ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 320

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

49e jaargang
18 november 2006


Inhoud

 

I   Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

Bladzijde

 

*

Verordening (EG) nr. 1662/2006 van de Commissie van 6 november 2006 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong  ( 1 )

1

 

*

Verordening (EG) nr. 1663/2006 van de Commissie van 6 november 2006 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong  ( 1 )

11

 

*

Verordening (EG) nr. 1664/2006 van de Commissie van 6 november 2006 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2074/2005 wat betreft uitvoeringsmaatregelen voor bepaalde voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong en tot intrekking van bepaalde uitvoeringsmaatregelen  ( 1 )

13

 

*

Verordening (EG) nr. 1665/2006 van de Commissie van 6 november 2006 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2075/2005 tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de officiële controles op Trichinella in vlees  ( 1 )

46

 

*

Verordening (EG) nr. 1666/2006 van de Commissie van 6 november 2006 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2076/2005 tot vaststelling van overgangsregelingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 853/2004, (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad  ( 1 )

47

 

 

II   Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

 

 

Commissie

 

*

Beschikking van de Commissie van 6 november 2006 tot intrekking van bepaalde uitvoeringsbesluiten met betrekking tot de levensmiddelenhygiëne en de gezondheidsvoorschriften voor de productie en het in de handel brengen van bepaalde voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 5175)  ( 1 )

50

 

*

Beschikking van de Commissie van 6 november 2006 tot vaststelling van de lijsten van derde landen en gebieden waaruit tweekleppige weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren, mariene buikpotigen en visserijproducten mogen worden ingevoerd (Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 5171)  ( 1 )

53

 

*

Beschikking van de Commissie van 6 november 2006 tot wijziging van de Beschikkingen 2003/804/EG en 2003/858/EG wat betreft de certificeringsvoorschriften voor levende weekdieren en levende vis afkomstig van aquacultuur en producten daarvan bestemd voor menselijke consumptie (Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 5167)  ( 1 )

58

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

18.11.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 320/1


VERORDENING (EG) Nr. 1662/2006 VAN DE COMMISSIE

van 6 november 2006

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (1), en met name op artikel 10, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Wanneer de bepalingen van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004 van toepassing zijn, moeten exploitanten van levensmiddelenbedrijven ervoor zorgen dat alle producten van dierlijke oorsprong een identificatiemerk dragen in overeenstemming met de bepalingen van sectie I van bijlage II bij die verordening. Tenzij uitdrukkelijk ander bepaald en voor controledoeleinden, mogen producten van dierlijke oorsprong niet meer dan één identificatiemerk dragen.

(2)

In sectie I van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004 worden voorschriften vastgesteld voor de productie en het in de handel brengen van vlees van als landbouwhuisdier gehouden hoefdieren. In hoofdstuk IV, punt 8, van die sectie worden uitzonderingen vermeld op de regel dat het karkas en de andere, voor menselijke consumptie bestemde delen volledig moeten worden gevild. Er moet ook in een uitzondering worden voorzien voor de snuit en lippen van runderen, mits deze aan dezelfde voorwaarden voldoen als koppen van schapen en geiten.

(3)

De tonsillen filteren alle schadelijke stoffen die de mondholte van dieren binnenkomen en moeten bij het slachten van als huisdier gehouden hoefdieren om hygiënische en veiligheidsredenen worden verwijderd. Aangezien de verplichting om de tonsillen van gedomesticeerde varkens te verwijderen, per vergissing is weggelaten, moet deze worden toegevoegd.

(4)

Sectie VIII van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004 bevat de voorschriften voor de productie en het in de handel brengen van visserijproducten voor menselijke consumptie. Visolie valt onder de definitie van visserijproducten. Daarom moeten specifieke voorschriften voor de productie en het in de handel brengen van visolie voor menselijke consumptie worden vastgesteld. Om inrichtingen in derde landen de gelegenheid te bieden zich aan de nieuwe situatie aan te passen, moet ook in een overgangsregeling worden voorzien.

(5)

Colostrum wordt als een product van dierlijke oorsprong beschouwd maar valt niet onder de definitie van rauwe melk in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 853/2004. Colostrum wordt op soortgelijke wijze geproduceerd en houdt een soortgelijk risico voor de gezondheid van de mens in als rauwe melk. Daarom moeten specifieke hygiënevoorschriften voor de productie van colostrum worden vastgesteld.

(6)

Sectie XV van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004 bevat de voorschriften voor de productie van collageen. Collageen moet worden vervaardigd volgens een procedé waarbij de grondstof gewassen wordt, de pH-waarde met een zuur of een base aangepast wordt en vervolgens één of meer keren gespoeld, gefilterd en geëxtrudeerd wordt, of volgens een erkend gelijkwaardig procedé. Een ander procedé, dat niet-extrudeerbaar gehydrolyseerd collageen oplevert, is ter beoordeling voorgelegd aan de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA). Op 26 januari 2005 heeft de EFSA een advies over de veiligheid van collageen en een verwerkingsmethode voor de productie van collageen goedgekeurd. Daarin werd geconcludeerd dat collageen voor menselijke consumptie dat volgens bovengenoemd procedé is vervaardigd, minstens even veilig voor de gezondheid is als collageen dat volgens de normen van sectie XV is vervaardigd. De voorwaarden voor de productie van collageen moeten bijgevolg worden gewijzigd.

(7)

Verordening (EG) nr. 853/2004 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 853/2004 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Bijlage II wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening.

2)

Bijlage III wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 6 november 2006.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55; gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 22. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2076/2005 (PB L 338 van 22.12.2005, blz. 83).


BIJLAGE I

Sectie I, onder A, punt 2, van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 853/2004 komt als volgt te luiden:

„2.

Als de verpakking en/of de onmiddellijke verpakking van een product wordt verwijderd of als het product verder wordt verwerkt in een andere inrichting, moet echter een nieuw merk op het product worden aangebracht. In dat geval moet het nieuwe merk het erkenningsnummer vermelden van de inrichting waar deze bewerkingen plaatsvinden.”.


BIJLAGE II

Bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In sectie I wordt hoofdstuk IV als volgt gewijzigd:

a)

Punt 8 komt als volgt te luiden:

„8.

Het karkas van de dieren en de andere voor menselijke consumptie bestemde delen moeten volledig worden gevild, behalve wat betreft varkens, de koppen van schapen, geiten en kalveren, de snuit en lippen van runderen en de poten van runderen, schapen en geiten. Koppen, met inbegrip van snuit en lippen, en poten moeten zo worden gehanteerd dat verontreiniging wordt voorkomen.”;

b)

Punt 16, onder a), komt als volgt te luiden:

„a)

moeten bij runderen, varkens en eenhoevigen de tonsillen op hygiënische wijze worden verwijderd;”.

2)

In sectie VIII, hoofdstuk III, wordt het volgende punt E toegevoegd:

„E.   VOORSCHRIFTEN VOOR VISOLIE VOOR MENSELIJKE CONSUMPTIE

Exploitanten van levensmiddelenbedrijven moeten ervoor zorgen dat de grondstoffen voor de bereiding van visolie voor menselijke consumptie aan de volgende voorschriften voldoen:

1.

zij moeten afkomstig zijn van visserijproducten die geschikt zijn bevonden voor menselijke consumptie;

2.

zij moeten afkomstig zijn van inrichtingen, waaronder vaartuigen, die overeenkomstig deze verordening zijn erkend;

3.

tot zij worden verwerkt, moeten zij onder hygiënische omstandigheden worden vervoerd en opgeslagen.”.

3)

Sectie IX komt als volgt te luiden:

„SECTIE IX RAUWE MELK, COLOSTRUM, ZUIVELPRODUCTEN EN PRODUCTEN OP BASIS VAN COLOSTRUM

In deze sectie wordt verstaan onder:

1.

„Colostrum”: de vloeistof die gedurende drie à vijf dagen na het werpen wordt uitgescheiden door de melkklieren van melkproducerende dieren, rijk is aan antilichamen en mineralen en voorafgaat aan de productie van rauwe melk.

2.

„Producten op basis van colostrum”: verwerkte producten die zijn verkregen door verwerking van colostrum of door verdere verwerking van dergelijke verwerkte producten.

HOOFDSTUK I: RAUWE MELK EN COLOSTRUM — PRIMAIRE PRODUCTIE

Exploitanten van levensmiddelenbedrijven die rauwe melk en colostrum produceren of ophalen, moeten ervoor zorgen dat aan de voorschriften van dit hoofdstuk wordt voldaan.

I.   GEZONDHEIDSVOORSCHRIFTEN VOOR DE PRODUCTIE VAN RAUWE MELK EN COLOSTRUM

1.

Rauwe melk en colostrum moeten afkomstig zijn van dieren:

a)

die geen symptomen vertonen van een besmettelijke ziekte die via melk en colostrum op de mens kan worden overgebracht;

b)

die in een goede algemene gezondheidstoestand verkeren, geen ziekteverschijnselen vertonen die in besmetting van de melk en het colostrum zouden kunnen resulteren en, in het bijzonder, niet lijden aan aandoeningen van de voortplantingsorganen waarbij afscheiding plaatsvindt, aan darmontsteking waarbij diarree en koorts optreden of aan een zichtbare uierontsteking;

c)

die geen uierlaesies vertonen waardoor de melk en het colostrum kunnen worden aangetast;

d)

waaraan geen verboden stoffen of producten zijn toegediend en die geen illegale behandeling in de zin van Richtlijn 96/23/EG hebben ondergaan;

e)

waarbij in het geval van toediening van toegestane stoffen of producten de daarvoor voorgeschreven wachttijd in acht is genomen.

2.

a)

Met name met betrekking tot brucellose moeten rauwe melk en colostrum afkomstig zijn van:

i)

koeien of buffelkoeien die behoren tot een beslag dat brucellosevrij of officieel brucellosevrij is in de zin van Richtlijn 64/432/EEG (1);

ii)

schapen of geiten die behoren tot een officieel brucellosevrij of brucellosevrij bedrijf in de zin van Richtlijn 91/68/EEG (2); of

iii)

vrouwelijke dieren van andere soorten die, voor soorten die vatbaar zijn voor brucellose, behoren tot beslagen die regelmatig op deze ziekte worden gecontroleerd in het kader van een door de bevoegde autoriteit erkend controleprogramma.

b)

Met betrekking tot tuberculose moeten rauwe melk en colostrum afkomstig zijn van:

i)

koeien of buffelkoeien die behoren tot een beslag dat officieel tuberculosevrij is in de zin van Richtlijn 64/432/EEG; of

ii)

vrouwelijke dieren van andere soorten die, voor soorten die vatbaar zijn voor tuberculose, behoren tot beslagen die regelmatig op deze ziekte worden gecontroleerd in het kader van een door de bevoegde autoriteit erkend controleprogramma.

c)

Indien op een bedrijf naast runderen ook geiten worden gehouden, moeten ook de geiten op tuberculose worden onderzocht en getest.

3.

Rauwe melk van dieren die niet voldoet aan de voorschriften van punt 2, kan evenwel met toestemming van de bevoegde autoriteit worden gebruikt:

a)

in het geval van koeien of buffelkoeien die niet positief hebben gereageerd op een tuberculose- of een brucellosetest en geen symptomen van die ziekten vertonen, nadat de melk een warmtebehandeling heeft ondergaan die volstaat om een negatieve reactie te veroorzaken op een alkalische-fosfatasetest;

b)

in het geval van schapen of geiten die niet positief hebben gereageerd op een brucellosetest of die in het kader van een goedgekeurd uitroeiingsprogramma tegen brucellose zijn gevaccineerd, en geen symptomen van die ziekte vertonen, hetzij:

i)

voor de vervaardiging van kaas met een rijpingsperiode van ten minste twee maanden; of

ii)

nadat de melk een warmtebehandeling heeft ondergaan die volstaat om een negatieve reactie te veroorzaken op een alkalische-fosfatasetest;

c)

in het geval van vrouwelijke dieren van andere soorten die niet positief hebben gereageerd op een tuberculose- of een brucellosetest en geen symptomen van die ziekten vertonen, maar behoren tot een beslag waarbij brucellose of tuberculose is geconstateerd bij de in punt 2, onder a) iii), of b) ii), bedoelde controles, mits de melk is behandeld om de veiligheid ervan te garanderen.

4.

Rauwe melk en colostrum van dieren die niet voldoen aan de desbetreffende voorschriften van de punten 1, 2 en 3, in het bijzonder dieren die individueel positief hebben gereageerd op de preventieve tuberculose- of brucellosetest als bedoeld in Richtlijn 64/432/EEG en Richtlijn 91/68/EEG, mogen niet voor menselijke consumptie worden gebruikt.

5.

Dieren die besmet zijn of waarvan vermoed wordt dat zij besmet zijn met een van de in de punten 1 en 2 vermelde ziekten, moeten op doeltreffende wijze worden geïsoleerd om negatieve gevolgen voor de melk en het colostrum van andere dieren te voorkomen.

II.   HYGIËNE OP MELK- EN COLOSTRUMPRODUCTIEBEDRIJVEN

A.   Voorschriften inzake lokalen en uitrusting

1.

Melkinstallaties en lokalen waar melk en colostrum worden opgeslagen, gehanteerd of gekoeld, moeten zo zijn gelegen en gebouwd dat het risico van verontreiniging van de melk en het colostrum zoveel mogelijk wordt beperkt.

2.

Lokalen waar melk en colostrum worden opgeslagen, moeten beschermd zijn tegen ongedierte, goed zijn afgescheiden van lokalen waar dieren worden ondergebracht en, indien nodig om aan de voorschriften van punt B te voldoen, voorzien zijn van adequate koelapparatuur.

3.

Oppervlakken van uitrusting die bestemd zijn om met melk en colostrum in contact te komen (gereedschap, recipiënten, tanks enz. die bestemd zijn voor melken, ophalen of vervoer), moeten gemakkelijk te reinigen en zo nodig te ontsmetten zijn en goed worden onderhouden. Dat houdt in dat glad, afwasbaar en niet-toxisch materiaal wordt gebruikt.

4.

Na gebruik moeten dergelijke oppervlakken gereinigd en zo nodig ontsmet worden. Na elke rit of, indien het tijdsverloop tussen lossen en opnieuw laden zeer kort is, na elke reeks ritten, maar in elk geval ten minste één maal per dag, moeten de recipiënten en tanks die worden gebruikt voor het vervoer van melk en colostrum worden gereinigd en op passende wijze worden ontsmet alvorens zij opnieuw worden gebruikt.

B.   Hygiëne bij het melken, het ophalen en het vervoer

1.

Het melken moet onder hygiënische omstandigheden worden verricht, en er moet in het bijzonder op worden toegezien dat:

a)

voordat met het melken wordt begonnen, de tepels, de uier en de nabijgelegen delen schoon zijn;

b)

de melk en het colostrum van elk dier op de aanwezigheid van abnormale organoleptische of fysisch-chemische eigenschappen worden gecontroleerd, hetzij door de melker, hetzij op een wijze die gelijkwaardige resultaten oplevert, en dat melk en colostrum met dergelijke eigenschappen niet voor menselijke consumptie worden gebruikt;

c)

melk en colostrum van dieren met klinische symptomen van een uierziekte niet voor menselijke consumptie worden gebruikt, behoudens volgens de instructies van een dierenarts;

d)

dieren die een behandeling hebben ondergaan waardoor residuen van geneesmiddelen in de melk en het colostrum kunnen terechtkomen, kunnen worden opgespoord, en dat melk en colostrum van deze dieren die vóór het verstrijken van de voorgeschreven wachttijd zijn verkregen, niet voor menselijke consumptie wordt gebruikt; en

e)

speendippers of sprays uitsluitend worden gebruikt na erkenning of registratie volgens de procedures van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (3);

f)

colostrum afzonderlijk wordt afgemolken en niet met rauwe melk wordt gemengd.

2.

Na het melken moeten de melk en het colostrum onmiddellijk worden opgeslagen in een schoon lokaal dat is ontworpen en uitgerust om verontreiniging te voorkomen.

a)

Melk moet onmiddellijk tot ten hoogste 8 oC worden gekoeld indien deze dagelijks wordt opgehaald en tot ten hoogste 6 oC indien dat niet het geval is.

b)

Colostrum moet afzonderlijk worden opgeslagen en hetzij onmiddellijk tot ten hoogste 8 oC worden gekoeld indien het dagelijks wordt opgehaald en tot ten hoogste 6 oC indien dat niet het geval is, hetzij worden ingevroren.

3.

Tijdens het vervoer moet de koudeketen in stand worden gehouden en bij aankomst in de inrichting van bestemming mag de temperatuur van de melk en het colostrum ten hoogste 10 oC bedragen.

4.

Exploitanten van levensmiddelenbedrijven hoeven niet te voldoen aan de temperatuurvoorschriften in de punten 2 en 3 mits de melk voldoet aan de in deel III vastgestelde criteria en mits:

a)

de melk binnen twee uur na het melken wordt verwerkt; of

b)

een hogere temperatuur noodzakelijk is om technologische redenen in verband met de vervaardiging van sommige zuivelproducten en de bevoegde autoriteit dit toestaat.

C.   Hygiëne van het personeel

1.

Personen die rauwe melk en colostrum afmelken en/of hanteren, moeten aangepaste schone kleding dragen.

2.

Melkers moeten een zeer goede persoonlijke hygiëne in acht nemen. Dicht bij de melkplaats moeten geschikte voorzieningen aanwezig zijn om de personen die rauwe melk en colostrum afmelken en/of hanteren, de gelegenheid te geven hun handen en armen te wassen.

III.   CRITERIA VOOR RAUWE MELK EN COLOSTRUM

1.

a)

Voor rauwe melk gelden, in afwachting van de vaststelling van normen in het kader van een meer specifieke regelgeving inzake de kwaliteit van melk en zuivelproducten, de volgende criteria.

b)

Voor colostrum gelden, in afwachting van de vaststelling van specifieke communautaire wetgeving, de nationale criteria voor het kiemgetal, het aantal somatische cellen en antibioticaresiduen.

2.

Een representatief aantal steekproefsgewijs genomen monsters van bij melkproductiebedrijven opgehaalde rauwe melk en colostrum moet worden gecontroleerd om na te gaan of de rauwe melk voldoet aan de punten 3 en 4 en of het colostrum voldoet aan de in punt 1, onder b), bedoelde nationale criteria. De controles kunnen worden uitgevoerd door of namens:

a)

de exploitant van het levensmiddelenbedrijf dat de melk produceert;

b)

de exploitant van het levensmiddelenbedrijf dat de melk ophaalt of verwerkt;

c)

een groep exploitanten van levensmiddelenbedrijven; of

d)

in het kader van de nationale of regionale controleregeling.

3.

a)

Exploitanten van levensmiddelenbedrijven moeten procedures toepassen om ervoor te zorgen dat rauwe melk voldoet aan de volgende criteria:

i)

voor rauwe koemelk:

Kiemgetal bij 30 oC (per ml)

≤ 100 000 (4)

Aantal somatische cellen (per ml)

≤ 400 000 (5)

ii)

voor rauwe melk van andere diersoorten:

Kiemgetal bij 30 oC (per ml)

≤ 1 500 000 (6)

b)

Indien rauwe melk van andere dieren dan koeien bestemd is voor de vervaardiging van producten met rauwe melk volgens een procedé zonder warmtebehandeling, moeten exploitanten van levensmiddelenbedrijven de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat de gebruikte rauwe melk aan het volgende criterium voldoet:

Kiemgetal bij 30 oC (per ml)

≤ 500 000 (7)

4.

Onverminderd Richtlijn 96/23/EG moeten exploitanten van levensmiddelenbedrijven procedures toepassen om ervoor te zorgen dat rauwe melk niet in de handel wordt gebracht indien:

a)

deze een gehalte aan antibioticaresiduen bevat dat de bij Verordening (EEG) nr. 2377/90 (8) toegestane gehalten voor één van de in de bijlagen I en III bij die verordening genoemde stoffen overschrijdt; of

b)

het gecombineerde totaal van antibioticaresiduen hoger is dan een toegestane maximumwaarde.

5.

Indien rauwe melk niet in overeenstemming is met punt 3 of 4 moeten exploitanten van levensmiddelenbedrijven de bevoegde autoriteit daarvan in kennis stellen en corrigerende maatregelen treffen.

HOOFDSTUK II: VOORSCHRIFTEN VOOR ZUIVELPRODUCTEN EN PRODUCTEN OP BASIS VAN COLOSTRUM

I.   TEMPERATUURVOORSCHRIFTEN

1.

Exploitanten van levensmiddelenbedrijven moeten ervoor zorgen dat na ontvangst in een verwerkende inrichting:

a)

melk snel wordt gekoeld tot ten hoogste 6 oC;

b)

colostrum snel wordt gekoeld tot ten hoogste 6 oC of wordt ingevroren;

en dat melk en colostrum bij die temperatuur worden bewaard totdat zij worden verwerkt.

2.

Exploitanten van levensmiddelenbedrijven mogen melk en colostrum echter bij een hogere temperatuur bewaren mits:

a)

met de verwerking wordt begonnen onmiddellijk na het melken of binnen vier uur na ontvangst in de verwerkende inrichting; of

b)

de bevoegde autoriteit een hogere temperatuur toestaat om technische redenen met betrekking tot de vervaardiging van bepaalde zuivelproducten of producten op basis van colostrum.

II.   VOORSCHRIFTEN VOOR WARMTEBEHANDELING

1.

Wanneer rauwe melk, colostrum, zuivelproducten of producten op basis van colostrum een warmtebehandeling ondergaan, zien exploitanten van levensmiddelenbedrijven erop toe dat daarbij wordt voldaan aan de voorschriften van hoofdstuk XI van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 852/2004. Met name zien zij erop toe dat bij de volgende processen aan de volgende specificaties wordt voldaan.

a)

Pasteurisatie wordt verricht door een behandeling:

i)

bij een hoge temperatuur gedurende korte tijd (ten minste 72 oC gedurende 15 seconden);

ii)

bij een lage temperatuur gedurende lange tijd (ten minste 63 oC gedurende 30 minuten); of

iii)

met een andere combinatie van temperatuur en tijd die een gelijkwaardig effect geeft,

zodat de producten onmiddellijk na de behandeling in voorkomend geval negatief reageren op een alkalische-fosfatasetest.

b)

Ultrahogetemperatuur (UHT)-behandeling wordt verricht door een behandeling:

i)

bestaande uit een ononderbroken verhitting tot een hoge temperatuur gedurende korte tijd (ten minste 135 oC gedurende voldoende lange tijd), zodat er geen levensvatbare micro-organismen of sporen in het behandelde product kunnen groeien wanneer het bij omgevingstemperatuur in een aseptische, gesloten recipiënt wordt bewaard; en

ii)

die voldoende is om ervoor te zorgen dat de producten microbiologisch stabiel blijven na een incubatie gedurende 15 dagen bij 30 oC in gesloten recipiënten, een incubatie gedurende 7 dagen bij 55 oC in gesloten recipiënten of een andere methode die aantoont dat de nodige warmtebehandeling is verricht.

2.

Wanneer wordt overwogen rauwe melk en colostrum aan een warmtebehandeling te onderwerpen, moeten exploitanten van levensmiddelenbedrijven:

a)

rekening houden met de procedures die zijn ontwikkeld volgens de HACCP-beginselen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 852/2004, en

b)

voldoen aan alle voorschriften die de bevoegde autoriteit in dit verband kan opleggen bij de erkenning van inrichtingen of de uitvoering van controles overeenkomstig Verordening (EG) nr. 854/2004.

III.   CRITERIA VOOR RAUWE KOEMELK

1.

Exploitanten van levensmiddelenbedrijven die zuivelproducten vervaardigen, moeten procedures toepassen om ervoor te zorgen dat onmiddellijk voor verwerking:

a)

rauwe koemelk die bij de bereiding van zuivelproducten gebruikt wordt, een kiemgetal bij 30 oC heeft van minder dan 300 000 per ml; en

b)

verwerkte koemelk die bij de bereiding van zuivelproducten gebruikt wordt, een kiemgetal bij 30 oC heeft van minder dan 100 000 per ml.

2.

Indien melk niet voldoet aan de criteria van punt 1 moet de exploitant van het levensmiddelenbedrijf de bevoegde autoriteit daarvan in kennis stellen en corrigerende maatregelen treffen.

HOOFDSTUK III: ONMIDDELLIJKE VERPAKKING EN VERPAKKING

De consumentenverpakkingen moeten in de inrichting waar de laatste warmtebehandeling van vloeibare zuivelproducten en producten op basis van colostrum plaatsvindt, onmiddellijk na het vullen worden gesloten met een sluiting die besmetting voorkomt. Het sluitingssysteem moet zo zijn ontworpen dat na opening het bewijs van opening duidelijk zichtbaar en gemakkelijk controleerbaar blijft.

HOOFDSTUK IV: ETIKETTERING

1.

In aanvulling op de voorschriften van Richtlijn 2000/13/EG moet, uitgezonderd in de gevallen als bedoeld in artikel 13, leden 4 en 5, van die richtlijn bedoelde gevallen, op het etiket duidelijk het volgende voorkomen:

a)

in het geval van rauwe melk bestemd voor rechtstreekse menselijke consumptie, de vermelding „rauwe melk”;

b)

in het geval van met rauwe melk bereide producten waarvan het fabricageprocedé noch een warmtebehandeling, noch een fysische of chemische behandeling omvat, de vermelding „bereid met rauwe melk”;

c)

in het geval van colostrum, de vermelding „colostrum”;

d)

in het geval van met colostrum bereide producten, de vermelding „bereid met colostrum”.

2.

De voorschriften van punt 1 zijn van toepassing op producten bestemd voor de detailhandel. De term „etikettering” omvat verpakkingen, documenten, briefjes, etiketten, ringen en banden die deze producten vergezellen of er betrekking op hebben.

HOOFDSTUK V: IDENTIFICATIEMERKEN

In afwijking van de voorschriften van bijlage II, sectie I, is het toegestaan dat:

1.

het identificatiemerk, in plaats van het erkenningsnummer van de inrichting te vermelden, verwijst naar de plaats op de onmiddellijke verpakking of de verpakking waar het erkenningsnummer van de inrichting is aangegeven;

2.

het identificatiemerk van flessen die kunnen worden hergebruikt, slechts de initialen van het verzendende land en het erkenningsnummer van de inrichting vermeldt.”.

4)

In sectie XV, hoofdstuk III, komt punt 1 als volgt te luiden:

„1.

Collageen moet worden vervaardigd volgens een procedé waarbij de grondstof gewassen wordt, de pH-waarde met een zuur of een base aangepast wordt en vervolgens één of meer keren gespoeld, gefilterd en geëxtrudeerd wordt, of volgens een erkend gelijkwaardig procédé. Bij de vervaardiging van laagmoleculair collageen uit grondstoffen van niet-herkauwers mag de extrusie achterwege worden gelaten.”.


(1)  Richtlijn 64/432/EEG van de Raad van 26 juni 1964 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens (PB 121 van 29.7.1964, blz. 1977/64). Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 21/2004 (PB L 5 van 9.1.2004, blz. 8).

(2)  Richtlijn 91/68/EEG van de Raad van 28 januari 1991 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer in schapen en geiten (PB L 46 van 19.2.1991, blz. 19). Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2005/932/EG van de Commissie (PB L 340 van 23.12.2005, blz. 68).

(3)  PB L 123 van 24.4.1998, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/50/EG van de Commissie (PB L 142 van 30.5.2006, blz. 6).

(4)  Voortschrijdend meetkundig gemiddelde over een periode van twee maanden, met ten minste twee monsternemingen per maand.

(5)  Voortschrijdend meetkundig gemiddelde over een periode van drie maanden, met ten minste één monsterneming per maand, tenzij de bevoegde autoriteit een andere methode voorschrijft om seizoensschommelingen in de productie te verdisconteren.

(6)  Voortschrijdend meetkundig gemiddelde over een periode van twee maanden, met ten minste twee monsternemingen per maand.

(7)  Voortschrijdend meetkundig gemiddelde over een periode van twee maanden, met ten minste twee monsternemingen per maand.

(8)  Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad van 26 juni 1990 houdende een communautaire procedure tot vaststelling van maximumwaarden voor residuen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PB L 224 van 18.8.1990, blz. 1). Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1231/2006 van de Commissie (PB L 225 van 17.8.2006, blz. 3).


18.11.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 320/11


VERORDENING (EG) Nr. 1663/2006 VAN DE COMMISSIE

van 6 november 2006

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (1), en met name op artikel 17, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (2) moeten de exploitanten van levensmiddelenbedrijven na de postmortemkeuring de tonsillen verwijderen.

(2)

Verordening (EG) nr. 853/2004 stelt voorschriften voor de productie van colostrum vast. Bijgevolg moeten daarop officiële controles worden verricht.

(3)

Bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 854/2004 stelt algemene eisen vast voor certificaten waarvan invoerzendingen van producten van dierlijke oorsprong uit derde landen vergezeld gaan. Met name wordt bepaald dat certificaten ten minste moeten worden opgesteld in de officiële taal van het derde land van verzending en de lidstaat van binnenkomst. Door de vele praktische en operationele problemen die deze dubbele eis met zich brengt, is het beter deze eis te beperken tot het basisbeginsel dat certificaten ten minste in de officiële taal of talen van de lidstaat van binnenkomst moeten worden opgesteld. Omdat dit in sommige omstandigheden van belang is, moet het derde land van verzending, als eventuele aanvulling op bovengenoemd beginsel, echter de mogelijkheid behouden om zijn officiële taal te gebruiken. Bijlage VI moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(4)

Verordening (EG) nr. 854/2004 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlagen I, IV en VI bij Verordening (EG) nr. 854/2004 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 6 november 2006.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206; gerectificeerd in PB L 226 van 25.6. 2004, blz. 83. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2076/2005 (PB L 338 van 22.12.2005, blz. 83).

(2)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55; gerectificeerd in PB L 226 van 25.6. 2004, blz. 22. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2076/2005.


BIJLAGE

1.

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 854/2004 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in sectie I, hoofdstuk I:

i)

worden onder A, punt 1, de woorden „de tonsillen moeten worden verwijderd” geschrapt;

ii)

wordt onder B, punt 1, de zin „De tonsillen moeten worden verwijderd” geschrapt;

b)

in sectie IV, hoofdstuk III, punt 1, wordt de zin „De tonsillen moeten worden verwijderd” geschrapt.

2.

Bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 854/2004 wordt vervangen door:

„BIJLAGE IV

RAUWE MELK, COLOSTRUM, ZUIVELPRODUCTEN EN PRODUCTEN OP BASIS VAN COLOSTRUM

HOOFDSTUK I: CONTROLE VAN MELK- EN COLOSTRUMPRODUCTIEBEDRIJVEN

1.

Dieren in melk- en colostrumproductiebedrijven moeten officiële controles ondergaan om na te gaan of aan de gezondheidsvoorschriften voor de productie van rauwe melk en colostrum wordt voldaan, met name wat de gezondheid van de dieren en het gebruik van diergeneesmiddelen betreft.

Deze controles kunnen plaatsvinden in het kader van de veterinaire controles uit hoofde van communautaire wetgeving inzake de volksgezondheid en de gezondheid en het welzijn van dieren, en kunnen uitgevoerd worden door een erkende dierenarts.

2.

Indien er redenen zijn om aan te nemen dat niet aan de voorschriften inzake de gezondheid van dieren wordt voldaan, moet de algemene gezondheidstoestand van de dieren worden gecontroleerd.

3.

Melk- en colostrumproductiebedrijven moeten officiële controles ondergaan om na te gaan of aan de hygiënevoorschriften wordt voldaan. Deze officiële controles kunnen inspecties omvatten en/of toezichtscontroles die verricht worden door beroepsorganisaties. Als blijkt dat de hygiëne te wensen over laat, moet de bevoegde autoriteit erop toezien dat de nodige stappen worden genomen om de situatie te corrigeren.

HOOFDSTUK II: CONTROLE VAN RAUWE MELK EN COLOSTRUM BIJ INZAMELING

1.

Wat rauwe melk en colostrum betreft, ziet de bevoegde autoriteit toe op de controles die worden verricht overeenkomstig bijlage III, sectie IX, hoofdstuk I, deel III, van Verordening (EG) nr. 853/2004.

2.

Als de exploitant van het levensmiddelenbedrijf de situatie niet gecorrigeerd heeft binnen drie maanden na de eerste kennisgeving aan de bevoegde autoriteit van de niet-naleving van de criteria voor het kiemgetal en/of het aantal somatische cellen, moet de levering van rauwe melk en colostrum van het betrokken productiebedrijf worden opgeschort of — overeenkomstig een specifieke toestemming of algemene instructies van de bevoegde autoriteit — worden onderworpen aan voorschriften inzake de behandeling en het gebruik van de melk ter bescherming van de volksgezondheid. Die opschorting en voorschriften moeten van kracht blijven totdat de exploitant heeft aangetoond dat de rauwe melk en het colostrum weer aan de criteria voldoen.”

3.

In bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 854/2004 wordt punt 2 vervangen door:

„2.

Certificaten moeten ten minste worden opgesteld in de officiële taal of talen van de lidstaat van bestemming en de lidstaat waar de grensinspectie plaatsvindt, of vergezeld gaan van een eensluidende vertaling in die taal of talen. Lidstaten kunnen echter toestaan dat een andere officiële taal van de Gemeenschap dan hun eigen taal wordt gebruikt.”.


18.11.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 320/13


VERORDENING (EG) Nr. 1664/2006 VAN DE COMMISSIE

van 6 november 2006

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2074/2005 wat betreft uitvoeringsmaatregelen voor bepaalde voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong en tot intrekking van bepaalde uitvoeringsmaatregelen

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (1), en met name op de artikelen 9 en 11,

Gelet op Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (2), en met name op artikel 16,

Gelet op Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (3), en met name op artikel 11, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 2074/2005 van de Commissie (4) worden uitvoeringsmaatregelen vastgesteld voor de Verordeningen (EG) nr. 853/2004, (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004.

(2)

Bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 2074/2005 stelt modelgezondheidscertificaten vast voor de invoer van bepaalde voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong. Deze certificaten zijn zodanig van opzet dat zij geschikt zijn voor het door de Commissie ontwikkelde Traces-systeem om de verplaatsingen van dieren en daarvan afgeleide producten op het grondgebied van de EU en uit derde landen te kunnen volgen. De gegevens betreffende de beschrijving van de producten zijn onlangs geactualiseerd. De huidige modelgezondheidscertificaten dienen dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

(3)

Bij de Verordeningen (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad (5) en (EG) nr. 853/2004 zijn voorschriften vastgelegd inzake de productie van voor menselijke consumptie bestemde visserijproducten, levende tweekleppige weekdieren en honing. In Verordening (EG) nr. 2074/2005 moeten specifieke voorschriften, waaronder modelgezondheidscertificaten voor de invoer van deze producten uit derde landen, worden vastgelegd. Derhalve dienen de geldende beschikkingen tot vaststelling van de invoercertificaten te worden ingetrokken na het verstrijken van een bepaalde termijn waarbinnen derde landen hun wetgeving kunnen aanpassen.

(4)

Ook moet de certificeringsprocedure voor visserijproducten en levende tweekleppige weekdieren worden vereenvoudigd en ten aanzien van voor menselijke consumptie bestemde zendingen moeten de voorschriften worden opgenomen inzake veterinaire certificering overeenkomstig Beschikking 2003/804/EG van de Commissie van 14 november 2003 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften en certificeringsvoorschriften voor de invoer van weekdieren en van eieren en gameten daarvan, bestemd voor verdere groei, afkweek, heruitzetting of menselijke consumptie (6) en overeenkomstig Beschikking 2003/858/EG van de Commissie van 21 november 2003 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften en certificeringsvoorschriften voor de invoer van levende vis en van eieren en gameten daarvan bestemd voor de kweek, en van levende vis afkomstig van aquacultuur en producten daarvan bestemd voor menselijke consumptie (7).

(5)

Overeenkomstig artikel 11, lid 4, van Verordening (EG) nr. 882/2004 moeten er methoden voor analyses en tests voor melk en producten op basis van melk worden vastgelegd. In dit verband heeft het communautaire referentielaboratorium een lijst van geactualiseerde referentiemethoden opgesteld, die door de nationale referentielaboratoria tijdens hun vergadering in 2005 goedgekeurd is. Daarom moet in Verordening (EG) nr. 2074/2005 de laatste overeengekomen versie van de lijst van referentiemethoden voor analyses en tests worden opgenomen, die moeten worden gebruikt om te controleren of de voorschriften van Verordening (EG) nr. 853/2004 worden nageleefd. Beschikking 91/180/EEG van de Commissie van 14 februari 1991 tot vaststelling van analyse- en testmethoden voor rauwe en voor warmtebehandelde melk (8) moet derhalve worden ingetrokken. De lidstaten moet een bepaalde termijn worden gegeven waarbinnen zij de nieuwe methoden kunnen invoeren.

(6)

Bij Verordening (EG) nr. 2074/2005 worden de analysemethoden voor de detectie van het gehalte aan paralytic shellfish poison (PSP) in de eetbare delen van weekdieren (het gehele dier of elk afzonderlijk eetbaar deel) vastgesteld. De zogenaamde Lawrence-methode, zoals gepubliceerd in AOAC Official Method 2005.06 (Paralytic Shellfish Poisoning Toxins in Shellfish), dient te worden beschouwd als een alternatieve methode voor de detectie van PSP bij tweekleppige weekdieren. De toepassing ervan dient te worden beoordeeld in het licht van de analysewerkzaamheden die momenteel door het communautair referentielaboratorium voor de controle op mariene biotoxines worden uitgevoerd.

(7)

Verordening (EG) nr. 2074/2005 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 2074/2005 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 6 komt als volgt te luiden:

„Artikel 6

Modelgezondheidscertificaten voor de invoer van bepaalde producten van dierlijke oorsprong voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 853/2004

De modelgezondheidscertificaten zoals bedoeld in artikel 6, lid 1, onder d), van Verordening (EG) nr. 853/2004 die worden gebruikt bij de invoer van in bijlage VI bij deze verordening opgenomen producten van dierlijke oorsprong worden vastgesteld in voornoemde bijlage VI.”.

2)

Het volgende artikel 6 bis wordt ingevoegd:

„Artikel 6 bis

Testmethoden voor rauwe en voor warmtebehandelde melk

De analysemethoden overeenkomstig bijlage VI bis bij deze verordening worden door de bevoegde autoriteiten en, in voorkomend geval, door de exploitanten van levensmiddelenbedrijven gebruikt om te controleren of de in sectie IX, hoofdstuk I, deel III van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004 vastgelegde grenswaarden worden nageleefd en om de adequate toepassing van een pasteurisatieproces voor zuivelproducten overeenkomstig sectie IX, hoofdstuk II, deel II, van bijlage III bij voornoemde verordening te waarborgen.”.

3)

Bijlage III wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening.

4)

Bijlage VI wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

5)

Bijlage VI bis wordt toegevoegd overeenkomstig bijlage III bij deze verordening.

Artikel 2

De in bijlage IV bij deze verordening genoemde beschikkingen worden met ingang van 1 mei 2007 ingetrokken.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Bijlage III bij deze verordening wordt uiterlijk zes maanden na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 6 november 2006.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55; gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 22. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2076/2005 van de Commissie (PB L 338 van 22.12.2005, blz. 83).

(2)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206; gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 83. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2076/2005.

(3)  PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1; gerectificeerd in PB L 191 van 28.5.2004, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verodening (EG) nr. 776/2006 van de Commissie (PB L 136 van 24.5.2005, blz. 3).

(4)  PB L 338 van 22.12.2005, blz. 27.

(5)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1; gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 3.

(6)  PB L 302 van 20.11.2003, blz. 22. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2005/409/EG (PB L 139 van 2.6.2005, blz. 16).

(7)  PB L 324 van 11.12.2003, blz. 37. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2006/680/EG (PB L 279 van 11.10.2006, blz. 24).

(8)  PB L 93 van 13.4.1991, blz. 1.


BIJLAGE I

Hoofdstuk I van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 2074/2005 komt als volgt te luiden:

„HOOFDSTUK I

DETECTIEMETHODE VOOR PARALYTIC SHELLFISH POISON (PSP)

1.

Het gehalte aan paralytic shellfish poison (PSP) in de eetbare delen van weekdieren (het gehele dier of elk afzonderlijk eetbaar deel) wordt gedetecteerd met de biologische testmethode of om het even welke andere internationaal erkende methode. Als alternatieve methode voor de detectie van die toxines kan ook de zogenaamde Lawrence-methode, zoals gepubliceerd in AOAC Official Method 2005.06 (Paralytic Shellfish Poisoning Toxins in Shellfish) worden gebruikt.

2.

Indien de resultaten worden betwist, geldt de biologische methode als referentiemethode.

3.

De punten 1 en 2 zullen worden geëvalueerd in het licht van de geslaagde harmonisatie van de uitvoering van de Lawrence-methode door het communautair referentielaboratorium voor de controle op mariene biotoxines.”.


BIJLAGE II

Bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 2074/2005 wordt vervangen door:

„BIJLAGE VI

MODELGEZONDHEIDSCERTIFICATEN VOOR DE INVOER VAN BEPAALDE VOOR MENSELIJKE CONSUMPTIE BESTEMDE PRODUCTEN VAN DIERLIJKE OORSPRONG

SECTIE I

KIKKERBILLETJES EN SLAKKEN

De in artikel 6, lid 1, onder d), van Verordening (EG) nr. 853/2004 bedoelde gezondheidscertificaten voor de invoer van kikkerbilletjes en slakken beantwoorden aan het model in deel A, respectievelijk deel B van aanhangsel I bij deze bijlage.

SECTIE II

GELATINE

Onverminderd andere specifieke communautaire wetgeving, met name de wetgeving inzake overdraagbare spongiforme encefalopathieën en hormonen, beantwoorden de in artikel 6, lid 1, onder d), van Verordening (EG) nr. 853/2004 bedoelde gezondheidscertificaten voor de invoer van gelatine en grondstoffen voor de productie van gelatine aan het model in deel A, respectievelijk deel B van aanhangsel II bij deze bijlage.

SECTIE III

COLLAGEEN

Onverminderd andere specifieke communautaire wetgeving, met name de wetgeving inzake overdraagbare spongiforme encefalopathieën en hormonen, beantwoorden de in artikel 6, lid 1, onder d), van Verordening (EG) nr. 853/2004 bedoelde gezondheidscertificaten voor de invoer van collageen en grondstoffen voor de productie van collageen aan het model in deel A, respectievelijk deel B van aanhangsel III bij deze bijlage.

SECTIE IV

VISSERIJPRODUCTEN

Het in artikel 6, lid 1, onder d), van Verordening (EG) nr. 853/2004 bedoelde gezondheidscertificaat voor de invoer van visserijproducten beantwoordt aan het model in aanhangsel IV bij deze bijlage.

SECTIE V

LEVENDE TWEEKLEPPIGE WEEKDIEREN

Het in artikel 6, lid 1, onder d), van Verordening (EG) nr. 853/2004 bedoelde gezondheidscertificaat voor de invoer van levende tweekleppige weekdieren beantwoordt aan het model in aanhangsel V bij deze bijlage.

SECTIE VI

HONING EN ANDERE PRODUCTEN VAN BIJENTEELT

Het in artikel 6, lid 1, onder d), van Verordening (EG) nr. 853/2004 bedoelde gezondheidscertificaat voor de invoer van honing en andere producten van bijenteelt beantwoordt aan het model in aanhangsel VI bij deze bijlage.

Aanhangsel I bij bijlage VI

DEEL A

MODELGEZONDHEIDSCERTIFICAAT VOOR DE INVOER VAN GEKOELDE, DIEPGEVROREN OF BEREIDE KIKKERBILLETJES BESTEMD VOOR MENSELIJKE CONSUMPTIE

Image

Image

DEEL B

MODELGEZONDHEIDSCERTIFICAAT VOOR DE INVOER VAN GEKOELDE, DIEPGEVROREN, VAN HET SLAKKENHUIS ONTDANE, GEKOOKTE OF BEREIDE SLAKKEN OF SLAKKENCONSERVEN BESTEMD VOOR MENSELIJKE CONSUMPTIE

Image

Image

Aanhangsel II bij bijlage VI

DEEL A

MODELGEZONDHEIDSCERTIFICAAT VOOR DE INVOER VAN GELATINE BESTEMD VOOR MENSELIJKE CONSUMPTIE

Image

Image

DEEL B

MODELGEZONDHEIDSCERTIFICAAT VOOR DE INVOER VAN GELATINE BESTEMD VOOR MENSELIJKE CONSUMPTIE

Image

Image

Aanhangsel III bij bijlage VI

DEEL A

MODELGEZONDHEIDSCERTIFICAAT VOOR DE INVOER VAN COLLAGEEN BESTEMD VOOR MENSELIJKE CONSUMPTIE

Image

Image

DEEL B

MODELGEZONDHEIDSCERTIFICAAT VOOR DE INVOER VAN GRONDSTOFFEN VOOR DE PRODUCTIE VAN COLLAGEEN BESTEMD VOOR MENSELIJKE CONSUMPTIE

Image

Image

Aanhangsel IV bij bijlage VI

MODELGEZONDHEIDSCERTIFICAAT VOOR DE INVOER VAN VISSERIJPRODUCTEN BESTEMD VOOR MENSELIJKE CONSUMPTIE

Image

Image

Image

Aanhangsel V bij bijlage VI

DEEL A

MODELGEZONDHEIDSCERTIFICAAT VOOR DE INVOER VAN LEVENDE TWEEKLEPPIGE WEEKDIEREN BESTEMD VOOR MENSELIJKE CONSUMPTIE

Image

Image

Image

DEEL B

AANVULLEND MODELGEZONDHEIDSCERTIFICAAT VOOR VERWERKTE TWEEKLEPPIGE WEEKDIEREN BEHOREND TOT DE SOORT ACANTHOCARDIA TUBERCULATUM

Ondergetekende, officieel inspecteur, verklaart hierbij dat de verwerkte tweekleppige weekdieren van de soort Acanthocardia tuberculatum, waarvoor gezondheidscertificaat nr. is afgegeven,…

1.

verzameld zijn in productiegebieden die door de bevoegde autoriteit duidelijk geïdentificeerd, gecontroleerd en erkend zijn met het oog op de toepassing van Beschikking 2006/766/EG van de Commissie (1), en waar het PSP-gehalte in de eetbare delen van deze weekdieren lager is dan 300 μg per 100 g;

2.

in containers of voertuigen die door de bevoegde autoriteit zijn verzegeld, rechtstreeks vervoerd zijn naar de inrichting:

(naam en officieel erkenningsnummer van de inrichting die van de bevoegde autoriteit een speciale vergunning heeft om de behandeling ervan uit te voeren);

3.

tijdens het vervoer naar deze inrichting vergezeld gingen van een door de bevoegde autoriteit afgegeven document waarin het vervoer wordt toegestaan en de aard en de hoeveelheid van het product, het gebied van herkomst en de inrichting van bestemming zijn aangegeven;

4.

de in de bijlage bij Beschikking 96/77/EG vastgestelde warmtebehandeling hebben ondergaan;

5.

geen PSP bevatten in een hoeveelheid die met de biologische analysemethode kan worden opgespoord, zoals blijkt uit het (de) bijgevoegde verslag(en) van de analyse die is uitgevoerd op elke partij van de zending waarop deze verklaring betrekking heeft.

Ondergetekende, officieel inspecteur, verklaart dat de bevoegde autoriteit erop heeft toegezien dat de interne controle in de in punt 2 bedoelde inrichting specifiek van toepassing is op de warmtebehandeling als bedoeld in punt 4.

Ondergetekende, officieel inspecteur, verklaart dat hij/zij op de hoogte is van de bepalingen van Beschikking 96/77/EG en dat het (de) bijgevoegde analyseverslag(en) betrekking heeft (hebben) op de analyse van de producten na verwerking.

Officiële inspecteur

Naam (in hoofdletters):

Datum:

Stempel:

Kwalificatie en titel:

Handtekening:

Aanhangsel VI bij bijlage VI

MODELGEZONDHEIDSCERTIFICAAT VOOR DE INVOER VAN HONING EN ANDERE PRODUCTEN VAN BIJENTEELT BESTEMD VOOR MENSELIJKE CONSUMPTIE

Image

Image


(1)  Zie bladzijde 53 van dit Publicatieblad.


BIJLAGE III

De hierna volgende bijlage VI bis inzake testmethoden voor rauwe en voor warmtebehandelde melk wordt toegevoegd aan Verordening (EG) nr. 2074/2005:

„BIJLAGE VI BIS

TESTMETHODEN VOOR RAUWE MELK EN WARMTEBEHANDELDE MELK

HOOFDSTUK I

BEPALING VAN HET KIEMGETAL EN HET AANTAL SOMATISCHE CELLEN

1.

Bij de controle aan de hand van de criteria van sectie IX, hoofdstuk I, deel III, van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004 worden de volgende normen als referentiemethoden gebruikt:

a)

EN/ISO 4833 voor het kiemgetal bij 30 oC;

b)

ISO 13366-1 voor het aantal somatische cellen.

2.

Het gebruik van alternatieve analysemethoden is aanvaardbaar:

a)

Voor het kiemgetal bij 30 oC als die methoden ten opzichte van de in de punt 1, onder a), vermelde referentiemethode gevalideerd worden overeenkomstig het protocol dat is vastgesteld in EN/ISO-norm 16140 of andere, soortgelijke internationaal aanvaarde protocollen.

De wijze van omrekening van een alternatieve methode naar de in punt 1, onder a), vermelde referentiemethode wordt overeenkomstig ISO-norm 21187 vastgesteld;

b)

Voor het aantal somatische cellen als die methoden ten opzichte van de in de in punt 1, onder b), vermelde referentiemethode gevalideerd worden overeenkomstig het protocol dat is vastgesteld in ISO 8196 en zij worden toegepast overeenkomstig ISO 13366-2 of andere, soortgelijke internationaal aanvaarde protocollen.

HOOFDSTUK II

BEPALING VAN DE ALKALISCHE-FOSFATASEACTIVITEIT

1.

Bij de bepaling van de alkalische-fosfataseactiviteit wordt ISO-norm 11816-1 als referentiemethode gebruikt.

2.

De alkalische-fosfataseactiviteit wordt uitgedrukt in milli-eenheden enzymactiviteit per liter (mU/l). Een eenheid alkalische-fosfataseactiviteit is de hoeveelheid alkalische-fosfatase-enzym die de omzetting van 1 micromol substraat per minuut katalyseert.

3.

De uitslag van een test ter bepaling van de alkalische fosfatase geldt als negatief, indien de gemeten activiteit in de koemelk maximaal 350 mU/l bedraagt.

4.

Het gebruik van alternatieve analysemethoden is aanvaardbaar als die methoden worden gevalideerd ten opzichte van de in punt 1 vermelde referentiemethode overeenkomstig internationaal aanvaarde protocollen.”


BIJLAGE IV

1.

Beschikking 91/180/EEG van de Commissie van 14 februari 1991 tot vaststelling van analyse- en testmethoden voor rauwe en voor warmtebehandelde melk (1).

2

Beschikking 2000/20/EG van de Commissie van 10 december 1999 houdende vaststelling van gezondheidscertificaten voor de invoer uit derde landen van voor menselijke consumptie bestemde gelatine en van grondstoffen voor de vervaardiging van voor menselijke consumptie bestemde gelatine (2).

3.

Beschikkingen tot vaststelling van de voorwaarden voor de invoer van vijsserijproducten:

1.

Beschikking 93/436/EEG van de Commissie van 30 juni 1993 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserijproducten van oorsprong uit Chili (3).

2.

Beschikking 93/437/EEG van de Commissie van 30 juni 1993 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserijproducten van oorsprong uit Argentinië (4).

3.

Beschikking 93/494/EEG van de Commissie van 23 juli 1993 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserijproducten van oorsprong uit de Færöer (5).

4.

Beschikking 93/495/EEG van de Commissie van 26 juli 1993 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserijproducten van oorsprong uit Canada (6).

5.

Beschikking 94/198/EG van de Commissie van 7 april 1994 tot vaststelling van de bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserij- en aquacultuurproducten van oorsprong uit Brazilië (7).

6.

Beschikking 94/200/EG van de Commissie van 7 april 1994 tot vaststelling van de bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserij- en aquacultuurproducten van oorsprong uit Ecuador (8).

7.

Beschikking 94/269/EG van de Commissie van 8 april 1994 tot vaststelling van de bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserijproducten en van aquacultuurproducten van oorsprong uit Colombia (9).

8.

Beschikking 94/323/EG van de Commissie van 19 mei 1994 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserijproducten van oorsprong uit Singapore (10).

9.

Beschikking 94/324/EG van de Commissie van 19 mei 1994 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserijproducten en aquacultuurproducten van oorsprong uit Indonesië (11).

10.

Beschikking 94/325/EG van de Commissie van 19 mei 1994 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserij- en aquacultuurproducten van oorsprong uit Thailand (12).

11.

Beschikking 94/448/EG van de Commissie van 20 juni 1994 tot vaststelling van de bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserij- en aquacultuurproducten uit Nieuw-Zeeland (13).

12.

Beschikking 94/766/EG van de Commissie van 21 november 1994 tot vaststelling van de bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserijproducten en aquacultuurproducten van oorsprong uit Taiwan (14).

13.

Beschikking 95/30/EG van de Commissie van 10 februari 1995 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserijproducten en aquacultuurproducten uit Marokko (15).

14.

Beschikking 95/90/EG van de Commissie van 17 maart 1995 tot vaststelling van de bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserij- en van aquacultuurproducten van oorsprong uit Albanië (16).

15.

Beschikking 95/173/EG van de Commissie van 7 maart 1995 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserij- en aquacultuurproducten van oorsprong uit Peru (17).

16.

Beschikking 95/190/EG van de Commissie van 17 mei 1995 tot vaststelling van de bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserijproducten en aquacultuurproducten van oorsprong uit de Filipijnen (18).

17.

Beschikking 95/454/EG van de Commissie van 23 oktober 1995 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserij- en aquacultuurproducten van oorsprong uit de Koreaanse Republiek (19).

18.

Beschikking 95/538/EG van de Commissie van 6 december 1995 tot vaststelling van de bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserijproducten en aquacultuurproducten van oorsprong uit Japan (20).

19.

Beschikking 96/355/EG van de Commissie van 30 mei 1996 tot vaststelling van de bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserijproducten en aquacultuurproducten van oorsprong uit Senegal (21).

20.

Beschikking 96/356/EG van de Commissie van 30 mei 1996 tot vaststelling van de bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserijproducten en aquacultuurproducten van oorsprong uit Gambia (22).

21.

Beschikking 96/425/EG van de Commissie van 28 juni 1996 tot vaststelling van de bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserijproducten en aquacultuurproducten van oorsprong uit Mauritanië (23).

22.

Beschikking 96/606/EG van de Commissie van 11 oktober 1996 tot vaststelling van de bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserijproducten en aquacultuurproducten van oorsprong uit Uruguay (24).

23.

Beschikking 96/607/EG van de Commissie van 11 oktober 1996 tot vaststelling van de bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserijproducten en aquacultuurproducten van oorsprong uit Zuid-Afrika (25).

24.

Beschikking 96/608/EG van de Commissie van 11 oktober 1996 tot vaststelling van de bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserijproducten en aquacultuurproducten van oorsprong uit Maleisië (26).

25.

Beschikking 96/609/EG van de Commissie van 14 oktober 1996 tot vaststelling van de bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserijproducten en aquacultuurproducten van oorsprong uit Ivoorkust (27).

26.

Beschikking 97/102/EG van de Commissie van 16 januari 1997 tot vaststelling van de bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserijproducten en aquacultuurproducten van oorsprong uit Rusland (28).

27.

Beschikking 97/426/EG van de Commissie van 25 juni 1997 tot vaststelling van de bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserijproducten en aquacultuurproducten van oorsprong uit Australië (29).

28.

Beschikking 97/757/EG van de Commissie van 6 november 1997 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserij- en aquacultuurproducten van oorsprong uit Madagaskar (30).

29.

Beschikking 97/876/EG van de Commissie van 23 december 1997 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserij- en aquacultuurproducten van oorsprong uit India (31).

30.

Beschikking 98/147/EG van de Commissie van 13 februari 1998 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserij- en aquacultuurproducten van oorsprong uit Bangladesh (32).

31.

Beschikking 98/420/EG van de Commissie van 30 juni 1998 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserij- en aquacultuurproducten van oorsprong uit Nigeria (33).

32.

Beschikking 98/421/EG van de Commissie van 30 juni 1998 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserij- en aquacultuurproducten van oorsprong uit Ghana (34).

33.

Beschikking 98/422/EG van de Commissie van 30 juni 1998 tot vaststelling van de bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserij- en aquacultuurproducten van oorsprong uit Tanzania (35).

34.

Beschikking 98/423/EG van de Commissie van 30 juni 1998 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserij- en aquacultuurproducten van oorsprong van de Falklandeilanden (36).

35.

Beschikking 98/424/EG van de Commissie van 30 juni 1998 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserij- en aquacultuurproducten van oorsprong van de Maldiven (37).

36.

Beschikking 98/568/EG van de Commissie van 6 oktober 1998 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserij- en aquacultuurproducten van oorsprong uit Guatemala (38).

37.

Beschikking 98/570/EG van de Commissie van 7 oktober 1998 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserij- en aquacultuurproducten van oorsprong uit Tunesië (39).

38.

Beschikking 98/572/EG van de Commissie van 12 oktober 1998 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserij- en aquacultuurproducten van oorsprong uit Cuba (40).

39.

Beschikking 98/695/EG van de Commissie van 24 november 1998 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserij- en aquacultuurproducten van oorsprong uit Mexico (41).

40.

Beschikking 1999/245/EG van de Commissie van 26 maart 1999 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserij- en aquacultuurproducten van oorsprong uit de Seychellen (42).

41.

Beschikking 1999/276/EG van de Commissie van 23 april 1999 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserij- en aquacultuurproducten van oorsprong uit Mauritius (43).

42.

Beschikking 1999/526/EG van de Commissie van 14 juli 1999 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserij- en aquacultuurproducten van oorsprong uit Panama (44).

43.

Beschikking 1999/527/EG van de Commissie van 14 juli 1999 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserij- en aquacultuurproducten van oorsprong uit Oman (45).

44.

Beschikking 1999/528/EG van de Commissie van 14 juli 1999 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserij- en aquacultuurproducten van oorsprong uit Jemen (46).

45.

Beschikking 1999/813/EG van de Commissie van 16 november 1999 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserijproducten van oorsprong uit de Socialistische Republiek Vietnam (47).

46.

Beschikking 2000/83/EG van de Commissie van 21 december 1999 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserijproducten van oorsprong uit Pakistan (48).

47.

Beschikking 2000/86/EG van de Commissie van 21 december 1999 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserijproducten van oorsprong uit China en tot intrekking van Beschikking 97/368/EG (49).

48.

Beschikking 2000/672/EG van de Commissie van 20 oktober 2000 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserijproducten van oorsprong uit Venezuela (50).

49.

Beschikking 2000/673/EG van de Commissie van 20 oktober 2000 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserijproducten van oorsprong uit Namibië (51).

50.

Beschikking 2000/675/EG van de Commissie van 20 oktober 2000 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserijproducten van oorsprong uit de Islamitische Republiek Iran (52).

51.

Beschikking 2001/36/EG van de Commissie van 22 december 2000 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserijproducten van oorsprong uit Jamaica (53).

52.

Beschikking 2001/632/EG van de Commissie van 16 augustus 2001 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserijproducten van oorsprong uit Nicaragua (54).

53.

Beschikking 2001/633/EG van de Commissie van 16 augustus 2001 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserijproducten van oorsprong uit Oeganda (55).

54.

Beschikking 2001/634/EG van de Commissie van 16 augustus 2001 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserijproducten van oorsprong of van herkomst uit Guinee (56).

55.

Beschikking 2002/25/EG van de Commissie van 11 januari 2002 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserijproducten van herkomst uit de Republiek Kroatië (57).

56.

Beschikking 2002/26/EG van de Commissie van 11 januari 2002 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserijproducten van herkomst uit de Republiek Gabon (58).

57.

Beschikking 2002/27/EG van de Commissie van 11 januari 2002 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserijproducten van herkomst uit de Republiek Turkije (59).

58.

Beschikking 2002/472/EG van de Commissie van 20 juni 2002 tot vaststelling van specifieke voorwaarden voor de invoer van visserijproducten uit Bulgarije (60).

59.

Beschikking 2002/854/EG van de Commissie van 29 oktober 2002 tot vaststelling van specifieke voorwaarden voor de invoer van visserijproducten uit Costa Rica (61).

60.

Beschikking 2002/855/EG van de Commissie van 29 oktober 2002 tot vaststelling van specifieke voorwaarden voor de invoer van visserijproducten uit Nieuw-Caledonië (62).

61.

Beschikking 2002/856/EG van de Commissie van 29 oktober 2002 tot vaststelling van specifieke voorwaarden voor de invoer van visserijproducten uit Groenland (63).

62.

Beschikking 2002/857/EG van de Commissie van 29 oktober 2002 tot vaststelling van specifieke voorwaarden voor de invoer van visserijproducten uit Suriname (64).

63.

Beschikking 2002/858/EG van de Commissie van 29 oktober 2002 tot vaststelling van specifieke voorwaarden voor de invoer van visserijproducten uit Mozambique (65).

64.

Beschikking 2002/859/EG van de Commissie van 29 oktober 2002 tot vaststelling van specifieke voorwaarden voor de invoer van visserijproducten uit Papoea-Nieuw-Guinea (66).

65.

Beschikking 2002/860/EG van de Commissie van 29 oktober 2002 tot vaststelling van specifieke voorwaarden voor de invoer van visserijproducten uit Zwitserland (67).

66.

Beschikking 2002/861/EG van de Commissie van 29 oktober 2002 tot vaststelling van specifieke voorwaarden voor de invoer van visserijproducten uit Honduras (68).

67.

Beschikking 2002/862/EG van de Commissie van 29 oktober 2002 tot vaststelling van specifieke voorwaarden voor de invoer van visserijproducten uit Kazachstan (69).

68.

Beschikking 2003/302/EG van de Commissie van 25 april 2003 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserijproducten uit Sri Lanka (70).

69.

Beschikking 2003/608/EG van de Commissie van 18 augustus 2003 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserijproducten uit Mayotte (71).

70.

Beschikking 2003/609/EG van de Commissie van 18 augustus 2003 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserijproducten uit Saint Pierre et Miquelon (72).

71.

Beschikking 2003/759/EG van de Commissie van 15 oktober 2003 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserijproducten uit Belize (73).

72.

Beschikking 2003/760/EG van de Commissie van 15 oktober 2003 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserijproducten uit Frans-Polynesië (74).

73.

Beschikking 2003/761/EG van de Commissie van 15 oktober 2003 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserijproducten uit de Verenigde Arabische Emiraten (75).

74.

Beschikking 2003/762/EG van de Commissie van 15 oktober 2003 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserijproducten uit de Nederlandse Antillen (76).

75.

Beschikking 2003/763/EG van de Commissie van 15 oktober 2003 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserijproducten uit Kaapverdië (77).

76.

Beschikking 2004/37/EG van de Commissie van 23 december 2003 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserijproducten uit Servië en Montenegro (78).

77.

Beschikking 2004/38/EG van de Commissie van 23 december 2003 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserijproducten uit Egypte (79).

78.

Beschikking 2004/39/EG van de Commissie van 23 december 2003 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserijproducten uit Kenia en tot intrekking van Beschikking 2000/759/EG (80).

79.

Beschikking 2004/40/EG van de Commissie van 23 december 2003 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserijproducten uit Guyana (81).

80.

Beschikking 2004/360/EG van de Commissie van 13 april 2004 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserijproducten uit Zimbabwe (82).

81.

Beschikking 2004/361/EG van de Commissie van 13 april 2004 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserijproducten uit Roemenië (83).

82.

Beschikking 2005/72/EG van de Commissie van 28 januari 2005 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserijproducten uit Antigua en Barbuda (84).

83.

Beschikking 2005/73/EG van de Commissie van 28 januari 2005 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserijproducten uit Hongkong (85).

84.

Beschikking 2005/74/EG van de Commissie van 27 januari 2005 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserijproducten uit El Salvador (86).

85.

Beschikking 2005/218/EG van de Commissie van 11 maart 2005 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserijproducten uit Saudi-Arabië (87).

86.

Beschikking 2005/498/EG van de Commissie van 12 juli 2005 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserijproducten uit Algerije (88).

87.

Beschikking 2005/499/EG van de Commissie van 12 juli 2005 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserijproducten uit de Bahama's (89).

88.

Beschikking 2005/500/EG van de Commissie van 12 juli 2005 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserijproducten uit Grenada (90).

4.

Beschikkingen tot vaststelling van de voorwaarden voor de invoer van tweekleppige weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren en mariene buikpotigen:

1.

Beschikking 93/387/EEG van de Commissie van 7 juni 1993 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van tweekleppige weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren en zeeslakken, levend, van oorsprong uit Marokko (91).

2.

Beschikking 94/777/EG van de Commissie van 30 november 1994 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van levende tweekleppige weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren en zeeslakken, van oorsprong uit Turkije (92).

3.

Beschikking 95/453/EG van de Commissie van 23 oktober 1995 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van levende tweekleppige weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren en zeeslakken van oorsprong uit de Koreaanse Republiek (93).

4.

Beschikking 96/675/EG van de Commissie van 25 november 1996 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van tweekleppige weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren en zeeslakken van oorsprong uit Chili (94).

5.

Beschikking 97/427/EG van de Commissie van 25 juni 1997 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van tweekleppige weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren en zeeslakken van oorsprong uit Australië (95).

6.

Beschikking 97/562/EG van de Commissie van 28 juli 1997 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van tweekleppige weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren en mariene buikpotigen, van oorsprong uit Thailand (96).

7.

Beschikking 98/569/EG van de Commissie van 6 oktober 1998 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van tweekleppige weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren en mariene buikpotigen, levend, van oorsprong uit Tunesië (97).

8.

Beschikking 2000/333/EG van de Commissie van 25 april 2000 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van tweekleppige weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren en mariene buikpotigen van oorsprong uit de Socialistische Republiek Vietnam (98).

9.

Beschikking 2001/37/EG van de Commissie van 22 december 2000 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserijproducten van oorsprong uit Jamaica (99).

10.

Beschikking 2002/19/EG van de Commissie van 11 januari 2002 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van tweekleppige weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren en zeeslakken van herkomst uit Uruguay (100).

11.

Beschikking 2002/470/EG van de Commissie van 20 juni 2002 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van verwerkte of ingevroren tweekleppige weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren en zeeslakken uit Japan (101).

12.

Beschikking 2004/30/EG van de Commissie van 23 december 2003 tot vaststelling van specifieke voorwaarden voor de invoer van verwerkte en ingevroren tweekleppige weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren en zeeslakken uit Peru en tot intrekking van de Beschikkingen 2001/338/EG en 95/174/EG (102).


(1)  PB L 93 van 13.4.1991, blz. 1.

(2)  PB L 6 van 11.1.2000, blz. 60.

(3)  PB L 202 van 12.8.1993, blz. 31.

(4)  PB L 202 van 12.8.1993, blz. 42.

(5)  PB L 232 van 15.9.1993, blz. 37.

(6)  PB L 232 van 15.9.1993, blz. 43.

(7)  PB L 93 van 12.4.1994, blz. 26.

(8)  PB L 93 van 12.4.1994, blz. 34.

(9)  PB L 115 van 6.5.1994, blz. 38.

(10)  PB L 145 van 10.6.1994, blz. 19.

(11)  PB L 145 van 10.6.1994, blz. 23.

(12)  PB L 145 van 10.6.1994, blz. 30.

(13)  PB L 184 van 20.7.1994, blz. 16.

(14)  PB L 305 van 30.11.1994, blz. 31.

(15)  PB L 42 van 24.2.1995, blz. 32; gerectificeerd in PB L 48 van 3.3.1995.

(16)  PB L 70 van 30.3.1995, blz. 27.

(17)  PB L 116 van 23.5.1995, blz. 41.

(18)  PB L 123 van 3.6.1995, blz. 20.

(19)  PB L 264 van 7.11.1995, blz. 37.

(20)  PB L 304 van 16.12.1995, blz. 52.

(21)  PB L 137 van 8.6.1996, blz. 24.

(22)  PB L 137 van 8.6.1996, blz. 31.

(23)  PB L 175 van 13.7.1996, blz. 27.

(24)  PB L 269 van 22.10.1996, blz. 18.

(25)  PB L 269 van 22.10.1996, blz. 23.

(26)  PB L 269 van 22.10.1996, blz. 32.

(27)  PB L 269 van 22.10.1996, blz. 37.

(28)  PB L 35 van 5.2.1997, blz. 23.

(29)  PB L 183 van 11.7.1997, blz. 21.

(30)  PB L 307 van 12.11.1997, blz. 33.

(31)  PB L 356 van 31.12.1997, blz. 57.

(32)  PB L 46 van 17.2.1998, blz. 13.

(33)  PB L 190 van 4.7.1998, blz. 59.

(34)  PB L 190 van 4.7.1998, blz. 66.

(35)  PB L 190 van 4.7.1998, blz. 71.

(36)  PB L 190 van 4.7.1998, blz. 76.

(37)  PB L 190 van 4.7.1998, blz. 81.

(38)  PB L 277 van 14.10.1998, blz. 26; gerectificeerd in PB L 325 van 3.12.1998.

(39)  PB L 277 van 14.10.1998, blz. 36.

(40)  PB L 277 van 14.10.1998, blz. 44.

(41)  PB L 33 van 8.12.1998, blz. 9.

(42)  PB L 91 van 7.4.1999, blz. 40.

(43)  PB L 108 van 27.4.1999, blz. 52.

(44)  PB L 203 van 3.8.1999, blz. 58.

(45)  PB L 203 van 3.8.1999, blz. 63.

(46)  PB L 203 van 3.8.1999, blz. 68.

(47)  PB L 315 van 9.12.1999, blz. 39.

(48)  PB L 26 van 2.2.2000, blz. 13.

(49)  PB L 26 van 2.2.2000, blz. 26.

(50)  PB L 280 van 4.11.2000, blz. 46.

(51)  PB L 280 van 4.11.2000, blz. 52.

(52)  PB L 280 van 4.11.2000, blz. 63.

(53)  PB L 10 van 13.1.2001, blz. 59.

(54)  PB L 221 van 17.8.2001, blz. 40.

(55)  PB L 221 van 17.8.2001, blz. 45.

(56)  PB L 221 van 17.8.2001, blz. 50.

(57)  PB L 11 van 15.1.2002, blz. 25.

(58)  PB L 11 van 15.1.2002, blz. 31.

(59)  PB L 11 van 15.1.2002, blz. 36.

(60)  PB L 163 van 21.6.2002, blz. 24.

(61)  PB L 301 van 5.11.2002, blz. 1.

(62)  PB L 301 van 5.11.2002, blz. 6.

(63)  PB L 301 van 5.11.2002, blz. 11.

(64)  PB L 301 van 5.11.2002, blz. 19.

(65)  PB L 301 van 5.11.2002, blz. 24.

(66)  PB L 301 van 5.11.2002, blz. 33.

(67)  PB L 301 van 5.11.2002, blz. 38.

(68)  PB L 301 van 5.11.2002, blz. 43.

(69)  PB L 301 van 5.11.2002, blz. 48.

(70)  PB L 110 van 3.5.2003, blz. 6.

(71)  PB L 210 van 20.8.2003, blz. 25.

(72)  PB L 210 van 20.8.2003, blz. 30.

(73)  PB L 273 van 24.10.2003, blz. 18.

(74)  PB L 273 van 24.10.2003, blz. 23.

(75)  PB L 273 van 24.10.2003, blz. 28.

(76)  PB L 273 van 24.10.2003, blz. 33.

(77)  PB L 273 van 24.10.2003, blz. 38.

(78)  PB L 8 van 14.1.2004, blz. 12.

(79)  PB L 8 van 14.1.2004, blz. 17.

(80)  PB L 8 van 14.1.2004, blz. 22.

(81)  PB L 8 van 14.1.2004, blz. 27.

(82)  PB L 113 van 20.4.2004, blz. 48.

(83)  PB L 113 van 20.4.2004, blz. 54.

(84)  PB L 28 van 1.2.2005, blz. 45.

(85)  PB L 28 van 1.2.2005, blz. 54.

(86)  PB L 28 van 1.2.2005, blz. 59.

(87)  PB L 69 van 16.3.2005, blz. 50.

(88)  PB L 183 van 14.7.2005, blz. 92.

(89)  PB L 183 van 14.7.2005, blz. 99.

(90)  PB L 183 van 14.7.2005, blz. 104.

(91)  PB L 166 van 8.7.1993, blz. 40. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 96/31/EG.

(92)  PB L 312 van 6.12.1994, blz. 35.

(93)  PB L 264 van 7.11.1995, p. 35. Bechikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2001/676/EG.

(94)  PB L 313 van 3.12.1996, blz. 38.

(95)  PB L 183 van 11.7.97, blz. 38.

(96)  PB L 232 van 23.8.1997, blz. 9.

(97)  PB L 277 van 14.10.1998, blz. 31. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2002/819/EG.

(98)  PB L 114 van 13.5.2000, blz. 42.

(99)  PB L 10 van 13.1.2001, blz. 64.

(100)  PB L 10 van 12.1.2002, blz. 73.

(101)  PB L 163 van 21.6.2002, blz. 19.

(102)  PB L 6 van 10.1.2004, blz. 53.


18.11.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 320/46


VERORDENING (EG) Nr. 1665/2006 VAN DE COMMISSIE

van 6 november 2006

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2075/2005 tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de officiële controles op Trichinella in vlees

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (1), en met name op artikel 16,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 854/2004 stelt specifieke voorschriften vast voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten, met name wat betreft het aanbrengen van het gezondheidsmerk.

(2)

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2075/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de officiële controles op Trichinella in vlees (2) mag vlees van gedomesticeerde varkens normaliter het slachthuis niet verlaten voordat de uitslag van een onderzoek naar Trichinella-besmetting aan de officiële dierenarts is meegedeeld. Onder bepaalde strikte voorwaarden staat Verordening (EG) nr. 2075/2005 echter toe het gezondheidsmerk aan te brengen en het vlees voor vervoer vrij te geven voordat de uitslag beschikbaar is. In dat geval is het essentieel dat de bevoegde autoriteit controleert of het vrijgegeven vlees te allen tijde volledig traceerbaar is.

(3)

Verordening (EG) nr. 2075/2005 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2075/2005 wordt vervangen door:

„3.   Indien het slachthuis beschikt over een door de bevoegde autoriteit erkende procedure om te voorkomen dat onderzochte delen van karkassen de inrichting verlaten voordat de uitslag van het Trichinella-onderzoek negatief is gebleken, of indien de in artikel 2, lid 2, onder b), vastgestelde afwijking van toepassing is, mag het in artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 854/2004 bedoelde gezondheidsmerk worden aangebracht voordat de uitslag van het Trichinella-onderzoek beschikbaar is.”

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 6 november 2006.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206; gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 83. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2076/2005 (PB L 338 van 22.12.2005, blz. 183).

(2)  PB L 338 van 22.12.2005, blz. 60.


18.11.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 320/47


VERORDENING (EG) Nr. .../2006 VAN DE COMMISSIE

van 6 november 2006

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2076/2005 tot vaststelling van overgangsregelingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 853/2004, (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (1), en met name op artikel 9,

Gelet op Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (2), en met name op artikel 16,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 2076/2005 van de Commissie (3) worden overgangsregelingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 853/2004, (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad (4) vastgesteld. Bepaalde bepalingen moeten worden gewijzigd.

(2)

Bij Beschikking 2006/766/EG van de Commissie (5) wordt een lijst van derde landen opgesteld die voldoen aan de voorwaarden van artikel 11, lid 4, van Verordening (EG) nr. 854/2004 en die daarom kunnen waarborgen dat naar de Gemeenschap uitgevoerde tweekleppige weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren en mariene buikpotigen en visserijproducten aan de hygiënische voorwaarden voldoen die in de communautaire wetgeving zijn vastgesteld om de gezondheid van de consumenten te beschermen.

(3)

Bij de Beschikkingen 97/20/EG (6) en 97/296/EG (7) van de Commissie wordt het bepaalde derde landen die nog geen communautaire controle hebben ondergaan, toegestaan levende tweekleppige weekdieren en visserijproducten onder bepaalde voorwaarden naar de Gemeenschap uit te voeren. Deze beschikkingen worden ingetrokken bij Beschikking 2006/765/EG van de Commissie (8). In Verordening (EG) nr. 854/2004 wordt in deze mogelijkheid niet voorzien. Om te voorkomen dat het traditionele handelsverkeer wordt onderbroken, moet die mogelijkheid als overgangsmaatregel worden gehandhaafd.

(4)

De op de invoer van levende tweekleppige weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren en mariene buikpotigen en visserijproducten uit deze derde landen of gebieden toe te passen voorwaarden moeten ten minste gelijkwaardig zijn aan die welke gelden voor de productie en het in de handel brengen van communautaire producten.

(5)

Onverminderd het algemene beginsel, vastgesteld in bijlage II, hoofdstuk II, deel A, punt 4, van Verordening (EG) nr. 854/2004, waarbij levende tweekleppige weekdieren uit klasse B-gebieden de grenswaarde van 4 600E. coli per 100 g vlees en lichaamsvocht niet mogen overschrijden, moet een tolerantie bij 10 % van de monsters voor levende tweekleppige weekdieren uit die gebieden worden toegestaan. Aangezien de tolerantie bij 10 % van de monsters geen risico voor de volksgezondheid oplevert en om de bevoegde autoriteiten in staat te stellen zich geleidelijk aan te passen aan de desbetreffende bepalingen in Verordening (EG) nr. 854/2004 met betrekking tot de indeling van de B-gebieden, moet voor de indeling van die gebieden een overgangsperiode worden toegestaan.

(6)

Verordening (EG) nr. 2076/2005 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 2076/2005 wordt als volgt gewijzigd:

(1)

In artikel 7 worden de volgende leden 3 en 4 toegevoegd:

„3.   In afwijking van bijlage III, sectie VIII, hoofdstuk III, deel E, bij Verordening (EG) nr. 853/2004 mogen exploitanten van levensmiddelenbedrijven tot en met 31 oktober 2007 visolie blijven invoeren uit inrichtingen in derde landen die daartoe vóór de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 1664/2006 van de Commissie (9) zijn erkend.

4.   In afwijking van bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 2074/2005 mogen de in die bijlage bedoelde producten waarvoor de desbetreffende invoercertificaten zijn afgegeven overeenkomstig de geharmoniseerde communautaire voorschriften die eventueel vóór 1 januari 2006 golden of overeenkomstig de door de lidstaten vóór die datum in de andere gevallen toegepaste nationale voorschriften, tot en met 1 mei 2007 in de Gemeenschap worden ingevoerd.

(2)

Aan artikel 17 wordt het volgende lid 2 toegevoegd:

„2.   In afwijking van artikel 11, lid 1, van Verordening (EG) nr. 854/2004 mogen de lidstaten de invoer van tweekleppige weekdieren en visserijproducten uit de in bijlage I respectievelijk bijlage II bij deze verordening opgenomen landen toestaan, mits:

a)

de bevoegde autoriteit van het derde land of gebied de betrokken lidstaat de garanties heeft geboden dat de producten in kwestie zijn verkregen onder voorwaarden die ten minste gelijkwaardig zijn aan die welke gelden voor de productie en het in de handel brengen van communautaire producten en

b)

de bevoegde autoriteit van het derde land of gebied passende maatregelen neemt om ervoor te zorgen dat deze ingevoerde producten vergezeld gaan van de in de Beschikkingen 95/328/EG (10) en 96/333/EG (11) vastgestelde modelgezondheidscertificaten en alleen in de handel worden gebracht op de binnenlandse markt van de invoerende lidstaat of lidstaten die de invoer toestaat/toestaan.

(3)

Het volgende artikel 17 bis wordt ingevoegd:

„Artkel 17 bis

Indeling van de productie- en heruitzettingsgebieden voor levende tweekleppige weekdieren

In afwijking van hoofdstuk II, deel A), punt 4), van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 854/2004 mag de bevoegde autoriteit gebieden waarvoor de desbetreffende grenswaarde van 4 600E. coli per 100 g bij 90 % van de monsters niet wordt overschreden, als klasse B-gebieden blijven indelen.”.

(4)

Bijlage I en bijlage II worden toegevoegd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 6 november 2006.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55; gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 22. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2076/2005 van de Commissie (PB L 338 van 22.12.2005, blz. 83).

(2)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206; gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 83. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2076/2005.

(3)  PB L 338 van 22.12.2005, blz. 83.

(4)  PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1; gerectificeerd in PB L 191 van 28.5.2004, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 776/2006 van de Commissie (PB L 136 van 24.5.2006, blz. 3).

(5)  Zie blz. 53 van dit Publicatieblad.

(6)  PB L 6 van 10.1.1997, blz. 46. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2002/469/EG (PB L 163 van 21.6.2002, blz. 16).

(7)  PB L 122 van 14.5.1997, blz. 21. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2006/200/EG (PB L 71 van 10.3.2006, blz. 50).

(8)  Zie blz. 50 van dit Publicatieblad.

(9)  PB L 320 van 18.11.2006, blz. 13.”

(10)  PB L 191 van 12.8.1995, blz. 32.

(11)  PB L 127 van 25.5.1996, blz. 33.”.


BIJLAGE

«

BIJLAGE I

Lijst van derde landen en gebieden waaruit de invoer van tweekleppige weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren en mariene buikpotigen in welke vorm ook voor menselijke consumptie mag worden toegestaan

CA —

CANADA

GL —

GROENLAND

US —

VERENIGDE STATEN VAN AMERIKA

BIJLAGE II

Lijst van derde landen en gebieden waaruit de invoer van visserijproducten in welke vorm ook voor menselijke consumptie mag worden toegestaan

AO —

ANGOLA

AZ —

AZERBEIDZJAN (1)

BJ —

BENIN

CG —

REPUBLIEK CONGO (2)

CM —

KAMEROEN

ER —

ERITREA

FJ —

FIJI

IL —

ISRAËL

MM —

MYANMAR

SB —

SALOMONSEILANDEN

SH —

SINT-HELENA

TG —

TOGO

»

(1)  Uitsluitend invoer van kaviaar.

(2)  Uitsluitend invoer van visserijproducten die op zee zijn gevangen, diepgevroren en van een eindverpakking voorzien.


II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

Commissie

18.11.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 320/50


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 6 november 2006

tot intrekking van bepaalde uitvoeringsbesluiten met betrekking tot de levensmiddelenhygiëne en de gezondheidsvoorschriften voor de productie en het in de handel brengen van bepaalde voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 5175)

(Voor de EER relevante tekst)

(2006/765/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (1), en met name op artikel 9,

Gelet op Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (2), en met name op artikel 16,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De voorschriften inzake diergezondheid en volksgezondheid voor de productie en het in de handel brengen van producten van dierlijke oorsprong worden vastgesteld in Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (3), Verordening (EG) nr. 853/2004 en Verordening (EG) nr. 854/2004.

(2)

Bij Richtlijn 2004/41/EG van het Europees Parlement en de Raad (4) zijn bepaalde richtlijnen met betrekking tot levensmiddelenhygiëne en gezondheidsvoorschriften voor de productie en het in de handel brengen van bepaalde voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong ingetrokken. In die richtlijn wordt ook bepaald dat de op grond van deze teksten genomen uitvoeringsmaatregelen van kracht blijven totdat zij worden vervangen. Voor de rechtszekerheid moeten formeel de uitvoeringsmaatregelen worden ingetrokken die daadwerkelijk zijn vervangen, met name door de volgende besluiten:

Verordening (EG) nr. 2073/2005 van de Commissie van 15 november 2005 inzake microbiologische criteria voor levensmiddelen (5);

Verordening (EG) nr. 2074/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van uitvoeringsmaatregelen voor bepaalde producten die onder Verordening (EG) nr. 853/2004 vallen en voor de organisatie van officiële controles overeenkomstig de Verordeningen (EG) nr. 854/2002 en (EG) nr. 882/2004, tot afwijking van Verordening (EG) nr. 852/2004 en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 853/2004 en (EG) nr. 854/2004 (6);

Verordening (EG) nr. 2075/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de officiële controles op Trichinella in vlees (7).

(3)

Voornoemde verordeningen zijn op 11 januari 2006 van toepassing geworden.

(4)

Beschikking 94/371/EG van de Raad van 20 juni 1994 tot vaststelling van specifieke gezondheidsvoorschriften voor het in de handel brengen van bepaalde soorten eieren (8) is door de Raad vastgesteld als gevolg van het ongunstige advies van het Veterinair Comité. De Commissie behoudt echter haar uitvoeringsbevoegdheid.

(5)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De volgende richtlijnen en beschikkingen worden met ingang van 11 januari 2006 ingetrokken.

1.

Richtlijn 83/201/EEG van de Commissie van 12 april 1983 houdende afwijking van Richtlijn 77/99/EEG van de Raad ten aanzien van sommige producten die andere levensmiddelen bevatten en die voor een gering percentage uit vlees of vleesproducten zijn samengesteld (9).

2.

Beschikking 84/371/EEG van de Commissie van 3 juli 1984 tot vaststelling van het speciale merk voor vers vlees als bedoeld in artikel 5, sub a), van Richtlijn 64/433/EEG van de Raad (10).

3.

Beschikking 87/260/EEG van de Commissie van 28 april 1987 waarbij aan Nederland een afwijking wordt toegestaan en de gelijkwaardige gezondheidsvoorwaarden worden vastgesteld die in acht moeten worden genomen bij het uitsnijden van vers vlees (11).

4.

Beschikking 87/266/EEG van de Commissie van 8 mei 1987 houdende erkenning van het door Nederland ingediende stelsel van geneeskundige controle van het personeel als biedende gelijkwaardige waarborgen (12).

5.

Beschikking 87/562/EEG van de Commissie van 24 november 1987 waarbij aan de Bondsrepubliek Duitsland een afwijking wordt toegestaan en de gelijkwaardige gezondheidsvoorwaarden worden vastgesteld die in acht moeten worden genomen bij het uitsnijden van vers vlees (13).

6.

Beschikking 88/235/EEG van de Commissie van 7 maart 1988 waarbij aan Denemarken een afwijking wordt toegestaan en de gelijkwaardige gezondheidsvoorwaarden worden vastgesteld die in acht moeten worden genomen bij het uitsnijden van vers vlees (14).

7.

Beschikking 88/363/EEG van de Commissie van 13 juni 1988 waarbij aan het Verenigd Koninkrijk een afwijking wordt toegestaan en de gelijkwaardige gezondheidsvoorwaarden worden vastgesteld die in acht moeten worden genomen bij het uitsnijden van vers vlees (15).

8.

Beschikking 90/30/EEG van de Commissie van 10 januari 1990 waarbij aan Spanje een afwijking wordt toegestaan en de gelijkwaardige gezondheidsvoorwaarden worden vastgesteld die in acht moeten worden genomen bij het uitsnijden van vers vlees (16).

9.

Beschikking 90/31/EEG van de Commissie van 10 januari 1990 waarbij aan Frankrijk een afwijking wordt toegestaan en de gelijkwaardige gezondheidsvoorwaarden worden vastgesteld die in acht moeten worden genomen bij het uitsnijden van vers vlees (17).

10.

Beschikking 90/469/EEG van de Commissie van 5 september 1990 waarbij aan Italië een afwijking wordt toegestaan en de gelijkwaardige gezondheidsvoorwaarden worden vastgesteld die in acht moeten worden genomen bij het uitsnijden van vers vlees (18).

11.

Beschikking 90/514/EEG van de Commissie van 25 september 1990 waarbij wordt erkend dat de door Denemarken voorgestelde regeling voor geneeskundige controle van het personeel gelijkwaardige waarborgen biedt (19).

12.

Beschikking 92/92/EEG van de Commissie van 9 januari 1992 houdende vaststelling van de eisen inzake uitrusting en structuur van de verzendingscentra en de zuiveringscentra voor levende tweekleppige weekdieren, waarvoor afwijkingen kunnen worden toegestaan (20).

13.

Beschikking 93/140/EEG van de Commissie van 19 januari 1993 tot vaststelling van de voorschriften met betrekking tot de visuele controle voor de opsporing van parasieten in visserijproducten (21).

14.

Beschikking 94/14/EG van de Commissie van 21 december 1993 tot vaststelling van de lijst van inrichtingen in de Gemeenschap waarvoor tijdelijke en beperkte afwijkingen van de specifieke communautaire gezondheidsvoorschriften voor de productie en het in de handel brengen van vers vlees worden toegestaan (22).

15.

Beschikking 94/92/EG van de Commissie van 17 februari 1994 tot vaststelling van de financiële steun van de Gemeenschap aan het „Laboratorio del Ministerio de Sanidad y Consumo”, Vigo, Spanje, dat als communautair referentielaboratorium voor mariene biotoxines is aangewezen (23).

16.

Beschikking 94/356/EG van de Commissie van 20 mei 1994 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Richtlijn 91/493/EEG van de Raad wat de interne gezondheidscontroles van de visserijproducten betreft (24).

17.

Beschikking 94/371/EG van de Raad van 20 juni 1994 tot vaststelling van specifieke gezondheidsvoorschriften voor het in de handel brengen van bepaalde soorten eieren (25).

18.

Beschikking 94/383/EG van de Commissie van 3 juni 1994 betreffende de te hanteren criteria ten aanzien van vleesproducten vervaardigende, geen industriële productiestructuur of -capaciteit bezittende inrichtingen (26).

19.

Beschikking 94/837/EG van de Commissie van 16 december 1994 tot vaststelling van de bijzondere voorwaarden voor de erkenning van herverpakkingscentra als bedoeld in Richtlijn 77/99/EEG van de Raad en van de voorschriften voor het merken van producten die van een herverpakkingscentrum afkomstig zijn (27).

20.

Beschikking 95/149/EG van de Commissie van 8 maart 1995 tot vaststelling van de grenswaarden voor TVB-N (totale vluchtige-basestikstof) voor bepaalde categorieën visserijproducten en de te gebruiken analysemethoden (28).

21.

Beschikking 95/165/EG van de Commissie van 4 mei 1995 tot vaststelling van de uniforme criteria voor het toestaan van afwijkingen aan bepaalde inrichtingen die producten op basis van melk bereiden (29).

22.

Beschikking 96/536/EG van de Commissie van 29 juli 1996 tot vaststelling van de lijst van producten op basis van melk waarvoor de lidstaten toestemming krijgen om afzonderlijke of algemene afwijkingen toe te staan op grond van artikel 8, lid 2, van Richtlijn 92/46/EEG van de Raad, en van de aard van de met betrekking tot de bereiding van die producten geldende afwijkingen (30).

23.

Beschikking 96/658/EG van de Commissie van 13 november 1996 tot vaststelling van de bijzondere voorwaarden voor de erkenning van inrichtingen in groothandelsmarkten (31).

24.

Beschikking 98/470/EG van de Commissie van 9 juli 1998 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Richtlijn 89/662/EEG van de Raad wat de interne gezondheidscontroles van de visserijproducten betreft (32).

25.

Beschikking 2001/471/EG van de Commissie van 8 juni 2001 tot vaststelling van voorschriften voor het regelmatig doen controleren van de algemene hygiëne door de exploitanten in inrichtingen overeenkomstig Richtlijn 64/433/EEG betreffende de gezondheidsvoorschriften voor de productie en het in de handel brengen van vers vlees en Richtlijn 71/118/EEG inzake gezondheidsvraagstukken op het gebied van de productie en het in de handel brengen van vers vlees van pluimvee (33).

26.

Beschikking 2002/225/EG van de Commissie van 15 maart 2002 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Richtlijn 91/492/EEG van de Raad wat betreft de maximumgehalten en analysemethoden voor bepaalde mariene biotoxines in tweekleppige weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren en mariene buikpotigen (34).

27.

Beschikking 2002/477/EG van de Commissie van 20 juni 2002 tot vaststelling van de volksgezondheidsvoorschriften voor vers vlees en vers vlees van pluimvee, ingevoerd uit derde landen, en tot wijziging van Beschikking 94/984/EG (35).

28.

Beschikking 2003/380/EEG van de Commissie van 22 mei 2003 tot verlening van toestemming aan Zweden om af te wijken van Richtlijn 64/433/EEG van de Raad, en tot vaststelling van de gelijkwaardige gezondheidsvoorwaarden die in acht moeten worden genomen bij het uitsnijden van vers vlees (36).

29.

Beschikking 2003/774/EG van de Commissie van 30 oktober 2003 houdende goedkeuring van behandelingen om de ontwikkeling van pathogene micro-organismen bij tweekleppige weekdieren en zeeslakken te verhinderen (37).

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 6 november 2006.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55; gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 22. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2076/2005 van de Commissie (PB L 338 van 22.12.2005, blz. 83).

(2)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206; gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 83. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2076/2005.

(3)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1; gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 3.

(4)  PB L 157 van 30.4.2004, blz. 33; gerectificeerd in PB L 195 van 2.6.2004, blz. 12.

(5)  PB L 338 van 22.12.2005, blz. 1.

(6)  PB L 338 van 22.12.2005, blz. 27.

(7)  PB L 338 van 22.12.2005, blz. 60.

(8)  PB L 168 van 2.7.1994, blz. 34.

(9)  PB L 112 van 28.4.1983, blz. 28.

(10)  PB L 196 van 26.7.1984, blz. 46.

(11)  PB L 123 van 12.5.1987, blz. 8.

(12)  PB L 126 van 15.5.1987, blz. 20.

(13)  PB L 341 van 3.12.1987, blz. 35.

(14)  PB L 105 van 26.4.1988, blz. 20.

(15)  PB L 177 van 8.7.1988, blz. 57.

(16)  PB L 16 van 20.1.1990, blz. 35.

(17)  PB L 16 van 20.1.1990, blz. 37.

(18)  PB L 255 van 19.9.1990, blz. 16.

(19)  PB L 286 van 18.10.1990, blz. 29.

(20)  PB L 34 van 11.2.1992, blz. 34.

(21)  PB L 56 van 9.3.1993, blz. 42.

(22)  PB L 14 van 17.1.1994, blz. 1.

(23)  PB L 46 van 18.2.1994, blz. 63.

(24)  PB L 156 van 23.6.1994, blz. 50.

(25)  PB L 168 van 2.7.1994, blz. 34.

(26)  PB L 174 van 8.7.1994, blz. 33.

(27)  PB L 352 van 31.12.1994, blz. 15.

(28)  PB L 97 van 29.4.1995, blz. 84.

(29)  PB L 108 van 13.5.1995, blz. 84.

(30)  PB L 230 van 11.9.1996, blz. 12.

(31)  PB L 302 van 26.11.1996, blz. 22.

(32)  PB L 208 van 24.7.1998, blz. 54.

(33)  PB L 165 van 21.6.2001, blz. 48.

(34)  PB L 75 van 16.3.2002, blz. 62.

(35)  PB L 164 van 22.6.2002, blz. 39.

(36)  PB L 131 van 28.5.2003, blz. 18.

(37)  PB L 283 van 31.10.2003, blz. 78.


18.11.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 320/53


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 6 november 2006

tot vaststelling van de lijsten van derde landen en gebieden waaruit tweekleppige weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren, mariene buikpotigen en visserijproducten mogen worden ingevoerd

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 5171)

(Voor de EER relevante tekst)

(2006/766/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (1), en met name op artikel 11, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De bijzondere voorwaarden voor de invoer van tweekleppige weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren, mariene buikpotigen en visserijproducten uit derde landen zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 854/2004.

(2)

Bij Beschikking 97/20/EG van de Commissie (2) is de lijst vastgesteld van derde landen die voldoen aan de gelijkwaardigheidseisen voor de productie en het in de handel brengen van tweekleppige weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren en mariene buikpotigenen en bij Beschikking 97/296/EG van de Commissie (3) is de lijst vastgesteld van derde landen waaruit invoer van visserijproducten voor menselijke consumptie is toegestaan.

(3)

Er moeten lijsten worden opgesteld van derde landen en gebieden die aan de criteria van artikel 11, lid 4, van Verordening (EG) nr. 854/2004 voldoen en bijgevolg kunnen waarborgen dat naar de Gemeenschap uitgevoerde tweekleppige weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren, mariene buikpotigen en visserijproducten aan de hygiënische voorwaarden voldoen die zijn vastgesteld om de gezondheid van de consumenten te beschermen. De invoer van volledig van de ingewanden en de geslachtsklieren gescheiden adductoren van andere pectinidae dan aquicultuurdieren moet echter ook uit andere derde landen dan de landen op de lijst worden toegestaan.

(4)

De bevoegde autoriteiten van Australië, Nieuw-Zeeland en Uruguay hebben voldoende garanties gegeven dat de voorwaarden voor levende tweekleppige weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren en mariene buikpotigen gelijkwaardig zijn aan de voorwaarden van het Gemeenschapsrecht.

(5)

De bevoegde autoriteiten van Armenië, Belarus en Oekraïne hebben voldoende garanties gegeven dat de voorwaarden voor visserijproducten gelijkwaardig zijn aan de voorwaarden van het Gemeenschapsrecht.

(6)

De Beschikkingen 97/20/EG en 97/296/EG moeten daarom worden ingetrokken en door een nieuwe beschikking worden vervangen.

(7)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Invoer van tweekleppige weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren en mariene buikpotigen

1.   Bijlage I bij deze beschikking bevat de in artikel 11, lid 1, van Verordening (EG) nr. 854/2004 vermelde lijst van derde landen waaruit tweekleppige weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren en mariene buikpotigen mogen worden ingevoerd.

2.   Niettegenstaande artikel 11, lid 1, van Verordening (EG) nr. 854/2004 is lid 1 niet van toepassing op volledig van de ingewanden en de geslachtsklieren gescheiden adductoren van andere pectinidae dan aquicultuurdieren, die ook mogen worden ingevoerd uit derde landen die niet op de in lid 1 vermelde lijst voorkomen.

Artikel 2

Invoer van visserijproducten

Bijlage II bij deze beschikking bevat de in artikel 11, lid 1, van Verordening (EG) nr. 854/2004 vermelde lijst van derde landen en gebieden waaruit visserijproducten mogen worden ingevoerd.

Artikel 3

Intrekking

De Beschikkingen 97/20/EG en 97/296/EG worden ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken beschikkingen gelden als verwijzingen naar deze beschikking.

Artikel 4

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 6 november 2006.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206; gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 83.Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2076/2005 van de Commissie (PB L 338 van 22.12.2005, blz. 83).

(2)  PB L 6 van 10.1.1997, blz. 46. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2002/469/EG (PB L 163 van 21.6.2002, blz. 16).

(3)  PB L 122 van 14.5.1997, blz. 21. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2006/200/EG (PB L 71 van 10.3.2006, blz. 50).


BIJLAGE I

Lijst van derde landen waaruit tweekleppige weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren en mariene buikpotigen — in welke vorm ook — voor menselijke consumptie mogen worden ingevoerd

(Landen en gebieden waarnaar wordt verwezen in artikel 11 van Verordening (EG) nr. 854/2004)

AU —

AUSTRALIË

CL —

CHILI (1)

JM —

JAMAICA (2)

JP —

JAPAN (1)

KR —

ZUID-KOREA (1)

MA —

MAROKKO

NZ —

NIEUW-ZEELAND

PE —

PERU (1)

TH —

THAILAND (1)

TN —

TUNESIË

TR —

TURKIJE

UY —

URUGUAY

VN —

VIETNAM (1)


(1)  Alleen ingevroren of verwerkte tweekleppige weekdieren, stekelhuidingen, manteldieren en mariene buikpotigen.

(2)  Alleen mariene buikpotigen.


BIJLAGE II

Lijst van derde landen en gebieden waaruit visserijproducten — in welke vorm ook — voor menselijke consumptie mogen worden ingevoerd

(Landen en gebieden waarnaar wordt verwezen in artikel 11 van Verordening (EG) nr. 854/2004)

AE —

VERENIGDE ARABISCHE EMIRATEN

AG —

ANTIGUA EN BARBUDA (1)

AL —

ALBANIË (2)

AM —

ARMENIË

AN —

NEDERLANDSE ANTILLEN

AR —

ARGENTINIË

AU —

AUSTRALIË

BD —

BANGLADESH

BG —

BULGARIJE (3)

BR —

BRAZILIË

BS —

BAHAMA’S

BY —

BELARUS

BZ —

BELIZE

CA —

CANADA

CH —

ZWITSERLAND

CI —

IVOORKUST

CL —

CHILI

CN —

CHINA

CO —

COLOMBIA

CR —

COSTA RICA

CU —

CUBA

CV —

KAAPVERDIË

DZ —

ALGERIJE

EC —

ECUADOR

EG —

EGYPTE

FK —

FALKLANDEILANDEN

GA —

GABON

GD —

GRENADA

GH —

GHANA

GL —

GROENLAND

GM —

GAMBIA

GN —

GUINEE-CONAKRY (4)  (5)

GT —

GUATEMALA

GY —

GUYANA

HK —

HONGKONG

HN —

HONDURAS

HR —

KROATIË

ID —

INDONESIË

IN —

INDIA

IR —

IRAN

JM —

JAMAICA

JP —

JAPAN

KE —

KENIA

KR —

ZUID-KOREA

KZ —

KAZACHSTAN

LK —

SRI LANKA

MA —

MAROKKO (6)

MG —

MADAGASKAR

MR —

MAURITANIË

MU —

MAURITIUS

MV —

MALDIVEN

MX —

MEXICO

MY —

MALEISIË

MZ —

MOZAMBIQUE

NA —

NAMIBIË

NC —

NIEUW-CALEDONIË

NG —

NIGERIA

NI —

NICARAGUA

NZ —

NIEUW-ZEELAND

OM —

OMAN

PA —

PANAMA

PE —

PERU

PG —

PAPOEA-NIEUW-GUINEA

PH —

FILIPIJNEN

PF —

FRANS-POLYNESIË

PM —

SAINT-PIERRE EN MIQUELON

PK —

PAKISTAN

RO —

ROEMENIË (3)

RU —

RUSLAND

SA —

SAUDI-ARABIË

SC —

SEYCHELLEN

SG —

SINGAPORE

SN —

SENEGAL

SR —

SURINAME

SV —

EL SALVADOR

TH —

THAILAND

TN —

TUNESIË

TR —

TURKIJE

TW —

TAIWAN

TZ —

TANZANIA

UA —

OEKRAÏNE

UG —

OEGANDA

US —

VERENIGDE STATEN VAN AMERIKA

UY —

URUGUAY

VE —

VENEZUELA

VN —

VIETNAM

XM —

MONTENEGRO (7)

XS —

SERVIË (7)  (8)

YE —

JEMEN

YT —

MAYOTTE

ZA —

ZUID-AFRIKA

ZW —

ZIMBABWE


(1)  Alleen levende schaaldieren.

(2)  Alleen levende niet-gekweekte rivierkreeften.

(3)  Slechts van toepassing totdat deze toetredende staat een lidstaat van de Gemeenschap wordt.

(4)  Alleen vis die geen andere bereiding of verwerking heeft ondergaan dan ontkoppen, strippen, koelen of invriezen.

(5)  De bij Beschikking 94/360/EG van de Commissie vastgestelde verlaagde frequentie van materiële controles is niet van toepassing (PB L 158 van 25.6.1994, blz. 41).

(6)  Verwerkte tweekleppige weekdieren van de soort Acanthocardia tuberculatum moeten vergezeld gaan van: a) een aanvullende gezondheidsverklaring volgens het model van deel B van aanhangsel V van bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 2074/2005 van de Commissie (PB L 338 van 22.12.2005, blz. 27) en b) de resultaten van de analyse waaruit blijkt dat de weekdieren geen paralytic shellfish poison (PSP) bevatten in een hoeveelheid die met de biologische analysemethode kan worden opgespoord.

(7)  Alleen gehele verse vissen uit vangsten in wild zeewater.

(8)  Uitgezonderd Kosovo als omschreven in Resolutie 1244 van 10 juni 1999 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties.


18.11.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 320/58


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 6 november 2006

tot wijziging van de Beschikkingen 2003/804/EG en 2003/858/EG wat betreft de certificeringsvoorschriften voor levende weekdieren en levende vis afkomstig van aquacultuur en producten daarvan bestemd voor menselijke consumptie

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 5167)

(Voor de EER relevante tekst)

(2006/767/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 91/67/EEG van de Raad van 28 januari 1991 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het in de handel brengen van aquicultuurdieren en aquicultuurproducten (1), en met name op artikel 19, lid 1, artikel 20, lid 1, en artikel 21, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (2) stelt de algemene voorschriften inzake levensmiddelenhygiëne vast voor exploitanten van levensmiddelenbedrijven.

(2)

Bij Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad (3) zijn specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong vastgesteld.

(3)

Bij Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad (4) zijn specifieke voorschriften vastgesteld voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong.

(4)

Verordening (EG) nr. 2074/2005 van de Commissie (5) stelt uitvoeringsmaatregelen vast voor bepaalde producten die onder Verordening (EG) nr. 853/2004 vallen en voor de organisatie van officiële controles overeenkomstig Verordening (EG) nr. 854/2002 en Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad (6), tot afwijking van Verordening (EG) nr. 852/2004 en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 853/2004 en (EG) nr. 854/2004.

(5)

Bij Richtlijn 95/70/EG van de Raad (7) zijn minimale communautaire maatregelen vastgesteld ter bestrijding van bepaalde ziekten van tweekleppige weekdieren.

(6)

Bij Richtlijn 91/67/EEG zijn veterinairrechtelijke voorschriften vastgesteld voor het in de handel brengen van aquicultuurdieren en aquicultuurproducten.

(7)

Bij Beschikking 2003/804/EG van de Commissie van 14 november 2003 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften en certificeringsvoorschriften voor de invoer van weekdieren en van eieren en gameten daarvan, bestemd voor verdere groei, afkweek, heruitzetting of menselijke consumptie (8) en bij Beschikking 2003/858/EG van de Commissie van 21 november 2003 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften en certificeringsvoorschriften voor de invoer van levende vis en van eieren en gameten daarvan bestemd voor de kweek, en van levende vis afkomstig van aquacultuur en producten daarvan bestemd voor menselijke consumptie (9) zijn de certificeringsvoorschriften vastgesteld voor levende weekdieren en levende vis afkomstig van aquacultuur en producten daarvan bestemd voor menselijke consumptie.

(8)

Om de certificeringsprocedure voor deze producten te vereenvoudigen zijn de in deze beschikkingen vastgestelde voorschriften inzake veterinaire certificering verwerkt in de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 853/2004 opgestelde gezondheidscertificaten voor zendingen die voor menselijke consumptie bestemd zijn.

(9)

De Beschikkingen 2003/804/EG en 2003/858/EG moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd, waarbij ook rekening moet worden gehouden met richtlijn COM(2005) 362 van de Raad betreffende veterinairrechtelijke voorschriften voor aquacultuurdieren en de producten daarvan en betreffende de preventie en bestrijding van bepaalde ziekten bij waterdieren (10).

(10)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Wijziging van Beschikking 2003/804/EG

Beschikking 2003/804/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 4 wordt vervangen door:

„Artikel 4

Voorschriften voor de invoer van levende weekdieren voor menselijke consumptie

1.   De lidstaten staan alleen toe dat levende weekdieren voor menselijke consumptie op hun grondgebied worden ingevoerd als:

a)

het derde land van verzending is opgenomen in de lijst van Beschikking 2006/766/EG van de Commissie (11);

b)

bij de zending een gezamenlijk dier- en volksgezondheidscertificaat is gevoegd dat beantwoordt aan het model van Verordening (EG) nr. 2074/2005;

c)

de zending voldoet aan de bepalingen inzake verpakking en etikettering van Verordening (EG) nr. 853/2004.

2.   Als weekdieren opnieuw in communautaire wateren moeten worden uitgezet of ondergedompeld, moet de zending ook aan de bepalingen van artikel 3, lid 1, voldoen.

2)

Artikel 5 wordt vervangen door:

„Artikel 5

Aanvullende voorschriften voor de invoer van bepaalde levende weekdieren voor menselijke consumptie

1.   Zendingen van weekdiersoorten die vatbaar zijn voor één of meer van de in bijlage D bij Richtlijn 95/70/EG vermelde ziekten, moeten niet alleen aan de voorschriften van artikel 4 voldoen maar ook:

a)

afkomstig zijn van een bron zonder onopgehelderde abnormale mortaliteit en door de bevoegde autoriteit in het derde land van oorsprong als vrij van de ziekten in kwestie worden erkend in overeenstemming met het Gemeenschapsrecht of de relevante norm van het Internationaal Bureau voor besmettelijke veeziekten (OIE), of

b)

worden geïmporteerd als verwerkte of onverwerkte producten zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 852/2004, of

c)

rechtstreeks worden verzonden naar een erkend invoercentrum waar de weekdieren verder worden verwerkt onverminderd bijlage III, sectie VII, van Verordening (EG) nr. 853/2004 en artikel 6 van Verordening (EG) nr. 854/2004.

2.   Zendingen van voor besmetting met Bonamia ostrea en/of Marteilia refringens vatbare weekdiersoorten die worden ingevoerd in lidstaten of gebieden die ziektevrij zijn verklaard of in het kader van een programma deze status willen verwerven overeenkomstig artikel 5 of artikel 10 van Richtlijn 91/67/EEG, moeten niet alleen aan de voorschriften van artikel 4 voldoen maar ook aan de volgende voorschriften:

a)

de bron moet door de bevoegde autoriteit in het derde land van oorsprong als vrij van de relevante ziekte worden erkend in overeenstemming met het Gemeenschapsrecht of de relevante norm van het OIE, of

b)

de zending moet worden geïmporteerd als verwerkte of onverwerkte producten zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 852/2004, of

c)

de zending moet rechtstreeks worden verzonden naar een erkend invoercentrum waar de weekdieren verder worden verwerkt onverminderd bijlage III, sectie VII, van Verordening (EG) nr. 853/2004 en artikel 6 van Verordening (EG) nr. 854/2004.

3.   Dit artikel is niet van toepassing als de weekdieren overeenkomstig Verordening (EG) nr. 853/2004 zijn verpakt en geëtiketteerd om aan de eindconsument te worden verkocht.”.

3)

Punt 2 van deel A van bijlage V wordt vervangen door:

„2.

Levensvatbare weekdieren mogen erkende invoercentra alleen verlaten als ze overeenkomstig Verordening (EG) nr. 853/2004 zijn verpakt en geëtiketteerd om aan de eindconsument te worden verkocht.”.

Artikel 2

Wijziging van Beschikking 2003/858/EG

Beschikking 2003/858/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 5, lid 1, wordt vervangen door:

„Artikel 5

Voorwaarden voor de invoer van voor menselijke consumptie bestemde visproducten afkomstig van aquacultuur

1.   De lidstaten staan alleen toe dat voor menselijke consumptie bestemde visproducten afkomstig van aquacultuur op hun grondgebied worden ingevoerd als:

a)

het derde land van verzending is opgenomen in de lijst van Beschikking 2006/766/EG) van de Commissie (12);

b)

bij de zending een gezamenlijk dier- en volksgezondheidscertificaat is gevoegd dat beantwoordt aan het model van Verordening (EG) nr. 2074/2005;

c)

de zending voldoet aan de bepalingen inzake verpakking en etikettering van Verordening (EG) nr. 853/2004.

2)

Artikel 6 wordt vervangen door:

„Artikel 6

Aanvullende voorwaarden voor de invoer van bepaalde voor menselijke consumptie bestemde visproducten afkomstig van aquacultuur

1.   Zendingen van vissoorten die vatbaar zijn voor ISA en/of EHN, moeten niet alleen aan de voorschriften van artikel 5 voldoen maar ook aan de volgende voorschriften:

a)

de bron moet door de bevoegde autoriteit in het derde land van oorsprong als vrij van de ziekten in kwestie worden erkend in overeenstemming met het Gemeenschapsrecht of de relevante norm van het OIE (het Internationaal Bureau voor besmettelijke veeziekten), of

b)

de vis moet voor de verzending gestript worden, of

c)

de zending moet rechtstreeks worden verzonden naar een erkend invoercentrum waar de vis verder wordt verwerkt.

2.   Zendingen van voor VHS en/of IHN vatbare vissoorten die worden ingevoerd in lidstaten of gebieden die ziektevrij zijn verklaard of in het kader van een programma deze status willen verwerven overeenkomstig artikel 5 of artikel 10 van Richtlijn 91/67/EEG, moeten niet alleen aan de voorschriften van artikel 5 voldoen maar ook aan de volgende voorschriften:

a)

de bron moet door de bevoegde autoriteit in het derde land van oorsprong als vrij van de relevante ziekte worden erkend in overeenstemming met het Gemeenschapsrecht of de relevante norm van het OIE, of

b)

de vis moet voor de verzending gestript worden, of

c)

de zending moet rechtstreeks worden verzonden naar een erkend invoercentrum waar de vis verder wordt verwerkt.”

3)

De bijlagen IV en V worden geschrapt.

Artikel 3

Deze beschikking is van toepassing met ingang van de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 6 november 2006.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 46 van 19.2.1991, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1).

(2)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1, gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 3.

(3)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55, gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 22. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2076/2005 van de Commissie (PB L 338 van 22.12.2005, blz. 83).

(4)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206, gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 83. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2076/2005.

(5)  PB L 338 van 22.12.2005, blz. 27.

(6)  PB L 191 van 28.5.2004, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 776/2006 van de Commissie (PB L 136 van 24.5.2006, blz. 3).

(7)  PB L 332 van 30.12.1995, blz. 33. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.

(8)  PB L 302 van 20.11.2003, blz. 22. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2005/409/EG (PB L 139 van 2.6.2005, blz. 16).

(9)  PB L 324 van 11.12.2003, blz. 37. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2005/742/EG (PB L 279 van 22.10.2005, blz. 71).

(10)  Nog niet verschenen in het Publicatieblad.

(11)  PB L 320 van 18.11.2006, blz. 53

(12)  PB L 320 van 18.11.2006, blz. 53


  翻译: