE)
Andere partij in de procedure: Federația Europeană a Comercianților de Energie (European Federation of Energy Traders)
Prejudiciële vragen
1) |
Staat verordening (EU) 2019/943 (1) van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende de interne markt voor elektriciteit, en met name artikel 1, onder b), en artikel 3 daarvan, gelet op de bepalingen van richtlijn (EU) 2019/944 (2) van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot wijziging van richtlijn 2012/27/EU, eraan in de weg dat een lidstaat sinds de datum van inwerkingtreding van die verordening nog steeds slechts één vergunning verleent voor de organisatie en het beheer van gecentraliseerde elektriciteitsmarkten? Is de Roemeense Staat sinds 1 januari 2020 verplicht om een bestaand monopolie betreffende het beheer van de elektriciteitsmarkt te beëindigen? |
2) |
Valt een beheerder van een elektriciteitsmarkt als een grondstoffenbeurs onder de werkingssfeer ratione personae van de beginselen van vrije mededinging van verordening (EU) 2019/943, en met name artikel 1, onder b) en c), en artikel 3, daarvan? Is voor het antwoord op die vraag relevant dat artikel 2, punt 40, van verordening (EU) 2019/943 voor de definitie van elektriciteitsmarkten verwijst naar de definitie van elektriciteitsmarkten in artikel 2, punt 9, van richtlijn (EU) 2019/944? |
3) |
Moet de verlening door een lidstaat van één vergunning voor het beheer van de elektriciteitsmarkt worden aangemerkt als een beperking van de mededinging in de zin van de artikelen 101 en 102 VWEU junctis artikel 4, lid 3, VEU en artikel 106, lid 1, VWEU? |