12.11.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 281/23 |
Beroep ingesteld op 10 augustus 2005 –Arko e.a./Commissie
(Zaak T-314/05)
(2005/C 281/44)
Procestaal: Frans
Partijen
Verzoekende partij(en): Eva Arko (Brussel, België) en 28 anderen [vertegenwoordiger(s): S. Rodrigues en A. Jaume, advocaten]
Verwerende partij(en): Commissie van de Europese Gemeenschappen
Conclusies van verzoeker(s)/verzoekster(s)
Primair
— |
nietig te verklaren de door verweerster genomen aanstellingsbesluiten voorzover de rang van verzoekers daarbij is vastgesteld met toepassing van artikel 12, lid 3, van bijlage XIII bij het Statuut en hun salaristrap met toepassing van de sedert 1 mei 2004 geldende bepalingen; |
— |
verweerster te wijzen op de gevolgen van de nietigverklaring van de bestreden besluiten, met name indeling van verzoekers volgens de equivalentietabel van artikel 2, lid 1, van bijlage XIII bij het Statuut met terugwerkende kracht tot op de datum van inwerkingtreding van het aanstellingsbesluit van verzoekers; |
subsidiair
— |
de Commissie te veroordelen tot vergoeding van de schade die verzoekers hebben geleden doordat zij niet vanaf de datum van inwerkingtreding van hun aanstellingsbesluit zijn ingedeeld overeenkomstig artikel 2, lid 1, van bijlage XIII bij het Statuut; |
in elk geval
— |
verweerster te verwijzen in de kosten van de procedure. |
Middelen en voornaamste argumenten
Verzoekers, ambtenaren van de Commissie, stonden op de lijst van geschikte kandidaten van vergelijkende onderzoeken die hadden plaatsgevonden vóór de inwerkingtreding van de wijzigingen van het Statuut op 1 mei 2004. Zij zijn aangeworven na deze datum en ingedeeld in rang en salaristrap volgens het nieuwe Statuut, dat zij minder gunstig vinden. Met het onderhavige beroep komen zij op tegen hun indeling.
Zij stellen dat artikel 12 van bijlage XIII bij het Statuut in casu niet van toepassing is, en subsidiair, dat deze bepaling onwettig is omdat zij verschillende communautaire rechtsbeginselen schendt. In dit verband verwijzen zij allereerst naar het non-discriminatiebeginsel, het gelijkheidsbeginsel en het vrij verkeer van werknemers. Volgens verzoekers zijn deze beginselen geschonden doordat de meeste betrokken ambtenaren onderdanen van de nieuwe lidstaten zijn. Verder zijn zij van mening dat zij zijn gediscrimineerd ten opzichte van de op dezelfde lijst van geschikte kandidaten geplaatste ambtenaren die vóór 1 mei 2004 zijn aangesteld.
In hetzelfde verband stellen verzoekers schending van artikel 31 van het Statuut, volgens hetwelk nieuwe ambtenaren worden aangesteld in de rang en de functiegroep vermeld in de aankondiging van het vergelijkend onderzoek, schending van het vertrouwensbeginsel, het rechtszekerheidsbeginsel, het beginsel van behoorlijk bestuur en het evenredigheidsbeginsel, niet–nakoming van de zorgplicht door de administratie, en misbruik van bevoegdheid.