ISSN 1725-2474

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 120

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

47e jaargang
30 april 2004


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

I   Mededelingen

 

Paritaire Parlementaire Vergadering van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds

 

De zevende bijeenkomst werd gehouden in Addis Abeba (Ethiopië) van 16 tot 19 februari 2004

2004/C 120/1

Notulen van de vergadering van maandag 16 februari 2004

1

Plechtige openingszitting

1

Bijeenkomst van de Paritaire Parlementaire Vergadering

1

Samenstelling van de Paritaire Parlementaire Vergadering

1

Accreditatie van niet-parlementaire vertegenwoordigers

1

Vervangingen

1

Ingekomen stukken

2

Aanneming ontwerpagenda (ACP-UE/3641)

2

Goedkeuring van de notulen van de zesde bijeenkomst van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU (PB C 26 van 29.1.2004)

2

Economische partnerschapsovereenkomsten (EPA's): problemen en perspectieven (ACP-UE/3643/04)

Verslag van de heer Désir en mevrouw Hay-Webster (Jamaica) — commissie economische ontwikkeling, financiën en handel

2

2

Verslag van de heer Désir en mevrouw Hay-Webster (Jamaica) — commissie economische ontwikkeling, financiën en handel

2

Urgent onderwerp 1: Katoen en andere basisproducten: problemen voor de ACS-landen

3

2004/C 120/2

Notulen van de vergadering van dinsdag 17 februari 2004

4

Vervangingen

4

Verklaring van de heer Poul Nielson, lid van de Commissie belast met ontwikkeling en humanitaire hulp, en follow-up door de Commissie van resoluties die tijdens de zesde bijeenkomst van de Paritaire Parlementaire Vergadering (in Rome) zijn aangenomen

4

Vragenuur — Commissie

4

Urgent onderwerp 2: Schade veroorzaakt door orkanen in de Stille Oceaan, de Indische Oceaan en het Caribisch gebied en de noodzaak om bij natuurrampen snel op te treden (ACS-EU 3669/04)

4

Goedkeuring van de notulen van maandag 16 februari 2004

5

Verklaring van de heer Tom Kitt, minister van ontwikkeling en mensenrechten (Ierland), fungerend voorzitter van de EU-Raad

5

Verklaring van de heer Pierre Moussa, minister van planning, ruimtelijke ordening en economische integratie (Republiek Kongo), fungerend voorzitter van de ACS-Raad

5

Vragenuur — Raad

5

Verslag van de heren Klutse (Togo) en Morillon — preventie, oplossing van conflicten en instelling van duurzame vrede — commissie politieke zaken

5

2004/C 120/3

Notulen van de vergadering van woensdag 18 februari 2004

7

Vervangingen

7

Goedkeuring van de notulen van dinsdag 17 februari 2004 (ochtend)

7

Situatie in Haïti

7

Verslag van de heer Betkou (Madagaskar) en mevrouw Scheele: Aan armoede gerelateerde ziekten en reproductieve gezondheid in de ACS-landen in het kader van het negende EOF

7

Regionale integratie in Afrika in het kader van de Afrikaanse Unie en het NEPAD

7

Werkzaamheden van het Centrum voor de ontwikkeling van het bedrijfsleven (COB)

8

2004/C 120/4

Notulen van de vergadering van donderdag 19 februari 2004

9

Vervangingen

9

Goedkeuring van de notulen van dinsdag 17 februari 2004 (middag) en woensdag 18 februari 2004 (middag)

9

Verslag over de VN-Wereldtop over de informatiemaatschappij (Genève, 10-12 december 2003)

9

Beknopte verslagen uit de werkgroepen

9

Vervolg van het debat over het urgente onderwerp: Schade veroorzaakt door orkanen in de Stille Oceaan, de Indische Oceaan en het Caribisch gebied en de noodzaak om bij natuurrampen snel op te treden

9

Stemming over de ontwerpresoluties in de verslagen van de drie commissies en over de ontwerpresoluties inzake urgente onderwerpen

9

Rondvraag

9

Datum en plaats van de achtste bijeenkomst van de Paritaire Parlementaire Vergadering

9

Alfabetische lijst van de leden van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU

10

Presentielijst bijeenkomst van 14 t/m 19 februari 2004 in Addis Abeba

13

Aangenomen Resoluties

16


NL

 


I Mededelingen

Paritaire Parlementaire Vergadering van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds

De zevende bijeenkomst werd gehouden in Addis Abeba (Ethiopië) van 16 tot 19 februari 2004

30.4.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 120/1


ADDIS ABEBA

(Ethiopië)

De zevende bijeenkomst werd gehouden in Addis Abeba (Ethiopië) van 16 tot 19 februari 2004

Notulen van de vergadering van maandag 16 februari 2004

(2004/C 120/01)

(De vergadering wordt om 10.40 uur geopend)

Plechtige openingszitting

De plechtige openingszitting vindt plaats in aanwezigheid van de heer Girma Wolde Giorgis, president van de Federale Democratische Republiek Ethiopië.

De Vergadering wordt toegesproken door de heer Dawit Yohannes, voorzitter van de kamer van volksvertegenwoordigers, de heer Ramdien Sardjoe, covoorzitter van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU, mevrouw Glenys Kinnock, covoorzitter van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU en de heer Meles Zenawi, eerste minister van de Federale Democratische Republiek Ethiopië.

(De vergadering wordt om 11.30 uur geschorst en om 15.20 uur hervat)

VOORZITTER: de heer SARDJOE

Covoorzitter

Bijeenkomst van de Paritaire Parlementaire Vergadering

De covoorzitter heet alle deelnemers welkom.

1.   Samenstelling van de Paritaire Parlementaire Vergadering

De covoorzitter deelt mede dat de lijst van leden van de Paritaire Parlementaire Vergadering, zoals die door de autoriteiten van de ACS-staten en de Voorzitter van het Europees Parlement werd toegestuurd, als bijlage bij de notulen zal worden gevoegd.

2.   Accreditatie van niet-parlementaire vertegenwoordigers

De covoorzitter deelt mede dat de autoriteiten van de ACS-staten een lijst van niet-parlementaire vertegenwoordigers hebben toegestuurd. Overeenkomstig artikel 17, lid 1 van de Partnerschapsovereenkomst en artikel 1 van het Reglement van orde van de Paritaire Parlementaire Vergadering stelt hij voor deze vertegenwoordigers goed te keuren en hun namen als bijlage bij de notulen te voegen.

De Paritaire Parlementaire Vergadering stemt hiermee in.

3.   Vervangingen

De covoorzitter meldt de volgende vervangingen: André-Léonard (vervangt Manders), Bébéar (vervangt Averoff), Boumediene-Thiery (vervangt Lucas), Bremmer (vervangt Gouveia), Bushill-Matthews (vervangt Balfe), Gahler (vervangt Foster), Klass (vervangt Vidal-Quadras Roca), Knolle (vervangt Sudre), McAvan (vervangt McCarthy), Ribeiro (vervangt Vinci), Roure (vervangt Carlotti), Scarbonchi (vervangt Wurtz) en Volcic (vervangt Fava).

4.   Ingekomen stukken

De covoorzitter deelt mede dat de volgende documenten zijn ontvangen:

verslag van de heer Désir en mevrouw Hay-Webster (Jamaica), namens de commissie economische ontwikkeling, financiën en handel, over de economische partnerschapsovereenkomsten (EPA's): problemen en perspectieven (ACP-UE/3643/04),

verslag van de heren Morillon en Kwassi Klutse (Togo), namens de commissie politieke zaken, over preventie, oplossing van conflicten en instelling van duurzame vrede (ACP-UE/3601/04),

verslag van mevrouw Scheele en de heer Aimé-François Betkou (Madagaskar), namens de commissie sociale zaken en milieu, over aan armoede gerelateerde ziekten en reproductieve gezondheid in de ACS-landen in het kader van het negende EOF (ACP-UE/3640/01),

Ontwerpresoluties over urgente onderwerpen (artikel 17 van het reglement).

De covoorzitter stelt de leden op de hoogte van het resultaat van de aanbevelingen van het Bureau en verzoekt de indieners van ontwerpresoluties over hetzelfde onderwerp het eens te worden over een compromistekst.

Urgent onderwerp 1: Katoen en andere basisproducten: problemen voor de ACS-landen

(APP/3661) ingediend door de vertegenwoordigers van Mali, Burkina Faso, Benin en Tsjaad, namens de ACS-groep,

(APP/3662) ingediend door de volgende leden: Khanbhai en Schwaiger, namens de PPE-DE-Fractie, en Flesch, namens de ELDR-Fractie,

(APP/3667) ingediend door de volgende leden: Junker en Kinnock, namens de PSE-Fractie,

(APP/3665) ingediend door de volgende leden: Rod, Lannoye, Maes, Schörling en Isler Béguin, namens de Verts/ALE-Fractie, en Sylla, Ribeiro, Sjöstedt en Scarbonchi, namens de GUE/NGL-Fractie.

Urgent onderwerp 2: Schade veroorzaakt door orkanen in de Stille Oceaan, de Indische Oceaan en het Caribisch gebied en de noodzaak om bij natuurrampen snel op te treden

(APP/3663) ingediend door de vertegenwoordigers van de Cookeilanden, Fiji, Niue, Samoa en Tonga,

(APP/3664) ingediend door de volgende leden: Wijkman, Lulling, Corrie en Wieland, namens de PPE-DE-Fractie, Junker, namens de PSE-Fractie, en van den Bos, Flesch, Sanders-ten Holte en André-Léonard, namens de ELDR-Fractie,

(APP/3666) ingediend door de volgende leden: Schörling, Isler Béguin, Rod, Maes en Boumediene-Thiery, namens de Verts/ALE-Fractie.

5.   Aanneming ontwerpagenda (ACP-UE/3641)

Sprekers: Sardjoe, covoorzitter, Arouna (Niger), Faure (Seychellen), Imbarcaouane (Mali) en Nickel (co-secretaris-generaal EU).

Uiterste termijn voor de indiening van amendementen:

voor ontwerpresoluties in door de vaste commissies opgestelde verslagen: maandag 16 februari om 18.00 uur,

voor voorstellen inzake compromisresoluties waarover moet worden gestemd: dinsdag 17 februari om 15.00 uur.

De ontwerpagenda wordt aangenomen in de vorm die uit deze notulen blijkt.

6.   Goedkeuring van de notulen van de zesde bijeenkomst van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU (PB C 26 van 29.1.2004)

Spreker: Bowis.

De notulen worden goedgekeurd.

VOORZITTER: Mevrouw KINNOCK

Covoorzitter

7.   Economische partnerschapsovereenkomsten (EPA's): problemen en perspectieven (ACP-UE/3643/04)

Verslag van de heer Désir en mevrouw Hay-Webster (Jamaica) — commissie economische ontwikkeling, financiën en handel

De heer Désir en mevrouw Hay-Webster lichten hun verslag toe.

Verklaringen:

de heer Pascal Lamy, lid van de Commissie bevoegd voor buitenlandse handel,

de heer Jayen Cuttaree, minister van buitenlandse zaken, internationale handel en regionale samenwerking (Mauritius), namens de ACS-groep.

Sprekers: Schwaiger, Davies (Zuid-Afrika), Kamotho (Kenia), Howitt, Mporogomyi (Tanzania), Rod, Matongo (Zambia), Ribeiro, Metsing (Lesotho), Faure (Seychellen), Souchet, Imbarcouane (Mali), Beda (Sudan), Khanbhai, Conteh (Sierra Leone), Junker, Touray (Gambia), Goebbels, François (Saint Lucia), Dawaleh (Djibouti) en Gunness (Mauritius).

De heer Sukhdev Sharma, lid van het Economisch en Sociaal Comité van de Europese Gemeenschappen, voert het woord.

De heren Lamy en Cuttaree nemen deel aan het debat.

Mevrouw Hay-Webster en de heer Désir sluiten het debat.

VOORZITTER: de heer SARDJOE

Covoorzitter

8.   Urgent onderwerp 1: Katoen en andere basisproducten: problemen voor de ACS-landen

De covoorzitter geeft het woord aan commissaris Lamy voor een verklaring over het urgent onderwerp.

Sprekers: Khanbhai, Imbarcaouane (Mali), Natchaba (Togo), Akpovi (Benin), Junker, Tapsoba (Burkina Faso), Rod, Ramotar (Guyana) en Jana (Malawi).

VOORZITTER: de heer PRESCOD

Ondervoorzitter

Sprekers: Gahler, François (Saint Lucia), van den Berg, Straker (Saint Vincent en de Grenadines), Howitt, Prins Guduza (Swaziland), Kamuntu (Oeganda) en Mporogomyi (Tanzania).

(De vergadering wordt om 19.14 uur gesloten)

Ramdien SARDJOE en Glenys KINNOCK

Co-voorzitters

Jean-Robert GOULONGANA en Dietmar NICKEL

Co-secretarissen-generaal


30.4.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 120/4


NOTULEN VAN DE VERGADERING VAN DINSDAG 17 FEBRUARI 2004

(2004/C 120/02)

(De vergadering wordt om 09.15 uur geopend)

VOORZITTER: mevrouw KINNOCK

Covoorzitter

1.   Vervangingen

De covoorzitter meldt de volgende vervangingen: André-Léonard (vervangt Manders), Bébéar (vervangt Averoff), Boumediene-Thiery (vervangt Lucas), Bremmer (vervangt Gouveia), Bushill-Matthews (vervangt Balfe), Gahler (vervangt Foster), Klass (vervangt Vidal-Quadras Roca), Knolle (vervangt Sudre), McAvan (vervangt McCarthy), Ribeiro (vervangt Vinci), Roure (vervangt Carlotti) en Scarbonchi (vervangt Wurtz).

2.   Verklaring van de heer Poul Nielson, lid van de Commissie belast met ontwikkeling en humanitaire hulp, en follow-up door de Commissie van resoluties die tijdens de zesde bijeenkomst van de Paritaire Parlementaire Vergadering (in Rome) zijn aangenomen

De covoorzitter meldt dat het Bureau bevestigd heeft dat elke vaste commissie bevoegd is om na te gaan hoe het staat met de follow-up van de aangenomen resoluties — niet alleen van de laatste bijeenkomst maar ook van de vorige — en dat het op de agenda van alle volgende bijeenkomsten een punt terzake zal opnemen.

De heer Nielson is verheugd over de vooruitgang die dankzij de grondwet van de Afrikaanse Unie is gerealiseerd en legt een verklaring af over de stand van zaken betreffende de ontwikkelingssamenwerking uit hoofde van het EOF. Hij illustreert tevens de follow-up door de Commissie van de resoluties die tijdens de zesde bijeenkomst van de Paritaire Parlementaire Vergadering (in Rome) zijn aangenomen — follow-up die is vermeld in het eerder verspreide document (APP/3658).

3.   Vragenuur — Commissie

Er werden twaalf vragen gesteld aan de Commissie, die schriftelijk heeft geantwoord.

De heer Nielson beantwoordt de volgende, bijkomende vragen:

Vraag nr. 2 van mevrouw Sandbaek over de impact van het beleid van Mexico,

Vraag nr. 3 van de heer Bowis over epilepsie,

Vraag nr. 10 van de heer Khanbhai over het ontwikkelingsbeleid van de EU,

Vraag nr. 1 van de heer van den Berg over „Publish what you pay”,

Vraag nr. 5 van mevrouw Sauquillo Pérez del Arco over de samenwerking tussen Europa en de landen van herkomst van immigranten,

Vraag nr. 6 van de heer van den Bos over de interreligieuze dialoog,

Vraag nr. 9 van de heer Martínez Martínez over de betrekkingen tussen de EU en Cuba,

Vraag nr. 4 van de heer Rod over de toegang tot geneesmiddelen.

De volgende bijkomende vragen worden ingetrokken:

Vraag nr. 12 van de heer Imbarcaouane (Mali) over het EOF,

Vraag nr. 11 van mevrouw Roure over de toegang tot water in de ACS-landen.

De indieners van de vragen nr. 7 en 8 zijn niet aanwezig.

Sprekers: Osei-Prempeh (Ghana), Touray (Gambia), Theorin, Ramotar (Guyana), Nielson (lid van de Commissie), Wijkman, Metsing (Lesotho), Polanco (1) (waarnemer, Cuba), Boumediene-Thiery, Faure (Seychellen), Davies (Zuid-Afrika), Arnaoud (Djibouti), Beda (Sudan), Bowis, Mporogomyi (Tanzania), Scarbonchi, Conteh (Sierra Leone), Natchaba (Togo), Kangai (Zimbabwe), France (Namibië), Polisi (Rwanda), Martens, Rwabita (Oeganda), Sylla en Lesrima (Kenia).

De covoorzitter dankt de heer Nielson voor zijn inzet, zijn beschikbaarheid en zijn goede samenwerking met de Vergadering.

4.   Urgent onderwerp 2: Schade veroorzaakt door orkanen in de Stille Oceaan, de Indische Oceaan en het Caribisch gebied en de noodzaak om bij natuurrampen snel op te treden (ACS-EU 3669/04)

Sprekers: Taufitu (Niue), Taio (Cookeilanden), Wijkman, Nabuka (Fiji), Bullen (Dominica), Junker, Gunness (Mauritius), Isler Béguin, Razoarimihaja (Madagaskar), Sjöstedt, Sanga (Salomonseilanden) en Malin (vertegenwoordiger van de Commissie).

De covoorzitter meldt dat er nog 12 namen op de sprekerslijst staan. Als de tijd het toelaat, zal het debat later worden voortgezet.

(De vergadering wordt om 13.10 uur geschorst en om 15.17 uur hervat)

VOORZITTER: de heer SARDJOE

Covoorzitter

5.   Goedkeuring van de notulen van maandag 16 februari 2004

De notulen worden goedgekeurd.

6.   Verklaring van de heer Tom Kitt, minister van ontwikkeling en mensenrechten (Ierland), fungerend voorzitter van de EU-Raad

De heer Kitt legt een verklaring af over het ontwikkelingsbeleid van de EU en over de punten die op de agenda van de Paritaire Parlementaire Vergadering staan.

7.   Verklaring van de heer Pierre Moussa, minister van planning, ruimtelijke ordening en economische integratie (Republiek Kongo), fungerend voorzitter van de ACS-Raad

De heer Moussa behandelt de kwesties die momenteel belangrijk zijn in de betrekkingen tussen de ACS-landen en de EU.

8.   Vragenuur — Raad

Aan de Raad van ministers van de ACS worden vier vragen gesteld.

De heer Moussa beantwoordt de vragen en ook de volgende bijkomende vragen:

Vraag nr. 1 van mevrouw Schörling over de invoering van genetisch gewijzigde gewassen in Afrika,

Vraag nr. 2 van mevrouw Isler Béguin over uraniummijnen,

Vraag nr. 4 van mevrouw Isler Béguin over Cuba,

Vraag nr. 19 van de heer Imbarcaouane (Mali) over de preventie en oplossing van conflicten in Afrika.

Aan de Raad van ministers van de Europese Unie worden veertien vragen gesteld.

De heer Kitt beantwoordt de vragen en ook de volgende bijkomende vragen:

Vraag nr. 13 van de heer van den Bos over de spanning tussen Ethiopië en Eritrea,

Vraag nr. 14 van mevrouw Sauquillo Pérez del Arco over de democratisering en de regionale samenwerking in centraal Afrika,

Vraag nr. 16 van de heer van den Berg over het VN-rapport over de Democratische Republiek Congo,

Vraag nr. 17 van de heer Faure (Seychellen) over verminderde douanerechten op de invoer van tonijn,

Vraag nr. 18 van de heer Imbarcaouane (Mali) over katoen,

Vraag nr. 7 van mevrouw Schörling over de buitenlandse schuld,

Vraag nr. 8 van de heer Martinez Martinez over de handel in zware en lichte wapens,

Vraag nr. 9 van mevrouw Maes over de gedragscode voor de uitvoer van wapens,

Vraag nr. 11 van mevrouw Isler Béguin over uranium,

Vraag nr. 12 van mevrouw Roure over de uitwijzing van illegale vreemdelingen.

De volgende bijkomende vraag wordt ingetrokken:

Vraag nr. 9 van mevrouw Scheele (vervangt mevrouw Sandbaek) over de aanstelling van een ambassadeur van de Europese Unie voor de strijd tegen HIV/aids.

De indieners van de vragen nr. 5, 6 en 15 zijn niet aanwezig.

9.   Verslag van de heren Klutse (Togo) en Morillon — preventie, oplossing van conflicten en instelling van duurzame vrede — commissie politieke zaken

De covoorzitter is verheugd over de positieve reacties op en de follow-up van het eerste verslag van de commissie politieke zaken over de rechten van kinderen en met name van kindsoldaten.

De heren Klutse (Togo) en Bébéar (vervangt de heer Morillon) lichten hun verslag toe.

De heer Saïd Djinnit, lid van de Commissie van de Afrikaanse Unie bevoegd voor vrede, veiligheid en politieke zaken, legt een verklaring af.

De heer Khanbhai merkt in verband met de procedure op dat het gebruikelijk is dat de Raad ACS-EU de vragen van de Vergadering beantwoordt, en citeert een vraag over de Republiek Congo die hij aan de voorzitter van de ACS-Raad zou willen stellen.

De covoorzitter antwoordt dat, overeenkomstig artikel 20 van het reglement, bijkomende vragen aan de Raad ACS-EU enkel kunnen worden gesteld door schriftelijke vragen in te dienen, en dat de vragen van de Vergadering enkel in aanmerking kunnen worden genomen als de tijd dit toelaat, wat niet het geval is.

Het debat over het verslag van de heren Klutse en Morillon wordt voortgezet.

Sprekers: Osei-Prempeh (Ghana), Khanbhai, Touray (Gambia), De Sousa (Angola), Amon-Ago (Ivoorkust), Nahimana (Burundi), Theorin, van den Bos, Bawa Bwari (Nigeria), Maes, Sithole (Mozambique), Imbarcaouane (Mali), Djinnit (Commissie van de Afrikaanse Unie), Natchaba (Togo), Junker, Sauquillo Pérez del Arco, Sylla, McAvan, Kamuntu (Oeganda), Matongo (Zambia), Samba (Salomonseilanden), Onusumba (Democratische Republiek Congo), Mporogomyi (Tanzania) en Kangai (Zimbabwe).

De heren Klutse en Bébéar reageren op de interventies van de sprekers.

De covoorzitter meldt dat het debat over Haïti morgenmiddag aan het begin van de vergadering zal plaatsvinden.

(De vergadering wordt om 19.17 uur gesloten)

Ramdien SARDJOE en Glenys KINNOCK

Co-voorzitters

Jean-Robert GOULONGANA en Dietmar NICKEL

Co-secretarissen-generaal


(1)  De heer Polanco heeft na instemming van de Vergadering het woord gekregen overeenkomstig artikel 4, lid 4 van het reglement.


30.4.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 120/7


NOTULEN VAN DE VERGADERING VAN WOENSDAG 18 FEBRUARI 2004

(2004/C 120/03)

(De vergadering wordt om 15.15 uur geopend)

VOORZITTER: de heer Ramdien SARDJOE

Covoorzitter

De heer Bounkoulou (Republiek Congo) haalt een procedurepunt aan, met name dat de interventie van de heer Khanbhai over de Republiek Congo in het persverslag is opgenomen. Hij vraagt dat zijn interventie in het persverslag van deze vergadering wordt opgenomen.

1.   Vervangingen

De covoorzitter meldt de volgende vervangingen: André-Léonard (vervangt Manders), Bébéar (vervangt Averoff), Boumediene-Thiery (vervangt Lucas), Bremmer (vervangt Gouveia), Bushill-Matthews (vervangt Balfe), Gahler (vervangt Foster), Klass (vervangt Vidal-Quadras Roca), Knolle (vervangt Sudre), McAvan (vervangt McCarthy), Pomés Ruiz (vervangt Ayuso González), Ribeiro (vervangt Vinci), Roure (vervangt Carlotti) en Scarbonchi (vervangt Wurtz).

2.   Goedkeuring van de notulen van dinsdag 17 februari 2004 (ochtend)

De voorzitter vraagt de leden of zij wijzigingen willen aanbrengen aan de notulen. Daar er geen wijzigingen zijn, worden de notulen goedgekeurd.

3.   Situatie in Haïti

De voorzitter geeft het woord aan de heer Straker, vice-premier van Saint Vincent en de Grenadines en fungerend voorzitter van de CARICOM-Raad, voor een verklaring namens het Caribisch gebied over de situatie in Haïti.

Sprekers: Khanbhai, Ramotar (Guyana), Junker, Hay-Webster (Jamaica), André-Léonard, Sauquillo Pérez del Arco, Schörling, Jean-Pierre (Haïti) en Malin (Europese Commissie).

De heer Straker (CARICOM) stelt de voorzitter een vraag over zijn spreekrecht overeenkomstig het reglement, dat volgens hem twee minuten bedraagt. De voorzitter verleent de heer Straker anderhalve minuut spreektijd.

4.   Verslag van de heer Betkou (Madagaskar) en mevrouw Scheele: Aan armoede gerelateerde ziekten en reproductieve gezondheid in de ACS-landen in het kader van het negende EOF

De voorzitter geeft het woord aan mevrouw Scheele, co-rapporteur, die het verslag toelicht.

Er wordt een video over reproductieve gezondheid getoond.

De voorzitter geeft het woord aan de heer Fanjava (Madagaskar), die de afwezige co-rapporteur Betkou vertegenwoordigt.

Sprekers: de heer Thoraya Ahmed Obaid, uitvoerend directeur van het VN-Bevolkingsfonds, en de heer W. Sinding, directeur-generaal van de Internationale federatie voor gezinsplanning.

VOORZITTER: Dr. DAVIES (Zuid-Afrika)

Ondervoorzitter

Sprekers: Sithole (Mozambique), Wijkman, Metsing (Lesotho), Junker, Touray (Gambia), Schörling, Ramotar (Guyana), Sandbaek, Arouna (Niger), Martens, Faure (Seychellen), Mgaya ter vervanging van Mporogomyi (Tanzania), Kiraso (Oeganda) en Sjöstedt.

De Commissie spreekt zich over het onderwerp uit.

De co-rapporteurs reageren op de interventies van de sprekers.

5.   Regionale integratie in Afrika in het kader van de Afrikaanse Unie en het NEPAD

De heer Patrick Kayumba Mazimhaka, ondervoorzitter van de Commissie van de Afrikaanse Unie, brengt verslag uit over de acties inzake regionale integratie binnen de Afrikaanse Unie en het NEPAD en dankt de Europese Unie voor de verleende steun.

Sprekers: Bébéar, Bawa Bwari (Nigeria) en Metsing (Lesotho).

Ondervoorzitter Mazimhaka reageert op de interventies van de sprekers.

VOORZITTER: M. YA FRANCE (Namibië)

Ondervoorzitter

6.   Werkzaamheden van het Centrum voor de ontwikkeling van het bedrijfsleven (COB)

De voorzitter verzoekt de heer Matos Rosa, directeur van het Centrum voor de ontwikkeling van het bedrijfsleven (COB), de Vergadering toe te spreken.

De heer Matos Rosa brengt verslag uit over de werkzaamheden van het Centrum en betreurt dat de middelen in het licht van de vele verzoeken beperkt zijn.

Sprekers: Arnaoud (Djibouti), Schörling, Khanbhai, Theorin, Bawa Bwari (Nigeria) en de heer Matos Rosa.

(De vergadering wordt om 18.40 uur gesloten)

Ramdien SARDJOE en Glenys KINNOCK

Co-voorzitters

Jean-Robert GOULONGANA en Dietmar NICKEL

Co-secretarissen-generaal


30.4.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 120/9


NOTULEN VAN DE VERGADERING VAN DONDERDAG 19 FEBRUARI 2004

(2004/C 120/04)

(De vergadering wordt om 11.00 uur geopend)

VOORZITTER: mevrouw Glenys KINNOCK

Covoorzitter

1.   Vervangingen

De covoorzitter meldt de volgende vervangingen: Bébéar (vervangt Averoff), Boumediene-Thiery (vervangt Lucas), Bremmer (vervangt Gouveia), Bushill-Matthews (vervangt Balfe), Gahler (vervangt Foster), García-Margallo y Marfil (vervangt Musotto), Klass (vervangt Vidal-Quadras Roca), Knolle (vervangt Sudre), McAvan (vervangt McCarthy), Ribeiro (vervangt Vinci), Roure (vervangt Carlotti) en Scarbonchi (vervangt Wurtz).

2.   Goedkeuring van de notulen van dinsdag 17 februari 2004 (middag) en woensdag 18 februari 2004 (middag)

De notulen worden goedgekeurd.

3.   Verslag over de VN-Wereldtop over de informatiemaatschappij (Genève, 10-12 december 2003)

Mevrouw Junker houdt een presentatie over dit onderwerp.

Sprekers: Wijkman, Kamestou (Kenia), van den Berg, Boureïma (Niger), Khanbhai, Kamuntu (Oeganda) en Junker.

4.   Beknopte verslagen uit de werkgroepen

Mevrouw Marieke Sanders-ten Holte over voedselveiligheid in de Hoorn van Afrika.

De heer Joseph Ndayisaba (Burundi) over gezondheid en onderwijs in de Hoorn van Afrika.

De heer Simeon Lesrima (Kenia) over de ontwikkeling van de particuliere sector in Ethiopië.

Sprekers: Sanders-ten Holte, Ndayisoba (Burundi), Lesrima (Kenia) en Lulling.

5.   Vervolg van het debat over het urgente onderwerp: Schade veroorzaakt door orkanen in de Stille Oceaan, de Indische Oceaan en het Caribisch gebied en de noodzaak om bij natuurrampen snel op te treden

Sprekers: Safuneitunga (Samoa), Howitt, Sithole (Mozambique) en Malin (Europese Commissie).

6.   Stemming over de ontwerpresoluties in de verslagen van de drie commissies en over de ontwerpresoluties inzake urgente onderwerpen

Sprekers: Khanbhai, Callanan, Imbarcaouane (Mali) en Rod.

APP/3643 over Economische partnerschapsovereenkomsten (EPA's): problemen en perspectieven: aangenomen met dertien amendementen

APP/3601 over preventie en oplossing van conflicten en instelling van duurzame vrede: met algemene stemmen aangenomen met achttien amendementen

APP/3640 over aan armoede gerelateerde ziekten en reproductieve gezondheid in de ACS-landen in het kader van het negende EOF: aangenomen met acht amendementen

APP/3668 over katoen en andere basisproducten: problemen voor de ACS-landen: met algemene stemmen aangenomen met zeventien amendementen

APP/3669/COMP over schade veroorzaakt door orkanen in de Stille Oceaan, de Indische Oceaan en het Caribisch gebied en de noodzaak om bij natuurrampen snel op te treden: met algemene stemmen aangenomen met drie amendementen

7.   Rondvraag

De covoorzitter merkt op dat dit de laatste bijeenkomst van de Paritaire Parlementaire Vergadering is die door ere-covoorzitter John Corrie wordt bijgewoond. Ze dankt hem voor zijn werk en wenst hem namens de Vergadering het beste toe.

Sprekers: Straker (Saint Vincent en de Grenadines), Kinnock, Sardjoe (covoorzitter) en Corrie (covoorzitter).

8.   Datum en plaats van de achtste bijeenkomst van de Paritaire Parlementaire Vergadering

De achtste bijeenkomst van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU zal plaatsvinden in Den Haag (Nederland) van 22 t/m 25 november 2004.

(De vergadering wordt om 12.00 uur gesloten)

Ramdien SARDJOE en Glenys KINNOCK

Co-voorzitters

Jean-Robert GOULONGANA en Dietmar NICKEL

Co-secretarissen-generaal


BIJLAGE I

ALFABETISCHE LIJST VAN DE LEDEN VAN DE PARITAIRE PARLEMENTAIRE VERGADERING ACS-EU

ACS-vertegenwoordigers

EP-vertegenwoordigers

SARDJOE (SURINAME), covoorzitter

KINNOCK, covoorzitter

ZUID-AFRIKA, OV

CORNILLET, OV

BARBADOS, OV

JUNKER, OV

CONGO, OV

SCHWAIGER, OV

DJIBOUTI, OV

MARTINEZ MARTINEZ, OV

FIJI, OV

FERRER, OV

GABON, OV

CARLOTTI, OV

NAMIBIË, OV

CORRIE, OV

OEGANDA, OV

BUSK, OV

SAINT LUCIA, OV

BRIENZA, OV

SALOMONSEILANDEN, OV

ROD, OV

SIERRA LEONE, OV

THEORIN, OV

TOGO, OV

SYLLA, OV

ANGOLA

ANDREWS

ANTIGUA EN BARBUDA

AVEROFF

BAHAMA'S

AYUSO GONZALEZ

BELIZE

BALFE

BENIN

BEREND

BOTSWANA

van den BERG

BURKINA FASO

van den BOS

BURUNDI

BOWIS

KAMEROEN

BULLMANN

KAAPVERDIË

CALLANAN

CENTRAAL-AFRIKAANSE REPUBLIEK

COÛTEAUX

COMOREN

DESIR

CONGO, (DEMOCRATISCHE REPUBLIEK)

DYBKJÆR

COOKEILANDEN

FAVA

IVOORKUST

FERNANDEZ MARTIN

DOMINICAANSE REPUBLIEK

FLESCH

DOMINICA

FOSTER

ERITHREA

FRUTEAU

ETHIOPIË

GEMELLI

GAMBIA

GHILARDOTTI

GHANA

GLASE

GRENADA

GOEBBELS

GUINEE

GOUVEIA

GUINEE-BISSAU

HAUG

EQUATORIAAL-GUINEA

HOWITT

GUYANA

ISLER BEGUIN

HAÏTI

KARAMANOU

JAMAICA

KEPPELHOFF-WIECHERT

KENIA

KHANBHAI

KIRIBATI

LANNOYE

LESOTHO

LUCAS

LIBERIA

LULLING

MADAGASKAR

McCARTHY

MALAWI

MAES

MALI

MANDERS

MARSHALLEILANDEN (REPUBLIEK DER)

MARTENS

MAURITIUS

MAURO

MAURITANIË

MENDILUCE PEREIRO

MICRONESIA (FEDERALE STATEN VAN)

MENENDEZ del VALLE

MOZAMBIQUE

MIRANDA

NAURU (REPUBLIEK)

MORILLON

NIGER

MUSOTTO

NIGERIA

PANNELLA

NIUE

RIBEIRO E CASTRO

PALAU

SANDBAEK

PAPOEA NIEUW GUINEA

SANDERS-TEN HOLTE

RWANDA

SAUQUILLO PEREZ DEL ARCO

SAINT KITTS EN NEVIS

SCHEELE

SAINT VINCENT EN DE GRENADINES

SCHNELLHARDT

SAMOA

SCHÖRLING

SAO TOMÉ EN PRINCIPE

SJÖSTEDT

SENEGAL

SOUCHET

SEYCHELLEN

SPERONI

SOMALIË

SUDRE

SUDAN

TORRES MARQUES

SWAZILAND

VAIRINHOS

TANZANIA

VALENCIANO MARTINEZ-OROZCO

TSJAAD

VAN HECKE

TONGA

VIDAL-QUADRAS ROCA

TRINIDAD EN TOBAGO

VINCI

TUVALU

WIELAND

VANUATU

WIJKMAN

ZAMBIA

WURTZ

ZIMBABWE

ZIMMERLING

Commissie Politieke Zaken

ACS-leden

Europese leden

JEAN-PIERRE (HAÏTI), covoorzitter

SCHWAIGER, covoorzitter

FIJI, OV

MARTINEZ MARTINEZ, OV

BURUNDI, OV

VAN DEN BOS, OV

ANGOLA

BRIENZA

ANTIGUA EN BARBUDA

CALLANAN

BELIZE

CARLOTTI

BENIN

DYBKJÆR

COOKEILANDEN

FAVA

DJIBOUTI

FERNANDEZ MARTIN

GRENADA

GEMELLI

GUINEE

JUNKER

EQUATORIAAL GUINEA

KARAMANOU

GUYANA

MAES

LIBERIA

MAURO

MAURITANIË

MORILLON

NAMIBIË

MUSOTTO

NIGERIA

RIBEIRO E CASTRO

NIUE

ROD

OEGANDA

SAUQUILLO PEREZ DEL ARCO

PAPOEA NIEUW GUINEA

SYLLA

CENTRAAL-AFRIKAANSE REPUBLIEK

THEORIN

SUDAN

VAN DEN BERG

SURINAME

VAN HECKE

TOGO

VIDAL-QUADRAS ROCA

TUVALU

VINCI

ZIMBABWE

WIELAND

Commissie Economische Ontwikkeling, Financiën en Handel

ACS-leden

Europese leden

LEBOKA (REPUBLIEK CONGO), covoorzitter

HOWITT, covoorzitter

MALI, OV

KHANBHAI, OV

JAMAICA, OV

ZIMMERLING, OV

ZUID-AFRIKA

AVEROFF

BOTSWANA

BULLMANN

KAMEROEN

CORNILLET

CONGO (DEMOCRATISCHE REPUBLIEK)

CORRIE

IVOORKUST

COUTEAUX

DOMINICA

DESIR

ERITREA

FERRER

ETHIOPIË

FLESCH

GABON

FOSTER

GHANA

FRUTEAU

KENIA

GHILARDOTTI

MAURITIUS

GOEBBELS

MICRONESIA (FEDERALE STATEN VAN)

GOUVEIA

PALAU

KINNOCK

SAINT LUCIA

LANNOYE

SAMOA

LUCAS

SENEGAL

LULLING

SIERRA LEONE

MANDERS

SWAZILAND

MIRANDA

TANZANIA

SANDBÆK

TONGA

SOUCHET

TRINIDAD EN TOBAGO

SUDRE

ZAMBIA

TORRES MARQUES

Commissie Sociale Zaken en Milieu

ACS-leden

Europese leden

MOTHEJOA METSING (LESOTHO), covoorzitter

WIJKMAN, covoorzitter

RWANDA

SCHEELE, OV

NIGER

SCHÖRLING, OV

BAHAMA'S

ANDREWS

BARBADOS

AYUSO GONZALEZ

BURKINA FASO

BALFE

KAAPVERDIË

BEREND

COMOREN

BOWIS

GAMBIA

BUSK

GUINEE-BISSAU

GLASE

KIRIBATI

HAUG

MADAGASKAR

ISLER BEGUIN

MALAWI

KEPPELHOFF-WIECHERT

MARSHALLEILANDEN (REPUBLIEK DER)

MARTENS

MOZAMBIQUE

McCARTHY

NAURU

MENDILUCE PEREIRO

DOMINICAANSE REPUBLIEK

MENENDEZ DEL VALLE

SAINT KITTS EN NEVIS

PANNELLA

SAINT VINCENT EN DE GRENADINES

SANDERS-TEN HOLTE

SALOMONSEILANDEN

SCHNELLHARDT

SAO TOMÉ EN PRINCIPE

SJÖSTEDT

SEYCHELLEN

SPERONI

SOMALIË

VAIRINHOS

TSJAAD

VALENCIANO MARTINEZ-OROZCO

VANUATU

WURTZ


BIJLAGE II

PRESENTIELIJST BIJEENKOMST VAN 14 T/M 19 FEBRUARI 2004 IN ADDIS ABEBA

SARDJOE (Suriname), covoorzitter

KINNOCK, covoorzitter

DAVIES (Zuid-Afrika, OV)

ANDRE-LEONARD (vervangt MANDERS)  (1)  (2)  (3)

DE SOUSA (Angola)

BEBEAR (vervangt AVEROFF)

PRESCOD (Barbados, OV)

BEREND  (2)  (3)  (4)

AKPOVI (Benin)

van den BERG

MASALILA (Botswana)

VAN DEN BOS

TAPSOBA (Burkina Faso)

BOUMEDIENE-THIERY (vervangt LUCAS)

NAHIMANA (Burundi)

BOWIS

NYASSA (Kameroen)

BREMMER (vervangt GOUVEIA)

FERREIRA QUERIDO (Kaapverdië)

BULLMANN

THYSTERE-TCHICAYA (Congo, OV)

BUSHILL-MATTHEWS (vervangt BALFE)

ONUSUMBA YEMBA (Congo, (Democratische Republiek))

CALLANAN

TAPI TAIO (Cookeilanden)

CORRIE, OV

AMON AGO (Ivoorkust)

DESIR  (1)

ARNAOUD (Djibouti, OV)

FERNANDEZ MARTIN  (2)  (3)  (4)

BULLEN (Dominica)

FLESCH

YOHANNES (Ethiopië)

GAHLER (vervangt FOSTER)

NABUKA (Fiji, OV)

GARCIA MARGALLO (vervangt MUSOTTO)  (4)

MAKONGO (Gabon, OV)

GLASE

TOURAY (Gambia)

GOEBBELS  (1)  (2)  (3)

OSEI-PREMPEH (Ghana)

HOWITT

BARRY (Guinee)

ISLER BEGUIN

NGUEMA OWONO (Equatoriaal Guinea)

JUNKER, OV

RAMOTAR (Guyana)

KEPPELHOFF-WIECHERT

JEAN-PIERRE (Haïti)

KHANBHAI

HAY-WEBSTER (Jamaica)

KLASS (vervangt VIDAL-QUADRAS ROCA)

KAMOTHO (Kenia)

KNOLLE (vervangt SUDRE)

METSING (Lesotho)

LULLING

REFENO (Madagaskar)

McAVAN (vervangt McCARTHY)

JANA (Malawi)  (5)

MAES

IMBARCAOUANE (Mali)

MARTENS

GUNNESS (Mauritius)

MARTINEZ MARTINEZ, OV

OULD GUELAYE (Mauritanië)

POMES RUIZ (vervangt AYUSO GONZÁLEZ)  (3)

SITHOLE (Mozambique)

RIBEIRO (vervangt VINCI)

YA FRANCE (Namibië, OV)

ROD, OV

DION TAUFITOU (Nauru)

ROURE (vervangt CARLOTTI)

AROUNA MOUNKEILA (Niger)

SANDBAEK

BAWA BWARI (Nigeria)

SANDERS-TEN HOLTE

TAUFITU (Niue)

SAUQUILLO PEREZ DEL ARCO

KAMUNTU (Oeganda, OV)

SCARBONCHI (vervangt WURTZ)

ANGGO (Papoea Nieuw Guinea)

SCHEELE

POLISI (Rwanda)

SCHNELLHARDT  (2)  (3)

THOMAS (Saint Kitts en Nevis)  (5)

SCHÖRLING

STRAKER (Saint Vincent en de Grenadines)

SCHWAIGER, OV

FRANCOIS (Saint Lucia, OV)

SJÖSTEDT  (2)  (3)

SAFUNIETUUGA (Samoa)

SOUCHET

SACRAMENTO DIOGO (São Tomé en Príncipe)

SPERONI

SOW (Senegal)

SYLLA, OV

FAURE (Seychellen)

THEORIN, OV

CONTEH (Sierra Leone, OV)

VOLCIC (vervangt FAVA)  (1)

SANGA (Salomonseilanden)

WIELAND  (2)  (3)  (4)

BEDA (Sudan)

WIJKMAN

DLAMINI (Swaziland)

ZIMMERLING

MPOROGOMYI (Tanzania)

 

NATCHABA (Togo, OV)

 

BEREAUX (Trinidad en Tobago)

 

MATONGO (Zambia)

 

KANGAI (Zimbabwe)

 

Waarnemers:

Cuba: POLANCO

Eveneens aanwezig:

ZUID-AFRIKA

 

EGLIN

 

MASIZA

 

PELLE

 

TSHEOLE

ANGOLA

 

ALEXANDRE

 

CALITAS

 

LOPES

 

DOS SANTOS

 

VALENTE

BARBADOS

 

HUMPHREY

BENIN

 

NUAGOVI

 

HINVI

BOTSWANA

 

GEORGE

BURKINA FASO

 

KERE

 

LANKOANDE

 

NIKIEMA

BURUNDI

 

BANKINYAKAMWE

 

NDAYISABA

 

NIYUHIRE

KAMEROEN

 

AWUDU MBAYA

 

BAH OUMAROU

 

DANATA

CONGO

 

BOUNKOULOU

 

DIMI

 

LEKOBA

 

LOUBOTA

 

G. OBA-APOUNOU

 

OPIMBAT

 

OBIA

IVOORKUST

 

BLEU VOUA

DJIBOUTI

 

DATO

 

DAWALEH

 

MAHAMOUD IBRAHIM

 

YOUSSOUF

ETHIOPIË

 

ANMUT

 

BEYENE

 

GESSESSE

 

OLANGO

 

TADDESE

FIJI

 

MATAITOGA

GABON

 

NDONG NGOUA

GHANA

 

AMPORFUL

 

AWIAGA

 

WUDU

EQUATORIAAL GUINEA

 

MBA BELA

 

MOICHE

 

MOCONG ONGUENE

 

NKA OBIANG

HAÏTI

 

MYRTIC

KENIA

 

KAHENDE

 

LESRIMA

LESOTHO

 

MATLANYANE

 

RAMMOMENG

MADAGASKAR

 

RAZOARIMIHAJA

 

BERIZIKI

MALI

 

Imbarcaouane

MAURITIUS

 

GUNESSEE

NAMIBIË

 

KATJAVIVI

 

LISWANISO

NIGER

 

ABDOURHAMANE

 

ASSA

 

BALARABE

 

BOUREIMA

NIGERIA

 

GANA

 

OYEDE

OEGANDA

 

MWANDHA

 

RWABITA

 

WONEKHA

RWANDA

 

AYINKAMIYE

 

KAYITANA

 

SOMAYIRE

SALOMONSEILANDEN

 

TEAVA

 

SISILO

SUDAN

 

ABU ASHAWA

 

BADRI

 

MAKUR

 

MALUIT

 

MUSTAFA

 

YOUSIF

SURINAME

 

HIWAT

 

KRUISLAND

 

SITAL

SWAZILAND

 

A. DLAMINI

 

M. DLAMINI

TANZANIA

 

MLAY

TOGO

 

ATI ATCHA

 

KORGA

 

KLUTSE

TRINIDAD EN TOBAGO

 

ROUSSEAU

ZIMBABWE

 

DOKORA

 

MAKUVAZA

 

PUNUNGWE

RAAD VAN MINISTERS ACS-EU

MOUSSA

Minister van planning, ruimtelijke ordening en economische integratie van de Republiek Congo, fungerend voorzitter van de ACS-Raad

KITT

Minister van ontwikkeling en mensenrechten (Ierland), fungerend voorzitter van de Raad van de Europese Unie

COMITÉ VAN AMBASSADEURS

OBIA (Rep. Congo)

Fungerend voorzitter

EUROPESE COMMISSIE

NIELSON

Lid van de Commissie belast met ontwikkeling en humanitaire hulp

LAMY

Lid van de Commissie belast met buitenlandse handel

ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN (ESC)

SHARMA

Lid

CENTRUM VOOR DE ONTWIKKELING VAN HET BEDRIJFSLEVEN (COB)

MATOS ROSA

Directeur

TECHNISCH CENTRUM VOOR ONTWIKKELING EN SAMENWERKING IN DE LANDBOUW (CTA)

GREENIDGE

Directeur

COMMISSIE VAN DE AFRIKAANSE UNIE

MAZIMHAKA

Ondervoorzitter

DJINNIT

Lid

DJOMATCHOUA-TOKO

Uitvoerend secretaris

VN-BEVOLKINGSFONDS

OBAID

Uitvoerend directeur

INTERNATIONALE FEDERATIE VOOR GEZINSPLANNING

SINDING

Directeur

ACS-SECRETARIAAT

GOULONGANA

Co-secretaris-generaal

EU-SECRETARIAAT

NICKEL

Co-secretaris-generaal


(1)  Aanwezig op 16.2.2004.

(2)  Aanwezig op 17.2.2004.

(3)  Aanwezig op 18.2.2004.

(4)  Aanwezig op 19.2.2004.

(5)  Land dat vertegenwoordigd is door een niet-parlementaire afgevaardigde.


BIJLAGE III

AANGENOMEN RESOLUTIES

over de economische partnerschapsovereenkomsten (EPO): problemen en vooruitzichten (ACS-EU 3643/04/def.) 16

over het voorkomen en regelen van conflicten en het invoeren van een duurzame vrede (ACS-EU 3601/04/def.) 22

over armoedeziekten en reproductieve gezondheid in de ACS-landen, in het kader van het 9de EOF (ACS-EU 3640/04/def.) 29

over katoen en andere grondstoffen: de problemen van de ACS-landen (ACS-EU 3668/04/def.) 40

over de orkaanschade in de Stille en Indische Oceaan en het Caribisch gebied, en de noodzaak van snel ingrijpen bij natuurrampen (ACS-EU 3669/04/def.) 44

RESOLUTIE (1)

over de economische partnerschapsovereenkomsten (EPO): problemen en vooruitzichten

De Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU,

bijeen te Addis Abeba (Ethiopië) van 16 t/m 19 februari 2004,

gelet op artikel 17, lid 1 van haar reglement,

gelet op artikel 37, lid 1 van de Overeenkomst van Cotonou betreffende de onderhandeling van economische partnerschapsovereenkomsten in de voorbereidingstijd die loopt tot 31 december 2007,

gezien zijn „Verklaring van de Kaap (Zuid-Afrika)” over de komende onderhandelingen ACS-EU met het oog op het sluiten van nieuwe handelakkoorden, goedgekeurd op 21 maart 2002 (2),

onder verwijzing naar zijn resolutie over besteding van het Europees Ontwikkelingsfonds, goedgekeurd op 15 oktober 2003 te Rome (3),

onder verwijzing naar de resolutie van het Europees Parlement van 26 september 2002 over de aanbeveling van het Europees Parlement aan de Commissie over de onderhandelingen over economische partnerschapsovereenkomsten met de ACS-regio's en -staten (4),

gezien het verslag van de Commissie economische ontwikkeling, financiën en handel (ACP-EU 3643/04),

A.

overwegende dat de Overeenkomst van Cotonou bepaalt dat er in de voorbereidingstijd die loopt tot uiterlijk 31 december 2007 zal worden onderhandeld over economische partnerschapsovereenkomsten en dat deze overeenkomsten moeten bijdragen tot een geleidelijke harmonieuze integratie van de ACS-landen in de wereldeconomie met eerbiediging van hun politieke keuzen en ontwikkelingsprioriteiten, met stimulering van hun duurzame ontwikkeling en bijdragend tot het uitroeien van de armoede in de ACS-landen; en dat deze overeenkomsten geen doel op zichzelf mogen zijn,

B.

overwegende dat de tot nog toe gevoerde onderhandelingen hebben laten zien dat er ernstige verschillen bestaan tussen de ACS-landen en de Europese Unie over kardinale punten van de inhoud en het onderhandelingsterrein en over het begin van de tweede fase van de EPO-onderhandelingen op regionaal niveau,

C.

overwegende dat beide partijen in oktober 2003 zijn overeengekomen dat de economische partnerschapsovereenkomsten verenigbaar moeten zijn met de regels van de WTO die op dat moment van kracht waren, en rekening moeten houden met het evoluerend karakter van de betreffende bepalingen van de WTO,

D.

overwegende dat in artikel 37, lid 6 van de Overeenkomst van Cotonou bepaald is dat de EU in 2004 de positie moet beoordelen van de niet-PMA die na overleg met de Gemeenschap besluiten dat zij niet kunnen onderhandelen over de economische partnerschapsovereenkomsten, en zich moet bezinnen op eventuele alternatieven opdat deze landen in aanmerking kunnen komen voor een nieuw handelskader dat recht doet aan hun bestaande positie,

E.

overwegende dat de Overeenkomst van Cotonou behelst dat handelsbelemmeringen tussen beide partijen geleidelijk worden afgebouwd,

F.

overwegende dat in artikel 37, lid 3 van de Overeenkomst van Cotonou bepaald is dat de voorbereidingsperiode ook moet dienen om de capaciteit van de overheids- en particuliere sector van de ACS-landen te ontwikkelen,

G.

overwegende dat de doelstellingen van uitroeiing van de armoede, duurzame ontwikkeling, gelijke participatie van vrouwen en participatie van niet-gouvernementele spelers, zoals benadrukt in de Overeenkomst van Cotonou, ten grondslag moeten liggen aan de EPO-onderhandelingen,

H.

gelet op het belang dat de ACS steeds heeft gehecht aan de verantwoordelijkheid en legitimiteit van de parlementariërs alsook aan de noodzaak van overleg, voorlichting en toezicht op de onderhandelingen betreffende de economische partnerschapsovereenkomsten,

I.

overwegende dat de ACS-landen aanzienlijke inkomsten zullen derven door de afschaffing van douanerechten op export uit de EU, zoals uit onderzoek van de EPO blijkt,

J.

overwegende dat in artikel 25 van de Overeenkomst van Cotonou bepaald is dat men in het bijzonder moet letten op instandhouding van een voldoende niveau van overheidsuitgaven op sociaal gebied,

K.

overwegende dat de export van de ACS-landen naar de Europese Unie wordt gehinderd door een aantal niet-tarifaire belemmeringen, met name geneeskundige en plantenziektenkundige maatregelen, herkomstbepalingen en regels,

L.

overwegende dat het mislukken van de vijfde WTO-ministersconferentie in Cancún een breuk aan het licht heeft gebracht tussen de aspiraties van de ontwikkelingslanden en de benadering van de industrielanden ten aanzien van multilaterale handelsonderhandelingen in het kader van het Doha-ontwikkelingsprogramma,

M.

overwegende dat het mislukken van Cancún leidt tot twijfel aan het multilateralisme en het Doha-ontwikkelingsprogramma waardoor bilaterale overeenkomsten een grotere vlucht zouden kunnen nemen, die hoe dan ook minder gunstig zullen uitpakken voor de ontwikkelingslanden,

N.

overwegende dat de ACS-landen en de EU doordrongen zijn van het belang van een evenwichtiger en billijker multilateraal handelsstelsel onder toezicht van de WTO, gebaseerd op een expliciet verband tussen handel en ontwikkeling, en reële speciale en gedifferentieerde behandeling voor de ontwikkelingslanden — in het bijzonder de PMA en kleine eilandstaten en kwetsbare enclaves — en tevens gebaseerd op transparantie en integratie van het besluitvormingsproces,

O.

overwegende dat de EU in het kader van de Overeenkomst van Cotonou heeft toegezegd dat na afloop van de EPO-onderhandelingen geen enkel land zich in zijn handelsbetrekkingen met de EU na 2007 in een slechtere positie zou mogen bevinden dan op grond van de huidige handelsbepalingen ACS-EU,

P.

overwegende dat de eerste fase van de EPO-onderhandelingen niet heeft geleid tot het sluiten van een dwingend handelsakkoord zoals voorgesteld door de ACS-landen,

Q.

overwegende dat de schuldenlast voor veel ACS-landen een onoverkomelijke belemmering vorm voor hun economische en sociale ontwikkeling,

1.

bepleit de haalbaarheid, duurzaamheid en sociaal-economische legitimiteit van de EPO te rangschikken onder de leidende beginselen en verzoekt de Europese Commissie om in het kader van de onderhandelingen over de EPO de volgende aspecten bij de overwegingen te betrekken:

beheer van voordelen en kosten van fiscale, economische en budgettaire aanpassingen van de betalingen van de EPO,

beheer van de politieke en maatschappelijke gevolgen van de EPO,

proportionaliteit met de institutionele en menselijke capaciteiten van de ACS-landen om zich het EPO-proces eigen te maken,

capaciteit van de ACS-landen om de EPO uit te voeren,

bijdrage aan de economische transformatie van de ACS-landen met gebruikmaking van het acquis, vooral wat betreft artikel 36, lid 4 van de Overeenkomst van Cotonou, met name om integratie mogelijk te maken van de ACS-landen in de wereldeconomie,

het belang van de principes van speciale gedifferentieerde behandeling in de betrekkingen met de ACS-landen;

2.

verzoekt de ACS-staten en -regio's om met spoed impact- en duurzaamheidsonderzoek te verrichten zodat er informatie beschikbaar komt voor het EPO-onderhandelingsproces en verzoekt de Commissie en de lidstaten van de EU om dit onderzoek financieel te ondersteunen:

met inbegrip van onderzoek naar de gevolgen van handelsovereenkomsten voor vrouwen in de verschillende ACS-landen; dit onderzoek zou tevens alle per sekse opgesplitste statistieken voor de ACS-landen moeten omvatten en speciale indicatoren moeten opstellen aan de hand waarvan nauwkeurig kan worden vastgesteld wat de gevolgen zijn van de verschillende aspecten van de handelsovereenkomsten van mannen en vrouwen in de verschillende ACS-landen,

met inbegrip van onderzoek naar niet-tarifaire maatregelen en de gevolgen ervan voor de armoede;

3.

memoreert dat onderzoek naar de waarschijnlijke impact, bekeken vanuit maatschappelijk en milieuoogpunt, van het liberaliseren van de handel tussen de EU en de ACS-landen in het kader van de EPO is bepleit door het Europees Parlement en dat het uitwerken ervan en het doorgeven aan de ACS- en EU-parlementariërs het mogelijk moet maken om nieuwe maatregelen goed te keuren op de weg naar liberalisering;

4.

verzoekt de ACS-landen en de Europese Unie binnen de WTO samen te werken ter wille van soepele handelsovereenkomsten die het mogelijk maken om armoede beter te bestrijden en die rekening houden met het evolutief karakter van de desbetreffende bepalingen van de WTO;

5.

herinnert de partijen bij de onderhandelingen aan de verantwoordelijkheden die op hun rusten volgens de Overeenkomst van Cotonou voor wat betreft de participatie van niet-gouvernementele spelers (m.i.v. van vrouwenorganisaties, vakbonden, werkgevers en de economische en sociale partners) bij het opstellen en uitwerken van hun strategieën op het terrein van ontwikkeling en handel;

6.

benadrukt dat versterking van de capaciteit een juiste controle mogelijk moet maken op de EPO-onderhandelingen binnen de nationale parlementen van de ACS-landen en herinnert eraan dat de europarlementariërs eveneens moeten worden geïnformeerd en geraadpleegd ter wille van een voldoende controle op de onderhandelingen;

7.

verzoekt ook de Europese Commissie om tijdens een overgangsperiode het principe van commerciële niet-wederkerigheid te ondersteunen: dit moet bepalend zijn voor de betrekkingen tussen industrie- en ontwikkelingslanden; verzoekt de Commissie om blijk te geven van souplesse ten opzichte van de ACS-landen bij de EPO-onderhandelingen om rekening te kunnen houden met hun ontwikkelingsniveau, de betrekkelijk geringe omvang van hun economieën, hun financiële behoeften, hun behoeften aan ontwikkeling en hun commerciële behoeften, en erop toe te zien dat de EPO werkelijk instrumenten worden voor duurzame ontwikkeling voor de ACS-landen; verzoekt om ter bevordering van een duurzame economische groei in de ACS-landen en regio's hun betere mogelijkheden te bieden voor export op de EU-markt, met name:

door het scala aan producten te verruimen (zowel bewerkte als half verwerkte producten), die voor hen van belang zijn in de context van de EPO,

door het probleem van de tarifaire en niet-tarifaire maatregelen te regelen en

door zoveel mogelijk de herkomstregels van Cotonou te verbeteren en te versoepelen, bijvoorbeeld door akkoord te gaan met asymmetrie op dit terrein, opdat rekening kan worden gehouden met de verschillen in industriële ontwikkeling tussen de ACS-landen en de lidstaten van de Europese Unie;

8.

bepleit dat de handelsovereenkomsten ACS-EU met name het accent leggen op de middelen om de problematiek van niet-tarifaire belemmeringen te verhelpen (in tegenstelling tot tarifaire belemmeringen) die schadelijk zijn gebleken voor de armoedebestrijding in de ACS-landen, hetgeen niet in strijd zou zijn met artikel 36, lid 1 van de Overeenkomst van Cotonou;

9.

onderstreept de noodzaak om rekening te houden met en compensatie te treffen voor de waarschijnlijk ongunstige gevolgen van wederkerigheid voor de ACS-landen en niet-wederkerigheid in te voeren wanneer dat redelijk en noodzakelijk is voor groei van de industrieën van de ACS, bescherming van de kwetsbare landbouwers en structurele ontwikkeling alsook om de doelstellingen te ondersteunen van de ACS-regeringen waar het gaat om duurzame ontwikkeling en armoedebestrijding;

10.

herhaalt dat de EPO effectieve beveiligingsclausules moeten bevatten om de ACS-producenten te beschermen tegen massale import uit de Europese Unie;

11.

is verheugd over het goedkeuren van een gemeenschappelijk rapport dat ingaat op de overeenkomsten die zijn gesloten over een aantal belangrijke problemen, hetgeen als uitgangspunt kan dienen voor de tweede onderhandelingsfase met de regionale verbanden, maar wenst dat dit wordt geconsolideerd door effectieve tenuitvoerlegging van het mechanisme „alle ACS-EU” tijdens de tweede onderhandelingsfase over de EPO omdat rekening gehouden kan worden met de kwesties van gemeenschappelijk belang voor alle ACS-landen;

12.

herhaalt de beloften die in de Overeenkomst van Cotonou zijn gedaan dat rekening zal worden gehouden met de positie van vrouwen en de problematiek van gelijkheid tussen de seksen op alle terreinen, met inbegrip van handel;

13.

onderstreept dat het nodig is om de verworvenheden van Cotonou in stand te houden en uit te bouwen vooral voor wat betreft de toegang tot de markt voor alle landbouw- en industrieproducten uit de ACS-landen, en dat het van kapitaal belang is erop toe te zien dat de ACS-landen vasthouden aan hun recht om kwetsbare producten op hun eigen markten te beschermen tegen uitvoer uit industrielanden alsook geëigende beschermingsmaatregelen te nemen; benadrukt het belang van de gevolgen van exportsteun van de Europese Unie en nationale steun aan de economieën van de ACS-landen op deze terreinen die gericht zijn op diversifiëring, instandhouding van de kleinschalige en coöperatieve landbouw, het zichzelf kunnen voeden en vergroting van de toegevoegde waarde van landbouw en industrie-export van de ACS-landen;

14.

