ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 22

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

49e jaargang
26 januari 2006


Inhoud

 

I   Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

Bladzijde

 

*

Verordening (EG) nr. 121/2006 van de Raad van 23 januari 2006 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1858/2005 houdende instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van stalen kabels van oorsprong uit onder meer India

1

 

*

Verordening (EG) nr. 122/2006 van de Raad van 23 januari 2006 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 74/2004 tot instelling van een definitief compenserend recht op katoenhoudend beddenlinnen uit India

3

 

*

Verordening (EG) nr. 123/2006 van de Raad van 23 januari 2006 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1338/2002 tot instelling van een definitief compenserend recht op sulfanilzuur uit India en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1339/2002 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op sulfanilzuur uit onder meer India

5

 

 

Verordening (EG) nr. 124/2006 van de Commissie van 25 januari 2006 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

10

 

*

Verordening (EG) nr. 125/2006 van de Commissie van 24 januari 2006 houdende vaststelling van eenheidswaarden voor de bepaling van de douanewaarde van bepaalde aan bederf onderhevige goederen

12

 

 

Verordening (EG) nr. 126/2006 van de Commissie van 25 januari 2006 tot vaststelling van de mate waarin gevolg kan worden gegeven aan de aanvragen om invoercertificaten voor bepaalde producten in de sector varkensvlees, die in december 2005 worden ingediend op grond van de regeling die is vastgesteld in de door de Gemeenschap gesloten overeenkomsten met Bulgarije en Roemenië

18

 

 

Verordening (EG) nr. 127/2006 van de Commissie van 25 januari 2006 tot vaststelling van de mate waarin gevolg kan worden gegeven aan de in januari 2006 ingediende aanvragen om invoercertificaten voor de tariefcontingenten voor rundvlees die bij Verordening (EG) nr. 1279/98 zijn vastgesteld voor Bulgarije en Roemenië

20

 

 

Verordening (EG) nr. 128/2006 van de Commissie van 25 januari 2006 betreffende de afgifte van invoercertificaten voor rietsuiker in het kader van bepaalde tariefcontingenten en preferentiële overeenkomsten

21

 

 

Verordening (EG) nr. 129/2006 van de Commissie van 25 januari 2006 tot wijziging van de bij Verordening (EG) nr. 1011/2005 voor het verkoopseizoen 2005/2006 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten van de sector suiker

22

 

*

Richtlijn 2006/9/EG van de Commissie van 23 januari 2006 tot wijziging van Richtlijn 90/642/EEG van de Raad wat betreft de daarin vastgestelde maximumgehalten voor diquat ( 1 )

24

 

 

II   Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

 

 

Raad

 

*

Besluit van de Raad van 23 januari 2006 houdende wijziging van zijn reglement van orde

32

 

*

Besluit van de Raad van 23 januari 2006 betreffende de beginselen, prioriteiten en voorwaarden die worden opgenomen in het toetredingspartnerschap met Turkije

34

 

*

Besluit van de Raad van 23 januari 2006 houdende benoeming van acht leden van de Rekenkamer

51

 

 

Commissie

 

*

Besluit van de Commissie van 5 december 2005 tot aanvaarding van een verbintenis die is aangeboden in het kader van de antidumping- en de antisubsidieprocedure betreffende de invoer van sulfanilzuur uit India

52

 

*

Besluit van de Commissie van 22 december 2005 tot wijziging van Besluit 1999/572/EG van de Commissie tot aanvaarding van de verbintenissen die zijn aangeboden in het kader van de antidumpingprocedure betreffende de invoer van stalen kabels uit onder meer India

54

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

26.1.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 22/1


VERORDENING (EG) Nr. 121/2006 VAN DE RAAD

van 23 januari 2006

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1858/2005 houdende instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van stalen kabels van oorsprong uit onder meer India

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) (hierna „de basisverordening” genoemd), en met name op de artikelen 8 en 9,

Gelet op het voorstel dat door de Commissie na overleg met het Raadgevend Comité werd ingediend,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   VOORAFGAANDE PROCEDURE

(1)

In augustus 1999 stelde de Raad bij Verordening (EG) nr. 1796/1999 (2) een definitief antidumpingrecht in op de invoer van stalen kabels uit onder meer India (hierna „het betrokken product” genoemd).

(2)

In november 2005, na een herzieningsonderzoek naar aanleiding van het vervallen van de maatregelen overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening, besloot de Raad bij Verordening (EG) nr. 1858/2005 (3) dat de antidumpingmaatregelen die van toepassing waren op de invoer van het betrokken product uit onder meer India gehandhaafd moesten worden.

(3)

Bij Besluit 1999/572/EG (4) aanvaardde de Commissie een prijsverbintenis van een Indiase onderneming, Usha Martin Industries & Usha Beltron Ltd. Deze onderneming wijzigde ondertussen haar naam en staat nu bekend onder de naam Usha Martin Ltd (hierna „UML” genoemd). De naamswijziging had hoegenaamd geen gevolgen voor de activiteiten van de onderneming.

(4)

Dit betekende dat de invoer in de Gemeenschap van een type van het betrokken product waarop de verbintenis van toepassing was (hierna „het product waarop de verbintenis van toepassing was” genoemd) van oorsprong uit India, dat werd vervaardigd door UML of door een andere, waar ook ter wereld gevestigde, met UML verbonden onderneming, werd vrijgesteld van de definitieve antidumpingrechten.

(5)

Bepaalde typen stalen kabels die momenteel door UML worden vervaardigd werden tijdens het onderzoektijdvak, dat heeft geleid tot instelling van definitieve antidumpingmaatregelen, echter niet naar de Gemeenschap uitgevoerd zodat de vrijstelling van de antidumpingrechten in het kader van de verbintenis niet van toepassing was op deze producten. Bijgevolg waren voor deze stalen kabels wanneer zij in de Gemeenschap in het vrije verkeer werden gebracht antidumpingrechten verschuldigd.

B.   SCHENDING VAN DE VERBINTENIS

(6)

De verbintenis die door UML werd aangeboden heeft voor de onderneming (en voor iedere waar ook ter wereld gevestigde andere met UML verbonden onderneming) onder meer tot gevolg dat de onderneming bij verkoop van het product waarop de verbintenis betrekking heeft aan de eerste onafhankelijke afnemer in de Gemeenschap verkoopprijzen moet hanteren die gelijk zijn aan, of meer bedragen dan, de in de verbintenis vastgestelde minimuminvoerprijzen. Deze prijzen maken een einde aan de schadelijke gevolgen van de dumping. Wanneer de goederen in de Gemeenschap door verbonden importeurs worden doorverkocht aan de eerste onafhankelijke afnemer moeten de verkoopprijzen van het product waarop de verbintenis betrekking heeft, na de nodige correcties voor verkoopkosten, algemene en administratieve uitgaven alsmede een redelijke winst eveneens toereikend zijn om aan de schadelijke gevolgen van de dumping een eind te maken.

(7)

Op grond van de verbintenis is UML er ook toe verplicht de Commissie in de vorm van kwartaalverslagen regelmatig gedetailleerde informatie te verstrekken over de invoer van het betrokken product uit India door UML in de Gemeenschap (en over de wederverkoop in de Gemeenschap van de met UML verbonden, in de Gemeenschap gevestigde partijen). In dergelijke verslagen moeten niet alleen de producten worden opgenomen waarop de verbintenis betrekking heeft en die in aanmerking komen voor vrijstelling van het antidumpingrecht maar ook de andere typen stalen kabels waarop de verbintenis niet van toepassing is en waarvoor derhalve het antidumpingrecht geldt.

(8)

Tenzij anders vermeld gaat de Commissie ervan uit dat de verkoopverslagen van UML (en de verslagen over de wederverkoop van haar verbonden, in de Gemeenschap gevestigde ondernemingen) volledig zijn en correcte informatie bevatten.

(9)

Voorts aanvaardde UML dat alleen vrijstelling van de antidumpingrechten kan worden verleend indien een „verbintenisfactuur” wordt overgelegd aan de douaneautoriteiten van de Gemeenschap. Bovendien verbond UML zich ertoe een dergelijke verbintenisfactuur niet op te stellen voor verkoop van die typen van het betrokken product waarop de verbintenis niet van toepassing is en waarvoor derhalve een antidumpingrecht geldt.

(10)

Verder gelden de bepalingen van de verbintenis ook voor iedere met UML verbonden onderneming, waar ook ter wereld.

(11)

Om te waarborgen dat de verbintenis werd nageleefd stemde UML er ook mee in de Commissie alle noodzakelijk geachte gegevens te verstrekken en controlebezoeken in haar bedrijven en in de bedrijven van haar verbonden ondernemingen toe te staan zodat de juistheid en de betrouwbaarheid van de gegevens in de kwartaalverslagen konden worden gecontroleerd.

(12)

In dit verband vonden controlebezoeken plaats in de bedrijven van UML in India en in het bedrijf van een in Dubai gevestigde verbonden onderneming, namelijk Brunton Wolf Wire Ropes FZE.

(13)

Bij het controlebezoek aan de Indiase onderneming bleek dat belangrijke hoeveelheden van het betrokken product waarop de verbintenis niet van toepassing was niet waren vermeld in de kwartaalverslagen aan de Commissie. Bovendien waren de goederen in kwestie door UML verkocht aan haar verbonden importeurs in het Verenigd Koninkrijk en Denemarken en opgenomen in de verbintenisfacturen.

(14)

Bij het controlebezoek aan de in Dubai gevestigde onderneming bleek dat bepaalde stalen kabels vanuit Dubai naar de Gemeenschap waren uitgevoerd en bij invoer in de Gemeenschap waren aangegeven als van oorsprong uit de Verenigde Arabische Emiraten. Deze goederen waren echter in feite van oorsprong uit India zodat de antidumpingmaatregelen van toepassing waren die gelden bij invoer van stalen kabels van oorsprong uit India. De goederen in kwestie waren niet vermeld in het kwartaalverslag over de verkoop en de onderneming gaf toe dat er ook geen antidumpingrechten waren betaald. Voorts waren de goederen wederverkocht aan de eerste onafhankelijke afnemer in de Gemeenschap tegen prijzen die onder de minimuminvoerprijzen lagen.

(15)

In Besluit 2006/38/EG (5) van de Commissie zijn de schendingen van de verbintenis meer gedetailleerd uiteengezet.

(16)

Rekening houdend met deze schendingen werd de aanvaarding van de verbintenis die was aangeboden door Usha Martin Industries & Usha Beltron Ltd, nu bekend onder de naam Usha Martin Ltd (aanvullende Taric-code A024), ingetrokken bij Besluit (EG) nr. 2006/38/EG. Er moet derhalve onverwijld een definitief antidumpingrecht worden ingesteld op de invoer van het betrokken product dat door de betrokken onderneming naar de Gemeenschap wordt uitgevoerd.

(17)

Overeenkomstig artikel 8, lid 9 van de basisverordening moet het antidumpingrecht worden vastgesteld op basis van de gegevens die werden vastgesteld in het kader van het onderzoek dat tot de verbintenis leidde. Aangezien het onderzoek in kwestie bij Verordening (EG) nr. 1796/1999 werd beëindigd en definitief dumping en daaruit voortvloeiende schade werden vastgesteld, wordt het passend geacht de definitieve antidumpingrechten vast te stellen op het niveau en in de vorm die bij deze verordening werden opgelegd, namelijk 23,8 % van de nettoprijs, cif franco grens Gemeenschap, vóór inklaring.

C.   WIJZIGING VAN VERORDENING (EG) Nr. 1858/2005

(18)

Gezien het bovenstaande moet Verordening (EG) nr. 1858/2005 dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De tabel in artikel 2, lid 1 van Verordening (EG) nr. 1858/2005 wordt door de volgende tabel vervangen:

Land

Onderneming

Aanvullende Taric-code

„Zuid-Afrika

Haggie

Lower Germiston Road

Jupiter

PO Box 40072

Cleveland

Zuid-Afrika

A023”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 23 januari 2006.

Voor de Raad

De voorzitter

J. PRÖLL


(1)  PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2117/2005 (PB L 340 van 23.12.2005, blz. 17).

(2)  PB L 217 van 17.8.1999, blz. 1.

(3)  PB L 299 van 16.11.2005, blz. 1.

(4)  PB L 217 van 17.8.1999, blz. 63. Besluit gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1678/2003 (PB L 238 van 25.9.2003, blz. 13).

(5)  Zie bladzijde 54 van dit Publiactieblad.


26.1.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 22/3


VERORDENING (EG) Nr. 122/2006 VAN DE RAAD

van 23 januari 2006

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 74/2004 tot instelling van een definitief compenserend recht op katoenhoudend beddenlinnen uit India

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2026/97 van de Raad van 6 oktober 1997 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid van de Europese Gemeenschap zijn (1) (hierna de „basisverordening” genoemd),

Gelet op artikel 2 van Verordening (EG) nr. 74/2004 van de Raad van 13 januari 2004 tot vaststelling van een definitief compenserend recht op de invoer van katoenhoudend beddenlinnen uit India (2),

Gezien het voorstel dat de Commissie na overleg in het kader van het Raadgevend Comité heeft ingediend,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   VOORAFGAANDE PROCEDURE

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 74/2004 heeft de Raad een definitief compenserend recht ingesteld op de invoer in de Gemeenschap van katoenhoudend beddenlinnen uit India vallende onder GN-codes ex 6302 21 00 (Taric-codes 6302210081, 6302210089), ex 6302 22 90 (Taric-code 6302229019), ex 6302 31 00 (Taric-code 6302310090) en ex 6302 32 90 (Taric-code 6302329019). Gezien het grote aantal medewerkende ondernemingen werd een steekproef samengesteld van Indiase producenten/exporteurs en werden individuele rechten vastgesteld variërend van 4,4 tot 10,4 % voor de ondernemingen in de steekproef terwijl voor andere ondernemingen die hun medewerking verleenden doch geen deel uitmaakten van de steekproef een recht werd vastgesteld van 7,6 %. Aan ondernemingen die zich niet bekendmaakten of geen medewerking verleenden aan het onderzoek werd een recht van 10,4 % opgelegd.

(2)

Artikel 2 van Verordening (EG) nr. 74/2004 bepaalt dat wanneer een nieuwe producent/exporteur in India ten genoegen van de Commissie aantoont dat hij het in artikel 1, lid 1, beschreven product in het onderzoektijdvak (1 oktober 2001 tot en met 30 september 2002) niet naar de Gemeenschap heeft uitgevoerd (eerste criterium); hij geen banden heeft met exporteurs of producenten in India waarop de bij deze verordening ingestelde compenserende maatregelen van toepassing zijn (tweede criterium), en hij het betrokken product na het onderzoektijdvak waarop de maatregelen zijn gebaseerd naar de Gemeenschap heeft uitgevoerd of dat hij een onherroepelijke contractuele verplichting heeft een aanzienlijke hoeveelheid van dit product naar de Gemeenschap uit te voeren (derde criterium); artikel 1, lid 3, van die verordening kan worden gewijzigd door de nieuwe producent/exporteur het recht toe te kennen dat van toepassing is op de medewerkende ondernemingen die niet in de steekproef zijn opgenomen, dat wil zeggen 7,6 %.

(3)

Bij Verordening (EG) nr. 2143/2004 (3) werden 15 ondernemingen toegevoegd aan de lijst van Indiase producenten/exporteurs in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 74/2004.

B.   VERZOEKEN VAN NIEUWE PRODUCENTEN/EXPORTEURS

(4)

13 Indiase ondernemingen hebben een verzoek ingediend om op een zelfde manier te worden behandeld als de ondernemingen die hebben meegewerkt aan het oorspronkelijke onderzoek doch niet zijn geselecteerd in de steekproef („status van nieuwkomer”).

(5)

Vier van de Indiase ondernemingen die hadden verzocht om de status van nieuwkomer beantwoordden de vragenlijst niet en één ging niet in op het verzoek om aanvullende informatie nadat deze onderneming de vragenlijst onvolledig had ingevuld. Het was derhalve niet mogelijk na te gaan of deze ondernemingen voldeden aan de in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 74/2004 uiteengezette criteria en hun verzoeken moesten derhalve worden afgewezen.

(6)

De overige acht ondernemingen vulden de vragenlijst in die tot doel had na te gaan of zij voldeden aan de bepalingen van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 74/2004.

(7)

Het door vijf van de bovengenoemde Indiase producenten/exporteurs ingediende bewijsmateriaal wordt voldoende geacht om hen het recht toe te kennen dat van toepassing is op de medewerkende ondernemingen die geen deel uitmaken van de steekproef (dat wil zeggen 7,6 %) en hen derhalve toe te voegen aan de lijst van producenten/exporteurs in de bijlage („de bijlage”) bij Verordening (EG) nr. 74/2004.

(8)

Van de drie overige Indiase producenten/exporteurs voerden twee het betrokken product tijdens het oorspronkelijke onderzoektijdvak (dat wil zeggen van 1 oktober 2001 tot 30 september 2002) uit naar de Gemeenschap en kon één geen bewijsmateriaal voorleggen waaruit bleek dat hij tijdens het onderzoektijdvak niet naar de Gemeenschap uitvoerde.

(9)

Onder deze omstandigheden was de Commissie van oordeel dat de drie hierboven genoemde ondernemingen niet voldeden aan ten minste één van de in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 74/2004 vermelde criteria, namelijk het eerste. Deze verzoeken moesten derhalve worden afgewezen.

(10)

Ondernemingen die niet de status van nieuwkomer hadden verkregen werden op de hoogte gebracht van de redenen voor dit besluit en werden in de gelegenheid gesteld hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken.

(11)

Alle argumenten en standpunten van belanghebbenden werden onderzocht en waar nodig werd er terdege rekening mee gehouden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De volgende ondernemingen worden toegevoegd aan de lijst van exporteurs/producenten in India die vermeld staan op de lijst in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 74/2004:

Alok Industries Limited

Mumbai

Texel Industries

Chennai

Textrade International Private Limited

Mumbai

Welspun India Limited

Mumbai

Yellows Spun and Linens Private Limited

Mumbai.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 23 januari 2006.

Voor de Raad

De voorzitter

J. PRÖLL


(1)  PB L 288 van 21.10.1997, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 461/2004 (PB L 77 van 13.3.2004, blz. 12).

(2)  PB L 12 van 17.1.2004, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2143/2004 (PB L 370 van 17.12.2004, blz. 1).

(3)  PB L 370 van 17.12.2004, blz. 1.


26.1.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 22/5


VERORDENING (EG) Nr. 123/2006 VAN DE RAAD

van 23 januari 2006

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1338/2002 tot instelling van een definitief compenserend recht op sulfanilzuur uit India en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1339/2002 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op sulfanilzuur uit onder meer India

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) (hierna „de basisantidumpingverordening” genoemd), en met name op artikel 8 en artikel 11, lid 3,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2026/97 van de Raad van 6 oktober 1997 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (2) (hierna „de basisantisubsidieverordening” genoemd), en met name op de artikelen 13 en 19,

Gezien het voorstel dat de Commissie na overleg in het raadgevend comité heeft ingediend,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   PROCEDURE

1.   Vorige onderzoeken en thans geldende maatregelen

(1)

In juli 2002 heeft de Raad bij Verordening (EG) nr. 1338/2002 (3) definitieve compenserende rechten ingesteld op sulfanilzuur uit India en op dezelfde dag, bij Verordening (EG) nr. 1339/2002 (4), definitieve antidumpingrechten op sulfanilzuur uit de Volksrepubliek China en India (hierna „de maatregelen” genoemd).

(2)

In het kader van deze procedures heeft de Commissie bij Besluit 2002/611/EG (5) een prijsverbintenis aanvaard die was aangeboden door een Indiase onderneming, Kokan Synthetics & Chemicals Pvt Ltd (hierna „de onderneming” genoemd).

(3)

In juni 2003 heeft de Commissie overeenkomstig artikel 12 van de basisantidumpingverordening een onderzoek ingesteld naar de eventuele absorptie van de rechten op sulfanilzuur uit de Volksrepubliek China (6) (hierna „het absorptieonderzoek” genoemd).

(4)

In december 2003 heeft de onderneming de Commissie ervan in kennis gesteld dat zij haar verbintenis wenste op te zeggen. Bijgevolg werd het besluit van de Commissie tot aanvaarding van de verbintenis bij Besluit 2004/255/EG van de Commissie (7) ingetrokken.

(5)

In februari 2004 werd het onderzoek naar de eventuele absorptie van de rechten op sulfanilzuur uit de Volksrepubliek China beëindigd bij Verordening (EG) nr. 236/2004 van de Raad (8), waarbij het definitieve antidumpingrecht op sulfanilzuur uit de Volksrepubliek China werd verhoogd van 21 % tot 33,7 %.

2.   Verzoek om een tussentijdse herziening

(6)

In december 2004, na de beëindiging van het absorptieonderzoek, heeft de onderneming een verzoek ingediend om een tussentijds onderzoek overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisantidumpingverordening en artikel 19 van de basisantisubsidieverordening, welk onderzoek beperkt zou zijn tot een onderzoek naar de aanvaardbaarheid van de door de onderneming aangeboden verbintenis.

(7)

De onderneming voerde aan dat zij de verbintenis had opgezegd omdat Chinese exporteurs na de instelling van de maatregelen in 2002 de antidumpingrechten absorbeerden, waardoor de prijzen daalden en de verbintenis onuitvoerbaar werd. Vervolgens werden de rechten op sulfanilzuur uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van het absorptieonderzoek verhoogd, waardoor de marktprijzen stegen. In die omstandigheden was de onderneming bereid opnieuw een verbintenis aan te bieden op dezelfde voorwaarden als voorheen, omdat deze doeltreffend waren gebleken om aan de schadelijke gevolgen van dumping en subsidiëring een einde te maken.

(8)

De onderneming kon aantonen dat zij sinds de eerdere bevindingen geen structurele wijzigingen had ondergaan die gevolgen zouden kunnen hebben voor de aanvaarding en tenuitvoerlegging van een verbintenis.

(9)

Daarom heeft de Commissie in april 2005, na een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie  (9), een tussentijds onderzoek geopend voor een eventuele wijziging van de maatregelen ten aanzien van de invoer van sulfanilzuur uit India, welk onderzoek beperkt was tot een onderzoek naar de aanvaardbaarheid van de door de onderneming aangeboden verbintenis.

3.   Procedure

(10)

De Commissie heeft de vertegenwoordigers van India, de indiener van het verzoek en de EU-producenten in kennis gesteld van de opening van het tussentijdse onderzoek en alle rechtstreeks betrokkenen in de gelegenheid gesteld hun standpunt schriftelijk uiteen te zetten en te verzoeken te worden gehoord.

(11)

De onderneming heeft haar oorspronkelijke verbintenis opnieuw aangeboden.

(12)

De Commissie heeft alle gegevens die zij voor het onderzoek nodig had, verzameld en gecontroleerd.

B.   BEVINDINGEN VAN HET ONDERZOEK

(13)

Uit het onderzoek bleek dat sedert het oorspronkelijke onderzoek geen structurele wijzigingen in de onderneming hadden plaatsgevonden die negatieve gevolgen konden hebben voor de aanvaardbaarheid en uitvoerbaarheid van de verbintenis. Bovendien was bij toepassing van de oorspronkelijke verbintenis gebleken dat de Commissie de naleving van de verbintenis kon controleren en dat de onderneming de verbintenis in acht nam.

(14)

Het was evenwel zo dat de prijzen van de belangrijkste grondstoffen waarvan sulfanilzuur wordt vervaardigd, met name aniline, en de belangrijkste grondstof daarvoor, benzeen, aanzienlijk waren gewijzigd sinds het oorspronkelijke onderzoek. Daarom stemde de onderneming ermee in de oorspronkelijk aangeboden minimumprijs aan te passen aan de cyclische aard van de prijzen van sulfanilzuur om het risico op schadelijke dumping zoveel mogelijk te beperken. Daar er een voor iedereen toegankelijke en onafhankelijke databank bestaat die betrouwbare gegevens bevat over de internationale prijzen van benzeen, maar niet van aniline, en daar er een sterk verband is tussen de prijs van benzeen en de prijs van aniline, werd de indexering gebaseerd op de prijs van benzeen.

(15)

De EU-producenten voerden aan dat het niet toelaatbaar was dat de onderneming de vorm van de maatregelen kon kiezen en zich met name slechts aan de minimuminvoerprijs behoefde te houden wanneer de marktprijzen voor haar gunstig waren. Het zou een onderneming inderdaad niet mogen worden toegestaan om de vorm van de maatregelen te wijzigen al naar gelang de ontwikkelingen op de markt. Er dient evenwel rekening te worden gehouden met de uitzonderlijke omstandigheden van dit geval. Bij het absorptieonderzoek bleek namelijk dat de daling van de marktprijzen op het ogenblik waarop de onderneming haar verbintenis opzegde, veroorzaakt was door de absorptie van de antidumpingrechten door Chinese exporteurs van sulfanilzuur. Gezien de gewijzigde omstandigheden als gevolg van het absorptieonderzoek, wordt de wens van de onderneming om opnieuw een verbintenis aan te bieden gerechtvaardigd geacht.

(16)

De EU-producenten voerden voorts aan dat de verbintenis slechts mocht worden aanvaard na een volledig tussentijds onderzoek, aangezien marktontwikkelingen die een nieuwe verbintenis kunnen rechtvaardigen, ook een herziening van de dumpingmarge van de onderneming kunnen rechtvaardigen. In dit verband wordt opgemerkt dat de Commissie er zich bij onderhavig onderzoek toe heeft beperkt na te gaan of een door de onderneming aangeboden verbintenis kon worden aanvaard, en dat zij geen verzoek heeft ontvangen om de opening van een tussentijds onderzoek naar andere aspecten. Dit argument moest dus worden afgewezen.

(17)

Een verwerkend bedrijf verzocht om een verlaging van het antidumpingrecht of, indien dit niet mogelijk was, om een oplossing voor het krappe aanbod van gezuiverd sulfanilzuur op de EU-markt door de invoering van contingenten. Gezien de beperkte reikwijdte van onderhavig onderzoek moet ook dit verzoek worden afgewezen.

C.   VERBINTENIS

(18)

Gelet op het voorgaande werd de verbintenis door de Commissie bij Besluit 2006/37/EG (10) aanvaard.

(19)

Om ervoor te zorgen dat de Commissie de naleving van de verbintenis kan controleren, wordt de vrijstelling van rechten slechts verleend wanneer bij de aangifte van het betrokken product voor het vrije verkeer een factuur wordt overgelegd die ten minste de in de bijlage vermelde gegevens bevat. Aan de hand van deze gegevens moet de douane ook kunnen nagaan of de goederen met de handelsdocumenten overeenstemmen. Indien een dergelijke factuur niet wordt overgelegd of wanneer deze niet overeenstemt met de goederen die bij de douane worden aangebracht, wordt geen vrijstelling verleend maar worden het toepasselijke antidumpingrecht en compenserende recht geheven.

(20)

Om de inachtneming van de verbintenis te waarborgen, moeten de importeurs er ook op worden gewezen dat het niet-nakomen van de verbintenis ertoe kan leiden dat het antidumpingrecht en het compenserende recht met terugwerkende kracht worden toegepast. Daarom moeten bepalingen worden vastgesteld volgens welke een douaneschuld ontstaat ten bedrage van het toepasselijke antidumpingrecht en compenserende recht wanneer niet is voldaan aan één of meer voorwaarden voor de vrijstelling van de rechten. Er dient een douaneschuld te ontstaan voor goederen die zonder de heffing van een antidumpingrecht of een compenserend recht in het vrije verkeer zijn gebracht, wanneer blijkt dat aan één of meer voorwaarden van de verbintenis niet is voldaan.

(21)

Bij niet-nakoming van de verbintenis kunnen het antidumpingrecht en compenserende recht worden geheven, mits de Commissie de aanvaarding van de verbintenis heeft ingetrokken overeenkomstig artikel 8, lid 9, van de basisantidumpingverordening of artikel 13, lid 9, van de basisantisubsidieverordening onder verwijzing naar de specifieke transactie en door ongeldigverklaring van de verbintenisfactuur. Overeenkomstig artikel 14, lid 7, van de basisantidumpingverordening en artikel 24, lid 7, van de basisantisubsidieverordening dient de douane de Commissie terstond in kennis te stellen van aanwijzingen dat een verbintenis niet wordt nagekomen.

(22)

Indien de verbintenis niet wordt nagekomen of wordt opgezegd of indien de aanvaarding van de verbintenis door de Commissie wordt ingetrokken, dienen het antidumpingrecht en compenserende recht die werden ingesteld overeenkomstig artikel 9, lid 4, van de basisantidumpingverordening en artikel 15, lid 1, van de basisantisubsidieverordening, te worden toegepast overeenkomstig artikel 8, lid 9, van de basisantidumpingverordening en artikel 13, lid 9, van de basisantisubsidieverordening,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   In artikel 1 van zowel Verordening (EG) nr. 1338/2002 als Verordening (EG) nr. 1339/2002 wordt het volgende lid ingevoegd:

„3.   In afwijking van lid 1, is het definitieve recht niet van toepassing op het bedoelde product dat overeenkomstig artikel 2 in het vrije verkeer wordt gebracht.”.

2.   Het volgende artikel wordt in Verordening (EG) nr. 1338/2002 ingevoegd:

„Artikel 2

2.1.   Goederen die worden aangegeven voor het vrije verkeer en waarvoor een factuur is opgesteld door ondernemingen waarvan de Commissie een verbintenis heeft aanvaard en waarvan de namen zijn vermeld in Besluit 2006/37/EG van de Commissie (11), zoals eventueel gewijzigd, zijn vrijgesteld van het bij artikel 1 ingestelde recht, mits:

zij door die ondernemingen zijn vervaardigd en door deze ondernemingen rechtstreeks aan de eerste onafhankelijke afnemer in de Europese Unie zijn verzonden en gefactureerd;

zij vergezeld gaan van een geldige verbintenisfactuur. Een verbintenisfactuur is een factuur die ten minste de in de bijlage opgenomen gegevens en verklaring bevat;

de bij de douane aangegeven en aangebrachte goederen nauwkeurig overeenstemmen met de beschrijving in de verbintenisfactuur.

2.   Er ontstaat een douaneschuld bij de aanvaarding van de aangifte voor het vrije verkeer van de in artikel 1 beschreven goederen die op de in lid 1 vermelde voorwaarden van rechten zijn vrijgesteld, wanneer wordt vastgesteld dat aan één of meer van deze voorwaarden niet is voldaan. De voorwaarde van lid 1, tweede streepje, wordt als niet vervuld beschouwd wanneer de verbintenisfactuur niet in overeenstemming is met het bepaalde in de bijlage, niet echt blijkt te zijn of wanneer de Commissie de aanvaarding van de verbintenis overeenkomstig artikel 8, lid 9, van Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (12) of artikel 13, lid 9, van de basisverordening heeft ingetrokken bij een verordening of besluit waarin wordt verwezen naar de specifieke transactie(s) en de desbetreffende verbintenisfactuur/facturen ongeldig wordt/worden verklaard.

3.   De importeurs aanvaarden als een normaal handelsrisico dat het niet voldoen door een partij aan één of meer van de in lid 1 genoemde voorwaarden die nader zijn omschreven in lid 2, een douaneschuld kan doen ontstaan overeenkomstig artikel 201 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (13). De douaneschuld zal worden geïnd bij intrekking van de aanvaarding van de verbintenis door de Commissie.

3.   Het volgende artikel wordt in Verordening (EG) nr. 1339/2002 ingevoegd:

„Artikel 2

3.1.   Goederen die worden aangegeven voor het vrije verkeer en waarvoor een factuur is opgesteld door ondernemingen waarvan de Commissie een verbintenis heeft aanvaard en waarvan de namen zijn vermeld in Besluit 2006/37/EG van de Commissie (14), zoals eventueel gewijzigd, zijn vrijgesteld van het bij artikel 1 ingestelde recht, mits:

zij door die ondernemingen zijn vervaardigd en door deze ondernemingen rechtstreeks aan de eerste onafhankelijke afnemer in de Europese Unie zijn verzonden en gefactureerd;

zij vergezeld gaan van een geldige verbintenisfactuur. Een verbintenisfactuur is een factuur die ten minste de in de bijlage opgenomen gegevens en verklaring bevat;

de bij de douane aangegeven en aangebrachte goederen nauwkeurig overeenstemmen met de beschrijving in de verbintenisfactuur.

2.   Er ontstaat een douaneschuld bij de aanvaarding van de aangifte voor het vrije verkeer van de in artikel 1 beschreven goederen die op de in lid 1 vermelde voorwaarden van rechten zijn vrijgesteld, wanneer wordt vastgesteld dat aan één of meer van deze voorwaarden niet is voldaan. De voorwaarde van lid 1, tweede streepje, wordt als niet vervuld beschouwd wanneer de verbintenisfactuur niet in overeenstemming is met het bepaalde in de bijlage, niet echt blijkt te zijn of wanneer de Commissie de aanvaarding van de verbintenis overeenkomstig artikel 8, lid 9, van Verordening (EG) nr. 384/96 of artikel 13, lid 9, van de basisverordening heeft ingetrokken bij een verordening of besluit waarin wordt verwezen naar de specifieke transactie(s) en de desbetreffende verbintenisfactuur/facturen ongeldig wordt/worden verklaard.

3.   De importeurs aanvaarden als een normaal handelsrisico dat het niet voldoen door een partij aan één of meer van de in lid 1 genoemde voorwaarden die nader zijn omschreven in lid 2, een douaneschuld kan doen ontstaan overeenkomstig artikel 201 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (15). De douaneschuld zal worden geïnd bij intrekking van de aanvaarding van de verbintenis door de Commissie.

4.   De tekst van de bijlage bij onderhavige verordening wordt zowel bij Verordening (EG) nr. 1338/2002 als bij Verordening (EG) nr. 1339/2002 gevoegd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 23 januari 2006.

Voor de Raad

De voorzitter

J. PRÖLL


(1)  PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 461/2004 (PB L 77 van 13.3.2004, blz. 12).

(2)  PB L 288 van 21.10.1997, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 461/2004.

(3)  PB L 196 van 25.7.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 492/2004 (PB L 80 van 18.3.2004, blz. 6).

(4)  PB L 196 van 25.7.2002, blz. 11. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 492/2004.

(5)  PB L 196 van 25.7.2002, blz. 36.

(6)  PB C 149 van 26.6.2003, blz. 14.

(7)  PB L 80 van 18.3.2004, blz. 29.

(8)  PB L 40 van 12.2.2004, blz. 17.

(9)  PB C 101 van 27.4.2005, blz. 34.

(10)  Zie bladzijde 52 van dit Publicatieblad.

(11)  Zie bladzijde 52 van dit Publicatieblad.

(12)  PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 461/2004 (PB L 77 van 13.3.2004, blz. 12).

(13)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 648/2005 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 117 van 4.5.2005, blz. 13).”.

(14)  Zie bladzijde 52 van dit Publicatieblad.

(15)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 648/2005 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 117 van 4.5.2005, blz. 13).”.


BIJLAGE

„BIJLAGE

De volgende gegevens moeten worden vermeld in de factuur voor sulfanilzuur waarop een verbintenis van toepassing is:

1)

De titel „COMMERCIAL INVOICE ACCOMPANYING GOODS SUBJECT TO AN UNDERTAKING”.

2)

De naam van de onderneming die de factuur heeft opgesteld en die is vermeld in artikel 1 van Besluit 2006/37/EG van de Commissie tot aanvaarding van de verbintenis.

3)

Het factuurnummer.

4)

De datum van afgifte van de factuur.

5)

De aanvullende Taric-code waaronder de op de factuur vermelde goederen aan de grens van de Europese Unie bij de douane worden aangegeven.

6)

Een nauwkeurige omschrijving van de goederen, met inbegrip van:

het „productcodenummer” (PCN) dat bij het onderzoek en in de verbintenis is gebruikt (bijvoorbeeld „PA99”, „PS85” of „TA98”);

de technische/fysische specificatie van het PCN, bijvoorbeeld voor „PA99” en „PS85” wit vrij vloeiend poeder en voor „TA98” grijs vrij vloeiend poeder;

de „company product code” (CPC) (indien van toepassing);

de GN-code;

de hoeveelheid (in ton).

7)

De verkoopvoorwaarden, met inbegrip van:

de prijs per ton,

de betalingsvoorwaarden,

de leveringsvoorwaarden,

het totaal van de kortingen.

8)

De naam van de onderneming die als importeur in de Europese Unie optreedt en die de rechtstreekse ontvanger is van de factuur.

9)

De naam van de werknemer van de onderneming die de factuur heeft opgesteld alsmede de hiernavolgende ondertekende verklaring:

„Ondergetekende bevestigt dat de verkoop voor rechtstreekse uitvoer naar de Europese Unie van de goederen waarop deze factuur betrekking heeft plaatsvindt in het kader en op de voorwaarden van de verbintenis die werd aangeboden door [NAAM VAN DE ONDERNEMING] en door de Commissie bij Besluit 2006/37/EG werd aanvaard. Hij/Zij verklaart dat de in deze factuur verstrekte informatie juist en volledig is.”.”


26.1.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 22/10


VERORDENING (EG) Nr. 124/2006 VAN DE COMMISSIE

van 25 januari 2006

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 26 januari 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 januari 2006.

Voor de Commissie

J. L. DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 386/2005 (PB L 62 van 9.3.2005, blz. 3).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 25 januari 2006 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

052

84,2

204

51,4

212

97,4

624

140,9

999

93,5

0707 00 05

052

148,3

204

101,5

999

124,9

0709 10 00

220

68,9

624

101,2

999

85,1

0709 90 70

052

96,9

204

132,8

999

114,9

0805 10 20

052

43,8

204

55,0

212

59,9

220

49,7

624

58,2

999

53,3

0805 20 10

204

74,4

999

74,4

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

052

62,5

204

89,2

400

78,4

464

148,0

624

76,5

662

32,0

999

81,1

0805 50 10

052

55,9

220

60,5

999

58,2

0808 10 80

400

129,0

404

104,0

720

67,5

999

100,2

0808 20 50

388

100,4

400

93,4

720

37,7

999

77,2


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 750/2005 van de Commissie (PB L 126 van 19.5.2005, blz. 12). De code „999” staat voor „andere oorsprong”.


26.1.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 22/12


VERORDENING (EG) Nr. 125/2006 VAN DE COMMISSIE

van 24 januari 2006

houdende vaststelling van eenheidswaarden voor de bepaling van de douanewaarde van bepaalde aan bederf onderhevige goederen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (1),

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie (2) houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92, inzonderheid op artikel 173, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In de artikelen 173 tot en met 177 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 is bepaald dat de Commissie periodieke eenheidswaarden vaststelt voor de producten die zijn omschreven in de in bijlage 26 van genoemde verordening opgenomen klasse-indeling.

(2)

De toepassing van de regels en maatstaven bepaald in voornoemde artikelen op de gegevens die overeenkomstig het bepaalde in artikel 173, lid 2, van voornoemde verordening aan de Commissie zijn medegedeeld, leidt ertoe voor de betrokken producten de eenheidswaarden vast te stellen die zijn vermeld in de bijlage bij de onderhavige verordening,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De eenheidswaarden bedoeld in artikel 173, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 worden vastgesteld zoals in de in de bijlage opgenomen lijst vermeld.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 27 januari 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 januari 2006.

Voor de Commissie

Günter VERHEUGEN

Vicevoorzitter


(1)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 648/2005 (PB L 117 van 4.5.2005, blz. 13).

(2)  PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 883/2005 (PB L 148 van 11.6.2005, blz. 5).


BIJLAGE

Rubriek

Omschrijving

Bedrag van de eenheidswaarden/100 kg netto

Soort, variëteit, GN-code

EUR

LTL

SEK

CYP

LVL

GBP

CZK

MTL

DKK

PLN

EEK

SIT

HUF

SKK

1.10

Nieuwe aardappelen (primeurs)

0701 90 50

34,72

19,92

993,09

259,08

543,21

8 700,18

119,87

24,16

14,90

133,25

8 313,78

1 301,03

322,99

23,79

 

 

 

 

1.30

Uien (andere dan plantuitjes)

0703 10 19

23,69

13,59

677,65

176,78

370,67

5 936,71

81,80

16,49

10,17

90,92

5 673,04

887,78

220,40

16,23

 

 

 

 

1.40

Knoflook

0703 20 00

166,35

95,45

4 758,52

1 241,39

2 602,86

41 688,04

574,38

115,78

71,42

638,48

39 836,53

6 234,07

1 547,66

113,99

 

 

 

 

1.50

Prei

ex 0703 90 00

69,23

39,73

1 980,37

516,63

1 083,24

17 349,44

239,04

48,19

29,72

265,72

16 578,89

2 594,45

644,10

47,44

 

 

 

 

1.60

Bloemkool

0704 10 00

1.80

Witte kool en rode kool

0704 90 10

48,40

27,77

1 384,48

361,18

757,30

12 129,04

167,12

33,69

20,78

185,76

11 590,35

1 813,79

450,29

33,17

 

 

 

 

1.90

Broccoli (Brassica oleracea L. convar. botrytis (L.) Alef var. italica Plenck)

ex 0704 90 90

 

 

 

 

1.100

Chinese kool

ex 0704 90 90

97,22

55,78

2 780,98

725,49

1 521,16

24 363,33

335,68

67,67

41,74

373,14

23 281,27

3 643,32

904,49

66,62

 

 

 

 

1.110

Kropsla

0705 11 00

1.130

Wortelen

ex 0706 10 00

43,68

25,06

1 249,47

325,96

683,44

10 946,21

150,82

30,40

18,75

167,65

10 460,05

1 636,91

406,38

29,93

 

 

 

 

1.140

Radijs

ex 0706 90 90

73,86

42,38

2 112,76

551,17

1 155,66

18 509,29

255,02

51,41

31,71

283,48

17 687,23

2 767,90

687,16

50,61

 

 

 

 

1.160

Erwten (Pisum sativum), peultjes daaronder begrepen

0708 10 00

365,89

209,95

10 466,16

2 730,38

5 724,87

91 690,93

1 263,33

254,66

157,07

1 404,31

87 618,62

13 711,56

3 404,02

250,72

 

 

 

 

1.170

Bonen:

 

 

 

 

 

 

1.170.1

Bonen (Vigna spp., Phaseolus spp.)

ex 0708 20 00

173,81

99,73

4 971,80

1 297,03

2 719,52

43 556,46

600,13

120,97

74,62

667,10

41 621,97

6 513,48

1 617,03

119,10

 

 

 

 

1.170.2

Bonen (Phaseolus spp., vulgaris var. Compressus Savi)

ex 0708 20 00

432,00

247,88

12 357,36

3 223,76

6 759,33

108 259,20

1 491,61

300,67

185,46

1 658,06

103 451,04

16 189,20

4 019,11

296,03

 

 

 

 

1.180

Tuinbonen

ex 0708 90 00

1.190

Artisjokken

0709 10 00

1.200

Asperges:

 

 

 

 

 

 

1.200.1

Groene

ex 0709 20 00

253,33

145,36

7 246,47

1 890,44

3 963,73

63 484,17

874,69

176,32

108,75

972,30

60 664,62

9 493,49

2 356,84

173,59

 

 

 

 

1.200.2

Andere

ex 0709 20 00

172,09

98,75

4 922,74

1 284,23

2 692,68

43 126,71

594,21

119,78

73,88

660,51

41 211,30

6 449,22

1 601,07

117,93

 

 

 

 

1.210

Aubergines

0709 30 00

147,55

84,66

4 220,67

1 101,08

2 308,66

36 976,03

509,46

102,69

63,34

566,31

35 333,80

5 529,44

1 372,73

101,11

 

 

 

 

1.220

Bleekselderij (Apium graveolens L., var. dulce (Mill.) Pers.)

ex 0709 40 00

83,59

47,96

2 390,96

623,75

1 307,83

20 946,48

288,60

58,18

35,88

320,81

20 016,17

3 132,36

777,64

57,28

 

 

 

 

1.230

Cantharellen

0709 59 10

334,34

191,84

9 563,80

2 494,98

5 231,28

83 785,60

1 154,41

232,70

143,53

1 283,23

80 064,40

12 529,39

3 110,53

229,11

 

 

 

 

1.240

Niet-scherp smakende pepers

0709 60 10

114,81

65,88

3 284,21

856,78

1 796,43

28 772,04

396,42

79,91

49,29

440,66

27 494,17

4 302,60

1 068,16

78,68

 

 

 

 

1.250

Venkel

0709 90 50

1.270

Bataten (zoete aardappelen), geheel, vers (bestemd voor menselijke consumptie)

0714 20 10

91,43

52,46

2 615,42

682,31

1 430,61

22 912,96

315,70

63,64

39,25

350,93

21 895,32

3 426,43

850,64

62,65

 

 

 

 

2.10

Kastanjes (Castanea spp.), vers

ex 0802 40 00

2.30

Ananassen, vers

ex 0804 30 00

68,81

39,48

1 968,24

513,47

1 076,60

17 243,18

237,58

47,89

29,54

264,09

16 477,36

2 578,56

640,15

47,15

 

 

 

 

2.40

Advocaten, vers

ex 0804 40 00

157,39

90,31

4 502,18

1 174,52

2 462,64

39 442,31

543,44

109,54

67,57

604,08

37 690,54

5 898,25

1 464,29

107,85

 

 

 

 

2.50

Guaves en manga's, vers

ex 0804 50

2.60

Sinaasappelen, andere dan pomeransen (bittere oranjeappelen), vers:

 

 

 

 

 

 

2.60.1

Bloedsinaasappelen en halfbloedsinaasappelen

ex 0805 10 20

 

 

 

 

2.60.2

Navels, navelines, navelates, salustiana's, verna's, valencia lates, maltaises, shamoutis, ovalis, trovita, hamlins

ex 0805 10 20

 

 

 

 

2.60.3

Andere

ex 0805 10 20

 

 

 

 

2.70

Mandarijnen (tangerines en satsuma's daaronder begrepen), vers; clementines, wilkings en dergelijke kruisingen van citrusvruchten, vers:

 

 

 

 

 

 

2.70.1

Clementines

ex 0805 20 10

 

 

 

 

2.70.2

Montreales en satsuma's

ex 0805 20 30

 

 

 

 

2.70.3

Mandarijnen en wilkings

ex 0805 20 50

 

 

 

 

2.70.4

Tangerines en andere

ex 0805 20 70

ex 0805 20 90

 

 

 

 

2.85

Lemmetjes (Citrus aurantifolia, Citrus latifolia), vers

0805 50 90

74,30

42,63

2 125,21

554,42

1 162,47

18 618,38

256,53

51,71

31,89

285,15

17 791,47

2 784,21

691,21

50,91

 

 

 

 

2.90

Pompelmoezen en pomelo's of grapefruit, vers:

 

 

 

 

 

 

2.90.1

Witte

ex 0805 40 00

60,18

34,53

1 721,41

449,08

941,59

15 080,73

207,78

41,88

25,83

230,97

14 410,95

2 255,19

559,87

41,24

 

 

 

 

2.90.2

Roze

ex 0805 40 00

84,88

48,70

2 427,87

633,38

1 328,01

21 269,83

293,06

59,07

36,44

325,76

20 325,16

3 180,71

789,64

58,16

 

 

 

 

2.100

Druiven voor tafelgebruik

0806 10 10

161,75

92,81

4 626,90

1 207,05

2 530,86

40 534,93

558,50

112,58

69,44

620,82

38 734,63

6 061,64

1 504,86

110,84

 

 

 

 

2.110

Watermeloenen

0807 11 00

43,62

25,03

1 247,75

325,51

682,50

10 931,17

150,61

30,36

18,73

167,42

10 445,68

1 634,66

405,82

29,89

 

 

 

 

2.120

Andere meloenen:

 

 

 

 

 

 

2.120.1

Amarillo, Cuper, Honey Dew (daaronder begrepen Cantalene), Onteniente, Piel de Sapo (daaronder begrepen Verde Liso), Rochet, Tendral, Futuro

ex 0807 19 00

40,98

23,51

1 172,22

305,80

641,19

10 269,44

141,49

28,52

17,59

157,28

9 813,34

1 535,70

381,25

28,08

 

 

 

 

2.120.2

Andere

ex 0807 19 00

94,56

54,26

2 704,80

705,62

1 479,50

23 695,98

326,49

65,81

40,59

362,92

22 643,56

3 543,52

879,71

64,80

 

 

 

 

2.140

Peren:

 

 

 

 

 

 

2.140.1

Peren — Nashi (Pyrus pyrifolia),

Peren — Ya (Pyrus bretscheideri)

ex 0808 20 50

 

 

 

 

2.140.2

Andere

ex 0808 20 50

 

 

 

 

2.150

Abrikozen

0809 10 00

134,41

77,13

3 844,84

1 003,03

2 103,08

33 683,50

464,10

93,55

57,70

515,88

32 187,50

5 037,07

1 250,50

92,11

 

 

 

 

2.160

Kersen

0809 20 95

0809 20 05

451,47

259,05

12 914,22

3 369,03

7 063,93

113 137,66

1 558,83

314,22

193,81

1 732,78

108 112,83

16 918,73

4 200,22

309,37

 

 

 

 

2.170

Perziken

0809 30 90

231,56

132,87

6 623,71

1 727,98

3 623,09

58 028,33

799,52

161,16

99,41

888,74

55 451,10

8 677,62

2 154,30

158,67

 

 

 

 

2.180

Nectarines

ex 0809 30 10

176,17

101,09

5 039,35

1 314,65

2 756,47

44 148,28

608,28

122,61

75,63

676,16

42 187,50

6 601,98

1 639,00

120,72

 

 

 

 

2.190

Pruimen

0809 40 05

154,90

88,88

4 430,89

1 155,92

2 423,65

38 817,74

534,84

107,81

66,50

594,52

37 093,71

5 804,85

1 441,10

106,14

 

 

 

 

2.200

Aardbeien

0810 10 00

322,94

185,30

9 237,79

2 409,93

5 052,96

80 929,54

1 115,06

224,77

138,64

1 239,49

77 335,18

12 102,29

3 004,50

221,30

 

 

 

 

2.205

Frambozen

0810 20 10

530,81

304,58

15 183,87

3 961,13

8 305,40

133 021,44

1 832,79

369,45

227,88

2 037,31

127 113,50

19 892,17

4 938,41

363,74

 

 

 

 

2.210

Blauwe bosbessen (vruchten van de Vaccinium myrtillus)

0810 40 30

1 068,17

612,92

30 555,00

7 971,11

16 713,23

267 683,40

3 688,18

743,45

458,57

4 099,74

255 794,67

40 029,67

9 937,72

731,96

 

 

 

 

2.220

Kiwi's (Actinidia chinensis Planch.)

0810 50 00

158,53

90,96

4 534,74

1 183,01

2 480,45

39 727,49

547,37

110,34

68,06

608,45

37 963,06

5 940,89

1 474,88

108,63

 

 

 

 

2.230

Granaatappels

ex 0810 90 95

201,31

115,51

5 758,47

1 502,26

3 149,82

50 448,29

695,08

140,11

86,42

772,65

48 207,71

7 544,09

1 872,89

137,95

 

 

 

 

2.240

Kaki-appels (daaronder begrepen sharonvrucht)

ex 0810 90 95

166,13

95,32

4 752,01

1 239,69

2 599,29

41 630,98

573,60

115,62

71,32

637,61

39 782,00

6 225,54

1 545,55

113,84

 

 

 

 

2.250

Lychees

ex 0810 90


26.1.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 22/18


VERORDENING (EG) Nr. 126/2006 VAN DE COMMISSIE

van 25 januari 2006

tot vaststelling van de mate waarin gevolg kan worden gegeven aan de aanvragen om invoercertificaten voor bepaalde producten in de sector varkensvlees, die in december 2005 worden ingediend op grond van de regeling die is vastgesteld in de door de Gemeenschap gesloten overeenkomsten met Bulgarije en Roemenië

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2040/2005 van de Commissie van 14 december 2005 houdende vaststelling van bepalingen voor de uitvoering, in de sector varkensvlees, van de regeling waarin de Europaovereenkomsten met Bulgarije en Roemenië voorzien (1), en met name op artikel 4, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De in de invoercertificaten voor het eerste kwartaal van 2006 aangevraagde hoeveelheden zijn niet groter dan de beschikbare hoeveelheden en kunnen derhalve volledig worden ingewilligd.

(2)

De overblijvende hoeveelheid moet worden bepaald die bij de beschikbare hoeveelheid voor de volgende periode wordt gevoegd.

(3)

Het is dienstig er de aandacht van de handelaren op te vestigen dat de certificaten slechts gebruikt mogen worden voor producten die voldoen aan alle in de Gemeenschap geldende veterinairrechtelijke voorschriften,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Op grond van Verordening (EG) nr. 2040/2005 ingediende aanvragen om invoercertificaten voor de periode van 1 januari tot en met 31 maart 2006 worden ingewilligd voor het in bijlage I aangegeven percentage.

2.   Voor de periode van 1 april tot en met 30 juni 2006 kunnen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2040/2005 invoercertificaten worden aangevraagd tot de in bijlage II aangegeven hoeveelheid.

3.   De certificaten mogen slechts worden gebruikt voor producten die voldoen aan alle in de Gemeenschap geldende veterinairrechtelijke voorschriften.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 26 januari 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 januari 2006.

Voor de Commissie

J. L. DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 328 van 15.12.2005, blz. 34.


BIJLAGE I

Volgnummer

Percentage waarvoor de invoercertificaten worden ingewilligd voor de periode van 1 januari tot en met 31 maart 2006

09.4671

09.4751

09.4752

09.4756


BIJLAGE II

(t)

Volgnummer

Totale beschikbare hoeveelheid voor de periode van 1 april tot en met 30 juni 2006

09.4671

4 400,0

09.4752

2 125,0

09.4756

15 625,0


26.1.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 22/20


VERORDENING (EG) Nr. 127/2006 VAN DE COMMISSIE

van 25 januari 2006

tot vaststelling van de mate waarin gevolg kan worden gegeven aan de in januari 2006 ingediende aanvragen om invoercertificaten voor de tariefcontingenten voor rundvlees die bij Verordening (EG) nr. 1279/98 zijn vastgesteld voor Bulgarije en Roemenië

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1279/98 van de Commissie van 19 juni 1998 tot vaststelling van de bepalingen voor de toepassing van de tariefcontingenten voor rundvlees die bij de Besluiten 2003/286/EG en 2003/18/EG van de Raad zijn vastgesteld voor Bulgarije en Roemenië (2), en met name op artikel 4, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

In artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1279/98 is bepaald welke hoeveelheden producten van de sector rundvlees van oorsprong uit Bulgarije en Roemenië in de periode van 1 juli 2005 tot en met 30 juni 2006 onder speciale voorwaarden mogen worden ingevoerd. Invoercertificaten zijn aangevraagd voor zodanige hoeveelheden producten van de sector rundvlees van oorsprong uit Bulgarije en Roemenië dat de aanvragen volledig kunnen worden ingewilligd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De certificaataanvragen voor invoer in de periode van 1 januari tot en met 30 juni 2006 in het kader van de in Verordening (EG) nr. 1279/98 bedoelde contingenten worden volledig ingewilligd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 26 januari 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 januari 2006.

Voor de Commissie

J. L. DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 21. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1899/2004 van de Commissie (PB L 328 van 30.10.2004, blz. 67).

(2)  PB L 176 van 20.6.1998, blz. 12. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1240/2005 (PB L 200 van 30.7.2005, blz. 34).


26.1.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 22/21


VERORDENING (EG) Nr. 128/2006 VAN DE COMMISSIE

van 25 januari 2006

betreffende de afgifte van invoercertificaten voor rietsuiker in het kader van bepaalde tariefcontingenten en preferentiële overeenkomsten

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad van 19 juni 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1095/96 van de Raad van 18 juni 1996 betreffende de tenuitvoerlegging van de concessies in de lijst CXL die is opgesteld naar aanleiding van de voltooiing van de onderhandelingen in het kader van artikel XXIV, lid 6, van de GATT (2),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1159/2003 van de Commissie van 30 juni 2003 tot vaststelling, voor de verkoopseizoenen 2003/2004, 2004/2005 en 2005/2006, van de uitvoeringsbepalingen voor de invoer van rietsuiker in het kader van bepaalde tariefcontingenten en preferentiële overeenkomsten en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1464/95 en (EG) nr. 779/96 (3), en met name op artikel 5, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1159/2003 zijn de voorwaarden vastgesteld voor de bepaling van de leveringsverplichtingen tegen nulrecht van de producten van GN-code 1701, uitgedrukt in wittesuikerequivalent, voor invoer van oorsprong uit de landen die het ACS-protocol en de overeenkomst met India hebben ondertekend.

(2)

Uit de in artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1159/2003 bedoelde boeking is gebleken dat, voor de leveringsperiode 2005/2006 waarvoor de maximumhoeveelheden reeds zijn bereikt, toch nog hoeveelheden suiker beschikbaar zijn voor de leveringsverplichtingen van preferentiële suiker uit India.

(3)

De Commissie moet derhalve bepalen dat de betrokken maximumhoeveelheden niet meer zijn bereikt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De maximumhoeveelheden voor de leveringsverplichtingen van preferentiële suiker uit India voor de leveringsperiode 2005/2006 zijn niet meer bereikt.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 26 januari 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 januari 2006.

Voor de Commissie

J. L. DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 178 van 30.6.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 987/2005 van de Commissie (PB L 167 van 29.6.2005, blz. 12).

(2)  PB L 146 van 20.6.1996, blz. 1.

(3)  PB L 162 van 1.7.2003, blz. 25. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 568/2005 (PB L 97 van 15.4.2005, blz. 9).


26.1.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 22/22


VERORDENING (EG) Nr. 129/2006 VAN DE COMMISSIE

van 25 januari 2006

tot wijziging van de bij Verordening (EG) nr. 1011/2005 voor het verkoopseizoen 2005/2006 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten van de sector suiker

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad van 19 juni 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1423/95 van de Commissie van 23 juni 1995 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor de invoer van producten uit de sector suiker, andere dan melasse (2), en met name op artikel 1, lid 2, tweede alinea, tweede zin, en artikel 3, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De representatieve prijzen en de aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en bepaalde stropen voor het verkoopseizoen 2005/2006 zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1011/2005 van de Commissie (3). Deze prijzen en invoerrechten zijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 111/2006 van de Commissie (4).

(2)

De bovenbedoelde prijzen en invoerrechten moeten op grond van de gegevens waarover de Commissie nu beschikt, overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EG) nr. 1423/95 worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bij Verordening (EG) nr. 1011/2005 voor het verkoopseizoen 2005/2006 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1423/95 bedoelde producten worden gewijzigd zoals aangegeven in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 26 januari 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 januari 2006.

Voor de Commissie

J. L. DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 178 van 30.6.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 39/2004 van de Commissie (PB L 6 van 10.1.2004, blz. 16).

(2)  PB L 141 van 24.6.1995, blz. 16. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 624/98 (PB L 85 van 20.3.1998, blz. 5).

(3)  PB L 170 van 1.7.2005, blz. 35.

(4)  PB L 19 van 24.1.2006, blz. 4.


BIJLAGE

Met ingang van 26 januari 2006 geldende gewijzigde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en de producten van GN-code 1702 90 99

(EUR)

GN-code

Representatieve prijs per 100 kg nettogewicht van het betrokken product

Aanvullend invoerrecht per 100 kg nettogewicht van het betrokken product

1701 11 10 (1)

36,00

0,49

1701 11 90 (1)

36,00

4,10

1701 12 10 (1)

36,00

0,35

1701 12 90 (1)

36,00

3,81

1701 91 00 (2)

33,91

8,28

1701 99 10 (2)

33,91

4,16

1701 99 90 (2)

33,91

4,16

1702 90 99 (3)

0,34

0,32


(1)  Vastgesteld voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage I, punt II, bij Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad (PB L 178 van 30.6.2001, blz. 1).

(2)  Vastgesteld voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage I, punt I, bij Verordening (EG) nr. 1260/2001.

(3)  Vastgesteld per procentpunt sacharosegehalte.


26.1.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 22/24


RICHTLIJN 2006/9/EG VAN DE COMMISSIE

van 23 januari 2006

tot wijziging van Richtlijn 90/642/EEG van de Raad wat betreft de daarin vastgestelde maximumgehalten voor diquat

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 90/642/EEG van de Raad van 27 november 1990 tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op bepaalde producten van plantaardige oorsprong, met inbegrip van groenten en fruit (1), en met name op artikel 7,

Gelet op Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (2), en met name op artikel 4, lid 1, onder f),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig Richtlijn 91/414/EEG valt de toelating van gewasbeschermingsmiddelen voor gebruik op bepaalde gewassen onder de bevoegdheid van de lidstaten. Deze toelating moet stoelen op een beoordeling van de gevolgen voor de gezondheid van mens en dier en voor het milieu. Bij deze beoordeling moet onder meer worden gekeken naar de blootstelling van toedieners en omstanders, de milieueffecten in bodem, water en lucht en de gevolgen bij mens en dier van de consumptie van residuen op behandelde gewassen.

(2)

De maximumresidugehalten (MRL's) worden vastgesteld op basis van een zodanige toepassing van de minimumhoeveelheden bestrijdingsmiddelen die voor een effectieve gewasbescherming nodig zijn, dat de hoeveelheid residu zo klein mogelijk is en, met name uit het oogpunt van milieubescherming en gelet op de geschatte opname via de voeding, toxicologisch aanvaardbaar blijft.

(3)

De MRL's van bestrijdingsmiddelen moeten telkens opnieuw worden bezien. Zij kunnen worden aangepast naar aanleiding van nieuwe toepassingen of informatie.

(4)

De MRL's worden op de ondergrens van de analytische bepaling vastgesteld wanneer toegelaten toepassingen van gewasbeschermingsmiddelen niet tot waarneembare gehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in of op het levensmiddel leiden, wanneer er geen toegelaten toepassingen zijn, wanneer door de lidstaten toegelaten toepassingen niet met de nodige gegevens zijn onderbouwd, of wanneer toepassingen in derde landen die leiden tot residuen in of op levensmiddelen die op de markt van de Gemeenschap verkrijgbaar kunnen zijn, niet met de overeenkomstige nodige gegevens zijn onderbouwd.

(5)

De Commissie is in kennis gesteld van nieuwe of gewijzigde toepassingen van diquat, dat onder Richtlijn 90/642/EEG valt.

(6)

De levenslange blootstelling van de consument aan dit bestrijdingsmiddel via levensmiddelen die residuen daarvan kunnen bevatten, is beoordeeld volgens in de Gemeenschap gangbare procedures en werkwijzen en door de Wereldgezondheidsorganisatie gepubliceerde richtsnoeren (3). Er is berekend dat met de MRL's in kwestie de aanvaardbare dagelijkse inname niet wordt overschreden.

(7)

Uit de beschikbare informatie blijkt dat geen acute referentiedosis (ARfD) en dus ook geen beoordeling van de acute effecten nodig is.

(8)

Daarom moeten voor diquat nieuwe MRL's worden vastgesteld.

(9)

Dat op communautair niveau voorlopige MRL's worden vastgesteld of gewijzigd, neemt niet weg dat de lidstaten overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder f), van Richtlijn 91/414/EEG en bijlage VI daarbij voorlopige MRL's voor diquat kunnen vaststellen. Om andere toepassingen van diquat toe te staan, volstaat een periode van vier jaar. Daarna moeten de voorlopige communautaire MRL's definitief worden.

(10)

Richtlijn 90/642/EEG moet dus dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(11)

De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Richtlijn 90/642/EEG wordt als volgt gewijzigd: In groep „4. Oliehoudende zaden” wordt tussen de regels „Katoenzaad” en „Andere” de regel „Hennepzaad” ingevoegd.

Artikel 2

Bijlage II, deel A, bij Richtlijn 90/642/EEG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.

Artikel 3

1.   De lidstaten dienen uiterlijk op 26 juli 2006 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

Zij passen die bepalingen toe vanaf 27 juli 2006.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 4

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 5

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 23 januari 2006.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 350 van 14.12.1990, blz. 71. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/76/EG van de Commissie (PB L 293 van 9.11.2005, blz. 14).

(2)  PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/72/EG van de Commissie (PB L 279 van 22.10.2005, blz. 63).

(3)  Guidelines for predicting dietary intake of pesticide residues (herziene versie), opgesteld door het GEMS/voedselprogramma in samenwerking met het Codex-comité voor residuen van bestrijdingsmiddelen, gepubliceerd door de Wereldgezondheidsorganisatie, 1997 (WHO/FSF/FOS/97.7).


BIJLAGE

In bijlage II, deel A, bij Richtlijn 90/642/EEG komt de kolom voor diquat als volgt te luiden:

Residuen van bestrijdingsmiddelen en maximumgehalten aan residuen (mg/kg)

Groepen en voorbeelden van afzonderlijke producten waarop de maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen van toepassing zijn

Diquat

„1.

Fruit, vers, gedroogd of ongekookt, bevroren, zonder toegevoegde suiker; noten

0,05 (1)  (2)

i)

CITRUS VRUCHTEN

 

Grapefruits

 

Citroenen

 

Limoenen

 

Mandarijnen (inclusief clementines en soortgelijke kruisingen van citrusvruchten)

 

Sinaasappelen

 

Pomelo's

 

Andere

 

ii)

NOTEN (al dan niet in de dop, schil of schaal)

 

Amandelen

 

Paranoten

 

Cashewnoten

 

Kastanjes

 

Kokosnoten

 

Hazelnoten

 

Macadamianoten

 

Pecannoten

 

Pijnboompitten

 

Pistaches (pimpernoten)

 

Walnoten (okkernoten)

 

Andere

 

iii)

PITVRUCHTEN

 

Appelen

 

Peren

 

Kweeperen

 

Andere

 

iv)

STEENVRUCHTEN

 

Abrikozen

 

Kersen

 

Perziken (inclusief nectarines en soortgelijke kruisingen)

 

Pruimen

 

Andere

 

v)

BESVRUCHTEN EN KLEINFRUIT

 

a)

Tafel- en wijndruiven

 

Tafeldruiven

 

Wijndruiven

 

b)

Aardbeien (andere dan bosaardbeien)

 

c)

Rubussoorten (andere dan wilde vruchten)

 

Bramen

 

Dauwbramen

 

Loganbessen

 

Frambozen

 

Andere

 

d)

Ander kleinfruit en besvruchten (voorzover niet wild)

 

Blauwe bosbessen

 

Veenbessen

 

Aalbessen (rood, zwart en wit)

 

Kruisbessen

 

Andere

 

e)

Wilde besvruchten en wilde vruchten

 

vi)

DIVERSE VRUCHTEN

 

Avocado's

 

Bananen

 

Dadels

 

Vijgen

 

Kiwi's

 

Kumquats

 

Lychees

 

Mango's

 

Olijven

 

Papaja's

 

Passievruchten

 

Ananassen

 

Granaatappels

 

Andere

 

2.

Groenten, vers of ongekookt, bevroren of gedroogd

0,05 (1)  (2)

i)

WORTEL- EN KNOLGEWASSEN

 

Rode bieten

 

Wortelen

 

Maniok

 

Knolselderij

 

Mierikswortel (peperwortel)

 

Aardperen (topinamboers)

 

Pastinaken

 

Wortelpeterselie

 

Radijzen

 

Schorseneren

 

Bataten (zoete aardappelen)

 

Koolrapen

 

Rapen

 

Yams

 

Andere

 

ii)

BOLGEWASSEN

 

Knoflook

 

Uien

 

Sjalotten

 

Bosuien

 

Andere

 

iii)

VRUCHTGROENTEN

 

a)

Solanaceae

 

Tomaten

 

Pepers (paprika's)

 

Aubergines

 

Andere

 

b)

Cucurbitaceae met eetbare schil

 

Komkommers

 

Augurken

 

Courgettes

 

Andere

 

c)

Cucurbitaceae met niet-eetbare schil

 

Meloenen

 

Pompoenen

 

Watermeloenen

 

Andere

 

d)

Suikermaïs

 

iv)

KOOLSOORTEN

 

a)

Bloemkoolachtigen

 

Broccoli

 

Bloemkool

 

Andere

 

b)

Sluitkoolachtigen

 

Spruitjes

 

Sluitkool

 

Andere

 

c)

Bladkoolachtigen

 

Chinese kool

 

Boerenkool

 

Andere

 

d)

Koolrabi

 

v)

BLADGROENTEN EN VERSE KRUIDEN

 

a)

Sla en dergelijke

 

Tuinkers

 

Veldsla

 

Sla

 

Andijvie

 

Andere

 

b)

Spinazie en dergelijke

 

Spinazie

 

Snijbiet

 

Andere

 

c)

Waterkers

 

d)

Witlof

 

e)

Kruiden

 

Kervel

 

Bieslook

 

Peterselie

 

Bladselderij

 

Andere

 

vi)

PEULGROENTEN (vers)

 

Bonen (met peul)

 

Bonen (zonder peul)

 

Erwten (met peul)

 

Erwten (zonder peul)

 

Andere

 

vii)

STENGELGROENTEN (vers)

 

Asperges

 

Kardoen

 

Bleekselderij

 

Knolvenkel

 

Artisjokken

 

Prei

 

Rabarber

 

Andere

 

viii)

FUNGI

 

a)

Gekweekte paddestoelen

 

b)

Wilde paddestoelen

 

3.

Peulvruchten

0,2 (2)

Bonen

 

Linzen

 

Erwten

 

Andere

 

4.   

Oliehoudende zaden

Lijnzaad

5 (2)

Pinda's

0,1 (1)  (2)

Papaverzaad

0,1 (1)  (2)

Sesamzaad

0,1 (1)  (2)

Zonnebloempitten

1 (2)

Kool- en raapzaad

2 (2)

Sojabonen

0,2 (2)

Mosterdzaad

0,5 (2)

Katoenzaad

0,1 (1)  (2)

Hennepzaad

0,5 (2)

Andere

0,1 (1)  (2)

5.

Aardappelen

0,05 (1)  (2)

Vroege aardappelen

 

Bewaaraardappelen

 

6.

Thee (gedroogde bladeren en stengels, al dan niet gefermenteerd, van Camellia sinensis)

0,1 (1)  (2)

7.

Hop (gedroogd), inclusief hoppellets en niet-geconcentreerd poeder

0,1 (1)  (2)


(1)  Geeft de ondergrens van de analytische bepaling aan.

(2)  Geeft aan dat het maximumresidugehalte voorlopig is vastgesteld overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder f), van Richtlijn 91/414/EEG.”


II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

Raad

26.1.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 22/32


BESLUIT VAN DE RAAD

van 23 januari 2006

houdende wijziging van zijn reglement van orde

(2006/34/EG, Euratom)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 207, lid 3, eerste alinea,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name op artikel 121, lid 3,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 28, lid 1, en artikel 41, lid 1,

Gelet op artikel 2, lid 2, van bijlage II bis van het reglement van orde van de Raad (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 11, lid 5, van het reglement van orde van de Raad (hierna „reglement van orde” te noemen) is bepaald dat indien een lid van de Raad bij besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid van stemmen verlangt dat wordt nagegaan of de lidstaten die de gekwalificeerde meerderheid vormen ten minste 62 % van de totale bevolking van de Unie vertegenwoordigen, dit wordt berekend aan de hand van de cijfers betreffende de bevolkingsomvang in artikel 1 van bijlage II bis van het reglement van orde.

(2)

In artikel 2, lid 2, van bijlage II bis van het reglement van orde, inzake de toepassingsvoorschriften voor de bepalingen betreffende de stemmenweging in de Raad, is bepaald dat de Raad de in artikel 1 vermelde cijfers actualiseert per 1 januari van elk jaar overeenkomstig de gegevens die op 30 september van het voorgaande jaar ter beschikking van het Bureau voor de statistiek van de Europese Gemeenschappen zijn.

(3)

Het reglement van orde moet dienovereenkomstig worden aangepast,

BESLUIT:

Artikel 1

Artikel 1 van bijlage II bis van het reglement van orde wordt vervangen door:

„Artikel 1

Voor de toepassing van artikel 205, lid 4, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, artikel 118, lid 4, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, alsmede artikel 23, lid 2, derde alinea, en artikel 34, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie gelden met betrekking tot de totale bevolkingsomvang van elke lidstaat voor de periode van 1 januari tot 31 december 2006 de volgende cijfers:

Lidstaat

Bevolking

(× 1 000)

Duitsland

82 500,8

Frankrijk

62 370,8

Verenigd Koninkrijk

60 063,2

Italië

58 462,4

Spanje

43 038,0

Polen

38 173,8

Nederland

16 305,5

Griekenland

11 073,0

Portugal

10 529,3

België

10 445,9

Tsjechië

10 220,6

Hongarije

10 097,5

Zweden

9 011,4

Oostenrijk

8 206,5

Denemarken

5 411,4

Slowakije

5 384,8

Finland

5 236,6

Ierland

4 109,2

Litouwen

3 425,3

Letland

2 306,4

Slovenië

1 997,6

Estland

1 347,0

Cyprus

749,2

Luxemburg

455,0

Malta

402,7

Totaal

461 324,0

Drempel (62 %)

286 020,9”

Artikel 2

Dit besluit wordt van kracht op de datum van bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Het is van toepassing met ingang van 1 januari 2006.

Gedaan te Brussel, 23 januari 2006.

Voor de Raad

De voorzitter

J. PRÖLL


(1)  Besluit 2004/338/EG, Euratom van de Raad van 22 maart 2004 houdende aanneming van zijn reglement van orde (PB L 106 van 15.4.2004, blz. 22). Besluit gewijzigd bij Besluit 2004/701/EG, Euratom (PB L 319 van 20.10.2004, blz. 15).


26.1.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 22/34


BESLUIT VAN DE RAAD

van 23 januari 2006

betreffende de beginselen, prioriteiten en voorwaarden die worden opgenomen in het toetredingspartnerschap met Turkije

(2006/35/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 390/2001 van de Raad van 26 februari 2001 betreffende hulp aan Turkije in het kader van de pretoetredingsstrategie, inzonderheid de invoering van een partnerschap voor toetreding (1), en met name op artikel 2,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 390/2001 is bepaald dat de Raad op voorstel van de Commissie met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een besluit neemt over de beginselen, prioriteiten, tussentijdse doelstellingen en voorwaarden van het partnerschap voor de toetreding zoals deze aan Turkije zullen worden voorgelegd, alsook over belangrijke wijzigingen die daarin naderhand zullen worden aangebracht.

(2)

Op basis daarvan keurde de Raad in 2001 en 2003 een partnerschap voor de toetreding met Turkije goed (2).

(3)

De aanbeveling van de Commissie over Turkije van het jaar 2004 wees erop dat de Europese Unie verder moest blijven toezien op het politieke hervormingsproces en dat in 2005 een herzien partnerschap voor de toetreding moest worden voorgesteld.

(4)

In december 2004 concludeerde de Europese Raad dat de Europese Unie op de vooruitgang van het politieke hervormingsproces nauwkeurig zal blijven toezien op basis van een herzien partnerschap voor de toetreding, waarin de prioriteiten van het hervormingsproces worden aangegeven.

(5)

Op 3 oktober 2005 startten de lidstaten onderhandelingen met Turkije over de toetreding van dit land tot de Europese Unie. De voortgang van deze onderhandelingen zal afhangen van de door Turkije geboekte vooruitgang bij de voorbereiding van de toetreding, die onder meer zal worden afgemeten aan de tenuitvoerlegging van het partnerschap voor de toetreding, als regelmatig herzien.

(6)

Ter voorbereiding van het lidmaatschap wordt Turkije geacht een plan op te stellen met een tijdschema en specifieke maatregelen om de prioriteiten van dit partnerschap aan te pakken,

BESLUIT:

Artikel 1

De beginselen, prioriteiten, tussentijdse doelstellingen en voorwaarden van het partnerschap voor de toetreding voor Turkije zijn vervat in de bijlage bij dit besluit, die daarvan een integrerend onderdeel vormt.

Artikel 2

De tenuitvoerlegging van het partnerschap voor de toetreding wordt onderzocht en gecontroleerd door de organen die krachtens de associatieovereenkomst daartoe zijn opgericht, alsook door de Raad op basis van de jaarlijkse verslagen van de Commissie.

Artikel 3

Dit besluit wordt van kracht op de derde dag volgende op die van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 23 januari 2006.

Voor de Raad

De voorzitter

J. PRÖLL


(1)  PB L 58 van 28.2.2001, blz. 1.

(2)  Besluit 2001/235/EG (PB L 85 van 24.3.2001, blz. 13) en Besluit 2003/398/EG (PB L 145 van 12.6.2003, blz. 40).


BIJLAGE

TURKIJE: PARTNERSCHAP VOOR DE TOETREDING 2005

1.   INLEIDING

Op zijn vergadering van december 1997 in Luxemburg besloot de Europese Raad dat het partnerschap voor de toetreding de kern zou vormen van een versterkte pretoetredingsstrategie, waarbij alle vormen van bijstand aan kandidaat-lidstaten in één enkel kader zouden worden samengebracht. Op die manier richt de Gemeenschap haar bijstand op de specifieke behoeften van elke kandidaat-lidstaat om met het oog op de toetreding specifieke problemen te verhelpen.

De Raad hechtte in maart 2001 zijn goedkeuring aan het eerste partnerschap voor de toetreding voor Turkije. In het strategiedocument van de Commissie over de uitbreiding van oktober 2002 werd vastgesteld dat de Commissie een herzien partnerschap voor de toetreding voor Turkije zou voorstellen. Dit geschiedde in maart 2003 en de Raad hechtte er in mei van datzelfde jaar zijn goedkeuring aan. In haar aanbeveling van oktober 2004 stelde de Commissie met het oog op het garanderen van de duurzaamheid en onomkeerbaarheid van het politieke hervormingsproces voor, dat de Europese Unie nauwkeurig zou blijven toezien op de vooruitgang van de politieke hervormingen. Meer bepaald stelde de Commissie de goedkeuring voor van een herzien partnerschap voor de toetreding in 2005.

Van Turkije wordt een plan verwacht met een tijdschema en specifieke maatregelen om werk te maken van de prioriteiten van het partnerschap voor de toetreding.

Het herziene partnerschap voor de toetreding biedt de grondslag voor een aantal beleidsinstrumenten die zullen worden gebruikt om de kandidaat-lidstaat te helpen bij de voorbereiding van zijn lidmaatschap. Meer bepaald zal het herziene partnerschap voor de toetreding dienen als basis voor toekomstige politieke hervormingen en als criterium voor het toetsen van toekomstige vooruitgang.

2.   BEGINSELEN

De voornaamste prioriteiten in verband met Turkije hebben betrekking op het voldoen aan de criteria van de Europese top van Kopenhagen van 1993 en de vereisten van het onderhandelingskader dat op 3 oktober 2005 door de Raad is goedgekeurd.

3.   PRIORITEITEN

De in dit partnerschap voor de toetreding opgesomde prioriteiten werden vastgesteld op basis van de realistische verwachting dat Turkije deze in de loop van de volgende paar jaren volledig of althans in belangrijke mate kan verwezenlijken. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen prioriteiten op korte termijn, die binnen één tot twee jaar moeten kunnen worden verwezenlijkt, en prioriteiten op middellange termijn, die binnen drie tot vier jaar tot een goed einde moeten kunnen worden gebracht. Deze prioriteiten hebben zowel betrekking op wetgeving als op de tenuitvoerlegging daarvan.

Het herziene partnerschap voor de toetreding geeft de prioritaire gebieden aan voor de voorbereidingen voor lidmaatschap door Turkije. Uiteindelijk zal Turkije echter alle punten die in het voortgangsverslag aan bod komen, moeten aanpakken, ook de consolidatie van het politieke hervormingsproces om de onomkeerbaarheid daarvan te waarborgen en de uniforme toepassing ervan in het gehele land en op alle bestuurlijke niveaus te bewerkstelligen. Het is ook van belang dat Turkije zijn verbintenissen inzake de aanpassing van de wetgeving en de uitvoering van het acquis overeenkomstig de associatieovereenkomst, de douane-unie en daarmee verband houdende besluiten van de Associatieraad EG-Turkije, bijvoorbeeld inzake het handelsregime voor landbouwproducten, nakomt.

3.1.   PRIORITEITEN OP KORTE TERMIJN

Versterkte politieke dialoog en politieke criteria.

Democratie en rechtsstaat

Openbaar bestuur

Verdere hervorming van het openbaar bestuur en het personeelsbeleid voor grotere efficiëntie, verantwoordelijkheid en transparantie.

Effectief, transparant en participatief lokaal bestuur tot stand brengen, met name door uitvoering van de onlangs goedgekeurde wetgeving.

Inrichting van een operationeel ombudsmansysteem.

Civiel-militaire verhoudingen

Voortgaan met de aanpassing van de civiele controle op het leger aan de in EU-lidstaten gangbare praktijken; ervoor zorgen dat de civiele autoriteiten hun toezichtsbevoegdheden ten volle uitoefenen, vooral wat betreft het nationale veiligheidsbeleid en de uitvoering daarvan; stappen zetten naar grotere aansprakelijkheid en transparantie bij het afhandelen van veiligheidskwesties.

Instellen van volledige parlementaire controle op het militaire en defensiebeleid en daarvoor bedoelde uitgaven, met inbegrip van een externe financiële controle.

Afschaffen van alle nog resterende bevoegdheden van militaire gerechtshoven om burgers te berechten.

Rechtssysteem

Een consistente interpretatie door alle gerechtelijke autoriteiten van wettelijke bepalingen verzekeren, inclusief van de nieuwe strafwet, in verband met mensenrechten en fundamentele vrijheden, overeenkomstig het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de daarmee samenhangende jurisprudentie.

De onafhankelijkheid van het gerecht waarborgen, meer bepaald van de hoge raad van rechters en openbare aanklagers en wat de benoeming van nieuwe rechters en openbare aanklagers betreft.

Tijdens processen gelijke kansen bieden aan de openbare aanklagers en de verdediging, ook wat betreft de inrichting van de rechtszalen.

De opleiding van rechters en aanklagers inzake de toepassing van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens voortzetten.

De efficiëntie van het gerecht versterken door meer bepaald de institutionele capaciteit ervan te vergroten en een nieuw Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering aan te nemen.

Verder regionale hoven van beroep oprichten.

Anticorruptiebeleid

Zich op alle niveaus volledig inzetten voor de strijd tegen corruptie, onder meer door alle betrokken instanties te versterken en hun onderlinge coördinatie te verbeteren.

De uitvoering van de verordening inzake de beginselen van ethisch gedrag voor ambtenaren garanderen en de bepalingen daarvan uitbreiden tot verkozen ambtenaren, het gerecht, academici en militairen.

De parlementaire onschendbaarheid beperken tot wat in Europa gebruikelijk is.

Mensenrechten en bescherming van minderheden

Naleving van de internationale wetgeving inzake mensenrechten

De mensenrechten bevorderen met de actieve steun van een onafhankelijk en adequaat gefinancierd nationaal instituut voor de mensenrechten overeenkomstig de relevante VN-beginselen; toezicht houden op mensenrechtenkwesties met inbegrip van correcte statistische gegevens.

De opleiding van wetshandhavers uitbreiden tot mensenrechtenkwesties en onderzoekstechnieken, om meer bepaald de strijd tegen martelpraktijken en slechte behandeling op te voeren.

De optionele protocollen bij het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten ratificeren; het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden naleven, met name door volledige uitvoering van de rechtsspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.

Wettelijke bepalingen uitvoeren inzake het recht op een nieuw proces in het licht van de relevante rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.

In de wet en in de praktijk garanderen van het recht op volledige uitoefening van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, door alle individuen, zonder discriminatie en ongeacht hun taal, politieke overtuiging, huidskleur, geslacht, raciale of etnische oorsprong, religie of levensbeschouwing, handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid.

Protocol nr. 12 bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens inzake het algemene verbod op discriminatie door de overheid ratificeren.

Burgerlijke en politieke rechten

Voorkomen van foltering en slechte behandeling

Uitvoering garanderen van de maatregelen die zijn aangenomen in het kader van het „nultolerantie”-beleid inzake foltering en slechte behandeling overeenkomstig het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de aanbevelingen van het Europees Comité ter voorkoming van foltering.

De strijd tegen de straffeloosheid opvoeren; ervoor zorgen dat aanklagers tijdig en doeltreffend onderzoek instellen naar vermeende gevallen van foltering zodat de schuldigen worden geïdentificeerd en door de rechtbanken bestraft.

Uitvoering garanderen van het Protocol van Istanbul in heel het land, meer bepaald door de medische expertise te vergroten.

Het optionele protocol bij het VN-Verdrag tegen foltering ratificeren waarin wordt voorzien in de oprichting van een systeem van onafhankelijk toezicht op de gevangenissen.

Toegang tot het gerecht

De mogelijkheden tot doeltreffende verdediging versterken door onder meer toegang tot rechtsbijstand en gekwalificeerde vertaaldiensten.

Erover waken dat de burger bekend is met de mogelijkheid en in de mogelijkheid verkeert om gebruik te maken van zijn recht om een advocaat onder vier ogen te spreken en zijn verwanten in te lichten vanaf de aanvang van zijn hechtenis.

Vrijheid van meningsuiting, van vereniging en van vreedzame vergadering

De vrijheid van meningsuiting garanderen, met inbegrip van de persvrijheid, overeenkomstig het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.

De situatie van personen die zijn vervolgd of veroordeeld voor het niet-gewelddadig uiten van een mening, verder normaliseren.

Alle hervormingen inzake de vrijheid van vereniging en vreedzame vergadering uitvoeren overeenkomstig het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de daarbijbehorende jurisprudentie; maatregelen uitvoeren om overdreven gebruik van geweld door de veiligheidsdiensten te voorkomen.

De relevante bepalingen voor politieke partijen aanpassen aan de Europese praktijk.

De financiering van en de financiële controle op politieke partijen aanpassen aan de Europese praktijk.

De binnenlandse ontwikkeling van de civiele samenleving en haar betrokkenheid bij de beleidsvorming vergemakkelijken en bevorderen.

Open communicatie en samenwerking tussen alle sectoren van de Turkse maatschappij en de Europese partners vergemakkelijken en bevorderen.

Godsdienstvrijheid

Een globale wet goedkeuren waarin alle problemen van niet-moslimminderheden en -gemeenschappen worden aangepakt overeenkomstig de relevante Europese normen; alle verkoop of inbeslagname door de bevoegde autoriteiten van tegenwoordige of vroegere eigendommen van niet-moslimgemeenschappen staken in afwachting van deze wet.

Bepalingen goedkeuren en uitvoeren in verband met de vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst voor alle individuele personen en geloofsgemeenschappen overeenkomstig het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en rekening houdend met de relevante aanbevelingen van de Commissie tegen Racisme en Intolerantie van de Raad van Europa.

Voorwaarden creëren voor een leefbaar functioneren van alle geloofsgemeenschappen overeenkomstig de praktijk in de lidstaten; dit impliceert juridische en gerechtelijke bescherming (onder meer door de mogelijkheid om rechtspersoonlijkheid te verkrijgen) van deze gemeenschappen, van hun leden en bezittingen, van het onderricht, van de aanwijzing en opleiding van geestelijken en eigendomsrechten overeenkomstig Protocol nr. 1 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens.

Economische en sociale rechten

Vrouwenrechten

De wetgeving inzake vrouwenrechten, met name het burgerlijk wetboek, het nieuwe strafwetboek en de wet op de bescherming van het gezin, ten uitvoer leggen.

Verder maatregelen treffen tegen alle vormen van geweld tegen vrouwen, met name voor de eer gepleegde misdaden; een speciale opleiding voor rechters en aanklagers, wetshandhavinginstanties, gemeenten en andere verantwoordelijke instellingen verzekeren; opvangcentra voor aan geweld blootstaande vrouwen in alle grotere gemeenten inrichten overeenkomstig de bestaande wetgeving.

De rol van vrouwen in de maatschappij verder bevorderen, met inbegrip van hun opleiding en deelname aan de arbeidsmarkt en aan het politieke en sociale leven; steun aan vrouwenorganisaties die deze doeleinden nastreven.

Rechten van het kind

De bescherming van de rechten van het kind bevorderen overeenkomstig de EU-normen en de internationale normen.

Zich blijven inspannen om het probleem van de straatkinderen op te lossen.

Vakbondsrechten

Ervoor zorgen dat de vakbondsrechten ten volle worden geëerbiedigd overeenkomstig de EU-normen en de relevante ILO-verdragen, met name wat het recht betreft om te organiseren, te staken en collectief te onderhandelen.

De sociale dialoog versterken en de samenwerking met de EU-partners vergemakkelijken en aanmoedigen.

Rechten van minderheden, culturele rechten en de bescherming van minderheden

Culturele verscheidenheid verzekeren en de eerbiediging en bescherming van minderheden overeenkomstig het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, de beginselen van het Raamverdrag voor de bescherming van nationale minderheden van de Raad van Europa en de beste praktijken in de lidstaten bevorderen.

De juridische bescherming van minderheden garanderen, in het bijzonder inzake eigendomsrechten volgens Protocol nr. 1 bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.

Effectieve toegang tot radio- en televisie-uitzendingen in andere talen dan Turks verzekeren; de bestaande belemmeringen daartoe wegnemen, met name wat lokale en regionale privé-zenders betreft.

Passende maatregelen treffen om het aanleren van andere talen dan Turks te steunen.

Situatie in het Oosten en Zuidoosten

Het systeem van de dorpswachten in het Zuidoosten afschaffen; de streek ontmijnen.

Een alomvattende aanpak ontwikkelen om regionale verschillen weg te werken, meer in het bijzonder de situatie in het Zuidoosten van Turkije verbeteren door de economische, sociale en culturele kansen voor alle Turkse burgers, ook die van Koerdische origine, te vergroten.

Maatregelen nastreven om de terugkeer van de binnen Turkije verbannen personen naar hun oorspronkelijke plaats van vestiging te vergemakkelijken, overeenkomstig de aanbevelingen van de speciale vertegenwoordiger van de VN-secretaris-generaal voor ontheemden.

Een billijke en spoedige compensatie verzekeren voor al wie verlies en schade heeft geleden ten gevolge van de onveiligheid in het Zuidoosten.

Regionale kwesties en internationale verplichtingen

Cyprus

Een aanhoudende steun waarborgen voor inspanningen om te komen tot een omvattende regeling van het Cyprus-probleem binnen het kader van de Verenigde Naties en overeenkomstig de beginselen waarop de Unie is gegrondvest, en tegelijk bijdragen tot een beter klimaat voor een omvattende regeling.

Volledige uitvoering geven aan het protocol tot wijziging van de Overeenkomst van Ankara in het licht van de toetreding van tien nieuwe EU-lidstaten waaronder Cyprus (1).

Concrete maatregelen nemen voor een zo spoedig mogelijke normalisatie van de bilaterale betrekkingen tussen Turkije en alle EU-lidstaten, waaronder de Republiek Cyprus (1).

Vreedzame regeling van grensconflicten

De inspanningen voortzetten om mogelijke nog bestaande grensconflicten op te lossen conform het beginsel van vreedzame regeling van grensconflicten in overeenstemming met het VN-handvest, waar nodig met een beroep op het Internationaal Gerechtshof.

Zich ondubbelzinnig inzetten voor goede nabuurschapsbetrekkingen; alle bronnen van wrijving met de buurlanden aanpakken en zich onthouden van ieder optreden dat het proces van vreedzame regeling van grensconflicten negatief zou kunnen beïnvloeden.

Verplichtingen in het kader van de associatieovereenkomst

Uitvoering garanderen van de in het kader van de associatieovereenkomst aangegane verbintenissen, met inbegrip van de douane-unie.

Beperkingen op de handel in rundvlees, levende runderen en afgeleide producten intrekken.

Economische criteria

Het bestaande, met het Internationaal Monetair Fonds en de Wereldbank overeengekomen structuurhervormingsprogramma verder ten uitvoer leggen, in het bijzonder wat de controle op de overheidsuitgaven betreft.

De uitvoering van de hervorming van de financiële sector voltooien, in het bijzonder het in overeenstemming met de internationale normen brengen van de prudentiële en transparantieregels en het toezicht daarop.

De onafhankelijkheid van de marktreguleringsautoriteiten vrijwaren.

De privatisering van staatsbedrijven, met name banken, versnellen met oog voor de sociale component.

De liberalisering van de markt en de prijshervorming voortzetten, vooral op het gebied van energie en landbouw, met bijzondere aandacht voor tabak en suiker.

De economische dialoog met de Europese Unie voortzetten, vooral in het kader van de pretoetredingsprocedures voor budgettaire controle, met bijzondere aandacht voor passende maatregelen voor het bereiken van macro-economische stabiliteit en voorspelbaarheid en voor structuurhervormingen.

Maatregelen treffen om het probleem van de informele economie op te lossen.

De beroepsopleiding verbeteren, vooral voor jongeren.

Onevenwichtigheden op de arbeidsmarkt verhelpen.

Het bedrijfsklimaat verbeteren, meer bepaald het functioneren van de handelsrechtbanken; het functioneren van het gerechtelijke apparaat voor handelszaken verbeteren, met speciale aandacht voor de onafhankelijkheid van de rechters en een passend gebruikmaken van een systeem van deskundige getuigen.

De hervorming van de landbouwsector voortzetten.

De verbetering van het algemene niveau van het onderwijs en de gezondheid veiligstellen, met speciale aandacht voor jongeren en achtergestelde gebieden.

Directe buitenlandse investeringen vergemakkelijken en in de hand werken.

Vermogen om aan de verplichtingen voor lidmaatschap te voldoen

Vrij verkeer van goederen

De technische en administratieve handelsbelemmeringen definitief uit de weg ruimen; een effectief controlesysteem op de markt en vrij verkeer van goederen verzekeren.

De omschrijving van maatregelen die ingaan tegen de artikelen 28 tot en met 30 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, voltooien en die maatregelen ongedaan maken; meer bepaald alle onwettige niet-automatische invoervergunningen schrappen en voor niet-geharmoniseerde gebieden het beginsel van de wederzijdse erkenning toepassen.

Alle belemmeringen voor het vrije verkeer van goederen ten gevolge van discriminatie van vervoersbedrijven uit lidstaten op grond van hun nationaliteit of eerdere aanlegplaatsen ongedaan maken.

Uitvoering verzekeren van certificering, conformiteitscontrole en EC-markering overeenkomstig de richtlijnen „Nieuwe aanpak” en „Globale aanpak”; bestaande marktcontroles en structuren voor conformiteitscontrole versterken door uitrusting en opleiding en een compatibele administratieve infrastructuur opzetten.

Een doeltreffende wettelijke metrologie-infrastructuur ontwikkelen en een ruimer verspreide toepassing van een wetenschappelijke en industriële metrologie vergemakkelijken.

Recht van vestiging en vrij verrichten van diensten

Een methode en routekaart vaststellen om de nationale wetgeving te onderzoeken op mogelijke belemmeringen voor bepalingen uit het EG-Verdrag die verband houden met het recht van vestiging en het vrij verrichten van diensten.

Een routekaart vaststellen en implementeren voor de aanpassing aan het acquis inzake wederzijdse erkenning van beroepskwalificaties, waaronder het opstellen van de nodige administratieve capaciteit.

Een routekaart vaststellen voor de uitvoering van het acquis inzake de postdiensten.

Vrij verkeer van kapitaal

Alle beperkingen voor uit de Europese Unie afkomstige buitenlandse directe investeringen in alle economische sectoren wegnemen.

Overheidsopdrachten

De wetgeving inzake overheidsopdrachten versneld aanpassen aan het acquis, meer bepaald inzake gunningen in de sector nutsvoorzieningen en inzake toetsingsprocedures.

Het vermogen van de autoriteit voor overheidsopdrachten om uitvoering te geven aan de nieuwe wet inzake overheidsopdrachten, vergroten.

Intellectuele eigendom

De handhaving van de wet op de intellectuele eigendom verbeteren door de administratieve capaciteit en de coördinatie te vergroten ook door middel van wetshandhavingsinstanties en het gerecht; in het bijzonder het vervalsen van handelsmerken, met name van auto-onderdelen en van luxegoederen, en piraterij, met name van boeken en andere media, aanpakken.

Met de Europese Unie tot een wederzijds aanvaardbare oplossing komen inzake generische geneesmiddelen in de farmaceutische sector.

Mededinging

De staatssteun, ook in gevoelige sectoren zoals staal, aanpassen aan het acquis; een nationale instantie voor toezicht op de staatssteun oprichten en een strikte controle op de staatssteun verzekeren.

Transparantie en permanente uitwisseling van informatie verzekeren op het gebied van mededinging en staatssteun.

De secundaire wetgeving op antitrustgebied volledig aanpassen.

Financiële diensten

De noodzakelijke uitvoeringsmaatregelen goedkeuren krachtens de nieuwe bankwet; gestage vooruitgang garanderen bij de tenuitvoerlegging van de routekaart inzake de nieuwe kapitaalvereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen.

De prudentiële en toezichtsnormen in de niet-bancaire financiële sector versterken, mede door rationalisering van de toezichtsstructuren waar nodig.

Informatiemaatschappij en media

De toepassing van de wetgeving voor tarieven en vergunningen verzekeren.

Aangepaste wetgeving inzake elektronische communicatie aannemen en toepassen, met name op het gebied van de wetgeving voor tarieven en vergunningen, verpachte lijnen, toegang en interconnectie, (pre-)selectie van telefoonmaatschappijen en nummerportabiliteit; de capaciteit en de onafhankelijkheid van de radio- en televisietoezichthouders versterken.

De wetgeving op het gebied van het audiovisuele beleid verder aanpassen, meer bepaald in het licht van de richtlijn „Televisie zonder grenzen”.

Landbouw en plattelandsontwikkeling

De noodzakelijke wettelijke maatregelen treffen en passende administratieve structuren opzetten om de EU-instrumenten inzake plattelandsontwikkeling te doen functioneren.

Voedselveiligheid, veterinair en fytosanitair beleid

Het systeem voor de identificatie van dieren en de registratie van runderen verder aanpassen aan de EU-normen en actie ondernemen voor de identificatie voor schapen en geiten en de registratie van het vervoer daarvan.

Een strategie aannemen voor de uitroeiing van de voornaamste dierziekten.

Een programma opstellen voor de modernisering van de voedselverwerkende bedrijven met het oog op het naleven van de EU-normen inzake hygiëne en volksgezondheid.

De programma’s voor de controle op residuen en zoönosen uitvoeren.

Visserij

Het beheer, de controle, het op de markt brengen en de structuur van de visserijsector aanpassen aan het acquis; de administratieve capaciteit versterken.

Transport

Alle bestaande belemmeringen voor schepen die onder Cypriotische vlag varen, en schepen die op Cyprus varen, wegnemen alsook de luchtvaartakkoorden die bepaalde luchtvaartmaatschappijen van lidstaten op grond van hun nationaliteit discrimineren.

Voor alle vormen van transport voortgaan met de aanpassing aan het acquis op vervoersgebied.

De maritieme administratie versterken, meer bepaald inzake controle op de vlaggenstaat; met spoed het veiligheidsniveau van de Turkse vloot opvoeren, zodat die van de zwarte lijst van vlaggenstaten van het Memorandum van overeenstemming van Parijs kan worden geschrapt.

Een programma goedkeuren om het Turkse wegtransport op Europees niveau te tillen.

Energie

De onafhankelijkheid en het doeltreffend functioneren van het regelgevende orgaan voor elektriciteit, aardgas en nucleaire energie verzekeren.

De oprichting van een op concurrentie stoelende interne energiemarkt verzekeren, overeenkomstig de richtlijnen inzake elektriciteit en gas.

De oprichting van een geleidelijk geïntegreerde regionale energiemarkt als onderdeel van een ruimere Europese energiemarkt ondersteunen; belemmeringen voor grensoverschrijdende handel en de toegang door derden afbouwen.

Ontwikkelen van een energiestrategie om de uitvoering van het wettelijke kader overeenkomstig het acquis te vergemakkelijken.

Beginnen met de aanpassing aan het acquis van de sectoren energie-efficiëntie en vernieuwbare energiebronnen en ontwikkeling van de administratieve capaciteit terzake.

Belasting

Accijns- en BTW-regelingen verder aanpassen aan de EU-praktijk, meer bepaald wat betreft de toegepaste tarieven, de reikwijdte van vrijstellingen, de belastingstructuur en het wegwerken van belastingmaatregelen die tot ongelijke behandeling aanleiding kunnen geven.

De directe belastingen verder aanpassen aan het acquis op belastinggebied, met name bepalingen inzake de uitwisseling van informatie met de EU-lidstaten om de afdwingbaarheid van maatregelen tegen belastingontwijking en -fraude te vergemakkelijken.

Zich committeren aan de beginselen van de Gedragscode inzake de belastingregeling voor ondernemingen en erop toezien dat toekomstige wetgeving daarmee in overeenstemming is.

Meer aandacht besteden aan de modernisering en versterking van de belastingadministratie met het oog op een betere naleving door de belastingplichtige en een betere inning van de directe belastingen, alsook van BTW- en douane-inkomsten, en andere indirecte belastingen; effectieve instrumenten voor fraudebestrijding opzetten.

Voorbereidingen aanvatten voor de ontwikkeling van de nodige IT-systemen om de uitwisseling van elektronische gegevens met de Europese Unie en haar lidstaten mogelijk te maken.

Statistiek

De procedures voor de goedkeuring en toepassing van een nieuwe statistiekwet overeenkomstig de EU-normen afronden; voldoende opleiding van het personeel verzekeren en de administratieve capaciteit vergroten.

De strategie versterken voor de ontwikkeling van statistieken, meer bepaald op prioritaire gebieden zoals demografische en arbeidsmarktstatistieken, regionale statistieken, bedrijfsstatistieken (m.i.v. bedrijfsregisters) en landbouwstatistieken.

De hangende classificaties goedkeuren en de relevante statistische eenheden in het bedrijvenregister invoeren.

De methoden van de nationale rekeningen verbeteren overeenkomstig ESA 95.

Sociaal beleid en werkgelegenheid

Een jaarplan voor de financiering van investeringen goedkeuren, gebaseerd op een realistische raming van de kosten voor de aanpassing en van de beschikbare openbare en particuliere middelen.

Voorwaarden vaststellen voor een effectieve sociale dialoog, onder meer door de restrictieve bepalingen inzake de werking van de vakbonden af te schaffen en vakbondsrechten te eerbiedigen.

De sociale partners steunen bij capaciteitsopbouw, meer bepaald met het oog op hun toekomstige rol bij de uitwerking en tenuitvoerlegging van het werkgelegenheids- en sociale beleid, vooral door een autonome sociale dialoog.

Het probleem van de kinderarbeid blijven aanpakken.

De capaciteit van alle instanties die betrokken zijn bij de praktische omzetting van het acquis, vergroten.

Industriebeleid

Het nationale programma voor de herstructurering van de staalsector aannemen, dat beoogt de levensvatbaarheid van de sector en de naleving van de EU-regelgeving inzake overheidssteun te waarborgen.

Een strategie voor de bevordering van buitenlandse investeringen ontwikkelen en uitvoeren, ook voor de regeling van geschillen.

Regionaal beleid en coördinatie van structuurinstrumenten

Het strategische kader voor economische en sociale cohesie verder ontwikkelen om de regionale verschillen terug te dringen.

Het nodige wetgevende en administratieve kader vaststellen om de pretoetredingsfondsen van de Europese Unie te absorberen.

Justitie, vrijheid en veiligheid

Alle wetshandhavingsinstanties blijven ontwikkelen en versterken en hun status en werking op Europees niveau brengen, inclusief door hun onderlinge samenwerking te bevorderen; een Code voor politie-ethiek aannemen; een onafhankelijk en effectief klachtenbureau instellen om een grotere aansprakelijkheid van politie en gendarmerie te verzekeren; het gebruik van moderne onderzoeks- en misdaadpreventietechnieken ontwikkelen; stappen zetten om de capaciteit van de gerechtelijke politie te trainen en te ontwikkelen.

Verdere inspanningen leveren om het nationale actieplan inzake migratie en asiel uit te voeren, illegale migratie te bestrijden en met spoed een overnameovereenkomst met de Europese Unie te sluiten.

Het nationale actieplan inzake grensbeheer aannemen en met de uitvoering ervan beginnen, meer bepaald door het opzetten van een professionele niet-militaire grensbewaking en een ontmijning van de grenzen.

Een nationale strategie inzake georganiseerde misdaad aannemen en uitvoeren; de strijd tegen de georganiseerde misdaad, drugs, mensenhandel, fraude, corruptie en het witwassen van geld opvoeren.

Een nationale drugsstrategie opstarten en beginnen uit te voeren naar het voorbeeld van de EU-strategie en het EU-actieplan inzake drugs.

Een wet aannemen over de bescherming van persoonsgegevens in overeenstemming met het acquis, en een onafhankelijk toezichtsorgaan oprichten.

Een dienst aanwijzen met bevoegdheden om de euro tegen valsmunterij te beschermen.

Wetenschap en onderzoek

Een geïntegreerde onderzoeksstrategie ontwerpen en beginnen uit te voeren.

Onderwijs en cultuur

De werking van het nationale agentschap vergemakkelijken om deelname aan de programma’s Socrates, Leonardo da Vinci en Jeugd te consolideren; deelname aan het Cultuur 2000-programma stimuleren.

Milieu

Een herzien programma goedkeuren voor de omzetting en uitvoering van het acquis; een plan voor financiële investeringen ontwikkelen.

Het acquis inzake de kaderwetgeving, internationale milieuverdragen, de wetgeving inzake natuurbescherming, waterkwaliteit, geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging en afvalverwerking verder omzetten en ten uitvoer leggen; de herziene richtlijn inzake milieu-effectbeoordelingen ten uitvoer leggen en toepassen.

De integratie van milieueisen in andere sectorale beleidspunten voortzetten.

Een plan opzetten ter versterking van de administratieve capaciteit, tenuitvoerlegging en toepassing van de milieuwetgeving.

De ontwikkeling van grensoverschrijdende samenwerking inzake waterbeheer voortzetten, overeenkomstig de kaderrichtlijn betreffende het waterbeheer en de internationale verdragen waarbij de Europese Gemeenschap partij is.

Consumenten- en gezondheidsbescherming

De aanpassing aan het acquis voortzetten.

Verder institutionele structuren ontwikkelen voor effectieve tenuitvoerlegging vooral wat markttoezicht betreft.

Verder systemen opzetten voor kennisgeving van gevaarlijke producten op nationaal niveau en de mogelijkheden van Trapex en andere relevante systemen benutten voor kennisgeving op internationaal niveau.

Douane-unie

Aannemen van het nieuwe douanewetboek om de douanevoorschriften verder aan te passen aan het desbetreffende acquis, met name preferentiële oorsprongsregels.

De wetgeving inzake vrije zones aanpassen aan het acquis en deze dan toepassen, vooral wat de regelgeving inzake douanecontroles en belastingcontrole betreft.

De administratieve en operationele capaciteit van de douaneadministratie verder opvoeren en de interne procedures aanpassen aan de EU-normen.

Starten met de ontwikkeling van de noodzakelijke IT-systemen om een uitwisseling van elektronische gegevens met de Europese Unie en haar lidstaten mogelijk te maken, te beginnen met transit- en tariefzones.

Buitenlandse betrekkingen en buitenlands, veiligheids- en defensiebeleid

Volledige aanpassing aan het gemeenschappelijke handelsbeleid van de Europese Gemeenschap, door aanpassing aan de preferentiële regelingen, met name het nieuwe EG-stelsel van algemene preferenties.

Verdere inspanningen leveren om vrijhandelsakkoorden met derde landen te sluiten.

Het beleid inzake derde landen en de standpunten ingenomen binnen internationale organisaties geleidelijk aanpassen aan die van de Europese Unie en haar lidstaten, waaronder het lidmaatschap van alle EU-lidstaten van relevante organisaties en regelingen zoals Wassenaar.

Financiële controle

De tijdige tenuitvoerlegging van de wet op het beheer en de controle van de openbare financiën verzekeren.

Nieuwe wetgeving aannemen tot hervorming van de externe controles overeenkomstig de voorschriften van de „International Organisation of Supreme Audit Institutions” en de wet op het beheer en de controle van de openbare financiën om de onafhankelijkheid van de rekenkamer te verzekeren.

Effectieve procedures instellen voor de behandeling van onregelmatigheden en gevallen van mogelijke fraude in verband met pretoetredingssteun, en de doeltreffende mededeling van onregelmatigheden aan de Commissie.

Het uitvoeringssysteem voor het beheer van communautaire pretoetredingssteun versterken en aanpassen aan de evolutie van de pretoetredingsinstrumenten.

De nodige administratieve structuren opzetten voor een doeltreffende en gelijkwaardige bescherming van de EU-middelen en voor de samenwerking met het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) van de Commissie.

3.2.   PRIORITEITEN OP MIDDELLANGE TERMIJN

Economische criteria

Het privatiseringsprogramma afwerken.

De hervorming van de landbouwsector voltooien.

De betaalbaarheid van het pensioenstelsel en de sociale zekerheid garanderen.

Het algemene niveau van het onderwijs en de gezondheidszorg verder verbeteren, met bijzondere aandacht voor jongeren en achtergestelde gebieden.

Vermogen om aan de verplichtingen van lidmaatschap te voldoen

Recht van vestiging en vrij verrichten van diensten

Belemmeringen van het recht van vestiging en het vrij verrichten van grensoverschrijdende diensten wegnemen.

Beginnen met de aanpassing aan het acquis inzake de postdiensten; beginnen met de liberalisering van de postdiensten en een nationale regelgevende autoriteit oprichten.

Een verregaande aanpassing aan het acquis inzake de erkenning van de beroepskwalificaties tot stand brengen.

Overheidsopdrachten

Ervoor zorgen dat de regelgeving voor de overheidsopdrachten effectief wordt toegepast door de aanbestedende diensten en entiteiten op alle niveaus, onder meer door de ontwikkeling en toepassing van operationele instrumenten, opleiding, en een versterking van de administratieve capaciteit van de gunnende instanties en entiteiten.

Het gebruik van elektronische middelen in de aanbestedingsprocedures bevorderen.

Een omvattende nationale strategie aannemen om het systeem van de overheidsopdrachten in Turkije te ontwikkelen, met inbegrip van het gebruik van elektronische middelen in alle stadia van de aanbestedingsprocedure.

Intellectuele-eigendomswetgeving

De aanpassing voltooien en de toepassing van de intellectuele-eigendomsrechten verzekeren door een versterking van de handhavingsstructuren en -mechanismen, met inbegrip van handhavingsautoriteiten en het gerecht.

Financiële diensten

Substantiële vooruitgang boeken met de tenuitvoerlegging van de nieuwe kapitaalvereisten, overeenkomstig de gedetailleerde routekaart van het BRSA.

Substantiële vooruitgang boeken met de aanpassing van de wetgeving aan het acquis inzake de niet-bancaire financiële sector.

Vennootschapsrecht

De aanpassing aan het acquis voltooien.

Een algemeen kader voor financiële verslaglegging goedkeuren overeenkomstig EU-normen, met volledige gebruikmaking van de in het acquis vastgestelde uitzonderingen.

De openbaarmakingsvereisten versterken; meer bepaald een algemene eis aannemen voor vennootschappen om geverifieerde verklaringen inzake de rechtspersoon en geconsolideerde rekeningen in te dienen met het oog op publicatie.

De toezichtcapaciteit van alle desbetreffende autoriteiten versterken en de normen voor financiële rapportage verhogen.

Mededinging

Consolideren van de rechtshandhaving op het gebied van antitrustmaatregelen en staatssteun met speciale aandacht voor monopolies en ondernemingen met speciale en exclusieve rechten.

De herstructurering van de staalsector voortzetten in het kader van een omvattend overeengekomen sectoraal programma.

Alle marktdeelnemers en steunverleners bewuster maken van de regelgeving inzake anti-trustmaatregelen en staatssteun.

Informatiemaatschappij en media

De omzetting van het acquis op het gebied van telecommunicatie voltooien en de volledige liberalisering van de markt voorbereiden.

De aanpassing van de audiovisuele wetgeving voltooien en de capaciteiten van de onafhankelijke regelgevende autoriteit voor radio en televisie vergroten.

Landbouw en plattelandsontwikkeling

De werkzaamheden voor het oprichten van een geïntegreerd administratie- en controlesysteem voortzetten, met name inzake het identificatiesysteem voor landpercelen.

Voedselveiligheid, veterinair en fytosanitair beleid

De wetgeving inzake voedselveiligheid, veterinair en fytosanitair beleid aanpassen.

De noodzakelijke administratieve capaciteit opbouwen om de wetgeving inzake voedselveiligheid, veterinair en fytosanitair beleid uit te voeren.

Een systeem voor de identificatie en registratie van schapen en geiten overeenkomstig de EU-normen opzetten.

De voedselverpakkingsbedrijven verbeteren zodat zij de EU-voedselveiligheidsnormen en -wetgeving kunnen nakomen; de zuivelbedrijven moderniseren.

Controlesystemen inzake voedselveiligheid opzetten.

Een systeem opzetten voor het ophalen van krengen en de behandeling van dierlijke bijproducten.

Uitroeiingsplannen voor de voornaamste dierziekten ten uitvoer leggen.

Het systeem voor de registratie van plantenrassen aanpassen aan de EU-voorschriften.

De voorschriften inzake residuen van bestrijdingsmiddelen verder aanpassen aan de EU-bepalingen.

Visserij

De oprichting van adequate administratieve structuren en uitrusting op centraal en regionaal niveau voltooien zodat het gemeenschappelijke visserijbeleid ten uitvoer kan worden gelegd.

Transportbeleid

Voor alle wijzen van vervoer de wetgeving en administratie aanpassen; voor het wegtransport zich in het bijzonder concentreren op markttoegang, veiligheid op de weg, technische keuringen, wegcontroles, alsook sociale, fiscale en technische regels; voor maritiem vervoer ook aandacht hebben voor maritieme veiligheid.

De tenuitvoerlegging en toepassing van de transportwetgeving verzekeren voor het transport over de weg, over water en in de lucht (vooral luchtveiligheid en beheer van het luchtverkeer); daartoe verbetering van de capaciteit van de relevante instanties voor tenuitvoerlegging en toepassing voor alle aspecten van de burgerluchtvaart, het vervoer over de weg en per spoor.

De herstructurering van de nationale spoorwegmaatschappij voltooien en de spoorwegmarkt openen conform de vereisten van het acquis.

Een programma van technische aanpassing opzetten voor de vloot en het wegvervoerspark in Turkije overeenkomstig EU-normen.

Energie

De nationale wetgeving volledig aanpassen aan het acquis.

De administratieve en regelgevende structuren verder versterken.

De energievoorziening herstructureren en de energiemarkt openstellen overeenkomstig het acquis.

Een hoog niveau van nucleaire veiligheid waarborgen; waar productiecapaciteit voor nucleaire energie wordt gecreëerd, ruim vóór het verlenen van vergunningen zorgen voor in het bijzonder de capaciteit, onafhankelijkheid en middelen van de regelgevende autoriteit; ervoor zorgen dat milieueffectrapportage in volle overeenstemming met de MER-richtlijn plaatsvindt.

Belastingen

Belangrijke vooruitgang boeken met de voltooiing van de aanpassing aan het acquis inzake belastingen, wat betreft BTW, accijnzen en directe belastingen, met inbegrip van de gedragscode voor de belastingregeling voor ondernemingen.

De belastingadministratie verder versterken en moderniseren, met inbegrip van de IT-sector, om de belastinginning te verbeteren; verdere voorbereidingen treffen voor de ontwikkeling van de nodige IT-systemen om een uitwisseling van elektronische gegevens met de Europese Unie en haar lidstaten mogelijk te maken.

Economisch en monetair beleid

De aanpassing voltooien aan de bepalingen van het acquis inzake het verbod op bevoorrechte toegang tot financiële instellingen voor de overheid en het verbod op directe financiering van de overheidssector.

Statistiek

Het bedrijvenregister op EU-niveau tillen.

Macro-economische statistieken verder aanpassen aan het acquis, meer bepaald wat betreft BBP-ramingen, geharmoniseerde consumentenprijsindexcijfers, kortetermijnindicatoren, betalingsbalans, arbeidsstatistieken.

De coördinerende rol van het staatsinstituut voor statistiek versterken ter verbetering van het vergaren en verwerken van gegevens afkomstig van diverse overheidsinstellingen.

Het gebruik van administratieve bronnen voor het verzamelen van gegevens opvoeren.

Harmonisering van de financiële statistieken met het Europese systeem van nationale en regionale rekeningen 1995 (ESR 1995) voltooien.

Sociaal beleid en werkgelegenheid

De omzetting van het acquis voltooien en de betrokken administratieve en handhavingsstructuren versterken, met inbegrip van de arbeidsinspecties.

De uitvoering en toepassing van het acquis inzake het sociale beleid en de werkgelegenheid verzekeren.

Een nationale werkgelegenheidsstrategie voorbereiden met het oog op deelname aan de Europese werkgelegenheidsstrategie, met inbegrip van de voorbereiding en uitvoering van een gezamenlijke evaluatie van het werkgelegenheidsbeleid, en ontwikkeling van capaciteit voor toezicht op de arbeidsmarkt en sociale ontwikkelingen.

Een nationale strategie tegen sociale uitsluiting, met inbegrip van gegevensverzameling overeenkomstig de EU-praktijken.

Verder ontwikkelen van de sociale bescherming, met name door een versterkte hervorming van de sociale zekerheid en het pensioenstelsel met het oog op de betaalbaarheid ervan en tegelijk het sociale vangnet versterken.

Industriebeleid

De bedrijfsomgeving voor kleine en middelgrote ondernemingen verder vereenvoudigen en de in de Europese Unie gebruikte definitie van kleine en middelgrote ondernemingen overnemen.

Trans-Europese netwerken

Ten uitvoer leggen van de prioritaire projecten in het kader van TINA (Transport Infrastructure Needs Assessment — beoordeling van de behoeften inzake vervoersinfrastructuur) en overeenkomstig de TEN-vervoersrichtsnoeren van de Europese Gemeenschap.

De tenuitvoerlegging bevorderen van projecten in Turkije die in de richtsnoeren inzake trans-Europese energienetwerken van de Europese Gemeenschap als projecten van gemeenschappelijk belang zijn aangemerkt.

Regionaal beleid en coördinatie van structuurinstrumenten

De administratieve capaciteit voor de uitvoering van regionaal beleid zowel op centraal als regionaal niveau verder versterken.

Meerjarige begrotingsprocedures instellen met prioriteitscriteria voor overheidsinvesteringen in de regio’s.

Justitie, vrijheid en veiligheid

Status en werking van de gendarmerie aanpassen aan de Europese normen.

De visa-wetgeving en -praktijk verder aanpassen aan het acquis.

Voortgaan met de aanpassing van het asielbeleid aan het acquis, door de geografische beperking tot de Conventie van Genève op te heffen; het systeem voor het in aanmerking nemen van en besluiten treffen over asielaanvragen versterken en sociale steun en integratiemaatregelen voor vluchtelingen ontwikkelen.

Op het gebied van drugs het nationale contactpunt verder versterken.

De capaciteit van de douanediensten verder ontwikkelen met inbegrip van het sluiten van samenwerkingsakkoorden en de invoering van mobiele eenheden voor toezicht.

Op het gebied van de gegevensbescherming uitvoering geven aan het acquis door de oprichting van een onafhankelijk toezichtsorgaan.

Het acquis en de goede praktijken inzake migratie aannemen en uitvoeren om illegale immigratie te voorkomen.

De aanpassing aan het acquis en de goede praktijken voortzetten overeenkomstig het nationale actieplan voor grensbeheer, met het oog op een volledige aanpassing aan het Schengenacquis.

Het acquis inzake de bestrijding van corruptie, drugs, georganiseerde misdaad, witwassen van geld, de gerechtelijke samenwerking in strafzaken en civiele aangelegenheden, de strafrechtelijke bescherming van de euro en van de financiële belangen van de Gemeenschap aannemen en uitvoeren.

Onderwijs en cultuur

Het EU-beleid inzake de bescherming van de culturele verscheidenheid, ook in het licht van de Unesco-conventie inzake culturele verscheidenheid, overnemen.

Milieu

Voortgaan met de aanpassing aan het acquis en de institutionele, administratieve en toezichthoudende capaciteit versterken voor de bescherming van het milieu, met inbegrip van gegevensverzameling.

De beginselen voor duurzame ontwikkeling integreren in de definitie en tenuitvoerlegging van het sectorale beleid.

Volledige omzetting en geleidelijke toepassing en handhaving van de gewijzigde strategische milieubeoordelingsrichtlijn verzekeren.

Een nationaal plan voor afvalverwerking goedkeuren en toepassen.

Douane-unie

De douanewetgeving verder aanpassen, meer bepaald inzake tariefcontingentenbeheer, vrije zones, goederen en technologieën voor tweeërlei gebruik, precursoren en nagemaakte of piraatgoederen.

Verdere inspanningen leveren om de douanecontroles en -technieken te verbeteren en ervoor zorgen dat alle douanebureaus zijn uitgerust met IT-infrastructuur.

Verdere voorbereidingen treffen voor de interconnectie van de IT-systemen binnen de Europese Unie.

Financiële controle

De huidige beheers- en controlecapaciteit van alle instellingen die betrokken zijn bij het beheer van communautaire pretoetredingsfondsen volgens DIS-procedures, versterken.

Alle instellingen die betrokken zijn bij het beheer van communautaire pretoetredingsfondsen voorbereiden voor accreditatie in het kader van het uitgebreide gedecentraliseerde uitvoeringssysteem (EDIS).

Voorbereidingen treffen voor de aanwijzing van een onafhankelijk werkende antifraudedienst.

De capaciteit van de administratieve structuren die zijn opgericht voor de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap, versterken.

4.   PROGRAMMERING

Financiële steun voor de prioriteiten zoals vastgesteld in het partnerschap voor de toetreding, zal worden toegekend door jaarlijkse financieringsbesluiten van de Commissie, volgens de procedure van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 2500/2001 van de Raad van 17 december 2001 inzake pretoetredingssteun voor Turkije (2) (voor het programma 2006) en van de verordening inzake het instrument voor pretoetredingssteun (IPA) zodra deze is goedgekeurd (voor de programma’s 2007-2013). De financieringsbesluiten zullen worden gevolgd door de ondertekening met Turkije van een financiële overeenkomst.

5.   VOORWAARDELIJKHEID

De communautaire steun in het kader van de pretoetredingsinstrumenten wordt afhankelijk gesteld van het naleven door Turkije van de verbintenissen die zijn overgegaan in de overeenkomsten tussen de Gemeenschap en Turkije, met name Besluit nr. 1/95 inzake de douane-unie en andere besluiten, van verdere concrete stappen naar het daadwerkelijke voldoen aan de criteria van Kopenhagen en in het bijzonder van vooruitgang in het verwezenlijken van de specifieke prioriteiten van dit herziene partnerschap voor de toetreding. Indien aan deze algemene voorwaarden niet wordt voldaan, kan de Raad besluiten tot opschorting van de financiële steun krachtens artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2500/2001. Specifieke voorwaarden zijn ook opgenomen in de individuele jaarprogramma’s.

6.   TOEZICHT

De tenuitvoerlegging van het partnerschap voor de toetreding zal worden gecontroleerd via de daartoe krachtens de associatieovereenkomst ingestelde controlemechanismen en door middel van de voortgangsverslagen van de Commissie.

De subcomités van de associatieovereenkomst bieden de mogelijkheid om de uitvoering van de prioriteiten van het partnerschap voor de toetreding te evalueren, alsook de vooruitgang inzake de aanpassing, tenuitvoerlegging en handhaving van de wetgeving. Het associatiecomité bespreekt de algemene ontwikkelingen, vooruitgang en problemen bij het naleven van de prioriteiten van het partnerschap voor de toetreding, alsook meer specifieke kwesties die door de subcomités worden voorgelegd.

Het toezicht op het programma voor financiële pretoetredingssteun wordt door Turkije en de Commissie samen via een gezamenlijk toezichtcomité uitgeoefend. Om dit doeltreffend te doen, moeten in het kader van een financiële overeenkomst ondersteunde projecten verifieerbare en meetbare prestatie-indicatoren bevatten. Het toezicht op basis van deze indicatoren zal de Commissie, het Phare-beheerscomité (en de opvolger daarvan in het kader van het IPA) en Turkije in staat stellen waar nodig de programma’s achteraf bij te stellen en nieuwe programma’s op te stellen.

Het Phare-beheerscomité garandeert dat activiteiten die in het kader van een pretoetredingsprogramma financiële steun genieten, onderling verenigbaar zijn, alsook met het partnerschap voor de toetreding zoals vervat in Verordening (EG) nr. 2500/2001.

Het partnerschap voor de toetreding zal, indien nodig, verder worden aangepast overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 622/98 van de Raad van 16 maart 1998 betreffende de hulp aan de kandidaat-lidstaten in het kader van de pretoetredingsstrategie, en inzonderheid de invoering van partnerschappen voor de toetreding (3).


(1)  Zie ook de verklaring van de Europese Gemeenschap en haar lidstaten van 21 september 2005.

(2)  PB L 342 van 27.12.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2112/2005 (PB L 344 van 27.12.2005, blz. 23).

(3)  PB L 85 van 20.3.1998, blz. 1.


26.1.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 22/51


BESLUIT VAN DE RAAD

van 23 januari 2006

houdende benoeming van acht leden van de Rekenkamer

(2006/36/EG, Euratom)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 247, lid 3,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name op artikel 160 B, lid 3,

Gezien de adviezen van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 28 februari 2006 verstrijken de ambtstermijnen van de heer Giorgio CLEMENTE, de heer Juan Manuel FABRA VALLÉS, mevrouw Máire GEOGHEGAN-QUINN, de heer Morten Louis LEVYSOHN, de heer Robert REYNDERS, de heer Aunus SALMI, de heer Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA en de heer Lars TOBISSON.

(2)

Er moet derhalve worden overgegaan tot nieuwe benoemingen,

BESLUIT:

Artikel 1

Voor de periode van 1 maart 2006 tot en met 29 februari 2012 worden tot lid van de Rekenkamer benoemd:

de heer Olavi ALA-NISSILÄ,

mevrouw Máire GEOGHEGAN-QUINN,

de heer Lars HEIKENSTEN,

de heer Morten Louis LEVYSOHN,

de heer Karel PINXTEN,

de heer Juan RAMALLO MASSANET,

de heer Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA,

de heer Massimo VARI.

Artikel 2

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 23 januari 2006.

Voor de Raad

De voorzitter

J. PRÖLL


(1)  Adviezen uitgebracht op 13 december 2005 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).


Commissie

26.1.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 22/52


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 5 december 2005

tot aanvaarding van een verbintenis die is aangeboden in het kader van de antidumping- en de antisubsidieprocedure betreffende de invoer van sulfanilzuur uit India

(2006/37/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) (hierna „de basisantidumpingverordening” genoemd), en met name op artikel 8,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2026/97 van de Raad van 6 oktober 1997 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (2) (hierna „de basisantisubsidieverordening” genoemd), en met name op artikel 13,

Na overleg met het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   PROCEDURE

(1)

In juli 2002 heeft de Raad bij Verordening (EG) nr. 1338/2002 (3) definitieve compenserende rechten ingesteld op sulfanilzuur uit India en op dezelfde dag, bij Verordening (EG) nr. 1339/2002 (4), definitieve antidumpingrechten op sulfanilzuur uit de Volksrepubliek China en India.

(2)

In het kader van deze procedures heeft de Commissie bij Besluit 2002/611/EG (5) een prijsverbintenis aanvaard die was aangeboden door een Indiase onderneming, Kokan Synthetics & Chemicals Pvt Ltd (hierna „de onderneming” genoemd).

(3)

In december 2003 heeft de onderneming de Commissie ervan in kennis gesteld dat zij haar verbintenis wenste op te zeggen. Bijgevolg werd het besluit van de Commissie tot aanvaarding van de verbintenis bij Besluit 2004/255/EG van de Commissie (6) ingetrokken.

(4)

In februari 2004 werd het onderzoek naar de eventuele absorptie van de rechten op sulfanilzuur uit de Volksrepubliek China beëindigd bij Verordening (EG) nr. 236/2004 van de Raad (7), waarbij het definitieve antidumpingrecht op sulfanilzuur uit de Volksrepubliek China werd verhoogd van 21 % tot 33,7 %.

B.   VERZOEK OM HERZIENING

(5)

In december 2004 heeft de onderneming een verzoek ingediend om een tussentijds onderzoek overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisantidumpingverordening en artikel 19 van de basisantisubsidieverordening, welk onderzoek beperkt zou zijn tot een onderzoek naar de vraag of de door de onderneming aangeboden verbintenis opnieuw kon worden aanvaard.

(6)

Het verzoek bevatte voldoende bewijsmateriaal dat de omstandigheden aanmerkelijk waren gewijzigd sinds de onderneming de verbintenis had opgezegd. Zij wenste haar oorspronkelijke verbintenis derhalve opnieuw aan te bieden en voerde aan dat deze verbintenis, gezien de gewijzigde omstandigheden, zowel doeltreffend als uitvoerbaar zou zijn.

(7)

Daarom werd in het Publicatieblad van de Europese Unie het bericht (8) bekendgemaakt dat de Commissie een tussentijds onderzoek opende.

C.   AANVAARDING VAN DE VERBINTENIS

(8)

Nadere gegevens over de procedurele aspecten en bevindingen van het onderzoek zijn opgenomen in Verordening (EG) nr. 123/2006 van de Raad (9), waarbij zowel Verordening (EG) nr. 1338/2002 tot instelling van een definitief compenserend recht als Verordening (EG) nr. 1339/2002 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op sulfanilzuur uit India worden gewijzigd.

(9)

De conclusie van het onderzoek was dat de door de onderneming aangeboden herziene verbintenis kan worden aanvaard omdat deze een einde maakt aan de schadelijke gevolgen van dumping en subsidiëring.

(10)

Volgens de herziene verbintenis stemt de onderneming ermee in de oorspronkelijk aangeboden minimumprijs te indexeren om rekening te houden met de cyclische prijsontwikkeling van een van de belangrijkste grondstoffen voor de productie van sulfanilzuur.

(11)

De onderneming zal de Commissie ook regelmatig nauwkeurige gegevens over haar uitvoer naar de Gemeenschap doen toekomen zodat de Commissie de naleving van de verbintenis kan controleren. Bovendien is de verkoopstructuur van deze onderneming van dien aard dat de Commissie de kans op ontduiking van de verbintenis gering acht.

(12)

Gelet op het voorgaande wordt de verbintenis aanvaardbaar geacht.

(13)

Om ervoor te zorgen dat de Commissie de naleving van de verbintenis kan controleren, wordt de vrijstelling van rechten slechts verleend wanneer bij de aangifte van het betrokken product voor het vrije verkeer een factuur wordt overgelegd die ten minste de gegevens bevat die zijn opgenomen in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 123/2006. Aan de hand van deze gegevens moet de douane ook kunnen nagaan dat de goederen met de handelsdocumenten overeenstemmen. Indien een dergelijke factuur niet wordt overgelegd of wanneer deze niet overeenstemt met de goederen die bij de douane worden aangebracht, wordt geen vrijstelling verleend maar worden het toepasselijke antidumpingrecht en compenserende recht geheven.

(14)

Om de inachtneming van de verbintenis te waarborgen moeten de importeurs er ook op worden gewezen dat het niet-nakomen van de verbintenis ertoe kan leiden dat het antidumpingrecht en het compenserende recht met terugwerkende kracht worden toegepast.

(15)

Indien de verbintenis niet wordt nagekomen of wordt opgezegd of indien de aanvaarding van de verbintenis door de Commissie wordt ingetrokken, zijn het antidumpingrecht en compenserende recht die werden ingesteld overeenkomstig artikel 9, lid 4, van de basisantidumpingverordening en artikel 15, lid 1, van de basisantisubsidieverordening automatisch van toepassing overeenkomstig artikel 8, lid 9, van de basisantidumpingverordening en artikel 13, lid 9, van de basisantisubsidieverordening,

BESLUIT:

Artikel 1

De verbintenis die is aangeboden door de hierna vermelde producent/exporteur in het kader van de antidumping- en de antisubsidieprocedure betreffende de invoer van sulfanilzuur uit India wordt aanvaard.

Land

Onderneming

Aanvullende Taric-code

India

Kokan Synthetics & Chemicals Pvt Ltd, 14 Guruprasad, Gokhale Road (N), Dadar (W), Mumbai 400 028

A398

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag volgende op die van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 5 december 2005.

Voor de Commissie

Peter MANDELSON

Lid van de Commissie


(1)  PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 461/2004 (PB L 77 van 13.3.2004, blz. 12).

(2)  PB L 288 van 21.10.1997, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 461/2004.

(3)  PB L 196 van 25.7.2002, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 492/2004 (PB L 80 van 18.3.2004, blz. 6).

(4)  PB L 196 van 25.7.2002, blz. 11. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 492/2004.

(5)  PB L 196 van 25.7.2002, blz. 36.

(6)  PB L 80 van 18.3.2004, blz. 29.

(7)  PB L 40 van 12.2.2004, blz. 17.

(8)  PB C 101 van 27.4.2005, blz. 34.

(9)  Zie bladzijde 5 van dit Publicatieblad.


26.1.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 22/54


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 22 december 2005

tot wijziging van Besluit 1999/572/EG van de Commissie tot aanvaarding van de verbintenissen die zijn aangeboden in het kader van de antidumpingprocedure betreffende de invoer van stalen kabels uit onder meer India

(2006/38/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) (hierna „de basisverordening” genoemd), en met name op de artikelen 8 en 9,

Na overleg met het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   VOORAFGAANDE PROCEDURE

(1)

In augustus 1999 stelde de Raad bij Verordening (EG) nr. 1796/1999 (2) een definitief antidumpingrecht in op de invoer van stalen kabels (hierna „het betrokken product” genoemd) uit onder meer India.

(2)

Bij Besluit 1999/572/EG (3) aanvaardde de Commissie een prijsverbintenis van een Indiase onderneming, Usha Martin Industries & Usha Beltron Ltd. Deze onderneming wijzigde ondertussen haar naam en staat nu bekend onder de naam Usha Martin Limited (hierna „UML” genoemd). De naamswijziging had hoegenaamd geen gevolgen voor de activiteiten van de onderneming.

(3)

Ten gevolge hiervan werd de invoer in de Gemeenschap van een type van het betrokken product waarop de verbintenis van toepassing was (hierna „het product waarop de verbintenis van toepassing was” genoemd) van oorsprong uit India, dat werd vervaardigd door UML of door een andere, waar ook ter wereld gevestigde, met UML verbonden onderneming van de definitieve antidumpingrechten vrijgesteld.

(4)

In dit verband wordt erop gewezen dat bepaalde typen stalen kabels die momenteel door UML worden vervaardigd, tijdens het onderzoektijdvak dat tot de instelling van de antidumpingmaatregelen heeft geleid, niet naar de Gemeenschap werden uitgevoerd; de vrijstelling van de antidumpingrechten in het kader van de verbintenis was dan ook niet van toepassing op deze typen. Bijgevolg moest voor deze stalen kabels wanneer zij in de Gemeenschap in het vrije verkeer werden gebracht antidumpingrechten worden betaald.

(5)

In november 2005, na een herziening naar aanleiding van het vervallen van de maatregelen overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening, besloot de Raad bij Verordening (EG) nr. 121/2006 (4) dat de antidumpingmaatregelen die van toepassing waren op de invoer van het betrokken product uit onder meer India gehandhaafd moesten worden.

B.   SCHENDING VAN DE VERBINTENIS

1.   Verplichtingen van de ondernemingen in het kader van verbintenissen

(6)

De verbintenis die door UML werd aangeboden heeft voor de onderneming (en voor iedere waar ook ter wereld gevestigde andere onderneming die met UML verbonden is) onder meer tot gevolg dat de onderneming bij verkoop van het product waarop de verbintenis betrekking heeft aan de eerste onafhankelijke afnemer in de Gemeenschap verkoopprijzen moet hanteren die gelijk zijn aan, of meer bedragen dan, de in de verbintenis vastgestelde minimuminvoerprijzen. Deze prijzen maken een einde aan de schadelijke gevolgen van de dumping. Wanneer de goederen in de Gemeenschap door verbonden importeurs worden doorverkocht aan de eerste onafhankelijke afnemer moeten de verkoopprijzen van het product waarop de verbintenis betrekking heeft, na de nodige correcties voor verkoopkosten, algemene en administratieve uitgaven alsmede een redelijke winst eveneens toereikend zijn om aan de schadelijke gevolgen van de dumping een eind te maken.

(7)

Op grond van de verbintenis was UML er ook toe verplicht de Commissie in de vorm van kwartaalverslagen regelmatig gedetailleerde informatie te verstrekken over de invoer van het betrokken product uit India door UML in de Gemeenschap (en over de wederverkoop in de Gemeenschap van de met UML verbonden, in de Gemeenschap gevestigde partijen). In dergelijke verslagen moeten niet alleen de producten worden opgenomen waarop de verbintenis betrekking heeft en die in aanmerking komen voor vrijstelling van het antidumpingrecht maar ook de andere typen stalen kabels waarop de verbintenis niet van toepassing is en waarvoor derhalve het antidumpingrecht geldt.

(8)

Tenzij anders vermeld gaat de Commissie ervan uit dat deze verslagen die UML indient (en de verslagen over de wederverkoop van haar verbonden, in de Gemeenschap gevestigde ondernemingen) volledig zijn en correcte informatie bevatten.

(9)

Voorts aanvaardde UML dat alleen vrijstelling van de antidumpingrechten kan worden verleend indien een „verbintenisfactuur” wordt overgelegd aan de douaneautoriteiten van de Gemeenschap. Bovendien verbond UML zich ertoe een dergelijke verbintenisfactuur niet op te stellen voor verkoop van die typen van het betrokken product waarop de verbintenis niet van toepassing is en waarvoor derhalve een antidumpingrecht geldt.

(10)

Verder gelden de bepalingen van de verbintenis ook voor iedere met UML verbonden onderneming, waar ook ter wereld.

(11)

Om te waarborgen dat de verbintenis werd nageleefd stemde UML er ook mee in de Commissie alle noodzakelijk geachte gegevens te verstrekken en controlebezoeken in haar bedrijven en in de bedrijven van haar verbonden ondernemingen toe te staan zodat de juistheid en de betrouwbaarheid van de gegevens in de kwartaalverslagen konden worden gecontroleerd.

(12)

In dit verband vonden controlebezoeken plaats in de bedrijven van UML in India en in het bedrijf van een in Dubai gevestigde verbonden onderneming, namelijk Brunton Wolf Wire Ropes FZE (hierna „BWWR” genoemd).

2.   Resultaten van het controlebezoek in de bedrijven van UML

(13)

Bij onderzoek van de boekhouding van de onderneming bleek dat grote hoeveelheden van het betrokken product waarop de verbintenis niet van toepassing was niet waren vermeld in de kwartaalverslagen die de Commissie werden voorgelegd. Bovendien waren de goederen in kwestie door UML verkocht aan haar verbonden importeurs in het Verenigd Koninkrijk en Denemarken en opgenomen in de verbintenisfacturen.

(14)

De Commissie is van oordeel dat het niet vermelden van de verkoop in kwestie in de verkoopverslagen en de onterechte opname ervan in de verbintenisfacturen een schending van de verbintenis inhouden.

3.   Resultaten van het controlebezoek in het bedrijf van BWWR

(15)

De door BWWR vervaardigde afgewerkte stalen kabels doorlopen twee belangrijke productiestadia: namelijk i) een bepaald aantal afzonderlijke staaldraden wordt gevlochten tot zogenaamde „strengen”, en ii) een bepaald aantal van deze strengen, die van afzonderlijke staaldraden zijn vervaardigd, wordt vervolgens gevlochten tot afgewerkte stalen kabels.

(16)

Tijdens de controle bij BWWR bleek dat belangrijke hoeveelheden strengen van Indiase oorsprong door UML aan BWWR waren verkocht en dat BWWR deze strengen had getransformeerd tot stalen kabels waarvan een gedeelte vervolgens naar de Gemeenschap werd uitgevoerd; als oorsprong werd hierbij de Verenigde Arabische Emiraten (hierna „UAE” genoemd) opgegeven.

(17)

Gezien deze bewerking of verwerking werd het noodzakelijk geacht de oorsprong van de door BWWR aan de Gemeenschap verkochte stalen kabels nader te onderzoeken. Hiervoor werd verwezen naar artikel 22 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (5) (hierna „het communautair douanewetboek” genoemd) waarin is bepaald dat de niet-preferentiële oorsprong van de goederen is omschreven met het oog op de toepassing van andere maatregelen dan tariefmaatregelen die in het kader van het goederenverkeer bij specifieke communautaire bepalingen zijn vastgesteld, zoals antidumpingmaatregelen.

(18)

De bepalingen met betrekking tot de niet-preferentiële oorsprong van goederen bij welker vervaardiging twee of meer landen betrokken zijn, zijn vastgesteld in de artikelen 24 en 25 van het communautair douanewetboek en de artikelen 35 en 39 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie (6) tot vaststelling van enkele bepalingen tot uitvoering van het communautair douanewetboek. Bij stalen kabels wordt er wat betreft „de laatste ingrijpende verwerking of bewerking”, waarnaar in artikel 24 van het communautair douanewetboek wordt verwezen, van uitgegaan dat dit product zijn laatste ingrijpende verwerking of bewerking heeft ondergaan wanneer het wordt ingedeeld onder een andere, uit vier cijfers bestaande tariefpost van het geharmoniseerd systeem (hierna „de 4-cijferpost” genoemd) dan de 4-cijferposten waaronder de materialen worden ingedeeld die voor de vervaardiging van deze producten worden gebruikt.

(19)

Dit betekent dat de bewerking of verwerking van Indiase strengen, die worden ingedeeld onder de 4-cijferpost 73.12, tot stalen kabel, die eveneens wordt ingedeeld onder de 4-cijferpost 73.12 niet tot gevolg heeft dat het afgewerkte product, in dit geval stalen kabel, de oorsprong uit UAE verwerft; integendeel het product behoudt zijn Indiase oorsprong.

(20)

De stalen kabels die door BWWR worden verkocht en die vervaardigd zijn van strengen van Indiase oorsprong worden derhalve beschouwd als van Indiase oorsprong en zijn dan ook onderworpen aan de antidumpingmaatregelen die momenteel van toepassing zijn op invoer van oorsprong uit India. Wanneer deze producten in de Gemeenschap in het vrije verkeer worden gebracht zijn derhalve de voorwaarden van de verbintenis van toepassing of, wanneer zij niet onder een productcategorie vallen waarop de verbintenis van toepassing is, de antidumpingrechten.

(21)

Bovendien werd vastgesteld dat de door BWWR naar de Gemeenschap uitgevoerde stalen kabels in kwestie — die als van Indiase oorsprong worden beschouwd — niet waren opgegeven in de kwartaalverslagen over de verkoop die UML, of de met UML verbonden ondernemingen, aan de Commissie moesten voorleggen. Deze producten waren evenmin bij invoer in de Gemeenschap waar ze in het vrije verkeer werden gebracht, aangegeven als van Indiase oorsprong. Omdat voor deze producten van Indiase oorsprong, die vanuit Dubai in de Gemeenschap werden ingevoerd waar ze in het vrije verkeer werden gebracht, geen verbintenisfactuur was opgesteld, waren dan ook antidumpingrechten verschuldigd.

(22)

Bovendien werd vastgesteld dat deze in Dubai vervaardigde stalen kabels van Indiase oorsprong in de Gemeenschap waren verkocht tegen prijzen die onder de in de verbintenis van UML voor de stalen kabels in kwestie vastgestelde minimuminvoerprijzen lagen.

(23)

Gezien het bovenstaande werd UML op de hoogte gebracht van de essentiële feiten en overwegingen op basis waarvan de Commissie voornemens was de aanvaarding van de verbintenis in te trekken en in de plaats daarvan een definitief antidumpingrecht in te stellen. Er werd een termijn toegestaan waarbinnen zowel schriftelijke als mondelinge opmerkingen konden worden gemaakt. UML reageerde zowel schriftelijk als mondeling.

4.   Reacties

a)   Het niet nakomen van de verplichting verslag uit te brengen

(24)

UML verklaarde dat de in de verbintenisfacturen opgenomen producten die in de Gemeenschap waren ingevoerd maar niet vermeld waren in de kwartaalverslagen over de verkoop van de onderneming, waren ingevoerd in het kader van de regeling actieve veredeling en vervolgens in de Gemeenschap in het vrije verkeer waren gebracht na betaling van het antidumpingrecht, of opnieuw uit de Gemeenschap waren uitgevoerd. Het feit dat deze goederen niet waren vermeld in de kwartaalverslagen van de onderneming was volgens de onderneming eenvoudigweg toe te schrijven aan een administratieve fout. Er was geen kwaad geschied en er had geen belangrijke schending van de verbintenis plaatsgevonden.

(25)

Om dit argument te staven voerde UML aan dat een verbintenis in de eerste plaats bedoeld is om te waarborgen dat de verkoop plaatsvindt tegen prijzen waarbij niet langer schade wordt berokkend. De onderneming was van mening dat aan deze voorwaarde ten volle was voldaan en dat de nauwkeurigheid van de kwartaalverslagen over de verkoop van de onderneming van secundair belang was. Voorts was UML van oordeel dat indien voor producten waarop de verbintenis niet van toepassing was maar die wel in de verbintenisfacturen werden vermeld uiteindelijk antidumpingrechten werden betaald of indien dergelijke producten later opnieuw uit de Gemeenschap werden uitgevoerd de essentie van de verbintenis in acht was genomen. Volgens UML was derhalve, niettegenstaande haar activiteiten of die van haar verbonden ondernemingen in de Gemeenschap, de status-quo op de markt van de Gemeenschap gehandhaafd.

(26)

De Commissie is het ermee eens dat het doel van een verbintenis is een eind te maken aan de schadelijke gevolgen van dumping. De verplichting om op accurate wijze verslag uit te brengen over de verkoop, of het feit dat goederen waarop een verbintenis niet van toepassing is niet in de verbintenisfacturen mogen worden vermeld, is in haar ogen echter niet van secundair of ondergeschikt belang in vergelijking met andere bepalingen van een verbintenis. De Commissie kan een verbintenis alleen doeltreffend controleren indien zij in het bezit is van alle gegevens in verband met de verkoop van het betrokken product aan de Gemeenschap; slechts dan kan zij oordelen of de verbintenis wordt nageleefd en aan de schadelijke gevolgen van de dumping een eind wordt gemaakt. Indien de verslagen over de verkoop onvolledig of onvoldoende nauwkeurig zijn, ontstaat er twijfel over het feit of de onderneming de verbintenis als zodanig respecteert. Het naleven van de verplichtingen op het gebied van verslaggeving moet derhalve worden beschouwd als één van de eerste verplichtingen van de betrokken ondernemingen aangezien deze formaliteiten niet slechts bedoeld zijn om administratieve procedures te vereenvoudigen maar ook noodzakelijk zijn voor de goede werking van het systeem van verbintenissen als zodanig.

(27)

Dit heeft tot gevolg dat op de vraag of de status-quo op de markt van de Gemeenschap werd gehandhaafd (en impliciet, of de bedrijfstak van de Gemeenschap schade werd berokkend) moet worden geantwoord dat het niet nakomen van de verplichting de Commissie verslagen voor te leggen de doeltreffendheid van het systeem van verbintenissen in gevaar brengt, terwijl dit systeem specifiek werd opgezet om de producenten van stalen kabels in de Gemeenschap tegen schadelijke dumping te beschermen. Het niet ter beschikking stellen van volledige en betrouwbare verslagen doet ook twijfel rijzen over de vraag of aan de wezenlijke bepalingen van de verbintenis werd voldaan en belet de Commissie derhalve vast te stellen of de onderneming al haar verplichtingen is nagekomen. De Commissie moet dergelijke inbreuken dan ook als nadelig beschouwen voor de producenten van de Gemeenschap.

(28)

Bovendien houdt de verbintenis in dat UML en de met UML verbonden ondernemingen waar ook ter wereld alle afzonderlijke bepalingen van de verbintenis moeten naleven en doeltreffende maatregelen moeten nemen om te waarborgen dat dit ook gebeurt. In dit geval ontbraken de interne controles en procedures om UML in staat te stellen haar verplichtingen volledig na te komen overeenkomstig de bepalingen van de verbintenis.

(29)

De argumenten van de onderneming in verband met haar verplichting tot verslaggeving hebben derhalve geen invloed op het standpunt van de Commissie dat de verbintenis werd geschonden.

b)   Evenredigheid

(30)

Voorts voerde de onderneming aan dat de door de instellingen van de Gemeenschap voor het betrokken product van oorsprong uit India in het kader van het huidige systeem van verbintenissen genomen maatregelen in proportie moeten zijn tot de doelstelling van deze maatregelen (evenredigheidsbeginsel).

(31)

In verband met het evenredigheidsbeginsel wordt er in de eerste plaats op gewezen dat overeenkomstig artikel 8, lid 7, van de basisverordening het niet voldoen aan de eis relevante inlichtingen te verstrekken (bijvoorbeeld het niet voldoen aan één van de eisen in verband met de verslaggeving) beschouwd zal worden als een schending van de verbintenis. Overeenkomstig artikel 8, lid 9, van de basisverordening mag bovendien een definitief antidumpingrecht worden ingesteld wanneer de verbintenis wordt geschonden. De Commissie oordeelt dat deze artikelen het belang „op zich” van de verplichting verslag uit te brengen benadrukken. Dit wordt nog eens benadrukt door de duidelijke en precieze bewoordingen van de verbintenis zelf waarin alle verplichtingen in verband met de verslaggeving zijn uiteengezet.

(32)

Deze benadering werd ook bevestigd door de jurisprudentie van het Gerecht van eerste aanleg dat oordeelde dat schending van een verbintenis voor de Commissie reeds voldoende grond kan zijn om haar aanvaarding van de verbintenis in te trekken (7).

(33)

De argumenten van UML met betrekking tot de evenredigheid doen derhalve geen afbreuk aan het standpunt van de Commissie dat de verbintenis werd geschonden.

c)   Ontwikkelingsland

(34)

Het Indiase bedrijf betoogde voorts een exporteur/producent te zijn in een door de WTO als ontwikkelingsland omschreven land en dat overeenkomstig artikel 15 van de Antidumpingovereenkomst van de WTO speciale aandacht aan dat land moest worden besteed. De Commissie zou derhalve de aanvaarding van de verbintenis niet moeten intrekken omdat „het de eerste maal was dat een minder belangrijk punt niet werd nageleefd”.

(35)

Bij het beantwoorden van de vraag of het feit dat UML in een ontwikkelingsland gevestigd is, een reden is om de aanvaarding van de verbintenis niet in te trekken wordt eraan herinnerd dat UML de moedermaatschappij is van een multinationale groep van ondernemingen en tevens één van de grootste producenten van het betrokken product wereldwijd. Gezien de duidelijke bekwaamheid van het bestuur en de structuur van de UML-groep die de Commissie tijdens haar controlebezoeken kon vaststellen, kan niet worden aanvaard dat het naleven van een eis op het gebied van verslaggeving voor de onderneming moeilijkheden zou kunnen opleveren. Bovendien moet een onderneming indien zij een verbintenis aanbiedt zich ervan vergewissen dat zij later de verplichtingen ten gevolge van de verbintenis kan nakomen. De argumenten van de onderneming op dit gebied worden derhalve van de hand gewezen.

d)   Niet-preferentiële oorsprong in geval van invoer

(36)

In verband met de oorsprong van de stalen kabels die vanuit Dubai naar de Gemeenschap werden uitgevoerd en die vervaardigd waren van strengen van Indiase oorsprong werd door UML aangevoerd dat de goederen in kwestie in het laatste stadium van de bewerking (wanneer de strengen worden gevlochten en afgewerkt tot stalen kabel) de Indiase oorsprong niet meer behielden maar net op grond van deze laatste bewerking UAE-oorsprong verwierven.

(37)

Volgens UML baseerde de Commissie zich ten onrechte op een wijziging van de 4-cijferpost als de enige doorslaggevende factor voor de niet-preferentiële oorsprong. De onderneming argumenteerde dat volgens de artikelen 24 en 25 van het communautair douanewetboek een wijziging van de 4-cijferpost slechts één factor is waarmee rekening wordt gehouden die niet noodzakelijk doorslaggevend is aangezien de ter plekke aan ingevoerde goederen toegevoegde waarde een andere essentiële factor is. In dit verband werd aangevoerd dat de in Dubai toegevoegde waarde meer bedroeg dan 25 %. Bovendien beweerde UML ook dat de vaststelling van de oorsprong van goederen op basis van wijzigingen van de 4-cijferpost die (al dan niet) hadden plaatsgevonden het standpunt was dat de Gemeenschap innam bij onderhandelingen over de oorsprongsregels in het kader van de WTO en dat deze benadering niet was opgenomen in goedgekeurde gemeenschapswetgeving.

(38)

Voorts verklaarde UML niet op de hoogte te zijn van de niet-preferentiële oorsprongsregels en dat het bestuur van de groep in Dubai en in India er bij de oprichting van het bedrijf in Dubai in 2003, van uitging dat de stalen kabels die in Dubai van strengen van Indiase oorsprong werden vervaardigd UAE-oorsprong zouden verwerven.

(39)

Als antwoord op de argumenten van UML in verband met de oorsprong van de producten in kwestie die vanuit Dubai naar de Gemeenschap werden uitgevoerd, wenst de Commissie er in de eerste plaats op te wijzen dat voor goederen bij welker vervaardiging twee of meer landen betrokken zijn, voor de niet-preferentiële oorsprong het concept van „de laatste ingrijpende verwerking of bewerking” inderdaad de oorsprong van de goederen bepaalt. De laatste ingrijpende bewerking of verwerking wordt evenwel bepaald aan de hand van één van de volgende drie volgende manieren, i) een besluit waarbij de tarief(sub)post in het geharmoniseerd systeem wordt gewijzigd, of ii) een lijst van productieprocédés dan wel van verwerkingen of bewerkingen die de goederen al dan niet de oorsprong verlenen van het land waarin deze werkzaamheden hebben plaatsgevonden, of iii) een besluit betreffende toegevoegde waarde.

(40)

Voor stalen kabels is wijziging van de tarief(sub)post vereist. Aangezien de 4-cijferpost voor strengen dezelfde is als die voor stalen kabels houdt de bewerking of verwerking die in Dubai plaatsvindt geen wijziging in van de Indiase oorsprong van de goederen voor de vaststelling van de niet-preferentiële oorsprong.

(41)

Hoewel het niet nodig was na te gaan of aan de in Dubai ingevoerde goederen waarde werd toegevoegd, werden voor de goede orde ook de cijfers onderzocht die UML voorlegde om de bewering van de onderneming te staven dat de in Dubai toegevoegde waarde aanzienlijk was. Uit het onderzoek bleek dat de werkelijke in Dubai toegevoegde waarde, wanneer deze werd uitgedrukt in percenten van de prijs af fabriek van de stalen kabels, in ieder geval minder bedroeg dan de 25 % waarvan door de onderneming gewag werd gemaakt.

(42)

Wat het argument betreft van UML dat de Commissie alleen bij de onderhandelingen betreffende de oorsprongsregels in het kader van de WTO uitgaat van wijziging van de 4-cijferpost als criterium en dat het hier geen goedgekeurde wetgeving betreft wordt erop gewezen dat de „4-cijferpost-regel” een vaste praktijk is bij de toepassing van artikel 24 van het communautair douanewetboek. Dit is de regel die door de instellingen van de Gemeenschap en door de bevoegde douaneautoriteiten van de lidstaten wordt toegepast bij de vaststelling van de niet-preferentiële oorsprong van een reeks producten waartoe ook het product in kwestie behoort.

(43)

Wat het argument betreft dat de onderneming niet op de hoogte was van de niet-preferentiële oorsprongsregels wijst de Commissie er nogmaals op dat UML de moedermaatschappij is van een grote multinational met verbonden productiemaatschappijen, distributeurs en handelsmaatschappijen over de gehele wereld. Rekening houdend met het verkeer van grondstoffen, afgewerkte producten en halffabrikaten tussen de leden van de groep lijkt het onwaarschijnlijk dat de onderneming niet op de hoogte was van de niet-preferentiële oorsprongsregels of van de oorsprong van belangrijke producten die in één van haar bedrijven worden vervaardigd. Bovendien wijst zij erop dat ondernemingen hoe dan ook verondersteld worden het wetboek en de voorschriften die van toepassing zijn te kennen en niet kunnen aanvoeren niet op de hoogte te zijn ter rechtvaardiging van het feit dat zij de geldende voorschriften niet hebben nageleefd.

(44)

Gezien het bovenstaande oordeelt de Commissie dat de uit Dubai uitgevoerde goederen in kwestie van Indiase oorsprong waren en dat deze goederen derhalve onderworpen zijn aan de antidumpingrechten die van toepassing zijn op de invoer van stalen kabels van oorsprong uit India.

(45)

De argumenten van de onderneming in verband met de oorsprong van de goederen in kwestie werden bijgevolg niet aanvaard en zijn derhalve niet van invloed op het standpunt van de Commissie dat de verbintenis werd geschonden.

C.   WIJZIGING VAN BESLUIT 1999/572/EG

(46)

In het licht van het bovenstaande wordt geoordeeld dat de aanvaarding van de verbintenis die was aangeboden door Usha Martin Industries & Usha Beltron Ltd, nu bekend onder de naam Usha Martin Ltd, moet worden ingetrokken. Artikel 1 van Besluit 1999/572/EG van de Commissie tot aanvaarding van een verbintenis van Usha Martin Industries & Usha Beltron Ltd moet dienovereenkomstig worden gewijzigd,

BESLUIT:

Artikel 1

De aanvaarding van de verbintenis in verband met de invoer van stalen kabels die was aangeboden door Usha Martin Industries & Usha Beltron Ltd wordt ingetrokken.

Artikel 2

De tabel in artikel 1, lid 1, van Besluit 1999/572/EG wordt door de volgende tabel vervangen:

Land

Producent

Aanvullende Taric-code

Zuid-Afrika

Haggie

Lower Germiston Road

Jupiter

PO Box 40072

Cleveland

Zuid-Afrika

A023

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag volgende op die van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 22 december 2005.

Voor de Commissie

Peter MANDELSON

Lid van de Commissie


(1)  PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2117/2005 (PB L 340 van 23.12.2005, blz. 17).

(2)  PB L 217 van 17.8.1999, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1674/2003 (PB L 238 van 25.9.2003, blz. 1).

(3)  PB L 217 van 17.8.1999, blz. 63. Besluit laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1678/2003 (PB L 238 van 25.9.2003, blz. 13).

(4)  Zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad.

(5)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 648/2005 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 117 van 4.5.2005, blz. 13).

(6)  PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 883/2005 (PB L 148 van 11.6.2005, blz. 5).

(7)  Zaak T-51/96 Miwon Co. Ltd/Raad (2000) Jur. II-1841, paragraaf 52.


  翻译: