ISSN 1725-2598 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 112 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
48e jaargang |
Inhoud |
|
I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing |
Bladzijde |
|
* |
||
|
|
||
|
* |
|
|
II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing |
|
|
|
Raad |
|
|
* |
||
|
|
Commissie |
|
|
* |
|
|
Besluiten aangenomen krachtens titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie |
|
|
* |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing
3.5.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 112/1 |
VERORDENING (EG) Nr. 692/2005 VAN DE RAAD
van 28 april 2005
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2605/2000 tot instelling van definitieve antidumpingrechten op de invoer van elektronische weegschalen uit onder andere de Volksrepubliek China
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) (hierna „basisverordening” genoemd), en met name op artikel 11, lid 4,
Gelet op het voorstel dat de Commissie na overleg in het Raadgevend Comité heeft ingediend,
Overwegende hetgeen volgt:
A. THANS GELDENDE MAATREGELEN
(1) |
Momenteel gelden voor de invoer in de Gemeenschap van elektronische weegschalen uit de Volksrepubliek China definitieve antidumpingrechten, die zijn ingesteld bij Verordening (EG) nr. 2605/2000 van de Raad (2). Bij diezelfde verordening zijn ook antidumpingrechten ingesteld op elektronische weegschalen uit Taiwan en de Republiek Korea. |
B. HUIDIG ONDERZOEK
1. Verzoek om een herzieningsonderzoek
(2) |
Nadat op de elektronische weegschalen uit de Volksrepubliek China definitieve antidumpingrechten waren ingesteld, ontving de Commissie van twee verbonden ondernemingen in China, Shanghai Excell M&E Enterprise Co., Ltd en Shanghai Adeptech Precision Co., Ltd (de „aanvrager”) een verzoek op grond van artikel 11, lid 4, van de basisverordening om ten aanzien van Verordening (EG) nr. 2605/2000 een herzieningsonderzoek ten behoeve van een nieuwe exporteur in te stellen. De aanvrager voerde aan dat hij niet was verbonden met de producenten/exporteurs in de Volksrepubliek China waarvoor de antidumpingmaatregelen ten aanzien van elektronische weegschalen gelden. Voorts zou hij tijdens het oorspronkelijke onderzoektijdvak (de periode van 1 september 1998 tot en met 31 augustus 1999) geen elektronische weegschalen naar de Gemeenschap hebben uitgevoerd, maar daarmee pas na afloop van die periode zijn begonnen. |
2. Instelling van een herzieningsonderzoek ten behoeve van een nieuwe exporteur
(3) |
De Commissie onderzocht het door de aanvrager ingediende bewijsmateriaal en achtte dit voldoende om een herzieningsonderzoek te openen overeenkomstig artikel 11, lid 4, van de basisverordening. Na overleg in het Raadgevend Comité en na de bedrijfstak van de Gemeenschap de gelegenheid te hebben gegeven opmerkingen te maken, opende de Commissie bij Verordening (EG) nr. 1408/2004 een herziening van Verordening (EG) nr. 2605/2000 met betrekking tot de aanvrager, en begon zij met het onderzoek. |
(4) |
De verordening van de Commissie waarbij de herzieningsprocedure werd ingeleid, trok het antidumpingrecht van 30,7 % in dat bij Verordening (EG) nr. 2605/2000 was ingesteld op de invoer van door de aanvrager geproduceerde elektronische weegschalen. Tegelijkertijd werd de douaneautoriteiten overeenkomstig artikel 14, lid 5, opgedragen passende maatregelen te nemen om die invoer te registreren. |
3. Betrokken product
(5) |
Het product waarop deze herziening betrekking heeft, is hetzelfde als bij het onderzoek dat leidde tot de instelling van de momenteel geldende maatregelen (het „oorspronkelijke onderzoek”), namelijk elektronische weegschalen voor de kleinhandel met een weegvermogen van niet meer dan 30 kg en een numerieke aanduiding van het gewicht, de eenheidsprijs en het te betalen bedrag (met of zonder inrichting om deze drie vermeldingen af te drukken), doorgaans aangegeven onder GN-code 8423 81 50 (Taric-code 8423815010), van oorsprong uit de Volksrepubliek China. |
4. Betrokkenen
(6) |
De Commissie heeft de aanvrager en de vertegenwoordigers van het land van uitvoer van de opening van het herzieningsonderzoek in kennis gesteld. Alle belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld hun standpunt schriftelijk uiteen te zetten en te verzoeken te worden gehoord. |
(7) |
De Commissie stuurde de aanvrager ook een aanvraagformulier voor behandeling als marktgericht bedrijf en een vragenlijst, en ontving antwoord binnen de daarvoor gestelde termijnen. De Commissie verzamelde en verifieerde alle gegevens die zij voor de vaststelling van dumping en schade en voor de afhandeling van de aanvraag om behandeling als marktgericht bedrijf nodig had en stelde bij de aanvrager een controleonderzoek in. |
5. Onderzoektijdvak
(8) |
Het onderzoek naar dumping had betrekking op de periode van 1 juli 2003 tot en met 30 juni 2004 (het „onderzoektijdvak”). |
C. RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK
1. Nieuwe exporteur
(9) |
Uit het onderzoek bleek dat de aanvrager het betrokken product tijdens het oorspronkelijke onderzoektijdvak niet exporteerde en pas na afloop daarvan met de uitvoer naar de Gemeenschap was begonnen. |
(10) |
Bovendien kon de aanvrager aantonen dat hij niet was verbonden met de producenten/exporteurs in de Volksrepubliek China waarvoor de antidumpingmaatregelen ten aanzien van elektronische weegschalen gelden. |
(11) |
Er wordt derhalve bevestigd dat de aanvrager moet worden beschouwd als een nieuwe exporteur als bedoeld in artikel 11, lid 4, van de basisverordening. |
2. Status van marktgericht bedrijf
(12) |
Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening wordt de normale waarde bij antidumpingonderzoeken inzake invoer uit de Volksrepubliek China bepaald volgens de leden 1 tot en met 6 van dat artikel voor producenten/exporteurs waarvan is aangetoond dat zij voldoen aan de criteria van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening, namelijk dat zij het soortgelijke product op marktvoorwaarden vervaardigen en verkopen. Deze criteria kunnen als volgt worden samengevat:
|
(13) |
De aanvrager heeft verzocht om de status van marktgericht bedrijf op grond van artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening. De Gemeenschap onderzoekt doorgaans of een groep verbonden bedrijven als geheel aan de voorwaarden voor behandeling als marktgerichte ondernemingen voldoet. Shanghai Adeptech Precision Co., Ltd en Shanghai Excell M&E Enterprise Co., Ltd werd daarom verzocht een aanvraagformulier voor de status van marktgericht bedrijf in te vullen. Beide ondernemingen retourneerden het ingevulde formulier binnen de daarvoor gestelde termijn. |
(14) |
De Commissie heeft alle in de aanvraagformulieren opgegeven gegevens verzameld en geverifieerd en heeft een onderzoek ter plaatse ingesteld bij de betrokken bedrijven. |
(15) |
Vastgesteld werd dat de status van marktgericht bedrijf niet aan de aanvrager moest worden toegekend, omdat deze niet voldeed aan de eerste twee van de in artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening opgesomde criteria. |
(16) |
Wat het eerste criterium betreft: volgens de statuten van een van de twee Chinese verbonden producenten kan zijn partner, een staatsbedrijf dat geen kapitaal in de onderneming bezit en werd opgevoerd alsof het slechts als verhuurder optrad, compensatie verlangen indien de onderneming zijn productie-, verkoop- en winstdoelen niet bereikt. Bovendien is toestemming van de plaatselijke autoriteiten vereist voor de erkenning van gebouwen als vaste activa en om te kunnen beginnen met het afschrijven van de grondgebruiksrechten. Voorts heeft een van de Chinese producenten nooit huur betaald voor het grondgebruik en genoot deze bankgaranties die door een derde kosteloos werden verstrekt. Gezien deze omstandigheden en het feit dat de onderneming niet kon aantonen dat haar zakelijke besluiten worden vastgesteld in reactie op signalen van de markt en zonder staatsinmenging van betekenis, werd geconcludeerd dat aan dit criterium niet is voldaan. |
(17) |
Wat het tweede criterium betreft: de aanvrager bleek niet te voldoen aan bepaalde internationale boekhoudnormen (IAS). Voor IAS 1 voldoet de aanvrager niet aan drie grondbeginselen van boekhouding: het toerekeningsbeginsel, voorzichtigheid en dat de economische realiteit boven de juridische vorm gaat. De aanvrager voldeed ook niet aan IAS 2 inzake inventarisatie, gebouwen werden niet geboekt en gedeprecieerd volgens IAS 16 en de grondgebruiksrechten werden niet afgeschreven overeenkomstig IAS 38. Tot slot waren er schendingen van IAS 21 inzake de gevolgen van wisselkoersschommelingen en IAS 36 inzake de waardevermindering van activa. Het feit dat de accountantsverslagen zwegen over de meeste schendingen van de IAS wijst erop dat de accountantscontrole niet volgens de IAS werd uitgevoerd. |
(18) |
Er moet tevens op worden gewezen dat in het accountantsverslag over het boekjaar 2001 van een van de twee verbonden producenten in de Volksrepubliek China de problemen met betrekking tot de inventaris reeds waren opgemerkt, terwijl in de accountantsverslagen over de boekjaren 2002 en 2003 werd aangetekend dat het bedrijf het beleid inzake de waardevermindering van activa niet had gevolgd. Er was derhalve sprake van terugkerende problemen, die de accountant jaar na jaar opnieuw tevergeefs aan de orde stelde. Hieruit blijkt eens te meer dat de rekeningen van de aanvrager niet betrouwbaar zijn. |
(19) |
De aanvrager en de bedrijfstak van de Gemeenschap werden in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken over bovengenoemde conclusies. Na overleg in het Raadgevend Comité werd de aanvrager medegedeeld dat hem niet de status van marktgericht bedrijf kon worden verleend. De bedrijfstak van de Gemeenschap diende geen opmerkingen in. De aanvrager voerde aan dat er geen sprake was van staatsinmenging, dat de kosten de marktwaarden weerspiegelden en dat de bovengenoemde IAS in zijn geval niet van toepassing waren. |
(20) |
Een van de twee verbonden producenten in China voerde met name aan dat het bestaan van een aanspraak op compensatie met betrekking tot de prestaties van een onderneming een normale zaak is in het kader van een joint ventureovereenkomst onder markteconomische voorwaarden. De andere producent meende dat het normaal is dat een bedrijf tijdens de opbouwfase van een project een tijdlang geen huur betaalt. Tot slot meende deze producent dat de depreciatie van gebouwen en de afschrijving van de grondgebruiksrechten geen voor dit bedrijf specifieke kwesties zijn en dat de Chinese autoriteiten in dit verband geen voordeel genoten. |
(21) |
Deze argumenten moesten worden afgewezen. Ten eerste, hoewel het loutere bestaan van een joint venture zoals in het geval van dit onderzoek niet op staatsinmenging wijst, bevatten de statuten mechanismen die staatsinmenging mogelijk maken. Met name is het recht van de Chinese partner (dat wil zeggen de plaatselijke autoriteiten) om compensatie te vragen niet beperkt tot het geval dat de huur niet is betaald. De rechten van de Chinese partner omvatten derhalve meer dan alleen die van een verhuurder. Ten tweede was aan de staat huur verschuldigd voor de eerste bedrijfsjaren. Een vrijstelling van een dergelijke betalingsverplichting had in het contract moeten worden opgenomen. Het feit dat de aanvrager toegaf dat de depreciatie van de gebouwen en de afschrijving van de grondgebruiksrechten niet door de bedrijven zelf werden bepaald, versterkt ten slotte de conclusie dat het voor de staat in aanzienlijke mate mogelijk is zich te mengen in de zakelijke besluiten van de aanvrager. |
(22) |
Het voornaamste argument van de aanvrager ad criterium 2 was dat de IAS niet zijn overgenomen door de boekhoudsector in de Volksrepubliek China. De aanvrager gaf toe dat de IAS niet werden gevolgd, maar meende dat de door de Commissie genoemde IAS tijdens het onderzoektijdvak niet van toepassing waren. De Commissie stelde echter vast dat alle in overweging 17 genoemde IAS tijdens het onderzoektijdvak van kracht waren. |
(23) |
In zijn commentaar op de definitieve mededeling aan de betrokkenen voerde de aanvrager aan dat het besluit om niet de status van marktgericht bedrijf toe te kennen aan de twee verbonden producenten in China niet was genomen binnen drie maanden na de opening van het onderzoek, zoals voorgeschreven in artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening. Volgens de aanvrager was dit van invloed op het besluit van de Commissie om de door enkele verbonden ondernemingen en de producent in het referentieland verstrekte informatie niet te verifiëren, wat nadelige gevolgen had voor het resultaat van het onderzoek. |
(24) |
Wat de termijn van drie maanden betreft: het niet-naleven daarvan heeft geen kennelijke juridische gevolgen. De verzoeken om de status van marktgericht bedrijf waren onvolledig, waardoor aanzienlijke verduidelijkingen en aanvullende gegevens moesten worden opgevraagd, wat het onderzoek vertraagde. De twee verbonden Chinese exporteurs kregen op hun verzoek verlenging van de termijn voor het indienen van deze verduidelijkingen en aanvullende gegevens. Bovendien konden zij het controleteam begin oktober 2004 niet ontvangen, waardoor de controlebezoeken pas in de tweede helft van die maand konden plaatsvinden. Hierdoor liep de behandeling van de verzoeken verdere vertraging op. De conclusie luidde derhalve dat een geldig besluit naar aanleiding van de verzoeken om de status van marktgericht bedrijf ook na drie maanden kon plaatsvinden. |
(25) |
De Commissie controleerde alle informatie die zij nodig achtte gedurende het onderzoek ter plaatse bij de aanvrager en aanvaardde alle informatie die de verbonden ondernemingen verstrekten met het oog op de berekening van de exportprijs. Het feit dat bij die verbonden ondernemingen geen onderzoek ter plaatse werd verricht, had derhalve voor de aanvrager geen nadelige gevolgen. De bevindingen inzake de producent in het referentieland zijn opgenomen in de overwegingen 29 tot en met 41. |
(26) |
Gezien bovenstaande bevindingen werd geconcludeerd dat de voorwaarden van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening niet waren vervuld en dat de aanvrager niet de status van marktgericht bedrijf kon worden verleend. |
3. Individuele behandeling
(27) |
De aanvrager verzocht ook om individuele behandeling voor het geval dat de status van marktgericht bedrijf niet zou worden toegekend. Uit de ingediende informatie bleek dat de twee verbonden Chinese ondernemingen voldeden aan alle voorwaarden voor individuele behandeling, opgenomen in artikel 9, lid 5, van de basisverordening. |
(28) |
Derhalve werd aan de aanvrager individuele behandeling toegekend. |
4. Dumping
a) Referentieland
(29) |
Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening wordt voor landen zonder markteconomie en voor landen met een overgangseconomie, indien een behandeling als marktgerichte onderneming niet is toegekend, de normale waarde vastgesteld aan de hand van de prijs of de geconstrueerde waarde in een referentieland. |
(30) |
In de verordening waarbij dit herzieningsonderzoek wordt ingeleid, gaf de Commissie haar voornemen te kennen Indonesië als referentieland te kiezen voor het vaststellen van de normale waarde voor de Volksrepubliek China en werden belanghebbenden in de gelegenheid gesteld hierover op- of aanmerkingen te maken. Indonesië werd ook in het oorspronkelijke onderzoek reeds als referentieland gebruikt. |
(31) |
Geen van de belanghebbenden maakte bezwaar tegen deze keuze. De Indonesische producent die aan het oorspronkelijke onderzoek medewerking had verleend, werkte ook aan deze herziening mede en vulde de vragenlijst van de Commissie in. |
(32) |
Voor de keuze van het meest geschikte referentieland werd gemaakt, werden ook vragenlijsten gezonden aan producenten in de Republiek Korea, Taiwan en Japan, maar die producenten verleenden geen medewerking. |
(33) |
Gezien het bovenstaande, en met name het feit dat Indonesië ook bij het oorspronkelijke onderzoek als referentieland diende en er geen aanwijzingen zijn dat de geschiktheid van Indonesië als referentieland is gewijzigd, wordt geconcludeerd dat Indonesië een geschikt referentieland is als bedoeld in artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening. |
(34) |
Het feit dat bij de Indonesische producent tijdens het herzieningsonderzoek geen controlebezoek ter plaatse werd uitgevoerd, terwijl dat wel het geval was bij het oorspronkelijke onderzoek, werd door de aanvrager als een discriminerende verandering van methode beschouwd. Bovendien achtte de aanvrager het discriminerend dat niet-geverifieerde feiten werden gebruikt voor de berekening van de normale waarde voor een producent/ exporteur in een niet-markteconomie, terwijl dat niet gebeurt bij herzieningsprocedures ten behoeve van een nieuwe exporteur voor producenten/exporteurs in landen met een markteconomie. De aanvrager voerde op basis van informatie in het niet-vertrouwelijke dossier aan dat het door de Indonesische producent verstrekte antwoord op de vragenlijst kennelijk ontoereikend was en dat er slechts voldoende informatie was voor een ruwe berekening van de geconstrueerde normale waarde. |
(35) |
Overeenkomstig artikel 16, van de basisverordening zijn controlebezoeken niet verplicht. Het niet-uitvoeren van een controlebezoek kan derhalve niet als discriminerend worden beschouwd. Bovendien wil het uitblijven van een controlebezoek bij de Indonesische producent tijdens het herzieningsonderzoek niet zeggen dat de verstrekte informatie niet zorgvuldig is geanalyseerd. De door de Indonesische producent verstrekte informatie was in overeenstemming met de gegevens die hij bij het oorspronkelijke onderzoek had verstrekt en die ter plaatse waren geverifieerd, en met de bewijsstukken die in het antwoord op de vragenlijst waren verstrekt. Deze informatie was voldoende voor een gedetailleerde berekening van de geconstrueerde normale waarde, zoals hierna uiteengezet. Het feit dat de aanvrager in het niet-vertrouwelijke dossier niet alle door de Indonesische producent verstrekte vertrouwelijke details kon aanwijzen, maakt die informatie nog niet ongeschikt voor de berekening van de normale waarde. Tot slot heeft de aanvrager niet aangevoerd dat het niet-vertrouwelijke dossier niet voldoende gedetailleerd was om een redelijk begrip van de als vertrouwelijk verstrekte informatie mogelijk te maken. |
(36) |
Gezien het bovenstaande moesten de opmerkingen van de aanvrager inzake controlebezoeken en ontoereikende informatie worden afgewezen. |
b) Vaststelling van de normale waarde
(37) |
Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening werd de normale waarde voor de twee verbonden Chinese producenten/exporteurs vastgesteld aan de hand van de gegevens van de producent in het referentieland. Hoewel de productie en de exportverkoop van deze producent aanzienlijk waren, werd de verkoop aan onafhankelijke afnemers op de Indonesische markt niet voldoende geacht. De normale waarde moest daarom op basis van de geconstrueerde waarde worden vastgesteld voor producttypen die vergelijkbaar waren met de producttypen die de aanvrager naar de Gemeenschap uitvoert, dat wil zeggen op basis van de kosten van de productie van de in Indonesië vervaardigde elektronische weegschalen, vermeerderd met een redelijk bedrag voor verkoopkosten, algemene kosten en administratieve kosten, alsmede een redelijke winstmarge. |
(38) |
De gebruikte verkoopkosten, algemene kosten en administratieve kosten waren die van de Indonesische producent en die van een verbonden onderneming die betrokken was bij de binnenlandse verkoop. |
(39) |
Omdat de Indonesische producent onvoldoende verkocht aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt, moest voor de berekening van de winstmarge informatie uit het oorspronkelijke onderzoek worden gebruikt. Besloten werd gebruik te maken van de winstmarge die bij het oorspronkelijke onderzoek was gebruikt voor het construeren van de normale waarde voor de invoer van elektronische weegschalen uit Taiwan. Deze marge werd redelijk geacht omdat er geen andere gegevens waren voor de winstgevendheid van het in Indonesië verkochte soortgelijke product. Opgemerkt moet worden dat de elektronische weegschalen die de Taiwanese producenten/exporteurs op de binnenlandse markt van Taiwan verkochten, niet-geavanceerde elektronische weegschalen waren, zoals ook het geval is voor de apparaten die de producent in het referentieland vervaardigde. |
(40) |
De aanvrager voerde aan dat overeenkomstig artikel 11, lid 9, van de basisverordening voor het vaststellen van de normale waarde dezelfde werkwijze had moeten zijn gevolgd als bij het oorspronkelijke onderzoek, namelijk de verkoopprijzen. Hij voerde ook aan dat er geen aanwijzingen zijn dat in het oorspronkelijke onderzoek rekening was gehouden met de verkoopkosten, algemene kosten en administratieve kosten van de verbonden onderneming, aangezien dat punt in de oorspronkelijke verordening niet aan de orde komt. Kennelijk zou dus van de in het oorspronkelijke onderzoek gebruikte methode zijn afgeweken ten nadele van de aanvrager. Voorts beweerde de aanvrager dat het ongebruikelijk was om te kiezen voor de winstgevendheid in het onderzoektijdvak van een andere markt dan die van het referentieland. |
(41) |
Wat deze argumenten betreft: zoals in overweging 37 aangegeven, werd gebruikgemaakt van de geconstrueerde normale waarde, uitgaande van de winst op de binnenlandse verkoop gedurende het oorspronkelijke onderzoek in Taiwan, omdat de binnenlandse verkoop op de Indonesische markt gedurende het onderzoektijdvak onvoldoende werd geacht voor het vaststellen van de normale waarde op basis van de verkoopprijzen. Dat was niet het geval bij het oorspronkelijke onderzoek, zodat in dat geval de verkoopprijzen en niet de geconstrueerde waarde werden gebruikt. Dit is de reden waarom de oorspronkelijke verordening geen gegevens bevatte over de verkoopkosten, algemene kosten en administratieve kosten. Bovendien, als gebruik zou zijn gemaakt van de prijzen van de geringe verkoop van elektronische weegschalen op de Indonesische markt, zou de zo vastgestelde normale waarde hoger zijn geweest. Hetzelfde zou zijn gebeurd als bij het construeren van de normale waarde gebruik zou zijn gemaakt van de winstmarge op de geringe verkoop in Indonesië. Het is derhalve niet juist om te stellen dat de werkwijze is veranderd ten nadele van de aanvrager. |
(42) |
De twee verbonden Chinese producenten/exporteurs verkochten hun elektronische weegschalen via verbonden ondernemingen (handelaars) gevestigd in Samoa en Taiwan. De exportprijs werd vastgesteld op basis van de wederverkoopprijs die betaald was of te betalen was door de eerste onafhankelijke afnemer in de Gemeenschap. |
(43) |
De vergelijking van de normale waarde met de exportprijs vond plaats in het stadium af fabriek en in hetzelfde handelsstadium. Om een eerlijke vergelijking mogelijk te maken, werd overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening rekening gehouden met verschillen ten aanzien van factoren die de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen aantoonbaar beïnvloedden. In dit verband werden waar nodig correcties uitgevoerd voor fysieke kenmerken, vervoerskosten, behandelingskosten en commissies. |
(44) |
De normale waarde werd aangepast door het uitsluiten van de waarde van een eventuele afdrukinterface. Omdat sommige modellen die door de twee verbonden Chinese producenten/exporteurs via de met hen verbonden verkoopmaatschappijen naar de Gemeenschap werden verkocht, zijn voorzien van een displaystandaard, werd de normale waarde gecorrigeerd voor de waarde van de standaard. |
(45) |
Aangezien de met de Chinese producenten/exporteurs verbonden handelaars functies vervullen die vergelijkbaar zijn met die van een agent die op commissiebasis werkt, werd een correctie voor commissies uitgevoerd overeenkomstig artikel 2, lid 10, onder i), van de basisverordening. De hoogte van de commissie werd berekend op basis van rechtstreeks bewijs van het bestaan van die functies. Bij de berekening van de commissie werd rekening gehouden met de verkoopkosten, algemene kosten en administratieve kosten die de verbonden handelaars maakten bij de verkoop van het door de twee verbonden Chinese producenten vervaardigde product. |
(46) |
De aanvrager voerde aan dat het in het referentieland verkochte model betere specificaties had, waardoor de vergelijkbaarheid van de prijzen werd beïnvloed. |
(47) |
De aanvrager verstrekte geen enkel voorbeeld van de beweerde betere specificaties en hun vermeende invloed op de vergelijkbaarheid van de prijzen, en dit argument kon dan ook niet worden aanvaard. |
(48) |
Volgens de aanvrager had bepaalde informatie die na het antwoord op de vragenlijst was verstrekt, moeten worden gebruikt voor het berekenen van de aanpassing van de exportprijs voor vervoers- en behandelingskosten. |
(49) |
Dit argument werd aanvaard, en de exportprijs werd naar boven aangepast. |
(50) |
Volgens de aanvrager moest de normale waarde worden aangepast voor kosten na verkoop, garanties en kredietkosten. Hij voerde ook aan dat de kosten die voortvloeien uit de overeenkomst tussen een van de met de Indonesische producent verbonden ondernemingen en een distributeur in Indonesië zouden moeten worden afgetrokken van de normale waarde. |
(51) |
Deze argumenten moesten worden afgewezen, omdat de kosten die de aanvrager noemt niet waren verwerkt in de fabricagekosten of de verkoopkosten, algemene kosten en administratieve kosten die waren gebruikt voor het construeren van de normale waarde. Er is derhalve geen reden om dergelijke kosten van de normale waarde af te trekken. |
(52) |
Volgens de aanvrager laat artikel 2, lid 10, onder i), van de basisverordening niet toe dat een commissie wordt afgetrokken van de exportprijs van de verbonden ondernemingen, omdat geen daadwerkelijke commissie is betaald. Wanneer een dergelijke aanpassing van de exportprijs wordt verricht, moet in ieder geval ook de normale waarde op soortgelijke wijze worden aangepast, omdat de met de Indonesische producent verbonden onderneming dezelfde functies verricht als de met de aanvrager verbonden ondernemingen. De aanvrager voerde ten aanzien van de verkoop via Taiwan ook aan dat bij de berekening van de aanpassing rekening was gehouden met kosten betreffende productie en beheer. De toe te passen verdeelsleutel had moeten worden gebaseerd op het aantal werknemers dat bij het Taiwanese bedrijf werkzaam was op het gebied van distributie en verkoop van elektronische weegschalen, in plaats van op het totale aantal werknemers op het gebied van distributie en verkoop. |
(53) |
Artikel 2, lid 10, onder i), vereist niet dat een commissie in de vorm van een toeslag op de prijs daadwerkelijk is betaald, met name wanneer de handelaar verbonden is met de producent/exporteur, indien de functies van de handelaar vergelijkbaar zijn met die van een agent die op commissiebasis werkt. Een aanpassing voor commissies moet ook worden toegepast indien de partijen niet optreden als opdrachtgever en agent, maar hetzelfde economische resultaat behalen door als koper en verkoper op te treden. De met de aanvrager verbonden ondernemingen factureerden alle exportverkopen aan onafhankelijke afnemers en bepaalden de verkoopprijzen, terwijl de afnemers hun orders bij de met de aanvrager verbonden ondernemingen plaatsten. Dit gold niet voor een onderneming die verbonden was met de Indonesische producent, wier verkoopkosten, algemene kosten en administratieve kosten werden gebruikt voor het construeren van de normale waarde. De verkoop op de Indonesische markt werd verricht door een andere verbonden onderneming, waarvan (zoals aangegeven in overweging 51) de verkoopkosten, algemene kosten en administratieve kosten niet werden gebruikt voor het construeren van de normale waarde. Er diende derhalve geen correctie te worden toegepast op de normale waarde, en de argumenten van de aanvrager konden niet worden aanvaard. |
(54) |
Wat de berekening van de correctie voor commissies betreft, wordt benadrukt dat de aanvrager, ondanks een specifiek verzoek daartoe, niet voldoende gegevens heeft verstrekt om een andere toerekening van de verkoopkosten, algemene kosten en administratieve kosten mogelijk te maken. Het verzoek van de aanvrager inzake de berekening van de correctie voor commissies moest daarom worden afgewezen. |
(55) |
Overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisverordening werd de gewogen gemiddelde normale waarde per producttype vergeleken met de gewogen gemiddelde exportprijs van elk overeenkomstig type van het betrokken product. |
(56) |
Uit deze vergelijking bleek dat er sprake was van dumping. Zoals de vaste praktijk is bij de Gemeenschap werd voor de twee verbonden producenten/exporteurs één dumpingmarge berekend. De dumpingmarge, uitgedrukt als percentage van de nettoprijs, franco grens Gemeenschap, vóór inklaring, bedroeg voor de verbonden ondernemingen Shanghai Adeptech Precision Co., Ltd en Shanghai Excell M&E Enterprise Co., Ltd 52,6 %. |
D. WIJZIGING VAN DE HERZIENE MAATREGELEN
(57) |
Gezien de uitkomst van het onderzoek moet ten aanzien van de aanvrager een definitief antidumpingrecht worden geheven ter hoogte van de vastgestelde dumpingmarge. Deze dumpingmarge is lager dan de schademarge die bij het oorspronkelijke onderzoek voor de gehele Volksrepubliek China werd vastgesteld. |
(58) |
Het gewijzigde antidumpingrecht dat van toepassing is op de invoer van elektronische weegschalen van Shanghai Adeptech Precision Co., Ltd en Shanghai Excell M&E Enterprise Co., Ltd, bedraagt 52,6 %. |
E. HEFFING VAN HET ANTIDUMPINGRECHT MET TERUGWERKENDE KRACHT
(59) |
Gezien bovenstaande bevindingen dient het op de aanvrager van toepassing zijnde antidumpingrecht met terugwerkende kracht te worden geheven op de invoer van het betrokken product die is geregistreerd overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1408/2004. |
F. MEDEDELING
(60) |
Alle belanghebbenden werden in kennis gesteld van de essentiële feiten en overwegingen op grond waarvan werd overwogen definitieve antidumpingrechten in te stellen op de invoer van elektronische weegschalen vervaardigd door de aanvrager en deze antidumpingrechten met terugwerkende kracht te heffen op geregistreerde invoer. De ontvangen opmerkingen werden overwogen en waar van toepassing in aanmerking genomen. |
(61) |
Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening is deze herziening niet van invloed op de verstrijkingsdatum van de bij Verordening (EG) nr. 2605/2000 ingestelde maatregelen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. De tabel in artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2605/2000 wordt gewijzigd door toevoeging van het volgende:
„Land |
Onderneming |
Recht |
Aanvullende Taric-code |
|||
Volksrepubliek China |
|
52,6 % |
A561 |
|||
|
52,6 % |
A561” |
2. Het hierbij ingestelde recht wordt tevens met terugwerkende kracht geheven op de invoer van het betrokken product die is geregistreerd overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1408/2004.
De douaneautoriteiten wordt opgedragen te stoppen met de registratie van de invoer van het betrokken product uit de Volksrepubliek China, vervaardigd door Shanghai Adeptech Precision Co., Ltd en Shanghai Excell M&E Enterprise Co., Ltd.
3. Tenzij anders bepaald, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 28 april 2005.
Voor de Raad
De voorzitter
J. ASSELBORN
(1) PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 461/2004 (PB L 77 van 13.3.2004, blz. 12).
(2) PB L 301 van 30.11.2000, blz. 42. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1408/2004 van de Commissie (PB L 256 van 3.8.2004, blz. 8).
3.5.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 112/8 |
VERORDENING (EG) Nr. 693/2005 VAN DE COMMISSIE
van 2 mei 2005
tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 3 mei 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 2 mei 2005.
Voor de Commissie
J. M. SILVA RODRÍGUEZ
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1947/2002 (PB L 299 van 1.11.2002, blz. 17).
BIJLAGE
bij de verordening van de Commissie van 2 mei 2005 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
052 |
111,5 |
204 |
99,6 |
|
212 |
124,2 |
|
999 |
111,8 |
|
0707 00 05 |
052 |
140,8 |
204 |
67,7 |
|
999 |
104,3 |
|
0709 90 70 |
052 |
101,1 |
204 |
44,2 |
|
624 |
50,3 |
|
999 |
65,2 |
|
0805 10 20 |
052 |
53,9 |
204 |
46,6 |
|
212 |
59,7 |
|
220 |
42,3 |
|
388 |
65,2 |
|
400 |
40,2 |
|
624 |
70,8 |
|
999 |
54,1 |
|
0805 50 10 |
052 |
46,9 |
220 |
65,0 |
|
388 |
62,4 |
|
400 |
51,0 |
|
528 |
63,0 |
|
624 |
63,4 |
|
999 |
58,6 |
|
0808 10 80 |
388 |
96,8 |
400 |
103,0 |
|
404 |
95,1 |
|
508 |
63,2 |
|
512 |
73,2 |
|
524 |
52,9 |
|
528 |
69,1 |
|
720 |
68,9 |
|
804 |
107,1 |
|
999 |
81,0 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 2081/2003 van de Commissie (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11). De code „999” staat voor „andere oorsprong”.
3.5.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 112/10 |
VERORDENING (EG) Nr. 694/2005 VAN DE COMMISSIE
van 2 mei 2005
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1555/96 met betrekking tot de drempelvolumes voor de toepassing van de aanvullende rechten voor komkommers en voor kersen, andere dan zure kersen
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 2200/96 van de Raad van 28 oktober 1996 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector groenten en fruit (1), en met name op artikel 33, lid 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EG) nr. 1555/96 van de Commissie van 30 juli 1996 houdende uitvoeringsbepalingen van de regeling met betrekking tot de aanvullende invoerrechten in de sector groenten en fruit (2) voorziet in toezicht op de invoer van de in de bijlage bij die verordening genoemde producten. Voor dit toezicht gelden de uitvoeringsbepalingen die in artikel 308 quinquies van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (3) zijn vastgesteld. |
(2) |
Met het oog op de toepassing van artikel 5, lid 4, van de in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde gesloten Overeenkomst inzake de landbouw (4), en op grond van de meest recente gegevens over 2002, 2003 en 2004, moeten de drempelvolumes voor de toepassing van de aanvullende rechten worden gewijzigd voor komkommers en voor kersen, andere dan zure kersen. |
(3) |
Verordening (EG) nr. 1555/96 moet derhalve worden gewijzigd. |
(4) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor verse groenten en fruit, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlage bij Verordening (EG) nr. 1555/96 wordt vervangen door de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 mei 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 2 mei 2005.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 297 van 21.11.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 47/2003 van de Commissie (PB L 7 van 11.1.2003, blz. 64).
(2) PB L 193 van 3.8.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 386/2005 (PB L 62 van 9.3.2005, blz. 3).
(3) PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2286/2003 (PB L 343 van 31.12.2003, blz. 1).
(4) PB L 336 van 23.12.1994, blz. 22.
BIJLAGE
„BIJLAGE
Onverminderd de regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, wordt de tekst van de omschrijving als louter indicatief beschouwd. De werkingssfeer van de aanvullende rechten wordt in het kader van deze bijlage bepaald door de draagwijdte van de GN-codes zoals deze bij de vaststelling van de onderhavige verordening bestaan. Indien de GN-code wordt voorafgegaan door „ex”, wordt de werkingssfeer van de aanvullende rechten zowel door de draagwijdte van de GN-code als door de corresponderende periode van toepassing bepaald.
Volgnummer |
GN-code |
Omschrijving van de producten |
Toepassingsperiode |
Drempelvolumes (t) |
||
78.0015 |
ex 0702 00 00 |
Tomaten |
|
596 477 |
||
78.0020 |
|
552 167 |
||||
78.0065 |
ex 0707 00 05 |
Komkommer |
|
10 626 |
||
78.0075 |
|
10 326 |
||||
78.0085 |
ex 0709 10 00 |
Artisjokken |
|
2 071 |
||
78.0100 |
0709 90 70 |
Courgettes |
|
65 658 |
||
78.0110 |
ex 0805 10 20 |
Sinaasappelen |
|
620 166 |
||
78.0120 |
ex 0805 20 10 |
Clementines |
|
88 174 |
||
78.0130 |
ex 0805 20 30 ex 0805 20 50 ex 0805 20 70 ex 0805 20 90 |
Mandarijnen (tangerines en satsuma's daaronder begrepen); wilkings en soortgelijke kruisingen van citrusvruchten |
|
94 302 |
||
78.0155 |
ex 0805 50 10 |
Citroenen |
|
341 887 |
||
78.0160 |
|
13 010 |
||||
78.0170 |
ex 0806 10 10 |
Tafeldruiven |
|
227 815 |
||
78.0175 |
ex 0808 10 80 |
Appelen |
|
730 999 |
||
78.0180 |
|
32 266 |
||||
78.0220 |
ex 0808 20 50 |
Peren |
|
274 921 |
||
78.0235 |
|
28 009 |
||||
78.0250 |
ex 0809 10 00 |
Abrikozen |
|
4 123 |
||
78.0265 |
ex 0809 20 95 |
Kersen, andere dan zure kersen |
|
54 213 |
||
78.0270 |
ex 0809 30 |
Perziken, nectarines daaronder begrepen |
|
6 808 |
||
78.0280 |
ex 0809 40 05 |
Pruimen |
|
51 276” |
II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing
Raad
3.5.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 112/12 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 22 december 2004
betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Vorstendom Liechtenstein waarbij wordt voorzien in maatregelen van gelijke strekking als die welke zijn vervat in Richtlijn 2003/48/EG van de Raad betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling
(2005/353/EG)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 94 juncto artikel 300, lid 2, eerste alinea, artikel 300, lid 3, eerste alinea en artikel 300, lid 4,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement (1),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 16 oktober 2001 heeft de Raad de Commissie gemachtigd onderhandelingen te voeren met het Vorstendom Liechtenstein over een passende overeenkomst om te bereiken dat het Vorstendom Liechtenstein maatregelen aanneemt van gelijke strekking als die welke binnen de Gemeenschap zullen worden toegepast met het oog op effectieve belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling. |
(2) |
De tekst van de overeenkomst die het resultaat vormt van de onderhandelingen, sluit precies aan bij de onderhandelingsrichtsnoeren van de Raad. Bij de overeenkomst gaat een Memorandum van overeenstemming tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten enerzijds en het Vorstendom Liechtenstein anderzijds, waarvan de tekst aan Besluit 2004/897/EG van de Raad (2) is gehecht. |
(3) |
Toepassing van de bepalingen van Richtlijn 2003/48/EG (3) is afhankelijk van toepassing door het Vorstendom Liechtenstein van maatregelen van gelijke strekking als die welke in genoemde richtlijn zijn vervat, overeenkomstig een door het Vorstendom Liechtenstein en de Europese Gemeenschap gesloten overeenkomst. |
(4) |
Overeenkomstig Besluit 2004/897/EG en onder voorbehoud van de vaststelling van een besluit betreffende de sluiting van de overeenkomst op een later tijdstip werd de overeenkomst op 7 december 2004 namens de Europese Gemeenschap ondertekend. |
(5) |
De overeenkomst dient namens de Gemeenschap te worden goedgekeurd. |
(6) |
Er dient te worden voorzien in een eenvoudige en snelle procedure voor de eventuele aanpassing van bijlagen I en II bij de overeenkomst, |
BESLUIT:
Artikel 1
De Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Vorstendom Liechtenstein waarbij wordt voorzien in maatregelen van gelijke strekking als die welke zijn vervat in Richtlijn 2003/48/EG van de Raad betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling wordt namens de Europese Gemeenschap goedgekeurd.
De tekst van de overeenkomst is aan dit besluit gehecht (4).
Artikel 2
De Commissie wordt gemachtigd namens de Gemeenschap de vereiste wijzigingen van de bijlagen bij de overeenkomst goed te keuren, teneinde overeenstemming te garanderen met de krachtens artikel 5, onder a), van Richtlijn 2003/48/EG bedoelde ter kennis gebrachte gegevens betreffende de bevoegde autoriteiten en de gegevens in de bijlage daarbij.
Artikel 3
De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd namens de Gemeenschap de akte van kennisgeving neder te leggen, bedoeld in artikel 16, lid 1, van de overeenkomst (5).
Artikel 4
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 22 december 2004.
Voor de Raad
De voorzitter
C. VEERMAN
(1) Advies uitgebracht op 17 november 2004.
(2) PB L 379 van 24.12.2004, blz. 83.
(3) PB L 157 van 26.6.2003, blz. 38. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/66/EG (PB L 168 van 1.5.2004, blz. 35).
(4) PB L 379 van 24.12.2004, blz. 84.
(5) De datum van inwerkingtreding van de overeenkomst zal door het secretariaat-generaal van de Raad worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Commissie
3.5.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 112/14 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 29 april 2005
houdende onttrekking aan communautaire financiering van bepaalde uitgaven die de lidstaten voor het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), afdeling Garantie, hebben verricht
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 1307)
(Slechts de teksten in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Franse, de Griekse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese en de Spaanse taal zijn authentiek)
(2005/354/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EEG) nr. 729/70 van de Raad van 21 april 1970 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (1), en met name op artikel 5, lid 2, onder c),
Gelet op Verordening (EG) nr. 1258/1999 van de Raad van 17 mei 1999 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (2), en met name op artikel 7, lid 4,
Na raadpleging van het Comité van het Fonds,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In artikel 5 van Verordening (EEG) nr. 729/70, artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1258/1999 en artikel 8, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 1663/95 van de Commissie van 7 juli 1995 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 729/70 van de Raad aangaande de procedure inzake de goedkeuring van de rekeningen van het EOGFL, afdeling Garantie (3) is bepaald dat de Commissie de nodige verificaties verricht, de resultaten daarvan aan de lidstaten meedeelt, kennis neemt van de door de lidstaten gemaakte opmerkingen, bilaterale besprekingen voert om overeenstemming te bereiken met de betrokken lidstaten en haar conclusies formeel aan deze laatste meedeelt onder verwijzing naar Beschikking 94/442/EG van de Commissie van 1 juli 1994 inzake de instelling van een bemiddelingsprocedure in het kader van de goedkeuring van de rekeningen betreffende het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), afdeling Garantie (4). |
(2) |
De lidstaten konden verzoeken een bemiddelingsprocedure te openen. In sommige gevallen is van deze mogelijkheid gebruik gemaakt en is het aan het einde van de procedure uitgebrachte rapport door de Commissie onderzocht. |
(3) |
In de artikelen 2 en 3 van Verordening (EEG) nr. 729/70 en in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1258/1999 is bepaald dat financiering slechts mogelijk is voor restituties bij uitvoer naar derde landen die volgens de communautaire voorschriften in het kader van de gemeenschappelijke ordening der landbouwmarkten worden verleend, en voor interventies ter regulering van de landbouwmarkten waartoe volgens de communautaire voorschriften in het kader van de gemeenschappelijke ordening der landbouwmarkten wordt overgegaan. |
(4) |
Uit de verrichte verificaties, de resultaten van de bilaterale besprekingen en de bemiddelingsprocedures is gebleken dat een deel van de door de lidstaten gedeclareerde uitgaven niet aan die voorwaarden voldoet en derhalve niet door het EOGFL, afdeling Garantie, kan worden gefinancierd. |
(5) |
Aangegeven moet worden welke bedragen niet als ten laste van het EOGFL, afdeling Garantie, worden erkend, waarbij het geen uitgaven mag betreffen die zijn gedaan vóór de periode van 24 maanden die voorafging aan het tijdstip waarop de Commissie de resultaten van de verificaties schriftelijk aan de lidstaten heeft meegedeeld. |
(6) |
Voor de gevallen waarop deze beschikking betrekking heeft, heeft de Commissie de lidstaten in een syntheseverslag de raming meegedeeld van de uitgaven die aan financiering moeten worden onttrokken omdat zij niet overeenkomstig de communautaire voorschriften zijn verricht. |
(7) |
Met deze beschikking wordt niet vooruitgelopen op de financiële consequenties die de Commissie zou kunnen trekken uit arresten van het Hof van Justitie in zaken die op 31 oktober 2004 aanhangig waren en aangelegenheden betreffen waarop deze beschikking betrekking heeft, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
De ten laste van het EOGFL, afdeling Garantie, gedeclareerde uitgaven van erkende betaalorganen van de lidstaten die in de bijlage zijn vermeld, worden aan communautaire financiering onttrokken omdat zij niet overeenkomstig de communautaire voorschriften zijn verricht.
Artikel 2
Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk België, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, het Koninkrijk der Nederlanden, de Portugese Republiek en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.
Gedaan te Brussel, 29 april 2005.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 94 van 28.4.1970, blz. 13. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1287/95 (PB L 125 van 8.6.1995, blz. 1).
(2) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 103.
(3) PB L 158 van 8.7.1995, blz. 6. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 465/2005 (PB L 77 van 23.3.2005, blz. 6).
(4) PB L 182 van 16.7.1994, blz. 45. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2001/535/EG (PB L 193 van 17.7.2001, blz. 25).
BIJLAGE
Sector |
Lidstaat |
Begrotingspost(en) |
Motief |
Nationale valuta |
Van financiering uit te sluiten uitgaven |
Reeds afgetrokken bedragen |
Financiële gevolgen van deze beschikking |
Begrotingsjaar |
Financiële audit |
BE |
Diverse |
Forfaitaire correctie van 2 % — Toepassing van Verordening (EG) nr. 1663/95 — erkenningscriterium niet in acht genomen |
EUR |
– 354 172,05 |
0,00 |
– 354 172,05 |
2000-2001 |
|
Totaal BE |
|
|
|
– 354 172,05 |
0,00 |
– 354 172,05 |
|
Uitvoerrestituties |
DE |
2100-013 tot 2100-016 |
Verwerping van alle uitgaven voor restituties bij uitvoer van levende runderen (vervoer per spoor) en forfaitaire correctie van 5 % bij uitvoer (wegvervoer) — bepalingen van Richtlijn 91/628/EEG en Verordening (EG) nr. 615/98 niet in acht genomen |
EUR |
– 13 823 822,23 |
0,00 |
– 13 823 822,23 |
1999-2001 |
Openbare opslag |
DE |
2111, 2112, 2113 |
Tekortkomingen in de inschrijvingsprocedure en levering van partijen van minder dan 10 ton zoals voorgeschreven in artikel 17, lid 1, van Verordening (EG) nr. 562/2000 |
EUR |
– 3 860 285,14 |
0,00 |
– 3 860 285,14 |
2001-2002 |
|
Totaal DE |
|
|
|
– 17 684 107,37 |
0,00 |
– 17 684 107,37 |
|
Financiële audit |
DK |
Diverse |
Correctie — toepassing van Verordening (EG) nr. 1258/99 — betalingstermijn niet in acht genomen |
DKK |
– 4 910,60 |
– 346 907,17 |
341 996,57 |
2002 |
|
Totaal DK |
|
|
|
– 4 910,60 |
– 346 907,17 |
341 996,57 |
|
Dierpremies |
GR |
2129 |
Forfaitaire correctie van 2 % — geen identificatie- en registratieregeling |
EUR |
– 33 809,35 |
0,00 |
– 33 809,35 |
2001-2002 |
Akkerbouwgewassen |
GR |
1041-1060, 1310, 1858 |
Forfaitaire correctie van 5 % — ontoereikende garanties inzake rechtmatigheid aanvragen |
EUR |
– 25 361 283,00 |
0,00 |
– 25 361 283,00 |
2002 |
Olijfolie |
GR |
1220 |
Termijnen voor intrekking erkenning en sancties op grond van kwaliteit |
EUR |
– 200 146,68 |
0,00 |
– 200 146,68 |
1996-1998 |
Financiële audit |
GR |
Diverse |
Correctie — toepassing van Verordening (EG) nr. 1258/99 — betalingstermijn niet in acht genomen |
EUR |
– 875 706,08 |
– 1 083 685,95 |
207 979,87 |
2001 |
|
Totaal GR |
|
|
|
– 26 470 945,11 |
– 1 083 685,95 |
– 25 387 259,16 |
|
Groenten en fruit |
ES |
1508 |
Forfaitaire correctie van 5 % in verband met tekortkomingen inzake essentiële controles/compenserende steun bananen |
EUR |
– 348 947,00 |
0,00 |
– 348 947,00 |
2000 |
Vlas en hennep |
ES |
1400, 1402 |
Forfaitaire correctie van 25 % voor vlas en forfaitaire correcties van 10 % en 25 % voor hennep — ernstige tekortkomingen inzake de controleregeling |
EUR |
– 21 077 981,00 |
0,00 |
– 21 077 981,00 |
1996-2000 |
Vlas |
ES |
1400 |
Forfaitaire correctie van 100 % — Ernstige tekortkomingen inzake de controleregeling en wijdverbreide fraude |
EUR |
– 113 399 346,00 |
0,00 |
– 113 399 346,00 |
1999-2004 |
Plattelandsontwikkeling |
ES |
4051-4072 |
Forfaitaire correctie van 2 % — Gebrekkige toepassing beheers- en controlesysteem — landbouw- en bosbouwmaatregelen — nationaal niveau |
EUR |
– 71 222,00 |
0,00 |
– 71 222,00 |
2001-2002 |
Plattelandsontwikkeling |
ES |
4051 |
Forfaitaire correcties van 2 % en 5 % — Gebrekkige toepassing beheers- en controlesysteem — landbouwmaatregelen (Andalusië) |
EUR |
– 8 067,00 |
0,00 |
– 8 067,00 |
2001-2002 |
Plattelandsontwikkeling |
ES |
4051 |
Forfaitaire correctie van 5 % — Gebrekkige toepassing beheers- en controlesysteem — landbouwmaatregelen (Castilla-La Mancha) |
EUR |
– 1 186,00 |
0,00 |
– 1 186,00 |
2001-2002 |
|
Totaal ES |
|
|
|
– 134 906 749,00 |
0,00 |
– 134 906 749,00 |
|
Uitvoerrestituties |
FR |
2100-013 to 2100-016 |
Forfaitaire correcties van 5 % — ontoereikende controles — en 10 % — gebrekkige organisatie van de bij artikel 4 van Verordening (EG) nr. 615/98 voorgeschreven controles |
EUR |
– 1 649 755,75 |
0,00 |
– 1 649 755,75 |
1999-2001 |
Dierpremies |
FR |
2120, 2122, 2124, 2125, 2128 |
Forfaitaire correcties van 2 % — correctie op nationaal niveau — 5 % — nationaal gegevensbestand niet operationeel en kruiscontroles niet verricht — en 10 % — geen controle bij een hoog percentage geconstateerde anomalieën |
EUR |
– 293 300,82 |
0,00 |
– 293 300,82 |
2001-2003 |
Groenten en fruit |
FR |
1508 |
Forfaitaire correcties van 10 % (Guadeloupe) en 5 % (Martinique) in verband met tekortkomingen inzake essentiële controles/compenserende steun bananen |
EUR |
– 14 216 626,64 |
0,00 |
– 14 216 626,64 |
2001-2003 |
Financiële audit |
FR |
Diverse |
Boekhoudkundige certificering 2001 — anomalieën en gebreken bij het beheer van de steun door meerdere betaalorganen voor diverse begrotingslijnen |
EUR |
– 1 234 211,49 |
0,00 |
– 1 234 211,49 |
2001 |
Financiële audit |
FR |
4040-4051 |
Boekhoudkundige certificering 2001 — anomalieën en gebreken bij het beheer van de steun door meerdere betaalorganen voor diverse begrotingslijnen |
EUR |
– 1 058 464,21 |
0,00 |
– 1 058 464,21 |
2001 |
|
Totaal FR |
|
|
|
– 18 452 358,91 |
0,00 |
– 18 452 358,91 |
|
Olijfolie |
IT |
1210 |
Overschrijding van het maximum voor de werkelijke productie van olijfolie voor de verkoopseizoenen 1998/1999 en 1999/2000 |
EUR |
– 68 708 032,11 |
0,00 |
– 68 708 032,11 |
2000-2003 |
|
Totaal IT |
|
|
|
– 68 708 032,11 |
0,00 |
– 68 708 032,11 |
|
Groenten en fruit |
NL |
1502 |
Correctie voor overschrijding van de uitgaven met meer dan het vastgestelde forfait (2 %) |
EUR |
– 68 812,25 |
0,00 |
– 68 812,25 |
2003 |
|
Totaal NL |
|
|
|
– 68 812,25 |
0,00 |
– 68 812,25 |
|
Groenten en fruit |
PT |
1502 |
Correctie — operationele programma's — toepassing van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 296/96 — betalingstermijnen |
EUR |
– 78 935,21 |
0,00 |
– 78 935,21 |
2002 |
|
Totaal PT |
|
|
|
– 78 935,21 |
0,00 |
– 78 935,21 |
|
Melk |
UK |
2071 |
Corrigendum op de bij Beschikking 98/358/EG vastgestelde financiële correctie inzake de goedkeuring van de rekeningen voor 1994 |
GBP |
76 152,65 |
0,00 |
76 152,65 |
1991-1993 |
Plattelandsontwikkeling |
UK |
40 |
Correctie — vergissing bij de toepassing van de wisselkoers voor het berekenen van het voorschot |
GBP |
– 151 106,80 |
0,00 |
– 151 106,80 |
2000 |
Dierpremies |
UK |
2120, 2122, 2124, 2125, 2128 |
Forfaitaire correcties van 2 % en 5 % — tekortkomingen inzake identificatie en registratie, minimumaantal controles ter plaatse, zoals vastgesteld in artikel 6, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 3887/92, niet bereikt voor het aanvraagjaar 2000 |
GBP |
– 6 822 958,75 |
0,00 |
– 6 822 958,75 |
2000-2001 |
Dierpremies |
UK |
2126 |
Forfaitaire correcties van 5 % en 10 % — tekortkomingen inzake de controles in het eerste jaar van toepassing |
GBP |
– 566 921,00 |
0,00 |
– 566 921,00 |
1998 |
Financiële audit |
UK |
3700 |
Correctie van een reeds terugbetaald bedrag: onregelmatigheid — Beschikking 2003/481/EG van 27 juni 2003 |
GBP |
43 474,18 |
0,00 |
43 474,18 |
1995 |
|
Totaal UK |
|
|
|
– 7 421 359,72 |
0,00 |
– 7 421 359,72 |
|
Besluiten aangenomen krachtens titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie
3.5.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 112/20 |
GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN 2005/355/GBVB VAN DE RAAD
van 2 mei 2005
inzake de adviserende en bijstandverlenende missie van de Europese Unie op het gebied van hervorming van de veiligheidssector in de Democratische Republiek Congo (DRC)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 14, artikel 25, derde alinea, artikel 26 en artikel 28, lid 3, eerste alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 12 april 2005 heeft de Raad Gemeenschappelijk Standpunt 2005/304/GBVB over de preventie, beheersing en oplossing van conflicten in Afrika en tot intrekking van Gemeenschappelijk Standpunt 2004/85/GBVB (1) vastgesteld. |
(2) |
Op 22 november 2004 heeft de Raad zijn goedkeuring gehecht aan het Actieplan voor EVDB-ondersteuning voor vrede en veiligheid in Afrika. Op 13 december 2004 heeft hij richtsnoeren voor de uitvoering van dit actieplan goedgekeurd. |
(3) |
Op 13 december 2004 heeft de Raad in zijn conclusies blijk gegeven van zijn wens om bij te dragen tot de hervorming van de veiligheidssector in de Democratische Republiek Congo. |
(4) |
Op 28 juni 2004 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2004/530/GBVB (2) vastgesteld, houdende verlenging en wijziging van het mandaat van de heer Aldo Ajello als speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor het gebied van de Grote Meren in Afrika. |
(5) |
Op 9 december 2004 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2004/847/GBVB inzake de politiemissie van de Europese Unie in Kinshasa (DRC) met betrekking tot de geïntegreerde politie-eenheid (EUPOL Kinshasa) vastgesteld (3). |
(6) |
De algemene en alomvattende overeenkomst die op 17 december 2002 in Pretoria door de Congolese partijen is ondertekend, gevolgd door de op 2 april 2003 in Sun City ondertekende Slotakte, heeft een overgangsperiode in de DRC ingeluid, inclusief de oprichting van een geherstructureerd en geïntegreerd nationaal leger. |
(7) |
Op 30 maart 2005 heeft de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties Resolutie 1592 (2005) aangenomen over de situatie met betrekking tot de Democratische Republiek Congo (DRC), waarin hij onder meer zijn steun aan het overgangsproces in de Democratische Republiek Congo herhaalt, de overgangsregering van nationale eenheid verzoekt de hervorming van de veiligheidssector tot een goed einde te brengen en besluit het mandaat van de missie van de Organisatie van de Verenigde Naties in de Democratische Republiek Congo (MONUC), zoals omschreven in resolutie 1565 (2004), te verlengen. |
(8) |
Op 26 april 2005 heeft de regering van de DRC een officiële uitnodiging gericht tot de secretaris-generaal/ hoge vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid om steun van de Unie te verkrijgen middels de oprichting van een adviserend en bijstandverlenend team bij de Congolese autoriteiten op het gebied van hervorming van de veiligheidssector. |
(9) |
De huidige veiligheidssituatie in de DRC kan verslechteren, hetgeen ernstige gevolgen kan hebben voor het proces van versterking van de democratie, de rechtsstaat en de veiligheid op internationaal en regionaal vlak. Een bestendige toezegging van politieke steun en middelen van de Europese Unie zal ertoe bijdragen de stabiliteit in de regio te versterken. |
(10) |
Op 12 april 2005 heeft de Raad het algemeen concept inzake de instelling van een adviserende en bijstandverlenende missie op het gebied van hervorming van de veiligheidssector in de Democratische Republiek Congo goedgekeurd. |
(11) |
Over de status van de missie zal met de regering van de DRC overleg worden gepleegd met als doel de overeenkomst inzake de status van EUPOL Kinshasa toe te passen op de missie en de personeelsleden ervan, |
HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN VASTGESTELD:
Artikel 1
Missie
1. De Europese Unie stelt een adviserende en bijstandverlenende missie in op het gebied van hervorming van de veiligheidssector in de Democratische Republiek Congo (DRC), EUSEC RD Congo genaamd, met als doel bij te dragen tot een geslaagde integratie van het leger in de DRC. De missie moet de Congolese veiligheidsautoriteiten advies geven en bijstand bieden waarbij een beleid moet worden bevorderd dat strookt met de mensenrechten en het internationale humanitaire recht, de democratische normen en de beginselen van behoorlijk bestuur, transparantie en eerbiediging van de rechtsstaat.
2. De missie treedt op in overeenstemming met de doelstellingen en andere bepalingen vervat in de taakomschrijving in artikel 2.
Artikel 2
Taakomschrijving
In nauwe samenwerking en coördinatie met de overige actoren van de internationale gemeenschap streeft de missie ernaar concrete steun te verlenen inzake integratie van het Congolese leger en goed bestuur op veiligheidsgebied, zoals omschreven in het algemeen concept, inclusief het aangeven van verschillende projecten en opties waaraan de Europese Unie en/of haar lidstaten kunnen besluiten steun te verlenen, en bijdragen tot de uitwerking daarvan.
Artikel 3
Structuur van de missie
De structuur van de missie is als volgt:
a) |
een kantoor in Kinshasa, bemand door het hoofd van de missie en het niet bij de Congolese autoriteiten aangestelde personeel, |
b) |
deskundigen die zijn aangesteld op met name onderstaande sleutelposten van de Congolese overheid:
|
Artikel 4
Voorbereidingsfase
1. Het secretariaat-generaal van de Raad werkt, bijgestaan door het hoofd van de missie, een plan uit ter uitvoering van de missie.
2. Het uitvoeringsplan alsmede de start van de missie worden door de Raad goedgekeurd.
Artikel 5
Hoofd van de missie
1. De heer Pierre Michel JOANA wordt benoemd tot hoofd van de missie. Het hoofd van de missie draagt zorg voor het dagelijks beheer van de missie en is verantwoordelijk voor personeels- en tuchtzaken.
2. Het hoofd van de missie wordt aangeworven op contractbasis bij de Commissie.
3. Alle deskundigen van de missie blijven onder het gezag staan van de bevoegde EU-lidstaat of EU-instelling, vervullen hun taken en handelen in het belang van de missie. Zowel gedurende de missie als na afloop ervan nemen de deskundigen van de missie de grootste discretie in acht wat betreft alle feiten en informatie in verband met de missie.
Artikel 6
Personeel
1. De deskundigen van de missie worden door de EU-lidstaten en de EU-instellingen gedetacheerd. Elke lidstaat of instelling draagt de kosten in verband met de door hem gedetacheerde deskundigen, met uitzondering van het hoofd van de missie, met inbegrip van salarissen, ziektekosten, kosten voor vervoer van en naar de DRC en de vergoedingen, met uitzondering van dagvergoedingen en huisvestingstoelagen.
2. Internationaal civiel personeel en lokaal personeel wordt naar gelang van de behoeften op contractbasis door de missie aangeworven.
Artikel 7
Hiërarchie
De missie heeft een eengemaakte hiërarchie:
— |
het hoofd van de missie leidt het adviserende en bijstandverlenende team, zorgt voor het dagelijks beheer en rapporteert via de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) aan de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger (SG/HV); |
— |
de SVEU informeert het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) en rapporteert via de SG/HV aan de Raad; |
— |
de SG/HV verstrekt via de SVEU richtsnoeren aan het hoofd van de missie; |
— |
het Politiek en Veiligheidscomité zorgt voor politieke controle en strategische aansturing. |
Artikel 8
Politieke controle en strategische aansturing
1. Onder de verantwoordelijkheid van de Raad oefent het PVC de politieke controle op en de strategische leiding van de operatie uit. De Raad machtigt het PVC om de relevante besluiten te nemen overeenkomstig artikel 25 van het Verdrag. Deze machtiging omvat de bevoegdheid om het uitvoeringsplan en de hiërarchie te wijzigen. De machtiging omvat ook de bevoegdheden voor het nemen van de latere besluiten inzake de benoeming van het hoofd van de missie. De beslissingsbevoegdheid met betrekking tot de doelstellingen en de beëindiging van de missie blijven berusten bij de Raad, bijgestaan door de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger.
2. De SVEU verstrekt het hoofd van de missie de voor zijn werk op lokaal niveau noodzakelijke politieke richtsnoeren.
3. Het PVC rapporteert op geregelde tijdstippen aan de Raad, rekening houdend met de SVEU-rapporten.
4. Het PVC ontvangt op geregelde tijdstippen verslagen van het hoofd van de missie over het verloop van de missie. Het PVC mag het hoofd van de missie in voorkomend geval op zijn vergaderingen uitnodigen.
Artikel 9
Financiële regelingen
1. Het referentiebedrag dat de uitgaven in verband met de missie moet dekken, bedraagt 1 600 000 EUR.
2. Ten aanzien van de met het in lid 1 bedoelde bedrag gefinancierde uitgaven is het volgende van toepassing:
a) |
de uitgaven worden beheerd overeenkomstig de voorschriften en procedures van de Europese Gemeenschap die van toepassing zijn op de begroting, met als uitzondering dat prefinancieringen niet het eigendom van de Gemeenschap blijven. Onderdanen van derde landen mogen inschrijven bij aanbestedingen; |
b) |
het hoofd van de missie brengt volledig verslag uit aan de Commissie, onder wier toezicht hij staat, over de in het kader van zijn contract ondernomen activiteiten. |
3. De financiële regelingen moeten voldoen aan de operationele vereisten van de missie, met inbegrip van de verenigbaarheid van uitrusting.
Artikel 10
Coördinatie en verbinding
1. Overeenkomstig zijn taakomschrijving staat de SVEU in voor de coördinatie met de andere EU-actoren en voor de betrekkingen met de autoriteiten van het gastland.
2. Onverminderd de hiërarchie werkt het hoofd van de missie samen met EUPOL Kinshasa teneinde ervoor te zorgen dat de twee missies passen in de algemene context van de EU-activiteiten in de DRC.
3. Onverminderd de hiërarchie werkt het hoofd van de missie tevens coördinerend samen met de delegatie van de Commissie.
4. Het hoofd van de missie werkt samen met de overige aanwezige internationale actoren, in het bijzonder MONUC en de bij de DRC betrokken derde staten.
Artikel 11
Optreden van de Gemeenschap
De Raad neemt nota van het voornemen van de Commissie om haar optreden in voorkomend geval te richten op de verwezenlijking van de doelstellingen van dit gemeenschappelijk optreden.
Artikel 12
Vrijgave van gerubriceerde gegevens
1. De secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger is gemachtigd om gerubriceerde gegevens en documenten van de Europese Unie die ten behoeve van de missie zijn opgesteld, overeenkomstig de beveiligingsvoorschriften van de Raad, vrij te geven aan de Verenigde Naties, derde staten en het gastland.
2. De secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger is gemachtigd om door de Europese Unie niet-gerubriceerde documenten betreffende de beraadslagingen van de Raad over de missie die onder de geheimhoudingsplicht van artikel 6, lid 1, van het reglement van orde van de Raad vallen, vrij te geven aan de Verenigde Naties, derde staten en het gastland.
Artikel 13
Status van de missie en het personeel ervan
1. Over de status van de missie en het personeel ervan wordt overeenstemming bereikt met de bevoegde autoriteiten van de DRC.
2. De EU-lidstaat of de EU-instelling die een personeelslid heeft gedetacheerd, is verantwoordelijk voor de afhandeling van met de detachering verband houdende schade-eisen van of betreffende het personeelslid. De betrokken lidstaat of instelling stelt in voorkomend geval vorderingen tegen het gedetacheerd personeelslid in.
Artikel 14
Evaluatie van de missie
Het Politiek en Veiligheidscomité evalueert uiterlijk zes maanden na de start van de missie de eerste resultaten ervan en legt zijn conclusies voor aan de Raad, inclusief, in voorkomend geval, de aanbeveling aan de Raad om een besluit te nemen over de verlenging of wijziging van de taakomschrijving van de missie.
Artikel 15
Inwerkingtreding, duur en uitgaven
1. Dit gemeenschappelijk optreden treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.
Dit gemeenschappelijk optreden is van toepassing tot en met 2 mei 2006.
2. De in artikel 9 bedoelde uitgaven komen voor financiering in aanmerking vanaf de datum waarop dit gemeenschappelijk optreden wordt vastgesteld.
Artikel 16
Bekendmaking
Dit gemeenschappelijk optreden wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 2 mei 2005.
Voor de Raad
De voorzitter
J. ASSELBORN
(1) PB L 97 van 15.4.2005, blz. 57.
(2) PB L 234 van 3.7.2004, blz. 13. Gemeenschappelijk optreden gewijzigd bij Gemeenschappelijk Optreden 2005/96/GBVB (PB L 31 van 4.2.2005, blz. 70).
(3) PB L 367 van 14.12.2004, blz. 30.