legt nogmaals de nadruk op het cruciale belang van landbouw bij het nastreven van de doelstellingen uit de Overeenkomst van Cotonou en verzoekt de EU in dit verband om adequaat te reageren op kwesties van liberalisering van het handelsverkeer en financiële steun voor landbouw en visserij tijdens de EPO-onderhandelingen op deze terreinen, zodat diversifiëring en toegevoegde waarde worden bevorderd bij landbouwexport van de ACS-landen doordat zij directe technische hulp krijgen alsook de geëigende financiële middelen en door initiatieven te nemen ter bevordering van transformatie, commercialisering, distributie en vervoer (TCDT) van ACS-producten;

15.

is van mening dat het streven naar gegarandeerde en stabiele prijzen voor essentiële grondstoffen voor de ontwikkeling van de ACS-landen van essentieel en vitaal belang is en dat na Stabex en Sysmin nieuwe systemen in deze richting moeten worden voorgesteld en bevorderd door de Commissie en de gehele EU op bilateraal vlak en op internationaal vlak;

16.

herinnert eraan dat herziening van de protocollen over de basisproducten in het kader van de EPO-onderhandelingen op grond van artikel 36, lid 4 van de Overeenkomst van Cotonou gericht moet zijn op instandhouding van de voordelen die zij hebben opgeleverd, waarbij men niet de bijzondere rechtsstatus mag vergeten van het Suikerprotocol en waarbij rekening moet worden gehouden met het feit dat hervorming van GLB kan leiden tot aanzienlijke erosie van de waarde van handelspreferenties waar landbouwproducten nu nog van profiteren;

17.

onderstreept dat de noodzaak om de huidige in het kader van de protocollen over basisproducten toegekende quota moeten worden verhoogd opdat rekening kan worden gehouden met nieuwe leden in de geest van handhaving en verbetering van het acquis van Cotonou;

18.

verklaart nogmaals dat het voor de EU en de lidstaten nodig is om krachtige beloftes af te geven dat aan de ACS-landen adequate financiële middelen zullen worden verschaft alsook technische hulp tijdens de voorbereidingsfase en de overgangsfase van de EPO, met name door beter gebruik te maken van de fondsen die beschikbaar zijn om verbeteringen aan te brengen op de volgende terreinen, zodat de voordelen van de EPO optimaal kunnen worden benut:

verbetering van hun capaciteit om te produceren en te exporteren,

vervoersinfrastructuur (wegen, spoorwegen en havens) en noodzaak om verbeteringen te plannen en aan te brengen in het hoofdstuk vervoer op regionale schaal,

toegang tot energie (elektriciteit en hernieuwbare energie),

toegang tot drinkwater ter wille van de consumptie en andere doeleinden (verwerkingsindustrie, landbouwproductie, enz.),

verbetering van de telecommunicatie-infrastructuur en maatregelen om de „numerieke kloof” te dichten (overeenkomstig het gemeenschappelijk standpunt ACS-EU over de informatiemaatschappij, goedgekeurd op de Wereldtop over de informatiemaatschappij van Genève, Zwitserland, december 2003),

arbeidsproductiviteit (i.v.m. het onderwijsniveau, de gezondheidszorg, huisvesting, enz.),

een institutioneel en macro-economisch beheer (m.i.v. steun bij de betalingsbalans, stabilisering van de wisselkoersen, enz.),

ontwikkeling van concurrerende gediversifieerde leveringscapaciteiten;

19.

memoreert dat deze belangrijke investeringen moeten worden gedaan voordat de economieën van deze landen de concurrentie aangaan met bedrijven uit de EU; is van mening dat deze financiële inspanning beter moet worden geëvalueerd en verzoekt de EU zich te bezinnen op maatregelen aan de hand waarvan een adequate reactie kan worden geboden op de behoeften aan financiering op dit terrein;

20.

bepleit dat de Commissie een raming presenteert van de aanpassingskosten en de tekorten die de ACS-landen oplopen wegens derving van fiscale inkomsten;

21.

onderstreept hoe belangrijk het heffen belasting op handel kan zijn als voorname bron van inkomsten voor de regeringen van de meeste ACS-landen en verzoekt in dit verband de Commissie de nodige maatregelen te nemen om de verliezen op termijn aan douanerecettes te compenseren (verliezen als gevolg van de uitvoering van de EPO in de ACS-landen) opdat de regeringen van deze landen in staat blijven te financieren:

de sociale investeringen, genoemd in artikel 25 van de Overeenkomst van Cotonou, overeenkomstig de toezeggingen die zijn gedaan om de ontwikkelingsdoelstellingen te bereiken van het millennium (ODM),

programma's voor armoedebestrijding (zoals beschreven in de strategische documenten over armoedebestrijding en de globale ontwikkelingsprogramma's) en

maatregelen om nationale en directe buitenlandse investeringen aan te trekken en vast te houden door bevordering van good governance en door de geografische voordelen van de landen uit te spelen d.w.z. investeren in gezondheidszorg, onderwijs, watervoorziening, riolering, energie, vervoer en telecommunicatie, alsook effectieve promotie- en marketingacties;

22.

verzoekt de Commissie de ontwikkeling te bevorderen van de landbouw- en voedselsector in de ACS, wat inhoudt bevordering van technologie en ontwikkeling van bekwaamheden in de landbouw, industrie en dienstensector alsook verbetering van de financiering voor kleine landbouwers en kleine bedrijfjes op het platteland;

23.

verzoekt de Europese Unie ervoor te zorgen dat rekening wordt gehouden met de gevolgen van de hervorming van het GLB bij de onderhandelingen zodat de waarde van de landbouwpreferenties die de ACS-landen momenteel genieten, in stand kunnen worden gehouden en kunnen worden uitgebouwd en zodat zoveel mogelijk garanties worden geboden voor effectieve bescherming van de markten van de ACS-landen tegen oneerlijke exportconcurrentie van landbouw- en voedselproducten van de Europese Unie;

24.

is verheugd over het beginsel dat regionale integratieprocessen de ACS-regeringen in staat moeten stellen om hun eigen integratieprocessen uit te werken en uit te voeren, zoals bepaald in artikel 35, lid 2 van de Overeenkomst van Cotonou; hoopt tevens op een optimale follow-up van de verschillende onderhandelingsrondes overeenkomstig de ten behoeve van een duurzame ontwikkeling vastgestelde doeleinden;

25.

legt nogmaals de nadruk op het belang van een dynamische dienstensector voor de ontwikkeling van de economieën van ACS-regio's en landen; hamert op de noodzaak om deze sector in deze landen en regio's te versterken en verzoekt de Europese Commissie en de lidstaten van de Europese Unie derhalve om adequate financiering ter ondersteuning van de ontwikkeling van deze sector in de ACS-landen en om zich nauwlettend te houden aan de bepalingen van artikel 41 van de Overeenkomst van Cotonou tijdens de tweede EPO-onderhandelingsfase;

26.

verzoekt de EU en de ACS-landen om zich wederzijds vast te leggen op het recht om de levering van openbare diensten op eigen grondgebied te reglementeren opdat de op nationaal niveau vastgestelde doelstellingen kunnen worden bereikt;

27.

verzoekt de ACS-staten en regio's die besluiten over onderhandelingen over de EPO, dit te doen met in het achterhoofd hun ontwikkelingsbeleid en verzoekt de Europese Unie om over de EPO te onderhandelen met in het achterhoofd het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid van de Gemeenschap;

28.

verzoekt de Commissie om een inventaris op te maken van de niet-tarifaire belemmeringen, vooral van geneeskundige en plantenziektenkundige maatregelen (MSP) die de export van ACS-producten naar de EU afremmen, en om te starten met de uitwisseling van gegevens met de ACS over het opstellen en uitvoeren van MSP, opdat het bevorderen van voedselveiligheid in Europa geen obstakel vormt voor de handel van de kleine en minst ontwikkelde ACS-landen; tekent hierbij aan dat er bepalingen zouden kunnen worden opgenomen over financiering van de kosten die gemoeid zijn met de naleving van de MSP en de controle hierop;

29.

verzoekt de Europese Gemeenschap in dit verband in partnerschap met de ACS-landen in het kader van de WTO zich in te zetten voor:

volledige erkenning binnen elke internationale handelsregulering van de legitimiteit van regionale langlopende handelsovereenkomsten die bedoeld zijn om de positie van de ontwikkelingslanden te verbeteren,

integratie van de ontwikkelingsdimensie in de regels van de WTO overeenkomstig de door de Verenigde Naties vastgestelde ontwikkelingsdoelstellingen en het in Doha vastgestelde mandaat,

op zichtbare en effectieve wijze de bepalingen te implementeren ten aanzien van een speciale gedifferentieerde behandeling voor de ACS-landen en de minst ontwikkelde landen alsook kwetsbare kleine landjes en eilandstaten, en blijk te geven van de noodzakelijke souplesse,

bevordering van het opzetten van een billijk en democratisch internationaal stelsel voor regeling van de internationale handel door het functioneren van de doelstellingen van de WTO ingrijpend te hervormen zodat er een billijk handelssysteem kan komen en om participatie van alle leden op voet van gelijkheid mogelijk te maken;

30.

is van mening dat de oplossing voor de externe schuldenlast van de ACS-landen niet op haar beloop mag worden gelaten, maar juist moet worden aangepakt door de Europese Unie in het kader van de nieuwe economische partnerschapsovereenkomsten en dat oplossingen gezocht moeten worden op bilateraal niveau en/of door druk uit te oefenen op de internationale financiële instellingen en andere betrokken partijen;

31.

verzoekt de Raad van Ministers ACS-EU, die in mei 2004 in Botswana bijeenkomt, om het besluit goed te keuren om de beoordeling van de situatie van de niet allerarmste ACS-landen (zoals verzocht in artikel 37, lid 6 van de Overeenkomst van Cotonou) uit te stellen tot het jaar 2006;

32.

verzoekt de ACS-landen en de Europese Gemeenschap om een sterkere participatie te bevorderen en te ondersteunen van de civil society bij discussies en onderhandelingen over de EPO;

33.

bepleit dat de parlementsleden van het Europees Parlement, van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU en van alle ACS-landen en van de lidstaten van de Europese Unie werkelijk worden ingeschakeld bij het onderhandelingsproces over de EPO, en roept in het bijzonder op tot effectieve parlementaire controle in alle ACS-landen en de lidstaten van de Europese Unie tijdens deze onderhandelingen;

34.

verzoekt de ACS-landen en de Europese Unie om een sterkere participatie te ondersteunen van groeperingen uit de civil society, met name producentenorganisaties, vrouwengroepen en consumentenbonden, bij de discussies en onderhandelingen over de EPO;

35.

verzoekt zijn covoorzitters deze resolutie te doen toekomen aan de ACS-EU-Raad, de Commissie en de directeur-generaal van de WTO.


(1)  Aangenomen door de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU op 19 februari 2004 in Addis Abeba (Ethiopië).

(2)  PB C 231 van 27.9.2002, blz. 9.

(3)  PB C 26 van 29.1.2004, blz. 7.

(4)  PB C 273E van 14.11.2003, blz. 305.

RESOLUTIE (1)

over het voorkomen en regelen van conflicten en het invoeren van een duurzame vrede

De Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU,

bijeen te Addis Abeba (Ethiopië) van 16 t/m 19 februari 2004,

gelet op artikel 17, lid 1 van zijn Reglement,

gezien de Overeenkomst van Cotonou, met name artikel 11 „Beleid ten gunste van vrede, preventie en oplossing van conflicten” (2),

gelet op de Constituerende Akte van de Afrikaanse Unie, goedgekeurd op 11 juli 2000 te Lomé (Togo),

gezien het statuut van het Internationaal Strafhof, ondertekend op 17 juli 1998 en in werking getreden op 1 juli 2002,

gezien het Nieuwe Partnerschap voor de ontwikkeling van Afrika (NEPAD), waarvan de oprichtingsakte in oktober 2001 in Abuja (Nigeria) is ondertekend,

gezien de verklaringen van de Conferentie van staatshoofden en regeringsleiders en de besluiten en verklaringen van de tweede gewone zitting van de Conferentie van de Afrikaanse Unie te Maputo (Mozambique), 10 t/m 12 juli 2003,

onder verwijzing naar zijn eerdere resoluties, met name zijn resolutie over de rechten van kinderen en in het bijzonder kindsoldaten, goedgekeurd in Rome op 15 oktober 2003 (3),

gezien de gedragscode van de Europese Unie voor de uitvoer van wapens,

onder verwijzing naar de resolutie van het Europees Parlement van 13 december 2001 over de mededeling van de Commissie betreffende het voorkomen van conflicten (4),

onder verwijzing naar de resolutie van het Europees Parlement van 15 november 2001 over lichte wapens (5),

onder verwijzing naar de resolutie van het Europees Parlement van 26 oktober 2000 over de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de samenwerking met de ACS-landen die betrokken zijn bij gewapende conflicten (6),

gezien besluit 2003/432/GDVB van de EU-Raad van 12 juni 2003 betreffende een militaire operatie van de Europese Unie in de Democratische Republiek Congo (7),

gezien het gemeenschappelijk standpunt van de EU-Raad van 29 oktober 2001 ter bestrijding van de illegale diamanthandel om bij te dragen tot preventie en regeling van conflicten (2001/758/GDVB) (8),

gezien het programma van de Europese Unie ter preventie van gewelddadige conflicten, goedgekeurd op de Europese Raad van Göteborg in juni 2001,

onder verwijzing naar resolutie 1467 (2003) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 18 maart 2003„Proliferatie van lichte wapens en wapens van gering kaliber en huurlingen: bedreiging van de vrede en veiligheid in West-Afrika”,

gezien het actieprogramma van de Verenigde Naties ter voorkoming van, bestrijding van en het afschaffen van de illegale handel in lichte wapenen in alle vormen,

gezien het actieplan van de G8 voor Afrika, goedgekeurd op de Top van de G8 in Kananaskis (Canada) op 26 en 27 juni 2003 en de desbetreffende verklaringen van de Top van de G8 te Evian (Frankrijk), 1 t/m 3 juni 2003,

gezien de dynamische rol van de Europese Unie bij het bedenken en uitvoeren van het proces van Kimberley betreffende oorlogsdiamanten en de Conventie van Ottawa over landmijnen,

onder verwijzing naar het verslag van de Commissie buitenlandse zaken (ACS-EU 3601/04),

A.

gelet op de talrijke conflicten die in Afrika dreigen of woeden en gelet op de spanningen die de stabiliteit van de regio's in de Stille Oceaan en de Caraïben kunnen verstoren,

B.

overwegende dat de oorzaken van deze conflicten meestal gelegen zijn in het niet eerbiedigen van de mensenrechten, het ontbreken van democratie en rechtsstaat, etnische en religieuze spanningen, terrorrisme in verband met nationalisme en fundamentalisme, inefficiënt bestuur, georganiseerde misdaad en handel in verdovende middelen en wapens alsook armoede, werkloosheid, onrecht en sociale, economische en politieke ongelijkheid, snelle demografische groei en een slecht beheer en/of exploitatie van de natuurlijke hulpbronnen, het optreden van bepaalde bedrijven om de grondstoffen- en natuurlijkehulpbronnenmarkten onder controle te krijgen,

C.

overwegende dat de ongebreidelde illegale proliferatie van lichte wapenen en wapens van gering kaliber het inzetten van kindsoldaten in de hand werkt en dat de illegale wapenhandel en handel in verdovende middelen, de illegale exploitatie van natuurlijke hulpbronnen alsook het inzetten van kindsoldaten en huurlingen bijdragen aan escalatie van conflicten,

D.

overwegende dat vrede een onvoorwaardelijke voorwaarde is voor elke aanzet tot politieke, economische en sociale ontwikkeling en dat duurzame, billijke economische ontwikkeling een onmisbare voorwaarde voor een duurzame vrede is,

E.

gelet op de dringende noodzaak een dimensie te integreren in de preventie en het regelen van conflicten, vredesoperaties en vredehandhaving en het streven naar rehabilitatie en wederopbouw en garanties dat operaties ter plaatse al naar gelang de behoeften rekening houden met alle facetten,

F.

overwegende dat conflicten in de ACS-landen, vooral in Afrika, steeds meer een regionaal of internationaal karakter krijgen, waarbij buurlanden en derde landen betrokken raken, die vaak worden aangetrokken door transnationale economische belangen,

Preventie van conflicten

G.

overwegende dat het de voorkeur verdient om het ontstaan van een conflict te voorkomen door de diepere oorzaken aan te pakken in plaats van in te grijpen wanneer het conflict is uitgebroken,

H.

overwegende dat, gelet op artikel 11 van de Partnerschapsovereenkomst van Cotonou, de Europese Unie een bijzondere verantwoordelijkheid draagt, namelijk de ACS-landen te helpen bij het langs vreedzame weg oplossen van hun wederzijdse conflicten met eerbiediging van hun nationale identiteit,

I.

gelet op de recente oprichting van de Afrikaanse Unie en de rol die deze in de toekomst kan spelen in het kader van het voorkomen en regelen van conflicten,

J.

overwegende dat op 11 december 2003 de Raad van ACS-EG-ministers heeft besloten 250 miljoen euro uit het Europees Ontwikkelingsfonds uit te trekken voor ondersteuning van de vrede in Afrika,

K.

overwegende dat NEPAD effectief moet bijdragen aan vredestichting door de levensomstandigheden van de armen te helpen verbeteren,

L.

tevens gelet op de potentiële rol van het GVDB (Europees veiligheids- en defensiebeleid) overeenkomstig de taken van Petersberg, alsook humanitaire hulp en bemiddeling die de Europese Unie de ACS-landen kan bieden, maar dat versterking van het samenwerkingsbeleid en het instellen van billijker handelsvoorwaarden de essentiële instrumenten blijven voor duurzame vrede,

Het regelen van conflicten

M.

overwegende dat een vredesakkoord slechts kan worden onderhandeld in een vreedzame context, gekenmerkt door ondertekening vooraf van een staakt-het-vuren en naleving hiervan door alle bij het conflict betrokken partijen,

N.

gelet op het nut van de aanwezigheid van een vredesmacht in dit stadium,

O.

de noodzaak benadrukkend van bemiddeling en de rol die in dit verband is weggelegd voor de Afrikaanse Unie, de Verenigde Naties en de Europese Unie, maar erop wijzend dat regeling van een conflict slechts een gevolg kan zijn van een overeenkomst tussen de partijen en dat elke organisatie of land dat geen partij is bij een conflict, niet mag pretenderen unilateraal de vredesvoorwaarden te kunnen opleggen,

P.

overwegende dat de Artemis-operatie in Bunia de eerste militaire stabiliseringsoperatie van Europa is die is opgezet in opdracht van de Verenigde Naties en buiten het Europees continent,

Q.

de nadruk leggend op de betrokkenheid van de Afrikaanse Unie naast Frankrijk bij de regeling van het conflict in Ivoorkust, alsook de bemoedigende resultaten van de vergadering van staatshoofden van de lidstaten van de Afrikaanse Unie in Ethiopië in mei 2003 en de mogelijkheid om binnen twee jaar een Afrikaanse interventiemacht van de grond te krijgen,

R.

wijzend op de betrokkenheid van de Afrikaanse Unie en de EU bij de consolidering van het vredesproces in Burundi,

S.

gelet op het belang en de rol van regionale Afrikaanse organisaties op het gebied van preventie en de regeling van conflicten,

Het vestigen van een duurzame vrede

T.

eraan herinnerend dat een stabiele vrede niet mogelijk is zonder nationale verzoening, zonder recht en zonder steun van de gehele civil society voor het vredesproces en overwegende dat de instelling van het Internationaal Strafhof en waarheidscommissies een garantie kan bieden dat door de oorlogvoerende partijen bedreven misdaden niet ongestraft blijven en het rechtsgevoel van slachtoffers niet wordt aangetast waardoor een nationale verzoening kan worden bevorderd,

U.

tevens eraan herinnerend dat, wanneer de regeling van het conflict rond is, de economische en sociale reïntegratiefase van veteranen (de kindsoldaten verdienen speciale aandacht) een essentieel punt is voor de handhaving en consolidering van de vrede,

V.

gelet op de plicht van de internationale gemeenschap, met name de Europese Unie, maar ook de buurlanden, om het vredesproces te ondersteunen en herinnerend aan de cruciale rol van hulp bij de wederopbouw en de inspanningen die de Europese Unie en haar lidstaten zich in dit verband hebben getroost,

W.

hamerend op het nut van humanitaire hulp en van mening dat deze hulp bij voorkeur moet worden verleend met uitsluitend civiele en diplomatieke middelen,

X.

erop wijzend dat goedgeïnformeerde en onafhankelijke spelers uit het maatschappelijk veld (NGO's, beroepsorganisaties, onafhankelijke media, onderzoeksinstellingen, enz.) een essentiële rol kunnen spelen om de geweldspiraal tegen te houden, een open debat aan te kaarten en aan te dringen op een regering die zich beter van haar taken kwijt,

Vrouwen en conflicten

Y.

overwegende dat inmiddels meer dan genoeg is aangetoond dat verkrachting als strijdmiddel wordt gebruikt en dat de Verenigde Naties hebben verklaard dat deze praktijken een oorlogsmisdaad zijn,

Z.

overwegende dat in veel conflicten gewapende partijen jonge meisjes en vrouwen hebben buitgemaakt en veroordeeld tot seksuele slavernij,

AA.

overwegende dat volledige participatie van vrouwen bij het besluitvormingsproces, preventie en regeling van conflicten alsook alle vredesinitiatieven essentieel is; dat, wanneer tot nog toe hun participatie aan vredesmissies qua aantal niet erg belangrijk is geweest, de toenemende aanwezigheid van vrouwen in burger-, militaire en politieteams in het kader van vredesoperaties het mogelijk heeft gemaakt de betrekkingen met de plaatselijke gemeenschappen te verbeteren, hetgeen van essentieel belang is voor vestiging van een duurzame vrede,

AB.

onderstrepend dat duurzame vrede in veel opzichten afhankelijk is van de mogelijkheid of de gemeenschappen kunnen participeren aan het vredesproces en — dit proces is vanzelfsprekend slechts dan legitiem wanneer vrouwen er op voet van gelijkheid bij worden betrokken — dat de rol die de internationale gemeenschap kan spelen bij het ondersteunen van netwerken van de civil society die banden leggen tussen plaatselijke, nationale en internationale initiatieven essentieel is voor het vredesproces,

1.

verzoekt om preventie van conflicten en structurele stabiliteit uit te roepen tot kardinale doelstellingen van het ontwikkelingsbeleid van de Europese Unie en meent dat preventiebeleid voor conflicten van de Europese Unie gericht moet zijn op de structurele oorzaken van conflicten, gelegen in armoede, ook met inbegrip van ongelijke verdeling van rijkdommen, maatschappelijk onrecht, schending van de mensenrechten, onderdrukking van minderheden en religieuze discriminatie;

2.

is overtuigd van de onmisbare rol van de internationale samenwerking (Afrikaanse Unie, Europese Unie, Verenigde Naties), maar ook regionale samenwerking voor preventie en regeling van conflicten en instandhouding van de vrede en maakt zich zorgen over de voortdurende uitholling van de ontwikkelingssamenwerkingsbegroting van de Europese Unie;

3.

benadrukt dat het nodig is een vruchtbare open dialoog te handhaven tussen de Europese Unie, haar lidstaten en de ACS-landen; onderstreept dat de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU het ideale podium is om te discussiëren over potentiële conflicten, lopende conflicten en voorbije conflicten en om te onderzoeken hoe deze conflicten kunnen worden opgelost en hoe de vrede het best gediend is;

Het voorkomen van conflicten

4.

is van mening dat, willen conflicten worden voorkomen en opgelost, allereerst de diepere oorzaken moeten worden vastgesteld en daar iets aan moet worden gedaan:

door uit te gaan van de beginselen van good governance,

door het recht van minderheden te waarborgen en door aanwijzingen te geven voor het naleven van hun plichten,

door de akkoorden te vermenigvuldigen tussen buurlanden om eventuele vrees weg te nemen en om voorwaarden te scheppen voor een Unie waar ieder zijn voordeel mee kan doen;

5.

is van mening dat de Europese Unie de bepalingen moet versterken die een grotere convergentie mogelijk maken van het eigen beleid, het beleid en de standpunten van de lidstaten (vooral binnen internationale financiële instellingen) en het optreden van in ACS-landen actieve particuliere ondernemingen, zodat de prioriteiten van vrede en ontwikkeling dichterbij kunnen worden gebracht;

6.

is van mening dat de Europese Unie een belangrijke rol kan spelen bij het voeren van een coherent beleid gericht op een werkelijke politieke pluriformiteit in Afrika die verder reikt dan vrije transparante verkiezingen;

7.

is van mening dat de Europese Unie een coherent handelsbeleid en ontwikkelingsbeleid moet voeren om de Afrikaanse economieën zich te helpen ontwikkelen en ervoor te zorgen dat zij zich kunnen beschermen tegen ontwrichtende concurrentie;

8.

hecht een bijzonder belang aan preventieve interventie-instrumenten uit de Overeenkomst van Cotonou; is vastbesloten toe te zien op naleving van de door de ondertekenende partijen gedane beloftes, vooral de essentiële clausule over vestiging van de rechtsstaat, eerbiediging van de mensenrechten en de democratie;

9.

is verheugd over de totstandkoming van de Afrikaanse Unie en is overtuigd van de uitermate belangrijke rol die voor haar is weggelegd ter wille van stabiliteit van het Afrikaanse continent; juicht in dit verband de bemiddeling toe bij oplossing van het recente conflict in Ivoorkust en in Burundi;

10.

is van mening dat rehabilitatie van de democratische en wetsstaat in Afrika een noodzakelijke voorwaarde is voor duurzame vrede en verzoekt in dit verband de verantwoordelijken van de Afrikaanse Unie een onafhankelijk duurzaam ontwikkelingsbeleid te voeren dat niet dwingend is en democratisch en dat inspeelt op de elementaire behoeften van de Afrikaanse volkeren;

11.

acht het onaanvaardbaar dat de schuldaflossing en de renteafbetaling hierop jaarlijks bijna 40 % van het BNP van de minst ontwikkelde landen opslokt, terwijl de begroting voor onderwijs en gezondheidszorg belachelijk gering blijft; verlangt daarom dat er een alomvattende oplossing wordt gevonden voor de schuldenproblematiek van deze landen;

12.

is van mening dat de kwestie van de oplossing van de externe schuldenproblematiek en herziening van de criteria van de internationale financiële instellingen prioritair zijn, willen de ACS-landen een ontwikkelingsbeleid voeren dat kan leiden tot een duurzame vrede;

13.

verzoekt de Europese Commissie en de lidstaten om een financieel plaatje te creëren voor vrede en voorkoming van conflicten in Afrika zonder een beroep te doen op het Europees Ontwikkelingsfonds; is van mening dat dit kan worden beheerd samen met de Afrikaanse Unie en de regionale organisaties van Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan en dat hieronder tevens vredesoperaties moeten vallen;

14.

spoort de ACS-landen aan tot betere transparantie van de indiening van hun begrotingen voor defensie en veiligheid en verzoekt hen erop toe te zien dat hun militaire uitgaven evenredig zijn aan hun reële veiligheidsbehoeften en de armslag die de begroting biedt voor armoedebestrijding;

15.

verzoekt de Raad en de Commissie preferentie toe te kennen aan goedkeuring van „intelligente” sancties (zoals visaweigering, bevriezing van tegoeden, beperking van de militaire samenwerking (o.a. wapenexport) of van handelsbetrekkingen), want dergelijke sancties blijken meer effect te sorteren en veeleer de politieke elite te treffen dan de gewone bevolking;

16.

is van mening dat het certifiëringssysteem, zoals het proces van Kimberley voor de internationale diamanthandel, bijdraagt aan het voorkomen van conflicten en bepleit het instellen van een soortgelijk systeem voor andere grondstoffen;

17.

beveelt de lidstaten aan om actief steun te verlenen aan de inspanningen van intergouvernementele en niet-gouvernementele organisaties op internationaal, regionaal en nationaal niveau om een eind te maken aan illegale houtkap;

Het regelen van conflicten

18.

is van mening dat nationale en internationale ondernemingen eveneens verantwoordelijkheid dragen op het niveau van regeling van plaatselijke en regionale conflicten; bepleit het opstellen van een internationale gedragscode voor maatschappelijke verantwoordelijkheid van ondernemingen, naar het model van de code van de OESO;

19.

verzoekt alle landen alle aspecten van wapenhandel te reglementeren en de internationale gemeenschap zover te krijgen dat de straffeloosheid die wapenhandelaren genieten, wordt afgestraft omdat wapenleveranties aan crisisgebieden in hoge mate bijdragen aan verscherping van de bestaande conflicten en de risico's van nieuwe conflicten vergroten;

20.

beschouwt als een bemoedigend teken de resolutie die de staatshoofden van de lidstaten van de Afrikaanse Unie hebben aangenomen waarin wordt voorgesteld binnen twee jaar een Afrikaanse interventiemacht op te zetten;

21.

is verheugd over het besluit van de Raad van de Europese Unie om Europese troepen naar Bunia te sturen onder mandaat van de Verenigde Naties en over de wijze waarop deze strijdmacht op 1 september 2003 is gegarandeerd door de MONUC;

22.

bepleit dat het mandaat voor dergelijke strijdmachten in de toekomst wordt geformuleerd op een dusdanige wijze dat er middelen voor hun missie kunnen worden toegekend en het recht en de plicht om ze in te zetten zodra uitvoering van de missie dit nodig maakt;

23.

veroordeelt krachtig het inzetten van kindsoldaten en verzoekt alle ACS-landen alsook de huidige en toekomstige lidstaten van de Europese Unie het protocol te ratificeren over een verbod op het inzetten van kindsoldaten en zich hieraan te houden;

24.

herhaalt het verzoek aan de Commissie en de Raad van de Europese Unie over het benoemen van een Hoge Vertegenwoordiger voor de rechten van het kind ter wille van de algemene coördinatie, de follow-up en een grotere zichtbaarheid van de rechten van het kind en meer belang toe te kennen aan kwesties rond kinderen bij alle beleidsvormen van de Europese Unie;

25.

stelt voor dat de regeringen van de ACS-landen eveneens dit soort functie in het leven roepen ter wille van een algemene coördinatie en dat zij meer belang toekennen aan kwesties rond kinderen bij alle desbetreffende beleidsvormen;

Het instellen van een duurzame vrede

26.

is van mening dat operaties voor crisisbeëindiging, terugkeer naar een normaal leven en wederopbouw van essentieel belang zijn voor het instellen van een duurzame vrede;

27.

dringt erop aan dat een regering en een overgangsbestuur dat kan rekenen op de steun van de internationale gemeenschap, zo snel mogelijk terugkeer naar de grondwettelijke orde voorbereiden;

28.

wenst dat een echte vredes- en democratiecultuur wordt ontwikkeld via door de Europese Unie en de ACS-landen ondersteunde instellingen;

29.

verzoekt de Europese Unie alsook de bij een conflict betrokken landen om herstel van de vrede en vooruitgang op de weg naar democratie te belonen met normalisering van de betrekkingen met het betreffende land en, in het geval van de lidstaten van de Europese Unie, met een verlichting van de schulden en het verlenen van aanzienlijke steun aan de wederopbouw;

30.

is van mening dat het noodzakelijk is psychologische em medische assistentie te verlenen aan getraumatiseerde slachtoffers van gewelddadige conflicten: dergelijke assistentie heeft een heel speciaal belang voor wie verkracht is of door mijnen gewond;

31.

ziet in NEPAD een initiatief dat, via haar doelstellingen en mechanismen, kan bijdragen aan het voorkomen en regelen van conflicten en kan leiden tot politieke stabilisering;

32.

verzoekt de Commissie er bij de tenuitvoerlegging van de samenwerkings- en ontwikkelingsprogramma's voor landen die een conflict achter de rug hebben, op toe te zien dat prioriteit wordt gegeven aan:

humanitaire hulp,

economische en maatschappelijke integratie van veteranen door hen een beroepsopleiding te bieden en door kindsoldaten onderwijs te verstrekken,

het opbloeien van de civil society,

hulp bij wederopbouw, vooral van instellingen en bestuur,

hulp bij programma's die gericht zijn op een billijker verdeling van rijkdommen,

een grotere vertegenwoordiging van vrouwen bij het verzoenings- en besluitvormingsproces;

33.

verzoekt het Europees Parlement om met onmiddellijke ingang een belangrijker rol toe te bedelen aan het besluitvormingsproces betreffende opschorting van hulp (in nauwe samenwerking met de desbetreffende delegaties van de Europese Gemeenschap), sancties en andere maatregelen; verlangt dat er zo vaak mogelijk verslag wordt uitgebracht aan het Europees Parlement en de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU over de stand van samenwerking van de Europese Unie met de bij een gewapend conflict betrokken ACS-landen;

34.

is van mening dat waarheidscommissies een schakelfunctie moeten kunnen vervullen tussen enerzijds een verleden dat zij moeten ophelderen, en anderzijds een toekomst onder een ander politiek gesternte; beveelt in dit verband met kracht aan dat de Europese Unie, haar lidstaten en de ACS-landen zich zonder bedenken achter een dergelijk verzoeningsinstrument scharen;

35.

is van mening dat er na beëindiging van gewapende conflicten maatregelen moeten worden genomen ter ondersteuning van de troepen die zich terugtrekken om ongunstige gevolgen te voorkomen en/of te beperken voor de plaatselijke bevolking, het milieu en de infrastructuur;

36.

is van mening dat demobilisatie van veteranen financiering op langere termijn nodig maakt en dat demobilisatieprogramma's een integraal onderdeel moeten vormen van de economische en sociale ontwikkelingsprogramma's van het betreffende land alsook een programma voor hervorming van de instellingen van openbare veiligheid, met inbegrip van politie, strijdkrachten en justitie;

37.

verzoekt de Raad en de Commissie om de sociale spelers in de ACS-landen te ondersteunen zoals bepaald in de nieuwe partnerschapsovereenkomst ACS-EU, zodat er mogelijkheden worden gecreëerd voor een dialoog en structuren die in deze overeenkomst worden genoemd, alsook om de parlementen behulpzaam te zijn bij het zich eigenmaken van bevoegdheden die nodig zijn om zich te doen gelden in het staatsapparaat;

38.

beveelt de in conflictregio's gelegen landen aan om samen te werken zodat er ontwapeningsprogramma's van de grond kunnen komen, o.a. maatregelen die wapenleveranties moeten verhinderen — in het bijzonder van lichte wapens — die afkomstig zijn uit allerlei bronnen (zowel regerings- als niet-regeringsbronnen);

Vrouwen en conflicten

39.

veroordeelt verkrachtingen en aanranding die een uitermate veel voorkomende praktijk zijn in vluchtelingenkampen, en het gebruik van verkrachting als wapen, waar de geschiedenis genoeg voorbeelden van geeft;

40.

verzoekt de regeringen van de lidstaten van de EU en van de ACS-landen om initiatieven te nemen voor vrede en veiligheid, waarbij rekening wordt gehouden met de dimensie en in dat verband

zorg te dragen voor een opleiding over de aspecten van regeling van conflicten en instelling van vrede, voor degenen die betrokken zijn bij het beleid in verband met het conflict, zowel op centraal niveau als in het veld,

van meet af aan de opleiding ter hand te nemen van militair personeel om hen bewust te maken van deze dimensie dat eerbiediging van vrouwen vanzelf moet spreken en dat er bij het leger sprake moet zijn van een klimaat dat vrouwen eerbiedigt,

ervoor te zorgen dat Afrikaanse regionale organisaties bij hun vredesoperaties in aanmerking kunnen komen voor de „vredesfaciliteit” die de Europese Gemeenschap in het leven heeft geroepen;

41.

verzoekt de bevoegde autoriteiten om vluchtelingen alsook in hun land aanwezige vrouwen en kinderen te beschermen tegen seksueel misbruik en dat bij het plaatsen van toiletten en het aanbrengen van verlichting rekening wordt gehouden met hun specifieke behoeften, beveiliging van de routes die worden afgelegd op zoek naar levensmiddelen, water en brandhout, alsook het aanbrengen van geschikte slaapplaatsen voor alleenstaande vrouwen;

42.

verzoekt de regeringen van de lidstaten van de EU en van de ACS-landen en de organisaties die partij zijn bij onderhandelingen, om vrouwen in te schakelen bij een diplomatieke oplossing van de conflicten en bij wederopbouwinitiatieven op alle niveaus, en in het bijzonder om de internationale diplomatieke teams die zich inzetten voor de vrede, te verplichten om stelselmatig plaatselijke vrouwengroepen en organisaties te raadplegen opdat rekening wordt gehouden met hun problemen en prioriteiten bij het officiële vredesproces;

43.

verzoekt zijn covoorzitters deze resolutie te doen toekomen aan de ACS-EU-Raad en de Europese Commissie.


(1)  Goedgekeurd door de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU op 19 februari 2004 te Addis Abeba (Ethiopië).

(2)  PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3.

(3)  PB C 26 van 29.1.2004, blz. 17.

(4)  PB C 177 E van 25.7.2002, blz. 291.

(5)  PB C 140 E van 13.6.2002, blz. 587.

(6)  PB C 197 van 12.7.2001, blz. 390.

(7)  PB L 147 van 14.6.2003, blz. 42.

(8)  PB L 286 van 30.10.2001, blz. 2.

RESOLUTIE (1)

over armoedeziekten en reproductieve gezondheid in de ACS-landen, in het kader van het 9de EOF

De Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU,

in vergadering bijeen van 16 tot 19 februari 2004 in Addis Abeba (Ethiopië),

gelet op artikel 17, lid 1 van haar reglement,

gelet op artikel 152, lid 3 en de artikelen 177 t/m 181 van het EG-Verdrag,

gelet op artikel 25, lid 1, letters c) en d) en artikel 31, letter b), punt iii) van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst die in juni 2000 ondertekend is in Cotonou (2),

onder verwijzing naar de resolutie van 1 maart 2001 van het Europees Parlement over het ontwikkelingsbeleid van de Europese gemeenschap (3),

onder verwijzing naar de resolutie van 20 september 2001 van het Europees Parlement over de seksuele verminking van vrouwen (4),

onder verwijzing naar haar resolutie van 1 november 2001 over HIV/aids (5),

onder verwijzing naar haar resolutie van 21 maart 2002 over de weerslag van besmettelijke ziekten op de gezondheid, de jongeren, bejaarden en gehandicapten (6),

onder verwijzing naar haar resolutie van 21 maart 2002 over gezondheidsproblemen, de jongeren, bejaarden en gehandicapten (7),

onder verwijzing naar haar resolutie van 3 april 2003 over de onderhandelingen over het onderdeel volksgezondheid bij de Wereldhandelsorganisatie (8),

onder verwijzing naar de resolutie van 4 september 2003 van het Europees Parlement over de mededeling van de Europese commissie over volksgezondheid en armoedebestrijding in de ontwikkelingslanden (9),

gezien verordening (EG) nr. 1567/2003 over de steunverlening voor beleidsvoering en -maatregelen voor de reproductieve en seksuele gezondheid en aanverwante rechten in de ontwikkelingslanden (10),

gezien verordening (EG) nr. 1568/2003 over steunverlening voor de strijd tegen armoedeziekten (HIV/aids, tuberculose en malaria) in de ontwikkelingslanden (11),

gezien de overeenkomst over de uitbanning van alle vormen van discriminatie tegen de vrouw (CEDAW), die in 1979 aangenomen is door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties,

gezien de overeenkomst van de Verenigde Naties over de rechten van het kind, aangenomen en voor ondertekening, ratificatie en toetreding neergelegd bij resolutie 44/25 van 20 november 1989 van de Algemene Vergadering,

gezien het actieprogramma dat aangenomen is door 179 landen op de Internationale conferentie over bevolking en ontwikkeling (IPCD) van 5 t/m 13 september 1994 in Cairo,

gezien de strategische doelstellingen voor de volksgezondheid van de conferentie van de Verenigde Naties van 1995 in Peking over de vrouw, en in het kader van Peking +5,

gezien de centrale maatregelen die goedgekeurd zijn voor de verdere uitvoering van het actieprogramma van de conferentie over bevolking en ontwikkeling op de 21ste buitengewone zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties van 30 juni t/m 2 juli 1999 in New York (ICPD +5),

gezien de ontwikkelingsdoelstellingen voor het komend millennium van de millennium-topconferentie van de Verenigde Naties van 6 t/m 8 september 2000,

gezien het verslag van 20 december 2001 van de Commissie macro-economie en volksgezondheid van de Wereldhandelsorganisatie,

gezien het vergelijk van Monterrey dat op 22 maart 2002 goedgekeurd is door de Conferentie van de Verenigde Naties voor de financiering van de ontwikkeling,

gezien de verklaring van Johannesburg over duurzame ontwikkeling, die op 4 september 2002 aangenomen is door de Topconferentie van de Verenigde Naties voor duurzame ontwikkeling,

gezien het wereldwijd initiatief voor de uitbanning van vermijdbare blindheid tegen 2020, bekend als Vision 2020, en het initiatief van de Wereldgezondheidsorganisatie voor de uitbanning van vermijdbare blindheid,

gezien de verklaring van 2001 in Doha over het verband tussen de overeenkomst over de handelsaspecten van intellectuele eigendom, en de volksgezondheid,

gezien het verslag 2002 van het Bevolkingsfonds van de Verenigde Naties (UNFPA) over de staat van de wereldbevolking,

gezien het debat over de toestand van de HIV/aids-pandemie, tuberculose, malaria en andere gelijkaardige besmettelijke ziekten in Afrika, op de bijeenkomst van staatshoofden en regeringsleiders van de Afrikaanse Unie van 10 tot 12 juli 2003 in Maputo, Mozambique,

gezien het verslag van de Raad van Europa over de weerslag van de „politiek van Mexico” (12),

gezien het verslag van haar Commissie sociale zaken en milieu (ACS-EU 3640/04),

A.

overwegende dat gezondheid een grondrecht van de mens is, dat als zodanig erkend wordt door artikel 25, lid 1 van de Universele verklaring van de rechten van de mens,

B.

overwegende dat alle leden van de internationale gemeenschap hun pogingen moeten voortzetten om oplossingen te vinden voor de problematiek van de armoedeziekten en de reproductieve gezondheid,

C.

overwegende dat er in de ontwikkelingslanden jaar na jaar miljoenen mensen blijven sterven aan besmettelijke ziekten die de geneeskunde voor het merendeel kan voorkomen en genezen,

Armoede en gezondheid

D.

overwegende dat er naast HIV/aids, malaria en tuberculose nog een groot aantal andere armoedeziekten bestaan die aandacht verdienen, zoals de vesico-vaginale fistel, diarree, slopende ziekten, waterziekten, huidziekten, psychische en fysieke aandoeningen, of andere ziekten die hun oorsprong vinden in het milieu,

E.

overwegende dat het verslag 2002 van het Bevolkingsfonds van de Verenigde Naties over de staat van de wereldbevolking met nadruk stelt dat er om de armoede in de ontwikkelingslanden terug te dringen, dringende maatregelen geboden zijn om de erbarmelijke toestand van de reproductieve gezondheid te verhelpen, om vrouwen ongewenste zwangerschap te helpen voorkomen, analfabetisme uit te roeien, en discriminatie in het algemeen tegen te gaan,

F.

overwegende dat het verslag 2001 van de Commissie makro-economie en volksgezondheid van de Wereldgezondheidsorganisatie vaststelt dat er de laatste tientallen jaren weliswaar een paar goede berichten over de gezondheidstoestand van de bevolking van de ontwikkelingslanden op te tekenen zijn, maar dat er vooral niet weinig slecht of zelfs rampzalig nieuws is,

G.

overwegende dat een slechte gezondheidstoestand de mogelijkheden van het individu beperkt en de productiviteit en het inkomensniveau vermindert, zodat de armoede toeneemt,

H.

overwegende dat het oordeel over de armoedegraad niet alleen moet uitgaan van het inkomen per hoofd van de bevolking en de omvang van alfabetisering en schoolbezoek, maar ook rekening moet houden met andere indicatoren zoals de gebruikmaking van sociale dienstverlening,

I.

overwegende dat investeringen in de elementaire gezondheidsdiensten van de ontwikkelingslanden maar een deel van de noodzakelijke maatregelen vormen,

Strijd tegen armoedeziekten

J.

overwegende dat armoedeziekten tegelijk de voornaamste oorzaak en het gevolg van de grote armoede in de ontwikkelingslanden zijn, zoals de ACS-landen, en meer in het bijzonder Afrika ten zuiden van de Sahara,

K.

overwegende dat de gesel van de armoedeziekten, meer in het bijzonder HIV/aids, malaria, tuberculose, fistels tussen blaas en schede bij de vrouw, infectieziekten, diarree en huidziekten, en vooral de ziekten die door inenting te voorkomen zijn, hoofdzakelijk de minder ontwikkelde landen treft,

L.

overwegende dat HIV/aids de levensverwachting in een aantal Afrikaanse landen aanzienlijk bekort heeft,

M.

overwegende dat de strijd tegen armoedeziekten één van de centrale strategieën is die in de ontwikkelingslanden de armoede kunnen uitroeien en de economische groei versterken, vooral als de ontwikkelingsdoelstellingen voor het millennium verwezenlijkt worden,

N.

overwegende dat informatie, voorkoming en behandeling van malaria, tuberculose en HIV/aids afzonderlijke benaderingen vergen, waar aangepaste strategieën voor uitgewerkt moeten worden,

O.

overwegende dat HIV/aids ook vertraagde groei en economische activiteit na zich sleept, en in de landen die het ergst getroffen zijn ook verminderde landbouwproductie, omdat de beroepsbevolking er aan de besmetting ten prooi valt,

P.

overwegende dat de concrete strategieën om de epidemie te bestrijden, een combinatie van behandeling, opvoeding en preventie vereisen en de plaatselijke gemeenschappen moeten bereiken door politieke en religieuze inzet van de overheden,

Q.

overwegende dat de kindersterfte als gevolg van infectieziekten die door inenting gemakkelijk te voorkomen zijn, een nodeloze morele, economische en fysieke last op bevolkingsgroepen legt die ook zonder dat al zwaar beproefd worden,

R.

overwegende dat de staatshoofden en regeringsleiders van de Afrikaanse Unie, die in juli 2003 bijeengekomen zijn in Maputo in Mozambique, alle voorafgaande overwegingen onderschrijven en vaststellen dat armoedeziekten de voornaamste oorzaak van ziekten en sterfte vormen en de sociaal-economische ontwikkeling van de Afrikaanse regio tegenhouden door de armoede te verergeren, de structuur van gezin en samenleving aan te tasten en miljoenen Afrikanen tot wanhoop te drijven,

S.

overwegende dat het vooral de meisjes zijn die voortijdig de school moeten verlaten om voor hun zieke ouders te zorgen, en dat er in de wereld al miljoenen wezen zijn die voor zichzelf moeten zorgen,

T.

overwegende dat de initiatieven voor de strijd tegen armoedeziekten in de ACS-landen daarom zorgvuldig ingepast moeten worden in de nationale indicatieve programma's (NIP), de regionale indicatieve programma's (RIP) en het sociaal onderdeel van de samenwerking binnen de ACS-groep van het 9de EOF,

U.

overwegende dat de initiatieven zo opgevat moeten worden dat ze gericht zijn op achtergestelde en kwetsbare groepen als vrouwen, jongeren en kinderen,

V.

overwegende dat nieuwe ontwikkelingen bij de Verenigde Naties en op internationaal niveau nieuwe mogelijkheden aan het licht brengen voor degenen die met HIV/aids moeten leven of met de ziekte te maken hebben, om zich te laten behandelen of verzorgen, voornamelijk omdat er nu antiretrovirale middelen beschikbaar zijn,

W.

daarbij overwegende dat het nieuw EDCTP-programma een belangrijke stap vooruit betekent,

X.

overwegende dat er op de ministersconferentie van de Wereldhandelsorganisatie in Doha sprake geweest is van uitbreiding van de mogelijkheden om farmaceutische producten te verkrijgen, en interpretatie van de intellectuele eigendomsrechten, en dat er bij die gelegenheid een verklaring over het verband tussen de overeenkomsten over de handelsaspecten van intellectuele eigendom en de volksgezondheid aangenomen is,

Y.

overwegende dat de lidstaten van de Wereldhandelsorganisatie op 30 augustus 2003 een overeenkomst aangenomen hebben die een oplossing brengt voor de problemen van landen met te weinig eigen productiecapaciteit voor geneesmiddelen,

Z.

overwegende dat de farmaceutische producten die in de ontwikkelingslanden tegen gestaffelde prijzen verkocht worden, niet afgeleid mogen worden naar de markt van de Europese Unie,

AA.

overwegende dat 90 % van alle onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten in de gezondheidssector in heel de wereld aan aandoeningen gewijd zijn die van belang zijn voor 10 % van de wereldbevolking, terwijl er op het ogenblik te weinig onderzoek gedaan wordt naar de ziekten die het meest verwaarloosd worden en die alleen maar de ontwikkelingslanden treffen (b.v. slaapziekte, Chagas-koorts en berglepra), en producten voor andere ziekten die speciaal aangepast zijn aan de gebruiksomstandigheden in de ontwikkelingslanden,

AB.

overwegende dat voorkoming en behandeling van besmettelijke ziekten als onmisbaar voor de internationale gemeenschap te beschouwen zijn en dan ook het statuut van openbaar goed van algemeen belang moeten krijgen,

Internationale conferentie over bevolking en ontwikkeling (ICPD)

AC.

overwegende dat de Internationale conferentie over bevolking en ontwikkeling zich in september 1994 voor het eerst speciaal over de voortplantingsrechten en -behoeften van individuele personen gebogen heeft, in plaats van demografische doelstellingen,

AD.

overwegende dat het actieprogramma van de Internationale conferentie over bevolking en ontwikkeling van Cairo door 179 landen goedgekeurd is,

AE.

overwegende dat het vergelijk dat tot stand gekomen is op de conferentie van Cairo bevestigd is bij de herziening door de Internationale conferentie over bevolking en ontwikkeling na 5 jaar, in 1999, en recentelijk nog op de regionale bijeenkomsten van de IPCD +10-conferentie van de landen van Azië, de Stille Oceaan en het Caribisch gebied,

AF.

overwegende dat 2004 het jaar van de 10de verjaardag van de Conferentie over bevolking en ontwikkeling en van de halftijdse herziening van haar actieprogramma is,

AG.

overwegende dat reproductieve gezondheidszorg ook de diensten voor gezinsplanning en de overeenkomstige informatie omvat, de hulpdiensten voor veilig moederschap, veilige abortus, preventie, opsporing en behandeling van aandoeningen van het voortplantingstelsel en seksueel overdraagbare aandoeningen, met inbegrip van HIV/aids,

AH.

overwegende dat alle paren en individuen het wezenlijk recht moeten bezitten om vrij en op een verantwoordelijke manier te beslissen over het aantal kinderen dat ze wensen en de spreiding van hun geboorte, en over de nodige informatie, vorming en mogelijkheden moeten beschikken om hun recht te kunnen uitoefenen,

AI.

overwegende dat volgens de Internationale conferentie over bevolking en ontwikkeling de dienstverlening in de reproductieve gezondheidszorg uiterlijk tegen 2015 veilig en bereikbaar gemaakt moet worden door middel van eerstelijns gezondheidszorg voor alle personen van alle leeftijdsgroepen,

Millenniumdoelstellingen voor de strijd tegen de armoede en de ontwikkeling

AJ.

overwegende dat er verbindingen gelegd zijn tussen de uitroeiing van de armoede en de seksuele en reproductieve gezondheidszorg,

AK.

overwegende dat de uitvoering van het actieprogramma van de Internationale conferentie over bevolking en ontwikkeling van wezenlijk belang is voor het bereiken van de doelstellingen van vermindering van de armoede en ontwikkeling voor het komend millennium,

AL.

overwegende dat de drie ontwikkelingsdoelstellingen voor het komend millennium die rechtstreeks verband houden met de reproductieve gezondheid (minder kindersterfte, betere gezondheidstoestand van de moeders, bestrijding en voorkoming van HIV/aids) degene zijn die de geringste kans maken om tegen de uiterste datum van 2015 verwezenlijkt te zijn,

Voornaamste uitdagingen (met inbegrip van kwetsbare groepen en HIV/aids)

AM.

overwegende dat verwikkelingen tijdens de zwangerschap en bij de bevalling in de ontwikkelingslanden de voornaamste oorzaak van sterfgevallen en handicaps onder vrouwen zijn en elk jaar 500 000 vrouwen het leven kost,

AN.

gezien de speciale problematiek van vrouwen — dikwijls jonge vrouwen die niet gemakkelijk toegang krijgen tot de reproductieve gezondheidsdiensten — die als gevolg van een moeilijke bevalling met verlies van de foetus een fistel ontwikkelen — die onbehandeld ernstige gevolgen voor hun algemene gezondheidstoestand heeft en sociale stigmatisatie met zich meebrengt,

AO.

overwegende dat ongeveer een derde van alle zwangerschappen ongewenst of ongepland is, met als gevolg dat de vrouwen soms een abortus proberen te laten uitvoeren onder onveilige omstandigheden,

AP.

overwegende dat 1 miljard opgroeiende jongeren op dit ogenblik op de drempel van het voortplantingstadium in hun leven staan,

AQ.

overwegende dat aandoeningen van het voortplantingstelsel, vooral de vesico-vaginale fistel, in een groot aantal ACS-landen een ernstig volksgezondheidsprobleem vormen,

AR.

overwegende dat de helft van de nieuwe HIV-infecties jongeren treffen, waarbij vooral meisjes een bijzonder groot risico lopen,

AS.

overwegende dat volgens de Wereldgezondheidsorganisatie betere beheersing van de geslachtsziekten de mogelijkheid zou bieden om de weerslag van HIV/aids op de bevolking in haar geheel met ongeveer 40 % te verminderen,

AT.

overwegende dat de voorkoming van geslachtsziekten en HIV/aids en de diensten die zich met die ziekten bezighouden integraal deel uitmaken van de programma's voor reproductieve en seksuele gezondheidszorg,

AU.

overwegende dat op het ogenblik 80 % van de volledige vluchtelingenbevolking van de wereld uit vrouwen en kinderen bestaat, dat in de vluchtelingenkampen de kraamvrouwensterfte dikwijls hoger ligt door de slechte voeding en het groot aantal dicht opeenvolgende zwangerschappen, en dat er dikwijls een toename van onbeschermde seksuele activiteit en overeenkomstig geweld is, o.a. verkrachtingen, hetgeen een factor in de toename van HIV/aids-gevallen en venerische ziekten vormt,

AV.

met genoegen overwegende dat een aantal landen schadelijke tradities en praktijken verboden hebben, o.a. verminking van de vrouwelijke geslachtsdelen,

Tekort aan financiële middelen en EOF-steun

AW.

overwegende dat de donorlanden in 2000 maar 45 % van hun aandeel bijgedragen hebben dat op de Conferentie over bevolking en ontwikkeling overeengekomen is, terwijl de ontwikkelingslanden voor 76 % van hun aandeel gezorgd hebben,

AX.

overwegende dat de totale uitgaven voor reproductieve gezondheidszorg, met inbegrip van de leningen en middelen van de VN-structuur, in 2000 maar 45,6 % van de doelstelling vertegenwoordigen die de Conferentie bevolking en ontwikkeling voor dat jaar vastgelegd had,

AY.

overwegende dat de geldschieters en NGO's erkennen dat er zich op internationaal vlak een crisis in de voorziening van de nodige middelen voor reproductieve gezondheidszorg voordoet en dat, als er niet ingegrepen wordt, de mensen niet in de mogelijkheid zullen zijn om hun recht op de elementairste dienstverlening en voorzieningen in de reproductieve gezondheidszorg uit te oefenen,

AZ.

overwegende dat de politieke inzet niet overal dezelfde is bij de donorlanden, en dat er een algemene terugval in de ontwikkelingshulp te betreuren is,

BA.

overwegende dat president George Bush van de Verenigde Staten vanaf de dag van zijn ambtsaanvaarding de zgn. „politiek van Mexico” hervat heeft, of de wereldwijde wurggreepregel, dat namelijk de Verenigde Staten hun hulp onthouden aan alle buitenlandse organisaties die, ook zonder gebruikmaking van andere dan hun eigen middelen, abortus uitvoeren, voorlichting en raadgevingen voor abortus verstrekken, of abortus verdedigen, ongeacht of abortus in hun land legaal is of niet,

BB.

overwegende dat de „politiek van Mexico” nu ook uitgebreid is tot organisaties die het beheer voeren over HIV/aids-programma's, of zelfs programma's voor vluchtelingen en ontheemden in hun eigen land,

BC.

overwegende dat de financiering van de programma's voor seksuele en reproductieve gezondheidszorg volkomen ontoereikend is, ook al speelt de Europese Unie op dat beleidsterrein een sleutelrol door de noodzakelijke wetgeving op te stellen en de nodige financiering te verschaffen,

BD.

overwegende dat desondanks de verhouding tussen kosten en baten voor investeringen in de seksuele en reproductieve gezondheidszorg met het doel om de armoede te bestrijden, klaarblijkelijk uitstekend is,

BE.

overwegende dat een aantal parlementsleden op de internationale conferentie van parlementsleden van 2002 in Ottawa voor de uitvoering van het actieprogramma van de Internationale conferentie over bevolking en ontwikkeling, toegezegd hebben om te proberen te bereiken dat 5 à 10 % van de nationale begrotingen voor ontwikkelingshulp toegewezen worden op programma's voor bevolking en reproductieve gezondheidszorg,

BF.

overwegende dat reproductieve gezondheidszorg in algemeen niet als prioritair beleidsterrein beschouwd wordt in de nationale strategische ontwerpen van de ACS-landen, en dat bovendien de bijkomende financiële steun om te zorgen dat alle kinderen de inentingen krijgen die hun het leven kunnen redden, duidelijk te gering is,

BG.

overwegende dat maar 13 nationale strategische projecten op een totaal van 77 gezondheidszorg als een prioritair beleidsonderdeel beschouwen, en dat 4 % van de middelen van het EOF aan gezondheidszorg besteed worden,

Rol van het maatschappelijk middenveld

BH.

gezien de belangrijke aanvullende rol die het maatschappelijk middenveld op nationaal, regionaal en internationaal niveau kan spelen bij de uitvoering van het actieprogramma van de Internationale conferentie over bevolking en ontwikkeling,

Armoede en gezondheidszorg

1.

benadrukt dat er naast HIV/aids, malaria en tuberculose nog een groot aantal andere armoedeziekten bestaan, zoals de vesico-vaginale fistel, die vereisen dat de internationale gemeenschap zich ermee bezighoudt;

2.

meent dat de slechte gezondheidstoestand het gevolg is van problemen in de beschikbaarheid van zowel gezondheidszorg (door gebrekkige structuren en te weinig verzorgend personeel, maar ook ontbrekende volksgezondheidsystemen) als behandelingen;

3.

vraagt om bij de behandeling van de problematiek van de armoedeziekten in de ontwikkelingslanden in te zien dat er een verband bestaat met voedselvoorziening en -veiligheid, onderwijs, milieu en sociaal-economische problemen;

4.

benadrukt dat een slechte gezondheidstoestand één van de factoren is die de individuele mogelijkheden beperken en de productiviteit en het inkomen aantasten — stuk voor stuk op hun beurt factoren die de armoede laten toenemen;

5.

benadrukt dat drinkwatervoorziening en evenwichtige voeding onmisbare voorwaarden voor een goede algemene gezondheidstoestand van de bevolking zijn en wijst dan ook nadrukkelijk op het horizontaal aspect van gezondheidszorg en de noodzaak om de levensomstandigheden te verbeteren, waardoor de levensverwachting kan stijgen en de strijd tegen de armoede beter te voeren is;

6.

ziet in dat er in de problematiek van de armoedeziekten bijzondere aandacht moet gaan naar vrouwen, kinderen en ouderen, en herinnert eraan dat het van dag tot dag een groter aandeel van de beroepsbevolking is dat met dat soort ziekten te maken krijgt, zodat de economische problemen van de arme landen alsmaar ernstiger worden;

7.

vraagt de ontwikkelingslanden om elementaire openbare dienstverlening en gezondheidszorg te herstellen en meent dat de Europese hulp op de eerste plaats eigen pogingen van de ontwikkelingslanden moet ondersteunen om de menselijke, institutionele en infrastructurele capaciteit uit te breiden;

8.

herinnert er ook aan dat terugbetaling van schulden en schuldverplichtingen elk jaar bijna 40 % van het BBP van de minst ontwikkelde landen in beslag nemen, terwijl de middelen voor onderwijs en gezondheidszorg onbeduidend blijven; meent dat de ernstige problemen van de schuldenlast een wereldwijde oplossing vergen die uitgaat van ingrepen op nationaal en internationaal vlak;

Strijd tegen armoedeziekten

9.

ziet in dat de armste landen, vooral in Afrika ten zuiden van de Sahara, degene zijn die ook het ergst te lijden hebben van armoedeziekten als HIV/aids, malaria, tuberculose, ziekten van het voortplantingsstelsel, besmettelijke en huidziekten;

10.

vraagt de Europese Commissie om de ziekten die de minste aandacht krijgen, zoals slaapziekte, Chagas-koorts en berglepra (leishmaniase), onder haar prioriteiten op te nemen en erop toe te zien dat er doeltreffende, aangepaste en gebruiksvriendelijke medicamenten ontwikkeld en tegen betaalbare prijzen op de markt van de ontwikkelingslanden gebracht worden;

11.

onderlijnt dat ze zich ongerust maakt over de bedreiging die vogelgriep en SARS voor de wereld vormen omwille van de verwoestingen die ze kunnen aanrichten in landen met een laag inkomen; blijft daarom hopen dat de Europese Unie en de ACS-landen nauw en doeltreffend samenwerken met de Wereldgezondheidsorganisatie om de ACS-landen in staat te stellen om het optreden van de betreffende ziekten en gelijkaardige ziekten te voorkomen en zo nodig onder controle te houden;

12.

benadrukt dat uitroeiing van de armoede en ondersteuning van economische groei in de ontwikkelingslanden noodzakelijkerwijze veronderstellen dat er strijd gevoerd wordt tegen de armoedeziekten;

13.

benadrukt dat de concrete strategieën die nodig zijn om de strijd aan te binden met de HIV/aids-epidemie een combinatie van behandeling, opvoeding en voorkoming te zien moeten geven en de plaatselijke gemeenschappen door de inzet van de politieke en religieuze overheden moeten bereiken;

14.

stipt aan dat op de tweede gewone zitting van de Algemene Vergadering van de Afrikaanse Unie in juli 2003 in Maputo, de staatshoofden en regeringsleiders erkend hebben dat armoedeziekten de voornaamste oorzaak van ziekten en sterfte vormen en een hindernis voor de sociaal-economische ontwikkeling van de Afrikaanse regio betekenen omdat ze de armoede verergeren, de gezinsbanden en de structuur van de samenleving ontwrichten en miljoenen Afrikanen overleveren aan de wanhoop;

15.

wijst met nadruk op de levensbelangrijke rol van de openbare diensten om de grote uitdagingen van de volksgezondheid aan te gaan en vraagt de Europese Commissie en de EU-lidstaten om versterking en uitbreiding van het arbeidsterrein van de openbare diensten aan te moedigen door in verschillende vormen een samenwerkingsbeleid in die zin te voeren en uitwisseling van ervaringen tussen openbare diensten van het noordelijk en zuidelijk halfrond te organiseren, druk uit te oefenen voor herziening van het structureel aanpassingsbeleid van de internationale financiële instellingen, en zich in het kader van de bilaterale en regionale handelsbetrekkingen en de algemene overeenkomst over de handel in diensten bij de Wereldhandelsorganisatie te onthouden van vragen om volksgezondheid, onderwijs en waterdistributie in de ontwikkelingslanden te liberaliseren;

16.

stelt met nadruk dat de initiatieven voor de strijd tegen armoedeziekten in de ACS-landen degelijk geïntegreerd moeten worden in de nationale en regionale indicatieve programma's en het sociaal onderdeel van de samenwerking tussen de ACS-landen onderling in het 9de EOF;

17.

wijst erop dat de initiatieven zo opgevat moeten worden dat ze speciaal op de meest achtergestelde en kwetsbaarste groepen gericht zijn, aan de hand van de volgende beleidsmiddelen:

informatie-, onderwijs- en communicatieprogramma's die rekening houden met de sociale, hygiënische, economische en culturele gegevenheden van de verschillende groepen van de bevolking,

uitbouw van diensten die elementaire gezondheidszorg beter beschikbaar maken,

beleidsontwerpen en vastlegging van prioriteiten die voor inzet van de beleidsvoerders in de strijd tegen de armoedeziekten zorgen,

meer samenwerking met de partners in de ontwikkeling en internationale organisaties die zich bezighouden met de strijd tegen armoedeziekten, zodat de nodige geneesmiddelen en sanitaire uitrusting beschikbaar zijn en het drinkwater van goede kwaliteit is,

steun voor onderzoeks- en ontwikkelingsinitiatieven voor belangrijke problemen in verband met de armoedeziekten in de ACS-landen;

18.

wijst erop dat een aantal nieuwe ontwikkelingen bij de Verenigde Naties en op internationaal niveau nieuwe mogelijkheden aan het licht brengen voor degenen die met de HIV/aids-besmetting moeten leven of met de ziekte te maken hebben, om zich te laten behandelen en verzorgen, voornamelijk met antiretrovirale middelen en entstoffen; betuigt vooral haar steun aan het 3x5-initiatief waar de Wereldhandelsorganisatie op 1 december 2003 mee van start gegaan is;

19.

wijst erop dat de verklaring van Doha van de Wereldhandelsorganisatie, over het verband tussen de overeenkomsten over de handelsaspecten van intellectuele eigendom en de volksgezondheid als grondslag voor alle bilaterale of regionale handelsovereenkomsten over intellectuele eigendom en volksgezondheid moet dienen;

20.

vraagt de ACS-landen om uitvoering te geven aan de verklaring van Doha en gebruik te maken van de overeenkomsten over de handelsaspecten van intellectuele eigendom om de beschikbaarheid van de goedkoopste farmaceutische producten te verbeteren die nodig zijn om te zorgen voor bescherming en behandeling van hun bevolking tegen armoedeziekten;

21.

vraagt de Europese Commissie en de lidstaten om de uitvoering van de verklaring van Doha over de overeenkomst over de handelsaspecten van intellectuele eigendom en haar verband met de volksgezondheid, te eerbiedigen, aan te moedigen en te ondersteunen, aangezien de verklaring als grondslag voor alle bilaterale of regionale akkoorden over intellectuele eigendom en volksgezondheid moet dienen;

22.

vraagt de landen van het Amerikaans continent om uit de overeenkomst over het Amerikaans vrijhandelsgebied (FTAA), in het belang van de bescherming van de volksgezondheid, de bepalingen over de intellectuele eigendom te verwijderen die te maken hebben met de beschikbaarheid van de medische apparatuur die nodig is voor bescherming en behandeling tegen armoedeziekten;

23.

wijst erop dat er doeltreffende werkwijzen ingevoerd moeten worden om te zorgen dat de farmaceutische producten die tegen gestaffelde prijzen verkocht worden in de ontwikkelingslanden, wel degelijk in die landen gebruikt worden en niet afgeleid worden naar de markt van de Europese Unie;

24.

vraagt de landen die over productiecapaciteit beschikken om de overeenkomst spoedig uit te voeren zonder verdere beperkingen te eisen en met volledige eerbiediging van de verklaring van Doha over de beschikbaarheid van geneesmiddelen, en vraagt dat er nog nauwlettender toegezien wordt op de resultaten om het debat dat de geplande herziening van de overeenkomst over de handelsaspecten van intellectuele eigendom op gang zal brengen, van degelijke gegevens te voorzien;

25.

wijst erop dat de onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten voor belangrijke problemen in verband met de armoedeziekten in de ACS-landen nog altijd onvoldoende zijn en dat men zich moet concentreren op therapeutische en preventieve technieken als kiemdodende middelen en entstoffen, die beantwoorden aan de sanitaire behoeften van de ontwikkelingslanden;

26.

wijst erop dat er in de strijd tegen de armoedeziekten samengewerkt moet worden met de Wereldhandelsorganisatie; vraagt haar lidstaten meer in het bijzonder om een ruimer debat over de weerslag van de overeenkomst over de handelsaspecten van intellectuele eigendom op de beschikbaarheid van betaalbare generische geneesmiddelen op gang te brengen en actief de analysewerkzaamheden over intellectuele eigendomsrechten, innovatie en volksgezondheid te ondersteunen die momenteel bij de Wereldgezondheidsorganisatie aan de gang zijn;

27.

vraagt de landen die over onderzoeks- en ontwikkelingscapaciteit beschikken, om in hun prioriteiten de ziekten op te nemen die het ergst verwaarloosd worden, zoals slaapziekte, berglepra (leishmaniase) en de Buruli-zweer, en te waarborgen dat er in de ontwikkelingslanden doeltreffende, aangepaste en gebruiksvriendelijke medicamenten ontwikkeld en tegen betaalbare prijzen op de markt gebracht worden;

28.

vraagt dat de internationale gemeenschap de voorkoming en behandeling van besmettelijke ziekten als openbaar goed van algemeen belang erkent;

29.

vraagt dat er een internationaal prioriteitenprogramma opgesteld wordt dat afgestemd is op de behoeften aan onderzoek en ontwikkeling, zodat de investeringen bij voorrang naar de ontwikkeling van farmaceutische producten gaan die beantwoorden aan de behoeften van de ontwikkelingslanden en doeltreffend, aangepast en gemakkelijk beschikbaar zijn;

30.

ondersteunt het idee van een overeenkomst of internationaal verdrag over onderzoek en ontwikkeling, dat alle landen verplicht om bij te dragen tot onderzoeks- en ontwikkelingswerkzaamheden in het belang van de volksgezondheid, en dat de algemene principes uitspreekt die door iedereen aanvaard worden en de precieze werkwijze voor de verdeling van de kosten van onderzoek en ontwikkeling vastlegt, en de financieringen en aangepaste steunverleningsmechanismen omschrijft waarmee de regeringen de verplichtingen kunnen vervullen die ze aangegaan zijn om de overheidssector aan onderzoek en ontwikkeling te laten deelnemen;

Internationale conferentie over bevolking en ontwikkeling (ICPD)

31.

benadrukt dat de hoogkwalitatieve reproductieve gezondheidszorg veilig, gemakkelijk bereikbaar en betaalbaar moet zijn voor alle mannen en vrouwen in heel de wereld en voor de volledige duur van de reproductieve fase van hun leven;

32.

vraagt de Europese Unie en de ACS-landen naar aanleiding van de ICPD +10 om de toezegging gestand te doen die ze gedaan hebben voor de financiering van het actieprogramma van de Conferentie bevolking en ontwikkeling voor gelijke toegang tot lager onderwijs, opleiding en elementaire gezondheidszorg;

33.

vraagt de Europese Commissie en de ACS-landen om het actieprogramma van de Conferentie bevolking en ontwikkeling te verdedigen in hun betrekkingen met derde landen en op alle internationale fora;

34.

vraagt de Europese Unie en de ACS-landen om het actieprogramma van de Conferentie over bevolking en ontwikkeling volledig uit te voeren;

Strijd tegen de armoede en ontwikkeling als doelstellingen voor het millennium

35.

vraagt de Europese Unie en de ACS-landen om seksuele en reproductieve gezondheidszorg en voorkoming van besmettelijke ziekten bij kinderen als volwaardig onderdeel in hun ontwikkelingsbeleid op te nemen;

36.

erkent dat er bij gebrek aan gegevens nog geen evaluaties van de vorderingen in de verwezenlijking van de 6de ontwikkelingsdoelstelling voor het millennium mogelijk zijn (het aantal nieuwe besmettingen tegen 2015 met de helft verminderen) en benadrukt dat er geïnvesteerd moet worden in toezicht en evaluatie, ook toezicht op de nationale begrotingsmiddelen en het effect van de beleidsvoering zoals gepland in het strategisch document voor de strijd tegen de armoede;

Grote beleidsthema's (o.a. kwetsbare groepen en HIV/aids)

37.

vraagt de Europese Unie en de ACS-landen om de sterfte en ziekten van moeders en kinderen als prioriteit in de volksgezondheid en als rechtsprobleem in de voortplanting te erkennen, die in hun programma's voor ontwikkelingsamenwerking ter sprake moeten komen;

38.

vraagt de ACS-landen en de Europese Unie om bijzondere aandacht te besteden aan de kritieke toestand van een zeer groot aantal (voornamelijk jonge) vrouwen in de plattelandsgebieden van de ontwikkelingslanden (naar schatting 0,3 % van alle zwangerschappen), die een fistel hebben, en hun inspanningen sterk op te voeren om die ernstige aandoening te voorkomen en te behandelen;

39.

benadrukt dat het van belang is om opgroeiende jongeren en jonge mannen en vrouwen de opvoeding en de dienstverlening en middelen ter beschikking te stellen om de bekwaamheden te ontwikkelen die nodig zijn voor een gezond en bevredigend geslachtsleven;

40.

vraagt de Europese Unie en de ACS-landen om preventiecampagnes tegen de HIV/aids-pandemie te financieren en door te voeren die uitgaan van geïntegreerde en volledige programma's voor seksuele en reproductieve gezondheidszorg;

41.

vraagt de landen die nog geen verbod op schadelijke tradities en gebruiken uitgevaardigd hebben, zoals verminking van de vrouwelijke geslachtsdelen, om aan informatiecampagnes in die zin deel te nemen en ze hun steun te verlenen, en tegelijk maatregelen te treffen om de gezinsplanning en reproductieve gezondheid te verbeteren;

Ontoereikende financiering en EOF-steun

42.

vraagt de Europese unie en haar lidstaten om te streven naar een besteding van minstens 0,7 % van hun BBP aan ontwikkelingshulp, zoals overeengekomen op de Wereldtop over sociale ontwikkeling van 1995 in Kopenhagen, en opnieuw bevestigd op de Europese Raad van 14 maart 2002 in Barcelona als bijdrage van de Europese Unie tot de Internationale conferentie over de financiering van de ontwikkeling (Monterrey, maart 2002);

43.

vraagt de Europese Unie en de ACS-landen om daadwerkelijk samen te werken voor uitwisseling van deskundigheid, en de financiering van de programma's voor seksuele en reproductieve gezondheidszorg en voorkoming van vitaminetekort en besmettelijke ziekten bij kinderen uit te breiden, om de internationale verplichtingen na te komen die ze aangegaan zijn op de Internationale conferentie over bevolking en ontwikkeling, zeker nu andere politieke krachten, zoals de Verenigde Staten, op hun toezeggingen aan de conferentie terugkomen;

44.

vraagt de Europese Unie en de ACS-landen, gezien de gebrekkige zekerheid van de financiering van reproductieve gezondheidszorg en de strijd tegen besmettelijke ziekten, om hun financiering van reproductieve gezondheidszorg uit te breiden en de coördinatie tussen de geldschieters te verbeteren;

45.

vraagt de Europese Unie en de ACS-landen om in de strijd tegen vesico-vaginale fistels

steun te verlenen voor nationale en plaatselijke initiatieven voor bewustmaking, informatie en opvoeding van de bevolking en de oprichting van opvangstructuren voor vrouwen die met de handicap te kampen hebben,

de bestaande opvangstructuren te steunen door alle nodige menselijke, materiële en financiële hulpmiddelen ter beschikking te stellen,

de reïntegratie- en verzorgingsprogramma's voor vrouwen die een fistel hebben, en die dikwijls voor het leven gehandicapt zijn, te begeleiden;

46.

vraagt de ACS-landen om meer begrotingsmiddelen aan gezondheidszorg te besteden;

47.

stelt haar leden voor om het voorbeeld van hun collega's te volgen die aanwezig geweest zijn op de internationale conferentie van parlementsleden in Ottawa voor de uitvoering van het actieprogramma van de internationale conferentie bevolking en ontwikkeling;

Functie van het maatschappelijk middenveld

48.

vraagt de Europese Commissie en de regeringen van de ACS-landen om bij de vastlegging en uitvoering van het ontwikkelingsbeleid nauwer samen te werken met het maatschappelijk middenveld, vooral voor de nationale strategische plannen;

49.

verzoekt zijn covoorzitters om deze resolutie te doen toekomen aan de ACS-EU-Raad, de Europese Commissie, de Raad van Ministers van de Europese Unie, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties en aan de Afrikaanse Unie.


(1)  Aangenomen door de Paritaire Parlementaire vergadering ACS-EU op 19 februari 2004 in Addis Abeba (Ethiopië).

(2)  PB L 317 van 15.12.2000, blz. 16.

(3)  PB C 277 van 1.10.2001, blz. 130.

(4)  PB C 77E van 28.3.2003, blz. 22.

(5)  PB C 78 van 2.4.2002, blz. 66.

(6)  PB C 231 van 27.9.2002, blz. 57.

(7)  PB C 231 van 27.9.2003, blz. 55.

(8)  PB C 231 van 26.9.2003, blz. 31.

(9)  Nog niet in het Publicatieblad verschenen (COM(2002) 129).

(10)  PB L 224 van 6.9.2003, blz. 1.

(11)  PB L 224 van 6.9.2003, blz. 7.

(12)  Raad van Europa, doc 9901 van 11 september 2003.

RESOLUTIE (1)

over katoen en andere grondstoffen: de problemen van sommige ACS-landen (1)

De Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU,

in vergadering bijeen van 16 tot 19 februari 2004 in Addis Abeba (Ethiopië),

onder verwijzing naar haar verklaring van Kaapstad (Zuid-Afrika) over de komende ACS-EU-onderhandelingen over nieuwe handelsovereenkomsten, die ze op 21 maart 2002 aangenomen heeft (2),

gezien de doelstellingen van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst voor de handel en de vermindering van de armoede, ondertekend op 23 juni 2000 in Cotonou, en de komende halftijdse evaluatie van de financiering van de Overeenkomst van Cotonou in 2004,

gezien de verklaring van de ministerconferentie van Doha en het voornemen om de behoeften en belangen van de ontwikkelingslanden in het arbeidsprogramma centraal te plaatsen,

gezien de lopende onderhandelingen over de economische partnerschapsovereenkomsten en de aanstaande conferentie van de Verenigde Naties over handel en ontwikkeling (Unctad) in juni van dit jaar in Brazilië,

gezien het actieplan voor de grondstoffen van de Europese Commissie en haar verklaring terzake van 12 februari 2004 (3),

A.

overwegende dat de ineenstorting van de grondstofprijzen één van de belangrijke oorzaken van de huidige armoede in de wereld is, en dat in Afrika de handel in grondstoffen 75 % van alle exportinkomsten vertegenwoordigt,

B.

overwegende dat grondstoffen, vooral katoen, suiker, rijst, bananen, koffie, cacao en thee voor de staatshuishoudingen van de ACS-landen van groot belang zijn; dat de ernstige afhankelijkheid van grondstoffen en de sterke schommelingen in neerwaartse richting van de prijzen van grondstoffen die voor de uitvoer van de ACS-landen van belang zijn, bijzonder dringende behandeling vergen,

C.

overwegende dat de Europese Unie en de ACS-groep, die een belangrijk aandeel in het ledental van de Wereldhandelsorganisatie vertegenwoordigen, zeer veel kunnen bijdragen tot wijziging van de regels van de Wereldhandelsorganisatie in de zin van meer rechtvaardigheid en meer eerbied voor het recht op ontwikkeling van de ACS-landen,

D.

overwegende dat er van de onderhandelingen over de economische partnerschapsovereenkomsten gebruik gemaakt zou moeten worden om een algemeen raamwerk voor structurele hervorming van de economie van de ACS-landen op te stellen, en dat de weerslag van de nieuwe handelsovereenkomsten op de ontwikkeling van de ACS-landen centraal moet staan in de onderhandelingen,

E.

gezien de meningsverschillen tussen de industrielanden en de meerderheid van de ACS-landen, die aan het licht gekomen zijn op de handelsbesprekingen van Cancún, en meer in het bijzonder dat er geen enkele oplossing geboden is voor de roep om rechtvaardige prijzen van de katoenproducerende landen van West-Afrika,

F.

gelet op artikel 36, lid 4 van de overeenkomst van Cotonou, dat herziening van de grondstofprotocollen voorschrijft met het oog op behoud van de voordelen die ze de ACS-landen bieden,

G.

overwegende dat de onderhandelingen van Doha over de ontwikkeling vooruit geholpen moeten worden na de mislukking van de ministerconferentie van de Wereldhandelsorganisatie in Cancún,

H.

overwegende dat de ontwikkelingslanden geholpen moeten worden om zich te bevrijden van hun al te sterke afhankelijkheid van de uitvoer van landbouwgrondstoffen, waarvan de prijzen op de wereldmarkt op dit ogenblik zeer laag liggen, omdat die afhankelijkheid in een groot aantal ontwikkelingslanden hinderlijk is voor de lopende ontwikkeling en er vooral het inkomen van de arme bevolkingsgroepen in de plattelandsgebieden bedreigt,

I.

overwegende dat de katoenproductie en -verwerking een zeer belangrijke strategische positie inneemt in de strijd tegen de armoede,

J.

overwegende dat katoen een betekenisvolle bijdrage levert in het streven naar veilige voedselvoorziening omdat de financieringen die de katoen op gang gebracht heeft, ervoor gezorgd hebben dat de katoenstreken de eerste producenten van gedroogde graanproducten geworden zijn,

K.

overwegende dat katoen van strategisch belang is voor de strijd tegen de armoede in Mali, Burkina Faso, Benin en Tsjaad, en dat er in het seizoen 2001-2002 aan de katoenproducenten de volgende bedragen aan subsidie uitgekeerd zijn:

800 miljoen dollar in Europa;

4,1 miljard dollar in de Verenigde Staten, de grootste katoenproducent en -uitvoerder ter wereld;

1,2 miljard dollar in China,

L.

overwegende dat de enorme subsidies, vooral voor de uitvoer, die de Verenigde Staten, China en de Europese unie hun katoenproducenten uitkeren, de overproductie in de hand gewerkt en de val van de katoenprijzen op de wereldmarkt met zich meegebracht hebben, met rampzalige gevolgen, vooral een wezenlijk inkomensverlies voor de katoenproducenten in de minst ontwikkelde landen,

M.

overwegende dat de ineenstorting van de koffieprijzen een algemene crisis veroorzaakt heeft die 25 miljoen koffieboeren in meer dan 50 ontwikkelingslanden treft, waar koffie een levensbelangrijke bron van werkgelegenheid op het platteland en inkomsten aan deviezen is,

N.

overwegende dat de ineenstorting van de grondstofprijzen een algemene achteruitgang van de levens- en arbeidsomstandigheden met zich meegebracht heeft, vooral voor de vrouwen, die de meerderheid van de koffie- en theeplukkers vormen en bij de productie van alle grondstoffen betrokken zijn, en dat een aantal rapporten gewag maakt van kinderarbeid en arbeidsomstandigheden op de koffieplantages, die veel weg hebben van uitbuiting,

O.

overwegende dat de verlaging van de interventieprijzen voor rijst met 50 % en de optrekking van de directe steunverlening voor de Europese rijstproducenten de ACS-uitvoer van rijst een gevoelige slag kan toebrengen en bij de rijstleveranciers onder de ACS-landen de economische, politieke en sociale stabiliteit aan het wankelen kan brengen,

P.

overwegende dat de invoer van bananen uit de ACS-landen in de Europese Unie onder de bepalingen over invoerlicenties valt, die de ACS-leveranciers op een onevenredige manier benadelen, en dat de belangen van de ACS-landen niet op een bevredigende manier aan bod komen bij de herziening van de Europese marktordening voor bananen,

Q.

overwegende dat de Europese Unie door de Overeenkomst van Cotonou, en meer in het bijzonder door artikel 1 van het 5de protocol, gehouden is om het nodige te doen om de overlevingskansen van de ondernemingen voor de uitvoer van bananen in de ACS-landen te waarborgen en de afzetmogelijkheden voor bananen uit de ACS-landen op de markt van de Europese Unie veilig te stellen,

R.

overwegende dat de gemeenschappelijke marktordening voor suiker — die specifieke bepalingen bevat om bepaalde ACS-landen preferentiële toegang tot de Europese markt te geven en de uitvoermogelijkheden van de minst ontwikkelde landen naar de Europese Unie te verbeteren zodat er zich in die landen een belangrijke industrie kan ontwikkelen — aan herziening onderworpen moet worden; dat de Europese Commissie voor de gemeenschappelijke marktordening voor suiker drie opties voorlegt, en een vierde optie met een systeem van vaste quota's terzijde schuift, hoewel ze de voorkeur van de minst ontwikkelde landen en één van de Europese partijen op de markt heeft,

S.

overwegende dat de suikerleveranciers onder de ACS-landen — minder ontwikkelde of ontwikkelingslanden, netto invoerders van levensmiddelen, kwetsbare landen, continentaal ingesloten landen of kleine eilandstaten, landen met monoproductie of uitvoerders van één enkele grondstof, die specifieke economische en sociale problemen kennen — afhankelijk zijn van voorzienbare en stabiele inkomsten uit de export van suiker en preferentiële toegang tot de Europese Unie,

T.

overwegende dat de ACS-landen die kava produceren specifieke moeilijkheden en sociaal-economische behoeften hebben, en o.a. afhankelijk zijn van de opbrengst van de uitvoer van het product om blijvende sociaal-economische ontwikkeling te kunnen verzekeren,

Handel in grondstoffen

1.

onderlijnt dat de ACS-landen één van de voornaamste groeperingen van ontwikkelingslanden vormen en bijgevolg de steun van de Europese Unie verdienen, die een strategische positie in het onderhandelingsproces inneemt door de industrielanden ertoe aan te zetten om de gewettigde verlangens van de ontwikkelingslanden te erkennen;

2.

verheugt zich over de verklaring van 12 februari 2004 van de Europese Commissie, dat ze een aantal initiatieven genomen heeft om de ontwikkelingslanden hun uitvoer te helpen verbeteren en hun kwetsbaarheid voor prijsschommelingen van de voornaamste internationaal verhandelde grondstoffen, vooral katoen en koffie, te helpen verminderen;

3.

verheugt zich over het voorstel van de Europese Commissie om het gebruik van het FLEX-instrument voor compensatie van het verlies aan exportinkomsten, uit te breiden en te vereenvoudigen, en stelt vast dat, als de criteria die nu voorgesteld worden voor FLEX, in 51 gevallen sinds de periode 2000-2002 aangewend waren, het systeem de ACS-landen 255 miljoen euro opgebracht zou hebben, of m.a.w. dat het instrument zes maal meer gebruikt zou zijn;

4.

betreurt dat de meeste ontwikkelingslanden geen enkel voordeel van de toegevoegde waarde gehad hebben die de verwerking van grondstoffen en de omschakeling op teelten met grote handelswaarde hun had kunnen opbrengen; vraagt de Europese Commissie om in de ontwikkelingslanden de uitbouw van agro-industrie, economische diversificatie en de verwerking van katoen, suiker en andere grondstoffen te stimuleren;

5.

vraagt met aandrang dat bij de Wereldhandelsorganisatie de onderhandelingen over de landbouw spoedig hervat worden en de problemen van uitvoersubsidies en binnenlandse steunverlening behandelen, in overeenstemming met de verklaring van de ministersconferentie van de Wereldhandelsorganisatie in Doha, maar met behoud van de bestaande preferentieregelingen;

6.

vraagt een herziening van de regels van de Wereldhandelsorganisatie die rekening houdt met de zorgen van de ACS-landen en hun pogingen om een ineenstorting van de grondstoffenmarkt te voorkomen;

7.

vraagt de Europese Commissie om zich aan de principes te houden die ze uitspreekt in haar oorspronkelijk ontwerp van aanbeveling aan de Raad, en in de onderhandelingen over de economische partnerschapsovereenkomsten dus aan te bevelen om tolvrije toegang tot de Europese markt te verlenen voor alle landbouwproducten die afkomstig zijn uit de ACS-landen;

8.

vraagt de Europese Commissie en de ACS-landen om in de onderhandelingen over handelsovereenkomsten tussen ACS en Europese Unie een regelgeving voor het handelsverkeer voor te stellen die het mogelijk maakt om doelstellingen als duurzame ontwikkeling en uitroeiing van de armoede na te streven en die de ACS-landen in staat stelt om af te zien van alle buitenlandse hulp;

9.

vraagt dat de onderhandelingen over de economische partnerschapsovereenkomsten regionale initiatieven voor de verwerking van grondstoffen ondersteunen, zoals de regionale structuren van boerenverenigingen, diensten voor kwaliteitsverbetering, initiatieven om investeringen aan te trekken, en de organisaties in de verschillende onderdelen van de productie en verhandeling van grondstoffen;

Katoen

10.

verlangt een duurzame oplossing voor de problemen van de landen van West-, Oost- en Centraal-Afrika en andere landen van de ACS-groep die katoen produceren, opheffing van alle vormen van uitvoersubsidie voor katoen, en afschaffing van de andere vormen van binnenlandse subsidie die de concurrentie vervalsen, samen met een juiste en rechtvaardige compensatie voor de katoenproducenten in de armste landen, naar verhouding van hun inkomensverlies en aan de hand van een duidelijk vastgelegde kalender;

11.

bevestigt nogmaals het strategisch belang van katoen voor de ontwikkeling en de trijd tegen de armoede in een groot aantal landen, vooral de minst ontwikkelde;

12.

stelt met nadruk dat de ACS-landen bijzonder doeltreffend kunnen optreden als ze in de grondstofproblematiek samenwerken, zoals blijkt uit het „katoen-initiatief” van vier West-Afrikaanse landen (Benin, Burkina Faso, Mali en Tsjaad) in de aanloop tot de ministerconferentie van de Wereldhandelsorganisatie van 10 tot 14 september 2003 in Cancún, waar ze geleidelijke afbouw van de binnenlandse steunverlening voor de katoenteelt gevraagd hebben, en overgangsmaatregelen in de vorm van financiële compensatie voor het inkomensverlies van de minst ontwikkelde landen die katoen produceren — en eveneens uit het „informeel” initiatief van Kenia, Oeganda en Tanzania, dat op de vijfde ministerconferentie van de Wereldhandelsorganisatie voorgelegd is;

Koffie

13.

vraagt alle partijen in het ontwikkelingsbeleid en de ACS-regeringen om te investeren in de verwerking van grondstoffen met toegevoegde waarde, zoals koffie, om de afnemende rendabiliteit van de sector te helpen herstellen, en verheugt zich over de strategie in die zin waar de Keniaanse regering op 4 februari mee van start gegaan is;

Rijst

14.

vraagt de Europese Gemeenschap om alle nodige aanpassingen uit te voeren in de huidige toepassing van het quotasysteem, en corrigerende en compenserende maatregelen voor de rijstverbouwing in de ACS-landen in overweging te nemen, samen met afschaffing van de quota's en douanetarieven om de negatieve gevolgen van de aanpassingen voor de rijstuitvoerders onder de ACS-landen te verminderen;

Bananen

15.

vraagt de Europese Commissie om de ACS-landen vooraf te raadplegen over de voorstellen tot wijziging van de autonome quotaregeling naar aanleiding van de uitbreiding van de Europese Unie, en erop toe te zien dat er geen enkele maatregel getroffen wordt die schadelijk kan zijn voor de stabiliteit van de Europese markt en de rendabiliteit van de uitvoer van bananen uit de ACS-landen nog verder in gevaar kan brengen;

16.

vraagt de Europese Unie om onmiddellijk maatregelen in te voeren om het prijsverval tegen te houden en de tendens om te buigen, en de invoer van bananen uit de ACS-landen op de Europese markt tegen lonende prijzen te vrijwaren, en er tegelijk op te letten dat geen enkele verhoging van de bananenquota's als gevolg van de uitbreiding van de Europese Unie haar bananenmarkt verstoort en de rendabiliteit van de bananenproductie in de ACS-landen nog verder in het gedrang brengt;

17.

benadrukt dat de invoerrechten op bananen in de Europese unie vanaf 2006 op een zodanig niveau moeten liggen dat de blijvende rendabiliteit van de bananenproductie van de ACS-landen verzekerd is;

Suiker

18.

erkent dat de landen die op grond van de Overeenkomst van Cotonou, de RPS-overeenkomst en het initiatief „alles met uitzondering van wapens”, voordeel halen uit het Suikerprotocol, door de prijsbeperkingen aanzienlijk inkomensverlies kunnen lijden, en vraagt de Europese Commissie om erop te letten dat de invoerprijzen van de ontwikkelingslanden, vooral de armste, op een redelijk niveau blijven;

19.

vraagt de Europese Commissie om de uitvoerders van suiker onder de ACS-landen bij de formulering van de opties voor de beleidsvoering tegenover de suikerregeling van de Europese Unie, redelijke inkomsten te garanderen;

20.

vraagt de Europese Commissie en de ACS-landen om alle nodige maatregelen te treffen om de invoer van suiker uit de ACS-landen in de Europese Unie en de preferentiële toegangsbepalingen en -voorwaarden voor de ACS-landen te verdedigen tegen de politiek van Australië, Brazilië en Thailand;

21.

vraagt de belanghebbende lidstaten van de Europese Unie om dringend en aan de hand van wetenschappelijke bewijsmiddelen het verbod, de strenge beperking en schorsing van de verkoop van kava op de Europese markt aan een nieuw onderzoek te onderwerpen;

Sociale verantwoordelijkheid

22.

vraagt de Europese Commissie en de ACS-landen om steunprogramma's met een combinatie van hulp voor omschakeling en financiële steunverlening op te stellen voor de werknemers die de gevolgen van de algemene ineenstorting van de grondstofprijzen te dragen gekregen hebben en daarbij aan de specifieke behoeften van de vrouwen te denken, die in veel productieprocessen van grondstoffen de meerderheid van de arbeidskrachten vertegenwoordigen;

23.

verheugt zich over de toezegging in het actieplan van de Europese Commissie om de internationale ondernemingen in de grondstoffensector te vragen om de sociale verantwoordelijkheid van de onderneming te verdedigen en vaste gedragscodes aan te bevelen, en vraagt de Europese Unie en haar lidstaten om van de promotie van de producten van eerlijke handel een prioriteit te maken;

24.

verzoekt zijn covoorzitters om deze resolutie voor uitvoering en opvolging te doen toekomen aan de Raad van Ministers ACS-EU, de Europese Commissie, de Afrikaanse Unie en de Wereldhandelsorganisatie.


(1)  Aangenomen door de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU op 19 februari 2004 in Addis Abeba (Ethiopië).

(2)  PB C 231 van 27.9.2002, blz. 63.

(3)  Nog niet in het Publicatieblad verschenen (COM(2004) 89).

RESOLUTIE (1)

over de orkaanschade in de Stille en Indische Oceaan en het Caribisch gebied, en de noodzaak van snel ingrijpen bij natuurrampen

De Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU,

in vergadering bijeen van 16 tot 19 februari 2004 in Addis Abeba (Ethiopië),

onder verwijzing naar haar vroegere resoluties over de gebieden van de Stille en Indische Oceaan en het Caribische gebied,

gezien de kaderovereenkomst van de Verenigde Naties over klimaatverandering, ondertekend op de Conferentie van de Verenigde Naties over milieu en ontwikkeling van juni 1992 in Rio de Janeiro,

A.

overwegende dat de tropische orkaan Heta, die lelijk huisgehouden heeft op de eilanden van de Stille Zuidzee — de Cook-eilanden, Niue, Samoa en Tonga — en de orkaan Elita, die de westkust van Madagaskar verwoest heeft, alle twee meerdere doden en gewonden gevergd en honderden mensen dakloos gemaakt hebben, en enorme schade aangericht hebben aan woningen, de infrastructuur en de landbouw, die het voornaamste middel van levensonderhoud van de plaatselijke bevolking is,

B.

gezien de verklaring van Barbados van 1994 en het overeenkomstig actieplan voor duurzame ontwikkeling van kleine eilandstaten in ontwikkeling, en gezien de VN-Conferentie Barbados +10 over de kleine eilandstaten in ontwikkeling, in september 2004 op Mauritius,

C.

gezien de verklaring van Johannesburg over duurzame ontwikkeling en het uitvoeringsplan van de Wereldtopconferentie voor duurzame ontwikkeling van augustus 2002 in Johannesburg in Zuid-Afrika, en meer in het bijzonder de internationale strategie die uitgestippeld is om de bijzonder kwetsbare toestand van kleine eilandstaten in ontwikkeling te verminderen,

D.

gezien de toename van de gevaren en de natuurrampen, waarvan de verwoestende kracht alsmaar groter wordt, waarschijnlijk als gevolg van de klimaatverandering, de bevolkingsdruk en de invloed van de mens op de natuur in heel de wereld,

E.

overwegende dat de eerste oorzaak van de wereldwijde klimaatsverandering de opwarming van de aarde is, die toe te schrijven is aan al te veel gebruik van fossiele brandstoffen, luchtvervuiling en ontbossing,

F.

overwegende dat er ondanks de stevige toezeggingen op de Wereldmilieutop van 1992 in Rio tot nog toe geen wezenlijke vooruitgang te zien geweest is, vooral niet in de vorm van minder luchtvervuiling door koolstofdioxide,

G.

overwegende dat de rampen niet alleen veel slachtoffers eisen en hoge sociaal-economische kosten veroorzaken, maar ook de ontwikkeling afremmen,

H.

overwegende dat er volgens de principes en doelstellingen van artikel 72 van de partnerschapsovereenkomst van Cotonou humanitaire en spoedhulp verleend wordt aan de bevolking van de ACS-landen die getroffen wordt door ernstige economische en sociale moeilijkheden van uitzonderlijke aard als gevolg van natuurrampen of crises die door de mens veroorzaakt worden,

I.

in de vaste overtuiging dat meer aandacht voor de voorkoming van natuurlijke gevaren bij de opstelling en doorvoering van ontwikkelingstrategieën de verwezenlijking van de prioritaire doelstelling van duurzame ontwikkeling veel dichterbij zou brengen,

J.

tevens overwegende dat dergelijke hulpverlening tot doel moet hebben om mensenlevens te redden in crisissituaties en de onmiddellijke nasleep van een crisis als gevolg van natuurrampen, oorlog of conflicten, en zo lang volgehouden moet worden als nodig is om tegemoet te komen aan de dringende behoeften die de toestand met zich meebrengt,

K.

met spijt overwegende dat het Protocol van Kyoto nog altijd niet van kracht geworden is bij gebrek aan ratificatie door een voldoende aantal landen,

1.

betuigt haar medeleven en begrip voor de moeilijke toestand waar de regering en bevolking van de Cook-eilanden, Niue, Samoa en Tonga zich in bevinden na de doortocht van de orkaan Heta, en de regering en bevolking van Madagaskar na de orkaan Elita;

2.

vraagt de Europese Unie om zich dringend over humanitaire hulpverlening en heropbouw op de eilanden van de Stille Zuidzee — de Cook-eilanden, Niue, Samoa en Tonga — en Madagaskar te buigen om het leed van de getroffen bevolking te verlichten, elk mogelijk gebrek aan geneesmiddelen en voedsel te voorkomen en de basisinfrastructuur (water- en energievoorziening) te helpen herstellen;

3.

vestigt de aandacht van de Europese Commissie, de Raad en de lidstaten op de voorbereiding en voorkoming van rampen om te zorgen voor betere bescherming van mensenlevens, om nodeloos lijden te vermijden en de economische weerslag van de rampen te beperken;

4.

beveelt de Europese commissie aan om vooral bijzondere aandacht te besteden aan de ingrijpende functie van beleidsmaatregelen als bodembescherming, herbebossing en rationele watervoorziening om rampen te voorkomen;

5.

spoort de ACS- en EU-regeringen aan om bijzonder snel op te treden en de nodige bijstand te verlenen om de herstelwerkzaamheden op de eilanden van de Stille Zuidzee en Madagaskar zo spoedig mogelijk te laten uitvoeren, en spreekt zijn instemming uit met de inspanningen die de Europese Unie in Zuidoost-Azië, Bangladesj, Midden-Amerika en het Caribisch gebied levert aan de hand van een integrale benadering met inschakeling van ECHO en het EOF;

6.

vraagt alle landen om hun toezeggingen gestand te doen door het Protocol van Kyoto over klimaatverandering te ratificeren en uit te voeren; meent dat de problematiek van klimaatverandering een waarachtig wereldwijd antwoord vergt en benadrukt dat de industrielanden in de strijd tegen het broeikaseffect de spits zouden moeten afbijten;

7.

vraagt de Europese Unie om spoedig de financiële middelen voor het EOF beschikbaar te stellen, zo nodig ter aanvulling van de middelen voor de nationale en regionale indicatieve programma's, om dringend humanitaire hulp te verlenen en de heropbouw en het herstel van de materiële en sociale infrastructuur van de getroffen eilanden te ondersteunen;

8.

vraagt de regeringen van de ACS- en EU-landen met aandrang om de oprichting van een algemeen fonds te overwegen dat de mogelijkheden biedt voor een programma voor snelle mobilisatie bij rampen in alle ACS-landen en beheersing van de nasleep van een crisistoestand bij natuurrampen;

9.

herhaalt zijn vaste overtuiging dat de voorkoming van rampen systematisch behandeld moet worden in de Europese beleidsvoering voor ontwikkelingsamenwerking, vooral bij de uitvoering van de partnerschapsovereenkomst van Cotonou tussen de ACS-landen en de Europese Unie;

10.

dringt erop aan dat de verschillende aspecten van voorkoming en voorbereiding (voorkoming van rampen als zodanig, de mogelijkheden om er het hoofd aan te bieden en beperking en beheersing van hun gevolgen) als volwaardig onderdeel van de ontwikkeling en de verschillende vormen van ontwikkelingsamenwerking beschouwd worden, zowel in de algemene programma's als de afzonderlijke projecten binnen die programma's, en vraagt vooral dat elke humanitaire operatie die door de Europese Unie gefinancierd wordt, een onderdeel voorkoming bevat;

11.

roept op tot meer aandacht voor de hoge sociaal-economische kosten van rampen en de voordelen van ramppreventie bij de milieutechnische evaluatie van ontwikkelingsbeleid, -strategieën, -programma's en -projecten van de Europese Unie;

12.

erkent dat de stijging van de zeespiegel een bedreiging voor de overlevingskansen van kleine eilandstaten vormt omdat het verschijnsel heviger tropische stormen veroorzaakt, de zoetwatervoorziening ontregelt en de biologische verscheidenheid van de rijkdommen van de zee vermindert;

13.

vraagt de ACS- en EU-landen om van het gebruik van hernieuwbare energie een afzonderlijke doelstelling te maken en meent dat hernieuwbare energie een centrale plaats moet krijgen in de ontwikkelingssamenwerkingsprogramma's die uitgaan van de partnerschapsovereenkomst van Cotonou;

14.

verheugt zich over de internationale bijeenkomst van kleine eilandstaten in ontwikkeling in augustus-september 2004 op Mauritius, voor de herziening van de uitvoering van het actieplan van Barbados voor duurzame ontwikkeling van kleine eilandstaten in ontwikkeling, en vraagt om op de conferentie vertegenwoordigd te zijn om er haar standpunt over de gevolgen van natuurrampen voor de ACS-landen en de maatregelen die geboden zijn voor kleine eilandstaten in ontwikkeling, te kunnen laten horen;

15.

verheugt zich over de pogingen van het forum van de eilanden van de Stille Oceaan om hulp te bieden aan de getroffen eilanden, me er bepaald aan de hand van zijn regionaal rampenfonds;

16.

verzoekt zijn covoorzitters om deze resolutie te doen toekomen aan de Raad van Ministers ACS-EU, de Europese Commissie, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, het Gemenebest, het Forum van de eilanden van de Stille oceaan en het Cariforum.


(1)  Aangenomen door de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU op 19 februari 2004 in Addis Abeba (Ethiopië).


  翻译: