13.3.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 94/57 |
Beroep ingesteld op 24 januari 2023 — Noyan Abr Arvan/Raad
(Zaak T-23/23)
(2023/C 94/69)
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partij: Noyan Abr Arvan Private JC (Teheran, Iran) (vertegenwoordigers: K. Adamantopoulos en P. Billiet, advocaten)
Verwerende partij: Raad van de Europese Unie
Conclusies
De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:
— |
uitvoeringsverordening (EU) 2022/2231 van 14 november 2022 tot uitvoering van verordening (EU) 359/2011 van de Raad van 14 november 2022 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in verband met de situatie in Iran (1) nietig te verklaren voor zover de verzoekende partij daarbij is opgenomen in bijlage I bij verordening (EU) nr. 359/2011 van de Raad; |
— |
verordening (EU) nr. 359/2011 van de Raad van 12 april 2011 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in verband met de situatie in Iran (2) (hierna: “verordening nr. 359/2011”) buiten toepassing verklaren voor zover de verzoekende partij daarbij is opgenomen in bijlage I bij verordening (EU) nr. 359/2011 van de Raad; en |
— |
de Raad van de Europese Unie te verwijzen in de kosten van de verzoekende partij; |
Middelen en voornaamste argumenten
Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster drie middelen aan.
1. |
Eerste middel: kennelijk onjuiste beoordeling van de feiten en kennelijk verkeerde toepassing van artikel 263 VWEU en de artikelen 3, leden 1 en 2, en 12, lid 2, van verordening nr. 359/2011. |
2. |
Tweede middel: de Raad heeft in strijd met de artikelen 263 en 296 VWEU en de artikelen 3, leden 1 en 2, en 12, lid 2, van verordening nr. 359/2011 niet voldaan aan zijn verplichting om een (passende) motivering te verstrekken en om redenen te geven die voldoen aan de geldende kwaliteitsnormen (met name wat betreft de objectiviteit van de toegepaste criteria, de verplichting om rekening te houden met de belangen van de verzoekende partij, het evenredige karakter van de besluitvorming, de verplichting om rekening te houden met de belangen van EU-leveranciers, de gelijke behandeling van de verzoekende partij, de eerbiediging van het non–discriminatiebeginsel, het vermijden van willekeur bij de besluitvorming en het vermijden van machtsmisbruik bij de besluitvorming). |
3. |
Derde middel: schending door de Raad, in strijd met de artikelen 296 VWEU en artikel 12, lid 2, van verordening nr. 359/2011, van het recht van verdediging van verzoekster, in het bijzonder van het recht om te worden gehoord en het recht op effectieve rechterlijke toetsing. |