ISSN 1725-2598 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 57 |
|
![]() |
||
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
49e jaargang |
Inhoud |
|
I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing |
Bladzijde |
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing
28.2.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 57/1 |
VERORDENING (EG) Nr. 345/2006 VAN DE COMMISSIE
van 27 februari 2006
tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 28 februari 2006.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 27 februari 2006.
Voor de Commissie
J. L. DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 386/2005 (PB L 62 van 9.3.2005, blz. 3).
BIJLAGE
bij de verordening van de Commissie van 27 februari 2006 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
052 |
97,9 |
204 |
41,4 |
|
212 |
102,9 |
|
999 |
80,7 |
|
0707 00 05 |
052 |
125,6 |
204 |
68,1 |
|
999 |
96,9 |
|
0709 10 00 |
220 |
57,6 |
999 |
57,6 |
|
0709 90 70 |
052 |
121,5 |
204 |
50,9 |
|
999 |
86,2 |
|
0805 10 20 |
052 |
48,1 |
204 |
53,0 |
|
212 |
41,9 |
|
220 |
51,1 |
|
624 |
64,3 |
|
999 |
51,7 |
|
0805 20 10 |
204 |
97,4 |
999 |
97,4 |
|
0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90 |
052 |
59,6 |
204 |
119,2 |
|
220 |
48,0 |
|
624 |
83,2 |
|
662 |
41,2 |
|
999 |
70,2 |
|
0805 50 10 |
052 |
42,0 |
220 |
39,9 |
|
624 |
57,2 |
|
999 |
46,4 |
|
0808 10 80 |
388 |
115,2 |
400 |
135,9 |
|
404 |
98,0 |
|
528 |
94,0 |
|
720 |
83,8 |
|
999 |
105,4 |
|
0808 20 50 |
052 |
105,2 |
220 |
60,6 |
|
388 |
91,0 |
|
400 |
94,8 |
|
512 |
68,8 |
|
528 |
69,4 |
|
720 |
45,0 |
|
999 |
76,4 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 750/2005 van de Commissie (PB L 126 van 19.5.2005, blz. 12). De code „999” staat voor „andere oorsprong”.
28.2.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 57/3 |
VERORDENING (EG) Nr. 346/2006 VAN DE COMMISSIE
van 27 februari 2006
houdende opening van een preferentieel tariefcontingent voor de invoer van ruwe rietsuiker van oorsprong uit de ACS-staten met het oog op de voorziening van de raffinaderijen in de periode van 1 maart tot en met 30 juni 2006
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad van 19 juni 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), en met name op artikel 39, lid 6,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In artikel 39, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 is bepaald dat, met het oog op een adequate voorziening van de raffinaderijen in de Gemeenschap, tijdens de verkoopseizoenen 2001/2002 tot en met 2005/2006 een bijzonder, verlaagd recht wordt toegepast bij invoer van ruwe rietsuiker van oorsprong uit staten waarmee de Gemeenschap preferentiële leveringsovereenkomsten heeft gesloten. Tot nu toe heeft de Gemeenschap bij Besluit 2001/870/EG van de Raad (2) dergelijke overeenkomsten gesloten met enerzijds de staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan (ACS-staten) die vermeld zijn in Protocol nr. 3 betreffende ACS-suiker dat hoort bij bijlage V bij de Partnerschapovereenkomst ACS-EG (3) en anderzijds de Republiek India. |
(2) |
In de bij Besluit 2001/870/EG gesloten overeenkomsten in de vorm van een briefwisseling is bepaald dat de betrokken raffinaderijen een minimumaankoopprijs moeten betalen die gelijk is aan de gegarandeerde prijs voor ruwe suiker, verminderd met de voor het betrokken verkoopseizoen vastgestelde aanpassingssteun. Bijgevolg moet deze minimumprijs worden vastgesteld, met inachtneming van de voor het verkoopseizoen 2005/2006 geldende elementen. |
(3) |
Overeenkomstig artikel 39 van Verordening (EG) nr. 1260/2001 wordt aan de hand van een jaarlijkse communautaire voorzieningsbalans vastgesteld hoeveel bijzondere preferentiële suiker moet worden ingevoerd. |
(4) |
Uit deze voorzieningsbalans blijkt dat ruwe suiker moet worden ingevoerd en dat voor het verkoopseizoen 2005/2006 tariefcontingenten met een bijzonder, verlaagd recht, zoals bedoeld in de genoemde overeenkomsten, moeten worden geopend om gedurende een deel van voornoemd verkoopseizoen in de behoeften van de raffinaderijen in de Gemeenschap te voorzien. |
(5) |
Bij Verordening (EG) nr. 978/2005 van de Commissie (4) zijn dergelijke contingenten geopend voor de periode van 1 juli 2005 tot en met 28 februari 2006. |
(6) |
Aangezien de productieramingen voor ruwe rietsuiker beschikbaar zijn voor het verkoopseizoen 2005/2006, is het dienstig een contingent te openen voor het tweede deel van dat verkoopseizoen. |
(7) |
Verordening (EG) nr. 1159/2003 van de Commissie van 30 juni 2003 tot vaststelling, voor de verkoopseizoenen 2003/2004, 2004/2005 en 2005/2006, van de uitvoeringsbepalingen voor de invoer van rietsuiker in het kader van bepaalde tariefcontingenten en preferentiële overeenkomsten en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1464/95 en (EG) nr. 779/96 (5) moet van toepassing zijn op het nieuwe contingent. |
(8) |
Om de marktdeelnemers de gelegenheid te geven de hoeveelheden bijzondere preferentiële suiker waarvoor bij Verordening (EG) nr. 978/2005 twee tariefcontingenten zijn geopend voor de periode van 1 juli 2005 tot en met 28 februari 2006, volledig te benutten, moet de termijn voor het indienen van certificaataanvragen in het kader van de betrokken contingenten worden verlengd tot en met 30 juni 2006. |
(9) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor suiker, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor de periode van 1 maart tot en met 30 juni 2006 wordt in het kader van Besluit 2001/870/EG voor de invoer van voor raffinage bestemde ruwe rietsuiker van GN-code 1701 11 10 een tariefcontingent van 60 224 t, uitgedrukt in witte suiker, van oorsprong uit de ACS-staten die de bij voornoemd besluit goedgekeurde overeenkomst in de vorm van een briefwisseling hebben ondertekend, geopend.
Artikel 2
1. Het bij invoer van de in artikel 1 genoemde hoeveelheid toe te passen bijzondere verlaagde invoerrecht wordt vastgesteld op 0 EUR per 100 kg ruwe suiker van standaardkwaliteit.
2. De door de raffinaderijen in de Gemeenschap te betalen minimumaankoopprijs wordt voor de in artikel 1 genoemde periode vastgesteld op 49,68 EUR per 100 kg ruwe suiker van standaardkwaliteit.
Artikel 3
Verordening (EG) nr. 1159/2003 is van toepassing op het bij de onderhavige verordening geopende tariefcontingent.
Artikel 4
Voor de in artikel 1, onder a) en b), van Verordening (EG) nr. 978/2005 vastgestelde hoeveelheden waarvoor nog geen invoercertificaataanvragen zijn ingediend vóór 1 maart 2006, mogen nog certificaataanvragen worden ingediend tot en met 30 juni 2006.
Artikel 5
Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 maart 2006.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 27 februari 2006.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 178 van 30.6.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 39/2004 van de Commissie (PB L 6 van 10.1.2004, blz. 16).
(2) PB L 325 van 8.12.2001, blz. 21.
(3) PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3.
(4) PB L 166 van 28.6.2005, blz. 3.
(5) PB L 162 van 1.7.2003, blz. 25. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 568/2005 (PB L 97 van 15.4.2005, blz. 9).
28.2.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 57/5 |
VERORDENING (EG) Nr. 347/2006 VAN DE COMMISSIE
van 27 februari 2006
tot vaststelling van het op de restitutie voor granen toe te passen correctiebedrag
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 15, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens artikel 14, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 moet bij uitvoer van granen de op de dag van indiening van de aanvraag van een certificaat geldende restitutie op verzoek worden toegepast op uitvoer die tijdens de geldigheidsduur van het certificaat moet plaatsvinden. In dat geval kan op de restitutie een correctiebedrag worden toegepast. |
(2) |
Op grond van Verordening (EG) nr. 1501/95 van de Commissie van 29 juni 1995 tot vaststelling van enkele toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad voor wat de toekenning, in de graansector, van uitvoerrestituties en van bij verstoring van de graanmarkt te treffen maatregelen betreft (2) kan een correctiebedrag worden vastgesteld voor de in artikel 1, onder a), b) en c), van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde producten. Dit correctiebedrag moet worden berekend met inachtneming van de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1501/95 genoemde elementen. |
(3) |
Op grond van de situatie op de wereldmarkt of de specifieke eisen van bepaalde markten kan het noodzakelijk zijn het correctiebedrag naar gelang van de bestemming te differentiëren. |
(4) |
Het correctiebedrag moet samen met de restitutie en volgens dezelfde procedure worden vastgesteld. Het kan tussentijds worden gewijzigd. |
(5) |
Uit de bovengenoemde bepalingen volgt dat het correctiebedrag moet worden vastgesteld overeenkomstig de bijlage bij deze verordening. |
(6) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Het correctiebedrag op de vooraf vastgestelde restituties bij uitvoer van de in artikel 1, onder a), b) en c), van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde producten, met uitzondering van mout, wordt vastgesteld in de bijlage.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 1 maart 2006.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 27 februari 2006.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).
(2) PB L 147 van 30.6.1995, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 777/2004 (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 50).
BIJLAGE
bij de verordening van de Commissie van 27 februari 2006 tot vaststelling van het op de restitutie voor granen toe te passen correctiebedrag
(in EUR/t) |
|||||||||||||||||
Productcode |
Bestemming |
Lopend 3 |
1e term. 4 |
2e term. 5 |
3e term. 6 |
4e term. 7 |
5e term. 8 |
6e term. 9 |
|||||||||
1001 10 00 9200 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
|||||||||
1001 10 00 9400 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
— |
— |
|||||||||
1001 90 91 9000 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
|||||||||
1001 90 99 9000 |
C01 |
0 |
–0,46 |
–0,92 |
–0,92 |
–15,00 |
— |
— |
|||||||||
1002 00 00 9000 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
— |
— |
|||||||||
1003 00 10 9000 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
|||||||||
1003 00 90 9000 |
C02 |
0 |
–0,46 |
–0,92 |
–0,92 |
–15,00 |
— |
— |
|||||||||
1004 00 00 9200 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
|||||||||
1004 00 00 9400 |
C03 |
0 |
–0,46 |
–0,92 |
–0,92 |
–15,00 |
— |
— |
|||||||||
1005 10 90 9000 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
|||||||||
1005 90 00 9000 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
— |
— |
|||||||||
1007 00 90 9000 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
|||||||||
1008 20 00 9000 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
|||||||||
1101 00 11 9000 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
|||||||||
1101 00 15 9100 |
C01 |
0 |
–0,63 |
–1,26 |
–1,26 |
–20,00 |
— |
— |
|||||||||
1101 00 15 9130 |
C01 |
0 |
–0,59 |
–1,18 |
–1,18 |
–19,00 |
— |
— |
|||||||||
1101 00 15 9150 |
C01 |
0 |
–0,54 |
–1,09 |
–1,09 |
–18,00 |
— |
— |
|||||||||
1101 00 15 9170 |
C01 |
0 |
–0,50 |
–1,00 |
–1,00 |
–17,00 |
— |
— |
|||||||||
1101 00 15 9180 |
C01 |
0 |
–0,47 |
–0,94 |
–0,94 |
–15,00 |
— |
— |
|||||||||
1101 00 15 9190 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
|||||||||
1101 00 90 9000 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
|||||||||
1102 10 00 9500 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
— |
— |
|||||||||
1102 10 00 9700 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
— |
— |
|||||||||
1102 10 00 9900 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
|||||||||
1103 11 10 9200 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
— |
— |
|||||||||
1103 11 10 9400 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
— |
— |
|||||||||
1103 11 10 9900 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
|||||||||
1103 11 90 9200 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
— |
— |
|||||||||
1103 11 90 9800 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
|||||||||
NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1), zoals gewijzigd. De numerieke codes voor de bestemmingen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2081/2003 van de Commissie (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11).
|
28.2.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 57/7 |
VERORDENING (EG) Nr. 348/2006 VAN DE COMMISSIE
van 27 februari 2006
tot vaststelling van de restituties bij uitvoer voor mout
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), inzonderheid op artikel 13, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Volgens artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 kan het verschil tussen de noteringen of de prijzen op de wereldmarkt voor de in artikel 1 van die verordening genoemde producten en de prijzen van deze producten in de Gemeenschap worden overbrugd door een restitutie bij uitvoer. |
(2) |
De restituties moeten worden vastgesteld met inachtneming van de elementen als bedoeld in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1501/95 van de Commissie van 29 juni 1995 tot vaststelling van enkele toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad voor wat de toekenning, in de graansector, van uitvoerrestituties en van bij verstoring van de graanmarkt te treffen maatregelen betreft (2). |
(3) |
Voor mout moet de restitutie worden berekend met inachtneming van de hoeveelheid granen benodigd voor de vervaardiging van de betreffende producten. Deze hoeveelheden zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1501/95. |
(4) |
De situatie op de wereldmarkt of de specifieke eisen van bepaalde markten voor zekere producten kunnen een differentiatie van de restitutie, naar gelang van de bestemming, nodig maken. |
(5) |
De restitutie moet eenmaal per maand worden vastgesteld. Zij kan in de tussentijd worden gewijzigd. |
(6) |
Bij toepassing van deze regelen op de huidige situatie in de sector granen en met name op de noteringen of prijzen van deze producten in de Gemeenschap en op de wereldmarkt, moet de restitutie op de in de bijlage vermelde bedragen worden vastgesteld. |
(7) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De restituties bij uitvoer van de in artikel 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde mout worden op de in de bijlage aangegeven bedragen vastgesteld.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 1 maart 2006.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 27 februari 2006.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).
(2) PB L 147 van 30.6.1995, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 777/2004 (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 50).
BIJLAGE
bij de verordening van de Commissie van 27 februari 2006 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer voor mout
Productcode |
Bestemming |
Meeteenheid |
Bedrag van de restitutie |
1107 10 19 9000 |
A00 |
EUR/t |
0,00 |
1107 10 99 9000 |
A00 |
EUR/t |
0,00 |
1107 20 00 9000 |
A00 |
EUR/t |
0,00 |
NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1), zoals gewijzigd. De numerieke codes voor de bestemmingen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2081/2003 van de Commissie (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11). |
28.2.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 57/9 |
VERORDENING (EG) Nr. 349/2006 VAN DE COMMISSIE
van 27 februari 2006
tot vaststelling van het op de restitutie voor mout toe te passen correctiebedrag
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 15, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens artikel 14, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 moet bij uitvoer van granen de op de dag van indiening van de aanvraag van een certificaat geldende restitutie op verzoek worden toegepast op uitvoer die tijdens de geldigheidsduur van het certificaat moet plaatsvinden. In dat geval kan op de restitutie een correctiebedrag worden toegepast. |
(2) |
Op grond van Verordening (EG) nr. 1501/95 van de Commissie van 29 juni 1995 tot vaststelling van toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad voor de toekenning, in de graansector, van uitvoerrestituties en van bij verstoring van de graanmarkt te treffen maatregelen (2), kan een correctiebedrag worden vastgesteld voor de in artikel 1, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde mout. Het correctiebedrag moet worden berekend met inachtneming van de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1501/95 genoemde elementen. |
(3) |
Uit de bovengenoemde bepalingen volgt dat het correctiebedrag moet worden vastgesteld overeenkomstig de bijlage bij deze verordening. |
(4) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Het in artikel 15, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde correctiebedrag dat van toepassing is op de vooraf vastgestelde restituties bij uitvoer van mout, wordt vastgesteld in de bijlage.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 1 maart 2006.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 27 februari 2006.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).
(2) PB L 147 van 30.6.1995, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 777/2004 (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 50).
BIJLAGE
bij de verordening van de Commissie van 27 februari 2006 tot vaststelling van het op de restitutie voor mout toe te passen correctiebedrag
NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1), zoals gewijzigd.
De numerieke codes voor de bestemmingen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2081/2003 van de Commissie (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11).
(EUR/t) |
|||||||
Productcode |
Bestemming |
Lopend 3 |
1e term. 4 |
2e term. 5 |
3e term. 6 |
4e term. 7 |
5e term. 8 |
1107 10 11 9000 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
1107 10 19 9000 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
1107 10 91 9000 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
1107 10 99 9000 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
1107 20 00 9000 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
(EUR/t) |
|||||||
Productcode |
Bestemming |
6e term. 9 |
7e term. 10 |
8e term. 11 |
9e term. 12 |
10e term. 13 |
11e term. 14 |
1107 10 11 9000 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
1107 10 19 9000 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
1107 10 91 9000 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
1107 10 99 9000 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
1107 20 00 9000 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
28.2.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 57/11 |
VERORDENING (EG) Nr. 350/2006 VAN DE COMMISSIE
van 27 februari 2006
tot vaststelling van de restituties die gelden voor de in het kader van communautaire en nationale voedselhulpacties geleverde producten van de sectoren granen en rijst
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 13, lid 3,
Gelet op Verordening (EG) nr. 3072/95 van de Raad van 22 december 1995 houdende een gemeenschappelijke ordening van de rijstmarkt (2), en met name op artikel 13, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 2681/74 van de Raad van 21 oktober 1974 betreffende de communautaire financiering van de uitgaven in verband met de levering van landbouwproducten als voedselhulp (3) is bepaald dat het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, afdeling Garantie, het gedeelte van de uitgaven financiert dat overeenkomt met de desbetreffende restituties bij uitvoer die overeenkomstig de betrokken communautaire voorschriften zijn vastgesteld. |
(2) |
Om de opstelling en het beheer van de begroting voor de communautaire voedselhulpacties te vergemakkelijken en om de lidstaten in staat te stellen het bedrag van de communautaire deelname in de financiering van de nationale voedselhulpacties te kennen, moet het bedrag van de voor deze acties toegekende restituties worden vastgesteld. |
(3) |
De algemene voorschriften en de uitvoeringsbepalingen die in artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 en artikel 13 van Verordening (EG) nr. 3072/95 voor de uitvoerrestituties zijn vastgesteld, zijn van overeenkomstige toepassing op bovenbedoelde transacties. |
(4) |
De specifieke criteria die in aanmerking moeten worden genomen bij de berekening van de uitvoerrestituties voor rijst zijn vastgesteld in artikel 13 van Verordening (EG) nr. 3072/95. |
(5) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De geldende restituties voor de producten van de sectoren granen en rijst geleverd voor de communautaire en nationale voedselhulpacties, uitgevoerd in het kader van internationale verdragen of andere aanvullende programma's of die in het kader van andere communautaire acties gratis worden geleverd, worden vastgesteld overeenkomstig de bijlage.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 1 maart 2006.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 27 februari 2006.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).
(2) PB L 329 van 30.12.1995, blz. 18. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 411/2002 van de Commissie (PB L 62 van 5.3.2002, blz. 27).
(3) PB L 288 van 25.10.1974, blz. 1.
BIJLAGE
bij de verordening van de Commissie van 27 februari 2006 tot vaststelling van de restituties die gelden voor de in het kader van communautaire en nationale voedselhulpacties geleverde producten van de sectoren granen en rijst
(EUR/t) |
|
Productcode |
Bedrag van de restitutie |
1001 10 00 9400 |
0,00 |
1001 90 99 9000 |
0,00 |
1002 00 00 9000 |
0,00 |
1003 00 90 9000 |
0,00 |
1005 90 00 9000 |
0,00 |
1006 30 92 9100 |
0,00 |
1006 30 92 9900 |
0,00 |
1006 30 94 9100 |
0,00 |
1006 30 94 9900 |
0,00 |
1006 30 96 9100 |
0,00 |
1006 30 96 9900 |
0,00 |
1006 30 98 9100 |
0,00 |
1006 30 98 9900 |
0,00 |
1006 30 65 9900 |
0,00 |
1007 00 90 9000 |
0,00 |
1101 00 15 9100 |
0,00 |
1101 00 15 9130 |
0,00 |
1102 10 00 9500 |
0,00 |
1102 20 10 9200 |
47,39 |
1102 20 10 9400 |
40,62 |
1103 11 10 9200 |
0,00 |
1103 13 10 9100 |
60,93 |
1104 12 90 9100 |
0,00 |
NB: Productcodes: zie de Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1), zoals gewijzigd. |
II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing
Raad
28.2.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 57/13 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 21 december 2005
houdende sluiting van het aanvullend protocol bij de Overeenkomst inzake handel, ontwikkeling en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Zuid-Afrika, anderzijds, in verband met de toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek tot de Europese Unie
(2006/166/EG)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 310, in samenhang met artikel 300, lid 2, eerste alinea, tweede zin, en artikel 300, lid 3, tweede alinea,
Gelet op de Toetredingsakte van 2003, en met name op artikel 6, lid 2,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien de instemming van het Europees Parlement (1),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Het aanvullend protocol bij de Overeenkomst inzake handel, ontwikkeling en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Zuid-Afrika, anderzijds, in verband met de toetreding van de tien nieuwe lidstaten tot de Europese Unie, is overeenkomstig Besluit 2005/206/EG van de Raad (2) op 25 juni 2005 namens de Europese Gemeenschap en de lidstaten ondertekend. |
(2) |
In afwachting van de inwerkingtreding is het aanvullend protocol voorlopig toegepast met ingang van 1 mei 2004. |
(3) |
Het aanvullend protocol dient te worden gesloten, |
BESLUIT:
Artikel 1
Het aanvullend protocol bij de Overeenkomst inzake handel, ontwikkeling en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Zuid-Afrika, anderzijds, in verband met de toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek tot de Europese Unie, wordt namens de Gemeenschap en haar lidstaten goedgekeurd.
De tekst van het aanvullend protocol (3) is aan dit besluit gehecht.
Artikel 2
De voorzitter van de Raad verricht namens de Gemeenschap en haar lidstaten de in artikel 9, lid 2, van het aanvullend protocol bedoelde kennisgeving.
Gedaan te Brussel, 21 december 2005.
Voor de Raad
De voorzitter
B. BRADSHAW
(1) Nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad.
(2) PB L 68 van 15.3.2005, blz. 32.
(3) PB L 68 van 15.3.2005, blz. 33.
28.2.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 57/15 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 21 februari 2006
inzake de sluiting van een protocol bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de criteria en de mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat, in IJsland of in Noorwegen wordt ingediend
(Voor de EER relevante tekst)
(2006/167/EG)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 63, punt 1, onder a), in samenhang met artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin, en artikel 300, lid 3, eerste alinea,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement (1),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Commissie heeft namens de Europese Gemeenschap met de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen onderhandeld over een protocol bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de criteria en de mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat, in IJsland of in Noorwegen wordt ingediend. |
(2) |
Dit protocol is, behoudens eventuele sluiting ervan op een later tijdstip, op 29 juni 2005 namens de Gemeenschap ondertekend overeenkomstig het besluit van 13 juni 2005. |
(3) |
Dit protocol dient te worden goedgekeurd. |
(4) |
Overeenkomstig artikel 3 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, nemen het Verenigd Koninkrijk en Ierland deel aan de aanneming en toepassing van dit besluit. |
(5) |
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte protocol betreffende de positie van Denemarken, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van dit besluit; dit besluit is bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing op Denemarken, |
BESLUIT:
Artikel 1
Het protocol bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de criteria en de mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat, in IJsland of in Noorwegen wordt ingediend, wordt namens de Gemeenschap goedgekeurd.
De tekst van het protocol is aan dit besluit gehecht.
Artikel 2
De voorzitter van de Raad verricht de in artikel 5, tweede alinea, van het protocol bedoelde kennisgeving (2).
Artikel 3
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 21 februari 2006.
Voor de Raad
De voorzitster
K. GASTINGER
(1) Advies uitgebracht op 13 december 2005 (nog niet in het bekendgemaakt in het Publicatieblad).
(2) De datum van inwerkingtreding van het protocol is de eerste dag van de tweede maand volgende op de kennisgeving door de overeenkomstsluitende partijen.
PROTOCOL
bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de criteria en de mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat, in IJsland of in Noorwegen wordt ingediend
DE EUROPESE GEMEENSCHAP
en
DE REPUBLIEK IJSLAND
en
HET KONINKRIJK NOORWEGEN,
hierna „de overeenkomstsluitende partijen” genoemd,
INDACHTIG HET FEIT dat in het protocol betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, is bepaald dat de overeenkomstig titel IV van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap aangenomen maatregelen niet bindend zijn voor, noch van toepassing zijn in Denemarken,
ONDER VERWIJZING naar artikel 12 van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de criteria en de mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat, in IJsland of in Noorwegen wordt ingediend (hierna „de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap, IJsland en Noorwegen” genoemd), waarin wordt bepaald dat het Koninkrijk Denemarken kan verzoeken om deelneming aan deze overeenkomst,
OPMERKENDE dat Denemarken bij brief van 16 februari 2001 heeft verzocht om deelneming aan de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap, IJsland en Noorwegen,
ERAAN HERINNEREND dat overeenkomstig artikel 12 van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap, IJsland en Noorwegen de voorwaarden voor deze deelneming van het Koninkrijk Denemarken zullen worden vastgesteld door de overeenkomstsluitende partijen, met de instemming van Denemarken, in een protocol bij deze overeenkomst,
OVERWEGENDE dat het passend was voor Denemarken en de Gemeenschap om eerst een overeenkomst te sluiten teneinde met name kwesties in verband met de bevoegdheid van het Hof van Justitie en de coördinatie tussen de Gemeenschap en Denemarken betreffende internationale overeenkomsten te regelen,
GELET op de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Denemarken betreffende de criteria en instrumenten om te bepalen welke staat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat wordt ingediend in Denemarken of een andere lidstaat van de Europese Unie en „Eurodac” voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de overeenkomst van Dublin (hierna „de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Denemarken” genoemd),
OVERWEGENDE dat derhalve de voorwaarden moeten worden vastgesteld voor de deelneming van Denemarken aan de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap, IJsland en Noorwegen en dat met name de rechten en verplichtingen tussen IJsland, Noorwegen en Denemarken moeten worden vastgelegd,
EROP WIJZENDE dat de inwerkingtreding van dit protocol op de instemming van Denemarken is gebaseerd, overeenkomstig zijn grondwettelijke verplichtingen,
ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:
Artikel 1
Het Koninkrijk Denemarken neemt deel aan de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap, IJsland en Noorwegen, onder de voorwaarden die zijn vastgesteld in de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Denemarken en in dit protocol.
Artikel 2
1. De bepalingen van de „verordening Dublin II” (1), die aan dit protocol is gehecht en er deel van uitmaakt, samen met de krachtens artikel 27, lid 2, van de „verordening Dublin II” aangenomen maatregelen ter uitvoering daarvan, zijn uit hoofde van het internationale recht van toepassing op de betrekkingen tussen enerzijds Denemarken en anderzijds IJsland en Noorwegen.
2. De bepalingen van de „Eurodac-verordening” (2), die aan dit protocol is gehecht en er deel van uitmaakt, samen met de krachtens artikel 22 of artikel 23, lid 2, van de „Eurodac-verordening” aangenomen maatregelen ter uitvoering daarvan, zijn uit hoofde van het internationale recht van toepassing op de betrekkingen tussen enerzijds Denemarken en anderzijds IJsland en Noorwegen.
3. Wijzigingen van de in de leden 1 en 2 bedoelde besluiten die door Denemarken ter kennis worden gebracht van de Commissie overeenkomstig artikel 3 van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Denemarken en die door IJsland en Noorwegen ter kennis worden gebracht van de Commissie overeenkomstig artikel 4 van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap, IJsland en Noorwegen, zijn uit hoofde van het internationale recht van toepassing op de betrekkingen tussen enerzijds Denemarken en anderzijds IJsland en Noorwegen.
4. De krachtens artikel 27, lid 2, van de „verordening Dublin II” aangenomen uitvoeringsmaatregelen en de krachtens artikel 22 of artikel 23, lid 2, van de „Eurodac-verordening” aangenomen uitvoeringsmaatregelen die door Denemarken ter kennis worden gebracht van de Commissie overeenkomstig artikel 4 van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Denemarken en die door IJsland en Noorwegen ter kennis worden gebracht van de Commissie overeenkomstig artikel 4 van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap, IJsland en Noorwegen, zijn uit hoofde van het internationale recht van toepassing op de betrekkingen tussen enerzijds Denemarken en anderzijds IJsland en Noorwegen.
Artikel 3
IJsland en Noorwegen hebben het recht bij het Hof van Justitie memories of schriftelijke opmerkingen in te dienen wanneer een Deense rechterlijke instantie het Hof van Justitie heeft verzocht om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 6, lid 1, van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Denemarken.
Artikel 4
1. In geval van een klacht van Noorwegen of IJsland over de toepassing of uitlegging door Denemarken van dit protocol, kan Noorwegen of IJsland verzoeken om de aangelegenheid officieel als geschil op de agenda van het gemengd comité te plaatsen.
2. In geval van een klacht van Denemarken over de toepassing of uitlegging door Noorwegen of IJsland van dit protocol, kan Denemarken verzoeken om de aangelegenheid officieel als geschil op de agenda van het gemengd comité te plaatsen. De aangelegenheid wordt door de Commissie op de agenda geplaatst.
3. Het gemengd comité beschikt over 90 dagen vanaf de datum van goedkeuring van de agenda waarop het geschil is geplaatst, om het geschil te beslechten. In dit verband heeft Denemarken het recht bij het gemengd comité opmerkingen in te dienen.
4. Ingeval een geschil door het gemengd comité zodanig wordt beslecht dat in Denemarken uitvoeringsmaatregelen zijn vereist, deelt Denemarken de partijen binnen de in lid 3 bedoelde termijn mee of het de inhoud van de regeling al dan niet ten uitvoer legt. Ingeval Denemarken kennis geeft van zijn besluit de inhoud van de regeling niet ten uitvoer te leggen, is lid 5 van toepassing.
5. Ingeval het gemengd comité het geschil niet binnen de in lid 3 bedoelde termijn kan beslechten, wordt een nieuwe termijn van 90 dagen in acht genomen om tot een definitieve regeling te komen. Indien het gemengd comité bij het verstrijken van die termijn geen beslissing heeft genomen, wordt dit protocol aan het einde van de laatste dag van die termijn geacht te zijn beëindigd.
Artikel 5
Dit protocol dient te worden bekrachtigd of goedgekeurd door de overeenkomstsluitende partijen. De akten van bekrachtiging of goedkeuring worden neergelegd bij de secretaris-generaal van de Raad, die als depositaris zal optreden.
Dit protocol treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgende op de kennisgeving door de overeenkomstsluitende partijen dat hun respectieve daartoe vereiste procedures zijn beëindigd.
Voor de inwerkingtreding van dit protocol is tevens vereist dat de depositaris vooraf een nota van het Koninkrijk Denemarken ontvangt waarin wordt verklaard dat het Koninkrijk Denemarken instemt met de in dit protocol opgenomen bepalingen en de in artikel 2 bedoelde bepalingen toepast in zijn wederzijdse betrekkingen met IJsland en Noorwegen.
Artikel 6
Elke overeenkomstsluitende partij kan dit protocol opzeggen door neerlegging van een schriftelijke verklaring bij de depositaris. Deze verklaring wordt zes maanden na de neerlegging van kracht.
Dit protocol houdt op te bestaan wanneer de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Denemarken wordt beëindigd.
Dit protocol houdt op te bestaan indien ofwel de Europese Gemeenschap, ofwel zowel IJsland als Noorwegen het heeft opgezegd.
(1) Verordening (EG) nr. 343/2003 van de Raad van 18 februari 2003 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend (PB L 50 van 25.2.2003, blz. 1).
(2) Verordening (EG) nr. 2725/2000 van de Raad van 11 december 2000 betreffende de instelling van „Eurodac” voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de overeenkomst van Dublin (PB L 316 van 15.12.2000, blz. 1).
BIJLAGE BIJ HET PROTOCOL
Verordening (EG) nr. 343/2003 van de Raad van 18 februari 2003 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend (PB L 50 van 25.2.2003, blz. 1).
Verordening (EG) nr. 2725/2000 van de Raad van 11 december 2000 betreffende de instelling van „Eurodac” voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de overeenkomst van Dublin (PB L 316 van 15.12.2000, blz. 1).
Commissie
28.2.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 57/19 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 4 januari 2006
tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften en de voorschriften inzake veterinaire certificering voor de invoer van runderembryo's in de Gemeenschap en tot intrekking van Beschikking 2005/217/EG
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 5796)
(Voor de EER relevante tekst)
(2006/168/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 89/556/EEG van de Raad van 25 september 1989 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer in embryo's van als huisdier gehouden runderen en de invoer daarvan uit derde landen (1), en met name op artikel 7, lid 1, en op artikel 9, lid 1, eerste alinea, onder b),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Richtlijn 89/556/EEG worden de veterinairrechtelijke voorwaarden vastgesteld die van toepassing zijn op het intracommunautaire handelsverkeer in verse en diepgevroren embryo's van als huisdier gehouden runderen en de invoer daarvan uit derde landen. |
(2) |
Die richtlijn bepaalt onder meer dat runderembryo's niet van de ene naar de andere lidstaat mogen worden verzonden, tenzij de bevruchting ervan door middel van kunstmatige inseminatie of in-vitrofertilisatie is geschied, met sperma van een donorstier uit een door de bevoegde autoriteit voor de winning, behandeling en opslag van sperma erkend spermacentrum of met sperma dat overeenkomstig Richtlijn 88/407/EEG van de Raad van 14 juni 1988 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften van toepassing op het intracommunautaire handelsverkeer in sperma van runderen en de invoer daarvan (2) is ingevoerd. |
(3) |
In Beschikking 92/452/EEG van de Commissie van 30 juli 1992 houdende vaststelling van lijsten van embryoteams en embryoproductieteams die in derde landen zijn erkend met het oog op de uitvoer van runderembryo's naar de Gemeenschap (3) is bepaald dat de lidstaten de invoer van runderembryo's uit derde landen alleen toestaan als die embryo's zijn verzameld, behandeld, met inbegrip van in-vitrofertilisatie, en opgeslagen door embryoteams die in de lijsten in die beschikking worden vermeld. |
(4) |
Naar aanleiding van handelsproblemen als gevolg van bij Beschikking 92/471/EEG van de Commissie (4), ingevoerde nieuwe, strengere voorschriften inzake voor bevruchting gebruikt rundersperma heeft de Commissie Beschikking 2005/217/EG van 9 maart 2005 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften en de voorschriften inzake veterinaire certificering voor de invoer van runderembryo’s in de Gemeenschap (5) goedgekeurd. |
(5) |
Beschikking 2005/217/EG voorziet in een overgangsperiode die afloopt op 31 december 2006 voor de invoer van runderembryo's die zijn verzameld of geproduceerd vóór 1 januari 2006 en waarvan de bevruchting is geschied met sperma dat niet volledig aan Richtlijn 88/407/EEG voldoet, mits deze embryo's worden gebruikt voor implantatie bij vrouwelijke runderen in de lidstaat van bestemming en niet in het intracommunautaire handelsverkeer worden gebracht. |
(6) |
De International Embryo Transfer Society (IETS) acht de kans op overdracht van bepaalde besmettelijke ziekten via embryo’s op ontvangers of hun nakomelingen te verwaarlozen, mits de embryo’s tussen de verzameling en het transport op de juiste wijze worden behandeld. De Werelddiergezondheidsorganisatie (OIE) neemt ten aanzien van in vivo verkegen embryo's hetzelfde standpunt in. Niettemin moeten in het belang van de diergezondheid hogerop passende voorzorgsmaatregelen genomen worden ten aanzien van het voor de bevruchting gebruikte sperma, met name ten aanzien van in vitro ontwikkelde embryo's. |
(7) |
De communautaire voorschriften voor de invoer van door natuurlijke bevruchting (in vivo) verkregen en door middel van in-vitrofertilisatie geproduceerde runderembryo’s moeten daarom, met name ten aanzien van het voor de bevruchting gebruikte sperma, worden aangepast. |
(8) |
In het licht van de door de IETS uitgevoerde risicoanalyse en in overeenstemming met de aanbevelingen van de OIE dienen de voorwaarden voor de invoer van in vivo verkregen runderembryo's te worden vereenvoudigd, terwijl voor de invoer van in vitro geproduceerde embryo's strengere veterinairrechtelijke voorschriften gehandhaafd dienen te blijven, met bijzondere beperkingen voor gevallen waarin de zona pellucida tijdens het proces beschadigd is. |
(9) |
Ter wille van de duidelijkheid van de Gemeenschapswetgeving moet Beschikking 2005/217/EG worden ingetrokken en door deze beschikking worden vervangen. |
(10) |
Om de marktdeelnemers echter in staat te stellen zich aan de nieuwe bepalingen van deze beschikking aan te passen is het wenselijk om in een overgangsregeling te voorzien, waarbij vóór 1 januari 2006 verzamelde of geproduceerde embryo's van als huisdier gehouden runderen overeenkomstig de voorschriften van bijlage V bij deze beschikking onder bepaalde voorwaarden in de Gemeenschap mogen worden ingevoerd. |
(11) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
Algemene voorwaarden voor de invoer van embryo's
De lidstaten voeren uitsluitend runderembryo's (hierna „embryo's” genoemd) in die in de in bijlage I bij deze beschikking genoemde derde landen zijn verzameld of geproduceerd door de in de bijlage bij Beschikking 92/452/EEG genoemde erkende embryoteams en embryoproductieteams.
Artikel 2
Invoer van in vivo verkregen embryo's
De lidstaten staan de invoer toe van embryo’s die het resultaat zijn van bevruchting in vivo en die voldoen aan de veterinairrechtelijke voorschriften in het model van het veterinair certificaat in bijlage II.
Artikel 3
Invoer van in vitro geproduceerde embryo's
1. De lidstaten staan de invoer toe van embryo’s die door middel van in-vitrofertilisatie geproduceerd zijn met sperma dat met Richtlijn 88/407/EG in overeenstemming is en die voldoen aan de veterinairrechtelijke voorschriften in het model van het veterinair certificaat in bijlage III bij deze beschikking.
2. De lidstaten staan de invoer toe van embryo’s die door middel van in-vitrofertilisatie geproduceerd zijn met sperma dat in bijlage I bij Beschikking 2004/639/EG (6) van de Commissie vermelde derde landen in erkende spermacentra is geproduceerd of in spermaopslagcentra is opgeslagen en die voldoen aan de veterinairrechtelijke voorschriften in het model van het veterinair certificaat in bijlage IV bij deze beschikking, mits die embryo's:
a) |
niet in het intracommunautaire handelsverkeer worden gebracht; en |
b) |
uitsluitend worden gebruikt voor implantatie bij vrouwelijke runderen in de in het veterinaire certificaat aangegeven lidstaat van bestemming. |
Artikel 4
Overgangsmaatregelen
In afwijking van de artikelen 2 en 3 staan de lidstaten tot en met 31 december 2006 de invoer uit de in bijlage I genoemde derde landen toe van embryo’s die voldoen aan:
a) |
de veterinairrechtelijke voorschriften in het model van het veterinair certificaat in bijlage V, en |
b) |
de volgende voorwaarden:
|
Artikel 5
Intrekking
Beschikking 2005/217/EG wordt ingetrokken.
Artikel 6
Toepasbaarheid
Deze beschikking is van toepassing met ingang van 1 januari 2006.
Artikel 7
Adressaten
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, op 4 januari 2006.
Voor de Commissie
Markos KYPRIANOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 302 van 19.10.1989, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1).
(2) PB L 194 van 22.7.1988, blz. 10. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2004/101/EG van de Commissie (PB L 30 van 4.2.2004, blz. 15).
(3) PB L 250 van 29.8.1992, blz. 40. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2005/774/EG (PB L 291 van 5.11.2005, blz. 46).
(4) PB L 270 van 15.9.1992, blz. 27. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2004/786/EG (PB L 346 van 23.11.2004, blz. 32).
(5) PB L 69 van 16.3.2005, blz. 41.
(6) PB L 292 van 15.9.2004, blz. 21.
BIJLAGE I
ISO-code |
Land |
Toepasselijk veterinair certificaat |
Opmerkingen |
||
AR |
Argentinië |
BIJLAGE II |
BIJLAGE III |
BIJLAGE IV |
|
AU |
Australië |
BIJLAGE II |
BIJLAGE III |
BIJLAGE IV |
De aanvullende garanties overeenkomstig punt 11.5.2 van het certificaat in bijlage II en in de punten 11.6.2 van de certificaten in bijlage III en IV zijn verplicht. |
CA |
Canada |
BIJLAGE II |
BIJLAGE III |
BIJLAGE IV |
|
CH |
Zwitserland (1) |
BIJLAGE II |
BIJLAGE III |
BIJLAGE IV |
|
HR |
Kroatië |
BIJLAGE II |
BIJLAGE III |
BIJLAGE IV |
|
IL |
Israël |
BIJLAGE II |
BIJLAGE III |
BIJLAGE IV |
|
MK |
Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (2) |
BIJLAGE II |
BIJLAGE III |
BIJLAGE IV |
|
NZ |
Nieuw-Zeeland |
BIJLAGE II |
BIJLAGE III |
BIJLAGE IV |
|
RO |
Roemenië |
BIJLAGE II |
BIJLAGE III |
BIJLAGE IV |
|
US |
Verenigde Staten van Amerika |
BIJLAGE II |
BIJLAGE III |
BIJLAGE IV |
|
(1) Onverminderd de specifieke certificeringsvoorschriften die in relevante overeenkomsten van de Gemeenschap met derde landen zijn vastgelegd.
(2) Voorlopige code die niet vooruitloopt op de definitieve benaming voor dit land, die na de afsluiting van de lopende onderhandelingen in het kader van de Verenigde Naties zal worden vastgelegd.
BIJLAGE II
Voor invoer bestemde in vivo verkregen embryo's van als huisdier gehouden runderen die overeenkomstig Richtlijn 89/556/EEG van de Raad zijn verzameld
BIJLAGE III
Voor invoer bestemde in vitro geproduceerde embryo's van als huisdier gehouden runderen, bevrucht met sperma dat voldoet aan Richtlijn 88/407/EEG van de Raad
BIJLAGE IV
In vitro geproduceerde embryo's van als huisdier gehouden runderen, bevrucht met sperma afkomstig van door de bevoegde autoriteit van het exporterende land erkende spermacentra of spermaopslagcentra
BIJLAGE V
VETERINAIR CERTIFICAAT VOOR INVOER BESTEMDE EMBRYO'S VAN ALS HUISDIER GEHOUDEN RUNDEREN DIE ZIJN VERZAMELD OF GEPRODUCEERD VOOR 1 JANUARI 2006
28.2.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 57/35 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 21 februari 2006
tot wijziging van Beschikking 93/52/EEG wat betreft de verklaring dat Polen en bepaalde provincies of regio’s in Italië brucellosevrij (B. melitensis) zijn en tot wijziging van Beschikking 2003/467/EG wat betreft de verklaring dat bepaalde provincies of regio’s in Italië vrij zijn van rundertuberculose, runderbrucellose en enzoötische boviene leukose
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 490)
(Voor de EER relevante tekst)
(2006/169/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 64/432/EEG van de Raad van 26 juni 1964 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens (1), en met name op bijlage A, deel I, punt 4, bijlage A, deel II, punt 7 en bijlage D, hoofdstuk I, punt E,
Gelet op Richtlijn 91/68/EEG van de Raad van 28 januari 1991 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer in schapen en geiten (2), en met name op bijlage A, hoofdstuk 1, rubriek II,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Beschikking 93/52/EEG van de Commissie van 21 december 1992 houdende constatering dat bepaalde lidstaten of gebieden aan de voorwaarden voldoen om te worden erkend als officieel brucellosevrij (B. melitensis) (3) zijn de gebieden in de lidstaten vermeld die overeenkomstig Richtlijn 91/68/EEG officieel vrij van brucellose (B. melitensis) zijn verklaard. |
(2) |
Polen heeft, wat zijn gehele grondgebied betreft, bij de Commissie bewijsstukken ingediend waaruit blijkt dat wordt voldaan aan de voorwaarden van bijlage A, hoofdstuk 1, rubriek II, punt 1, onder b), bij Richtlijn 91/68/EEG. Bovendien heeft Polen zich ertoe verbonden bepaalde andere bepalingen van Richtlijn 91/68/EEG betreffende aselecte controles in acht te nemen na de erkenning van die lidstaat als brucellosevrij. |
(3) |
Polen moet daarom als officieel brucellosevrij (B. melitensis) ten aanzien van schapen- en geitenhouderijen worden erkend. |
(4) |
In de regio Friuli Venezia Giulia, in de provincie Savona in de regio Liguria, in de provincie Isernia in de regio Molise en in de provincie Pescara in de regio Abruzzo is ten minste 99,8 % van de schapen- en geitenhouderijen officieel brucellosevrij. Bovendien hebben deze provincies en regio zich ertoe verbonden bepaalde andere bepalingen van Richtlijn 91/68/EEG in acht te nemen betreffende aselecte controles na de erkenning van de desbetreffende provincies en regio als brucellosevrij. |
(5) |
De regio Friuli Venezia Giulia, de provincie Savona in de regio Liguria, de provincie Isernia in de regio Molise en de provincie Pescara in de regio Abruzzo moeten daarom als officieel brucellosevrij (B. melitensis) ten aanzien van schapen- en geitenhouderijen worden erkend. |
(6) |
In Richtlijn 64/432/EEG is bepaald dat de rundveebeslagen van lidstaten of delen of gebieden ervan officieel vrij van tuberculose, brucellose en enzoötische boviene leukose kunnen worden verklaard mits aan bepaalde voorwaarden van die richtlijn wordt voldaan. |
(7) |
De lijsten van de delen van de lidstaten die vrij van rundertuberculose, runderbrucellose en enzoötische boviene leukose zijn verklaard, zijn vastgesteld bij Beschikking 2003/467/EG van de Commissie van 23 juni 2003 houdende erkenning van bepaalde lidstaten en delen van lidstaten als officieel tuberculosevrij, officieel brucellosevrij en officieel vrij van enzoötische boviene leukose ten aanzien van de rundveebeslagen (4). |
(8) |
Italië heeft bij de Commissie de nodige bewijsstukken ingediend waaruit blijkt dat aan de bij Richtlijn 64/432/EEG vastgestelde voorwaarden is voldaan om de provincie Pescara in de regio Abruzzo als officieel tuberculosevrij ten aanzien van de rundveebeslagen te erkennen. |
(9) |
Italië heeft bij de Commissie de nodige bewijsstukken ingediend waaruit blijkt dat aan de bij Richtlijn 64/432/EEG vastgestelde voorwaarden is voldaan om de provincies Pistoia en Siena in de regio Toscana, de provincie Rieti in de regio Lazio, de provincie Milano in de regio Lombardia, de provincies Imperia en Savona in de regio Liguria, de provincie Pescara in de regio Abruzzo en de regio Friuli Venezia Giulia als officieel brucellosevrij ten aanzien van de rundveebeslagen te erkennen. |
(10) |
Italië heeft bij de Commissie de nodige bewijsstukken ingediend waaruit blijkt dat aan de bij Richtlijn 64/432/EEG vastgestelde voorwaarden is voldaan om de provincies Pesaro, Ancona en Macerata in de regio Marche, de provincies Rieti en Frosinone in de regio Lazio, de provincie Imperia in de regio Liguria, de provincie Pescara in de regio Abruzzo en de regio Friuli Venezia Giulia als officieel vrij van enzoötische boviene leukose ten aanzien van de rundveebeslagen te erkennen. |
(11) |
Na evaluatie van de door Italië ingediende bewijsstukken moeten de desbetreffende provincies en regio officieel vrij van rundertuberculose, runderbrucellose en enzoötische boviene leukose worden verklaard. |
(12) |
De Beschikkingen 93/52/EEG en 2003/467/EG moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(13) |
De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
De bijlagen I en II bij Beschikking 93/52/EEG worden gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze beschikking.
Artikel 2
De bijlagen I, II en III bij Beschikking 2003/467/EG worden gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze beschikking.
Artikel 3
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 21 februari 2006.
Voor de Commissie
Markos KYPRIANOU
Lid van de Commissie
(1) PB 121 van 29.7.1964, blz. 1977/64. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1/2005 (PB L 3 van 5.1.2005, blz. 1).
(2) PB L 46 van 19.2.1991, blz. 19. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2005/932/EG van de Commissie (PB L 340 van 23.12.2005, blz. 68).
(3) PB L 13 van 21.1.1993, blz. 14. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2005/764/EG (PB L 288 van 29.10.2005, blz. 56).
(4) PB L 156 van 25.6.2003, blz. 74. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2005/764/EG.
BIJLAGE I
De bijlagen I en II bij Beschikking 93/52/EEG worden als volgt gewijzigd:
1) |
Bijlage I wordt vervangen door: „BIJLAGE I LIDSTATEN
|
2) |
Bijlage II wordt vervangen door: „BIJLAGE II
|
BIJLAGE II
De bijlagen I, II en III bij Beschikking 2003/467/EG worden als volgt gewijzigd:
1) |
In bijlage I wordt hoofdstuk 2 vervangen door: „HOOFDSTUK 2 Officieel tuberculosevrije delen van lidstaten In Italië:
|
2) |
In bijlage II wordt hoofdstuk 2 vervangen door: „HOOFDSTUK 2 Officieel brucellosevrije delen van lidstaten
|
3) |
In bijlage III wordt hoofdstuk 2 vervangen door: „HOOFDSTUK 2 Delen van lidstaten die officieel vrij zijn van enzoötische boviene leukose In Italië:
|