ISSN 1725-2598 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 200 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
47e jaargang |
Inhoud |
|
Rectificaties |
Bladzijde |
|
* |
||
|
* |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
Rectificaties
7.6.2004 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 200/1 |
Rectifiactie van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels
( Publicatieblad van de Europese Unie L 166 van 30 april 2004 )
Verordening (EG) nr. 883/2004 wordt als volgt gelezen:
VERORDENING (EG) Nr. 883/2004 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 29 april 2004
betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels
(Voor de EER en Zwitserland relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 42 en 308,
Gezien het voorstel van de Commissie, ingediend na raadpleging van de sociale partners en de Administratieve Commissie voor de sociale zekerheid van migrerende werknemers (1),
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (3),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De voorschriften ter coördinatie van de nationale socialezekerheidsstelsels behoren tot de regelingen betreffende het vrije verkeer van personen en moeten bijdragen aan de verhoging van de levensstandaard en de verbetering van de arbeidsomstandigheden. |
(2) |
In het Verdrag zijn geen andere bevoegdheden opgenomen dan die waarin artikel 308 voorziet om passende maatregelen te nemen op het gebied van de sociale zekerheid voor anders dan in loondienst werkende personen. |
(3) |
Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (4) is diverse keren gewijzigd en bijgewerkt, om rekening te houden met de ontwikkelingen op communautair niveau, waaronder de uitspraken van het Hof van Justitie, en daarnaast met de wijzigingen in de nationale wetgevingen; mede als gevolg daarvan zijn de coördinatievoorschriften van de Gemeenschap complex en lang geworden; het is derhalve essentieel deze voorschriften te vervangen, en tegelijk te moderniseren en te vereenvoudigen, om de doelstelling van het vrije verkeer van personen te bereiken. |
(4) |
Het is noodzakelijk dat de eigen kenmerken van de nationale socialezekerheidswetgevingen worden gerespecteerd en er enkel een coördinatiemethode wordt uitgewerkt. |
(5) |
Het is noodzakelijk, dat in het kader van deze coördinatie wordt gegarandeerd dat alle betrokkenen binnen de Gemeenschap krachtens de verschillende nationale wetgevingen gelijke behandeling genieten. |
(6) |
De nauwe band tussen de socialezekerheidswetgeving en de contractuele bepalingen die deze wetgeving aanvullen of vervangen, en die door een besluit van de overheid verplicht zijn gemaakt dan wel een ruimere werkingssfeer hebben gekregen, kan ten aanzien van de toepassing van die contractuele bepalingen een soortgelijke bescherming noodzakelijk maken als die welke door de verordening wordt geboden. Als eerste stap in die richting zouden de ervaringen kunnen worden geëvalueerd van de lidstaten die van dergelijke regelingen kennis hebben gegeven. |
(7) |
Gezien de grote verschillen tussen de nationale wetgevingen voor wat betreft de personele werkingssfeer verdient het de voorkeur uit te gaan van het beginsel dat deze verordening van toepassing is op personen die onderdaan van een lidstaat zijn, staatlozen en vluchtelingen die op het grondgebied van een lidstaat verblijven, en op wie de socialezekerheidswetgeving van een of meer lidstaten van toepassing is of geweest is, alsmede op hun gezinsleden en hun nabestaanden. |
(8) |
Het algemene beginsel van gelijke behandeling is bijzonder belangrijk voor werknemers die niet in de lidstaat wonen waar zij werken, waaronder grensarbeiders. |
(9) |
Het Hof van Justitie heeft meermalen advies gegeven over de mogelijkheid van gelijke behandeling van uitkeringen, inkomsten en feiten. Dit beginsel moet uitdrukkelijk worden aangenomen en nader ontwikkeld, waarbij de inhoud en de geest van rechterlijke vonnissen in acht moet worden genomen. |
(10) |
Het beginsel dat bepaalde feiten of gebeurtenissen die zich op het grondgebied van een andere lidstaat voordoen, worden behandeld alsof zij zich hebben voorgedaan op het grondgebied van de lidstaat waarvan de wetgeving van toepassing is, mag evenwel geen invloed hebben op het beginsel dat tijdvakken van verzekering, van werkzaamheden in loondienst, van werkzaamheden anders dan in loondienst, of van wonen die zijn vervuld op grond van de wetgeving van een andere lidstaat, worden samengeteld met de tijdvakken die zijn vervuld op grond van de wetgeving van de bevoegde lidstaat. Op grond van de wetgeving van in een andere lidstaat vervulde tijdvakken mogen derhalve alleen in aanmerking worden genomen door toepassing van het beginsel van samentelling van tijdvakken, enzovoort. |
(11) |
De gelijkstelling van feiten of gebeurtenissen die zich in een lidstaat voordoen kan in geen geval tot gevolg hebben dat een andere lidstaat bevoegd is, of dat diens wetgeving van toepassing wordt. |
(12) |
Ten behoeve van de evenredigheid moet ervoor worden gezorgd dat het beginsel van gelijkstelling van feiten of gebeurtenissen niet tot objectief ongerechtvaardigde resultaten leidt, noch tot samenloop van prestaties van dezelfde aard tijdens hetzelfde tijdvak. |
(13) |
De coördinatievoorschriften moeten garanderen dat personen die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, alsmede hun rechthebbenden en nabestaanden de verworven en in wording zijnde rechten en voordelen behouden. |
(14) |
Deze doeleinden moeten met name bereikt worden door het samentellen van alle tijdvakken die door de verschillende nationale wetgevingen in aanmerking worden genomen voor het verkrijgen en behouden van het recht op prestaties en voor de berekening daarvan, alsmede door het verlenen van prestaties aan de verschillende onder de verordening vallende categorieën van personen. |
(15) |
Het is noodzakelijk dat personen die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen aan de wetgeving van een enkele lidstaat onderworpen zijn, om de samenloop van toepasbare nationale wetgevingen en de verwikkelingen die daaruit ontstaan, te vermijden. |
(16) |
Het is binnen de Gemeenschap in principe niet gerechtvaardigd dat socialezekerheidsrechten afhankelijk gesteld worden van de woonplaats van de betrokkene. In specifieke gevallen, met name voor bijzondere prestaties die verband houden met de economische en sociale omstandigheden van de betrokkene, zou echter diens woonplaats in aanmerking genomen kunnen worden. |
(17) |
Om gelijke behandeling van alle personen die op het grondgebied van een lidstaat werken zo goed mogelijk te garanderen, dient als algemene regel de wetgeving van de lidstaat op het grondgebied waarvan de betrokkene zijn werkzaamheden, al dan niet in loondienst, verricht als toepasselijke wetgeving te worden aangewezen. |
(18) |
In specifieke situaties die een ander toepassingscriterium rechtvaardigen, is het nodig van deze algemene regel af te wijken. |
(19) |
In sommige gevallen kunnen de moeder of de vader aanspraak maken op moederschaps- en daarmee gelijkgestelde vaderschapsuitkeringen, en aangezien uitkeringen aan de vader verschillen van ouderschapsuitkeringen en gelijkgesteld kunnen worden met moederschapsuitkeringen stricto sensu - aangezien zij worden uitgekeerd tijdens de eerste levensmaanden van een pasgeborene - is het opportuun voor moederschaps- en daarmee gelijkgestelde vaderschapsuitkeringen een gezamenlijke regeling te treffen. |
(20) |
Wat betreft prestaties bij ziekte en uitkeringen bij moederschap of daarmee gelijkgesteld vaderschap, is het noodzakelijk aan verzekerden en hun gezinsleden die in een andere dan de bevoegde lidstaat wonen of verblijven, bescherming te garanderen. |
(21) |
Bepalingen met betrekking tot prestaties bijziekte en uitkeringen bij moederschap of daarmee gelijkgesteld vaderschap zijn opgesteld in het licht van de jurisprudentie van het Hof van Justitie; de bepalingen inzake toestemming vooraf zijn verbeterd, rekening houdend met de desbetreffende uitspraken van het Hof van Justitie. |
(22) |
De specifieke situatie van de aanvragers van en rechthebbenden op pensioenen en hun gezinsleden maakt aangepaste ziekteverzekeringsbepalingen noodzakelijk. |
(23) |
Gezien de verschillen tussen de diverse nationale stelsels, wordt het passend geacht dat de lidstaten er, indien mogelijk, voor zorgen dat gezinsleden van grensarbeiders geneeskundige behandeling kunnen krijgen in de lidstaat waar laatstgenoemden hun werkzaamheden verrichten. |
(24) |
Het is noodzakelijk specifieke bepalingen vast te stellen ter voorkoming van samenloop van verstrekkingen en uitkeringen bij ziekte van dezelfde aard als die welke worden bestreken door de arresten van het Hof van Justitie in de zaken C-215/99, Jauch, en C-160/96, Molenaar, voorzover die verstrekkingen en uitkeringen hetzelfde risico dekken. |
(25) |
Wat betreft prestaties bij arbeidsongevallen en beroepsziekten is het belangrijk om de situatie te regelen van personen die wonen of verblijven in een andere dan de bevoegde lidstaat, teneinde hun een bescherming te garanderen. |
(26) |
Voor uitkeringen bij invaliditeit moet een coördinatiemethode worden uitgewerkt waarbij rekening wordt gehouden met de eigen kenmerken van de nationale wetgevingen, met name ten aanzien van de vaststelling van de invaliditeit en de toeneming daarvan. |
(27) |
Het is noodzakelijk, dat voor de toekenning van uitkeringen bij ouderdom en aan nabestaanden een methode wordt uitgewerkt voor de gevallen waarin de betrokkene onderworpen was aan de wetgeving van één of meer lidstaten. |
(28) |
Er moet een volgens de samentellings- en proratiseringsmethode berekend en door het Gemeenschapsrecht gegarandeerd pensioenbedrag worden vastgesteld, indien de toepassing van de nationale wetgeving alleen, met inbegrip van de voorschriften inzake vermindering, schorsing of intrekking, minder gunstig is dan de toepassing van de hiervoor bedoelde methode. |
(29) |
Ter bescherming van de migrerende werknemers en hun nabestaanden tegen een te strikte toepassing van de nationale voorschriften inzake vermindering, schorsing of intrekking, moeten in de verordening bepalingen worden opgenomen op grond waarvan de toepassing van deze nationale voorschriften aan strenge voorwaarden wordt onderworpen. |
(30) |
Zoals steeds is bevestigd door het Hof van Justitie, wordt de Raad niet bevoegd geacht voorschriften vast te stellen waarbij een beperking wordt opgelegd op de samenloop van twee of meer in verschillende lidstaten opgebouwde pensioenen, door een verlaging van het bedrag van een pensioen dat uitsluitend volgens de nationale wetgeving is opgebouwd. |
(31) |
Volgens het Hof van Justitie is het aan de nationale wetgever om dergelijke voorschriften vast te stellen, met dien verstande dat het tot de bevoegdheden van de communautaire wetgever behoort de grenzen vast te stellen waarbinnen de nationale voorschriften betreffende verlaging, opschorting of intrekking moeten worden toegepast. |
(32) |
Teneinde de mobiliteit van werknemers te bevorderen, is het met name aangewezen om het zoeken naar werk in de verschillende lidstaten te vergemakkelijken; het is derhalve nodig tot de een volledigere en effectievere coördinatie tussen de regelingen inzake werkloosheidsverzekering en de diensten voor arbeidsvoorziening van alle lidstaten te komen. |
(33) |
De wettelijke stelsels voor vervroegde uittreding moeten in het toepassingsgebied van deze verordening worden opgenomen, zodat de gelijke behandeling en de mogelijkheid tot export van de uitkeringen bij vervroegde uittreding, evenals de toekenning van gezinsbijslagen, en ziektekostenverstrekkingen aan de betrokkenen worden gewaarborgd overeenkomstig de bepalingen van deze verordening; aangezien de wettelijke stelsels voor vervroegde uittreding slechts in een zeer beperkt aantal lidstaten bestaan, is het evenwel raadzaam om de regel van de samentelling van de tijdvakken uit te sluiten voor het verkrijgen van het recht op deze uitkeringen. |
(34) |
Gelet op het feit dat gezinsbijslagen een zeer ruim bereik hebben, en bescherming bieden bij zowel meer klassieke als specifieke situaties, en dat over die laatste arresten bestaan van het Hof van Justitie (in de gevoegde zaken C-245/94 en C-312/94, Ingrid Hoever, en in zaak C-275/96, Anne Kuusijärvi), dient voor alle gezinsbijslagen in een regeling te worden voorzien. |
(35) |
Teneinde een niet-gerechtvaardigde samenloop van uitkeringen te vermijden, is het nodig voorrangsregels vast te leggen voor de gevallen van samenloop van rechten op gezinsbijslagen op grond van de wetgeving van de bevoegde lidstaat en op grond van de wetgeving van de lidstaat waar de gezinsleden wonen. |
(36) |
Voorschotten op onderhoudsbijdragen zijn voorschotten die uitgekeerd worden als een ouder niet kan voldoen aan de uit het familierecht voortvloeiende verplichting om zijn eigen kind te onderhouden. Derhalve moeten die voorschotten niet beschouwd worden als rechtstreekse bijdragen uit collectieve middelen ten behoeve van gezinnen. Vanwege die kenmerken moeten de coördinatieregels niet op onderhoudsbijdragen worden toegepast. |
(37) |
Zoals het Hof van Justitie herhaaldelijk heeft gesteld, dienen voorschriften die afwijken van het beginsel van de exporteerbaarheid van socialezekerheidsprestaties strikt te worden uitgelegd. Dat betekent dat ze alleen van toepassing kunnen zijn op prestaties die aan de gespecificeerde voorwaarden voldoen. Daaruit volgt dat hoofdstuk 9 van titel III van deze verordening alleen van toepassing kan zijn op prestaties van bijzondere aard die niet op premie- of bijdragebetaling berusten en zijn vermeld in bijlage X bij deze verordening. |
(38) |
Het is noodzakelijk een administratieve commissie op te richten, die samengesteld is uit een regeringsvertegenwoordiger van elk van de lidstaten, en die met name tot taak heeft alle vraagstukken van administratieve of interpretatieve aard, voortvloeiende uit de bepalingen van deze verordening, te behandelen en de samenwerking tussen de lidstaten te bevorderen. |
(39) |
In verband met ontwikkeling en het gebruik van gegevensverwerkingsdiensten voor gegevensuitwisseling is het nodig gebleken om een technische commissie op te richten die onder de bevoegdheid van de administratieve commissie valt en die specifieke bevoegdheden heeft op het gebied van de gegevensverwerking. |
(40) |
Het gebruik van gegevensverwerkingsdiensten voor de gegevensuitwisseling tussen de organen vereist bepalingen die waarborgen dat de op elektronische wijze uitgewisselde of afgegeven documenten op dezelfde wijze worden geaccepteerd als papieren documenten. Deze uitwisseling vindt plaats met inachtneming van de communautaire voorschriften op het gebied van de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking en het vrije verkeer van persoonsgegevens. |
(41) |
Het is noodzakelijk dat bijzondere bepalingen worden vastgesteld die in overeenstemming zijn met de specifieke kenmerken van de nationale wetgevingen, teneinde de toepassing van de coördinatievoorschriften te vergemakkelijken. |
(42) |
Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel, uitgaande van de veronderstelling dat de verordening tot alle Europese onderdanen wordt uitgebreid en met het oog op het vinden van een oplossing waarbij rekening wordt gehouden met eventuele beperkingen in verband met de bijzondere kenmerken van op de woonplaats gebaseerde stelsels, werd een bijzondere afwijking middels de toevoeging van een bijlage XI - „DENEMARKEN” beperkt tot recht op een socialezekerheidspensioen, uitsluitend voor de nieuwe categorie niet-actieve personen waartoe deze verordening is uitgebreid, passend geacht vanwege de bijzondere kenmerken van het Deense stelsel en gezien het feit dat die pensioenen volgens de vigerende Deense wetgeving (Pensioenwet) exporteerbaar zijn na een verblijf van tien jaar. |
(43) |
Overeenkomstig het beginsel van gelijke behandeling wordt een bijzondere afwijking middels de toevoeging van een bijlage XI - „FINLAND” beperkt tot op de woonplaats gebaseerde nationale pensioenen, passend geacht vanwege de bijzondere kenmerken van de Finse wetgeving inzake sociale zekerheid, die ertoe strekt te waarborgen dat het bedrag van het nationale pensioen niet lager is dan het bedrag van het nationale pensioen waarvan de berekening stoelt op de hypothese dat alle, in enige lidstaat vervulde, tijdvakken van verzekering in Finland zouden zijn vervuld. |
(44) |
Hoewel bij de invoering van een nieuwe verordening, Verordening (EEG) nr. 1408/71 moet worden ingetrokken, is het ter wille van de rechtszekerheid noodzakelijk dat Verordening (EEG) nr. 1408/71 van kracht blijft en dat de rechtsgevolgen ervan gehandhaafd blijven voor bepaalde communautaire besluiten en overeenkomsten waarbij de Europese Gemeenschap partij is. |
(45) |
Aangezien de doelstelling van het voorgenomen optreden, namelijk coördinerende maatregelen om te waarborgen dat het recht van vrij verkeer van personen daadwerkelijk kan worden uitgeoefend, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve, wegens de omvang en de gevolgen van dit optreden, beter op communautair niveau kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap maatregelen treffen, overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel van artikel 5 van het Verdrag. In overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel van dat artikel gaat deze verordening niet verder dan hetgeen noodzakelijk is voor het bereiken van deze doelstelling, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
TITEL I
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Definities
Voor de toepassing van deze verordening:
a) |
worden onder „werkzaamheden in loondienst” verstaan werkzaamheden of daarmee gelijkgestelde situaties die als zodanig worden beschouwd voor de toepassing van de socialezekerheidswetgeving van de lidstaat waar die werkzaamheden worden verricht, of waar die gelijkgestelde situaties zich voordoen; |
b) |
worden onder „werkzaamheden anders dan in loondienst” verstaan werkzaamheden of daarmee gelijkgestelde situaties die als zodanig worden beschouwd voor de toepassing van de socialezekerheidswetgeving van de lidstaat waar die werkzaamheden worden verricht, of waar die gelijkgestelde situaties zich voordoen; |
c) |
wordt onder „verzekerde”, ten aanzien van de onder titel III, hoofdstukken 1 en 3, vallende takken van sociale zekerheid, verstaan iedere persoon die voldoet aan de voorwaarden die voor het recht op prestaties worden gesteld door de wetgeving van de uit hoofde van titel II bevoegde lidstaat, met inachtneming van de bepalingen van deze verordening; |
d) |
wordt onder „ambtenaar” verstaan de persoon die door de lidstaat waaronder de dienst waarbij hij werkzaam is, ressorteert, wordt beschouwd als ambtenaar of daarmee gelijkgestelde persoon; |
e) |
wordt onder „bijzonder stelsel voor ambtenaren” verstaan elk stelsel van sociale zekerheid dat verschilt van het algemeen stelsel van sociale zekerheid dat van toepassing is op werknemers in de betreffende lidstaat en waaraan alle, of bepaalde categorieën van, ambtenaren rechtstreeks onderworpen zijn; |
f) |
wordt onder „grensarbeider” verstaan eenieder die werkzaamheden al dan niet in loondienst verricht in een lidstaat maar die woont in een andere lidstaat, waarnaar hij in beginsel dagelijks of ten minste eenmaal per week terugkeert; |
g) |
heeft de term „vluchteling” de betekenis welke daaraan wordt toegekend in artikel 1 van het op 28 juli 1951 te Genève ondertekende Verdrag betreffende de status van vluchtelingen; |
h) |
heeft de term „staatloze” de betekenis welke daaraan wordt toegekend in artikel 1 van het op 28 september 1954 te New York ondertekende Verdrag betreffende de status van staatlozen; |
i) |
wordt onder „gezinslid” verstaan:
|
j) |
wordt onder „woonplaats” verstaan de plaats waar een persoon pleegt te wonen; |
k) |
wordt onder „verblijfplaats” verstaan de tijdelijke verblijfplaats; |
l) |
wordt ten aanzien van elke lidstaat onder „wetgeving” verstaan de wetten, regelingen, statutaire bepalingen en alle andere uitvoeringsmaatregelen die betrekking hebben op de in artikel 3, lid 1, bedoelde takken van sociale zekerheid. Contractuele bepalingen vallen niet onder deze term. Wel blijft de term gelden voor contractuele bepalingen die een verzekeringsplicht instellen die is afgeleid van de in de eerste zin bedoelde wetten of regelingen die bij een besluit van het bevoegde overheidsorgaan algemeen verbindend zijn verklaard, dan wel een ruimere werkingssfeer hebben gekregen, mits de betrokken lidstaat een verklaring in die zin opstelt waarvan hij de voorzitter van het Europees Parlement en de voorzitter van de Raad van de Europese Unie in kennis stelt. Deze verklaring wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie; |
m) |
wordt ten aanzien van elke lidstaat onder „bevoegde autoriteit” verstaan de minister of ministers, dan wel een andere, vergelijkbare autoriteit, onder wie in de gehele betrokken staat of in een deel daarvan de regelingen inzake sociale zekerheid ressorteren; |
n) |
wordt onder „Administratieve Commissie” verstaan de commissie bedoeld in artikel 71; |
o) |
wordt onder „toepassingsverordening” verstaan de verordening bedoeld in artikel 89; |
p) |
wordt ten aanzien van elke lidstaat onder „orgaan” verstaan het lichaam dat of de autoriteit die belast is met de uitvoering van de gehele wetgeving of een deel daarvan; |
q) |
wordt onder „bevoegd orgaan” verstaan:
|
r) |
worden onder „orgaan van de woonplaats” en „orgaan van de verblijfplaats” verstaan, het orgaan dat ter plaatse waar de betrokkene woont, bevoegd is de prestaties te verlenen, respectievelijk het orgaan dat ter plaatse waar de betrokkene verblijft, bevoegd is de prestaties te verlenen, volgens de wetgeving die door dit orgaan wordt toegepast, of, indien een zodanig orgaan niet bestaat, het door de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat aangewezen orgaan; |
s) |
wordt onder „bevoegde lidstaat” verstaan de lidstaat waar het bevoegde orgaan zich bevindt; |
t) |
worden onder „tijdvakken van verzekering” verstaan de tijdvakken van premie- of bijdragebetaling, van werkzaamheden in loondienst of van anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden, die als tijdvakken van verzekering worden omschreven of aangemerkt op grond van de wetgeving waaronder zij zijn vervuld, of geacht worden te zijn vervuld, alsmede alle met deze tijdvakken gelijkgestelde tijdvakken, voorzover zij door die wetgeving als gelijkgesteld met tijdvakken van verzekering zijn erkend; |
u) |
worden onder „tijdvakken van werkzaamheden in loondienst” en „tijdvakken van anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden” verstaan de tijdvakken die als zodanig worden omschreven of aangemerkt op grond van de wetgeving waaronder zij zijn vervuld, alsmede alle met deze tijdvakken gelijkgestelde tijdvakken, voorzover zij door die wetgeving als gelijkgesteld met tijdvakken van werkzaamheden in loondienst of met tijdvakken van anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden zijn erkend; |
v) |
worden onder „tijdvakken van wonen” verstaan de tijdvakken die als zodanig worden omschreven of aangemerkt ingevolge de wetgeving waaronder zij zijn vervuld, of geacht worden te zijn vervuld; |
w) |
omvat de term „pensioen” tevens renten, als afkoopsom uitgekeerde bedragen die in de plaats daarvan kunnen treden en terugstortingen van premies of bijdragen, alsmede, behoudens het bepaalde in titel III, verhogingen in verband met aanpassing aan het loon- of prijsniveau of aanvullende uitkeringen; |
x) |
worden onder „uitkeringen bij vervroegde uittreding” verstaan: alle uitkeringen, met uitzondering van een werkloosheidsuitkering en een vervroegde ouderdomsuitkering, die vanaf een bepaalde leeftijd worden verstrekt aan de werknemer die zijn beroepsactiviteiten heeft verminderd, beëindigd of opgeschort, tot de leeftijd waarop hij recht heeft op een ouderdomspensioen of een vervroegd ouderdomspensioen en waaraan niet de voorwaarde verbonden is dat de rechthebbende zich ter beschikking stelt van de arbeidsvoorzieningsdiensten van de bevoegde lidstaat; onder een „vervroegde ouderdomsprestatie” wordt verstaan een prestatie die wordt verstrekt voordat de leeftijd is bereikt die normaliter geldt voor het recht op pensioen en die bij het bereiken van die leeftijd wordt doorbetaald of door een andere ouderdomsprestatie wordt vervangen; |
y) |
wordt onder „overlijdensuitkering” verstaan een bedrag ineens dat bij overlijden wordt uitgekeerd, met uitzondering van de onder w) bedoelde bedragen die als afkoopsom worden uitgekeerd; |
z) |
worden onder „gezinsbijslagen” verstaan alle verstrekkingen en uitkeringen ter tegemoetkoming van de gezinslasten, met uitzondering van voorschotten op onderhoudsbijdragen, en de in bijlage I vermelde bijzondere uitkeringen bij geboorte of adoptie. |
Artikel 2
Personele werkingssfeer
1. Deze verordening is van toepassing op onderdanen van een lidstaat, staatlozen en vluchtelingen, die in een van de lidstaten wonen, en op wie de wetgeving van een of meer lidstaten van toepassing is of geweest is, alsmede op hun gezinsleden en hun nabestaanden.
2. Tevens is deze verordening van toepassing op de nabestaanden van de personen op wie de wetgeving van een of meer lidstaten van toepassing is geweest, ongeacht de nationaliteit van die personen, indien hun nabestaanden onderdanen van één van de lidstaten, staatlozen of vluchtelingen zijn die in één van de lidstaten wonen.
Artikel 3
Materiële werkingssfeer
1. Deze verordening is van toepassing op alle wetgeving betreffende de volgende takken van sociale zekerheid:
a) |
prestaties bij ziekte; |
b) |
moederschaps- en daarmee gelijkgestelde vaderschapsuitkeringen; |
c) |
uitkeringen bij invaliditeit; |
d) |
uitkeringen bij ouderdom; |
e) |
uitkeringen aan nabestaanden; |
f) |
prestaties bij arbeidsongevallen en beroepsziekten; |
g) |
uitkeringen bij overlijden; |
h) |
uitkeringen bij werkloosheid; |
i) |
uitkeringen bij vervroegde uittreding; |
j) |
gezinsbijslagen. |
2. Tenzij in bijlage XI anders is bepaald, deze verordening van toepassing op de algemene en bijzondere stelsels van sociale zekerheid, al dan niet op premie- of bijdragebetaling berustend, alsmede op de stelsels betreffende de verplichtingen van een werkgever of een reder.
3. Deze verordening is tevens van toepassing op bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties, als bedoeld in artikel 70.
4. Titel III laat de wettelijke voorschriften van een lidstaat met betrekking tot de verplichtingen van de reder onverlet.
5. Deze verordening is niet van toepassing op sociale en medische bijstand en evenmin op de regelingen betreffende prestaties aan slachtoffers van oorlogshandelingen of de gevolgen daarvan.
Artikel 4
Gelijke behandeling
Tenzij in deze verordening anders bepaald, hebben personen op wie de bepalingen van deze verordening van toepassing zijn, de rechten en verplichtingen voortvloeiende uit de wetgeving van elke lidstaat onder dezelfde voorwaarden als de onderdanen van die staat.
Artikel 5
Gelijkstelling van prestaties, inkomsten, feiten en gebeurtenissen
Tenzij in deze verordening anders bepaald en rekening houdend met de bijzondere uitvoeringsbepalingen, geldt het volgende:
a) |
indien de wetgeving van de bevoegde lidstaat bepaalde rechtsgevolgen toekent aan socialezekerheidsprestaties of andere inkomsten, zijn de betreffende bepalingen van die wetgeving ook van toepassing op gelijkgestelde prestaties die krachtens de wetgeving van een andere lidstaat toegekend zijn alsmede op de inkomsten die in een andere lidstaat verworven zijn; |
b) |
indien de wetgeving van de bevoegde lidstaat rechtsgevolgen toekent aan bepaalde feiten of gebeurtenissen, houdt die lidstaat rekening met soortgelijke feiten of gebeurtenissen die zich in een andere lidstaat voordoen alsof zij zich op het eigen grondgebied hebben voorgedaan. |
Artikel 6
Samentelling van tijdvakken
Tenzij in deze verordening anders bepaald, houdt het bevoegde orgaan van een lidstaat waarvan de wetgeving:
— |
het verkrijgen, het behoud, de duur of het herstel van het recht op prestaties, |
— |
de toepassing van een wetgeving, of |
— |
de toegang tot of de ontheffing van de verplichte, vrijwillig voortgezette of vrijwillige verzekering, |
afhankelijk stelt van de vervulling van tijdvakken van verzekering, van werkzaamheden in loondienst, van werkzaamheden anders dan in loondienst of van wonen, voorzover nodig, rekening met de overeenkomstig de wetgeving van een andere lidstaat vervulde tijdvakken van verzekering, van werkzaamheden in loondienst, van werkzaamheden anders dan in loondienst of van wonen, alsof die tijdvakken overeenkomstig de door dat orgaan toegepaste wetgeving zijn vervuld.
Artikel 7
Opheffing van de regels inzake de woonplaats
Tenzij in deze verordening anders bepaald, kunnen de uitkeringen verschuldigd op grond van de wetgeving van een of meer lidstaten of op grond van deze verordening, niet worden verminderd, gewijzigd, geschorst, ingetrokken of verbeurd verklaard op grond van het feit dat de rechthebbende of de leden van zijn gezin in een andere lidstaat wonen dan die waar zich het orgaan bevindt dat deze uitkering verschuldigd is.
Artikel 8
Verhouding tussen deze verordening en andere coördinatie-instrumenten
1. Deze verordening treedt, binnen haar werkingssfeer, in de plaats van verdragen inzake sociale zekerheid die tussen de lidstaten van toepassing zijn. Niettemin blijven bepaalde bepalingen van verdragen die lidstaten vóór deze verordening van toepassing wordt, hebben gesloten, van toepassing, wanneer zij gunstiger zijn voor de rechthebbenden of indien zij voortvloeien uit specifieke historische omstandigheden en een in de tijd beperkt effect hebben. Om van kracht te blijven moeten die bepalingen in bijlage II worden vermeld. Indien het op objectieve gronden eventueel mogelijk is enkele van deze bepalingen uit te breiden tot alle personen waarop de verordening van toepassing is, dan wordt dit aangegeven.
2. Twee of meer lidstaten kunnen zo nodig onderlinge verdragen sluiten die berusten op de beginselen van deze verordening en die in overeenstemming zijn met de geest ervan.
Artikel 9
Verklaringen van de lidstaten over de werkingssfeer van deze verordening
1. De lidstaten stellen de Commissie schriftelijk in kennis van verklaringen als bedoeld in artikel 1, onder l), van wetgeving en regelingen als bedoeld in artikel 3, van verdragen als bedoeld in artikel 8, lid 2, en van minimumprestaties als bedoeld in artikel 58 en van inhoudelijke wijzigingen die later worden aangebracht. De datum van inwerkingtreding van de betrokken wetten en regelingen of, in het geval van de in artikel 1, onder l), bedoelde verklaringen, de datum met ingang waarvan deze verordening van toepassing is op de in de verklaringen van de lidstaten genoemde regelingen, worden in de kennisgevingen vermeld.
2. Deze kennisgevingen worden jaarlijks aan de Commissie verstrekt en bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 10
Voorkoming van samenloop van prestaties
Tenzij anders bepaald, kan krachtens deze verordening geen recht worden verkregen of behouden op verscheidene prestaties van dezelfde aard die betrekking hebben op eenzelfde tijdvak van verplichte verzekering.
TITEL II
VASTSTELLING VAN DE TOEPASSELIJKE WETGEVING
Artikel 11
Algemene regels
1. Degenen op wie deze verordening van toepassing is, zijn slechts aan de wetgeving van één lidstaat onderworpen. Welke die wetgeving is, wordt overeenkomstig deze titel vastgesteld.
2. Voor de toepassing van deze titel worden de personen die een uitkering ontvangen omdat of als gevolg van het feit dat zij een werkzaamheid uitvoeren in loondienst of een werkzaamheid anders dan in loondienst, beschouwd als personen die die werkzaamheid verrichten. Deze regel geldt niet voor uitkeringen bij invaliditeit, ouderdom of aan nabestaanden, prestaties in verband met arbeidsongevallen en beroepsziekten, of prestaties bij ziekte voor behandeling voor onbepaalde tijd.
3. Behoudens de artikelen 12 tot en met 16:
a) |
geldt voor degene die werkzaamheden al dan niet in loondienst verricht in een lidstaat, de wetgeving van die lidstaat; |
b) |
geldt voor ambtenaren de wetgeving van de lidstaat waaronder de dienst waarbij zij werkzaam zijn, ressorteert; |
c) |
geldt voor degene die een werkloosheidsuitkering ontvangt overeenkomstig artikel 65 volgens de wetgeving van de lidstaat van zijn woonplaats, de wetgeving van die lidstaat; |
d) |
geldt voor degene die wordt opgeroepen of opnieuw wordt opgeroepen voor militaire dienst of vervangende burgerdienst in een lidstaat, de wetgeving van die lidstaat; |
e) |
geldt voor eenieder op wie de bepalingen van de onderdelen a) tot en met d) niet van toepassing zijn, de wetgeving van de lidstaat van zijn woonplaats, onverminderd andere bepalingen van deze verordening die hem prestaties garanderen krachtens de wetgeving van een of meer andere lidstaten. |
4. Voor de toepassing van deze titel worden al dan niet in loondienst verrichte werkzaamheden die normaliter plaatsvinden aan boord van een zeeschip dat onder de vlag van een lidstaat vaart, beschouwd als werkzaamheden die worden verricht in die lidstaat. Niettemin geldt voor degene die werkzaamheden in loondienst verricht aan boord van een zeeschip dat onder de vlag van een lidstaat vaart en voor die werkzaamheden wordt betaald door een onderneming of een persoon die zijn zetel of domicilie in een andere lidstaat heeft, de wetgeving van laatstgenoemde lidstaat, indien hij zijn woonplaats in die lidstaat heeft. De onderneming of de persoon die het loon betaalt, wordt voor de toepassing van genoemde wetgeving als werkgever aangemerkt.
Artikel 12
Bijzondere regels
1. Degene die werkzaamheden in loondienst verricht in een lidstaat voor rekening van een werkgever die daar zijn werkzaamheden normaliter verricht, en die door deze werkgever wordt gedetacheerd om voor zijn rekening werkzaamheden in een andere lidstaat te verrichten, blijft onderworpen aan de wetgeving van de eerstbedoelde lidstaat, mits de te verwachten duur van die werkzaamheden niet meer dan 24 maanden bedraagt en de betrokkene niet wordt uitgezonden om een ander te vervangen.
2. Op degene die in een lidstaat werkzaamheden anders dan in loondienst pleegt te verrichten en werkzaamheden van gelijke aard in een andere lidstaat gaat verrichten, blijft de wetgeving van eerstbedoelde lidstaat van toepassing, mits de te verwachten duur van die werkzaamheden niet meer dan vierentwintig maanden bedraagt.
Artikel 13
Verrichten van werkzaamheden in twee of meer lidstaten
1. Op degene die in twee of meer lidstaten werkzaamheden in loondienst pleegt te verrichten, is van toepassing:
a) |
de wetgeving van de lidstaat waar hij woont, indien hij op dit grondgebied een substantieel gedeelte van zijn werkzaamheden verricht of indien hij werkzaam is bij verschillende ondernemingen of werkgevers die hun zetel of domicilie hebben op het grondgebied van verschillende lidstaten, of |
b) |
de wetgeving van de lidstaat waar de zetel van de onderneming of het domicilie van de werkgever waarbij hij voornamelijk werkzaam is zich bevindt, indien hij geen substantieel gedeelte van zijn werkzaamheden verricht in de lidstaat waar hij woont. |
2. Op degene die in twee of meer lidstaten werkzaamheden anders dan in loondienst pleegt te verrichten, is van toepassing:
a) |
de wetgeving van de lidstaat waar hij woont, indien hij aldaar een substantieel gedeelte van zijn werkzaamheden verricht, of |
b) |
de wetgeving van de lidstaat waar zich het centrum van belangen van zijn werkzaamheden bevindt, indien hij niet woont in een van de lidstaten waar hij een substantieel gedeelte van zijn werkzaamheden verricht. |
3. Op degene die in verschillende lidstaten werkzaamheden in loondienst en werkzaamheden anders dan in loondienst pleegt te verrichten, is de wetgeving van toepassing van de lidstaat waar hij werkzaamheden in loondienst verricht of, indien hij dergelijke werkzaamheden verricht in twee of meer lidstaten, de overeenkomstig lid 1 vastgestelde wetgeving.
4. Op degene die werkzaam is als ambtenaar in een lidstaat en al dan niet in loondienst een werkzaamheid verricht in een of meer andere lidstaten is de wetgeving van toepassing van de lidstaat waaronder de dienst ressorteert waarbij hij werkzaam is.
5. De in de leden 1 tot en met 4 bedoelde personen worden voor de toepassing van de overeenkomstig deze bepalingen vastgestelde wetgeving beschouwd alsof zij de bedoelde werkzaamheden volledig verrichtten in de betrokken lidstaat en daar al hun inkomsten verkregen.
Artikel 14
Vrijwillige of vrijwillig voortgezette verzekering
1. De artikelen 11 tot en met 13 zijn niet van toepassing op vrijwillige of vrijwillig voortgezette verzekering, tenzij voor één van de in artikel 3, lid 1, bedoelde takken van sociale zekerheid in een lidstaat slechts een stelsel van vrijwillige verzekering bestaat.
2. Wanneer de betrokkene krachtens de wetgeving van een lidstaat in die lidstaat verplicht verzekerd is, kan hij in een andere lidstaat niet deelnemen aan een stelsel van vrijwillige of vrijwillig voortgezette verzekering. In alle overige gevallen waar voor een bepaalde tak van sociale zekerheid de keuze bestaat tussen verschillende stelsels van vrijwillige of vrijwillig voortgezette verzekering, wordt de betrokkene alleen toegelaten tot het stelsel dat hij heeft gekozen.
3. Wat invaliditeits-, ouderdoms- en nabestaandenuitkeringen betreft, kan de betrokkene evenwel worden toegelaten tot de vrijwillige of vrijwillig voortgezette verzekering van een lidstaat, zelfs indien hij verplicht verzekerd is krachtens de wetgeving van een andere lidstaat, voorzover hij op een bepaald ogenblik tijdens zijn loopbaan onderworpen is geweest aan de wetgeving van de eerstbedoelde lidstaat op grond van of ten gevolge van een al dan niet in loondienst verrichte werkzaamheid, wanneer deze gelijktijdige aansluiting krachtens de wetgeving van de eerste lidstaat uitdrukkelijk of stilzwijgend wordt toegelaten.
4. Indien krachtens de wetgeving van een lidstaat het recht op een vrijwillige of vrijwillig voortgezette verzekering afhankelijk is van het wonen van de verzekerde in die lidstaat, geldt de gelijkstelling van het wonen in een andere lidstaat overeenkomstig artikel 5, onder b), alleen voor personen die ooit onderworpen zijn geweest aan de wetgeving van de eerste lidstaat omdat zij daar al dan niet in loondienst een werkzaamheid hebben verricht.
Artikel 15
Bijzondere regels inzake de hulpfunctionarissen van de Europese Gemeenschappen
De hulpfunctionarissen van de Europese Gemeenschappen mogen met betrekking tot andere bepalingen dan die betreffende de gezinsbijslagen, die worden verstrekt krachtens de op hen toepasselijke regeling, kiezen tussen toepassing van de wetgeving van de lidstaat waar zij werkzaam zijn, en toepassing van de wetgeving van de lidstaat waaraan zij het laatst onderworpen waren of van de lidstaat waarvan zij onderdaan zijn. Dit keuzerecht, dat slechts eenmaal mag worden uitgeoefend, wordt op de dag van hun indiensttreding van kracht.
Artikel 16
Uitzonderingen op de artikelen 11 tot en met 15
1. Twee of meer lidstaten, de bevoegde autoriteiten van deze lidstaten of de door deze autoriteiten aangewezen instellingen kunnen in onderlinge overeenstemming in het belang van bepaalde personen of groepen personen, uitzonderingen op de artikelen 11 tot en met 15 vaststellen.
2. Degene die recht heeft op een pensioen krachtens de wetgevingen van een of meer lidstaten en die in een andere lidstaat woont, kan op zijn verzoek worden vrijgesteld van de toepassing van de wetgeving van deze laatste lidstaat mits hij niet op grond van de verrichting van een werkzaamheid, al dan niet in loondienst, aan deze wetgeving is onderworpen.
TITEL III
BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR VERSCHILLENDE CATEGORIEËN UITKERINGEN
HOOFDSTUK 1
Prestaties bij ziekte, en moederschaps- en daarmee gelijkgestelde vaderschapsuitkeringen
Afdeling 1
Verzekerden en hun gezinsleden, met uitzondering van gerechtigden en hun gezinsleden
Artikel 17
Woonplaats in een andere dan de bevoegde lidstaat
Een verzekerde en zijn gezinsleden die in een andere lidstaat dan de bevoegde lidstaat wonen, hebben in de lidstaat van hun woonplaats recht op verstrekkingen die voor rekening van het bevoegde orgaan worden verleend door het orgaan van de woonplaats, volgens de door dit orgaan toegepaste wetgeving, alsof zij krachtens die wetgeving verzekerd waren.
Artikel 18
Verblijf in de bevoegde lidstaat terwijl de woonplaats in een andere lidstaat ligt — Bijzondere regels voor gezinsleden van grensarbeiders
1. Tenzij anders is bepaald in lid 2, kunnen de in artikel 17 bedoelde verzekerden en hun gezinsleden de verstrekkingen eveneens tijdens een verblijf in de bevoegde lidstaat verkrijgen. De verstrekkingen worden verleend door en voor rekening van het bevoegde orgaan, volgens de door dit orgaan toegepaste wetgeving, alsof de betrokkene in die lidstaat woonde.
2. De gezinsleden van een grensarbeider hebben tijdens hun verblijf in de bevoegde lidstaat recht op de verstrekkingen, tenzij de bevoegde lidstaat wordt vermeld in bijlage III. In dat geval hebben de gezinsleden van een grensarbeider onder de in artikel 19, lid 1, bepaalde voorwaarden recht op verstrekkingen in de bevoegde lidstaat.
Artikel 19
Verblijf buiten de bevoegde staat
1. Tenzij anders bepaald in lid 2, hebben een verzekerde en zijn gezinsleden die verblijven in een andere lidstaat dan de bevoegde lidstaat, recht op de verstrekkingen welke tijdens het verblijf medisch noodzakelijk worden, met inachtneming van de aard van de verstrekkingen en de verwachte duur van het verblijf. De verstrekkingen worden voor rekening van het bevoegde orgaan verstrekt door het orgaan van de verblijfplaats, volgens de door dit orgaan toegepaste wetgeving, alsof de betrokkenen krachtens die wetgeving verzekerd waren.
2. De Administratieve Commissie stelt een lijst op van de verstrekkingen die om praktische redenen tijdens een verblijf in een andere lidstaat worden verstrekt op voorwaarde dat dit vooraf is overeengekomen tussen de betrokkene en het orgaan dat de zorg verstrekt.
Artikel 20
Reizen met het oogmerk verstrekkingen te ontvangen buiten de woonstaat (of lidstaat van de woonplaats)
1. Tenzij in deze verordening anders bepaald, moet een verzekerde die naar een andere lidstaat reist met het oogmerk gedurende zijn verblijf verstrekkingen te ontvangen, daarvoor toestemming van het bevoegde orgaan vragen.
2. Een verzekerde die van het bevoegde orgaan toestemming heeft gekregen om zich naar een andere lidstaat te begeven met het oogmerk om daar een voor zijn gezondheidstoestand passende behandeling te ondergaan, heeft recht op verstrekkingen die voor rekening van het bevoegde orgaan worden verleend door het orgaan van de verblijfplaats, volgens de door dit orgaan toegepaste wetgeving, alsof hij krachtens die wetgeving verzekerd was. De toestemming mag niet worden geweigerd wanneer de desbetreffende behandeling behoort tot de prestaties waarin de wetgeving van de lidstaat waar de betrokkene woont, voorziet, en die behandeling hem, gelet op zijn gezondheidstoestand van dat moment en het te verwachten ziekteverloop, in laatstbedoelde lidstaat niet kan worden gegeven binnen een termijn die medisch verantwoord is.
3. De leden 1 en 2 zijn van overeenkomstige toepassing op de gezinsleden van een verzekerde.
4. Indien de gezinsleden van een verzekerde wonen in een andere lidstaat dan de lidstaat waar de verzekerde woont, en die andere lidstaat heeft gekozen voor vergoeding op basis van vaste bedragen, worden de kosten van de in lid 2 bedoelde verstrekkingen gedragen door het orgaan van de woonplaats van de gezinsleden. In dat geval wordt voor de toepassing van lid 1 het orgaan van de woonplaats van de gezinsleden als het bevoegde orgaan beschouwd.
Artikel 21
Uitkeringen
1. Een verzekerde en zijn gezinsleden die in een andere lidstaat dan de bevoegde lidstaat wonen of verblijven, hebben recht op uitkeringen van het bevoegde orgaan overeenkomstig de door dat orgaan toegepaste wetgeving. In overleg tussen het bevoegde orgaan en het orgaan van de woon- of verblijfplaats kunnen deze uitkeringen echter door het orgaan van de woon- of verblijfplaats voor rekening van het bevoegde orgaan worden verstrekt volgens de wetgeving van de bevoegde lidstaat.
2. Het bevoegde orgaan van een lidstaat wiens wetgeving bepaalt dat voor de berekening van de uitkeringen gemiddelde inkomsten dan wel een gemiddelde premie of bijdrage als grondslag wordt genomen, stelt deze gemiddelde inkomsten of deze gemiddelde premie of bijdrage uitsluitend vast op basis van de inkomsten die genoten zijn of de premies of bijdragen die zijn toegepast gedurende de krachtens bedoelde wetgeving vervulde tijdvakken.
3. Het bevoegde orgaan van een lidstaat wiens wetgeving bepaalt dat voor de berekening van de uitkeringen wordt uitgegaan van vaste inkomsten, houdt uitsluitend rekening met deze vaste inkomsten of in voorkomend geval met het gemiddelde van de vaste inkomsten die betrekking hebben op de krachtens bedoelde wetgeving vervulde tijdvakken.
4. De leden 2 en 3 zijn van overeenkomstige toepassing in de gevallen waarin er in de door het bevoegde orgaan toegepaste wetgeving een bepaalde referentieperiode is vastgesteld en deze periode in het betrokken geval volledig of gedeeltelijk overeenstemt met de tijdvakken welke de betrokkene krachtens de wetgeving van een of meer andere lidstaten heeft vervuld.
Artikel 22
Aanvragers van pensioenen
1. Een verzekerde die wegens het indienen van een pensioenaanvraag of tijdens de behandeling daarvan niet langer recht heeft op verstrekkingen krachtens de wetgeving van de laatstelijk bevoegde lidstaat, blijft het recht op verstrekkingen behouden krachtens de wetgeving van de lidstaat waar de betrokkene woont, indien de aanvrager van het pensioen wat betreft verzekering voldoet aan de voorwaarden in de wetgeving van de in lid 2 bedoelde lidstaat. Het recht op verstrekkingen in de lidstaat van de woonplaats geldt tevens voor de gezinsleden van de pensioenaanvrager.
2. De kosten voor verstrekkingen zijn voor rekening van het orgaan van de lidstaat die overeenkomstig de artikelen 23 tot en met 25 in geval van toekenning van het pensioen bevoegd zou worden.
Afdeling 2
Pensioengerechtigden en hun gezinsleden
Artikel 23
Recht op verstrekkingen krachtens de wetgeving van de lidstaat van de woonplaats
Degene die een pensioen of pensioenen ontvangt krachtens de wetgeving van twee of meer lidstaten, waaronder de wetgeving van de lidstaat waar de betrokkene woont, en die recht heeft op verstrekkingen krachtens de wetgeving in de lidstaat van de woonplaats, ontvangt net als zijn gezinsleden deze verstrekkingen van het orgaan van de woonplaats en voor rekening van dit orgaan alsof de betrokkene een pensioengerechtigde is aan wie alleen pensioen verschuldigd is krachtens de wetgeving van de lidstaat van de woonplaats.
Artikel 24
Geen recht op verstrekkingen krachtens de wetgeving van de lidstaat van de woonplaats
1. Degene die een pensioen ontvangt krachtens de wetgeving van een of meer lidstaten en geen recht heeft op verstrekkingen krachtens de wetgeving van de lidstaat waar hij woont, ontvangt desalniettemin verstrekkingen voor zichzelf en zijn gezinsleden voorzover hij hierop recht zou hebben krachtens de wetgeving van de lidstaat, of van minstens een van de lidstaten die voor zijn pensioenen bevoegd is, indien hij in die lidstaat zou wonen. De verstrekkingen worden voor rekening van het in lid 2 bedoelde orgaan verstrekt door het orgaan van de woonplaats alsof de betrokkene recht had op pensioen en verstrekkingen krachtens de wetgeving van die lidstaat.
2. In de gevallen als bedoeld in lid 1 wordt op grond van de volgende regels bepaald welk orgaan de kosten voor verstrekkingen voor zijn rekening dient te nemen:
a) |
ingeval de pensioengerechtigde enkel recht heeft op verstrekkingen krachtens de wetgeving van één lidstaat, neemt het bevoegde orgaan van deze lidstaat de kosten voor zijn rekening; |
b) |
ingeval de pensioengerechtigde recht heeft op verstrekkingen krachtens de wetgeving van twee of meer lidstaten, zijn de kosten voor rekening van het bevoegde orgaan van de lidstaat onder wiens wetgeving de betrokkene het langst heeft geressorteerd; indien de toepassing van deze regel ertoe zou leiden dat verscheidene organen de kosten voor hun rekening dienen te nemen, dan komen de kosten voor rekening van het orgaan dat de wetgeving toepast waaraan de pensioengerechtigde laatstelijk onderworpen is geweest. |
Artikel 25
Pensioenen krachtens de wetgeving van een of meer andere lidstaten dan de lidstaat van de woonplaats in gevallen waarin er een recht op verstrekkingen bestaat in een andere lidstaat dan de lidstaat van de woonplaats
Ingeval degene die een pensioen ontvangt krachtens de wetgeving van een of meer lidstaten, woont in een lidstaat waarvan de wetgeving voor het recht op verstrekkingen geen voorwaarden stelt inzake verzekering of inzake het al dan niet in loondienst verrichten van werkzaamheden, en waarvan de betrokkene geen enkel pensioen ontvangt, komen de kosten voor verstrekkingen voor de betrokkene en zijn gezinsleden voor rekening van het krachtens de regels van artikel 24, lid 2, aangewezen orgaan van een van de lidstaten die bevoegd zijn voor zijn pensioenen, voorzover genoemde pensioengerechtigde en zijn gezinsleden recht zouden hebben op deze verstrekkingen indien zij zouden wonen in die lidstaat.
Artikel 26
Gezinsleden die in een andere lidstaat wonen dan die waar de pensioengerechtigde woont
Gezinsleden van een persoon die een pensioen ontvangt krachtens de wetgeving van een of meer lidstaten, hebben, mits zij in een andere lidstaat wonen dan de pensioengerechtigde, recht op verstrekkingen van het orgaan van hun woonplaats, overeenkomstig de bepalingen van de door dit orgaan toegepaste wetgeving, voorzover de pensioengerechtigde recht heeft op verstrekkingen krachtens de wetgeving van een lidstaat. De kosten zijn voor rekening van het bevoegde orgaan dat verantwoordelijk is voor de aan de pensioengerechtigde in de lidstaat van zijn woonplaats verleende verstrekkingen.
Artikel 27
Verblijf van de pensioengerechtigde en zijn gezinsleden in een andere lidstaat dan die waar zij wonen — Verblijf in de bevoegde lidstaat — Toestemming voor een passende behandeling buiten de lidstaat van woonplaats
1. Artikel 19 is van overeenkomstige toepassing op degene die pensioen ontvangt krachtens de wetgeving van een of meer lidstaten en die recht heeft op verstrekkingen krachtens de wetgeving van een van de lidstaten die hem zijn pensioen verstrekt, of op zijn gezinsleden, wanneer zij verblijven in een andere lidstaat dan die waar zij wonen.
2. Artikel 18, lid 1, is van overeenkomstige toepassing op de in lid 1 genoemde personen wanneer zij verblijven in de lidstaat waar zich het bevoegde orgaan bevindt dat verantwoordelijk is voor de kosten van de aan de pensioengerechtigde in de lidstaat van zijn woonplaats verleende verstrekkingen, en genoemde lidstaat hiervoor heeft gekozen en is opgenomen in de lijst in bijlage IV.
3. Artikel 20 is van overeenkomstige toepassing op een pensioengerechtigde en zijn gezinsleden wanneer zij verblijven in een andere lidstaat dan die waar zij wonen, met het oogmerk om aldaar een voor hun gezondheidstoestand passende behandeling te ondergaan.
4. Tenzij anders bepaald in lid 5, zijn de kosten van de verstrekkingen overeenkomstig de leden 1 tot en met 3 voor rekening van het bevoegde orgaan dat verantwoordelijk is voor de kosten van de aan de pensioengerechtigde in de lidstaat van zijn woonplaats verleende verstrekkingen.
5. De kosten van de in lid 3 bedoelde verstrekkingen zijn voor rekening van het orgaan van de woonplaats van de pensioengerechtigde of zijn gezinsleden, indien die personen wonen in een lidstaat die heeft gekozen voor vergoeding op basis van vaste bedragen. In die gevallen wordt voor de toepassing van lid 3 het orgaan van de woonplaats van de pensioengerechtigde of van zijn gezinsleden als het bevoegde orgaan beschouwd.
Artikel 28
Bijzondere voorschriften voor gepensioneerde grensarbeiders
1. Een grensarbeider die met pensioen gaat, heeft in geval van ziekte recht op verdere verstrekkingen in de lidstaat waar hij laatstelijk werkzaamheden al dan niet in loondienst heeft verricht, indien het gaat om de voortzetting van een behandeling die is begonnen op het grondgebied van die lidstaat. Onder „voortzetting van een behandeling” wordt verstaan dat een ziektegeval verder wordt onderzocht, gediagnosticeerd en behandeld.
2. Een pensioengerechtigde die in de laatste vijf jaar voor de ingangsdatum van een ouderdoms- of invaliditeitspensioen ten minste twee jaar als grensarbeider werkzaamheden al dan niet in loondienst heeft verricht, heeft recht op verstrekkingen in de lidstaat waar hij deze activiteiten als grensarbeider heeft verricht, indien deze lidstaat en de lidstaat waar zich het bevoegde orgaan bevindt dat verantwoordelijk is voor de kosten van de aan de pensioengerechtigde in de lidstaat van zijn woonplaats verleende verstrekkingen, daarvoor hebben gekozen en beide zijn opgenomen in de lijst in bijlage V.
3. Lid 2 is van overeenkomstige toepassing op de gezinsleden van een vroegere grensarbeider of op zijn nabestaanden, indien zij in de in lid 2 bedoelde periodes recht hadden op verstrekkingen op grond van artikel 18, lid 2, zulks ook indien de grensarbeider voor de pensionering overleden is, mits hij gedurende twee van de laatste vijf jaar voor zijn overlijden als grensarbeider werkzaamheden al dan niet in loondienst heeft verricht.
4. De leden 2 en 3 zijn van toepassing totdat de betrokkene ten gevolge van de verrichting van een werkzaamheid in loondienst of als zelfstandige, onder de wetgeving van een lidstaat komt te vallen.
5. De kosten van verstrekkingen overeenkomstig de leden 1 tot en met 3 zijn voor rekening van het bevoegde orgaan dat verantwoordelijk is voor de kosten van de verstrekkingen die aan de pensioengerechtigde of aan zijn nabestaanden in hun respectieve lidstaat van hun woonplaats worden verleend.
Artikel 29
Uitkeringen voor pensioengerechtigden
1. Uitkeringen worden aan degene die een pensioen krachtens de wetgeving van één of meer lidstaten ontvangt, uitbetaald door het bevoegde orgaan van de lidstaat waar zich het bevoegde orgaan bevindt dat verantwoordelijk is voor de kosten van verstrekkingen die aan de pensioengerechtigde in de lidstaat van zijn woonplaats worden verleend. Artikel 21 is van overeenkomstige toepassing.
2. Lid 1 is ook van toepassing op de gezinsleden van een pensioengerechtigde.
Artikel 30
Premies of bijdragen ten laste van de pensioengerechtigden
1. Het orgaan van een lidstaat dat krachtens de door dat orgaan toegepaste wetgeving belast is met het inhouden van de premies of bijdragen ter dekking van prestaties bij ziekte en van moederschaps- en daarmee gelijkgestelde vaderschapsuitkeringen, kan slechts deze premies of bijdragen, welke worden berekend overeenkomstig de door dit orgaan toegepaste wetgeving, heffen en innen voorzover de kosten voor de verstrekkingen die moeten worden verleend krachtens de artikelen 23 tot en met 26, worden gedragen door een orgaan van genoemde lidstaat.
2. Wanneer een pensioengerechtigde, in de in artikel 25 bedoelde gevallen, krachtens de wetgeving van de lidstaat waar hij woont, premies of bijdragen, of soortgelijke inhoudingen verschuldigd is voor het verkrijgen van prestaties bijziekte en van moederschaps- en daarmee gelijkgestelde vaderschapsuitkeringen, zijn deze niet invorderbaar uit hoofde van zijn woonplaats aldaar.
Afdeling 3
Gemeenschappelijke bepalingen
Artikel 31
Algemene bepaling
De artikelen 23 tot en met 30 zijn niet van toepassing op een pensioengerechtigde of zijn gezinsleden die op grond van de wetgeving van een lidstaat wegens het verrichten van werkzaamheden al dan niet in loondienst recht hebben op prestaties. In dat geval wordt de betrokkene voor de toepassing van dit hoofdstuk behandeld overeenkomstig de artikelen 17 tot en met 21.
Artikel 32
Het recht op verstrekkingen: Prioriteitsbepaling — Bijzondere voorschriften voor recht van gezinsleden op prestaties in de lidstaat van de woonplaats
1. Een zelfstandig recht op verstrekkingen krachtens de wetgeving van een lidstaat of krachtens dit hoofdstuk heeft de voorrang boven een afgeleid recht op prestaties voor gezinsleden. Een afgeleid recht op verstrekkingen heeft evenwel voorrang boven zelfstandige rechten indien het zelfstandige recht in de lidstaat van de woonplaats rechtstreeks en alleen berust op het feit dat de betrokkene in deze lidstaat woont.
2. Indien de gezinsleden van een verzekerde wonen in een lidstaat waarvan de wetgeving voor het recht op verstrekkingen geen voorwaarden stelt inzake verzekering of het verrichten van werkzaamheden al dan niet in loondienst, worden verstrekkingen verleend voor rekening van het bevoegde orgaan in de lidstaat waar zij wonen, op voorwaarde dat de echtgenoot of degene die voor de kinderen van de verzekerde zorgt, werkzaamheden al dan niet in loondienst verricht in deze lidstaat dan wel uit deze lidstaat een pensioen ontvangt krachtens het verrichten van werkzaamheden al dan niet in loondienst.
Artikel 33
Belangrijke verstrekkingen
1. Een verzekerde wiens recht op een prothese, op hulpmiddelen van grotere omvang of op andere belangrijke verstrekkingen ten behoeve van zichzelf of van een van zijn gezinsleden door het orgaan van een lidstaat is erkend voordat hij verzekerd was krachtens de door het orgaan van een andere lidstaat toegepaste wetgeving, krijgt deze verstrekkingen voor rekening van eerstbedoeld orgaan, ook indien zij pas worden toegekend nadat hij reeds verzekerd is krachtens de door het tweede orgaan toegepaste wetgeving.
2. De Administratieve Commissie stelt de lijst op van verstrekkingen waarop lid 1 van toepassing is.
Artikel 34
Samenloop van prestaties bij langdurige zorg
1. Indien een begunstigde van een uitkering voor langdurige zorg die moet worden behandeld als een ziekteprestatie en die derhalve wordt verstrekt door de lidstaat die bevoegd is ten aanzien van de uitkeringen krachtens artikel 21 of artikel 29, tegelijk uit hoofde van dit hoofdstuk aanspraak kan maken op verstrekkingen voor hetzelfde doel van het orgaan van de woon- of verblijfplaats in een andere lidstaat, en een orgaan in eerstbedoelde lidstaat tevens krachtens artikel 35 de kosten van genoemde verstrekkingen moet terugbetalen, is de in artikel 10 ter vervatte algemene bepaling ter voorkoming van samenloopvan prestaties van toepassing, behoudens uitsluitend de volgende beperking: indien de betrokkene aanspraak maakt op de verstrekking en die ontvangt, wordt het bedrag van de uitkering verminderd met het bedrag van de verstrekking waarop aanspraak is gemaakt of zou kunnen worden gemaakt bij het orgaan van de eerstbedoelde lidstaat dat de kosten moet terugbetalen.
2. De Administratieve Commissie stelt een lijst op van de uitkeringen en de verstrekkingen waarop lid 1 van toepassing is.
3. Twee of meer lidstaten of de bevoegde autoriteiten van deze lidstaten kunnen besluiten tot afwijkende of aanvullende maatregelen, die voor de betrokkenen niet minder gunstig mogen zijn dan de beginselen van lid 1.
Artikel 35
Vergoedingen tussen organen onderling
1. De krachtens dit hoofdstuk door het orgaan van een lidstaat voor rekening van het orgaan van een andere lidstaat verleende verstrekkingen worden onderling volledig vergoed.
2. De in lid 1 bedoelde vergoedingen worden vastgesteld en uitbetaald op de wijze die is geregeld in de toepassingsverordening, hetzij op basis van documenten betreffende de werkelijk gemaakte kosten, of op basis van vaste bedragen voor lidstaten met zodanige juridische of administratieve structuren dat toepassing van vergoeding op grond van werkelijk gemaakte kosten niet passend is.
3. Twee of meer lidstaten of de bevoegde autoriteiten van deze lidstaten kunnen andere wijzen van vergoeding vaststellen of van iedere vergoeding tussen de onder hun bevoegdheid vallende organen afzien.
HOOFDSTUK 2
Prestaties bij arbeidsongevallen en beroepsziekten
Artikel 36
Recht op verstrekkingen en uitkeringen
1. Onverminderd gunstiger bepalingen van lid 2 zijn artikel 17, artikel 18, lid 1, artikel 19, lid 1, en artikel 20, lid 1, tevens van toepassing op prestaties bij arbeidsongevallen en beroepsziekten.
2. Een persoon die door een arbeidsongeval of beroepsziekte is getroffen en die in een andere lidstaat dan de bevoegde lidstaat woont of verblijft, heeft recht op bijzondere verstrekkingen overeenkomstig het stelsel voor arbeidsongevallen en beroepsziekten, welke voor rekening van het bevoegde orgaan door het orgaan van de woon- of verblijfplaats worden verleend volgens de door dit orgaan toegepaste wetgeving, alsof de betrokkene krachtens die wetgeving verzekerd was.
3. Artikel 21 is tevens van toepassing op prestaties die onder dit hoofdstuk vallen.
Artikel 37
Kosten voor het vervoer
1. Het bevoegde orgaan van een lidstaat waarvan de wetgeving voorziet in het dragen van de kosten van vervoer van een persoon die door een arbeidsongeval of een beroepsziekte is getroffen, naar zijn woonplaats of naar een ziekenhuis, neemt de kosten van vervoer van deze persoon naar een overeenkomstige plaats in een andere lidstaat, waar de betrokkene woont, voor zijn rekening, mits het orgaan vooraf toestemming tot dit vervoer heeft verleend, waarbij het naar behoren rekening houdt met de daarvoor geldende redenen. Ten aanzien van grensarbeiders is die toestemming niet vereist.
2. Het bevoegde orgaan van een lidstaat waarvan de wetgeving voorziet in het dragen van de kosten van vervoer naar de begraafplaats van het stoffelijk overschot van een persoon die is overleden bij een arbeidsongeval, neemt de kosten van vervoer naar een overeenkomstige plaats in een andere lidstaat, waar de persoon op het tijdstip van het ongeval woonde, voor zijn rekening volgens de door dit orgaan toegepaste wetgeving.
Artikel 38
Prestaties wegens een beroepsziekte ontstaan door werkzaamheden in verschillende lidstaten
Indien een persoon die door een beroepsziekte is getroffen, onder de wetgeving van twee of meer lidstaten zodanige werkzaamheden heeft verricht dat deze ziekte daardoor kan zijn ontstaan, worden de prestaties waarop de betrokkene of zijn nabestaanden aanspraak kunnen maken, uitsluitend toegekend op grond van de wetgeving aan welker voorwaarden de betrokkene laatstelijk heeft voldaan.
Artikel 39
Verergering van een beroepsziekte
Ingeval een beroepsziekte waarvoor de getroffene op grond van de wetgeving van een lidstaat prestaties ontvangen heeft of ontvangt, verergert, zijn de volgende bepalingen van toepassing:
a) |
indien de betrokkene niet, sedert hij prestaties ontvangt, onder de wetgeving van een andere lidstaat werkzaamheden, al dan niet in loondienst, heeft verricht die de betreffende beroepsziekte kunnen veroorzaken of verergeren, dient het bevoegde orgaan van de eerste lidstaat de kosten van de prestaties voor zijn rekening te nemen volgens de door dit orgaan toegepaste wetgeving, waarbij rekening wordt gehouden met de verergering; |
b) |
indien de betrokkene wel, sedert hij prestaties ontvangt, onder de wetgeving van een andere lidstaat dergelijke werkzaamheden heeft verricht, dient het bevoegde orgaan van de eerste lidstaat de kosten van de prestaties voor zijn rekening te nemen volgens de door dit orgaan toegepaste wetgeving, waarbij het geen rekening houdt met de verergering. Het bevoegde orgaan van de tweede lidstaat kent de betrokkene een aanvulling toe, ter hoogte van het verschil tussen het bedrag van de prestaties die na de verergering verschuldigd zijn en het bedrag van de prestaties die vóór de verergering op grond van de door dit orgaan toegepaste wetgeving verschuldigd zouden zijn geweest, indien de betreffende beroepsziekte zich onder de wetgeving van deze lidstaat had voorgedaan; |
c) |
de wettelijke voorschriften van een lidstaat inzake vermindering, schorsing of intrekking mogen niet worden toegepast ten aanzien van personen die prestaties ontvangen welke overeenkomstig onderdeel b) door de organen van twee lidstaten worden verstrekt. |
Artikel 40
Regels in verband met bijzonderheden van bepaalde wetgevingen
1. Indien in de lidstaat waar de betrokkene woont of verblijft, geen verzekering tegen arbeidsongevallen of beroepsziekten bestaat, of indien een dergelijke verzekering wel bestaat doch niet voorziet in een orgaan dat belast is met het verlenen van verstrekkingen, worden deze verstrekkingen verleend door het orgaan van de woon- of verblijfplaats dat met het verlenen van verstrekkingen in geval van ziekte belast is.
2. Indien in de bevoegde staat geen verzekering bestaat tegen arbeidsongevallen of beroepsziekten, is het bepaalde in dit hoofdstuk betreffende verstrekkingen niettemin van toepassing op een persoon die aanspraak kan maken op prestaties bij ziekte, en moederschaps- en daarmee gelijkgestelde vaderschapsuitkeringen, overeenkomstig de wetgeving van die lidstaat indien de betrokkene getroffen wordt door een arbeidsongeval of aan een beroepsziekte lijdt, terwijl hij in een andere lidstaat woont of verblijft. De kosten worden gedragen door het orgaan dat bevoegd is voor de verstrekkingen, overeenkomstig de wetgeving van de bevoegde lidstaat.
3. Artikel 5 geldt voor het bevoegde orgaan van een lidstaat voor wat betreft de gelijkstelling van arbeidsongevallen of beroepsziekten die later op grond van de wetgeving van een andere lidstaat zijn ontstaan of geconstateerd bij de vaststelling van de mate van ongeschiktheid, het recht op prestaties of de hoogte daarvan, mits:
a) |
er ten aanzien van een arbeidsongeval dat of een beroepsziekte die vroeger is ontstaan of geconstateerd geen vergoeding is toegekend krachtens de wetgeving die het orgaan toepast, en |
b) |
er op grond van de wetgeving van de andere lidstaat waaronder het betrokken arbeidsongeval of de betrokken beroepsziekte is ontstaan of geconstateerd, geen vergoeding is toegekend ten aanzien van een arbeidsongeval dat of een beroepsziekte die later ontstaan of geconstateerd is. |
Artikel 41
Vergoedingen tussen organen onderling
1. Artikel 35 is ook van toepassing op prestaties die onder dit hoofdstuk vallen, wanneer vergoeding op basis van de werkelijke kosten geschiedt.
2. Twee of meer lidstaten of de bevoegde autoriteiten van deze lidstaten kunnen andere wijzen van vergoeding vaststellen of van iedere vergoeding tussen de onder hun bevoegdheid vallende organen afzien.
HOOFDSTUK 3
Uitkeringen bij overlijden
Artikel 42
Recht op uitkeringen ingeval het overlijden in een andere lidstaat dan de bevoegde lidstaat plaatsvindt, of ingeval de rechthebbende in een andere lidstaat dan de bevoegde lidstaat woont
1. Indien een verzekerde of een van zijn gezinsleden op het grondgebied van een andere lidstaat dan van de bevoegde lidstaat overlijdt, wordt het overlijden geacht te hebben plaatsgevonden in laatstbedoelde staat.
2. Het bevoegde orgaan is verplicht de uitkeringen bij overlijden welke krachtens de door dit orgaan toegepaste wetgeving verschuldigd zijn, toe te kennen, zelfs indien de rechthebbende in een andere lidstaat dan de bevoegde lidstaat woont.
3. De leden 1 en 2 zijn eveneens van toepassing indien het overlijden het gevolg is van een arbeidsongeval of een beroepsziekte.
Artikel 43
Het verlenen van uitkeringen bij overlijden van een pensioengerechtigde
1. Bij overlijden van een rechthebbende op pensioen, hem verschuldigd krachtens de wetgeving van één lidstaat, of op pensioen, hem verschuldigd krachtens de wetgeving van twee of meer lidstaten, terwijl hij woonde in een andere lidstaat dan die van het orgaan dat verantwoordelijk is voor de kosten van de op grond van de artikelen 24 en 25 verleende verstrekkingen, worden de uitkeringen bij overlijden welke krachtens de door dit orgaan toegepaste wetgeving verschuldigd zijn, voor rekening van dat orgaan verstrekt alsof de pensioengerechtigde op het tijdstip van zijn overlijden woonde in de lidstaat waar dit orgaan zich bevindt.
2. Lid 1 is van overeenkomstige toepassing op de gezinsleden van een pensioengerechtigde.
HOOFDSTUK 4
Uitkeringen bij invaliditeit
Artikel 44
Personen die uitsluitend onderworpen zijn aan A-wetgevingen
1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder „A-wetgeving” verstaan elke wetgeving volgens welke het bedrag van de invaliditeitsuitkeringen onafhankelijk is van de duur van de tijdvakken van verzekering of wonen en die door de bevoegde lidstaat uitdrukkelijk vermeld is in bijlage VI, en wordt onder „B-wetgeving” elke andere wetgeving verstaan.
2. De persoon die achtereenvolgens of afwisselend aan de wetgevingen van twee of meer lidstaten onderworpen is geweest en die uitsluitend onder A-wetgevingen tijdvakken van verzekering of wonen heeft vervuld, heeft alleen recht op uitkeringen van het orgaan van de lidstaat waarvan de wetgeving van toepassing was op het tijdstip van het ontstaan van de arbeidsongeschiktheid, met invaliditeit als gevolg, met inachtneming, in voorkomend geval, van artikel 45, en hij ontvangt de betrokken uitkeringen overeenkomstig die wetgeving.
3. De betrokkene die geen recht heeft op uitkeringen overeenkomstig lid 2, ontvangt de uitkeringen waarop hij krachtens de wetgeving van een andere lidstaat nog recht heeft, met inachtneming, in voorkomend geval, van artikel 45.
4. Indien de wetgeving als bedoeld in de leden 2 of 3 voorziet in bepalingen inzake vermindering, schorsing of intrekking in geval van samenloop met andere inkomsten of met uitkeringen van een verschillende aard in de zin van artikel 53, lid 2, zijn de bepalingen van de artikelen 53, lid 3, en 55, lid 3, van overeenkomstige toepassing.
Artikel 45
Bijzondere bepalingen inzake samentelling van tijdvakken
Het bevoegde orgaan van een lidstaat waarvan de wetgeving het verkrijgen, het behoud of het herstel van het recht op uitkeringen afhankelijk stelt van de vervulling van tijdvakken van verzekering of wonen, past indien nodig artikel 51, lid 1, overeenkomstig toe.
Artikel 46
Personen die onderworpen zijn aan hetzij uitsluitend B-wetgevingen, hetzij A- en B-wetgevingen
1. De persoon die achtereenvolgens of afwisselend onderworpen is geweest aan de wetgevingen van twee of meer lidstaten waarvan er ten minste één niet van het type A is, heeft recht op uitkeringen op grond van hoofdstuk 5, dat van overeenkomstige toepassing is, met inachtneming van lid 3.
2. Indien de betrokkene evenwel eerder onderworpen is geweest aan een B-wetgeving en vervolgens getroffen wordt door arbeidsongeschiktheid, met daaropvolgende invaliditeit, terwijl hij onderworpen is aan een A-wetgeving, ontvangt hij uitkeringen overeenkomstig artikel 44, op voorwaarde dat hij:
— |
voldoet aan de uitsluitend bij die wetgeving of andere wetgevingen van hetzelfde type vastgestelde voorwaarden, met inachtneming van, in voorkomend geval, artikel 45, zonder dat echter een beroep behoeft te worden gedaan op tijdvakken van verzekering of wonen welke vervuld zijn onder een B-wetgeving, en |
— |
geen enkel recht doet gelden op ouderdomsuitkeringen, met inachtneming van artikel 50, lid 1. |
3. De door het orgaan van een lidstaat genomen beslissing omtrent de mate van invaliditeit van de betrokkene is bindend voor het orgaan van iedere andere betrokken lidstaat, mits in bijlage VII is vermeld dat de voorwaarden van de wetgevingen van deze lidstaten met betrekking tot de mate van invaliditeit met elkaar overeenstemmen.
Artikel 47
Verergering van invaliditeit
1. Ingeval de invaliditeit van een persoon die uitkeringen op grond van de wetgeving van een of meer lidstaten geniet, toeneemt, zijn de volgende bepalingen van toepassing, rekening houdende met de toeneming van de invaliditeit:
a) |
de uitkeringen worden toegekend in overeenstemming met hoofdstuk 5, dat van overeenkomstige toepassing is; |
b) |
als de betrokkene echter onderworpen geweest is aan twee of meer A-wetgevingen en er sinds de toekenning van de prestaties geen wetgeving van een andere lidstaat op hem van toepassing is geweest, worden de prestaties echter toegekend overeenkomstig artikel 44, lid 2. |
2. Indien het totale bedrag van de op grond van lid 1 verschuldigde uitkering of uitkeringen minder bedraagt dan het bedrag van de uitkering welke de betrokkene genoot voor rekening van het orgaan dat de uitkeringen voordien verschuldigd was, is bedoeld orgaan verplicht hem een aanvulling gelijk aan het verschil tussen bedoelde bedragen te verlenen.
3. Indien de betrokkene geen recht op uitkering heeft voor rekening van een orgaan van een andere lidstaat, is het bevoegde orgaan van de voorheen bevoegde lidstaat verplicht de uitkeringen toe te kennen overeenkomstig de door het orgaan toegepaste wetgeving, daarbij in voorkomend geval rekening houdend met de verergering en met artikel 45.
Artikel 48
Omzetting van invaliditeitsuitkeringen in ouderdomsuitkeringen
1. Invaliditeitsuitkeringen worden in voorkomend geval omgezet in ouderdomsuitkeringen overeenkomstig de voorwaarden van de wetgeving of wetgevingen op grond waarvan zij zijn toegekend en met inachtneming van hoofdstuk 5.
2. Indien een persoon die invaliditeitsuitkeringen ontvangt op grond van artikel 50 aanspraak kan maken op ouderdomsuitkeringen krachtens de wetgeving van een of meer andere lidstaten, blijft elk orgaan dat invaliditeitsuitkeringen verschuldigd is krachtens de wetgeving van de lidstaat, aan die persoon de invaliditeitsuitkeringen verstrekken waarop de betrokkene krachtens de door het betrokken orgaan toegepaste wetgeving recht heeft en wel tot het tijdstip waarop lid 1 door dit orgaan kan worden toegepast of, anders, zolang de betrokkene voldoet aan de voorwaarden voor het ontvangen van die uitkeringen.
3. Indien de krachtens de wetgeving van een lidstaat overeenkomstig artikel 44 toegekende invaliditeitsuitkeringen worden omgezet in ouderdomsuitkeringen en de betrokkene nog niet voldoet aan de bij de wetgeving van een of meer andere lidstaten gestelde voorwaarden voor het recht op deze uitkeringen, ontvangt de betrokkene met ingang van de dag van de omzetting invaliditeitsuitkeringen van laatstgenoemde lidstaat of lidstaten.
De toekenning van deze invaliditeitsuitkeringen valt onder hoofdstuk 5 alsof dit hoofdstuk van toepassing was op het tijdstip waarop de arbeidsongeschiktheid met de daaropvolgende invaliditeit ontstond, tot het tijdstip waarop de betrokkene voldoet aan de bij de betrokken nationale wetgeving of wetgevingen gestelde voorwaarden voor het recht op ouderdomsuitkeringen, of, indien niet in een dergelijke omzetting is voorzien, zolang hij recht heeft op invaliditeitsuitkeringen krachtens die betrokken wetgeving of wetgevingen.
4. De krachtens artikel 44 vastgestelde invaliditeitsuitkeringen worden overeenkomstig hoofdstuk 5 opnieuw berekend, zodra de rechthebbende voldoet aan de bij een B-wetgeving gestelde voorwaarden voor het recht op invaliditeitsuitkeringen dan wel ouderdomsuitkeringen krachtens de wetgeving van een andere lidstaat ontvangt.
Artikel 49
Bijzondere bepalingen betreffende ambtenaren
De artikelen 6, 44, 46, 47 en 48 en artikel 60, leden 2 en 3, zijn van overeenkomstige toepassing op personen die onderworpen zijn aan een bijzonder stelsel voor ambtenaren.
HOOFDSTUK 5
Ouderdoms- en nabestaandenpensioenen
Artikel 50
Algemene bepalingen
1. Alle bevoegde organen stellen het recht op uitkeringvast op grond van alle wetgevingen van de lidstaten die op de betrokkene van toepassing zijn geweest, indien een daartoe strekkend verzoek is ingediend, tenzij de betrokkene uitdrukkelijk verzoekt om uitstel van de toekenning van de ouderdomsuitkeringen krachtens de wetgeving van een of meer lidstaten.
2. Indien de betrokkene op een bepaald tijdstip niet of niet meer voldoet aan de voorwaarden van alle wetgevingen van de lidstaten die op hem van toepassing zijn geweest, houden de organen die de wetgeving toepassen aan welker voorwaarden wel is voldaan, bij de berekening overeenkomstig artikel 52, lid 1, onder a) of b), geen rekening met de tijdvakken die zijn vervuld onder de wetgevingen aan welker voorwaarden niet of niet meer is voldaan, als dat resulteert in een lager bedrag aan uitkering.
3. Lid 2 wordt dienovereenkomstig toegepast voorzover de betrokkene uitdrukkelijk verzocht heeft om uitstel van de toekenning van een of meer ouderdomsuitkeringen.
4. Een nieuwe berekening wordt ambtshalve uitgevoerd zodra aan de in de andere wetgevingen gestelde voorwaarden is voldaan of indien de betrokkene verzoekt om toekenning van een ouderdomsuitkering welke op grond vanlid 1 is uitgesteld, tenzij met de tijdvakken die onder andere wetgevingen zijn vervuld reeds rekening wordt gehouden overeenkomstig lid 2 of 3.
Artikel 51
Bijzondere bepalingen inzake samentelling van tijdvakken van verzekering of van wonen met het oog op het verkrijgen, het behoud of het herstel van het recht op uitkering
1. Indien de wetgeving van een lidstaat de toekenning van bepaalde uitkeringenafhankelijk stelt van de voorwaarde dat de tijdvakken van verzekering uitsluitend zijn vervuld in specifieke al dan niet in loondienst of in een beroep verrichte werkzaamheden waarvoor een bijzonder stelsel geldt dat op personen wordt toegepast die al dan niet in loondienst die specifieke werkzaamheden verrichten, houdt het bevoegde orgaan van die lidstaat alleen rekening met de tijdvakken welke vervuld zijn onder de wetgeving van een andere lidstaat in het kader van een overeenkomstig stelsel of bij gebreke daarvan, in hetzelfde beroep of, in voorkomend geval, van dezelfde al dan niet in loondienst verrichte werkzaamheden.
Indien de betrokkene, met inachtneming van de aldus vervulde tijdvakken, niet voldoet aan de voorwaarden om de betrokken uitkeringen te ontvangen krachtens een bijzonder stelsel, worden deze in aanmerking genomen bij de toekenning van de uitkeringen volgens het algemene stelsel of, bij gebreke daarvan, het stelsel dat, naar gelang van het geval, van toepassing is op arbeiders, respectievelijk bedienden, op voorwaarde dat de betrokkene aan een van die stelsels onderworpen is geweest.
2. Tijdvakken van verzekering die zijn vervuld krachtens een bijzonder stelsel van een lidstaat, worden in aanmerking genomenbij de toekenning van uitkeringen krachtens het algemene stelsel of, bij gebreke daarvan, het stelsel dat, naar gelang van het geval, van toepassing is op arbeiders respectievelijk bedienden van een andere lidstaat, op voorwaarde dat de betrokkene bij een van deze stelsels aangesloten is geweest, zelfs indien de betrokken tijdvakken in laatstgenoemde lidstaat reeds krachtens een bijzonder stelsel in aanmerking zijn genomen.
3. Indien de wetgeving van een lidstaat het verkrijgen, het behoud of het herstel van het recht op uitkeringenafhankelijk stelt van de voorwaarde dat de betrokkene verzekerd is op het tijdstip van het intreden van de verzekerde gebeurtenis, wordt deze voorwaarde geacht te zijn vervuld indien de betrokkene krachtens de wetgeving van de andere lidstaat verzekerd is, volgens de in bijlage XI vermelde procedures voor elke betrokken lidstaat.
Artikel 52
Toekenning van uitkeringen
1. Het bevoegde orgaan berekent het bedrag van de verschuldigde uitkering:
a) |
krachtens de door het orgaan toegepaste wetgeving alleen als uitsluitend op grond van de nationale wetgeving is voldaan aan de voorwaarden die recht geven op een uitkering (autonoom pensioen); |
b) |
door eerst een theoretisch bedrag en vervolgens het werkelijke bedrag (uitkering pro rata) als volgt te berekenen:
|
2. In voorkomend geval past het bevoegde orgaan op het overeenkomstig lid 1, onder a) en b), berekende bedrag alle bepalingen toe inzake vermindering, schorsing of intrekking van de wetgeving krachtens welke deze uitkering wordt toegekend, binnen de grenzen van de artikelen 53 tot en met 55.
3. De betrokkene is gerechtigd om van het bevoegde orgaan van elke lidstaat het hoogste uitkeringsbedrag te ontvangen dat overeenkomstig het bepaalde in lid 1, onder a) en b), berekend is.
4. Indien de berekening overeenkomstig lid 1, onder a), in één bepaalde lidstaat altijd als resultaat heeft dat het autonoom pensioen gelijk is aan of hoger is dan de overeenkomstig lid 1, onder b), berekende pro rata-uitkering, kan het bevoegde orgaan onder de in de uitvoeringsverordening vastgestelde voorwaarden van de berekening pro rata afzien. Dergelijke situaties worden gespecificeerd in bijlage VIII.
Artikel 53
Anticumulatiebepalingen
1. Samenloop van invaliditeits-, ouderdoms- en nabestaandenuitkeringen die worden berekend of toegekend op basis van tijdvakken van verzekering en/of wonen welke door eenzelfde persoon zijn vervuld, wordt beschouwd als samenloop van uitkeringen van dezelfde aard.
2. Samenloop van uitkeringen die in de zin van lid 1 niet als uitkeringen van dezelfde aard kunnen worden aangemerkt, wordt beschouwd als samenloop van uitkeringen van verschillende aard.
3. De volgende bepalingen zijn van toepassing op in de wetgeving van een lidstaat opgenomen anticumulatiebepalingen in geval van samenloop van een invaliditeits-, ouderdoms- of nabestaandenprestatie met een prestatie van dezelfde aard, een prestatie van een andere aard of andere inkomsten:
a) |
het bevoegde orgaan houdt alleen rekening met de in een andere lidstaat verworven uitkeringen of inkomsten indien de door het orgaan toegepaste wetgeving bepaalt dat met in het buitenland verkregen uitkeringen of inkomsten rekening wordt gehouden; |
b) |
het bevoegde orgaan houdt rekening met het door een andere lidstaat te betalen bedrag aan uitkeringen vóór aftrek van belastingen, socialezekerheidspremies en andere inhoudingen, tenzij de door het orgaan toegepaste wetgeving bepaalt dat de anticumulatievoorschriften na die inhoudingen moeten worden toegepast, volgens de voorwaarden en procedures van de toepassingsverordening; |
c) |
het bevoegde orgaan houdt geen rekening met het bedrag van de krachtens de wetgeving van een andere lidstaat verkregen uitkeringen die worden toegekend op basis van een vrijwillige verzekering of vrijwillig voortgezette verzekering; |
d) |
indien een enkele lidstaat anticumulatiebepalingen toepast, omdat de betrokkene hetzij uitkeringen van dezelfde of van verschillende aard ontvangt overeenkomstig de wetgeving van andere lidstaten, hetzij inkomsten ontvangt die zijn verworven in een andere lidstaat, kan de verschuldigde uitkeringalleen worden verminderd ter hoogte van het bedrag van dergelijke uitkeringen of dergelijke inkomsten. |
Artikel 54
Bijzondere bepalingen inzake samenloop van prestaties van dezelfde aard
1. In geval van samenloop van uitkeringen van dezelfde aard die verschuldigd zijn krachtens de wetgeving van twee of meer lidstaten, worden de anticumulatievoorschriften waarin de wetgeving van een lidstaat voorziet, niet toegepast op een pro-rata-uitkering.
2. De anticumulatievoorschriften zijn alleen op een onafhankelijke prestatie van toepassing indien het een uitkering betreft:
a) |
waarvan het bedrag onafhankelijk is van de duur van de tijdvakken van verzekering of wonen, of |
b) |
waarvan het bedrag wordt bepaald op basis van een fictief tijdvak dat geacht wordt te zijn vervuld tussen de datum waarop de verzekerde gebeurtenis is ingetreden en een latere datum, voorzover die samenvalt:
|
De onder a) en b) bedoelde uitkeringenen overeenkomst en zijn vermeld in bijlage IX.
Artikel 55
Samenloopvan een of meer uitkeringen van verschillende aard
1. Indien het voor het ontvangen van uitkeringen van verschillende aard of andere inkomsten vereist is dat de in de wetgeving van de betrokken lidstaten vastgelegde anticumulatiebepalingen worden toegepast op:
a) |
twee of meer onafhankelijke uitkeringen, delen de bevoegde organen de bedragen van de uitkering of uitkeringen of andere inkomsten, voorzover in aanmerking genomen, door het aantal uitkeringen dat aan die anticumulatiebepalingen is onderworpen. De toepassing van deze bepaling mag er evenwel niet toe leiden dat de betrokkene zijn status van gepensioneerde wordt ontnomen voor de toepassing van de andere hoofdstukken van titel III, volgens de voorwaarden en procedures van de toepassingsverordening; |
b) |
een of meer pro-rata-uitkeringen, houden de bevoegde organen rekening met de uitkering of de uitkeringen of andere inkomsten en alle elementen die zijn vastgesteld voor de toepassing van de anti-cumulatiebepalingen, zulks op basis van de verhouding tussen de tijdvakken van verzekering en/of wonen, waarmee rekening is gehouden met artikel 52, lid 1, onder b), ii), ofwel |
c) |
een of meer onafhankelijke uitkeringenen op een of meer pro-rata-uitkeringen, passen de bevoegde organen onderdeel a) dienovereenkomstig toe wat betreft de onafhankelijke uitkeringen, en onderdeel b) wat betreft de pro-rata-uitkeringen. |
2. Het bevoegde orgaan gaat niet over tot de deling van onafhankelijke uitkeringen indien de door het orgaan toegepaste wetgeving voorziet in het in aanmerking nemen van uitkeringen van verschillende aard en/of andere inkomsten, alsmede van alle andere elementen voor de berekening van een deel van het bedrag, dat wordt berekend op basis van de verhouding tussen de tijdvakken van verzekering en/of wonen als bedoeld in artikel 52, lid 1, onder b), ii).
3. Bovengenoemde bepalingen zijn van overeenkomstige toepassing indien de wetgeving van een of meer lidstaten bepaalt dat geen recht op uitkering bestaat indien de betrokkene een uitkeringvan verschillende aard krachtens de wetgeving van een andere lidstaat, of andere inkomsten ontvangt.
Artikel 56
Aanvullende bepalingen voor de berekening van de uitkeringen
1. De berekening van het in artikel 52, lid 1, onder b), bedoelde theoretische bedrag en pro-ratabedrag vindt als volgt plaats:
a) |
indien de totale duur van de tijdvakken van verzekering en/of wonen welke vóór het intreden van de verzekerde gebeurtenis krachtens de wetgevingen van alle betrokken lidstaten zijn vervuld, langer is dan de maximumduur welke de wetgeving van één van deze lidstaten voor het recht op een volledige prestatie vereist, houdt het bevoegde orgaan van deze lidstaat rekening met deze maximumduur in plaats van met de totale duur van bedoelde tijdvakken. Deze wijze van berekening mag niet tot gevolg hebben dat dit orgaan een uitkering verschuldigd is welke hoger is dan de volledige uitkering volgens de door dit orgaan toegepaste wetgeving; het vorengaande geldt niet voor uitkeringen waarvan het bedrag niet afhankelijk is van de duur van de verzekering; |
b) |
de wijze waarop samenvallende tijdvakken in aanmerking worden genomen, wordt in de toepassingsverordening geregeld; |
c) |
indien de wetgeving van een lidstaat bepaalt dat voor de berekening van de uitkeringen wordt uitgegaan van gemiddelde, pro rata, vaste of toegerekende inkomsten, bijdragen of premies, grondslagen voor premies of bijdragen, verhogingen, verdiensten, andere bedragen of een combinatie daarvan, wordt door het bevoegde orgaan:
overeenkomstig de procedures die voor de betrokken lidstaat in bijlage XI zijn vastgelegd. |
2. De voorschriften van de wetgeving van een lidstaat inzake de aanpassing van de voor de berekening van de uitkeringen in aanmerking genomen elementen aan het loon- of prijsniveau zijn, in voorkomend geval, van toepassing op de elementen waarmee het bevoegde orgaan van die lidstaat op grond van de krachtens de wetgevingen van andere lidstaten vervulde tijdvakken van verzekering of van wonen overeenkomstig lid 1 rekening heeft gehouden.
Artikel 57
Tijdvakken van verzekering of van wonen van minder dan één jaar
1. Niettegenstaande artikel 52, lid 1, onder b), is het orgaan van een lidstaat niet verplicht uitkeringen toe te kennen met betrekking tot tijdvakken die krachtens de door het orgaan toegepaste wetgeving zijn vervuld en die in aanmerking dienen te worden genomen bij het intreden van de verzekerde gebeurtenis, indien:
— |
de totale duur van deze tijdvakken minder dan een jaar bedraagt, en |
— |
uitsluitend rekening houdende met deze tijdvakken geen recht op uitkeringen krachtens die wetgeving bestaat. |
Voor de toepassing van dit artikel, wordt onder „tijdvakken” verstaan alle tijdvakken van verzekering, van werkzaamheden in loondienst, van werkzaamheden anders dan in loondienst, of van wonen die recht geven op een uitkering of de betrokken uitkering rechtstreeks verhogen.
2. Voor de toepassing van artikel 52, lid 1, onder b), i), houdt het bevoegde orgaan van elk van de betrokken lidstaten rekening met de in lid 1 bedoelde tijdvakken.
3. Ingeval toepassing van lid 1 ertoe zou leiden dat alle organen van de betrokken lidstaten van hun verplichtingen worden ontheven, worden de uitkeringenuitsluitend toegekend krachtens de wetgeving van de laatste van die lidstaten aan de voorwaarden waarvan is voldaan, alsof alle vervulde tijdvakken van verzekering en van wonen waarmee overeenkomstig artikel 6 en artikel 51, leden 1 en 2, rekening wordt gehouden, krachtens de wetgeving van deze lidstaat waren vervuld.
Artikel 58
Toekenning van een aanvulling
1. Degene die uitkeringen geniet waarop dit hoofdstuk van toepassing is, mag in de lidstaat waar hij woont en krachtens welke wetgeving hem een uitkering verschuldigd is, geen lagere uitkering ontvangen dan de minimumuitkering welke door de betrokken wetgeving is vastgesteld voor een tijdvak van verzekering of wonen dat gelijk is aan de gezamenlijke tijdvakken welke overeenkomstig dit hoofdstuk in aanmerking zijn genomen.
2. Het bevoegde orgaan van de lidstaat betaalt de betrokkene, gedurende de tijd dat hij op het grondgebied van deze staat woont, een aanvullend bedrag uit dat gelijk is aan het verschil tussen de som van de krachtens dit hoofdstuk verschuldigde uitkeringenen het bedrag van de minimumuitkering.
Artikel 59
Herberekening en aanpassing van de uitkeringen
1. Indien de wijze van vaststelling of de regels voor de berekening van de uitkeringen krachtens de wetgeving van een lidstaat worden gewijzigd, of indien een relevante wijziging plaatsvindt in de persoonlijke situatie van de betrokkene die krachtens die wetgeving zou leiden tot een aanpassing van het bedrag van de uitkering, vindt een herberekening plaats overeenkomstig artikel 52.
2. Indien echter de prestaties van de betrokken lidstaten door stijging van de kosten van levensonderhoud, schommelingen van het niveau van inkomsten of andere redenen voor aanpassing, met een bepaald percentage of een vast bedrag worden gewijzigd, wordt dit percentage of bedrag rechtstreeks in de overeenkomstig artikel 52 vastgestelde uitkeringen verwerkt, zonder dat een herberekening behoeft plaats te vinden.
Artikel 60
Bijzondere bepalingen voor ambtenaren
1. Artikel 6, artikel 50, artikel 51, lid 3, en de artikelen 52 tot en met 59 zijn van overeenkomstige toepassing op personen die onderworpen zijn aan een bijzonder stelsel voor ambtenaren.
2. Indien evenwel de wetgeving van een lidstaat het verkrijgen, het vaststellen, het behoud of het herstel van het recht op prestaties krachtens een bijzonder stelsel voor ambtenaren afhankelijk stelt van de voorwaarde dat alle tijdvakken van verzekering zijn vervuld in het kader van een of meer bijzondere stelsels voor ambtenaren in die lidstaat of van de voorwaarde dat zij door de wetgeving van die lidstaat met dergelijke tijdvakken gelijkgesteld worden, neemt het bevoegde orgaan van de betrokken lidstaat uitsluitend de tijdvakken in aanmerking die krachtens de door het orgaan toegepaste wetgeving kunnen worden erkend.
Indien, nadat de aldus vervulde tijdvakken in aanmerking zijn genomen, de betrokkene niet voldoet aan de voor het recht op genoemde prestaties gestelde voorwaarden, wordt met deze tijdvakken rekening gehouden voor de toekenning van prestaties volgens het algemene stelsel of, bij gebreke daarvan, volgens het stelsel van toepassing op arbeiders respectievelijk bedienden.
3. Indien de prestaties overeenkomstig de wetgeving van een lidstaat op grond van een bijzonder stelsel voor ambtenaren worden berekend op basis van het laatste salaris of de laatste salarissen die tijdens een referentietijdvak werden ontvangen, neemt het bevoegde orgaan van die lidstaat bij de berekening alleen de naar behoren geherwaardeerde salarissen in aanmerking die werden ontvangen gedurende het tijdvak of de tijdvakken waarin de betrokkene onder die wetgeving viel.
HOOFDSTUK 6
Werkloosheidsuitkeringen
Artikel 61
Specifieke regels voor de samentelling van tijdvakken van verzekering, van werkzaamheden in loondienst of van werkzaamheden anders dan in loondienst
1. Het bevoegde orgaan van een lidstaat waarvan de wetgeving het verkrijgen, het behoud, het herstel of de duur van het recht op uitkeringafhankelijk stelt van de vervulling van tijdvakken van verzekering, van werkzaamheden in loondienst of van werkzaamheden anders dan in loondienst, houdt, voorzover nodig, rekening met de krachtens de wetgeving van elke andere lidstaat vervulde tijdvakken van verzekering, van werkzaamheden in loondienst of van werkzaamheden anders dan in loondienst, alsof deze tijdvakken overeenkomstig de door dat orgaan toegepaste wetgeving waren vervuld.
Wanneer echter de toepasselijke wetgeving het recht op uitkeringafhankelijk stelt van de vervulling van tijdvakken van verzekering, worden de krachtens de wetgeving van een andere lidstaat vervulde tijdvakken van werkzaamheden in loondienst of van werkzaamheden anders dan in loondienst slechts in aanmerking genomen op voorwaarde dat deze tijdvakken als tijdvakken van verzekering aangemerkt zouden zijn als zij overeenkomstig de toepasselijke wetgeving waren vervuld.
2. Behoudens in de in artikel 65, lid 5, onder a), bedoelde gevallen, wordt de toepassing van lid 1 afhankelijk gesteld van de voorwaarde dat de betrokkene laatstelijk, overeenkomstig de wetgeving op grond waarvan de uitkeringen worden aangevraagd, het volgende heeft vervuld:
— |
tijdvakken van verzekering, indien deze wetgeving tijdvakken van verzekering vereist; |
— |
tijdvakken van werkzaamheden in loondienst, indien deze wetgeving tijdvakken van werkzaamheden in loondienst vereist; |
— |
tijdvakken van werkzaamheden anders dan in loondienst, indien deze wetgeving tijdvakken van werkzaamheden anders dan in loondienst vereist. |
Artikel 62
Berekening van de uitkering
1. Het bevoegde orgaan van een lidstaat waarvan de wetgeving bepaalt dat voor de berekening van de uitkering wordt uitgegaan van het vroegere loon of beroepsinkomen, houdt uitsluitend rekening met het loon of het beroepsinkomen dat betrokkene heeft genoten voor de laatste werkzaamheden, al dan niet in loondienst, die hij onder die wetgeving heeft verricht.
2. Het in lid 1 bepaalde geldt ook indien de door het bevoegde orgaan toegepaste wetgeving voorziet in een specifieke referentieperiode voor de vaststelling van het loon dat als basis dient voor de berekening van de uitkeringen alsmede indien de betrokkene gedurende de gehele periode of een gedeelte ervan onder de wetgeving van een andere lidstaat viel.
3. In afwijking van de leden 1 en 2 houdt het orgaan van de woonplaats voor de in artikel 65, lid 5, onder a), bedoelde grensarbeiders rekening met het loon of het beroepsinkomen dat de betrokkene heeft genoten in de lidstaat aan de wetgeving waaraan hij tijdens het verrichten van zijn laatste werkzaamheden, al dan niet in loondienst, onderworpen was, overeenkomstig de toepassingsverordening.
Artikel 63
Bijzondere bepalingen voor de opheffing van de bepalingen inzake de woonplaats
Voor de toepassing van dit hoofdstuk geldt artikel 7 slechts in de gevallen bedoeld in de artikelen 64 en 65 en binnen de daarin vermelde limieten.
Artikel 64
Werklozen die zich naar het grondgebied van een andere lidstaat begeven
1. De volledig werkloze die voldoet aan de bij de wetgeving van de bevoegde lidstaat gestelde voorwaarden om recht te hebben op uitkeringen die zich naar een andere lidstaat begeeft om daar werk te zoeken, behoudt het recht op werkloosheidsuitkering onder de hieronder aangegeven voorwaarden en beperkingen:
a) |
vóór vertrek dient de werkloze gedurende ten minste vier weken na de aanvang van zijn werkloosheid als werkzoekende ingeschreven te zijn geweest en ter beschikking van de diensten voor arbeidsvoorziening van de bevoegde lidstaat te zijn gebleven. De bevoegde diensten of organen kunnen hem evenwel toestemming geven vóór het verstrijken van deze termijn te vertrekken; |
b) |
de werkloze dient zich als werkzoekende in te schrijven bij de diensten voor arbeidsvoorziening van de lidstaat waar hij heen is gegaan, zich te onderwerpen aan de daar georganiseerde controle en zich aan de voorwaarden krachtens de wetgeving van die lidstaat te houden. Deze voorwaarde wordt als vervuld beschouwd voor het tijdvak dat aan de inschrijving voorafgaat, indien de inschrijving plaatsvindt binnen zeven dagen na de datum waarop hij niet meer ter beschikking stond van de diensten voor arbeidsvoorziening van de lidstaat die hij heeft verlaten. In uitzonderingsgevallen kunnen de bevoegde diensten of organen deze termijn verlengen; |
c) |
het recht op uitkering wordt gehandhaafd gedurende een tijdvak van drie maanden vanaf de datum waarop de werkloze niet langer ter beschikking stond van de diensten voor arbeidsvoorziening van de lidstaat die hij heeft verlaten, zonder dat de totale duur waarover uitkering wordt verleend, de totale duur mag overschrijden waarover hij krachtens de wetgeving van bedoelde lidstaat recht op uitkeringheeft. De periode van drie maanden kan door de bevoegde dienst of het bevoegde orgaan tot maximaal zes maanden worden verlengd; |
d) |
de uitkering wordt door en voor rekening van het bevoegde orgaan verleend volgens de door dit orgaan toegepaste wetgeving. |
2. Indien de betrokkene bij of vóór het verstrijken van het tijdvak waarover hij krachtens lid 1, onder c), recht op uitkering heeft, naar de bevoegde lidstaat terugkeert, behoudt hij het recht op uitkeringovereenkomstig de wetgeving van deze lidstaat; hij verliest elk recht op uitkering krachtens de wetgeving van de bevoegde lidstaat, indien hij niet bij of vóór het verstrijken van dit tijdvak naar deze staat terugkeert, behoudens gunstiger bepalingen in die wetgeving. In uitzonderingsgevallen kunnen de bevoegde diensten of organen de betrokken persoon toestaan op een latere datum terug te keren met behoud van zijn recht op uitkering.
3. Behoudens gunstiger wetgeving van de bevoegde lidstaat, bedraagt het totale tijdvak tussen twee tijdvakken van arbeid waarin het recht op uitkeringen op grond van lid 1 wordt gehandhaafd ten hoogste drie maanden. Deze periode kan door de bevoegde diensten of het bevoegde orgaan tot maximaal zes maanden worden verlengd.
4. De wijze van uitwisseling van informatie, samenwerking en wederzijdse bijstandverlening tussen de organen en diensten van de bevoegde lidstaat en die van de lidstaat waarheen de betrokkene zich begeeft om werk te zoeken, wordt vastgesteld in de toepassingsverordening.
Artikel 65
Werklozen die tijdens het verrichten van hun laatste werkzaamheden in een andere dan de bevoegde lidstaat woonden
1. De gedeeltelijke of door onvoorziene omstandighedenwerkloos geraakte werkloze die tijdens het verrichten van zijn laatste werkzaamheden, al dan niet in loondienst, in een andere dan de bevoegde lidstaat woonde, moet zich ter beschikking van zijn werkgever of van de arbeidsvoorzieningsdiensten van de bevoegde lidstaat stellen. Hij heeft recht op uitkering volgens de wetgeving van de bevoegde lidstaat alsof hij in die lidstaat woonde. Deze uitkering wordt door het orgaan van de bevoegde lidstaat verleend.
2. De volledig werkloze, die tijdens het verrichten van zijn laatste werkzaamheden, al dan niet in loondienst, in een andere dan de bevoegde lidstaat woonde en in die lidstaat blijft wonen of ernaar terugkeert, stelt zich ter beschikking van de arbeidsvoorzieningsdiensten van de lidstaat waar hij woont. Onverminderd de toepassing van artikel 64 mag een volledig werkloze zich daarnaast ter beschikking stellen van de arbeidsvoorzieningsdiensten van de lidstaat waar hij zijn laatste werkzaamheden, al dan niet in loondienst, heeft verricht.
Een werkloze die geen grensarbeider is en die niet terugkeert naar de lidstaat van zijn woonplaats, stelt zich ter beschikking te stellen van de arbeidsvoorzieningsdiensten van de lidstaat aan de wetgeving waarvan hij het laatst onderworpen was.
3. De in lid 2, eerste zin, bedoelde werkloze registreert zich als werkzoekende bij de bevoegde diensten voor arbeidsvoorziening van de lidstaat waar hij woont, wordt onderworpen aan de daar georganiseerde controles, en houdt zich aan de door de wetgeving van die lidstaat gestelde voorwaarden. Indien hij zich tevens als werkzoekende wenst in te registreren in de lidstaat waar hij zijn laatste werkzaamheden, al dan niet in loondienst, heeft verricht, voldoet hij volledig aan de in die lidstaat geldende verplichtingen.
4. De uitvoering van lid 2, tweede zin, en van lid 3, tweede zin, alsmede de regelingen voor de uitwisseling van informatie, de samenwerking en wederzijdse bijstandverlening tussen de organen en diensten van de lidstaat van de woonplaats en de lidstaat waar de betrokkene het laatst werkzaamheden heeft verricht, worden vastgesteld in de toepassingsverordening.
5. |
|
6. De door het orgaan van de woonplaats verleende uitkeringen krachtens lid 5 blijven ten laste van dit orgaan. Onverminderd lid 7 vergoedt het bevoegde orgaan van de lidstaat aan welks wetgeving de betrokkene het laatst onderworpen was, echter het orgaan van de woonplaats volledig voor de uitkeringen die gedurende ten hoogste de eerste drie maanden door laatstgenoemd orgaan zijn verstrekt. De vergoeding over dit tijdvak mag niet hoger zijn dan de werkloosheidsuitkeringen krachtens de wetgeving van de bevoegde lidstaat. In het in lid 5, onder b), bedoelde geval wordt het tijdvak waarin er uitkeringen uit hoofde van artikel 64 worden verleend, afgetrokken van het in de tweede zin van dit lid bedoelde tijdvak. De bijzonderheden betreffende de vergoeding worden vastgesteld in de toepassingsverordening.
7. Het in lid 6 bedoelde tijdvak van vergoeding wordt evenwel op vijf maanden gebracht wanneer de betrokkene tijdens de voorafgaande 24 maanden gedurende tijdvakken van ten minste twaalf maanden al dan niet in loondienst heeft gewerkt in de lidstaten aan welks wetgeving hij het laatst onderworpen was, indien die tijdvakken in aanmerking komen voor de vaststelling van het recht op werkloosheidsuitkering.
8. Voor de toepassing van de leden 6 en 7 kunnen twee of meer lidstaten of hun bevoegde autoriteiten andere wijzen van vergoeding vaststellen of van iedere vergoeding tussen de onder hun bevoegdheid vallende organen afzien.
HOOFDSTUK 7
Uitkeringen bij vervroegde uittreding
Artikel 66
Uitkeringen
Indien de toepasselijke wetgeving het recht op uitkeringen bij vervroegde uittreding afhankelijk stelt van de vervulling van tijdvakken van verzekering, van werkzaamheden in loondienst of van werkzaamheden anders dan in loondienst, is artikel 6 niet van toepassing.
HOOFDSTUK 8
Gezinsuitkeringen
Artikel 67
Gezinsleden die in een andere lidstaat wonen
Een persoon heeft recht op gezinsbijslag overeenkomstig de wetgeving van de bevoegde lidstaat, ook voor de gezinsleden die in een andere lidstaat wonen, alsof deze in eerstbedoelde lidstaat woonden. Een pensioengerechtigde heeft echter recht op gezinsbijslag overeenkomstig de wetgeving van de lidstaten die bevoegd zijn voor zijn pensioen.
Artikel 68
Prioriteitsregels bij samenloop
1. Indien gedurende hetzelfde tijdvak en voor dezelfde gezinsleden in uitkeringen is voorzien op grond van de wetgeving van meer dan een lidstaat, zijn de volgende prioriteitsregels van toepassing:
a) |
indien door meer dan een lidstaat uitkeringen verschuldigd zijn op verschillende gronden, is de volgorde van prioriteit de volgende: eerst de rechten verkregen op grond van werkzaamheden, al dan niet in loondienst, vervolgens de rechten verkregen op grond van een pensioen, en ten slotte de rechten op grond van de woonplaats; |
b) |
indien door meer dan een lidstaat uitkeringen verschuldigd zijn op dezelfde grond, wordt de volgorde van prioriteit vastgesteld op basis van de volgende subsidiaire criteria:
|
2. Bij samenloopvan rechten worden de gezinsuitkeringen toegekend overeenkomstig de wetgeving die volgens lid 1 als prioritair is aangemerkt. De rechten op gezinsuitkeringen die verschuldigd zijn op grond van de andere betrokken wetgeving of wetgevingen, worden geschorst ter hoogte van het bedrag dat bij de wetgeving van de eerste lidstaat is vastgesteld en, zo nodig, wordt het deel dat dit bedrag overschrijdt uitbetaald in de vorm van een aanvullende toeslag. Als het recht op de uitkering in kwestie alleen gebaseerd is op de woonplaats, hoeft deze aanvullende toeslag echter niet te worden uitgekeerd voor kinderen die in een andere lidstaat wonen.
3. Indien er uit hoofde van artikel 67 een aanvraag om gezinsuitkeringen wordt ingediend bij het bevoegde orgaan van de lidstaat waarvan de wetgeving toepasselijk is, maarniet op grond van het prioritair recht overeenkomstig de leden 1 en 2:
a) |
zendt dat orgaan de aanvraag onverwijld door naar het bevoegde orgaan van de lidstaat waarvan de wetgeving prioritair van toepassing is; het stelt de betrokkene daarvan in kennis en betaalt, onverminderd de bepalingen van de toepassingsverordening betreffende de voorlopige toekenning van uitkeringen, zo nodig, de in lid 2 genoemde aanvullende toeslaguit; |
b) |
neemt het bevoegde orgaan van de lidstaat waarvan de wetgeving prioritair van toepassing is, de aanvraag in behandeling alsof het rechtstreeks bij dat orgaan was ingediend; de datum waarop de aanvraag bij het eerste orgaan is ingediend, wordt beschouwd als de datum waarop de aanvraag bij het prioritaire orgaan is ingediend. |
Artikel 69
Aanvullende bepalingen
1. Indien er aan de op grond van de artikelen 67 en 68 aangewezen wetgeving geen enkel recht wordt ontleend op aanvullende of speciale gezinsuitkeringen voor wezen, worden deze uitkeringen, bovenop de andere op grond van de wetgeving van de hiervoor genoemde lidstaat verkregen gezinsuitkeringen, automatisch verleend krachtens de wetgeving van de lidstaat waaraan de overleden werknemer het langst onderworpen is geweest, voorzover het recht aan de bovengenoemde wetgeving werd ontleend. Indien aan deze wetgeving geen enkel recht werd ontleend, worden de voorwaarden voor het verwerven van een dergelijk recht krachtens de wetgeving van de overige betrokken lidstaten getoetst en worden de uitkeringen toegekend, en wel in afdalende volgorde volgens de duur van de krachtens de wettelijke regelingen van deze lidstaten vervulde tijdvakken van verzekering of van wonen.
2. De uitkeringen die in de vorm van pensioenen of van aanvullende pensioenen worden uitgekeerd, worden toegekend en berekend overeenkomstig hoofdstuk 5.
HOOFDSTUK 9
Bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties
Artikel 70
Algemene bepaling
1. Dit artikel is van toepassing op bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties waarop wetgeving van toepassing is die, wegens haar personele werkingssfeer, doelstellingen en/of de voorwaarden voor het ingaan van een recht, kenmerken heeft van zowel de in artikel 3, lid 1, bedoelde socialezekerheidswetgeving als van de bijstand.
2. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder „bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties” verstaan prestaties die:
a) |
bedoeld zijn:
en |
b) |
uitsluitend worden gefinancierd door de verplichte belastingen ter dekking van de algemene openbare uitgaven en waarvoor de voorwaarden voor de toekenning en berekening niet afhankelijk zijn van de betaling van enige premie of bijdrage door de betrokkene. Prestaties ter aanvulling van op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties mogen evenwel niet alleen om die reden als op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties worden beschouwd; en |
c) |
opgenomen zijn in bijlage X. |
3. Artikel 7 en de andere hoofdstukken van titel III zijn niet van toepassing op de in lid 2 van dit artikel bedoelde prestaties.
4. De in lid 2 bedoelde uitkeringen zullen uitsluitend worden toegekend door de lidstaat waarin de betreffende persoon woont, overeenkomstig de wetgeving van deze staat. Deze prestaties worden verstrekt door, en voor rekening van, het orgaan van de woonplaats.
TITEL IV
ADMINISTRATIEVE COMMISSIE EN RAADGEVEND COMITÉ
Artikel 71
Samenstelling en werkwijze van de Administratieve Commissie
1. De Administratieve Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels, hierna „Administratieve Commissie” genoemd, die bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen is ingesteld, is samengesteld uit een regeringsvertegenwoordiger van elk van de lidstaten, die eventueel door technische adviseurs wordt bijgestaan. Een vertegenwoordiger van de Commissie van de Europese Gemeenschappen neemt als adviseur deel aan de vergaderingen van de Administratieve Commissie.
2. De statuten van de Administratieve Commissie worden door haar leden in onderlinge overeenstemming opgesteld.
De besluiten inzake de in artikel 726, onder a), bedoelde vraagstukken van interpretatieve aard worden aangenomen overeenkomstig de in het Verdrag neergelegde stemvoorschriften en er wordt de nodige bekendheid aan gegeven.
3. Het secretariaat van de Administratieve Commissie wordt waargenomen door de diensten van de Commissie van de Europese Gemeenschappen.
Artikel 72
Taken van de Administratieve Commissie
De Administratieve Commissie heeft tot taak:
a) |
alle vraagstukken van administratieve of interpretatieve aard, voortvloeiende uit de bepalingen van deze verordening, van de toepassingsverordening en van enige overeenkomst of regeling die in het kader daarvan tot stand zal komen, te behandelen, onverminderd het recht van de betrokken autoriteiten, organen en personen om gebruik te maken van de rechtsmiddelen, en zich te wenden tot de rechterlijke instanties, bedoeld bij de wetgevingen van de lidstaten, bij deze verordening en bij het Verdrag; |
b) |
de uniforme toepassing van het Gemeenschapsrecht te vergemakkelijken, met name door de uitwisseling van ervaringen en goede administratieve praktijken te bevorderen; |
c) |
de samenwerking tussen de lidstaten en hun organen op het gebied van de sociale zekerheid te bevorderen en verder te ontwikkelen teneinde met name in te spelen op de bijzondere vraagstukken in verband met bepaalde categorieën personen; op het gebied van de coördinatie van de sociale zekerheid de verwezenlijking van activiteiten op het gebied van grensoverschrijdende samenwerking te bevorderen; |
d) |
een zo ruim mogelijke toepassing van de nieuwe technologieën te bevorderen om het vrije verkeer van personen te vergemakkelijken, met name door de procedures voor de gegevensuitwisseling te moderniseren en de informatiestroom tussen de organen, rekening houdend met de stand van de ontwikkeling van de gegevensverwerking in elke lidstaat, geschikt te maken voor elektronische uitwisseling; de Administratieve Commissie stelt de gemeenschappelijke voorschriften voor de infrastructuur van de elektronische gegevensverwerking vast, in het bijzonder de voorschriften in verband met de beveiliging en het gebruik van de standaards, en zij stelt de voorschriften vast voor de werking van het gemeenschappelijk gedeelte van deze voorzieningen; |
e) |
alle overige werkzaamheden te verrichten die tot haar bevoegdheid behoren krachtens deze verordening en de toepassingsverordening of krachtens enige overeenkomst of regeling die in het kader daarvan tot stand zal komen; |
f) |
aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen alle voorstellen op het gebied van de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels te doen teneinde het acquis communautaire te verbeteren en te moderniseren door de uitwerking van latere verordeningen of met behulp van andere door het Verdrag voorziene instrumenten; |
g) |
vast te stellen met welke gegevens rekening moet worden gehouden bij het opmaken van de rekeningen betreffende de lasten welke de organen van de lidstaten krachtens deze verordening moeten dragen, en de jaarlijkse afrekening tussen deze organen op te stellen op basis van een verslag van de in artikel 74 bedoelde Rekencommissie. |
Artikel 73
Technische Commissie voor de gegevensverwerking
1. Bij de Administratieve Commissie wordt een Technische Commissie voor de gegevensverwerking opgericht, hierna „Technische Commissie” genoemd. De Technische Commissie doet aan de Administratieve Commissie voorstellen voor de gemeenschappelijke voorschriften voor de infrastructuur voor het beheer van de elektronische gegevensverwerkingsdiensten, in het bijzonder de voorschriften in verband met de beveiliging en het gebruik van de normen; zij stelt verslagen op en brengt een met redenen omkleed advies uit op basis waarvan de Administratieve Commissie de in artikel 72, onder d), bedoelde beslissingen neemt. De Administratieve Commissie stelt de samenstelling en de regels voor de werkwijze van de Technische Commissie vast.
2. Te dien einde heeft de Technische Commissie tot taak:
a) |
de relevante technische documentatie te verzamelen en de voor de vervulling van haar taken noodzakelijke studies en werkzaamheden te verrichten; |
b) |
de in lid 1 bedoelde verslagen en met redenen omklede adviezen aan de Administratieve Commissie voor te leggen; |
c) |
alle andere werkzaamheden en studies uit te voeren inzake vraagstukken die de Administratieve Commissie haar voorlegt; |
d) |
leiding te geven aan communautaire proefprojecten voor het gebruik van elektronische gegevensverwerkingsdiensten en, voor het communautaire gedeelte, van de operationele systemen van het gebruik van die diensten. |
Artikel 74
Rekencommissie
1. Er wordt bij de Administratieve Commissie een Rekencommissie ingesteld. De samenstelling en de regels voor de werkwijze van deze commissie worden vastgesteld door de Administratieve Commissie.
De Rekencommissie heeft tot taak:
a) |
de controle te verrichten op de methode voor het bepalen en berekenen van de jaarlijkse gemiddelde kosten die door de lidstaten worden ingediend; |
b) |
de nodige gegevens te verzamelen en de berekeningen te maken die nodig zijn om jaarlijks de stand op te maken van de vorderingen van elke lidstaat; |
c) |
periodiek verslag uit te brengen aan de Administratieve Commissie over het resultaat van de toepassing van de onderhavige verordening en de toepassingsverordening, met name op financieel vlak; |
d) |
de gegevens en de verslagen te verstrekken die de Administratieve Commissie nodig heeft om de besluiten krachtens artikel 72, onder g), te kunnen nemen; |
e) |
de Administratieve Commissie alle dienstige voorstellen te doen, inclusief over deze verordening, met betrekking tot de onderdelen a), b) en c); |
f) |
alle werkzaamheden, studies of taken te verrichten inzake vraagstukken die de Administratieve Commissie haar voorlegt. |
Artikel 75
Raadgevend Comité voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels
1. Er wordt een Raadgevend Comité voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels ingesteld, hierna „Raadgevend Comité” genoemd, dat voor elk van de lidstaten is samengesteld uit:
a) |
een vertegenwoordiger van de regering; |
b) |
een vertegenwoordiger van de werknemersorganisaties; |
c) |
een vertegenwoordiger van de werkgeversorganisaties. |
Voor elk van de vorengenoemde categorieën wordt één plaatsvervangend lid per lidstaat benoemd.
De leden en de plaatsvervangende leden van het Raadgevend Comité worden benoemd door de Raad. Het Raadgevend Comité wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie van de Europese Gemeenschappen. Het Raadgevend Comité stelt zijn reglement van orde vast.
2. Het Raadgevend Comité is gemachtigd om, op verzoek van de Commissie van de Europese Gemeenschappen, van de Administratieve Commissie of uit eigen beweging:
a) |
vraagstukken van algemene of principiële aard en problemen welke rijzen bij de toepassing van de communautaire bepalingen inzake de coördinatie van sociale zekerheidssystemen, met name in verband met bepaalde categorieën personen, te onderzoeken; |
b) |
ten behoeve van de Administratieve Commissie terzake adviezen uit te brengen alsmede voorstellen te doen voor een eventuele herziening van die bepalingen. |
TITEL V
DIVERSE BEPALINGEN
Artikel 76
Samenwerking
1. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten verstrekken elkaar alle inlichtingen met betrekking tot:
a) |
de ter uitvoering van deze verordening getroffen maatregelen; |
b) |
de wijzigingen in hun wetgeving die van invloed kunnen zijn op de uitvoering van deze verordening. |
2. Bij de toepassing van deze verordening zijn de autoriteiten en organen van de lidstaten elkaar behulpzaam als betrof het de toepassing van hun eigen wetgeving. De wederzijdse administratieve bijstand van genoemde autoriteiten en organen is in principekosteloos. De Administratieve Commissie bepaalt evenwel de aard van de te vergoeden uitgaven en de drempels waarboven een vergoeding moet plaatsvinden.
3. Voor de toepassing van deze verordening kunnen de autoriteiten en de organen van de lidstaten zich rechtstreeks met elkaar en met de belanghebbende personen of hun gemachtigden in verbinding stellen.
4. De organen en de personen die onder deze verordening vallen, zijn met het oog op de goede toepassing van deze verordening verplicht elkaar inlichtingen te verstrekken en samen te werken.
De organen reageren, overeenkomstig het beginsel van goed bestuur, binnen een redelijke termijn op alle aanvragen en verstrekken de betrokkenen daartoe alle informatie die nodig is om de hun door deze verordening verleende rechten uit te oefenen.
De betrokkenen moeten de organen van de bevoegde lidstaat en van de lidstaat van de woonplaats zo spoedig mogelijk in kennis stellen van iedere verandering in hun persoonlijke of gezinssituatie die gevolgen heeft voor hun rechten op de prestaties waarin deze verordening voorziet.
5. Indien niet voldaan wordt aan de informatieplicht als bedoeld in lid 4, derde alinea, kunnen overeenkomstig het nationaal recht evenredige maatregelen worden getroffen. Deze maatregelen zijn gelijkwaardig aan de maatregelen die in soortgelijke onder de nationale rechtsorde vallende situaties van toepassing zijn en mogen in de praktijk de uitoefening van de door deze verordening aan de betrokkenen verleende rechten niet onmogelijk of buitengewoon moeilijk maken.
6. Als zich bij de uitleg en de toepassing van deze verordening moeilijkheden voordoen die de rechten van onder de verordening vallende personen in gevaar kunnen brengen, neemt het orgaan van de bevoegde lidstaat of van de lidstaatvan de woonplaats, contact op met het orgaan of de organen van de andere betrokken lidstaat of lidstaten. Als er binnen een redelijke termijn geen oplossing wordt gevonden, kunnen de betrokken autoriteiten de Administratieve Commissie inschakelen.
7. De autoriteiten, organen en rechterlijke instanties van een lidstaat mogen verzoekschriften of andere documenten die hun toegezonden worden, niet afwijzen op grond van het feit dat zij zijn opgesteld in een officiële taal van een andere lidstaat, die als een officiële taal van de instellingen van de Gemeenschap is erkend overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag.
Artikel 77
Bescherming van persoonsgegevens
1. Indien de autoriteiten of organen van een lidstaat op grond van deze verordening of van de toepassingsverordening persoonsgegevens aan de autoriteiten of organen van een andere lidstaat mededelen, is deze mededeling onderworpen aan de wettelijke bepalingen inzake gegevensbescherming van de lidstaat die de gegevens verstrekt. Voor iedere mededeling van de autoriteit of het orgaan van de lidstaat die de gegevens heeft ontvangen, alsmede voor de opslag, wijziging en vernietiging van de gegevens door die lidstaat, gelden de wettelijke bepalingen inzake gegevensbescherming van de lidstaat die de gegevens ontvangt.
2. De verzending van de voor de toepassing van deze verordening en de toepassingsverordening noodzakelijke gegevens van een lidstaat naar een andere lidstaat dient te gebeuren met inachtneming van de communautaire voorschriften op het gebied van de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens.
Artikel 78
Elektronische gegevensverwerking
1. De lidstaten maken steeds meer gebruik van de nieuwe technologieën voor de uitwisseling van, de toegang tot en de behandeling van de voor de toepassing van deze verordening en de toepassingsverordening noodzakelijke gegevens. De Commissie steunt activiteiten van gemeenschappelijk belang zodra de lidstaten deze diensten voor elektronische gegevensverwerking hebben ingevoerd.
2. Elke lidstaat is met inachtneming van de communautaire voorschriften op het gebied van de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens verantwoordelijk voor het beheer van zijn eigen gedeelte van de diensten voor elektronische gegevensverwerking.
3. Een elektronisch document dat overeenkomstig de bepalingen van deze verordening en de toepassingsverordening door een orgaan is verstuurd of uitgebracht, mag vanaf het moment dat het ontvangende orgaan heeft verklaard elektronische documenten te kunnen ontvangen door geen enkele autoriteit of door geen enkel orgaan van een andere lidstaat geweigerd worden op grond van het feit dat dit document langs elektronische weg werd ontvangen. Het reproduceren en opslaan van deze documenten wordt geacht een juiste en nauwkeurige weergave te leveren van het originele document of van de informatie waarop dat betrekking heeft, tenzij het tegendeel is bewezen.
4. Een elektronisch document wordt als geldig beschouwd als het computersysteem waarin dit document is opgeslagen de noodzakelijke beveiligingen bevat tegen wijziging of openbaarmaking van, of toegang van onbevoegden tot de opgeslagen gegevens. Te allen tijde is het mogelijk de opgeslagen gegevens in een rechtstreeks leesbare vorm om te zetten. Bij de overdracht van een elektronisch document van het ene socialezekerheidsorgaan naar het andere worden passende beveiligingsmaatregelen genomen in overeenstemming met de communautaire voorschriften op het gebied van de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens.
Artikel 79
Financiering van activiteiten op het gebied van de sociale zekerheid
In het kader van deze verordening en van de toepassingsverordening kan de Commissie van de Europese Gemeenschappen de volgende activiteiten geheel of gedeeltelijk financieren:
a) |
activiteiten ter verbetering van de informatie-uitwisseling tussen de autoriteiten en organen voor de sociale zekerheid van de lidstaten, met name van elektronische gegevensuitwisseling; |
b) |
alle andere activiteiten die ten doel hebben om, met behulp van de meest geschikte middelen, informatie aan de onder deze verordening vallende personen en hun vertegenwoordigers te verstrekken over de rechten en plichten die uit deze verordening voortvloeien. |
Artikel 80
Vrijstelling
1. Iedere vrijstelling of verlaging van belastingen, retributies, zegelrechten, griffie- of registratierechten waarin bij de wetgeving van een lidstaat is voorzien voor bescheiden of documenten die ter uitvoering van de wetgeving van deze staat dienen te worden overgelegd, geldt eveneens voor overeenkomstige bescheiden of documenten die ter uitvoering van de wetgeving van een andere lidstaat of van deze verordening dienen te worden overgelegd.
2. Alle akten, documenten of bescheiden van welke aard dan ook die voor de toepassing van deze verordening dienen te worden overgelegd, zijn vrijgesteld van legalisatie door diplomatieke of consulaire autoriteiten.
Artikel 81
Aanvragen, verklaringen of beroepschriften
Aanvragen, verklaringen of beroepschriften die ter uitvoering van de wetgeving van een lidstaat binnen een bepaalde termijn moeten worden ingediend bij een autoriteit, een orgaan of een rechterlijke instantie van die lidstaat, zijn ontvankelijk indien zij binnen dezelfde termijn bij een overeenkomstige autoriteit, orgaan of rechterlijke instantie van een andere lidstaat worden ingediend. In dat geval zal de autoriteit, het orgaan of de rechterlijke instantie waarop aldus een beroep wordt gedaan, deze aanvragen, verklaringen of beroepschriften onverwijld doen toekomen aan de bevoegde autoriteit, het bevoegde orgaan of de bevoegde rechterlijke instantie van eerstbedoelde lidstaat, hetzij rechtstreeks, hetzij door bemiddeling van de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten. De datum waarop die aanvragen, verklaringen of beroepschriften bij een autoriteit, een orgaan of een rechterlijke instantie van de andere lidstaat zijn ingediend, wordt beschouwd als de datum waarop deze zijn ingediend bij de autoriteiten, het orgaan of de rechterlijke instantie die bevoegd is hiervan kennis te nemen.
Artikel 82
Geneeskundige onderzoeken
Bij de wetgeving van een lidstaat voorziene geneeskundige onderzoeken kunnen op verzoek van het bevoegde orgaan in een andere lidstaat worden verricht door het orgaan van de woon- of verblijfplaats van de aanvrager van of de rechthebbende op prestaties, op de wijze als bepaald bij de toepassingsverordening of op een tussen de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten overeengekomen wijze.
Artikel 83
Toepassing van wetgevingen
De bijzonderheden voor de toepassing van de wetgevingen van bepaalde lidstaten staan in bijlage XI.
Artikel 84
Inning van premies of bijdragen en terugvordering van prestaties
1. Premies of bijdragen die aan een orgaan van een lidstaat verschuldigd zijn, en prestaties die ten onrechte door een orgaan van een lidstaat zijn verleend, kunnen in een andere lidstaat worden geïnd, respectievelijk teruggevorderd, volgens de procedures en met de waarborgen en voorrechten die van toepassing zijn op de inning van premies of bijdragen die verschuldigd zijn aan, en de terugvordering van prestaties die ten onrechte zijn verleend door, het overeenkomstige orgaan van laatstbedoelde lidstaat.
2. Voor tenuitvoerlegging vatbare beslissingen van rechterlijke en overheidsinstanties betreffende de inning van premies of bijdragen, renten en alle andere kosten of de terugvordering van krachtens de wetgeving van een lidstaat ten onrechte verleende prestaties, worden op verzoek van het bevoegde orgaan in een andere lidstaat erkend en ten uitvoer gelegd binnen de grenzen en volgens de procedures waarin de wetgeving voorziet en volgens alle andere procedures die van toepassing zijn op gelijkaardige beslissingen van die lidstaat. Deze beslissingen worden door het bevoegde orgaan uitvoerbaar in die lidstaat verklaard voorzover de wetgeving en alle andere procedures van die lidstaat dit vereisen.
3. In geval van gedwongen tenuitvoerlegging, faillissement of akkoord genieten de vorderingen van het orgaan van een lidstaat in een andere lidstaat dezelfde voorrechten als die welke de wetgeving van laatstbedoelde lidstaat toekent aan vorderingen van dezelfde aard.
4. De wijze van toepassing van dit artikel, inclusief de te vergoeden kosten, wordt geregeld bij de toepassingsverordening of, voorzover nodig en bij wijze van aanvulling, door middel van overeenkomsten tussen lidstaten.
Artikel 85
Rechten van de organen
1. Indien prestaties worden genoten krachtens de wetgeving van een lidstaat naar aanleiding van schade die voortvloeit uit een in een andere lidstaat voorgevallen gebeurtenis, worden de eventuele rechten die het orgaan dat de prestaties verschuldigd is, heeft ten opzichte van een derde die verplicht is de schade te vergoeden als volgt geregeld:
a) |
indien het orgaan dat de prestaties verschuldigd is krachtens de door dit orgaan toegepaste wetgeving in de rechten treedt die de rechthebbende ten opzichte van die derde heeft, erkent elke lidstaat die subrogatie; |
b) |
indien het orgaan dat de prestaties verschuldigd is, een onmiddellijk recht ten opzichte van de derde heeft, erkent elke lidstaat dat recht. |
2. Indien prestaties worden genoten krachtens de wetgeving van een lidstaat naar aanleiding van schade die voortvloeit uit een in een andere lidstaat voorgevallen gebeurtenis, gelden de in genoemde wetgeving voorkomende bepalingen die aangeven in welke gevallen de werkgevers of de bij hen werkzaam zijnde werknemers zijn ontheven van de aansprakelijkheid naar burgerlijk recht ten opzichte van de rechthebbende op prestaties of het bevoegde orgaan.
Lid 1 is eveneens van toepassing op de eventuele rechten die het orgaan dat de prestaties verschuldigd is, heeft ten opzichte van werkgevers of de bij deze werkgevers werkzaam zijnde werknemers, in de gevallen waarin zij niet van hun aansprakelijkheid zijn ontheven.
3. Indien twee of meer lidstaten of de bevoegde autoriteiten van deze lidstaten overeenkomstig artikel 35, lid 3, en/of artikel 41, lid 2, een overeenkomst hebben gesloten waarbij van vergoeding tussen de onder hun bevoegdheid vallende organen wordt afgezien, of indien de vergoeding niet afhangt van het bedrag van de daadwerkelijk verrichte prestaties, worden de eventuele rechten ten opzichte van een aansprakelijke derde als volgt geregeld:
a) |
indien het orgaan van een lidstaat van de woon- of verblijfplaats prestaties verleent aan een persoon voor schade die op het grondgebied van die lidstaat is ontstaan, oefent bedoeld orgaan overeenkomstig de door dit orgaan toegepaste wetgeving het recht van subrogatie of rechtstreekse vordering uit jegens de schadeplichtige derde; |
b) |
voor de toepassing van het bepaalde onder a) wordt:
|
c) |
De leden 1 en 2 blijven van toepassing ten aanzien van prestaties die niet vallen onder de overeenkomst waarbij wederzijds van vergoeding wordt afgezien, of waarvoor de vergoeding niet afhangt van het bedrag van de daadwerkelijk verrichte prestaties. |
Artikel 86
Bilaterale overeenkomsten
Wat betreft de betrekkingen tussen Luxemburg enerzijds en Frankrijk, Duitsland en België anderzijds, wordt de toepassing en de duur van het in artikel 65, lid 7, bedoelde tijdvak afhankelijk gesteld van de sluiting van bilaterale overeenkomsten.
TITEL VI
OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 87
Overgangsbepalingen
1. Aan deze verordening kan geen enkel recht worden ontleend voor het tijdvak dat aan de datum van haar toepassing voorafgaat.
2. Voor de vaststelling van de aan deze verordening te ontlenen rechten wordt rekening gehouden met elk tijdvak van verzekering, alsmede eventueel met elk tijdvak van werkzaamheden in loondienst, van werkzaamheden anders dan in loondienst of van wonen, dat krachtens de wetgeving van de betrokken lidstaat de datum van haar toepassing in deze lidstaat is vervuld.
3. Onverminderd lid 1 ontstaat krachtens deze verordening ook dan een recht, indien dit recht in verband staat met een gebeurtenis die vóór de datum van haar toepassing in de betrokken lidstaat heeft plaatsgevonden.
4. Elke prestatie die in verband met de nationaliteit van de betrokkene dan wel met diens woonplaats niet is toegekend dan wel is geschorst, wordt op verzoek van de betrokkene toegekend of hervat met ingang van de datum van toepassing van deze verordening in de betrokken lidstaat, mits de vroeger toegekende rechten niet in de vorm van een afkoopsom zijn vereffend.
5. De rechten van de betrokkene wier pensioen vóór de datum van toepassing van deze verordening in een lidstaat werd toegekend, kunnen op verzoek van de betrokkene worden herzien met inachtneming van deze verordening.
6. Indien het in lid 4 of 5 bedoelde verzoek binnen twee jaar na de datum van toepassing van deze verordening in een lidstaat wordt ingediend, worden de aan deze verordening te ontlenen rechten met ingang van die datum verkregen, zonder dat de wetgeving van enige lidstaat met betrekking tot het verval of de verjaring van rechten op de betrokkenen kan worden toegepast.
7. Indien het in lid 4 of 5 bedoelde verzoek na afloop van de termijn van twee jaar na de datum van toepassing van deze verordening in de betrokken lidstaat wordt ingediend, worden de niet vervallen of verjaarde rechten met ingang van de datum waarop het verzoek is ingediend, verkregen, tenzij gunstiger bepalingen van de wetgeving van enig lidstaat van toepassing zijn.
8. Indien een persoon op grond van deze verordening is onderworpen aan de wetgeving van een andere lidstaat dan die waaraan die persoon krachtens titel II van Verordening (EEG) nr. 1408/71 onderworpen is, blijft de betrokkene onderworpen aan deze wetgeving zolang de desbetreffende situatie voortduurt, tenzij hij een aanvraag indient om onderworpen te worden aan de wetgeving die krachtens deze verordening van toepassing is. Indien de aanvraag binnen een termijn van drie maanden vanaf de toepassingsdatum van deze verordening wordt ingediend bij het bevoegde orgaan van de lidstaat waarvan de wetgeving krachtens deze verordening van toepassing is, is deze wetgeving op betrokkene van toepassing vanaf de toepassingsdatum van deze verordening. Indien de aanvraag wordt ingediend nadat deze termijn verstreken is, is genoemde wetgeving op betrokkene van toepassing vanaf de eerste dag van de volgende maand.
9. Artikel 55 van deze verordening is uitsluitend van toepassing op pensioenen waarop artikel 46 quater van Verordening (EEG) nr. 1408/71 op de toepassingsdatum van deze verordening niet van toepassing is.
10. Artikel 65, lid 2, tweede zin, en lid 3, tweede zin, is uiterlijk twee jaar na de toepassingsdatum van deze verordening in Luxemburg van toepassing.
11. De lidstaten zien erop toe dat passende informatie wordt verstrekt met betrekking tot de wijzigingen in de rechten en plichten die worden ingevoerd bij deze verordening en de toepassingsverordening.
Artikel 88
Bijwerking van de bijlagen
De bijlagen van deze verordening zullen regelmatig worden herzien.
Artikel 89
Toepassingsverordening
De wijze van toepassing van deze verordening wordt bij een latere verordening vastgesteld.
Artikel 90
Intrekkingen
1. Verordening (EEG) nr. 1408/71 wordt met ingang van de toepassingsdatum van deze verordening ingetrokken.
Verordening (EEG) nr. 1408/71 blijft evenwel van kracht en de rechtsgevolgen ervan worden gehandhaafd voor:
a) |
Verordening (EG) nr. 859/2003 van de Raad van 14 mei 2003 tot uitbreiding van de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 1408/71 en Verordening (EEG) nr. 574/72 tot onderdanen van derde landen die enkel door hun nationaliteit nog niet onder deze bepalingen vallen (5), zulks zolang genoemde verordening niet wordt ingetrokken of gewijzigd; |
b) |
Verordening (EEG) nr. 1661/85 van de Raad van 13 juni 1985 tot vaststelling van de technische aanpassingen van de communautaire regelingen op het gebied van de sociale zekerheid van migrerende werknemers met betrekking tot Groenland (6), zulks zolang genoemde verordening niet wordt ingetrokken of gewijzigd; |
c) |
de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (7), de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, over het vrije verkeer van personen (8) alsmede andere overeenkomsten die een verwijzing bevatten naar Verordening (EEG) nr. 1408/71, zulks zolang genoemde overeenkomsten niet worden gewijzigd als gevolg van deze verordening. |
2. Verwijzingen naar Verordening (EEG) nr. 1408/71 in Richtlijn 98/49/EG van de Raad van 29 juni 1998 betreffende de bescherming van de rechten op aanvullend pensioen van werknemers en zelfstandigen die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (9) moeten worden gelezen als verwijzingen naar deze verordening.
Artikel 91
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van de datum van inwerkingtreding van de toepassingsverordening.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Straatsburg, 29 april 2004.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
P. COX
Voor de Raad
De voorzitter
M. McDOWELL
BIJLAGE I
VOORSCHOTTEN OP ONDERHOUDSVERPLICHTINGEN, BIJZONDERE UITKERINGEN BIJ GEBOORTE OF ADOPTIE
(artikel 1, onder z))
I. Voorschotten op onderhoudsverplichtingen
A. BELGIË
Voorschotten op onderhoudsgelden als bedoeld in de wet van 21 februari 2003 tot oprichting van een Dienst voor alimentatievorderingen bij de FOD Financiën.
B. DENEMARKEN
Voorschotbetaling voor kinderalimentatie uit hoofde van de Wet betreffende prestaties voor kinderen.
Voorschotbetaling voor kinderalimentatie geconsolideerd door Wet nr. 765 van 11 september 2002.
C. DUITSLAND
Voorschotten op de onderhoudsverplichtingen uit hoofde van de Duitse wet inzake voorschotten op onderhoudsverplichtingen (Unterhaltungsvorschussgesetz) van 23 juli 1979.
D. FRANKRIJK
Gezinssteuntoelage voor een kind van wie een van de ouders of beide ouders in gebreke blijven of niet in staat zijn hun onderhoudsverplichtingen te voldoen of de door een rechter opgelegde onderhoudsbetalingen te verrichten.
E. OOSTENRIJK
Voorschotten op de onderhoudsverplichtingen uit hoofde van de Wet inzake voorschotten op onderhoudsverplichtingen voor kinderen (Unterhaltungsvorschussgesetz 1985-UVG).
F. PORTUGAL
Voorschotten op onderhoudsverplichtingen (Wet nr. 75/98, van 19 november 1998 ter waarborging van de alimentatie voor minderjarigen).
G. FINLAND
Onderhoudsverplichting overeenkomstig de Wet ter waarborging van de alimentatie voor kinderen (671/1998).
H. ZWEDEN
Onderhoudsverplichting uit hoofde van de Wet inzake de onderhoudssteun (1996:1030).
II. Bijzondere uitkeringen bij geboorte of adoptie
A. BELGIË
Geboorte- en adoptietoelage.
B. SPANJE
Eenmalige geboortetoelage.
C. FRANKRIJK
Geboorte- of adoptietoelage van de prestaties bij geboorte en bij adoptie („prestations d'accueil au jeune enfant” (PAJE)).
D. LUXEMBURG
Zwangerschapstoelagen.
Geboortetoelagen.
E. FINLAND
Moederschapspakket, de uitkering ineens bij bevalling en de uitkering ineens ter vergoeding van de kosten van internationale adoptie op grond van de Wet inzake de uitkering bij bevalling.
BIJLAGE II
BEPALINGEN VAN BILATERALE VERDRAGEN DIE VAN TOEPASSING BLIJVEN EN DIE, NAAR GELANG VAN HET GEVAL, BEPERKT ZIJN TOT DE PERSONEN DIE ONDER DEZE BILATERALE BEPALINGEN VALLEN
(artikel 8, lid 1)
De inhoud van deze bijlage zal zo spoedig mogelijk en uiterlijk vóór de in artikel 91 vermelde datum van toepassing van deze verordening overeenkomstig het Verdrag door het Europees Parlement en de Raad worden vastgesteld.
BIJLAGE III
BEPERKING VAN HET RECHT OP VERSTREKKINGEN VAN GEZINSLEDEN VAN EEN GRENSARBEIDER
(artikel 18, lid 2)
|
DENEMARKEN |
|
SPANJE |
|
IERLAND |
|
NEDERLAND |
|
FINLAND |
|
ZWEDEN |
|
VERENIGD KONINKRIJK |
BIJLAGE IV
MEER RECHTEN VOOR PENSIOENGERECHTIGDEN DIE NAAR DE BEVOEGDE LIDSTAAT TERUGKEREN
(artikel 27, lid 2)
|
BELGIË |
|
DUITSLAND |
|
GRIEKENLAND |
|
SPANJE |
|
FRANKRIJK |
|
ITALIË |
|
LUXEMBURG |
|
OOSTENRIJK |
|
ZWEDEN |
BIJLAGE V
MEER RECHTEN VOOR VOORMALIGE GRENSARBEIDERS DIE TERUGKEREN NAAR HET LAND WAAR ZIJ TEVOREN AL DAN NIET IN LOONDIENST GRENSARBEIDER ZIJN GEWEEST (ALLEEN VAN TOEPASSING INDIEN DE LIDSTAAT WAAR ZICH HET BEVOEGDE ORGAAN BEVINDT DAT VERANTWOORDELIJK IS VOOR DE KOSTEN VAN DE AAN DE PENSIOENGERECHTIGDE IN DE LIDSTAAT VAN ZIJN WOONPLAATS VERLEENDE VERSTREKKINGEN, IS VERMELD)
(artikel 28, lid 2)
|
BELGIË |
|
DUITSLAND |
|
SPANJE |
|
FRANKRIJK |
|
LUXEMBURG |
|
OOSTENRIJK |
|
PORTUGAL |
BIJLAGE VI
VASTSTELLING VAN A-WETGEVING DIE VAN DE BIJZONDERE COÖRDINATIE ZOU MOETEN PROFITEREN
(artikel 44, lid 1)
A. GRIEKENLAND
De wettelijke regeling betreffende het verzekeringsstelsel voor de landbouw (OGA), uit hoofde van Wet nr. 4169/1961.
B. IERLAND
Deel II, hoofdstuk 15, van de gecodificeerde wet van 1993 op de sociale zekerheid en de sociale diensten (Social Welfare (Consolidation) Act, 1993).
C. FINLAND
Invaliditeitspensioenen overeenkomstig de nationale pensioenwet van 8 juni 1956, uitgekeerd krachtens de overgangsregeling van de nationale pensioenwet (547/93).
Nationale pensioenen voor personen die gehandicapt zijn geboren of op jonge leeftijd gehandicapt zijn geworden (Nationale pensioenwet 574/93).
D. ZWEDEN
„Sjukersättning och aktivitetsersättning” (inkomensgerelateerde arbeidsongeschiktheidsuitkeringen voor personen boven de 30 jaar, resp. voor personen van 19-30 jaar) (Wet 1962:381 zoals gewijzigd door Wet 2001:489).
E. VERENIGD KONINKRIJK
a) |
Groot-Brittannië De artikelen 30 A, lid 5, 40, 41 en 68 van de Wet inzake de socialezekerheidsbijdragen en -prestaties (Social Security Contributions and Benefits Act) van 1992. |
b) |
Noord-Ierland De artikelen 30 A, lid 5, 40, 41 en 68 van de Wet inzake de socialezekerheidsbijdragen en -prestaties voor Noord-Ierland (Contributions and Benefits Act (Northern Ireland) Act) van 1992. |
BIJLAGE VII
OVEREENSTEMMING TUSSEN DE WETTELIJKE REGELINGEN VAN DE LIDSTATEN INZAKE DE VOORWAARDEN OMTRENT DE MATE VAN INVALIDITEIT
(artikel 46, lid 3)
BELGIË
Lidstaten |
Regelingen, toegepast door de organen der lidstaten die de beslissing ter erkenning van de mate van invaliditeit hebben genomen |
Regelingen, toegepast door de Belgische organen waarvoor de beslissing bij overeenstemming bindend is |
||||||
Algemene regeling |
Regeling voor mijnwerkers |
Regeling voor zeelieden |
DOSZ (Dienst voor overzeese sociale zekerheid) |
|||||
Algemene invaliditeit |
Beroepsinvaliditeit |
|||||||
FRANKRIJK |
|
|
|
|
|
|
||
|
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|||
|
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|||
|
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|||
2. Regeling voor de landbouw |
||||||||
|
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|||
|
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|||
|
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|||
3. Regeling voor mijnwerkers |
||||||||
|
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|||
|
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|||
|
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|||
4. Regeling voor zeelieden |
||||||||
|
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|||
|
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|||
|
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|||
ITALIË |
|
|
|
|
|
|
||
|
Geen overeenstemming |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|||
|
Geen overeenstemming |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|||
2. Zeelieden |
||||||||
|
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|||
LUXEMBURG (10) |
Invaliditeit van arbeiders |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
||
Invaliditeit van bedienden |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
FRANKRIJK
Lidstaten |
Regelingen, toegepast door de organen der lidstaten die de beslissing ter erkenning van de mate van invaliditeit hebben genomen |
Regelingen, toegepast door de Franse organen waarvoor de beslissing bij overeenstemming bindend is |
|||||||||||||
Algemene regeling |
Regeling voor de landbouw |
Regeling voor de mijnen |
Regeling voor zeelieden |
||||||||||||
Groep I |
Groep II |
Groep III (hulpbehoevendheid) |
Twee derde invaliditeit |
Algehele invaliditeit |
Hulpbehoevendheid |
Twee derde algemene invaliditeit |
Hulpbehoevendheid |
Beroepsinvaliditeit |
Twee derde algemene invaliditeit |
Algehele beroepsinvaliditeit |
Hulpbehoevendheid |
||||
BELGIË |
|
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
||
2. Regeling voor mijnwerkers |
|||||||||||||||
|
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|||
|
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Overeenstemming (12) |
|
|
|
|||
|
Overeenstemming (11) |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Overeenstemming (11) |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Overeenstemming (11) |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|||
ITALIË |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||
|
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|||
|
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|||
2. Regeling voor zeelieden |
|||||||||||||||
|
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|||
LUXEMBURG (13) |
Invaliditeit van arbeiders |
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
||
Invaliditeit van bedienden |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
ITALIË
Lidstaten |
Regelingen, toegepast door de organen der lidstaten die de beslissing ter erkenning van de mate van invaliditeit hebben genomen |
Regelingen, toegepast door de Italiaanse organen waarvoor de beslissing bij overeenstemming bindend is |
||||
Algemene regeling |
Zeelieden - Ongeschiktheid voor de scheepvaart |
|||||
Arbeiders |
Bedienden |
|||||
BELGIË |
|
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
||
2. Regeling voor mijnwerkers |
||||||
|
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|||
|
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|||
|
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|||
FRANKRIJK |
|
|
|
|
||
|
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|||
|
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|||
|
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|||
2. Regeling voor de landbouw |
||||||
|
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|||
|
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|||
|
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|||
3. Regeling voor mijnwerkers |
||||||
|
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|||
|
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|||
|
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|||
4. Regeling voor zeelieden |
||||||
|
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|||
|
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|||
|
|
|
|
LUXEMBURG (14)
Lidstaten |
Regelingen, toegepast door de organen der lidstaten die de beslissing ter erkenning van de mate van invaliditeit hebben genomen |
Regelingen, toegepast door de Luxemburgse organen waarvoor de beslissing bij overeenstemming bindend is |
|||
Invaliditeit van arbeiders |
Invaliditeit van bedienden |
||||
BELGIË |
|
Overeenstemming |
Overeenstemming |
||
2. Regeling voor mijnwerkers |
|||||
|
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|||
|
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|||
|
Overeenstemming (15) |
Geen overeenstemming (15) |
|||
FRANKRIJK |
|
|
|
||
|
Overeenstemming |
Overeenstemming |
|||
|
Overeenstemming |
Overeenstemming |
|||
|
Overeenstemming |
Overeenstemming |
|||
2. Regeling voor de landbouw |
|||||
|
Overeenstemming |
Overeenstemming |
|||
|
Overeenstemming |
Overeenstemming |
|||
|
Overeenstemming |
Overeenstemming |
|||
3. Regeling voor mijnwerkers |
|||||
|
Overeenstemming |
Overeenstemming |
|||
|
Overeenstemming |
Overeenstemming |
|||
|
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|||
4. Regeling voor zeelieden |
|||||
|
Overeenstemming |
Overeenstemming |
|||
|
Overeenstemming |
Overeenstemming |
|||
|
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
BIJLAGE VIII
GEVALLEN WAARIN DE ONAFHANKELIJKE PRESTATIE EVEN HOOG OF HOGER IS DAN DE PRESTATIE PRO RATA
(artikel 52, lid 4)
A. DENEMARKEN
Alle aanvragen om pensioenen als bedoeld in de wet op het sociaal pensioen, met uitzondering van de in bijlage IX vermelde pensioenen.
B. FRANKRIJK
Alle aanvragen voor ouderdoms- of nabestaandenpensioenen als bedoeld in de stelsels voor aanvullende ouderdomspensioenen voor werknemers of zelfstandigen, met uitzondering van aanvragen voor ouderdoms- of nabestaandenpensioenen zoals bedoeld in de regeling voor aanvullende pensioenen voor burgerluchtvaartpersoneel.
C. IERLAND
Alle aanvragen om bejaardenpensioenen, (op bijdrage- of premiebetaling berustende) ouderdomspensioenen, weduwepensioenen en (op bijdrage of premiebetaling berustende) weduwnaarspensioenen.
D. NEDERLAND
Alle aanvragen om ouderdomspensioenen krachtens de Algemene Ouderdomswet (AOW).
E. PORTUGAL
Alle aanvragen om invaliditeits-, ouderdoms- en nabestaandenpensioenen, met uitzondering van de gevallen waarin het totale aantal verzekeringstijdvakken die krachtens de wetgeving van meer dan een lidstaat zijn vervuld, 21 kalenderjaren of meer bedragen, de nationale tijdvakken van verzekering 20 jaar of minder bedragen en de berekening is gebaseerd op artikel 11 van Wetsdecreet nr. 35/2002 van 19 februari, dat de regels voor de vaststelling van het pensioenbedrag bevat. In deze gevallen kan, door de toepassing van gunstiger parameters voor de vorming van de pensioenen, het resultaat van de pro-rataberekening hoger uitvallen dan dat van de onafhankelijke berekening.
F. ZWEDEN
Inkomensgerelateerde ouderdomspensioenen (Wet 1998:674), inkomensgerelateerde nabestaandenpensioenen in de vorm van een aanpassingspensioen en pensioentoeslag voor kinderen wanneer het overlijden vóór 1 januari 2003plaatsvond, en het weduwepensioen (Wet 2000:461 en Wet 2000:462).
G. VERENIGD KONINKRIJK
Alle aanvragen om rust- en weduwepensioenen en uitkeringen bij overlijden op grond van titel III, hoofdstuk 5, van de verordening, met uitzondering van de aanvragen waarvoor:
a) |
tijdens een belastingjaar aanvangende op of na 6 april 1975:
|
b) |
de krachtens de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk vóór 5 juli 1948 vervulde verzekeringstijdvakken in aanmerking zouden worden genomen om artikel 47, lid 1, onder b), toe te passen, door rekening te houden met tijdvakken van verzekering, van arbeid of van wonen die vervuld zijn krachtens de wetgeving van een andere lidstaat. |
BIJLAGE IX
PRESTATIES EN OVEREENKOMSTEN WAARBIJ ARTIKEL 49 KAN WORDEN TOEGEPAST
I. Prestaties als bedoeld in artikel 54, lid 2, onder a), van de verordening waarvan het bedrag onafhankelijk is van de duur van de vervulde tijdvakken van verzekering of van wonen
A. BELGIË
Uitkeringen krachtens de algemene invaliditeitsregeling, de bijzondere invaliditeitsregeling voor mijnwerkers en de bijzondere regeling voor zeelieden ter koopvaardij.
Uitkeringen krachtens de arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen.
Uitkeringen in verband met invaliditeit krachtens het overzeese socialezekerheidsstelsel en de invaliditeitsregeling van gewezen werknemers van Belgisch Kongo en Rwanda-Oeroendi.
B. DENEMARKEN
Het volledige Deense nationale ouderdomspensioen, verworven na tien jaar wonen door personen aan wie uiterlijk vanaf 1 oktober 1989 een pensioen wordt toegekend.
C. GRIEKENLAND
Uitkeringen krachtens Wet nr. 4169/1961 – bepalingen betreffende het verzekeringsstelsel voor de landbouw (OGA).
D. SPANJE
De Spaanse nabestaandenpensioenen, toegekend krachtens de algemene en bijzondere stelsels, met uitzondering van het bijzondere stelsel voor ambtenaren.
E. FRANKRIJK
Invaliditeitspensioen krachtens het algemene socialezekerheidsstelsel of krachtens het stelsel voor werknemers in de landbouw.
Het invalide-, weduwe- of weduwnaarspensioen van het Franse algemene socialezekerheidsstelsel of van het stelsel voor werknemers in de landbouw, wanneer dit wordt berekend op basis van een invaliditeitspensioen van de overleden echtgenoot, vastgesteld op grond van artikel 47, lid 1, onder a).
F. IERLAND
Invaliditeitspensioen van het type A.
G. NEDERLAND
Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) van 18 februari 1966, zoals gewijzigd.
Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) van 24 april 1997, zoals gewijzigd.
Algemene Nabestaandenwet (ANW) van 21 december 1995.
H. FINLAND
Nationale pensioenen voor personen die gehandicapt zijn geboren of op jonge leeftijd gehandicapt zijn geworden (nationale pensioenwet (547/93)).
Nationale pensioenen overeenkomstig de nationale pensioenwet van 8 juni 1956, uitgekeerd krachtens de overgangsregeling van de nationale pensioenwet (547/93).
Het aanvullende bedrag van het pensioen voor kinderen, in overeenstemming met de wet op het nabestaandenpensioen van 17 januari 1969.
I. ZWEDEN
Inkomensgerelateerd nabestaandenpensioen in de vorm van een pensioentoeslag voor kinderen en een aanpassingspensioen wanneer het overlijden plaatsvond op 1 januari 2003 of later en de overledene was geboren in 1938 of later (Wet 2000:461).
II. Uitkeringen als bedoeld in artikel 54, lid 2, onder b), waarvan het bedrag wordt bepaald op basis van een fictief tijdvak dat geacht wordt te zijn vervuld tussen de datum waarop de verzekerde gebeurtenis is ingetreden en een latere datum
A. DUITSLAND
De Duitse invaliditeits- en nabestaandenpensioenen, waarvoor rekening is gehouden met een aanvullend tijdvak („Zurechnungszeit”).
De Duitse ouderdomspensioenen, waarvoor rekening is gehouden met een reeds verworven fictief tijdvak.
B. SPANJE
De rustpensioenen of pensioenen bij blijvende arbeidsongeschiktheid (invaliditeit) krachtens het bijzondere stelsel voor ambtenaren die zijn verschuldigd krachtens titel I van de Wet op de staatspensioengerechtigden, indien de begunstigde op het tijdstip van de intreding van de verzekerde gebeurtenis een ambtenaar in actieve dienst was of een daarmee gelijkgestelde persoon; overlijdens- en nabestaandenpensioenen (weduwe-/weduwnaarspensioen, wezenpensioen en ouderpensioen) die verschuldigd zijn krachtens titel I van de geconsolideerde tekst van de Wet op de staatspensioengerechtigden, indien de begunstigde op het tijdstip van overlijden een ambtenaar in actieve dienst was of een daarmee gelijkgestelde persoon.
C. ITALIË
De Italiaanse pensioenen bij algehele arbeidsongeschiktheid (inabilità).
D. LUXEMBURG
De Luxemburgse invaliditeits- en nabestaandenpensioenen.
E. FINLAND
Het Finse werknemerspensioen waarvoor rekening wordt gehouden met toekomstige tijdvakken overeenkomstig de nationale wettelijke regeling.
F. ZWEDEN
„Sjukersättnung och aktivitetsersätning” (arbeidsongeschiktheidsuitkeringen voor personen boven de 30 jaar respectievelijk voor personen van 19 – 30 jaar) in de vorm van een gegarandeerde uitkering (Wet 1962:381).
Nabestaandenpensioen berekend op basis van fictieve tijdvakken van verzekering (Wet 2000:461 en Wet 2000:462).
Ouderdomspensioenen in de vorm van een gegarandeerd pensioen berekend op basis van eerder meegetelde fictieve tijdvakken (Wet 1998:702).
III. Overeenkomsten als bedoeld in artikel 54, lid 2, onder b), i), van de verordening teneinde te voorkomen dat hetzelfde fictieve tijdvak meermaals in aanmerking wordt genomen
Het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 28 april 1997 tussen de Republiek Finland en de Bondsrepubliek Duitsland.
Het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 10 november 2000 tussen de Republiek Finland en het Groothertogdom Luxemburg.
Noordse Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 15 juni 1992.
BIJLAGE X
BIJZONDERE, NIET OP PREMIE- OF BIJDRAGEBETALING BERUSTENDE PRESTATIES
(artikel 70, lid 2, onder c))
De inhoud van deze bijlage zal zo spoedig mogelijk en uiterlijk vóór de in artikel 91 vermelde datum van toepassing van deze verordening overeenkomstig het Verdrag door het Europees Parlement en de Raad worden vastgesteld.
BIJLAGE XI
BIJZONDERE BEPALINGEN BETREFFENDE DE TOEPASSING VAN DE WETGEVING VAN DE LIDSTATEN
(artikelen 51, lid 3, 56, lid 1, en 83)
De inhoud van deze bijlage zal zo spoedig mogelijk en uiterlijk vóór de in artikel 91 vermelde datum van toepassing van deze verordening overeenkomstig het Verdrag door het Europees Parlement en de Raad worden vastgesteld.
(1) PB C 38 van 12.2.1999, blz. 10.
(2) PB C 75 van 15.3.2000, blz. 29.
(3) Advies van het Europees Parlement van 3 september 2003 (nog niet verschenen in het Publicatieblad). Gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 26 januari 2004 (PB C 79 E van 30.3.2004, blz. 15) en standpunt van het Europees Parlement van 20 april 2004 (nog niet verschenen in het Publicatieblad). Besluit van de Raad van 26 april 2004.
(4) PB L 149 van 5.7.1971, blz. 2. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 631/2004 van het Europees Parlement en de Raad (PB. L 100 van 6.4.2004, blz. 1).
(5) PB L 124 van 20.5.2003, blz. 1.
(6) PB L 160 van 20.6.1985, blz. 7.
(7) PB L 1 van 3.1.1994, blz. 1.
(8) PB L 114 van 8.5.2003, blz. 6. Overeenkomst laatstelijk gewijzigd bij Besluit nr. 2/2003 van het Gemengd Comité EU-Zwitserland (PB L 187 van 26.7.2003, blz. 55).
(9) PB L 209 van 25.7.1998, blz. 46.
(10) De gegevens over de overeenstemming tussen Luxemburg enerzijds en Frankrijk en België anderzijds zullen aan een technisch heronderzoek worden onderworpen, waarbij rekening zal worden gehouden met wijzigingen van de nationale Luxemburgse wetgeving.
(11) Voorzover de door het Belgische orgaan erkende invaliditeit algemeen is.
(12) Alleen wanneer het Belgische orgaan de ongeschiktheid voor boven- en ondergrondse arbeid heeft erkend.
(13) De gegevens over de overeenstemming tussen Luxemburg enerzijds en Frankrijk en België anderzijds zullen aan een technisch heronderzoek worden onderworpen, waarbij rekening zal worden gehouden met wijzigingen van de nationale Luxemburgse wetgeving.
(14) De gegevens over de overeenstemming tussen Luxemburg enerzijds en Frankrijk en België anderzijds zullen aan een technisch heronderzoek worden onderworpen, waarbij rekening zal worden gehouden met wijzigingen van de nationale Luxemburgse wetgeving.
(15) Voorzover de door het Belgische orgaan erkende invaliditeit algemeen is.
7.6.2004 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 200/50 |
Rectificatie van Richtlijn 2004/52/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de interoperabiliteit van elektronische tolheffingssystemen voor het wegverkeer in de Gemeenschap
( Publicatieblad van de Europese Unie L 166 van 30 april 2004 )
Richtlijn 2004/52/EG wordt als volgt gelezen:
RICHTLIJN 2004/52/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 29 april 2004 betreffende de interoperabiliteit van elektronische tolheffingssystemen
voor het wegverkeer in de Gemeenschap
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 71, lid 1,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Gezien het advies van het Comité van de Regio's (2),
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (3),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In de resolutie van 17 juni 1997 over de invoering van telematica in het wegvervoer, in het bijzonder met betrekking tot elektronische tolheffing (4), heeft de Raad de lidstaten en de Commissie gevraagd een strategie uit te werken die convergentie van de elektronische tolheffingssystemen tot stand moet brengen, met als doel een passend niveau van interoperabiliteit op Europees niveau. De mededeling van de Commissie betreffende interoperabele elektronische tolheffingssystemen in Europa was de eerste stap van deze strategie. |
(2) |
De meeste lidstaten die elektronische tolheffingssystemen hebben geïnstalleerd voor de financiering van hun wegennet, of voor de inning van heffingen voor gebruik van het wegennet (voortaan aangeduid met de verzamelnaam „elektronische tolheffingssystemen”), gebruiken microgolftechnologie met kort bereik, met frequenties in de frequentieband van 5,8 GHz, maar deze systemen zijn thans onderling niet volledig compatibel. De inspanningen van de Europese Commissie voor Normalisatie (CEN) op het gebied van de microgolftechnologie hebben in januari 2003 geleid tot de opstelling van technische normen ter bevordering van de compatibiliteit van microgolfsystemen voor elektronische tolheffing in de frequentieband van 5,8 GHz, volgend op de vaststelling van voornormen in 1997. Deze technische voornormen bestrijken echter niet alle in de Gemeenschap gebruikte 5,8 GHz-speciale korteafstandscommunicatiesystemen (DSRC) Dedicated Short-Range Communications en bevatten twee varianten die niet geheel verenigbaar zijn. Zij zijn gebaseerd op het Open Systems Interconnection (OSI)-model, het door de Internationale Organisatie voor normalisatie gedefinieerde model voor communicatie tussen computersystemen. |
(3) |
De bedrijven en infrastructuurbeheerders in de Gemeenschap zijn echter overeengekomen interoperabele producten te ontwikkelen op basis van de bestaande 5,8 GHz DSRC-systemen. Het laat zich dan ook aanzien dat de aan de gebruikers ter beschikking te stellen apparatuur zal kunnen communiceren met de technologieën die bij uitsluiting mogen worden gebruikt in de na 1 januari 2007 in de Europese Gemeenschap toe te passen nieuwe elektronische tolheffingssystemen, namelijk technologie voor plaatsbepaling per satelliet, mobiele communicatietechnologie met gebruikmaking van de GSM-GPRS-norm en microgolftechnologie in de frequentieband van 5,8 GHz. |
(4) |
Om een verdere verbrokkeling van de markt te voorkomen is het van wezenlijk belang dat de normalisatiewerkzaamheden zo snel mogelijk worden voltooid om de technische normen vast te stellen die de technische compatibiliteit waarborgen van elektronische tolheffingssystemen die zijn gebaseerd op de microgolftechnologie en de satelliet- en mobiele communicatietechnologieën. |
(5) |
Er moet worden voorzien in de wijdverspreide invoering van elektronische tolheffingssystemen in de lidstaten en hun buurlanden, en daarvoor moet men ook kunnen beschikken over interoperabele systemen die zijn afgestemd op de toekomstige ontwikkeling van rekeningrijden op communautair niveau en op toekomstige technische ontwikkelingen. |
(6) |
De elektronische tolheffingssystemen moeten interoperabel zijn en gebaseerd op open en openbare normen die op niet-discriminerende grondslag voor alle systeemaanbieders beschikbaar zijn. |
(7) |
Bij de invoering van nieuwe tolsystemen moet toereikende apparatuur ter beschikking worden gesteld om discriminatie tussen de betrokken ondernemingen te voorkomen. |
(8) |
In het bijzonder kan de toepassing van de nieuwe technologieën voor plaatsbepaling met satelliet (GNSS) en mobiele communicatie (GSM/GPRS) op elektronische tolheffingssystemen dankzij hun grote flexibiliteit en veelzijdigheid ertoe bijdragen dat wordt voldaan aan de eisen van het voorgenomen nieuwe tolheffingsbeleid van de Gemeenschap en de lidstaten. Met deze technieken is het mogelijk het aantal afgelegde kilometers per wegcategorie in rekening te brengen, zonder dat er zwaar geïnvesteerd hoeft te worden in infrastructuur. Deze technologieën maken ook aanvullende nieuwe veiligheids- en informatiediensten voor de reiziger mogelijk, zoals een automatisch alarm bij een ongeval, dat automatisch de positie van het verongelukte voertuig aangeeft, real-time-informatie over de verkeerssituatie, de verkeersintensiteit of rijtijden. Wat de plaatsbepaling met satelliet betreft, wordt met het in 2002 door de Europese Unie gestarte Galileo-project beoogd vanaf 2008 informatiediensten te leveren die kwalitatief beter zijn dan die welke met de huidige sallellietnavigatiesystemen worden geleverd en die optimaal zijn voor de telematicadiensten in het wegverkeer. Het European geostationary navigation overlap-systeem, een voorloper van Galileo, zal reeds in 2004 operationeel zijn en vergelijkbare resultaten opleveren. Deze vernieuwende systemen zouden echter tekortkomingen kunnen vertonen ten aanzien van de betrouwbaarheid van de controle en de voorkoming van fraude. Op grond van de hierboven vermelde aanzienlijke voordelen moet evenwel in beginsel de toepassing van technologie voor plaatsbepaling per satelliet en van mobiele communicatietechnologie bij de invoering van nieuwe tolheffingssystemen worden aanbevolen. |
(9) |
Het toenemende aantal technologieën die worden gebruikt of die men de komende jaren voor elektronische tolheffing wil gaan gebruiken (voornamelijk de 5,8 GHz-microgolf, plaatsbepaling per satelliet en mobiele communicatie) en specificaties die lidstaten en buurlanden opleggen voor hun elektronische tolheffingssystemen, kunnen afbreuk doen aan de goede werking van de interne markt en de doelstellingen van het vervoerbeleid. Vrachtwagenchauffeurs dreigen in de toekomst opgescheept te worden met steeds meer incompatibele en dure elektronische kastjes in de bestuurderscabine en lopen het risico vergissingen te maken bij het gebruik daarvan, zoals niet betalen zonder enig opzet. Een dergelijke wildgroei is voor de voertuiggebruikers en -fabrikanten op grond van financiële, veiligheids- en juridische overwegingen onaanvaardbaar. |
(10) |
De kunstmatige belemmeringen voor de werking van de interne markt moeten worden opgeheven, maar de lidstaten en de Gemeenschap moeten wel de mogelijkheid blijven behouden om voor alle soorten voertuigen lokaal, nationaal en internationaal verschillende toltarieven te hanteren. Het apparaat in de auto moet de mogelijkheid tot toepassing van die verschillende tarieven bieden, met inachtneming van het beginsel van non-discriminatie van burgers uit de verschillende lidstaten. De interoperabiliteit van de tolheffingssystemen op communautair niveau moet dus zo snel mogelijk gerealiseerd worden. |
(11) |
De autobestuurder wenst terecht een betere kwaliteit van de dienstverlening op de weg, met name wat de veiligheid betreft, en zou graag kortere files voor de tolpoorten zien, vooral op dagen met een groot verkeersaanbod, of op bepaalde heel drukke punten van het wegennet. De Europese tolheffing moet hierop worden afgestemd. Bovendien moet ervoor worden gezorgd dat de geboden technologieën en componenten, voorzover technisch mogelijk, ook kunnen worden gecombineerd met andere voertuigcomponenten, met name de elektronische tachograaf en mogelijkheden voor het oproepen van alarmdiensten. Intermodale systemen mogen in een later stadium niet worden uitgesloten. |
(12) |
De mogelijkheid van toegang tot andere, toekomstige toepassingen naast tolheffing moet worden gegarandeerd door de gebruikmaking van geschikte apparatuur. |
(13) |
Een Europese elektronische tolheffingsdienst zal zorgen voor interoperabiliteit op technisch, contractueel en procedureel vlak en het volgende behelzen:
|
(14) |
De contractuele interoperabiliteit kan voor sommige weggebruikers belangrijke faciliteiten inhouden en voor de administratie van het commercieel wegverkeer aanzienlijke besparingen opleveren. |
(15) |
De elektronische tolheffingssystemen leveren een aanzienlijke bijdrage tot vermindering van de kans op ongevallen, en verhogen dus de veiligheid van de weggebruiker, verminderen het aantal contante betalingen en opstoppingen aan de tolpoorten, met name bij een groot verkeersaanbod. Met deze systemen kan ook het ongunstige milieueffect van wachtende en weer startende voertuigen en van files, alsmede van de plaatsing van nieuwe tolpoorten of de uitbreiding van bestaande tolstations worden verlaagd. |
(16) |
Het Witboek „Het Europees vervoersbeleid tot het jaar 2010” bevat doelstellingen inzake de veiligheid en de goede doorstroming van het wegverkeer. Interoperabele intelligente vervoersdiensten en -systemen (ITS) zijn een kerninstrument om die doelstelling te bereiken. |
(17) |
Bij invoering van elektronische tolheffingssystemen is sprake van de verwerking van persoonsgegevens. Dit dient te geschieden met inachtneming van de Europese voorschriften van onder meer Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (5) en Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (6). Het recht op bescherming van persoonsgegevens is uitdrukkelijk vastgelegd in artikel 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. |
(18) |
Voor automatische afschrijvingen van tolheffingen van bankrekeningen of credit die in (of buiten) de Gemeenschap zijn gedomicilieerd, is een volledig operationele EU-betalingsruimte nodig, waarbij de kosten op niet-discriminerende wijze in rekening worden gebracht. |
(19) |
Elektronische tolheffingssystemen die op het grondgebied van de lidstaten worden ingevoerd, moeten aan de volgende fundamentele criteria voldoen, namelijk dat toekomstige technologische en systeemverbeteringen en systeemontwikkelingen gemakkelijk kunnen worden geïntegreerd zonder dat er hoge kosten verbonden zijn aan het vervangen van oudere modellen en methoden, dat de kosten van invoering ervan door commerciële en particuliere weggebruikers niet significant zijn in verhouding tot de voordelen voor diezelfde gebruikers en de maatschappij in het algemeen en dat bij de toepassing ervan in ongeacht welke lidstaat in geen enkel opzicht sprake is van discriminatie tussen binnenlandse weggebruikers en weggebruikers uit andere lidstaten. |
(20) |
Aangezien de doelstellingen van de voorgestelde maatregelen, namelijk de interoperabiliteit van de tolheffingssystemen in de interne markt en de invoering van een Europese elektronische tolheffingsdienst voor alle aan tolheffing onderworpen wegen in de Gemeenschap, niet in voldoende mate door de afzonderlijke lidstaten bereikt kunnen worden, en derhalve, vanwege hun Europese dimensie, beter op het niveau van de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap maatregelen nemen, overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel van artikel 5 van het Verdrag. Overeenkomstig het in dit artikel opgenomen evenredigheidsbeginsel gaat de richtlijn niet verder dan hetgeen nodig is om genoemde doelstellingen te bereiken. |
(21) |
Er dient te worden gezorgd voor inschakeling van de betrokkenen (exploitanten van toldiensten, beheerders van infrastructuur, de elektronica- en auto-industrie, gebruikers) bij het overleg van de Commissie over de technische en contractuele aspecten van de invoering van een Europese elektronische tolheffingsdienst. Waar van toepassing moet de Commissie tevens overleg plegen met niet-gouvernementele organisaties (NGO’s) die werkzaam zijn op het gebied van bescherming van de persoonlijke levenssfeer, verkeersveiligheid en milieu. |
(22) |
Voor de invoering van een Europees tolheffingssysteem is de vaststelling van een reeks richtsnoeren vereist die door het bij deze richtlijn ingestelde comité moeten worden uitgewerkt. |
(23) |
Deze richtlijn laat de vrijheid van de lidstaten om voorschriften inzake wegeninfrastructuurheffing en belastingaangelegenheden vast te stellen onverlet. |
(24) |
De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (7), |
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Doelstelling en werkingssfeer
1. Deze richtlijn legt de voorwaarden vast om de interoperabiliteit tussen elektronische tolheffingssystemen voor het wegverkeer in de Gemeenschap te waarborgen. De richtlijn is van toepassing op de elektronische inning van alle typen tolgelden op het gehele wegennet binnen de Gemeenschap, van stadswegen en verbindingswegen tussen de steden, snelwegen, hoofdwegen en secundaire wegen tot voorzieningen als tunnels, bruggen en veerponten.
2. Deze richtlijn is niet van toepassing op:
a) |
tolheffingssystemen voor het wegverkeer waarvoor geen elektronische manier van innen bestaat; |
b) |
elektronische tolheffingssystemen voor het wegverkeer waarvoor geen uitrusting in voertuigen hoeft te worden ingebouwd; |
c) |
kleine, strikt lokale tolheffingssystemen voor het wegverkeer waarvoor de kosten voor de aanpassing aan de richtlijn niet in verhouding zouden staan tot de opbrengst. |
3. Ter verwezenlijking van de in het eerste lid genoemde doelstelling wordt een „Europese elektronische tolheffingsdienst” opgericht. Deze dienst, die een aanvulling vormt op de nationale elektronische tolheffingsdiensten van de lidstaten, zorgt voor de interoperabiliteit, in de gehele Gemeenschap, voor de gebruiker van in de lidstaten reeds ingevoerde elektronische tolheffingssystemen, en van in de toekomst met inachtneming van deze richtlijn in te voeren systemen.
Artikel 2
Technologische oplossingen
1. Alle nieuwe elektronische tolheffingssystemen die vanaf 1 januari 2007 in gebruik worden genomen en bestemd zijn voor gebruik door alle voertuigen, zijn voor de afhandeling van elektronische tolheffingstransacties gebaseerd op een of meer van de volgende technologieën:
a) |
plaatsbepaling per satelliet; |
b) |
mobiele communicatie volgens de GSM-GPRS-norm (referentie GSM TS 03.60/23.060); |
c) |
5,8 GHz microgolftechnologie. |
2. Overeenkomstig artikel 3, lid 1, wordt een Europese elektronische tolheffingsdienst opgericht. Exploitanten stellen volgens het in artikel 3, lid 3, opgenomen tijdschema aan geïnteresseerde gebruikers apparatuur ter beschikking die in het voertuig kan worden ingebouwd, geschikt is voor alle in de lidstaten in gebruik zijnde elektronische tolheffingssystemen waarin de in lid 1 genoemde technologieën zijn aangewend en die geschikt is voor gebruik in alle typen voertuigen. Deze apparatuur is op zijn minst interoperabel en in staat te communiceren met alle in de lidstaten in gebruik zijnde systemen die gebaseerd zijn op een of meer van de in lid 1 genoemde technologieën. De nadere regelingen ter zake worden vastgesteld door het in artikel 5, lid 1, genoemde comité, met inbegrip van regelingen voor de beschikbaarheid van in het voertuig in te bouwen apparatuur waarmee aan de vraag van alle geïnteresseerde gebruikers kan worden tegemoetgekomen.
3. Aanbevolen wordt dat nieuwe elektronische tolheffingssystemen die na de aanneming van deze richtlijn in werking worden gesteld, gebruik maken van de in lid 1 vermelde plaatsbepaling per satelliet en mobiele communicatie. Met betrekking tot de mogelijke overschakeling van op andere technologieën gebaseerde systemen naar op deze technologieën gebaseerde systemen stelt de Commissie, in samenwerking met het in artikel 5, lid 1, bedoelde comité, uiterlijk 31 december 2009 een verslag op. Dit verslag omvat een studie over het gebruik van elk van de in lid 1 genoemde technologieën, alsmede een kosten-batenanalyse. Indien nodig doet de Commissie het verslag vergezeld gaan van een voorstel aan het Europees Parlement en de Raad voor een overschakelingsstrategie.
4. Onverminderd lid 1 kan de ingebouwde apparatuur ook geschikt zijn voor andere technologieën, op voorwaarde dat zulks niet tot extra last voor de gebruikers leidt of discriminatie tussen hen teweegbrengt. In voorkomend geval kan de ingebouwde apparatuur ook aan de elektronische tachograaf van het voertuig worden gekoppeld.
5. Lidstaten die over tolheffingssystemen beschikken, nemen de nodige maatregelen voor de uitbreiding van het gebruik van elektronische tolheffingssystemen. Zij streven ernaar dat uiterlijk 1 januari 2007 minstens 50 % van het verkeer in elk tolstation gebruik kan maken van elektronische tolheffingssystemen. In doorgangen die met elektronische tolheffing zijn uitgerust, mag, met inachtneming van de veiligheid, ook op andere wijze tolgeld worden geïnd.
6. De werkzaamheden voor de interoperabiliteit van de bestaande technologieën voor tolheffing, die worden verricht in het kader van de Europese elektronische tolheffingsdienst, moeten de volledige compatibiliteit en interface van die technologieën en de in lid 1 genoemde systemen en de onderlinge compatibiliteit en interface van de bijbehorende apparatuur waarborgen.
7. De lidstaten zien erop toe dat de met het oog op het functioneren van de Europese elektronische tolheffingsdienst noodzakelijke verwerking van persoonsgegevens plaatsvindt in overeenstemming met de communautaire regels op het gebied van de bescherming van de fundamentele rechten en vrijheden van natuurlijke personen, waaronder de persoonlijke levenssfeer, en dat in het bijzonder wordt voldaan aan de Richtlijnen 95/46/EG en 2002/58/EG.
Artikel 3
Invoering van een Europese elektronische tolheffingsdienst
1. Er wordt een „Europese elektronische tolheffingsdienst” ingevoerd op het gehele wegennet in de Gemeenschap waar tolgeld of gebruiksheffingen elektronisch worden geïnd. Deze elektronische tolheffingsdienst behelst een reeks contractuele regels die alle exploitanten en/of dienstverleners in staat stelt de dienst te verlenen, een reeks technische normen en vereisten en één enkel contract tussen de klanten en de exploitanten en/of dienstverleners die de dienst aanbieden. Dit contract bestrijkt de dienstverlening op het volledige wegennet en kan bij iedere exploitant van een deel van het net en/of dienstverleners worden ondertekend.
2. De Europese elektronische tolheffingsdienst is niet van invloed op fundamentele besluiten van de lidstaten om tol te heffen op bepaalde typen voertuigen, noch op de hoogte van de heffingen of het doel daarvan, maar heeft uitsluitend betrekking op de wijze waarop tolgeld of heffingen worden geïnd. De dienst maakt de sluiting van de contracten mogelijk, ongeacht de plaats van inschrijving van het voertuig, de nationaliteit van de partijen bij het contract en de zone of het punt binnen het wegennet waarvoor de tol verschuldigd is.
3. Het systeem biedt ruimte voor de ontwikkeling van intermodaliteit, zonder dat er nadelen ontstaan voor andere vervoerswijzen.
4. Wanneer lidstaten beschikken over nationale elektronische tolheffingssystemen zien zij erop toe dat de exploitanten en/of dienstverleners de Europese elektronische tolheffingsdienst volgens onderstaand tijdschema aan hun klanten aanbieden:
a) |
voor alle voertuigen van meer dan 3,5 ton en voor alle voertuigen die meer dan negen personen (bestuurder + 8) mogen vervoeren, uiterlijk drie jaar nadat de besluiten tot definiëring van de in artikel 4, lid 4, genoemde Europese elektronische tolheffingsdienst genomen zijn; |
b) |
voor alle overige voertuigtypen uiterlijk vijf jaar nadat de besluiten tot definiëring van de in artikel 4, lid 4, genoemde Europese elektronische tolheffingsdienst genomen zijn. |
Artikel 4
Kenmerken van de Europese elektronische tolheffingsdienst
1. De Europese elektronische tolheffingsdienst is gebaseerd op de elementen in de bijlage bij deze richtlijn.
2. Indien nodig mag deze bijlage om technische redenen worden gewijzigd volgens de in artikel 5, lid 2, bedoelde procedure.
3. De Europese elektronische tolheffingsdienst maakt gebruik van de in artikel 2 bedoelde technologische oplossingen, met specificaties die voor het publiek beschikbaar zijn.
4. Uiterlijk op 1 juli 2006 neemt de Commissie de besluiten met betrekking tot de definiëring van de Europese elektronische tolheffingsdienst, overeenkomstig de in artikel 5, lid 2, bedoelde procedure. Deze besluiten worden alleen genomen indien alle op basis van passende studies geëvalueerde voorwaarden aanwezig zijn om vanuit alle oogpunten, ook technisch, juridisch en commercieel, interoperabiliteit mogelijk te maken.
5. Indien de in lid 4 bedoelde besluiten niet voor 1 juli 2006 genomen zijn, stelt de Commissie in overeenstemming met de procedure van artikel 5, lid 2, een nieuwe termijn voor het nemen van deze besluiten vast.
6. De Commissie neemt de technische besluiten met betrekking tot de totstandbrenging van de Europese elektronische tolheffingsdienst volgens de in artikel 5, lid 2, bedoelde procedure.
7. In overeenstemming met de procedure die is vastgesteld in Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (8) verzoekt de Commissie de desbetreffende normalisatie-instellingen, in het bijzonder de Europese Commissie voor Normalisatie, al het mogelijke te doen om op korte termijn normen vast te stellen voor elektronische tolheffingssystemen op basis van microgolftechnologie en op basis van systemen die gebruikmaken van plaatsbepaling per satelliet en mobiele communicatie.
8. De apparatuur waarvan de Europese elektronische tolheffingsdienst gebruikmaakt, moet met name voldoen aan de eisen van Richtlijn 1999/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 1999 betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit (9) (radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur) en Richtlijn 89/336/EEG van de Raad van 3 mei 1989 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake elektromagnetische compatibiliteit (EMC) (10).
Artikel 5
Comité
1. De Commissie wordt bijgestaan door het „Comité elektronische tolheffing” („comité”).
2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.
De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.
3. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.
Artikel 6
Uitvoering
De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 20 november 2005 aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie onverwijld de tekst van die bepalingen mee, alsmede een transponeringstabel, waarin wordt aangegeven in welke nationale bepalingen de bepalingen van deze richtlijn zijn verwerkt.
Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
Artikel 7
Inwerkingtreding
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 8
Adressaten
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Straatsburg, 29 april 2004.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
P. COX
Voor de Raad
De voorzitter
M. McDOWELL
BIJLAGE
Eisen voor de definiëring en invoering van de Europese elektronische tolheffingsdienst
Onderstaande punten zijn van wezenlijk belang voor de definiëring en invoering van de uit hoofde van de richtlijn op te zetten Europese elektronische tolheffingsdienst. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen punten van technische, procedurele en juridische aard:
Punten van technische aard:
a) |
operationele procedures van de dienst: afsluiten van een abonnement, handleiding voor gebruik, installatie en bevestiging van de inbouwapparatuur in voertuigen, verwerking van transacties aan tolstations of bij het doorlopend in rekening brengen van de tarieven, procedures voor het recupereren van transactiegegevens bij defect of storingen van apparatuur, toezichtsystemen, facturatie en inning van de verschuldigde bedragen, klantenservice en -bijstand, bepalen van het niveau van dienstverlening aan de klanten; bij het vaststellen van deze operationele procedures moet rekening worden gehouden met de bestaande procedures in de lidstaten; |
b) |
functionele specificaties van de dienst: beschrijving van de functies van inbouwapparatuur en apparatuur aan de grond; |
c) |
technische specificaties van de apparatuur aan de grond en van de inbouwapparatuur die de dienst ondersteunt, certificeringsprocedures en in acht te nemen normen en verplichtingen; |
d) |
begin en follow-up van de werkzaamheden waarbij de desbetreffende normalisatie-instellingen betrokken zijn, en eventuele technische aanvullingen op de gebruikte normen of voornormen, teneinde de interoperabiliteit te waarborgen; |
e) |
specificaties voor het installeren van apparatuur aan boord van voertuigen; |
f) |
transactiemodellen: precieze definitie van de transactiealgoritmen naar gelang van de verschillende types van tolheffing (betaling op één vast punt of doorlopend in rekening brengen), en definitie van de gegevens die worden uitgewisseld tussen de in voertuigen ingebouwde apparatuur en de (vast opgestelde) apparatuur, en van het formaat ervan; |
g) |
regelingen voor de beschikbaarheid van apparatuur om te voldoen aan de vraag van alle geïnteresseerde gebruikers. |
Punten van procedurele aard:
h) |
procedures voor verificatie van de technische prestaties van in voertuigen ingebouwde apparatuur en langs de weg geplaatste apparatuur, en van de wijze van installatie van de apparatuur in voertuigen; |
i) |
parameters voor de classificatie van de voertuigen: validering van een communautaire lijst met technische parameters waaruit iedere lidstaat de parameters selecteert die hij voor zijn tariefbeleid wenst te gebruiken. De parameters geven de fysieke, motor- en milieukenmerken van de voertuigen weer. Het vaststellen van voertuigklassen op basis van die parameters wordt aan de lidstaten overgelaten; |
j) |
toepassing van procedures voor de behandeling van bijzondere gevallen, zoals storingen van uiteenlopende aard. Zulks met name ingeval de betrokken exploitant van het tolheffingssysteem en de klant niet uit hetzelfde land afkomstig zijn. |
Punten van juridische aard:
k) |
validering van de gekozen technische oplossingen aan de hand van de Europese regels op het gebied van de bescherming van de fundamentele vrijheden en rechten van natuurlijke personen, waaronder de persoonlijke levenssfeer. Met name dient te worden gewaarborgd dat wordt voldaan aan de bepalingen van de Richtlijnen 95/46/EG en 2002/58/EG; |
l) |
vaststelling van gemeenschappelijke niet-discriminerende regels en minimumvoorschriften die mogelijke dienstverleners bij dienstverlening moeten naleven; |
m) |
beoordeling van de mogelijkheid om de handhavingsvoorschriften met betrekking tot elektronische tolheffing te harmoniseren; |
n) |
een memorandum van overeenstemming tussen de exploitanten van de tolheffingssystemen voor het wegverkeer, dat de implementatie van de Europese elektronische tolheffingsdienst mogelijk maakt, met inbegrip van procedures voor het oplossen van conflicten. |
(1) PB C 32 van 5.2.2004, blz. 36.
(2) PB C 73 van 23.3.2004, blz. 54.
(3) Advies van het Europees Parlement van 18 december 2003 (nog niet in het Publicatieblad bekendgemaakt), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 22 maart 2004 (PB C 95 E van 20.4.2004, blz. 53) en standpunt van het Europees Parlement van 20 april 2004.
(4) PB C 194 van 25.6.1997, blz. 5.
(5) PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31. Richtlijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).
(6) PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37.
(7) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.
(8) PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij het Toetredingsverdrag van 2003.
(9) PB L 91 van 7.4.1999, blz. 10. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003.
(10) PB L 139 van 23.5.1989, blz. 19. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 93/68/EEG (PB L 220 van 30.8.1993, blz. 1).