ISSN 1725-2598 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 367 |
|
![]() |
||
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
49e jaargang |
Inhoud |
|
I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing |
Bladzijde |
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
* |
Verordening (EG) nr. 1950/2006 van de Commissie van 13 december 2006 tot vaststelling, overeenkomstig Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik van een lijst van stoffen die essentieel zijn voor de behandeling van paardachtigen ( 1 ) |
|
|
* |
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
|
|
II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing |
|
|
|
Raad |
|
|
* |
|
|
Besluiten aangenomen krachtens titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie |
|
|
* |
|
|
Rectificaties |
|
|
* |
||
|
* |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing
22.12.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 367/1 |
VERORDENING (EG) Nr. 1941/2006 VAN DE RAAD
van 11 december 2006
tot vaststelling, voor 2007, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (1), en met name op artikel 20,
Gelet op Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad van 6 mei 1996 tot invoering van aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC's en quota (2), en met name op artikel 2,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 moet de Raad, met inachtneming van de beschikbare wetenschappelijke adviezen en met name van het verslag van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij, maatregelen vaststellen waarbij de toegang tot wateren en hulpbronnen en de duurzame uitoefening van visserijactiviteiten worden geregeld. |
(2) |
Krachtens artikel 20 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 dient de Raad de vangstmogelijkheden per visserijtak of groep van visserijtakken vast te stellen en deze over de lidstaten te verdelen. |
(3) |
Voor een efficiënt beheer van deze vangstmogelijkheden moeten bijzondere voorschriften voor de uitoefening van de betrokken visserij worden vastgesteld. |
(4) |
De beginselen van en bepaalde procedures voor het visserijbeheer moeten door de Gemeenschap worden vastgesteld om de lidstaten in staat te stellen de vaartuigen die onder hun vlag varen, te beheren. |
(5) |
In artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 zijn begripsomschrijvingen vastgesteld die van belang zijn voor de toewijzing van vangstmogelijkheden. |
(6) |
Overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad moeten de bestanden waarop de daarin vervatte maatregelen van toepassing zijn, worden omschreven. |
(7) |
Bij de toepassing van de vangstmogelijkheden moet worden voldaan aan de communautaire wetgeving op dit gebied, en met name aan Verordening (EEG) nr. 1381/87 van de Commissie van 20 mei 1987 inzake uitvoeringsbepalingen met betrekking tot kentekens voor vissersvaartuigen en met betrekking tot documenten aan boord van die vaartuigen (3), Verordening (EEG) nr. 2807/83 van de Commissie van 22 september 1983 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de registratie van gegevens over de visvangst van de lidstaten (4), Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (5), Verordening (EG) nr. 2244/2003 van de Commissie van 18 december 2003 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen inzake satellietvolgsystemen (VMS) (6), Verordening (EEG) nr. 2930/86 van de Raad van 22 september 1986 houdende definities van de kenmerken van vissersvaartuigen (7), Verordening (EEG) nr. 3880/91 van de Raad van 17 december 1991 inzake de verstrekking van statistieken van de nominale vangsten van lidstaten die in het noordoostelijke gedeelte van de Atlantische Oceaan vissen (8), en Verordening (EG) nr. 2187/2005 van de Raad van 21 december 2005 betreffende de instandhouding door middel van technische maatregelen van de visbestanden in de Oostzee, de Belten en de Sont (9). |
(8) |
Met het oog op de instandhouding van de visbestanden moet in 2007 een aantal aanvullende technische en controlemaatregelen voor de visserij ten uitvoer worden gelegd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES
Artikel 1
Onderwerp
Bij deze verordening worden voor het jaar 2007 de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden in de Oostzee vastgesteld, alsmede de bij de visserij in acht te nemen specifieke voorschriften.
Artikel 2
Toepassingsgebied
1. Deze verordening is van toepassing op alle in de Oostzee vissende vissersvaartuigen van de Gemeenschap (hierna „vaartuigen van de Gemeenschap” genoemd) en vissersvaartuigen die de vlag voeren van en geregistreerd staan in een derde land.
2. In afwijking van lid 1, is deze verordening niet van toepassing op visserijactiviteiten die uitsluitend worden uitgeoefend ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek dat wordt uitgevoerd met toestemming en onder het gezag van de betrokken lidstaat of lidstaten en waarvan de Commissie en de lidstaat of lidstaten in de wateren waarvan het onderzoek plaatsvindt, tevoren in kennis zijn gesteld.
Artikel 3
Begripsomschrijvingen
Naast de begripsomschrijvingen van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2371/2002, wordt in deze verordening verstaan onder:
a) |
„de zones van de ICES” (Internationale Raad voor het onderzoek van de zee, International Council for the Exploration of the Sea), de zones afgebakend in Verordening (EEG) nr. 3880/91; |
b) |
„Oostzee”, ICES-sectoren IIIb, IIIc en IIId; |
c) |
„totaal toegestane vangsten (TAC's)”, de hoeveelheid die per bestand per jaar mag worden gevangen; |
d) |
„quotum”, een gedeelte van de TAC dat is toegewezen aan de Gemeenschap, aan een lidstaat of aan een derde land. |
HOOFDSTUK II
VANGSTMOGELIJKHEDEN EN VISSERIJVOORSCHRIFTEN
Artikel 4
Vangstmogelijkheden en toewijzingen
De vangstmogelijkheden, de verdeling daarvan over de lidstaten en de aanvullende voorwaarden als bedoeld in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 847/96, zijn vastgesteld in bijlage I bij deze verordening.
Artikel 5
Bijzondere bepalingen inzake toewijzingen
1. De vangstmogelijkheden worden overeenkomstig bijlage I aan de lidstaten toegewezen onverminderd:
a) |
het ruilen van quota op grond van artikel 20, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2371/2002, |
b) |
nieuwe toewijzingen op grond van artikel 21, lid 4, artikel 23, lid 1, en artikel 32, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2847/93, |
c) |
het aanvoeren van extra hoeveelheden op grond van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96, |
d) |
het overdragen van hoeveelheden op grond van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96, |
e) |
verminderingen of kortingen op grond van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 847/96. |
2. Bij inhoudingen op de quota voor overdracht naar 2008 is het bepaalde in artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96, in afwijking van het bepaalde in die verordening, van toepassing op alle bestanden waarvoor een analytische TAC is vastgesteld.
Artikel 6
Voorwaarden voor vangsten en bijvangsten
1. Vis van bestanden waarvoor vangstmogelijkheden zijn vastgesteld, mag slechts aan boord worden gehouden of aangevoerd mits die vis:
a) |
is gevangen met vaartuigen van een lidstaat die een quotum heeft en die zijn quotum niet heeft opgebruikt, dan wel |
b) |
samen met andere soorten dan haring of sprot is gevangen met trawlnetten, Deense zegens of soortgelijk gesleept vistuig met een maaswijdte van minder dan 32 mm, op voorwaarde dat de vangsten niet aan boord of bij aanvoer zijn gesorteerd. |
2. Alle aangevoerde hoeveelheden worden in mindering gebracht op het betrokken quotum of, wanneer het aandeel van de Gemeenschap niet in de vorm van quota over de lidstaten is verdeeld, op het Gemeenschapsaandeel, met uitzondering van vangsten bedoeld in lid 1, onder b).
3. Indien het aan een lidstaat toegewezen quotum voor haring is opgebruikt, mogen de vaartuigen die de vlag van die lidstaat voeren, in de Gemeenschap zijn geregistreerd en actief zijn in de visserijtak waarvoor het quotum is vastgesteld, geen ongesorteerde vangsten aanvoeren die haring bevatten.
Artikel 7
Beperkingen van de visserij-inspanning
De beperkingen van de visserij-inspanning zijn vastgesteld in bijlage II.
Artikel 8
Overgangsmaatregelen op technisch en controlegebied
Overgangsmaatregelen op technisch en controlegebied zijn vastgesteld in bijlage III.
HOOFDSTUK III
SLOTBEPALINGEN
Artikel 9
Gegevensoverdracht
Wanneer de lidstaten overeenkomstig artikel 15, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93 gegevens met betrekking tot de aanlanding van hoeveelheden gevangen vis aan de Commissie doen toekomen, gebruiken zij daarvoor de in bijlage I bij deze verordening vermelde bestandscodes.
Artikel 10
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2007.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 11 december 2006.
Voor de Raad
De voorzitster
S. HUOVINEN
(1) PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.
(2) PB L 115 van 9.5.1996, blz. 3.
(3) PB L 132 van 21.5.1987, blz. 9.
(4) PB L 276 van 10.10.1983, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1804/2005 (PB L 290 van 4.11.2005, blz. 10).
(5) PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 768/2005 (PB L 128 van 21.5.2005, blz. 1).
(6) PB L 333 van 20.12.2003, blz. 17.
(7) PB L 274 van 25.9.1986, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 3259/94 (PB L 339 van 29.12.1994, blz. 11).
(8) PB L 365 van 31.12.1991, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 448/2005 van de Commissie (PB L 74 van 19.3.2005, blz. 5).
(9) PB L 349 van 31.12.2005, blz. 1.
BIJLAGE I
Toegestane aanvoer en in acht te nemen voorschriften voor het meerjarenbeheer van de vangstmogelijkheden per soort en per gebied voor vaartuigen van de Gemeenschap in gebieden met vangstbeperkingen
Onderstaande tabellen bevatten de TAC's en quota (in ton levend gewicht, tenzij anders vermeld) per bestand, de verdeling daarvan onder de lidstaten en de daaraan verbonden voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de quota.
|
|
|||||||
Finland |
75 099 |
|
||||||
Zweden |
16 501 |
|
||||||
EG |
91 600 |
|
||||||
TAC |
91 600 |
Analytische TAC. Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing. Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing. Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing. |
|
|
|||||||
Denemarken |
6 939 |
|
||||||
Duitsland |
27 311 |
|
||||||
Finland |
3 |
|
||||||
Polen |
6 441 |
|
||||||
Zweden |
8 806 |
|
||||||
EG |
49 500 |
|
||||||
TAC |
49 500 |
Analytische TAC. Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing. Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing. Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing. |
|
|
|||||||
Denemarken |
2 920 |
|
||||||
Duitsland |
774 |
|
||||||
Estland |
14 910 |
|
||||||
Finland |
29 105 |
|
||||||
Letland |
3 680 |
|
||||||
Litouwen |
3 874 |
|
||||||
Polen |
33 066 |
|
||||||
Zweden |
44 389 |
|
||||||
EG |
132 718 |
|
||||||
TAC |
Niet relevant |
Analytische TAC. Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing. |
|
|
|||||||
Estland |
17 317 |
|
||||||
Letland |
20 183 |
|
||||||
EG |
37 500 |
|
||||||
TAC |
37 500 |
Analytische TAC. Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing. Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing. Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing. |
|
|
|||||||
Denemarken |
9 374 |
|
||||||
Duitsland |
3 729 |
|
||||||
Estland |
913 |
|
||||||
Finland |
717 |
|
||||||
Letland |
3 485 |
|
||||||
Litouwen |
2 296 |
|
||||||
Polen |
10 794 |
|
||||||
Zweden |
9 497 |
|
||||||
EG |
40 805 (1) |
|
||||||
TAC |
Niet relevant |
Analytische TAC. Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing. |
|
|
|||||||
Denemarken |
11 653 |
|
||||||
Duitsland |
5 697 |
|
||||||
Estland |
258 |
|
||||||
Finland |
229 |
|
||||||
Letland |
964 |
|
||||||
Litouwen |
625 |
|
||||||
Polen |
3 118 |
|
||||||
Zweden |
4 152 |
|
||||||
EG |
26 696 |
|
||||||
TAC |
26 696 (2) |
Analytische TAC. Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing. Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing. Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing. |
|
|
|||||||
Denemarken |
2 698 |
|
||||||
Duitsland |
300 |
|
||||||
Zweden |
203 |
|
||||||
Polen |
565 |
|
||||||
EG |
3 766 |
|
||||||
TAC |
Niet relevant |
Voorzorgs-TAC Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing. Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing. Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing. |
|
|
|||||||
Denemarken |
88 836 (3) |
|
||||||
Duitsland |
9 884 (3) |
|
||||||
Estland |
9 028 (3) |
|
||||||
Finland |
110 773 (3) |
|
||||||
Letland |
56 504 (3) |
|
||||||
Litouwen |
6 642 (3) |
|
||||||
Polen |
26 950 (3) |
|
||||||
Zweden |
120 080 (3) |
|
||||||
EG |
428 697 (3) |
|
||||||
TAC |
Niet relevant (3) |
Analytische TAC. Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing. |
|
|
|||||||
Estland |
1 581 (4) |
|
||||||
Finland |
13 838 (4) |
|
||||||
EG |
15 419 (4) |
|
||||||
TAC |
Niet relevant (4) |
Analytische TAC. Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing. |
|
|
|||||||
Denemarken |
44 833 |
|
||||||
Duitsland |
28 403 |
|
||||||
Estland |
52 060 |
|
||||||
Finland |
23 469 |
|
||||||
Letland |
62 877 |
|
||||||
Litouwen |
22 745 |
|
||||||
Polen |
133 435 |
|
||||||
Zweden |
86 670 |
|
||||||
EG |
454 492 |
|
||||||
TAC |
Niet relevant |
Analytische TAC. Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing. Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing. |
(1) Indien de Raad uiterlijk op 30 juni 2007 geen verordening heeft aangenomen tot vaststelling van een meerjarenplan voor de kabeljauwbestanden in de Oostzee en de visserijtakken die deze bestanden exploiteren, gelden vanaf 1 juli 2007 de in aanhangsel 1 van deze bijlage opgenomen TAC's en quota voor deze bestanden. Vanaf die datum worden vangsten die de in aanhangsel 1 vastgestelde respectieve quota van de lidstaten overschrijden, afgehouden van hun toekomstige quota voor 2008.
(2) Indien de Raad uiterlijk op 30 juni 2007 geen verordening heeft aangenomen tot vaststelling van een meerjarenplan voor de kabeljauwbestanden in de Oostzee en de visserijtakken die deze bestanden exploiteren, gelden vanaf 1 juli 2007 de in aanhangsel 1 van deze bijlage opgenomen TAC's en quota voor deze bestanden. Vanaf die datum worden vangsten die de in aanhangsel 1 vastgestelde respectieve quota van de lidstaten overschrijden, afgehouden van hun toekomstige quota voor 2008.
(3) Aantal stuks
(4) Aantal stuks
Aanhangsel 1 van bijlage I
|
|
|||||||
Denemarken |
8 849 |
|
||||||
Duitsland |
3 520 |
|||||||
Estland |
862 |
|||||||
Finland |
677 |
|||||||
Letland |
3 290 |
|||||||
Litouwen |
2 168 |
|||||||
Polen |
10 191 |
|||||||
Zweden |
8 965 |
|||||||
EG |
38 522 |
|||||||
TAC |
Niet relevant |
|
|
|||||||
Denemarken |
10 537 |
|
||||||
Duitsland |
5 152 |
|||||||
Estland |
234 |
|||||||
Finland |
207 |
|||||||
Letland |
872 |
|||||||
Litouwen |
565 |
|||||||
Polen |
2 819 |
|||||||
Zweden |
3 754 |
|||||||
EG |
24 140 |
|||||||
TAC |
24 140 |
BIJLAGE II
1. Beperkingen van de visserij-inspanning
1.1. |
De visserij met trawls, zegennetten of soortgelijk vistuig met een maaswijdte van 90 mm of meer, dan wel met geankerde kieuwnetten, warnetten of schakelnetten met een maaswijdte van 90 mm of meer, dan wel met verankerde of vrije beugen verboden is:
|
1.2. |
Voor vissersvaartuigen die hun vlag voeren, zorgen de lidstaten ervoor dat de visserij met trawls, zegennetten of soortgelijk vistuig met een maaswijdte van 90 mm of meer, dan wel met geankerde kieuwnetten, warnetten of schakelnetten met een maaswijdte van 90 mm of meer, dan wel met verankerde of vrije beugen tevens verboden is gedurende:
De lidstaten verdelen de onder a) en onder b) bedoelde dagen in perioden van niet minder dan vijf dagen. |
1.3. |
Uiterlijk op 7 januari 2007 delen de lidstaten de precieze data van de in punt 1.2 bedoelde kalenderdagen aan de Commissie mee en maken zij deze data op hun websites bekend; die data moeten identiek zijn voor vissersvaartuigen die de vlag van de respectieve lidstaten voeren. |
1.4. |
In afwijking van de punten 1.1 en 1.2 is het communautaire vissersvaartuigen met een lengte over alles van minder dan 12 m die vissen in de territoriale zee toegestaan ten hoogste 20 kg of 10 % kabeljauw in levend gewicht, naargelang van wat de grootste hoeveelheid uitmaakt, aan boord te houden en aan te voeren bij de visserij met kieuwnetten, warnetten en/of schakelnetten met een maaswijdte van 110 mm of meer. |
BIJLAGE III
OVERGANGSMAATREGELEN OP TECHNISCH EN CONTROLEGEBIED
1. Beperkingen op de visserij
1.1. |
Van 1 mei tot en met 31 oktober is iedere vorm van visserij verboden in het gebied dat wordt ingesloten door loxodromen die achtereenvolgens de punten met de volgende geografische coördinaten met elkaar verbinden; metingen gebeuren volgens de WGS84-norm:
|
1.2. |
In afwijking van punt 1.1 is de visserij met kieuwnetten, warnetten of schakelnetten met een maaswijdte van 157 mm of meer, dan wel met beug, toegestaan. Bij visserij met beug mag geen kabeljauw aan boord worden gehouden. |
2. Toezicht, inspectie en bewaking in verband met het herstel van de kabeljauwbestanden in de Oostzee
2.1. Speciale visdocumenten voor de kabeljauwvisserij in de Oostzee
2.1.1. |
In afwijking van het bepaalde in artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1627/94 van de Raad van 27 juni 1994 tot vaststelling van algemene bepalingen inzake speciale visdocumenten (1), moeten alle communautaire vissersvaartuigen met een lengte over alles gelijk aan of groter dan 8 m die vistuig met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 90 mm aan boord hebben of gebruiken, een speciaal visdocument voor de kabeljauwvisserij in de Oostzee aan boord hebben. |
2.1.2. |
Lidstaten geven het speciale visdocument voor de kabeljauwvisserij als bedoeld in punt 2.1.1 slechts af aan communautaire vissersvaartuigen die voor 2006 beschikten over een speciaal visdocument voor de visserij op kabeljauw in de Oostzee als omschreven in punt 6.2.1 van bijlage III van Verordening (EG) nr. 27/2005 van de Raad van 22 december 2004 tot vaststelling, voor 2005, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (2). Lidstaten mogen echter ook speciale visdocumenten voor de visserij op kabeljauw afgeven aan communautaire vissersvaartuigen die de vlag van de betrokken lidstaat voeren en niet beschikten over een speciaal visdocument voor 2006, mits de lidstaat ervoor zorgt dat op zijn minst een gelijkwaardig vermogen, in kilowatt gemeten, niet wordt gebruikt voor het vissen in de Oostzee met vistuig bedoeld in punt 2.1.1. |
2.1.3. |
Elke lidstaat stelt een lijst op van de vissersvaartuigen die beschikken over een speciaal visdocument voor de kabeljauwvisserij in de Oostzee, houdt deze lijst bij en stelt deze via zijn officiële website beschikbaar voor de Commissie en de overige lidstaten aan de Oostzee. |
2.1.4. |
De kapitein, of zijn gemachtigde vertegenwoordiger, van een communautair vissersvaartuig waaraan een lidstaat een speciaal visdocument voor de kabeljauwvisserij in de Oostzee heeft afgegeven, moet een kopie van dit document aan boord houden. |
2.2. Logboeken
2.2.1. |
In afwijking van artikel 6, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 2847/93, houden de kapiteins van communautaire vissersvaartuigen met een lengte over alles gelijk aan of groter dan 8 m een logboek van hun activiteiten bij overeenkomstig het bepaalde in artikel 6 van Verordening (EEG) nr. 2847/93 wanneer bij een visreis een gedeelte van deelsectoren 22-27 wordt aangedaan. |
2.2.2. |
Voor vissersvaartuigen die zijn uitgerust met het satellietvolgsysteem voor vissersvaartuigen (VMS) gaan de lidstaten aan de hand van VMS-gegevens na of de door het visserijcontrolecentrum (VCC) ontvangen informatie overeenstemt met de in het logboek geregistreerde gegevens. Dergelijke kruiscontroles worden in computerleesbare vorm drie jaar lang bewaard. |
2.2.3. |
Iedere lidstaat houdt de contactgegevens bij voor de indiening van logboeken, aanvoeraangiften en voorafgaande kennisgevingen als bedoeld in punt 2.6 van deze bijlage, en stelt deze op zijn officiële website beschikbaar. |
2.3. Tolerantiemarge in het logboek
2.3.1. |
In afwijking van het bepaalde in artikel 5, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2807/83 bedraagt de tolerantiemarge die mag worden toegepast bij de raming van de in kg uitgedrukte hoeveelheden aan boord gehouden soorten waarvoor een TAC is vastgesteld, 10 % van het cijfer in het logboek maar voor kabeljauw 8 %. |
2.3.2. |
Voor in deelsectoren 22-27 verrichte vangsten die ongesorteerd worden aangeland, bedraagt de tolerantiemarge die bij de raming van de hoeveelheden mag worden toegepast, 10 % van de totale hoeveelheid die aan boord wordt gehouden. |
2.4. Toezicht en controle op de visserij-inspanning
De bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat oefenen toezicht en controle uit op de naleving van:
a) |
de beperkingen van de visserij-inspanning overeenkomstig bijlage II, punten 1.1 en 1.2; |
b) |
de beperkingen op de visserij overeenkomstig punt 1 van deze bijlage. |
2.5. Binnenvaren of verlaten van specifieke gebieden
2.5.1. |
Een vissersvaartuig mag in de deelsectoren 22-24 (gebied A) of de deelsectoren 25-27 (gebied B) van de communautaire wateren slechts beginnen te vissen wanneer het minder dan 175 kg kabeljauw aan boord heeft. |
2.5.2. |
Wanneer een vissersvaartuig gebied A, gebied B of de deelsectoren 28-32 (gebied C) met meer dan 175 kg kabeljauw aan boord verlaat:
|
2.5.3. |
Wanneer een vissersvaartuig het gebied verlaat waar het heeft gevist, moeten de netten overeenkomstig de onderstaande bepalingen zijn opgeborgen zodat zij niet onmiddellijk kunnen worden gebruikt:
|
2.5.4. |
De punten 2.5.1, 2.5.2 en 2.5.3 zijn niet van toepassing op vaartuigen met VMS overeenkomstig artikel 5 en artikel 6 van Verordening (EG) nr. 2244/2003. Deze vaartuigen dienen hun vangstaangifte evenwel dagelijks toe te sturen aan het visserijcontrolecentrum van de vlaggenlidstaat waarin is voorzien in artikel 3, lid 7, van Verordening (EEG) nr. 2847/93, met het oog op de opneming ervan in de geautomatiseerde gegevensbank van dat centrum. |
2.6. Voorafgaande kennisgeving
2.6.1. |
De kapitein van een communautair vaartuig dat met meer dan 300 kg levend gewicht kabeljauw aan boord deelsectoren 22-24 (gebied A), deelsectoren 25-27 (gebied B) of deelsectoren 28-32 (gebied C) verlaat, stelt de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat twee uur vóór het verlaten van het gebied in kennis van:
|
2.6.2. |
De in punt 2.6.1 bedoelde kennisgeving mag ook worden gedaan door een vertegenwoordiger, namens de kapitein van het communautair vissersvaartuig. |
2.6.3. |
In afwijking van artikel 7, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93 stelt de kapitein van een communautair vissersvaartuig dat meer dan 300 kg kabeljauw, uitgedrukt in levend gewicht, aan boord heeft, of diens gemachtigde vertegenwoordiger de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de aanlanding zal plaatsvinden, ten minste één uur vóór het binnenvaren van een aanvoerplaats in kennis van:
|
2.7. Aangewezen havens
2.7.1. |
Wanneer een vissersvaartuig meer dan 750 kg kabeljauw, uitgedrukt in levend gewicht, aan boord heeft, mag de kabeljauw uitsluitend in aangewezen havens worden aangeland. |
2.7.2. |
Elke lidstaat kan de havens aanwijzen waar hoeveelheden kabeljauw uit de Oostzee van meer dan 750 kg levend gewicht moeten worden aangeland. |
2.7.3. |
Uiterlijk op 6 januari 2007 moet elke lidstaat die een lijst van aangewezen havens heeft opgesteld, deze lijst bijwerken en via zijn officiële website beschikbaar stellen. |
2.8. Weging van kabeljauw bij eerste aanlanding
2.8.1. |
Vissersvaartuigen die meer dan 200 kg kabeljauw in levend gewicht aan boord hebben, mogen pas met lossen beginnen nadat zij daarvoor toestemming hebben gekregen van de bevoegde autoriteiten van de losplaats. |
2.8.2. |
De bevoegde autoriteiten van een lidstaat kunnen verlangen dat hoeveelheden in de Oostzee gevangen kabeljauw die in de betrokken lidstaat worden aangeland, in aanwezigheid van controleurs worden gewogen alvorens vanuit de aanvoerhaven te worden vervoerd. |
2.9. Benchmarks voor de inspectie
Elke aan de Oostzee gelegen lidstaat stelt specifieke benchmarks voor de inspectie vast. Deze benchmarks worden periodiek herzien nadat de behaalde resultaten zijn geanalyseerd. De benchmarks voor de inspectie worden geleidelijk verder ontwikkeld totdat de in aanhangsel 1 omschreven benchmarks zijn bereikt.
2.10. Verbod op doorvoer en overlading
2.10.1. |
Doorvoer in voor de kabeljauwvisserij gesloten gebieden is verboden tenzij het vistuig dat zich aan boord bevindt, overeenkomstig punt 2.5.3 stevig vastgemaakt en opgeborgen is. |
2.10.2. |
Het overladen van kabeljauw is verboden. |
2.11. Vervoer van kabeljauw uit de Oostzee
In afwijking van artikel 8, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93 vult de kapitein van een vissersvaartuig met een lengte over alles van 8 m of meer een aanvoeraangifte in wanneer vis naar een andere plaats dan de plaats van aanlanding of invoer wordt vervoerd.
De aanvoeraangifte vergezelt de in artikel 13, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93 bedoelde documenten.
2.12. Gezamenlijk toezicht en uitwisseling van inspecteurs
2.12.1. |
De betrokken lidstaten ondernemen gezamenlijke inspectie- en bewakingsactiviteiten. Het Communautair Bureau voor visserijcontrole (CBVC) coördineert de planning en de uitvoering van deze activiteiten door de lidstaten. |
2.12.2. |
Aan die gezamenlijke inspectie- en bewakingsactiviteiten kunnen inspecteurs van de Commissie deelnemen. |
2.12.3. |
Het Communautair Bureau voor visserijcontrole (CBVC) belegt vóór 15 november 2007 een vergadering van de bevoegde nationale inspectieautoriteiten om het gezamenlijke inspectie- en bewakingsprogramma voor 2008 te coördineren. |
2.13. Nationale controleprogramma's voor de kabeljauwvisserij
2.13.1. |
De betrokken lidstaten stellen een nationaal controleprogramma voor de Oostzee vast overeenkomstig aanhangsel 2. |
2.13.2. |
De betrokken lidstaten stellen specifieke benchmarks voor de inspectie overeenkomstig aanhangsel 1 vast. Deze benchmarks worden periodiek herzien nadat de behaalde resultaten zijn geanalyseerd. De benchmarks voor de inspectie worden geleidelijk verder ontwikkeld totdat de in aanhangsel 2 omschreven benchmarks zijn bereikt. |
2.13.3. |
Vóór 31 januari 2007 stellen de betrokken lidstaten hun nationale controleprogramma's als bedoeld in punt 2.13.1, samen met een tijdschema voor de uitvoering ervan, op hun officiële website beschikbaar voor de Commissie en de andere aan de Oostzee gelegen lidstaten. |
2.13.4. |
De Commissie belegt een vergadering van het Comité voor de visserij en de aquacultuur om de naleving en de resultaten van de nationale controleprogramma's voor de kabeljauwbestanden in de Oostzee te evalueren. |
2.14. Specifiek controleprogramma
2.14.1. |
In afwijking van artikel 34 quater, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93 kan de looptijd van het specifieke controle- en inspectieprogramma voor de betrokken kabeljauwbestanden langer zijn dan drie jaar. |
3. Beperkingen voor de visserij op bot en tarbot
3.1. |
Het is verboden de volgende vissoorten aan boord te houden die zijn gevangen in de geografische gebieden en tijdens de periodes die hierna worden gespecificeerd
|
3.2. |
In afwijking van punt 3.1 mogen, bij het vissen met trawlnetten, Deense zegens en soortgelijk vistuig met een maaswijdte van 105 mm of meer of met kieuwnetten, warnetten of schakelnetten met een maaswijdte van 100 mm of meer, bijvangsten van bot en tarbot aan boord worden gehouden en aangeland met een beperking van 10 % in levend gewicht van de totale vangst die aan boord is gehouden en aangeland in de in 3.1 genoemde verbodsperiodes. |
(1) PB L 171 van 6.7.1994, blz. 7.
(2) PB L 12 van 14.1.2005, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1936/2005 (PB L 311 van 26.11.2005, blz. 1).
Aanhangsel 1 van bijlage III
Specifieke benchmarks voor de inspectie
Doelstelling
1. |
Elke lidstaat stelt specifieke benchmarks voor de inspectie overeenkomstig deze bijlage vast. |
Strategie
2. |
De inspectie en bewaking van de visserijactiviteiten worden toegespitst op de vaartuigen waarvan mag worden verwacht dat ze kabeljauw vangen. Aselecte inspecties van het vervoer en de afzet van kabeljauw worden gebruikt als een aanvullend kruiscontrolemechanisme om te controleren of de inspectie en bewaking doeltreffend zijn. |
Prioriteiten
3. |
Per type vistuig wordt het prioriteitsniveau bepaald op basis van de geldende vangstmogelijkheden voor de vloten. Om die reden dient iedere lidstaat specifieke prioriteiten te bepalen. |
Bemonstering
4. |
Iedere lidstaat geeft aan en beschrijft welke bemonsteringsstrategie wordt gevolgd. Op verzoek krijgt de Commissie toegang tot het door de lidstaat gebruikte bemonsteringsplan. |
Streefwaarden
5. |
Uiterlijk op 22 januari 2007 legt iedere lidstaat zijn inspectieschema's ten uitvoer met het oog op het bereiken van de onderstaande streefwaarden:
|
Aanhangsel 2 van bijlage III
Inhoud van de nationale controleprogramma's voor de kabeljauwvisserij
In de nationale controleprogramma's moet onder andere het volgende worden vastgelegd:
1. CONTROLEMIDDELEN
Personele middelen
1.1. |
De aantallen inspecteurs die aan de wal en op zee worden ingezet, alsmede de periodes en gebieden waarin zij worden ingezet. |
Technische middelen
1.2. |
De aantallen patrouillevaartuigen en vliegtuigen die worden ingezet, alsmede de periodes en gebieden waarin zij worden ingezet. |
Financiële middelen
1.3. |
De begrotingsmiddelen die worden toegewezen voor de inzet van personele middelen, patrouillevaartuigen en vliegtuigen. |
2. ELEKTRONISCHE VASTLEGGING EN MELDING VAN DE GEGEVENS OVER DE VISSERIJACTIVITEITEN
Beschrijving van de systemen die ter naleving van de punten 2.4 en 2.6 van bijlage III worden gebruikt.
3. AANWIJZING VAN HAVENS
In voorkomend geval, een lijst van de havens die overeenkomstig punt 2.7 van bijlage III zijn aangewezen voor de aanlanding van kabeljauw.
4. KENNISGEVING VAN HET BINNENVAREN OF VERLATEN VAN HET GEBIED
Beschrijving van de systemen die ter naleving van het bepaalde in punt 2.5 van bijlage III worden gebruikt.
5. CONTROLE VAN DE AANLANDINGEN
Beschrijving van de voorzieningen en/of systemen die ter naleving van het bepaalde in de punten 2.2, 2.3, 2.8, 2.10 en 2.11 van bijlage III worden gebruikt.
6. INSPECTIEPROCEDURES
In de nationale controleprogramma's wordt vermeld welke procedures zullen worden gevolgd:
a) |
bij de uitvoering van inspecties op zee en aan de wal; |
b) |
bij de communicatie met de bevoegde autoriteiten die door andere lidstaten met het nationale controleprogramma voor kabeljauw zijn belast; |
c) |
bij het gezamenlijk toezicht en de uitwisseling van inspecteurs, met vermelding van de bevoegdheden en de autoriteit van inspecteurs bij activiteiten in wateren van andere lidstaten. |
22.12.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 367/18 |
VERORDENING (EG) Nr. 1942/2006 VAN DE RAAD
van 12 december 2006
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1321/2004 inzake de beheersstructuren van de Europese programma's voor radionavigatie per satelliet
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 171,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement (1),
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De gemeenschappelijke onderneming Galileo is bij Verordening (EG) nr. 876/2002 van de Raad (3) opgericht om de ontwikkelingsfase van het programma Galileo tot een goed einde te brengen en de volgende fasen ervan voor te bereiden. Gezien de huidige stand van dat programma zal de ontwikkelingsfase niet voltooid zijn vóór eind 2008. |
(2) |
De Europese GNSS-toezichtautoriteit (hierna „de Autoriteit” genoemd) is bij Verordening (EG) nr. 1321/2004 van de Raad (4) opgericht om de openbare belangen met betrekking tot de Europese GNSS-programma’s te behartigen en daarvoor als regulerende autoriteit op te treden gedurende de stationerings- en exploitatiefase van het programma Galileo. |
(3) |
Aangezien de Autoriteit in staat is alle huidige activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming Galileo in 2006 over te nemen en vervolgens tot een goed einde te brengen, is een verlenging van de bestaansduur van de gemeenschappelijke onderneming Galileo na 2006 zinloos en kostbaar. De gemeenschappelijke onderneming Galileo dient derhalve te worden beëindigd en haar activiteiten dienen vóór de voltooiing van de ontwikkelingsfase aan de Autoriteit te worden overgedragen. |
(4) |
De taken waarmee de gemeenschappelijke onderneming Galileo is belast totdat zij ophoudt te bestaan, alsmede de taak om in voorkomend geval en na een besluit van de Raad van bestuur van de gemeenschappelijke onderneming Galileo de handelingen in verband met de ontbinding van de gemeenschappelijke onderneming te verrichten na 31 december 2006, dienen uitdrukkelijk aan het takenpakket van de Autoriteit te worden toegevoegd. Voorts dient de Autoriteit te worden belast met de taak alle onderzoeksacties te ondernemen die nuttig zijn voor de Europese GNSS-programma's. |
(5) |
Het beheer van de ontwikkelingsfase in de plaats van de gemeenschappelijke onderneming Galileo behoort volgens artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1321/2004 evenwel niet tot het takenpakket van de Autoriteit. De onderzoeksactiviteiten of -werkzaamheden die de Autoriteit zowel in de ontwikkelingsfase als in de stationerings- en exploitatiefase van het programma zal dienen te ondernemen of financieren, behoren evenmin tot haar takenpakket. |
(6) |
Ter wille van de continuïteit van het programma Galileo en een adequate overdracht van de activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming Galileo aan de Autoriteit dient bijgevolg de formulering van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1321/2004 te worden gewijzigd. |
(7) |
In het verlengde daarvan moet worden bepaald dat de Autoriteit reeds op het tijdstip dat de gemeenschappelijke onderneming Galileo ophoudt te bestaan, en niet na afloop van de ontwikkelingsfase, eigenaar wordt van de materiële en immateriële activa van de gemeenschappelijke onderneming. Ook moet worden bepaald dat de Autoriteit nadat de gemeenschappelijke onderneming is opgehouden te bestaan, eigenaar wordt van de materiële en immateriële activa die in de ontwikkelingsfase zijn gecreëerd of ontwikkeld. Voorts dient te worden bepaald hoe de overdracht in zijn werk gaat. |
(8) |
Ter vermijding van verschillen in de interpretatie van de draagwijdte van de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1321/2004 moet eveneens worden gepreciseerd dat de tijdens de stationerings- en exploitatiefase door de concessiehouder gecreëerde of ontwikkelde materiële en immateriële activa, ook de activa omvatten die door zijn subcontractanten of onder zijn controle gestelde ondernemingen dan wel door hun subcontractanten zijn gecreëerd of ontwikkeld. Tevens dient te worden gepreciseerd dat de eigendom van de activa het recht op de fabrieks- of handelsmerken omvat, alsook alle andere intellectuele-eigendomsrechten in de zin van artikel 1, lid 1, van Verordening (EG) nr. 772/2004 van de Commissie van 27 april 2004 betreffende de toepassing van artikel 81, lid 3, van het Verdrag op groepen overeenkomsten inzake technologieoverdracht (5) en artikel 2 van het Verdrag tot oprichting van de Wereldorganisatie voor de Intellectuele Eigendom van 14 juli 1967. |
(9) |
Ten slotte dient het Europees Ruimteagentschap (ESA), dat een essentiële rol speelde bij het opzetten en ontwikkelen van de systemen en derhalve alle veiligheids- en beveiligingsaspecten van deze systemen door en door kent, als waarnemer vertegenwoordigd te zijn in de Raad van bestuur en het Comité voor de veiligheid en beveiliging van het systeem. Voorts wordt een soortgelijke regeling getroffen voor de vertegenwoordiging van de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger (SG/HV) in de Raad van bestuur. |
(10) |
Verordening (EG) nr. 1321/2004 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 1321/2004 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Aan artikel 2, lid 1, worden de volgende punten toegevoegd:
|
2) |
Artikel 3, leden 1 en 2, wordt vervangen door: „1. Vanaf het einde van de bestaansduur van de gemeenschappelijke onderneming Galileo, zoals omschreven in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 876/2002 en artikel 20 van de bijlage, is de Autoriteit eigenaar van alle materiële en immateriële activa die tijdens de gehele ontwikkelingsfase zijn gecreëerd of ontwikkeld, met inbegrip van de activa waarvan de gemeenschappelijke onderneming Galileo eigenaar was overeenkomstig artikel 6 van de bijlage bij bovengenoemde verordening en de activa die zijn gecreëerd of ontwikkeld door het Europees Ruimteagentschap en door de entiteiten die door dat agentschap of door de gemeenschappelijke onderneming Galileo met de activiteiten voor de ontwikkeling van het programma zijn belast. 2. De Autoriteit is eigenaar van alle materiële en immateriële activa die gedurende de stationeringsfase en de exploitatiefase door de concessiehouder, door diens subcontractanten of onder zijn controle gestelde ondernemingen dan wel door subcontractanten van die ondernemingen, zijn gecreëerd of ontwikkeld. 3. Het eigendomsrecht omvat alle intellectuele-eigendomsrechten in de zin van artikel 1, lid 1, van Verordening (EG) nr. 772/2004 van de Commissie van 27 april 2004 betreffende de toepassing van artikel 81, lid 3, van het Verdrag op groepen overeenkomsten inzake technologieoverdracht (7), alsook alle eigendomsrechten in de zin van artikel 2 van het Verdrag tot oprichting van de Wereldorganisatie voor de Intellectuele Eigendom van 14 juli 1967, en met name het recht op fabrieks- of handelsmerken. 4. Hoe de overdrachten van de materiële en immateriële activa waarvan de gemeenschappelijke onderneming Galileo eigenaar was overeenkomstig artikel 6 van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 876/2002, in hun werk gaan, wordt vastgesteld tijdens de ontbindingsprocedure bedoeld in artikel 21 van de bijlage bij de bovengenoemde verordening. 5. Overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 876/2002 kan in het akkoord tussen de Autoriteit en het Europees Ruimteagentschap worden geregeld dat het ESA het bij lid 1 aan de Autoriteit toegekende eigendomsrecht namens de Autoriteit uitoefent. 6. In de concessieovereenkomst kan worden geregeld dat de concessiehouder het bij lid 1 aan de Autoriteit toegekende eigendomsrecht namens de Autoriteit uitoefent. |
3) |
Artikel 3, lid 3, wordt hernummerd tot artikel 3, lid 7. |
4) |
Aan artikel 5, lid 2, wordt de volgende alinea toegevoegd: „Een vertegenwoordiger van de SG/HV en een vertegenwoordiger van het ESA wonen de vergaderingen van de Raad van bestuur als waarnemers bij.”. |
5) |
Artikel 10, lid 1, wordt vervangen door: „1. De Raad van bestuur richt een Comité voor de veiligheid en beveiliging van het systeem op. Het is samengesteld uit één vertegenwoordiger per lidstaat en één voor de Commissie, gekozen onder erkende beveiligingsdeskundigen. Een vertegenwoordiger van de SG/HV en een vertegenwoordiger van het ESA wonen de vergaderingen van het comité als waarnemers bij.”. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 12 december 2006.
Voor de Raad
De voorzitster
S. HUOVINEN
(1) Advies uitgebracht op 12 oktober 2006 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
(2) Advies uitgebracht op 26 oktober 2006 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
(3) PB L 138 van 28.5.2002, blz. 1.
(4) PB L 246 van 20.7.2004, blz. 1.
(5) PB L 123 van 27.4.2004, blz. 11.
(6) PB L 138 van 28.5.2002, blz. 1.”.
(7) PB L 123 van 27.4.2004, blz. 11.”.
22.12.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 367/21 |
VERORDENING (EG) Nr. 1943/2006 VAN DE RAAD
van 12 december 2006
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 876/2002 tot oprichting van de gemeenschappelijke onderneming Galileo
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 171,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement (1),
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De gemeenschappelijke onderneming Galileo is bij Verordening (EG) nr. 876/2002 (3) van 21 mei 2002 opgericht om de ontwikkelingsfase van het Galileo-programma tot een goed einde te brengen en de volgende fasen ervan voor te bereiden. |
(2) |
Verordening (EG) nr. 876/2002 bepaalt dat de gemeenschappelijke onderneming Galileo is opgericht voor een periode van vier jaar die overeenkomt met de duur van de ontwikkelingsfase. Deze periode bestreek volgens de oorspronkelijke planning de jaren van 2002 tot en met 2005. |
(3) |
Gezien de huidige stand van het Galileo-programma zal de ontwikkelingsfase evenwel niet voltooid zijn vóór eind 2008. De gemeenschappelijke onderneming Galileo na 2006 te laten voortbestaan, lijkt bovendien zinloos en kostbaar, daar de bij Verordening (EG) nr. 1321/2004 (4) van 12 juli 2004 ingestelde Toezichtautoriteit voor het Europees GNSS (5) in staat zal zijn alle huidige activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming Galileo in de loop van 2006 geleidelijk over te nemen en vervolgens tot een goed einde te brengen. |
(4) |
Wil de Toezichtautoriteit voor het Europees GNSS de activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming Galileo optimaal kunnen overnemen, dan is het evenwel wenselijk dat de twee structuren enkele maanden naast elkaar bestaan en dat de Toezichtautoriteit voor het Europees GNSS tijdens die periode nauw betrokken wordt bij de activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming Galileo. |
(5) |
Derhalve moet worden voorzien dat de gemeenschappelijke onderneming Galileo haar activiteiten stopzet op 31 december 2006. |
(6) |
Om de bij Verordening (EG) nr. 876/2002 vastgestelde statuten van de gemeenschappelijke onderneming Galileo, die enkele onjuiste of dubbelzinnige bepalingen bevatten, te corrigeren, moeten die statuten worden gewijzigd. |
(7) |
De toepasselijke wijzigingsprocedures zijn gevolgd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 876/2002. |
(8) |
Verordening (EG) nr. 876/2002 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
In de eerste alinea van artikel 1 van Verordening (EG) nr. 876/2002 wordt „voor een periode van vier jaar” vervangen door „tot en met 31 december 2006”.
Artikel 2
De statuten van de gemeenschappelijke onderneming Galileo in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 876/2002 worden als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 1, lid 4, wordt vervangen door: „4. Het kapitaal van de gemeenschappelijke onderneming bestaat uit de inbreng van haar leden. Inbreng in natura is mogelijk, maar de waarde en de dienstigheid ervan voor het bereiken van de doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming dienen te worden geëvalueerd. De oprichtende leden tekenen voor hun aandeel in de financiële bijdragen in ten belope van de in hun respectieve toezegging vermelde bedragen, namelijk 520 miljoen EUR voor de Europese Gemeenschap en 50 miljoen EUR voor het Europees Ruimteagentschap. Zij kunnen zo nodig aanvullende bijdragen inbrengen om de ontwikkelingsfase te financieren. Onmiddellijk nadat de Commissie de Raad van het resultaat van de aanbestedingsprocedure in kennis heeft gesteld, nodigt de Raad van bestuur de in lid 3, onder b), tweede streepje, bedoelde ondernemingen uit om in te tekenen. De ondernemingen moeten binnen één jaar intekenen voor een bedrag van 5 miljoen EUR. Dat bedrag wordt tot 250 000 EUR verlaagd voor ondernemingen die individueel of collectief op het kapitaal intekenen en die kunnen worden aangemerkt als kleine of middelgrote ondernemingen in de zin van de aanbeveling van de Commissie van 3 april 1996 betreffende de definitie van de kleine en middelgrote ondernemingen (6). De Raad van bestuur beslist welke bedragen van deze bijdragen moeten worden ingebracht in verhouding tot het aandeel in de financiële bijdragen waarvoor elk lid heeft ingetekend. Een lid van de gemeenschappelijke onderneming dat zijn verbintenis inzake inbreng in natura niet nakomt of het door hem verschuldigde bedrag niet binnen de voorgeschreven termijn stort, verliest in eerste instantie zijn stemrecht in de Raad van bestuur, waarvan vervolgens, na zes maanden, zijn lidmaatschap wordt ingetrokken totdat hij zijn verbintenis is nagekomen. De financiële verplichtingen van de gemeenschappelijke onderneming gaan haar beschikbare kapitaal niet te boven. |
2) |
In artikel 8, lid 1, onder b), wordt de tweede zin vervangen door de volgende zin: „Elk lid van de gemeenschappelijke onderneming beschikt over een aantal stemmen dat evenredig is met het aandeel van de bijdragen waarvoor het heeft ingetekend.”. |
3) |
Artikel 20 wordt vervangen door de volgende tekst: „Artikel 20 De gemeenschappelijke onderneming wordt opgericht voor een periode die begint op 28 mei 2002 en eindigt op 31 december 2006.”. |
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 12 december 2006.
Voor de Raad
De voorzitster
S. HUOVINEN
(1) Advies uitgebracht op 24 oktober 2006 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
(2) Advies uitgebracht op 12 oktober 2006 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
(3) PB L 138 van 28.5.2002, blz. 1.
(4) PB L 246 van 20.7.2004, blz. 1.
(5) GNSS: Wereldwijd Satellietnavigatiesysteem (Global Navigation Satellite System).
(6) PB L 107 van 30.4.1996, blz. 4.”.
22.12.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 367/23 |
VERORDENING (EG) Nr. 1944/2006 VAN DE RAAD
van 19 december 2006
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1698/2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37 en artikel 299, lid 2,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement (1),
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),
Na raadpleging van het Comité van de Regio's,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij artikel 69, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (3) zijn de jaarlijkse kredieten voor de structuuruitgaven van de Gemeenschap in elke lidstaat gemaximeerd en bij artikel 70, leden 3 en 4, van die verordening zijn de percentages voor de bijdrage uit het ELFPO vastgesteld. |
(2) |
Volgens het in december 2005 door de Europese Raad overeengekomen financiële kader voor de periode 2007-2013 worden de jaarlijkse kredieten voor de structuuruitgaven van de Gemeenschap gemaximeerd op niveaus die verschillen van het bij artikel 69, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1698/2005 vastgestelde maximum en waarbij per afzonderlijke betrokken lidstaat moet worden bepaald welk van die niveaus van toepassing is. |
(3) |
Eveneens volgens het genoemde financiële kader voor de periode 2007-2013 wordt aan Portugal een bedrag van 320 miljoen EUR toegewezen dat niet afhankelijk mag worden gesteld van nationale medefinanciering overeenkomstig artikel 70, leden 3 en 4, van Verordening (EG) nr. 1698/2005. |
(4) |
Verordening (EG) nr. 1698/2005 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 1698/2005 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In artikel 69 wordt lid 6 vervangen door: „6. De Commissie ziet erop toe dat voor een lidstaat de jaarlijkse toewijzing uit het van de afdeling Oriëntatie van het EOGFL afkomstige deel van de ELFPO-middelen overeenkomstig de onderhavige verordening, de jaarlijkse toewijzingen uit het EFRO, het ESF en het Cohesiefonds overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1083/2006 van 11 juli 2006 houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds (4), met inbegrip van de bijdrage uit het EFRO overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1638/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 2006 houdende algemene bepalingen tot invoering van een Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument (5) en Verordening (EG) nr. 1085/2006 van de Raad van 17 juli 2006 tot invoering van een instrument voor pretoetredingssteun (IPA (6), en van het Europees Visserijfonds overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad van 27 juli 2006 inzake het Europees Visserijfonds (7), in totaal niet meer bedragen dan de volgende grenzen:
De Commissie baseert haar berekeningen van het BBP op de in april 2005 bekendgemaakte statistieken. De individuele nationale percentages van de groei van het BBP zoals deze voor de periode 2007-2013 zijn aangegeven in de prognoses die de Commissie in april 2005 heeft opgesteld, worden voor elke lidstaat afzonderlijk toegepast. Indien in 2010 blijkt dat het voor de jaren 2007-2009 gecumuleerde BBP van een lidstaat meer dan 5 % naar boven of naar beneden verschilt van het overeenkomstig de tweede alinea geschatte gecumuleerde BBP, ook als dat het gevolg is van wisselkoersschommelingen, worden de overeenkomstig de eerste alinea voor die periode aan die lidstaat toegewezen bedragen dienovereenkomstig aangepast. Het totale netto-effect van deze aanpassingen, ongeacht of het positief dan wel negatief is, mag niet meer bedragen dan 3 000 miljoen EUR. Indien het netto-effect positief is, worden de totale extra middelen hoe dan ook beperkt tot het niveau van de onderbesteding ten opzichte van de maximumbedragen die beschikbaar zijn voor vastleggingen uit de structuurfondsen en het Cohesiefonds voor de jaren 2007-2010. De uiteindelijke aanpassingen worden in gelijke delen over de jaren 2011-2013 gespreid. Om de waarde van de Poolse zloty in de referentieperiode te weerspiegelen, wordt het resultaat van de toepassing van de in de eerste alinea vermelde percentages voor Polen voor de periode tot en met het in de derde alinea bedoelde onderzoek vermenigvuldigd met de coëfficiënt 1,04. |
2) |
In artikel 70 wordt het volgende lid ingevoegd: „4 bis. Voor Portugal mag voor een bedrag van 320 miljoen EUR het bepaalde in de leden 3 en 4 niet worden toegepast.”. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 19 december 2006.
Voor de Raad
De voorzitter
J. KORKEAOJA
(1) Advies uitgebracht op 14 november 2006 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
(2) Advies uitgebracht op 13 december 2006 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad). Advies uitgebracht na niet-verplichte raadpleging.
(3) PB L 277 van 21.10.2005, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1463/2006 (PB L 277 van 9.10.2006, blz. 1).
(4) PB L 210 van 31.7.2006, blz. 25.
(5) PB L 310 van 9.11.2006, blz. 1.
(6) PB L 210 van 31.7.2006, blz. 82.
(7) PB L 223 van 15.8.2006, blz. 1.”.
22.12.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 367/25 |
VERORDENING (EG, EURATOM) Nr. 1945/2006 VAN DE RAAD
van 11 december 2006
tot wijziging van Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 495/77 tot vaststelling van de categorieën van begunstigden, de voorwaarden voor toekenning en de hoogte van de toeslagen die kunnen worden toegekend aan ambtenaren die regelmatig wachtdiensten verrichten
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen, vastgesteld bij Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 (1), en met name artikel 56 ter, tweede lid,
Gezien het voorstel van de Commissie dat na overleg met het Comité voor het Statuut is ingediend,
Overwegende dat Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 495/77 van de Raad (2) dient te worden gewijzigd volgens de veranderende behoefte aan regelmatige wachtdiensten binnen de Europese instellingen,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EGKS, EEG, Euratom) nr. 495/77 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In artikel 1, lid 1, wordt de eerste alinea vervangen door: „Een ambtenaar
heeft recht op een toeslag indien van hem regelmatig wachtdiensten worden verwacht overeenkomstig artikel 56 ter van het Statuut.”. |
2) |
Artikel 3 wordt vervangen door: „Artikel 3 Elk jaar in april dient de Commissie bij de Raad een verslag in over het aantal ambtenaren en personeelsleden in elke categorie dat de toeslag als bedoeld in deze verordening heeft ontvangen, waarbij speciaal wordt vermeld indien de toeslag is toegekend krachtens de bepalingen van artikel 1, lid 1, tweede alinea.”. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 11 december 2006.
Voor de Raad
De voorzitter
E. TUOMIOJA
(1) PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 31/2005 (PB L 8 van 12.1.2005, blz. 1).
(2) PB L 66 van 12.3.1977, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 859/2004 (PB L 161 van 30.4.2004, blz. 23).
22.12.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 367/26 |
VERORDENING (EG) Nr. 1946/2006 VAN DE COMMISSIE
van 21 december 2006
tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 22 december 2006.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 21 december 2006.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 386/2005 (PB L 62 van 9.3.2005, blz. 3).
BIJLAGE
bij de verordening van de Commissie van 21 december 2006 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
052 |
96,6 |
204 |
78,8 |
|
999 |
87,7 |
|
0707 00 05 |
052 |
167,2 |
204 |
61,5 |
|
628 |
155,5 |
|
999 |
128,1 |
|
0709 90 70 |
052 |
133,2 |
204 |
56,3 |
|
999 |
94,8 |
|
0805 10 20 |
052 |
71,2 |
204 |
58,8 |
|
220 |
53,3 |
|
388 |
72,9 |
|
999 |
64,1 |
|
0805 20 10 |
204 |
66,3 |
999 |
66,3 |
|
0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90 |
052 |
65,1 |
204 |
135,9 |
|
624 |
72,2 |
|
999 |
91,1 |
|
0805 50 10 |
052 |
56,4 |
528 |
35,5 |
|
999 |
46,0 |
|
0808 10 80 |
388 |
120,0 |
400 |
88,9 |
|
404 |
92,9 |
|
512 |
57,4 |
|
720 |
81,8 |
|
999 |
88,2 |
|
0808 20 50 |
400 |
100,9 |
720 |
51,1 |
|
999 |
76,0 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 750/2005 van de Commissie (PB L 126 van 19.5.2005, blz. 12). De code „999” staat voor „andere oorsprong”.
22.12.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 367/28 |
VERORDENING (EG) Nr. 1947/2006 VAN DE COMMISSIE
van 21 december 2006
tot vaststelling van de restituties bij uitvoer van witte en ruwe suiker in onveranderde vorm
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad van 20 februari 2006 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), en met name op artikel 33, lid 2, tweede alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In artikel 32 van Verordening (EG) nr. 318/2006 is bepaald dat het verschil tussen de prijzen voor de in artikel 1, lid 1, onder b), van die verordening bedoelde producten op de wereldmarkt en op de interne markt mag worden overbrugd door een restitutie bij uitvoer. |
(2) |
Gezien de huidige situatie op de suikermarkt moeten derhalve uitvoerrestituties worden vastgesteld overeenkomstig de voorschriften en bepaalde criteria van de artikelen 32 en 33 van Verordening (EG) nr. 318/2006. |
(3) |
In artikel 33, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 318/2006 is bepaald dat de restitutie naar gelang van de bestemming kan variëren indien dat gezien de situatie op de wereldmarkt of de specifieke vereisten van bepaalde markten noodzakelijk is. |
(4) |
Alleen voor producten die tot het vrije verkeer in de Gemeenschap zijn toegelaten en voldoen aan de vereisten van Verordening (EG) nr. 318/2006, mogen restituties worden verleend. |
(5) |
De in het kader van de Europaovereenkomsten tussen de Europese Gemeenschap en Roemenië en Bulgarije gevoerde onderhandelingen beogen met name de liberalisering van de handel in producten die onder de gemeenschappelijke marktordening voor de betrokken sector vallen. De uitvoerrestituties voor die twee landen moeten derhalve worden afgeschaft. |
(6) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor suiker, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 32 van Verordening (EG) nr. 318/2006 bedoelde restituties worden verleend voor de producten en met toepassing van de bedragen die zijn vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 22 december 2006.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 21 december 2006.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1585/2006 van de Commissie (PB L 294 van 25.10.2006, blz. 19).
BIJLAGE
Met ingang van 22 december 2006 geldende restituties bij uitvoer van witte en ruwe suiker in onveranderde vorm (1)
GN-code |
Bestemming |
Meeteenheid |
Restitutiebedrag |
|||
1701 11 90 9100 |
S00 |
EUR/100 kg |
17,79 (2) |
|||
1701 11 90 9910 |
S00 |
EUR/100 kg |
17,79 (2) |
|||
1701 12 90 9100 |
S00 |
EUR/100 kg |
17,79 (2) |
|||
1701 12 90 9910 |
S00 |
EUR/100 kg |
17,79 (2) |
|||
1701 91 00 9000 |
S00 |
EUR/1 % sacharose × 100 kg nettoproduct |
0,1934 |
|||
1701 99 10 9100 |
S00 |
EUR/100 kg |
19,34 |
|||
1701 99 10 9910 |
S00 |
EUR/100 kg |
19,34 |
|||
1701 99 10 9950 |
S00 |
EUR/100 kg |
19,34 |
|||
1701 99 90 9100 |
S00 |
EUR/1 % sacharose × 100 kg nettoproduct |
0,1934 |
|||
NB: De bestemmingen zijn als volgt vastgesteld:
|
(1) De in deze bijlage vastgestelde restituties zijn niet van toepassing met ingang van 1 februari 2005 overeenkomstig Besluit 2005/45/EG van de Raad van 22 december 2004 betreffende het sluiten en de voorlopige toepassing van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat tot wijziging van de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972, wat de bepalingen betreffende verwerkte landbouwproducten betreft (PB L 23 van 26.1.2005, blz. 17).
(2) Dit bedrag geldt voor ruwe suiker met een rendement van 92 %. Indien het rendement van de geëxporteerde ruwe suiker afwijkt van 92 %, wordt het bedrag van de toe te passen restitutie voor elke betrokken uitvoertransactie vermenigvuldigd met een omrekeningsfactor die wordt verkregen door het overeenkomstig bijlage I, punt III, punt 3, van Verordening (EG) nr. 318/2006 berekende rendement van de geëxporteerde ruwe suiker te delen door 92.
22.12.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 367/30 |
VERORDENING (EG) Nr. 1948/2006 VAN DE COMMISSIE
van 21 december 2006
tot vaststelling van de restituties bij uitvoer van stropen en bepaalde andere producten van de suikersector in ongewijzigde staat
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad van 20 februari 2006 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), en met name op artikel 33, lid 2, tweede alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In artikel 32 van Verordening (EG) nr. 318/2006 is bepaald dat het verschil tussen de prijzen voor de in artikel 1, lid 1, onder c), d) en g), van die verordening bedoelde producten op de wereldmarkt en op de interne markt mag worden overbrugd door een restitutie bij uitvoer. |
(2) |
Gezien de huidige situatie op de suikermarkt moeten derhalve uitvoerrestituties worden vastgesteld overeenkomstig de regels en bepaalde criteria van de artikelen 32 en 33 van Verordening (EG) nr. 318/2006. |
(3) |
In artikel 33, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 318/2006 is bepaald dat de restitutie naar gelang van de bestemming kan variëren indien dat gezien de situatie op de wereldmarkt of de specifieke vereisten van bepaalde markten noodzakelijk is. |
(4) |
Er mogen alleen restituties worden verleend voor producten die tot het vrije verkeer in de Gemeenschap zijn toegelaten en voldoen aan de vereisten van Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006 wat de handel met derde landen in de suikersector betreft (2). |
(5) |
De in het kader van de Europaovereenkomsten tussen de Europese Gemeenschap en Roemenië en Bulgarije gevoerde onderhandelingen beogen met name de liberalisering van de handel in producten die onder de gemeenschappelijke marktordening voor de betrokken sector vallen. De uitvoerrestituties voor die twee landen moeten derhalve worden afgeschaft. |
(6) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor suiker, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. De in artikel 32 van Verordening (EG) nr. 318/2006 bedoelde uitvoerrestituties worden toegekend voor de producten en met toepassing van de bedragen die zijn vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening, op voorwaarde dat aan het bepaalde in lid 2 van het onderhavige artikel wordt voldaan.
2. Alleen producten die voldoen aan de desbetreffende vereisten van de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 951/2006 komen in aanmerking voor de in lid 1 van de onderhavige verordening bedoelde restituties.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 22 december 2006.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 21 december 2006.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1585/2006 van de Commissie (PB L 294 van 25.10.2006, blz. 19).
(2) PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24.
BIJLAGE
Met ingang van 22 december 2006 geldende restituties bij uitvoer van stropen en bepaalde andere producten van de suikersector in onveranderde vorm (1)
GN-code |
Bestemming |
Meeteenheid |
Restitutiebedrag |
|||
1702 40 10 9100 |
S00 |
EUR/100 kg droge stof |
19,34 |
|||
1702 60 10 9000 |
S00 |
EUR/100 kg droge stof |
19,34 |
|||
1702 60 95 9000 |
S00 |
EUR/1 % sacharose × 100 kg nettoproduct |
0,1934 |
|||
1702 90 30 9000 |
S00 |
EUR/100 kg droge stof |
19,34 |
|||
1702 90 60 9000 |
S00 |
EUR/1 % sacharose × 100 kg nettoproduct |
0,1934 |
|||
1702 90 71 9000 |
S00 |
EUR/1 % sacharose × 100 kg nettoproduct |
0,1934 |
|||
1702 90 99 9900 |
S00 |
EUR/1 % sacharose × 100 kg nettoproduct |
0,1934 (2) |
|||
2106 90 30 9000 |
S00 |
EUR/100 kg droge stof |
19,34 |
|||
2106 90 59 9000 |
S00 |
EUR/1 % sacharose × 100 kg nettoproduct |
0,1934 |
|||
NB: De bestemmingen zijn als volgt vastgesteld:
|
(1) De in deze bijlage vastgestelde restituties zijn niet van toepassing met ingang van 1 februari 2005 overeenkomstig Besluit 2005/45/EG van de Raad van 22 december 2004 betreffende het sluiten en de voorlopige toepassing van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat tot wijziging van de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972, wat de bepalingen betreffende verwerkte landbouwproducten betreft (PB L 23 van 26.1.2005, blz. 17).
(2) Het basisbedrag is niet van toepassing op het in de bijlage, punt 2, van Verordening (EEG) nr. 3513/92 van de Commissie (PB L 355 van 5.12.1992, blz. 12) bedoelde product.
22.12.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 367/32 |
VERORDENING (EG) Nr. 1949/2006 VAN DE COMMISSIE
van 21 december 2006
tot vaststelling van de maximumrestitutie bij uitvoer van witte suiker in het kader van de in Verordening (EG) nr. 958/2006 bedoelde permanente inschrijving
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad van 20 februari 2006 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), en met name op artikel 33, lid 2, tweede alinea en derde alinea, onder b),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens Verordening (EG) nr. 958/2006 van de Commissie van 28 juni 2006 betreffende een permanente inschrijving voor de vaststelling van restituties bij uitvoer van witte suiker voor het verkoopseizoen 2006/2007 (2) moeten deelinschrijvingen worden gehouden. |
(2) |
Op grond van artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 958/2006 en op grond van het onderzoek van de biedingen voor de op 21 december 2006 verstrijkende deelinschrijving, dient de maximumrestitutie bij uitvoer in het kader van die deelinschrijving te worden vastgesteld. |
(3) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor suiker, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De maximumrestitutie bij uitvoer van het in artikel 1, lid 1, van Verordening (EG) nr. 958/2006 bedoelde product wordt voor de op 21 december 2006 verstrijkende deelinschrijving vastgesteld op 29,338 EUR/100 kg.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 22 december 2006.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 21 december 2006.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1585/2006 van de Commissie (PB L 294 van 25.10.2006, blz. 19).
(2) PB L 175 van 29.6.2006, blz. 49.
22.12.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 367/33 |
VERORDENING (EG) Nr. 1950/2006 VAN DE COMMISSIE
van 13 december 2006
tot vaststelling, overeenkomstig Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik van een lijst van stoffen die essentieel zijn voor de behandeling van paardachtigen
(Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (1), en met name op artikel 10, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Een geneesmiddel mag in een lidstaat slechts in de handel worden gebracht wanneer door de bevoegde instantie van de lidstaat een vergunning voor het in de handel brengen is afgegeven overeenkomstig Richtlijn 2001/82/EG of Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 tot vaststelling van communautaire procedures voor het verlenen van vergunningen en het toezicht op geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik en tot oprichting van een Europees Geneesmiddelenbureau (2). |
(2) |
Voor geneesmiddelen voor dieren die voor de productie van levensmiddelen bestemd zijn, waaronder paardachtigen, kan alleen een vergunning worden verleend wanneer wordt gewaarborgd dat eventuele residuen van die geneesmiddelen in deze levensmiddelen onschadelijk zijn voor de consument overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad van 26 juni 1990 houdende een communautaire procedure tot vaststelling van maximumwaarden voor residuen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in levensmiddelen van dierlijke oorsprong (3). |
(3) |
Om de redenen die zijn uiteengezet in de mededeling van de Commissie aan de Raad en aan het Europees Parlement „Beschikbaarheid van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik” (4), vermindert het aantal toegelaten geneesmiddelen, vooral voor voedselproducerende dieren, geleidelijk. |
(4) |
Daarom zijn er maatregelen noodzakelijk om duurzaam meer diergeneesmiddelen ter beschikking te stellen, teneinde te beantwoorden aan de behoeften op het gebied van gezondheid en welzijn van voedselproducerende dieren, waaronder paardachtigen, zonder het hoge niveau van consumentenbescherming in het geding te brengen. |
(5) |
Bij wijze van afwijking overeenkomstig Richtlijn 2001/82/EG, mogen aan voor de slacht voor menselijke consumptie bestemde paardachtigen stoffen worden toegediend die essentieel zijn voor hun behandeling, hierna „essentiële stoffen” te noemen, waarvoor de wachttijd ten minste zes maanden bedraagt. |
(6) |
Met het oog op die afwijking moet de lijst van essentiële stoffen worden vastgesteld. In die lijst mag een stof slechts worden opgenomen in het uitzonderlijke geval waarin er geen bevredigende alternatieve behandeling voor een therapeutische indicatie is toegestaan en waarin de aandoening, bij uitblijven van een behandeling, onnodig lijden van het dier met zich mee zou brengen. |
(7) |
Voor specifieke ziekteverschijnselen of zoötechnische doeleinden kan een keuze uit verschillende stoffen noodzakelijk zijn, afhankelijk van de eisen in verband met de leeftijd of het gebruik van de paardachtigen. |
(8) |
Aangezien op grond van Richtlijn 2001/82/EG de stoffen genoemd in de bijlagen I, II en III bij Verordening (EEG) nr. 2377/90 die niet zijn toegestaan in voor paardachtigen bedoelde producten, in bepaalde omstandigheden voor paardachtigen kunnen worden gebruikt, moeten deze stoffen niet in de lijst van essentiële stoffen worden opgenomen. Evenmin moeten de in bijlage IV bij Verordening (EEG) nr. 2377/90 genoemde stoffen in de lijst worden opgenomen. Daarom moet worden uitgesloten dat de stoffen die zijn opgenomen in de bijlagen I tot en met IV bij Verordening (EEG) nr. 2377/90 als essentiële stof voor de doeleinden van deze verordening worden gebruikt. |
(9) |
Er moet worden gezorgd voor adequaat toezicht op paardachtigen die met essentiële stoffen zijn behandeld. Daarom moeten de controlemechanismen die zijn neergelegd in Beschikking 93/623/EEG van de Commissie van 20 oktober 1993 tot vaststelling van het identificatiedocument (paspoort) dat geregistreerde paardachtigen moet vergezellen (5) en Beschikking 2000/68/EG van de Commissie van 22 december 1999 houdende wijziging van Beschikking 93/623/EEG en tot vaststelling van de identificatievoorschriften voor als fok- en gebruiksdier gehouden paardachtigen (6) ter bescherming van de consumentengezondheid, van toepassing zijn. |
(10) |
Elke wijziging van de lijst van essentiële stoffen moet worden onderworpen aan een geharmoniseerde wetenschappelijke beoordeling door het bij Verordening (EG) nr. 726/2004 opgerichte Europees Geneesmiddelenbureau. Bovendien moeten de lidstaten en de beroepsorganisaties van dierenartsen die om een wijziging in die lijst hebben verzocht, hun verzoek voorzien van een deugdelijke motivatie en relevante wetenschappelijke gegevens. |
(11) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De lijst van stoffen die essentieel zijn voor de behandeling van paardachtigen, hierna „essentiële stoffen” genoemd, die in afwijking van artikel 11 van Richtlijn 2001/82/EG van toepassing is, is in de bijlage bij deze verordening opgenomen.
Artikel 2
Essentiële stoffen mogen worden gebruikt voor de in de bijlage vermelde specifieke ziekteverschijnselen, behandelingsbehoeften of zoötechnische doeleinden, wanneer geen van de voor paardachtigen toegelaten of in artikel 11 van Richtlijn 2001/82/EG bedoelde geneesmiddelen even doeltreffend zouden zijn voor de behandeling van het dier, het voorkomen van onnodig lijden van het dier of de bescherming van de gezondheid van degenen die het dier behandelen.
Voor de toepassing van de eerste alinea worden de in de bijlage opgenomen alternatieven in aanmerking genomen.
Artikel 3
1. Essentiële stoffen mogen slechts worden gebruikt overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Richtlijn 2001/82/EG.
2. De bijzonderheden van een behandeling met essentiële stoffen moeten worden bijgehouden overeenkomstig de instructies van hoofdstuk IX van het identificatiedocument voor paardachtigen zoals voorgeschreven in de Beschikkingen 93/623/EEG en 2000/68/EG.
Artikel 4
Stoffen die zijn opgenomen in een van de lijsten in de bijlagen I tot en met IV bij Verordening (EEG) nr. 2377/90, of waarvan het gebruik voor paardachtigen door de Gemeenschapswetgeving is verboden, worden niet meer gebruikt als essentiële stof voor de toepassing van deze verordening.
Artikel 5
1. Het Europees Geneesmiddelenbureau zorgt op verzoek van de Commissie dat het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik elke ontwerp-wijziging van de lijst in de bijlage aan een wetenschappelijke beoordeling onderwerpt.
Binnen 210 dagen na de ontvangst van het verzoek verstrekt het Europees Geneesmiddelenbureau de Commissie een advies over de wetenschappelijke noodzaak van de wijziging.
Indien nodig wordt ook de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid geraadpleegd.
2. Wanneer lidstaten of beroepsorganisaties van dierenartsen de Commissie verzoeken om de lijst in de bijlage te wijzigen, voorzien zij hun verzoek van een deugdelijke motivatie en relevante wetenschappelijke gegevens.
Artikel 6
Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 13 december 2006.
Voor de Commissie
Günter VERHEUGEN
Vicevoorzitter
(1) PB L 311 van 28.11.2001, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/28/EG (PB L 136 van 30.4.2004, blz. 58).
(2) PB L 136 van 30.4.2004, blz. 1.
(3) PB L 224 van 18.8.1990, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1451/2006 van de Commissie (PB L 271 van 30.9.2006, blz. 37).
(4) COM(2000) 806 def. van 5 december 2000.
(5) PB L 298 van 3.12.1993, blz. 45.
(6) PB L 23 van 28.1.2000, blz. 72.
BIJLAGE
Lijst van stoffen die essentieel zijn voor de behandeling van paardachtigen
De wachttijd voor elke stof op de volgende lijst bedraagt zes maanden.
Indicatie |
Werkzame stof |
Rechtvaardiging en toelichting van gebruik |
||
Anesthetica, analgetica en stoffen, gebruikt in combinatie met anesthetica |
||||
|
Acepromazine |
Doel: Premedicatie voorafgaand aan algemene anesthesie, lichte sedatie. Alternatieven: Detomidine, romfidine, xylazine, diazepam, midazolam. Specifieke voordelen: Van acepromazine is herhaaldelijk aangetoond dat het het overlijdensrisico als gevolg van anesthesie verkleint. Werkingswijze (op het limbisch systeem) en unieke sedatiekwaliteit kan niet worden bereikt met sedatiemiddelen in de vorm van alfa-2-agonisten (detomidine, romifidine en xylazine) of benzodiazepinen (diazepam, midazolam). |
||
Atipamezol |
Doel: Alfa-2-adrenoceptor-antagonist die wordt gebruikt om de werking van alfa-2-agonisten op te heffen. Alternatieven: Niet bekend Specifieke voordelen: Enige behandeling voor overgevoelige dieren en bij overdosis. Urgentiegeneeskunde. Specifiek gebruikt bij ademhalingsdepressie. |
|||
Diazepam |
Doel: Premedicatie en inductie van anesthesie. Lichte tranquilisatie door middel van benzodiazepine met minimale cardiovasculaire en respiratoire bijwerkingen. Anticonvulsivum, essentieel voor de behandeling van aanvallen. Alternatieven: Acepromazine, detomidine, romfidine, xylazine, midazolam, primidon, fenytoïne. Specifieke voordelen: Volgens de moderne geneeskundige normen een essentieel bestanddeel van anesthetische inductieprotocollen waarmee zeer veel ervaring met paardachtigen is opgedaan. Wordt gebruikt met ketamine voor het inleiden van anesthesie; zorgt voor essentiële ontspanning waardoor inductie en intubatie wordt vergemakkelijkt. Werkingswijze (ageert op de GABA-receptor) en unieke tranquilisatie zonder cardiorespiratoire depressie kan niet worden bewerkstelligd door sederende middelen in de vorm van alfa-2-agonisten (detomidine, romifidine en xylazine) of acepromazine. |
|||
Midazolam |
Doel: Premedicatie en inductie van anesthesie. Lichte tranquilisatie door middel van benzodiazepine met minimale cardiovasculaire en respiratoire bijwerkingen. Anticonvulsivum voor de behandeling van aanvallen, vooral bij volwassen paarden met tetanus. Alternatieven: Acepromazine, detomidine, romfidine, xylazine, diazepam, primidon, fenytoïne. Specifieke voordelen: Vergelijkbaar met diazepam maar oplosbaar in water en daarom geschikt voor intraveneuze injectie en essentieel voor intraveneus infuus in combinatie met anesthetica. Kortere werking dan diazepam. Meer geschikt voor veulens dan diazepam. Anticonvulsivum voor de behandeling van aanvallen, vooral bij volwassen paarden met tetanus. Gezien de oplosbaarheid in water meer geschikt voor meerdaags gebruik dan diazepam. Gebruikt met ketamine voor het inleiden van anesthesie; zorgt voor essentiële ontspanning waardoor inductie en intubatie wordt vergemakkelijkt. Werkingswijze (ageert op de GABA-receptor) en unieke tranquilisatie zonder cardiorespiratoire depressie kan niet worden bewerkstelligd door sederende middelen in de vorm van alfa-2-agonisten (detomidine, romifidine en xylazine) of acepromazine. |
|||
Naloxon |
Doel: Opioïde-antidotum, urgentiegeneeskunde. Alternatieven: Niet bekend. Specifieke voordelen: Geen alternatieven beschikbaar. |
|||
Propofol |
Doel: Intraveneus anestheticum. Inductie van anesthesie bij veulens. Alternatieven: Inhalatie-anesthetica zoals sevofluraan of isofluraan. Specifieke voordelen: Snel afbrekend, injecteerbaar anestheticum. Uit recente rapporten blijkt een aanzienlijke verbetering van de cardiovasculaire stabiliteit en kwaliteit van herstel na inhalatie-anesthesie. |
|||
Sarmazenil |
Doel: Benzodiazepine-antagonist. Alternatieven: Flumazenil. Specifieke voordelen: Zuivere opheffing van benzodiazepine-sedatie die noodzakelijk is na infuus bij totale intraveneuze anesthesie. Ruimere klinische ervaring met sarmazenil dan met andere potentiële essentiële stoffen. |
|||
Tiletamine |
Doel: Dissociatief anestheticum, vergelijkbaar met ketamine, vooral gebruikt voor anesthesie in het veld. Gebruikt in combinatie met zolazepam. Alternatieven: Ketamine. Specifieke voordelen: Het gebruik in combinatie met zolazepam is onontbeerlijk wanneer inhalatie-anesthesie niet mogelijk is, zoals bij anesthesie in het veld. De combinatie is ook essentieel wanneer anesthesie met ketaminecombinaties een te korte werking heeft. Typische toepassingen zijn castratie, laryngotomie, verwijderen van beenvlies, wegsnijden van cysten of gezwellen, behandeling van schedelfracturen, aanbrengen van gipsverbanden en behandeling van navelbreuken. |
|||
Zolazepam |
Doel: Dissociatief anestheticum, vergelijkbaar met ketamine, vooral gebruikt voor anesthesie in het veld. Gebruikt in combinatie met tiletamine. Alternatieven: Ketamine. Specifieke voordelen: Kalmeringsmiddel behorend tot de benzodiazepinen, dat langer werkt dan diazepam of midazolam. Het gebruik in combinatie met tiletamine is onontbeerlijk wanneer inhalatie-anesthesie niet mogelijk is, zoals bij anesthesie in het veld. De combinatie is onontbeerlijk wanneer anesthesie met ketaminecombinaties te kort duurt. Typische toepassingen zijn castratie, laryngotomie, verwijderen van beenvlies, wegsnijden van cysten of gezwellen, behandeling van schedelfracturen, aanbrengen van gipsverbanden en behandeling van navelbreuken. |
|||
|
Dobutamine |
Doel: Behandeling van lage bloeddruk tijdens anesthesie. Alternatieven: Dopamine Specifieke voordelen: Positief-inotrope therapie, waarschijnlijk meer gebruikt dan dopamine maar voorkeuren verschillen. Paarden krijgen gewoonlijk lage bloeddruk bij anesthesie, en er is aangetoond dat handhaving van de normale bloeddruk de incidentie van ernstige postoperatieve rhabdomyolysis vermindert. Dobutamine is onmisbaar bij volatiele anesthesie bij paarden. |
||
Dopamine |
Doel: Behandeling van lage bloeddruk tijdens anesthesie. Alternatieven: Dobutamine. Specifieke voordelen: Dopamine is noodzakelijk voor paarden die niet reageren op dobutamine. Voor veulens geniet dopamine de voorkeur boven dobutamine. Bovendien noodzakelijk voor de behandeling van gevallen van intraoperatieve bradydysritmie met resistentie tegen atropine. |
|||
Efedrine |
Doel: Behandeling van lage bloeddruk tijdens anesthesie. Alternatieven: Dopamine, dobutamine. Specifieke voordelen: Noodzakelijk wanneer dopamine en dobutamine niet werkzaam zijn. Een uniek sympathomimetisch agens dat qua structuur te vergelijken is met adrenaline. Het is onmogelijk om gebruik te maken van de werking van catecholamines op specifieke receptoren in het lichaam bij paardachtigen zonder een aantal catecholamines toe te passen, die elk actief zijn bij een ander receptorprofiel. Efedrine veroorzaakt afgifte van noradrenaline aan de uiteinde van de zenuwen en hierdoor een toename van de contra-utiliteit van het hart en een verminderde daling van de bloeddruk; wordt gebruikt wanneer dobutamine en dopamine niet werkzaam zijn. Efedrine werkt minuten- tot urenlang en is werkzaam na een enkele intraveneuze injectie, terwijl dobutamine en dopamine slechts enkele seconden of minuten werken en per infuus moeten worden toegediend. |
|||
Glycopyrrolaat |
Doel: Voorkoming van bradycardie. Anticholinergisch. Anticholinergica vormen een fundamentele behandeling voor de voorkoming van parasympathische effecten zoals bradycardie, en worden routinematig gebruikt bij operaties aan ogen en luchtwegen. Alternatieven: Atropine. Specifieke voordelen: Glycopyrrolaat heeft een beperkte centrale werking en is geschikter voor paarden bij bewustzijn (voor en na anesthesie) dan atropine. |
|||
Noradrenaline (norepinefrine) |
Doel: Cardiovasculaire collaps. Infuus voor de behandeling van een cardiovasculaire collaps bij veulens. Alternatieven: Niet bekend. Specifieke voordelen: Het catecholamine receptorprofiel van het dier reageert precies op geneesmiddelen die op verschillende plaatsen ageren. Daarom wordt een reeks catecholamines die min of meer exclusief op verschillende typen van adrenergische receptoren ageren, gebruikt om een nauwkeurig effect te sorteren. Noradrenaline ageert hoofdzakelijk op alfa-1 receptoren; het vernauwt de arteriola's en verhoogt hierdoor de bloeddruk en houdt de centrale circulatie in stand. Bij veulens is noradrenaline doorgaans de enige werkzame catecholamine tegen lage bloeddruk. |
|||
|
Buprenorfine |
Doel: Analgesie, toegepast in combinatie met sedativa ter kalmering. Alternatieven: Butorfanol, fentanyl, morfine en pethidine. Specifieke voordelen: Opioïde analgeticum, partiële mu-agonist. Werking van mu-receptor bewerkstelligt betere analgesie dan tot de kappa-agonisten behorende opioïden zoals butorfanol. Langwerkend analgeticum. Is als partiële agonist weinig verslavend en veroorzaakt weinig respiratoire depressie. Aangezien lang- en kortwerkende opioïden verschillende indicaties hebben, is er behoefte aan keuze uit meer dan een werkzame stof. |
||
Fentanyl |
Doel: Analgesie. Alternatieven: Butorfanol, buprenorfine, morfine en pethidine. Specifieke voordelen: Opioïde analgeticum, mu-agonist. Werking van mu-receptor bewerkstelligt betere analgesie dan tot de kappa-agonisten behorende opioïden zoals butorfanol. Zeer kortwerkend als gevolg van snel metabolisme en snelle excretie. Fentanyl is als enig voor paarden gebruikt opioïdum geschikt voor toediening door middel van infuus en pleisters. Zeer doeltreffend voor pijnbestrijding. |
|||
Morfine |
Doel: Analgesie. Alternatieven: Butorfanol, buprenorfine, pethidine en fentanyl. Specifieke voordelen: Opioïde analgeticum, zuivere mu-agonist. Werking van mu-receptor bewerkstelligt de beste analgesie. Wordt gebruikt in combinatie met sedativa ter kalmering en voor epidurale anesthesie. Middellang werkend analgeticum. Morfine is de opioïde agonist van het mu-type met de beste oplosbaarheid voor epidurale toediening. Het zorgt voor langdurige analgesie met weinig systemische effecten bij deze toedieningswijze. Deze techniek wordt algemeen toegepast in de moderne diergeneeskunde voor de bestrijding van ernstige peri-operatieve en chronische pijn. |
|||
Pethidine |
Doel: Analgesie. Alternatieven: Butorfanol, buprenorfine, morfine en fentanyl. Specifieke voordelen: Opioïde analgeticum, mu-agonist; ongeveer tien keer minder sterk dan morfine. Kortwerkend opioïdum dat bewezen heeft doeltreffend te zijn tegen spasmodische koliek bij paarden. Het enige opioïdum met spasmolytische (krampstillende) eigenschappen. Meer sedatie en minder kans op opwinding dan andere opioïden bij paarden. |
|||
|
Atracurium |
Doel: Ontspanning van de spieren tijdens anesthesie. Alternatieven: Guaifenesine. Specifieke voordelen: Niet-depolariserende neuromusculaire inhibitor. Neuromusculaire inhibitoren worden vooral gebruikt bij oog- en diepe buikoperaties. Om de werking op te heffen is edrofonium noodzakelijk. Over atracurium en edrofonium zijn de meeste gunstige klinische gegevens bekend. |
||
Edrofonium |
Doel: Opheffing van spierontspanning door atracurium. Alternatieven: Andere cholinesteraseremmers. Specifieke voordelen: Cholinesteraseremmer, essentieel voor de opheffing van neuromusculaire blokkades. Edrofonium heeft de minste bijwerkingen van alle cholinesteraseremmers bij paarden. |
|||
Guaifenesine |
Doel: Ontspanning van de spieren tijdens anesthesie. Alternatieven: Atracurium. Specifieke voordelen: Essentieel alternatief voor een behandeling met alfa-2/ketamine bij paarden bij contra-indicaties voor de toepassing van alfa-2 agentia en ketamine, bijvoorbeeld bij paarden die niet op die agentia reageren of die bij eerdere toediening bijwerkingen vertoonden. Onmisbaar in combinatie met ketamine en alfa-2-agentia als bijzonder veilig anestheticum voor toepassing in het veld, waarvoor geen doeltreffende alternatieve intraveneuze technieken zijn ontwikkeld. |
|||
|
Sevofluraan |
Doel: Inhalatie-anesthesie bij paarden met beenbreuken en andere orthopedische verwondingen en inductie van anesthesie door middel van een masker bij veulens. Alternatieven: Isofluraan, halothaan, enfluraan. Specifieke voordelen: Sevofluraan is een volatiel anestheticum met gering metabolisme en snelle excretie. Hoewel er in de EU voor isofluraan een maximumwaarde voor residuen is vastgesteld, is isofluraan niet geschikt voor alle gevallen van anesthesie bij paarden, aangezien de opwinding bij het bijkomen tot beenbreuk kan leiden. Sevofluraan is onontbeerlijk bij sommige operaties van paarden waarbij het van belang is dat zij rustig bijkomen, aangezien is aangetoond dat dit een voorspoediger en meer gecontroleerd herstel van het paard met zich meebrengt. Daarom wordt er de voorkeur aan gegeven boven isofluraan voor paarden met beenbreuken en andere orthopedische verwondingen. Bovendien is sevofluraan onontbeerlijk voor de inductie van anesthesie door middel van een masker bij veulens, aangezien het totaal niet irriterend is in tegenstelling tot isofluraan, dat hoesten en inhouden van de adem veroorzaakt. |
||
|
Bupivacaïne |
Doel: Lokale anesthesie. Alternatieven: Lidocaïne. Specifieke voordelen: Langwerkend lokaal anestheticum. Lange werkingsduur die is vereist voor peri-operatieve analgesie en de behandeling van chronische ernstige pijn zoals laminitis. Bupivacaïne is een langer werkend lokaal anestheticum dan de gewoonlijk gebruikte lidocaïne. Lidocaïne op zichzelf zorgt voor ongeveer een uur lokale anesthesie. Door toevoeging van adrenaline wordt de werking verlengd tot ongeveer twee uur, maar ontstaat het risico dat de lokale bloedtoevoer wordt afgesneden. Daarom is deze combinatie in bepaalde gevallen ongeschikt. Bupivacaïne zorgt voor 4-6 uur lokale anesthesie en is daarom veel beter geschikt voor postoperatieve analgesie en voor de bestrijding van laminitis omdat een enkele injectie vaak voldoende is; dit is om welzijnsredenen te prefereren boven elk uur herhaalde lidocaïne-injecties. Korter werkende lokale anesthetica zijn dan ook niet geschikt voor bovenstaande gevallen, aangezien hiervoor frequent herhaalde injecties nodig zijn, hetgeen gepaard gaat met een verhoogde kans op bijwerkingen en ook om redenen van dierenwelzijn onaanvaardbaar is. |
||
Oxybuprocaïne |
Doel: Lokale anesthesie voor de ogen. Alternatieven: Andere lokale anesthetica voor de ogen, zoals amethocaïne en proxymetacaïne. Specifieke voordelen: Ruimere klinische ervaring met oxybuprocaïne dan met andere potentiële essentiële stoffen. |
|||
Prilocaïne |
Doel: Lokale anesthesie voorafgaand aan intraveneuze catheterisatie. Alternatieven: Niet bekend. Alternatieven: Niet bekend. Specifieke voordelen: In specifieke bereidingen (eutectisch mengsel van lokale anesthetica) voor lokale toediening op de huid wanneer het in 40 minuten intradermaal wordt geabsorbeerd. Gebruikt om intraveneuze catheterisatie te vergemakkelijken; vooral bij veulens. |
|||
Cardiovasculaire geneesmiddelen |
||||
|
Digoxine |
Doel: Behandeling van hartfalen. Alternatieven: Niet bekend. Specifieke voordelen: Digoxine is bovendien de enige remedie voor de bijwerkingen van quinidine. |
||
Quinidinesulfaat en quinidinegluconaat |
Doel: Behandeling van hartritmestoornissen. Alternatieven: Procaïnamide, propanolol. Specifieke voordelen: Werkzaam tegen ritmestoornissen. Zelden toegepast maar belangrijk therapeutisch middel; verschillende werkingswijzen noodzakelijk voor verschillende typen ritmestoornissen. Remedie bij uitstek tegen atriumfibrillatie. |
|||
Procaïnamide |
Doel: Behandeling van hartritmestoornissen. Alternatieven: Quinidinesulfaat en quinidinegluconaat, propanolol. Specifieke voordelen: Werkzaam tegen ritmestoornissen. Zelden toegepaste maar belangrijke werkzame stof; verschillende werkingswijzen noodzakelijk voor verschillende typen ritmestoornissen. |
|||
Propanolol |
Doel: Behandeling van hartritmestoornissen. Alternatieven: Quinidinesulfaat en quinidinegluconaat, procaïnamide. Specifieke voordelen: Gaat hypertensie tegen; wordt gebruikt omdat het ook in zekere mate werkzaam is tegen hartritmestoornissen. Zelden toegepaste maar belangrijke werkzame stof. Gezien de uiteenlopende fysiopathologieën van ritmestoornissen is het van belang te beschikken over een reeks verschillend werkzame geneesmiddelen om elk specifiek geval te kunnen behandelen. Deze geneesmiddelen worden doorgaans eenmalig toegepast om tot het normale ritme terug te keren, en deze behandeling wordt hooguit bij zeldzame gelegenheden herhaald. |
|||
Convulsies (krampen) |
||||
|
Fenytoïne |
Doel: Anticonvulsieve therapie bij veulens. Behandeling van rhabdomyolysis. Behandeling van stringhalt (hanentred). Alternatieven: Diazepam, primidon, dantroleen (bij rhabdomyolysis). Specifieke voordelen: Essentieel anticonvulsivum voor veulens. Fenytoïne wordt gewoonlijk toegevoegd bij de behandeling van aanvallen indien primidon/fenobarbital de aanvallen niet onder controle krijgt. Fenytoïne is een calciumkanaalblokker en doeltreffend voor de behandeling van repetitieve vormen van rhabdomyolysis. |
||
Primidon |
Doel: Anticonvulsieve therapie bij veulens. Alternatieven: Diazepam, fenytoïne. Specifieke voordelen: Primidon wordt toegepast na of in plaats van een behandeling met diazepam. |
|||
Gastro-intestinale stoffen |
||||
|
Bethanechol |
Doel: Behandeling van ileus, behandeling van gastroduodenale strictuur bij veulens, behandeling van terugkerende verstoppingen van de dunne darm bij volwassen dieren. Alternatieven: Neostigmine, metoclopramide, cisapride, erytromycine en andere prokinetische stoffen. Specifieke voordelen: Betanechol is een muscarinehoudende cholinerge agonist die de acetylcholine-receptoren op de gladde gastro-intestinale spieren prikkelt en zo contracties opwekt. Het is aangetoond dat dit de leging van de maag en de blinde darm bevordert. Betanechol en metoclopramide zijn beide werkzaam gebleken bij de behandeling van postoperatieve ileus. |
||
Dioctylnatrium-sulfosuccinaat |
Doel: Behandeling van verstoppingen. Alternatieven: Minerale olie. Specifieke voordelen: Doeltreffender dan minerale olie bij het weekmaken van de darminhoud doordat het de penetratie van water in de verharde fecale massa bevordert. |
|||
Metoclopramide |
Doel: Behandeling van postoperatieve ileus. Alternatieven: Bethanechol, neostigmine, cisapride, erytromycine en andere prokinetische stoffen. Specifieke voordelen: Metoclopramide is een gesubstitueerde benzamide met de volgende werkingsmechanismen: 1. het is een dopamine receptorantagonist; 2. het bevordert de afgifte van acetylcholine door intrinsieke cholinergische neuronen, en 3. het bewerkstelligt een adrenergische blokkade. Het herstelt de gastro-intestinale coördinatie na de operatie en vermindert het totale volume, de frequentie en de duur van de maagreflux. Metaclopramide is een prokinetisch geneesmiddel dat werkzamer is in het proximale gedeelte van het maagdarmkanaal. Betanechol en metoclopramide zijn beide werkzaam gebleken bij de behandeling van post-operatieve ileus. |
|||
Propanthelinebromide |
Doel: Antiperistaltisch. Alternatieven: Atropine, lidocaïne, verdund intrarectaal toegediend als klysma. Specifieke voordelen: Propanthelinebromide is een synthetisch op quaternair ammonium gebaseerd anticholinergicum dat gastro-intestinale motiliteit en spasmen onderdrukt en de maagzuurproductie remt. Het vermindert ook de werking van acetylcholine aan de postganglionaire zenuwtoppen van het parasympatische zenuwstelsel. De werking is vergelijkbaar met die van atropine, maar duurt langer (6 uur). Propanthelinebromide is een probaat middel om de peristaltiek te remmen teneinde scheuring van het rectum tijdens rectale palpatie te voorkomen of teneinde een scheuring in het rectum op te sporen en te behandelen wanneer het moeilijk is om een klysma van lidocaïne toe te dienen om doeltreffend te kunnen werken. |
|||
Rhabdomyolysis |
||||
|
Dantroleennatrium |
Doel: Behandeling van rhabdomyolysis. Behandeling van kwaadaardige hyperthermie tijdens anesthesie. Alternatieven: Fenytoïne. Specifieke voordelen: Dantroleen zorgt voor ontspanning van de spieren door een rechtstreekse werking op de spier: het remt de afgifte van calcium door het sarcoplasmisch reticulum af en zorgt zo voor een ontkoppeling tussen stimulus en contractie. Fenytoïne en dantroleennatrium zijn beide doeltreffend gebleken bij de behandeling van repetitieve vormen van rhabdomyolysis. |
||
Antimicrobiële stoffen |
||||
|
Ticarcilline |
Doel: Behandeling van Klebsiella ssp.-infecties. Alternatieven: Niet bekend. Specifieke voordelen: Specifiek antibioticum voor Klebsiella ssp.-infecties. |
||
|
Azitromycine |
Doel: Behandeling van Rhodococcus equi-infecties. Alternatieven: Erytromycine. Specifieke voordelen: Standaardbehandeling in combinatie met rifampicine, beter verdragen door veulens dan erytromycine. |
||
Rifampicine |
Doel: Behandeling van Rhodococcus equi-infecties. Alternatieven: Niet bekend. Specifieke voordelen: Behandeling van Rhodococcus equi in combinatie met erytromycine of azitromycine. Middel bij uitstek. |
|||
|
Amikacine |
Doel: Behandeling van septische artritis. Alternatieven: Gentamicine of andere aminoglykosiden. Specifieke voordelen: Beter verdragen door veulens dan gentamicine of andere aminoglykosiden. |
||
Respiratoire geneesmiddelen |
||||
|
Ambroxol |
Doel: Stimuleren van de afscheiding van surfactant bij premature veulens. Alternatieven: Niet bekend. Specifieke voordelen: Geen alternatieven beschikbaar. |
||
Ipratropiumbromide |
Doel: Bronchodilatatie. Alternatieven: Niet bekend. Specifieke voordelen: Anticholinergische werking. Noodzakelijk als therapeutisch middel omdat het in bepaalde gevallen doeltreffender is dan bèta agonisten. |
|||
Oxymetazoline |
Doel: Behandeling van neusoedeem. Alternatieven: Fenylefrine. Specifieke voordelen: Alfa-adrenoceptoragonist met sterke vasoconstrictieve eigenschappen; geniet de voorkeur boven fenylefrine omdat het langduriger werkt. |
|||
Antiprotozoaire middelen |
||||
|
Isometamidium |
Doel: Behandeling van equine protozoaire myelo-encefalitis. Alternatieven: Pyrimethamine. Specifieke voordelen: Ziekte is soms refractair voor pyrimethamine; daarom is een alternatief noodzakelijk. |
||
Pyrimethamine |
Doel: Behandeling van equine protozoaire myelo-encefalitis. Alternatieven: Isometamidium. Specifieke voordelen: Ten minste 75 % succes indien gebruikt in combinatie met sulfadiazine-sulfonamide. |
|||
Oogheelkundige geneesmiddelen |
||||
|
Acyclovir |
Doel: Behandeling van oogzweren (antiviraal geneesmiddel). Lokale toepassing. Alternatieven: Idoxuridine. Specifieke voordelen: Acyclovir en idoxuridine hebben bewezen even doeltreffend te zijn bij de behandeling van ulceratieve herpetische keratitis. |
||
Idoxuridine |
Doel: Behandeling van oogzweren (antiviraal geneesmiddel). Lokale toepassing. Alternatieven: Acyclovir. Specifieke voordelen: Acyclovir en idoxuridine hebben bewezen even doeltreffend te zijn bij de behandeling van ulceratieve herpetische keratitis. |
|||
|
Fenylefrine |
Doel: Behandeling van glaucoom, epifora, neusoedeem en hypersplenisme. Alternatieven: Tropicamide (bij glaucoom), verder niet bekend. Specifieke voordelen: Fenylefrine en tropicamide hebben bewezen even doeltreffend te zijn bij de behandeling van glaucoom. |
||
Tropicamide |
Doel: Behandeling van glaucoom. Lokale toepassing. Alternatieven: Fenylefrine. Specifieke voordelen: Fenylefrine en tropicamide hebben bewezen even doeltreffend te zijn bij de behandeling van glaucoom. |
|||
Dorzolamide |
Doel: Behandeling van glaucoom. Lokale toepassing. Alternatieven: Latanoprost, timololmaleaat. Specifieke voordelen: De specifieke werkingswijze als koolzuuranhydraseremmer. Therapeutisch middel bij uitstek. |
|||
Latanoprost |
Doel: Behandeling van glaucoom. Lokale toepassing. Alternatieven: Dorzolamide, timololmaleaat. Specifieke voordelen: De specifieke werkingswijze, vergelijkbaar met die van prostaglandine F2alfa. Therapeutisch middel bij uitstek. |
|||
Timololmaleaat |
Doel: Behandeling van glaucoom. Lokale toepassing. Alternatieven: Dorzolamide, latanoprost. Specifieke voordelen: De specifieke werkingswijze als non-selecte beta-adrenergische receptorinhibitor, veroorzaakt vasoconstrictie (vaatvernauwing), die weer tot een afname van de vloeistoffen in de oogkamers leidt. Therapeutisch middel bij uitstek. |
|||
Cyclosporine A |
Doel: Immunosuppressivum gebruikt voor de behandeling van auto-immuunziekten van het oog. Alternatieven: Niet bekend. Specifieke voordelen: Geen alternatieven beschikbaar. |
|||
Ketorolac |
Doel: Behandeling van oogpijn en -ontsteking, niet-steroïdaal anti-ontstekingsmiddel, oogdruppels, lokale toepassing. Alternatieven: Niet bekend. Specifieke voordelen: Ruimere klinische ervaring met ketorolac dan met andere potentiële essentiële stoffen. |
|||
Ofloxacine |
Doel: Behandeling van ooginfecties die resistent zijn voor de gewoonlijk in de oogheelkunde gebruikte antibiotica. Alternatieven: Ciprofloxacine, cefamandol, gewoonlijk in de oogheelkunde gebruikte antibiotica. Specifieke voordelen: Ruimere klinische ervaring met ofloxacine dan met andere potentiële essentiële stoffen. In tegenstelling tot de gewoonlijk in de oogheelkunde gebruikte antibiotica moet ofloxacine uitsluitend worden gebruikt als een reserveantibioticum voor individuele gevallen. |
|||
Fluoresceïne |
Doel: Diagnosehulpmiddel bij ulceratie van de cornea, lokale toepassing. Alternatieven: Rose Bengal. Specifieke voordelen: Rose Bengal heeft een zekere antivirale werking, terwijl fluoresceïne geen significant effect op de vermenigvuldiging van virussen heeft. Daarom kan het diagnostisch gebruik van Rose Bengal voorafgaand aan een viruskweek een positief resultaat hebben. Fluoresceïne is dan ook het diagnosehulpmiddel bij uitstek bij een voorgenomen viruskweek. |
|||
Rose Bengal |
Doel: Diagnosehulpmiddel voor vroegtijdige beschadiging van de cornea, lokale toepassing. Alternatieven: Fluoresceïne. Specifieke voordelen: Rose of Bengal is het diagnosehulpmiddel bij uitstek om in een zeer vroeg stadium schade aan de cornea vast te stellen. |
|||
Hydroxypropyl-methylcellulose |
Doel: Bescherming van de cornea, lokale toepassing. Alternatieven: Niet bekend. Specifieke voordelen: Geen alternatieven beschikbaar. |
|||
Hyperlipemie |
||||
|
Insuline |
Doel: Behandeling van hyperlipemie, gebruikt in combinatie met een glucosetherapie, diagnose van stofwisselingsstoornissen. Alternatieven: Niet bekend. Specifieke voordelen: Geen alternatieven beschikbaar. |
||
Schimmelinfecties |
||||
|
Griseofulvine |
Doel: Systemische antifungale toepassing. Bestrijding van ringworm. Alternatieven: Niet bekend. Specifieke voordelen: Griseofulvine is bij orale toepassing werkzaam tegen trichophyton, microsporum en epidermophyton. |
||
Ketoconazool |
Doel: Systemische antifungale toepassing. Behandeling van fungale pneumonie en luchtzakmycose. Alternatieven: Andere azolen zoals itraconazool. Specifieke voordelen: Ruimere klinische ervaring met ketoconazool dan met andere potentiële essentiële stoffen. |
|||
Miconazool |
Doel: Behandeling van schimmelinfecties aan het oog. Alternatieven: Niet bekend. Specifieke voordelen: Lokale toepassing op het aangetaste oog, bredere antifungale werking en/of minder irritatie dan andere agentia. |
|||
Nystatine |
Doel: Behandeling van gistinfecties aan ogen en voortplantingsorganen. Alternatieven: Niet bekend. Specifieke voordelen: Specifiek werkzaam tegen gistinfecties. |
|||
Diversen |
||||
|
Chondroïtinesulfaat |
Doel: Herstel van het kraakbeen. Chondroprotectie. Behandeling van artritis. Alternatieven: Niet bekend. Specifieke voordelen: Klinische verbetering is waarschijnlijk toe te schrijven aan ontstekingsremmende werking, waaronder de remming van de PGE2-synthese en de afgifte van cytokinen. |
||
Domperidon |
Doel: Behandeling van agalactie bij merries. Alternatieven: Niet bekend. Specifieke voordelen: Dopamine-antagonist en verhoogt de productie van prolactine. Oxytocine is geen geschikt alternatief omdat het de melkproductie vermindert in plaats van deze te stimuleren, wat het doel van de behandeling met domperidon is. Bovendien kan oxytocine bij hoge doses buikpijn veroorzaken. |
|||
Hydroxyethylzetmeel |
Doel: Colloïdaal verdikkingsmiddel. Alternatieven: Niet bekend. Specifieke voordelen: Praktisch en gebruiksklaar alternatief voor bloed of plasma. |
|||
Imipramine |
Doel: Farmacologisch opgewekte ejaculatie bij dekhengsten met ejaculatoriestoornis. Alternatieven: Niet bekend. Specifieke voordelen: Geen alternatieven beschikbaar. |
|||
Thyrotropin releasing hormone (TRH) |
Doel: Diagnostisch hulpmiddel voor de vaststelling van schildklier- en hypofysestoornissen. Alternatieven: Niet bekend. Specifieke voordelen: Geen alternatieven beschikbaar. |
|||
Bariumsulfaat |
Doel: Röntgencontrastmiddel voor onderzoek aan de slokdarm en het maagdarmkanaal. Alternatieven: Niet bekend. Specifieke voordelen: Geen alternatieven beschikbaar. |
|||
Iohexol |
Doel: Röntgencontrastmiddel voor de lagere urinewegen, artrografie, myelografie, sino- of fistulografie en dacryocystografie. Alternatieven: Iohexol. Specifieke voordelen: Niet-ioninsch contrastmiddel met lage osmolariteit. Iohexol en iopamidol zijn even aanvaardbaar. |
|||
Iopamidol |
Doel: Röntgencontrastmiddel voor de lagere urinewegen, artrografie, myelografie, sino- of fistulografie en dacryocystografie. Alternatieven: Iohexol. Specifieke voordelen: Niet-ionisch contrastmiddel met lage osmolariteit. Iohexol en iopamidol zijn even aanvaardbaar. |
22.12.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 367/46 |
VERORDENING (EG) Nr. 1951/2006 VAN DE COMMISSIE
van 21 december 2006
houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 753/2002 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt, wat betreft de aanbiedingsvorm van wijn in houten vaten
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (1), en met name op artikel 46, lid 1, en artikel 53, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In artikel 22, lid 3, van Verordening (EG) nr. 753/2002 van de Commissie van 29 april 2002 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad wat betreft de omschrijving, de aanduiding, de aanbiedingsvorm en de bescherming van bepaalde wijnbouwproducten (2) zijn de voorschriften vastgesteld voor het gebruik van de aanduidingen inzake de bij de bereiding van het product gebruikte methoden, meer bepaald inzake het gebruik van houten vaten bij de wijnbereiding. |
(2) |
Krachtens die bepaling mogen bepaalde in bijlage X bij Verordening (EG) nr. 753/2002 vastgestelde vermeldingen enkel worden gebruikt voor wijn die is gegist, verouderd of gerijpt in eikenhouten vaten. |
(3) |
Hoewel het juist is dat in de kuiperij meestal en traditioneel gebruik wordt gemaakt van eikenhout, worden in bepaalde lidstaten ook andere houtsoorten gebruikt zoals es en kastanje. Derhalve moet het gebruik van de in bijlage X bij Verordening (EG) nr. 753/2002 vastgestelde vermeldingen ook worden toegestaan voor andere houtsoorten dan eik, voor zover de betrokken vermelding exact is en niet misleidend. Om elke verstoring van de mededinging tussen de producenten te voorkomen, moeten adequate etiketteringsvoorschriften worden vastgesteld. |
(4) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor wijn, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 753/2002 wordt gewijzigd als volgt:
1) |
Artikel 22, lid 3, wordt vervangen door: „3. Voor de aanduiding van wijn die is gegist, verouderd of gerijpt in eikenhouten vaten, mogen enkel de in bijlage X vastgestelde vermeldingen worden gebruikt. De lidstaten mogen voor dergelijke wijn evenwel andere vermeldingen vaststellen die gelijkaardig zijn aan de in bijlage X vastgestelde vermeldingen, waarbij het bepaalde in de leden 1 en 2 mutatis mutandis van toepassing is. Het gebruik van een van de in de eerste alinea bedoelde vermeldingen is toegestaan wanneer de wijn is gerijpt in houten vaten overeenkomstig de geldende nationale voorschriften, zelfs wanneer de rijping wordt voortgezet in een ander recipiënt. De lidstaten delen de Commissie de maatregelen mee die zij ter uitvoering van het bepaalde in de eerste alinea hebben vastgesteld. Voor de aanduiding van wijn die is bereid met gebruikmaking van stukken eikenhout, mogen, zelfs wanneer deze behandeling wordt gecombineerd met het gebruik van houten vaten, de in de eerste alinea bedoelde vermeldingen niet worden gebruikt.”. |
2) |
Bijlage X wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij de onderhavige verordening. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 21 december 2006.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 179 van 14.7.1999, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2165/2005 (PB L 345 van 28.12.2005, blz. 1).
(2) PB L 118 van 4.5.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1507/2006 (PB L 280 van 12.10.2006, blz. 9).
BIJLAGE
„BIJLAGE X
Vermeldingen die mogen voorkomen in de etikettering van wijn overeenkomstig artikel 22, lid 3
„gegist in het vat” („fermenté en barrique”) |
„verouderd in het vat” („élevé en barrique”) |
„gerijpt in het vat” („vieilli en barrique”) |
„gegist in [vermelding van de betrokken houtsoort] vaten” („fermenté en fût de [vermelding van de betrokken houtsoort]”) |
„verouderd in [vermelding van de betrokken houtsoort] vaten” („élevé en fût de [vermelding van de betrokken houtsoort]”) |
„gerijpt in [vermelding van de betrokken houtsoort] vaten” („vieilli en fût de [vermelding van de betrokken houtsoort]”) |
„gegist in het vat” („fermenté en fût”) |
„verouderd in het vat” („élevé en fût”) |
„gerijpt in het vat” („vieilli en fût”)” |
22.12.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 367/49 |
VERORDENING (EG) Nr. 1952/2006 VAN DE COMMISSIE
van 21 december 2006
houdende vaststelling van de restituties die van toepassing zijn op bepaalde graan- en rijstproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 13, lid 3,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1785/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening van de rijstmarkt (2), en met name op artikel 14, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 13, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 en artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1785/2003 kan het verschil tussen de noteringen of de prijzen van de in artikel 1 van deze beide verordeningen bedoelde producten op de wereldmarkt enerzijds en de prijzen in de Gemeenschap anderzijds door een restitutie bij de uitvoer worden overbrugd. |
(2) |
In Verordening (EG) nr. 1043/2005 van de Commissie van 30 juni 2005 houdende tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 3448/93 van de Raad wat betreft de regeling aangaande de toekenning van restituties bij uitvoer en de criteria voor de vaststelling van het restitutiebedrag betreffende bepaalde landbouwproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I van het Verdrag vallen (3), is aangegeven voor welke producten een restitutie moet worden vastgesteld wanneer ze worden uitgevoerd in de vorm van goederen bedoeld naar gelang van het geval in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1784/2003 of bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1785/2003. |
(3) |
Overeenkomstig artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 moet de restitutievoet per 100 kg van elk van de betrokken basisproducten maandelijks worden vastgesteld. |
(4) |
De naleving van de verplichtingen die zijn aangegaan met betrekking tot de restituties die kunnen worden toegekend bij de uitvoer van landbouwproducten die zijn verwerkt in niet onder bijlage I bij het Verdrag vallende goederen, kan in het gedrang komen door de vaststelling vooraf van hoge restituties. In deze situatie moeten derhalve vrijwaringsmaatregelen worden genomen zonder dat daardoor de sluiting van langetermijncontracten wordt verhinderd. De vaststelling van een specifieke restitutie voor de voorfixatie van restituties is een maatregel die aan deze verschillende doelstellingen beantwoordt. |
(5) |
Rekening houdend met de regeling tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten van Amerika met betrekking tot de uitvoer van deegwaren uit de Gemeenschap naar de Verenigde Staten, goedgekeurd bij Besluit 87/482/EEG van de Raad (4), moet de restitutie voor goederen van de GN-codes 1902 11 00 en 1902 19 naar gelang van de bestemming worden gedifferentieerd. |
(6) |
Ingevolge artikel 15, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 moet een verlaagde restitutievoet worden vastgesteld, waarbij rekening wordt gehouden met het bedrag van de restitutie bij de productie tijdens de veronderstelde periode van de vervaardiging van de goederen, die krachtens Verordening (EEG) nr. 1722/93 van de Commissie (5) op het verwerkte basisproduct van toepassing is. |
(7) |
Alcoholhoudende dranken worden geacht minder gevoelig te zijn voor de prijs van de granen die voor de vervaardiging ervan worden gebruikt. In protocol nr. 19 van het Verdrag betreffende de toetreding van het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Denemarken wordt evenwel bepaald dat de maatregelen moeten worden vastgesteld die noodzakelijk zijn om het gebruik van granen uit de Gemeenschap voor de vervaardiging van alcoholhoudende dranken uit granen te vergemakkelijken. Daarom moet de restitutie die wordt toegepast op granen die in de vorm van alcoholhoudende dranken worden uitgevoerd, worden aangepast. |
(8) |
Het Comité van beheer voor granen heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De restituties die van toepassing zijn op de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1043/2005 en in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 of in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1785/2003 opgenomen basisproducten die worden uitgevoerd in de vorm van goederen vermeld in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1784/2003, respectievelijk in bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1785/2003, worden vastgesteld zoals in de bijlage is aangegeven.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 22 december 2006.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 21 december 2006.
Voor de Commissie
Günter VERHEUGEN
Vicevoorzitter
(1) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).
(2) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 96. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 797/2006 van de Commissie (PB L 144 van 31.5.2006, blz. 1).
(3) PB L 172 van 5.7.2005, blz. 24. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1713/2006 (PB L 321 van 21.11.2006, blz. 8).
(4) PB L 275 van 29.9.1987, blz. 36.
(5) PB L 159 van 1.7.1993, blz. 112. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1584/2004 (PB L 280 van 31.8.2004, blz. 11).
BIJLAGE
Restituties die met ingang van 22 december 2006 van toepassing zijn op bepaalde producten van de sector granen en de sector rijst, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen (1)
(EUR/100 kg) |
|||
GN-code |
Omschrijving (2) |
Restitutievoet per 100 kg basisproduct |
|
Bij vaststelling vooraf van de restituties |
Andere |
||
1001 10 00 |
Harde tarwe: |
|
|
– in geval van uitvoer van goederen van de GN-codes 1902 11 en 1902 19 naar de Verenigde Staten van Amerika |
— |
— |
|
– in andere gevallen |
— |
— |
|
1001 90 99 |
Zachte tarwe en mengkoren: |
|
|
– in geval van uitvoer van goederen van de GN-codes 1902 11 en 1902 19 naar de Verenigde Staten van Amerika |
— |
— |
|
– in andere gevallen: |
|
|
|
– – in geval van toepassing van artikel 15, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 (3) |
— |
— |
|
– – in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (4) |
— |
— |
|
– – in andere gevallen |
— |
— |
|
1002 00 00 |
Rogge |
— |
— |
1003 00 90 |
Gerst: |
|
|
– in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (4) |
— |
— |
|
– in andere gevallen |
— |
— |
|
1004 00 00 |
Haver |
— |
— |
1005 90 00 |
Maïs, gebruikt in de vorm van: |
|
|
– zetmeel: |
|
|
|
– – in geval van toepassing van artikel 15, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 (3) |
— |
— |
|
– – in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (4) |
— |
— |
|
– – in andere gevallen |
— |
— |
|
– glucose, glucosestroop, maltodextrine, maltodextrinestroop van de GN-codes 1702 30 51, 1702 30 59, 1702 30 91, 1702 30 99, 1702 40 90, 1702 90 50, 1702 90 75, 1702 90 79, 2106 90 55 (5): |
|
|
|
– – in geval van toepassing van artikel 15, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 (3) |
— |
— |
|
– – in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (4) |
— |
— |
|
– – in andere gevallen |
— |
— |
|
– – in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (4) |
— |
— |
|
– andere (ook als zodanig) |
— |
— |
|
Aardappelzetmeel van GN-code 1108 13 00 gelijkgesteld aan een verwerkingsproduct van maïs: |
|
|
|
– in geval van toepassing van artikel 15, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 (3) |
— |
— |
|
– in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (4) |
— |
— |
|
– in andere gevallen |
— |
— |
|
ex 1006 30 |
Volwitte rijst: |
|
|
– rondkorrelig |
— |
— |
|
– halflangkorrelig |
— |
— |
|
– langkorrelig |
— |
— |
|
1006 40 00 |
Breukrijst |
— |
— |
1007 00 90 |
Graansorgho (m.u.v. hybriden, bestemd voor zaaidoeleinden) |
— |
— |
(1) De in deze bijlage vastgestelde restituties zijn niet van toepassing op de uitvoer naar Bulgarije met ingang van 1 oktober 2004 en naar Roemenië met ingang van 1 december 2005, noch op de goederen die zijn opgenomen in de tabellen I en II bij Protocol nr. 2 bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972 en die met ingang van 1 februari 2005 naar de Zwitserse Bondsstaat of naar het Vorstendom Liechtenstein worden uitgevoerd.
(2) Voor landbouwproducten verkregen door verwerking van een basisproduct en/of een daarmee gelijkgesteld product gelden de coëfficiënten vermeld in bijlage V bij Verordening (EG) nr. 1043/2005 van de Commissie.
(3) De betrokken goederen vallen onder GN-code 3505 10 50.
(4) Goederen opgenomen in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1784/2003 of bedoeld in artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 2825/93 (PB L 258 van 16.10.1993, blz. 6).
(5) Voor stropen van de GN-codes 1702 30 99, 1702 40 90 en 1702 60 90, verkregen door het mengen van glucose- en fructosestropen, betreft de uitvoerrestitutie alleen glucosestroop.
22.12.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 367/53 |
VERORDENING (EG) Nr. 1953/2006 VAN DE COMMISSIE
van 21 december 2006
tot vaststelling van de restituties bij uitvoer van op basis van granen en rijst verwerkte producten
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), inzonderheid op artikel 13, lid 3,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1785/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening van de rijstmarkt (2), inzonderheid op artikel 14, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Volgens artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 en artikel 14 van Verordening (EG) nr. 1785/2003 kan het verschil tussen de noteringen of de prijzen op de wereldmarkt voor de in artikel 1 van deze verordeningen genoemde producten en de prijzen van deze producten in de Gemeenschap worden overbrugd door een restitutie bij de uitvoer. |
(2) |
Krachtens artikel 14 van Verordening (EG) nr. 1785/2003 moeten de restituties worden vastgesteld met inachtneming van de bestaande situatie en de vooruitzichten voor de ontwikkeling, enerzijds van de beschikbare hoeveelheden granen, rijst en breukrijst, evenals van hun prijzen op de markt van de Gemeenschap, en anderzijds van de prijzen van granen, rijst en breukrijst en de producten in de sector granen op de wereldmarkt. Krachtens deze artikelen moeten ook waarborgen worden geschapen dat op de graan- en rijstmarkten een evenwichtige toestand heerst en een natuurlijke ontwikkeling op het gebied van de prijzen en de handel plaatsvindt en moet bovendien rekening worden gehouden met het economische aspect van de bedoelde uitvoer en de noodzaak verstoringen op de markt van de Gemeenschap te vermijden. |
(3) |
Verordening (EG) nr. 1518/95 van de Commissie (3) betreffende de regeling voor de invoer en de uitvoer van op basis van granen en rijst verwerkte producten heeft in artikel 4 de specifieke criteria vastgesteld waarmee rekening moet worden gehouden voor de berekening van de restitutie voor deze producten. |
(4) |
Het is wenselijk de aan bepaalde verwerkte producten toe te kennen restitutie, al naar gelang van het product, hoger of lager vast te stellen volgens het asgehalte, het gehalte aan ruwe celstof, het gehalte aan doppen, het eiwitgehalte, het vetgehalte of het zetmeelgehalte, daar deze gehaltes van bijzondere betekenis zijn voor de hoeveelheid basisproduct die werkelijk voor de vervaardiging van het verwerkte product is gebruikt. |
(5) |
Ten aanzien van maniokwortel en andere tropische wortels en knollen en het daarvan vervaardigde meel behoeft het economische aspect van de uitvoeren die zouden kunnen worden overwogen, in het bijzonder gezien de aard en de herkomst van deze producten, op het ogenblik geen vaststelling van een restitutie bij uitvoer. Voor bepaalde verwerkte producten is het, gezien het geringe aandeel van de Gemeenschap aan de wereldhandel, op het ogenblik niet noodzakelijk een restitutie bij uitvoer vast te stellen. |
(6) |
De situatie op de wereldmarkt of de specifieke eisen van bepaalde markten voor zekere producten kunnen een differentiatie van de restitutie, naar gelang van de bestemming, nodig maken. |
(7) |
De restitutie moet eenmaal per maand worden vastgesteld. Zij kan in de tussentijd worden gewijzigd. |
(8) |
Bepaalde verwerkte producten op basis van maïs kunnen een warmtebehandeling ondergaan, waardoor een restitutie zou kunnen worden uitgekeerd die niet overeenstemt met de kwaliteit van het product. Duidelijk moet worden aangegeven dat deze producten, die voorgegelatineerd zetmeel bevatten, niet in aanmerking komen voor uitvoerrestituties. |
(9) |
Het Comité van beheer voor granen heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De restituties bij uitvoer van de in artikel 1 bedoelde producten van Verordening (EG) nr. 1518/95 van toepassing is, worden vastgesteld in overeenstemming met de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 22 december 2006.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 21 december 2006.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).
(2) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 96. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1549/2004 van de Commissie (PB L 280 van 31.8.2004, blz. 13).
(3) PB L 147 van 30.6.1995, blz. 55. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2993/95 (PB L 312 van 23.12.1995, blz. 25).
BIJLAGE
bij de verordening van de Commissie van 21 december 2006 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer van op basis van granen en rijst verwerkte producten
Productcode |
Bestemming |
Meeteenheid |
Bedrag van de restitutie |
|||||||||||||||
1102 20 10 9200 (1) |
C13 |
EUR/t |
0,00 |
|||||||||||||||
1102 20 10 9400 (1) |
C13 |
EUR/t |
0,00 |
|||||||||||||||
1102 20 90 9200 (1) |
C13 |
EUR/t |
0,00 |
|||||||||||||||
1102 90 10 9100 |
C13 |
EUR/t |
0,00 |
|||||||||||||||
1102 90 10 9900 |
C13 |
EUR/t |
0,00 |
|||||||||||||||
1102 90 30 9100 |
C13 |
EUR/t |
0,00 |
|||||||||||||||
1103 19 40 9100 |
C13 |
EUR/t |
0,00 |
|||||||||||||||
1103 13 10 9100 (1) |
C13 |
EUR/t |
0,00 |
|||||||||||||||
1103 13 10 9300 (1) |
C13 |
EUR/t |
0,00 |
|||||||||||||||
1103 13 10 9500 (1) |
C13 |
EUR/t |
0,00 |
|||||||||||||||
1103 13 90 9100 (1) |
C13 |
EUR/t |
0,00 |
|||||||||||||||
1103 19 10 9000 |
C13 |
EUR/t |
0,00 |
|||||||||||||||
1103 19 30 9100 |
C13 |
EUR/t |
0,00 |
|||||||||||||||
1103 20 60 9000 |
C13 |
EUR/t |
0,00 |
|||||||||||||||
1103 20 20 9000 |
C13 |
EUR/t |
0,00 |
|||||||||||||||
1104 19 69 9100 |
C13 |
EUR/t |
0,00 |
|||||||||||||||
1104 12 90 9100 |
C13 |
EUR/t |
0,00 |
|||||||||||||||
1104 12 90 9300 |
C13 |
EUR/t |
0,00 |
|||||||||||||||
1104 19 10 9000 |
C13 |
EUR/t |
0,00 |
|||||||||||||||
1104 19 50 9110 |
C13 |
EUR/t |
0,00 |
|||||||||||||||
1104 19 50 9130 |
C13 |
EUR/t |
0,00 |
|||||||||||||||
1104 29 01 9100 |
C13 |
EUR/t |
0,00 |
|||||||||||||||
1104 29 03 9100 |
C13 |
EUR/t |
0,00 |
|||||||||||||||
1104 29 05 9100 |
C13 |
EUR/t |
0,00 |
|||||||||||||||
1104 29 05 9300 |
C13 |
EUR/t |
0,00 |
|||||||||||||||
1104 22 20 9100 |
C13 |
EUR/t |
0,00 |
|||||||||||||||
1104 22 30 9100 |
C13 |
EUR/t |
0,00 |
|||||||||||||||
1104 23 10 9100 |
C13 |
EUR/t |
0,00 |
|||||||||||||||
1104 23 10 9300 |
C13 |
EUR/t |
0,00 |
|||||||||||||||
1104 29 11 9000 |
C13 |
EUR/t |
0,00 |
|||||||||||||||
1104 29 51 9000 |
C13 |
EUR/t |
0,00 |
|||||||||||||||
1104 29 55 9000 |
C13 |
EUR/t |
0,00 |
|||||||||||||||
1104 30 10 9000 |
C13 |
EUR/t |
0,00 |
|||||||||||||||
1104 30 90 9000 |
C13 |
EUR/t |
0,00 |
|||||||||||||||
1107 10 11 9000 |
C13 |
EUR/t |
0,00 |
|||||||||||||||
1107 10 91 9000 |
C13 |
EUR/t |
0,00 |
|||||||||||||||
1108 11 00 9200 |
C13 |
EUR/t |
0,00 |
|||||||||||||||
1108 11 00 9300 |
C13 |
EUR/t |
0,00 |
|||||||||||||||
1108 12 00 9200 |
C13 |
EUR/t |
0,00 |
|||||||||||||||
1108 12 00 9300 |
C13 |
EUR/t |
0,00 |
|||||||||||||||
1108 13 00 9200 |
C13 |
EUR/t |
0,00 |
|||||||||||||||
1108 13 00 9300 |
C13 |
EUR/t |
0,00 |
|||||||||||||||
1108 19 10 9200 |
C13 |
EUR/t |
0,00 |
|||||||||||||||
1108 19 10 9300 |
C13 |
EUR/t |
0,00 |
|||||||||||||||
1109 00 00 9100 |
C13 |
EUR/t |
0,00 |
|||||||||||||||
1702 30 51 9000 (2) |
C13 |
EUR/t |
0,00 |
|||||||||||||||
1702 30 59 9000 (2) |
C13 |
EUR/t |
0,00 |
|||||||||||||||
1702 30 91 9000 |
C13 |
EUR/t |
0,00 |
|||||||||||||||
1702 30 99 9000 |
C13 |
EUR/t |
0,00 |
|||||||||||||||
1702 40 90 9000 |
C13 |
EUR/t |
0,00 |
|||||||||||||||
1702 90 50 9100 |
C13 |
EUR/t |
0,00 |
|||||||||||||||
1702 90 50 9900 |
C13 |
EUR/t |
0,00 |
|||||||||||||||
1702 90 75 9000 |
C13 |
EUR/t |
0,00 |
|||||||||||||||
1702 90 79 9000 |
C13 |
EUR/t |
0,00 |
|||||||||||||||
2106 90 55 9000 |
C14 |
EUR/t |
0,00 |
|||||||||||||||
NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in de gewijzigde Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1). De numerieke codes voor de bestemmingen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2081/2003 (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11). De andere bestemmingen zijn als volgt gedefinieerd:
|
(1) Er worden geen restituties toegekend voor producten die een warmtebehandeling hebben ondergaan waardoor het zetmeel is voorgegelatineerd.
(2) De restituties worden toegekend overeenkomstig de gewijzigde Verordening (EEG) nr. 2730/75 van de Raad (PB L 281 van 1.11.1975, blz. 20).
NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in de gewijzigde Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1).
De numerieke codes voor de bestemmingen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2081/2003 (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11).
De andere bestemmingen zijn als volgt gedefinieerd:
C10 |
: |
Alle bestemmingen |
C11 |
: |
Alle bestemmingen, uitgezonderd Bulgarije |
C12 |
: |
Alle bestemmingen, uitgezonderd Roemenië |
C13 |
: |
Alle bestemmingen, uitgezonderd Bulgarije en Roemenië |
C14 |
: |
Alle bestemmingen, uitgezonderd Zwitserland, Liechtenstein, Bulgarije en Roemenië. |
22.12.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 367/56 |
VERORDENING (EG) Nr. 1954/2006 VAN DE COMMISSIE
van 21 december 2006
tot vaststelling van de restituties bij uitvoer voor mengvoeders op basis van granen
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 13, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Volgens artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 kan het verschil tussen de noteringen of de prijzen op de wereldmarkt voor de in artikel 1 van die verordening genoemde producten en de prijzen van deze producten in de Gemeenschap worden overbrugd door een restitutie bij de uitvoer. |
(2) |
Verordening (EG) nr. 1517/95 van de Commissie van 29 juni 1995 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad ten aanzien van de invoer- en uitvoerregeling voor mengvoeders op basis van granen en houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1162/95 houdende bijzondere uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer- en uitvoercertificaten in de sector granen en rijst (2) heeft in artikel 2 de specifieke criteria vastgesteld waarmee rekening moet worden gehouden voor de berekening van de restitutie voor deze producten. |
(3) |
Bij de berekening moet ook rekening worden gehouden met het gehalte aan graanproducten. Gemakshalve zou de restitutie moeten worden betaald voor twee categorieën „graanproducten”, namelijk voor maïs, de meest gebruikte component van uitgevoerde mengvoeders, en maïsproducten, en voor „andere granen”, dat wil zeggen voor restitutie in aanmerking komende graanproducten, andere dan maïs en maïsproducten. Een restitutie zou moeten worden toegekend voor de hoeveelheid graanproducten in het mengvoeder. |
(4) |
Anderzijds moet het bedrag van de restitutie eveneens rekening houden met de afzetmogelijkheden en verkoopvoorwaarden voor de betrokken producten op de wereldmarkt, het belang dat men erbij heeft om verstoringen op de markt van de Gemeenschap te voorkomen en het economisch aspect van de uitvoer. |
(5) |
Op grond van de huidige situatie op de markt voor granen, en met name de vooruitzichten inzake de voorziening, moeten de uitvoerrestituties worden geschrapt. |
(6) |
Het Comité van beheer voor granen heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De restituties bij uitvoer voor de in Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde mengvoeders waarop Verordening (EG) nr. 1517/95 van toepassing is, worden overeenkomstig de bijlage bij deze verordening vastgesteld.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 22 december 2006.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 21 december 2006.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).
(2) PB L 147 van 30.6.1995, blz. 51.
BIJLAGE
bij de verordening van de Commissie van 21 december 2006 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer voor mengvoeders op basis van granen
Productcodes van de producten die in aanmerking komen voor een restitutie bij uitvoer:
|
2309 10 11 9000, |
|
2309 10 13 9000, |
|
2309 10 31 9000, |
|
2309 10 33 9000, |
|
2309 10 51 9000, |
|
2309 10 53 9000, |
|
2309 90 31 9000, |
|
2309 90 33 9000, |
|
2309 90 41 9000, |
|
2309 90 43 9000, |
|
2309 90 51 9000, |
|
2309 90 53 9000. |
Graanproducten |
Bestemming |
Meeteenheid |
Bedrag van de restitutie |
|||
Maïs en maïsproducten GN-codes 0709 90 60, 0712 90 19, 1005, 1102 20, 1103 13, 1103 29 40, 1104 19 50, 1104 23, 1904 10 10 |
C10 |
EUR/t |
0,00 |
|||
Graanproducten, met uitzondering van maïs en maïsproducten |
C10 |
EUR/t |
0,00 |
|||
NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1), zoals gewijzigd.
|
22.12.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 367/58 |
VERORDENING (EG) Nr. 1955/2006 VAN DE COMMISSIE
van 21 december 2006
tot vaststelling van de restituties bij de productie in de sector granen
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 8, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EEG) nr. 1722/93 van de Commissie van 30 juni 1993 tot vaststelling van de toepassingsbepalingen van de Verordeningen (EEG) nr. 1766/92 en (EEG) nr. 1418/76 van de Raad wat de regelingen inzake de productierestituties in de sector granen respectievelijk rijst betreft (2) zijn de voorwaarden voor de toekenning van de productierestitutie vastgesteld. De berekeningsgrondslag is bepaald in artikel 3 van genoemde verordening. De aldus berekende restitutie, zo nodig gedifferentieerd voor aardappelmeel, moet eenmaal per maand worden vastgesteld en mag slechts gewijzigd worden wanneer de maïs- en/of tarweprijzen een significante verandering te zien geven. |
(2) |
De in deze verordening vastgestelde productierestituties moeten worden aangepast met de in bijlage II bij Verordening (EEG) nr. 1722/93 bepaalde coëfficiënten, teneinde het juiste te betalen bedrag te verkrijgen. |
(3) |
Het Comité van beheer voor granen heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 3, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 1722/93 bedoelde productierestitutie per ton zetmeel wordt vastgesteld op:
a) |
0,00 EUR/t voor zetmeel uit maïs, tarwe, gerst en haver; |
b) |
0,00 EUR/t voor aardappelmeel. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 22 december 2006.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 21 december 2006.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).
(2) PB L 159 van 1.7.1993, blz. 112. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1950/2005 (PB L 312 van 29.11.2005, blz. 18).
22.12.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 367/59 |
VERORDENING (EG) Nr. 1956/2006 VAN DE COMMISSIE
van 21 december 2006
houdende vaststelling van de restituties die van toepassing zijn op bepaalde producten van de sector suiker, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad van 20 februari 2006 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), en met name op artikel 33, lid 2, onder a), en lid 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 32, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 318/2006 kan het verschil tussen de prijzen van de in artikel 1, lid 1, onder b), c), d) en g), van die verordening bedoelde producten in de internationale handel enerzijds en de prijzen in de Gemeenschap anderzijds door een restitutie bij de uitvoer worden overbrugd wanneer deze producten worden uitgevoerd in de vorm van goederen die in bijlage VII bij die verordening worden genoemd. |
(2) |
In Verordening (EG) nr. 1043/2005 van de Commissie van 30 juni 2005 houdende tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 3448/93 van de Raad wat betreft de regeling aangaande de toekenning van restituties bij uitvoer en de criteria voor de vaststelling van het restitutiebedrag betreffende bepaalde landbouwproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I van het Verdrag vallen (2), is aangegeven voor welke producten een restitutie dient te worden vastgesteld wanneer ze worden uitgevoerd in de vorm van goederen bedoeld in bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 318/2006. |
(3) |
Overeenkomstig artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 dient de restitutievoet per 100 kg van elk van de betrokken basisproducten maandelijks te worden vastgesteld. |
(4) |
In artikel 32, lid 4, van Verordening (EG) nr. 318/2006 is bepaald dat de restitutie bij uitvoer van een in een goed verwerkt product niet meer mag bedragen dan de restitutie voor ditzelfde product dat in onverwerkte toestand wordt uitgevoerd. |
(5) |
De ingevolge deze verordening vastgestelde restituties kunnen vooraf worden vastgesteld, aangezien op dit moment niet bekend is hoe de markt zich de komende maanden zal ontwikkelen. |
(6) |
De naleving van de verplichtingen die zijn aangegaan met betrekking tot de restituties die kunnen worden toegekend bij de uitvoer van landbouwproducten die zijn verwerkt in niet onder bijlage I bij het Verdrag vallende goederen, kan in het gedrang komen door de vaststelling vooraf van hoge restituties. In deze situatie moeten derhalve vrijwaringsmaatregelen worden genomen zonder dat daardoor de sluiting van langetermijncontracten wordt verhinderd. De vaststelling van een specifieke restitutie voor de voorfixatie van restituties is een maatregel die aan deze verschillende doelstellingen beantwoordt. |
(7) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor suiker, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De restituties die van toepassing zijn op de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1043/2005 en in artikel 1, lid 1, en in lid 1 van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 318/2006 opgenomen basisproducten die worden uitgevoerd in de vorm van goederen vermeld in bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 318/2006, worden vastgesteld zoals in de bijlage bij deze verordening is aangegeven.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 22 december 2006.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 21 december 2006.
Voor de Commissie
Günter VERHEUGEN
Vicevoorzitter
(1) PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1585/2006 van de Commissie (PB L 294 van 25.10.2006, blz. 19).
(2) PB L 172 van 5.7.2005, blz. 24. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1713/2006 (PB L 321 van 21.11.2006, blz. 11).
BIJLAGE
Restituties die worden toegepast vanaf 22 december 2006 voor bepaalde producten van de sector suiker die worden uitgevoerd in de vorm van niet in bijlage I bij het Verdrag vermelde goederen (1)
GN-code |
Omschrijving |
Restituties in EUR/100 kg |
|
Bij vaststelling vooraf van de restituties |
Overige gevallen |
||
1701 99 10 |
Witte suiker |
19,34 |
19,34 |
(1) De in deze bijlage vastgestelde restituties zijn niet van toepassing op de uitvoer naar Bulgarije met ingang van 1 oktober 2004 en naar Roemenië met ingang van 1 december 2005, noch op de goederen die zijn opgenomen in de tabellen I en II bij Protocol nr. 2 bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972 en die met ingang van 1 februari 2005 naar de Zwitserse Bondsstaat of naar het Vorstendom Liechtenstein worden uitgevoerd.
22.12.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 367/61 |
VERORDENING (EG) Nr. 1957/2006 VAN DE COMMISSIE
van 21 december 2006
tot vaststelling van de restituties bij uitvoer voor mout
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), inzonderheid op artikel 13, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Volgens artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 kan het verschil tussen de noteringen of de prijzen op de wereldmarkt voor de in artikel 1 van die verordening genoemde producten en de prijzen van deze producten in de Gemeenschap worden overbrugd door een restitutie bij uitvoer. |
(2) |
De restituties moeten worden vastgesteld met inachtneming van de elementen als bedoeld in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1501/95 van de Commissie van 29 juni 1995 tot vaststelling van enkele toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad voor wat de toekenning, in de graansector, van uitvoerrestituties en van bij verstoring van de graanmarkt te treffen maatregelen betreft (2). |
(3) |
Voor mout moet de restitutie worden berekend met inachtneming van de hoeveelheid granen benodigd voor de vervaardiging van de betreffende producten. Deze hoeveelheden zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1501/95. |
(4) |
De situatie op de wereldmarkt of de specifieke eisen van bepaalde markten voor zekere producten kunnen een differentiatie van de restitutie, naar gelang van de bestemming, nodig maken. |
(5) |
De restitutie moet eenmaal per maand worden vastgesteld. Zij kan in de tussentijd worden gewijzigd. |
(6) |
Bij toepassing van deze regelen op de huidige situatie in de sector granen en met name op de noteringen of prijzen van deze producten in de Gemeenschap en op de wereldmarkt, moet de restitutie op de in de bijlage vermelde bedragen worden vastgesteld. |
(7) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De restituties bij uitvoer van de in artikel 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde mout worden op de in de bijlage aangegeven bedragen vastgesteld.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2007.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 21 december 2006.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).
(2) PB L 147 van 30.6.1995, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 777/2004 (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 50).
BIJLAGE
bij de verordening van de Commissie van 21 december 2006 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer voor mout
Productcode |
Bestemming |
Meeteenheid |
Bedrag van de restitutie |
1107 10 19 9000 |
A00 |
EUR/t |
0,00 |
1107 10 99 9000 |
A00 |
EUR/t |
0,00 |
1107 20 00 9000 |
A00 |
EUR/t |
0,00 |
NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1), zoals gewijzigd. De numerieke codes voor de bestemmingen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2081/2003 van de Commissie (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11). |
22.12.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 367/63 |
VERORDENING (EG) Nr. 1958/2006 VAN DE COMMISSIE
van 21 december 2006
tot vaststelling van het op de restitutie voor mout toe te passen correctiebedrag
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 15, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens artikel 14, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 moet bij uitvoer van granen de op de dag van indiening van de aanvraag van een certificaat geldende restitutie op verzoek worden toegepast op uitvoer die tijdens de geldigheidsduur van het certificaat moet plaatsvinden. In dat geval kan op de restitutie een correctiebedrag worden toegepast. |
(2) |
Op grond van Verordening (EG) nr. 1501/95 van de Commissie van 29 juni 1995 tot vaststelling van toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad voor de toekenning, in de graansector, van uitvoerrestituties en van bij verstoring van de graanmarkt te treffen maatregelen (2), kan een correctiebedrag worden vastgesteld voor de in artikel 1, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde mout. Het correctiebedrag moet worden berekend met inachtneming van de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1501/95 genoemde elementen. |
(3) |
Uit de bovengenoemde bepalingen volgt dat het correctiebedrag moet worden vastgesteld overeenkomstig de bijlage bij deze verordening. |
(4) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Het in artikel 15, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde correctiebedrag dat van toepassing is op de vooraf vastgestelde restituties bij uitvoer van mout, wordt vastgesteld in de bijlage.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2007.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 21 december 2006.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).
(2) PB L 147 van 30.6.1995, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 777/2004 (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 50).
BIJLAGE
bij de verordening van de Commissie van 21 december 2006 tot vaststelling van het op de restitutie voor mout toe te passen correctiebedrag
NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1), zoals gewijzigd.
De numerieke codes voor de bestemmingen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2081/2003 van de Commissie (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11).
(EUR/t) |
|||||||
Productcode |
Bestemming |
Lopend 1 |
1e term. 2 |
2e term. 3 |
3e term. 4 |
4e term. 5 |
5e term. 6 |
1107 10 11 9000 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
1107 10 19 9000 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
1107 10 91 9000 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
1107 10 99 9000 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
1107 20 00 9000 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
(EUR/t) |
|||||||
Productcode |
Bestemming |
6e term. 7 |
7e term. 8 |
8e term. 9 |
9e term. 10 |
10e term. 11 |
11e term. 12 |
1107 10 11 9000 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
1107 10 19 9000 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
1107 10 91 9000 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
1107 10 99 9000 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
1107 20 00 9000 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
22.12.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 367/65 |
VERORDENING (EG) Nr. 1959/2006 VAN DE COMMISSIE
van 21 december 2006
tot vaststelling van de restituties die gelden voor de in het kader van communautaire en nationale voedselhulpacties geleverde producten van de sectoren granen en rijst
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 13, lid 3,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1785/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening van de rijstmarkt (2), en met name op artikel 14, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 2681/74 van de Raad van 21 oktober 1974 betreffende de communautaire financiering van de uitgaven in verband met de levering van landbouwproducten als voedselhulp (3) is bepaald dat het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, afdeling Garantie, het gedeelte van de uitgaven financiert dat overeenkomt met de desbetreffende restituties bij uitvoer die overeenkomstig de betrokken communautaire voorschriften zijn vastgesteld. |
(2) |
Om de opstelling en het beheer van de begroting voor de communautaire voedselhulpacties te vergemakkelijken en om de lidstaten in staat te stellen het bedrag van de communautaire deelname in de financiering van de nationale voedselhulpacties te kennen, moet het bedrag van de voor deze acties toegekende restituties worden vastgesteld. |
(3) |
De algemene voorschriften en de uitvoeringsbepalingen die in artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 en artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1785/2003 voor de uitvoerrestituties zijn vastgesteld, zijn van overeenkomstige toepassing op bovenbedoelde transacties. |
(4) |
De specifieke criteria die in aanmerking moeten worden genomen bij de berekening van de uitvoerrestituties voor rijst zijn vastgesteld in artikel 14 van Verordening (EG) nr. 1785/2003. |
(5) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De geldende restituties voor de producten van de sectoren granen en rijst geleverd voor de communautaire en nationale voedselhulpacties, uitgevoerd in het kader van internationale verdragen of andere aanvullende programma's of die in het kader van andere communautaire acties gratis worden geleverd, worden vastgesteld overeenkomstig de bijlage.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2007.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 21 december 2006.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).
(2) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 96. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 797/2006 van de Commissie (PB L 144 van 31.5.2006, blz. 1).
(3) PB L 288 van 25.10.1974, blz. 1.
BIJLAGE
bij de verordening van de Commissie van 21 december 2006 tot vaststelling van de restituties die gelden voor de in het kader van communautaire en nationale voedselhulpacties geleverde producten van de sectoren granen en rijst
(EUR/t) |
|
Productcode |
Bedrag van de restitutie |
1001 10 00 9400 |
0,00 |
1001 90 99 9000 |
0,00 |
1002 00 00 9000 |
0,00 |
1003 00 90 9000 |
0,00 |
1005 90 00 9000 |
0,00 |
1006 30 92 9100 |
0,00 |
1006 30 92 9900 |
0,00 |
1006 30 94 9100 |
0,00 |
1006 30 94 9900 |
0,00 |
1006 30 96 9100 |
0,00 |
1006 30 96 9900 |
0,00 |
1006 30 98 9100 |
0,00 |
1006 30 98 9900 |
0,00 |
1006 30 65 9900 |
0,00 |
1007 00 90 9000 |
0,00 |
1101 00 15 9100 |
0,00 |
1101 00 15 9130 |
0,00 |
1102 10 00 9500 |
0,00 |
1102 20 10 9200 |
0,00 |
1102 20 10 9400 |
0,00 |
1103 11 10 9200 |
0,00 |
1103 13 10 9100 |
0,00 |
1104 12 90 9100 |
0,00 |
NB: Productcodes: zie de Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1), zoals gewijzigd. |
22.12.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 367/67 |
VERORDENING (EG) Nr. 1960/2006 VAN DE COMMISSIE
van 21 december 2006
betreffende de offertes voor de uitvoer van gerst die zijn meegedeeld in het kader van de openbare inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 935/2006
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 13, lid 3, eerste alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 935/2006 van de Commissie (2) is een inschrijving voor de restitutie bij uitvoer van gerst naar bepaalde derde landen opengesteld. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1501/95 van de Commissie van 29 juni 1995 tot vaststelling van enkele toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad voor wat de toekenning, in de graansector, van uitvoerrestituties en van bij verstoring van de graanmarkt te treffen maatregelen betreft (3) kan de Commissie op grond van de meegedeelde offertes besluiten niet tot toewijzing over te gaan. |
(3) |
Het is, met name rekening houdend met de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1501/95 genoemde criteria, niet wenselijk een maximumrestitutie vast te stellen. |
(4) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Er wordt geen gevolg gegeven aan de offertes van 15 tot en met 21 december 2006 zijn meegedeeld in het kader van de in Verordening (EG) nr. 935/2006 bedoelde inschrijving voor de restitutie bij uitvoer van gerst.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 22 december 2006.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 21 december 2006.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).
(2) PB L 172 van 24.6.2006, blz. 3.
(3) PB L 147 van 30.6.1995, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 777/2004 (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 50).
II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing
Raad
22.12.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 367/68 |
BESLUIT Nr. 2/2006 VAN DE ASSOCIATIERAAD EG-TURKIJE
van 17 oktober 2006
tot wijziging van de aan Besluit nr. 1/98 betreffende de handelsregeling voor landbouwproducten gehechte Protocollen nr. 1 en nr. 2
(2006/999/EG)
DE ASSOCIATIERAAD EG-TUKIJE,
Gelet op de Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije (1),
Gelet op het aan die overeenkomst gehechte aanvullend protocol (2), en met name op artikel 35,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Besluit nr. 1/98 van de Associatieraad EG Turkije van 25 februari 1998 betreffende de handelsregeling voor landbouwproducten (3) is de regeling voor de preferentiële landbouwhandel tussen de Gemeenschap en Turkije vastgesteld. Het aan dat besluit gehechte Protocol nr. 1 bevat bijzonderheden over de preferentiële regeling van de Gemeenschap voor de invoer van landbouwproducten van oorsprong uit Turkije. Het aan dat besluit gehechte Protocol nr. 2 bevat bijzonderheden over de preferentiële regeling van Turkije voor de invoer van landbouwproducten van oorsprong uit de Gemeenschap. |
(2) |
De Gemeenschap en Turkije (de „partijen”) hebben overleg gepleegd en hebben daarbij overeenstemming bereikt over aanpassingen van de preferentiële regeling om rekening te houden met de recente uitbreiding van de Gemeenschap. |
(3) |
De betrokken bijlagen bij de aan Besluit nr. 1/98 gehechte Protocollen nr. 1 en nr. 2 dienen te worden vervangen door nieuwe geconsolideerde bijlagen waarin de overeenstemming tussen de partijen over de aanpassing ervan en bepaalde technische ontwikkelingen met betrekking tot de tariefcodes zijn weerspiegeld. |
(4) |
De Associatieraad moet zich uitspreken over de draagwijdte van de preferentiële regeling die de partijen elkaar verlenen en over de daartoe te treffen regelingen. |
(5) |
Besluit nr. 1/98 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
BESLUIT:
Artikel 1
Besluit nr. 1/98 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Bijlage 1 bij Protocol nr. 1 wordt vervangen door de tekst in bijlage I. |
2) |
De bijlage bij Protocol nr. 2 wordt vervangen door de tekst in bijlage II. |
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de datum van vaststelling ervan.
Het is van toepassing met ingang van de eerste dag van de maand volgende op de dag waarop het is vastgesteld.
Gedaan te Brussel, 17 oktober 2006.
Voor de Associatieraad EG-Turkije
De voorzitter
E. TUOMIOJA
(1) PB 217 van 29.12.1964, blz. 3687.
(2) PB L 293 van 29.12.1972, blz. 4.
(3) PB L 86 van 20.3.1998, blz. 1.
BIJLAGE I
„BIJLAGE 1
REGELING VOOR DE INVOER IN DE GEMEENSCHAP VAN LANDBOUWPRODUCTEN VAN OORSPRONG UIT TURKIJE
In deze bijlage verwijst „GDT” naar de tarieven die zijn aangegeven in kolom 3 van het tweede deel of het derde deel, afdeling I, van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1).
GN-code (2) |
Omschrijving (3) |
GDT-ad-valoremrecht |
Specifiek recht |
|||
Verlaging van het recht (%) |
Tariefcontingent (ton netto-gewicht) |
Contingentrecht (EUR/t) |
Tariefcontingent (ton nettogewicht) |
Recht voor hoeveelheden boven het contingent (EUR/t) |
||
0204 |
Vlees van schapen of van geiten |
100 |
— |
0 |
200 |
|
0207 25 10 |
Vlees van kalkoenen, niet in stukken gesneden, bevroren |
|
|
170 |
1 000 |
|
0207 25 90 |
186 |
|||||
0207 27 30 |
Delen en slachtafvallen van kalkoenen, andere dan levers, bevroren |
|
|
134 |
||
0207 27 40 |
93 |
|||||
0207 27 50 |
339 |
|||||
0207 27 60 |
127 |
|||||
0207 27 70 |
230 |
|||||
0406 90 29 |
Kashkaval |
|
|
0 |
2 300 |
671,9 |
0406 90 31 |
Kaas bereid uit schapen- of buffelmelk, in bergingsmiddelen die pekel bevatten of in zakken van schapen- of geitenvellen |
|||||
0406 90 50 |
Andere kaas bereid uit schapen- of buffelmelk, in bergingsmiddelen die pekel bevatten of in zakken van schapen- of geitenvellen |
|||||
ex 0406 90 86 ex 0406 90 87 ex 0406 90 88 |
Tulum Peyniri bereid uit schapen- of buffelmelk, in afzonderlijke plastic of andere verpakkingen met een inhoud van minder dan 10 kg |
|||||
0701 90 50 |
Nieuwe aardappelen (primeurs), van 1 januari tot en met 31 maart |
100 |
— |
|
|
|
0701 90 |
Aardappelen, vers of gekoeld, andere |
100 |
2 500 |
|
|
|
0703 10 11 0703 10 19 |
Uien, van 15 februari tot en met 15 mei |
100 |
— |
|
|
|
0703 10 11 0703 10 19 |
Uien, van 16 mei tot en met 14 februari |
100 |
2 000 |
|
|
|
0703 20 00 |
Knoflook, vers of gekoeld |
100 |
— |
0 |
— |
|
0708 20 00 |
Bonen (Vigna spp., Phaseolus spp.), van 1 november tot en met 30 april |
100 |
— |
|
|
|
ex 0708 90 00 |
Tuinbonen (Vicia faba major L.), van 1 juli tot en met 30 april |
100 |
— |
|
|
|
0709 30 00 |
Aubergines, van 15 januari tot en met 30 april |
100 |
— |
|
|
|
0709 30 00 |
Aubergines, van 1 mei tot en met 14 januari |
100 |
1 000 |
|
|
|
ex 0709 40 00 |
Bleekselderij (Apium graveolens L., var. dulce (Mill) Pers.), van 1 januari tot en met 30 april |
100 |
— |
|
|
|
0709 90 70 |
Courgettes, van 1 december tot en met eind februari |
100 |
— |
|
|
|
0709 90 70 |
Courgettes, van 1 maart tot en met 30 november |
100 |
500 |
|
|
|
ex 0709 90 90 |
Pompoenen, van 1 december tot en met eind februari |
100 |
— |
|
|
|
ex 0709 90 90 |
Wilde uien van de soort Muscari comosum, van 15 februari tot en met 15 mei |
100 |
— |
|
|
|
0802 21 00 0802 22 00 |
Hazelnoten (Corylus spp.) |
Recht: 3 % |
— |
|
|
|
0806 10 10 |
Druiven voor tafelgebruik, van 1 mei tot en met 17 juni en van 1 augustus tot en met 14 november |
100 |
350 |
|
|
|
0806 10 10 |
Druiven voor tafelgebruik, van 15 november tot en met 30 april en van 18 juni tot en met 31juli |
100 |
— |
|
|
|
0807 11 00 |
Watermeloenen, van 1 april tot en met 15 juni |
100 |
— |
|
|
|
0807 11 00 |
Watermeloenen, van 16 juni tot en met 31 maart |
100 |
16 500 |
|
|
|
0807 19 00 |
Andere meloenen, van 1 november tot en met 31 mei |
100 |
— |
|
|
|
0809 40 05 |
Pruimen, van 1 mei tot en met 15 juni |
100 |
— |
|
|
|
0811 10 11 |
Aardbeien, bevroren |
100 |
— |
0 |
100 |
|
0811 20 11 |
Frambozen enz., bevroren |
|||||
0811 90 19 |
Andere vruchten, bevroren |
|||||
1002 00 00 |
Rogge |
|
|
Verlaging overeen-komstig artikel 3, lid 4 (meest begunstigde naties — ten hoogste 11,68 EUR/t) |
|
|
1107 10 |
Mout, niet gebrand |
|
|
Verlaging met 6,57 EUR/t |
— |
|
1107 20 00 |
Mout, gebrand |
|
|
Verlaging met 6,57 EUR/t |
— |
|
1509 10 10 |
Bij de eerste persing verkregen olijfolie, lampolie |
|
|
Verlaging met 10 % |
— |
|
1509 10 90 (4) |
Andere bij de eerste persing verkregen olijfolie |
7,5 % ad valorem |
100 |
0 |
100 |
|
1509 10 90 |
Andere bij de eerste persing verkregen olijfolie |
|
|
Verlaging met 10 % |
— |
|
1509 90 00 |
Andere dan bij de eerste persing verkregen olijfolie |
|
|
Verlaging met 5 % |
— |
|
1510 00 10 |
Ruwe olijfolie |
|
|
Verlaging met 10 % |
— |
|
1510 00 90 |
Andere olijfolie |
|
|
Verlaging met 5 % |
— |
|
2002 10 |
Bereide tomaten, geheel of in stukken |
100 |
8 900 |
|
|
|
2002 90 11 2002 90 19 |
Andere bereide tomaten, met een gehalte aan droge stof van minder dan 12 gewichtspercenten |
|||||
2002 90 31 2002 90 39 2002 90 91 2002 90 99 |
Andere bereide of verduurzaamde tomaten, met een gehalte aan droge stof van ten minste 12 gewichtspercenten |
100 |
30 000 (equivalent gehalte aan droge stof 28/30 %) |
|
|
|
2007 10 10 2007 91 10 2007 91 30 2007 99 20 2007 99 31 2007 99 33 2007 99 35 2007 99 39 2007 99 55 2007 99 57 |
Jam, vruchtengelei, marmelade, vruchtenmoes en vruchtenpasta |
100 |
— |
Verlaging met 67 % |
1 750 |
|
2007 91 30 |
Jam, vruchtengelei, marmelade, vruchtenmoes en vruchtenpasta, door koken of stoven verkregen, andere dan gehomogeniseerde bereidingen, van citrusvruchten, met een suikergehalte van meer dan 13 doch niet meer dan 30 gewichtspercenten |
100 |
— |
0 |
100 |
|
2007 99 39 |
Andere bereidingen, met een suikergehalte van meer dan 30 gewichtspercenten |
100 |
— |
0 |
100 |
|
2008 30 19 2008 50 19 2008 50 51 2008 50 92 2008 50 94 2008 60 19 2008 70 19 2008 70 51 2008 80 19 |
Vruchten, noten en andere eetbare plantendelen, op andere wijze bereid of verduurzaamd |
100 |
2 100 |
|
|
|
2009 11 11 2009 11 91 2009 19 11 2009 19 91 2009 29 11 2009 29 91 2009 39 11 2009 39 51 2009 39 91 2009 61 90 2009 69 11 2009 69 79 2009 69 90 2009 80 11 2009 80 32 2009 80 33 2009 80 35 2009 80 61 2009 80 83 2009 80 84 2009 80 86 2009 90 11 2009 90 21 2009 90 31 2009 90 71 2009 90 92 2009 90 94 |
Vruchtensappen |
100 |
— |
Verlaging met 67 % |
3 400 |
|
2204 10 |
Mousserende wijn |
|
|
0 |
— |
|
2204 21 |
Andere wijn, druivenmost waarvan de gisting door toevoegen van alcohol is verhinderd of gestuit, in verpakkingen inhoudende niet meer dan 2 liter |
|
|
0 |
— |
|
2204 29 |
Andere wijn, druivenmost waarvan de gisting door toevoegen van alcohol is verhinderd of gestuit, in verpakkingen inhoudende meer dan 2 liter |
|
|
0 |
— |
|
2206 00 |
Andere gegiste dranken; mengsels van gegiste dranken en mengsels van gegiste dranken met alcoholvrije dranken, elders genoemd noch elders onder begrepen |
|
|
0 |
— |
|
ex 2207 |
Ethylalcohol, niet gedenatureerd, met een alcohol-volumegehalte van 80 % vol of meer, en ethylalcohol en gedistilleerde dranken, gedenatureerd, ongeacht het gehalte, verkregen uit in bijlage I bij het EG Verdrag genoemde landbouwproducten |
|
|
0 |
— |
|
2209 00 |
Tafelazijn, natuurlijke of verkregen uit azijnzuur |
|
|
0 |
— |
|
(1) PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1758/2006 (PB L 335 van 1.12.2006, blz. 1).
(2) De GN-codes zijn die zoals bepaald in Verordening (EG) nr. 1810/2004 (PB L 327 van 30 oktober 2004, blz. 1).
(3) In afwijking van de regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur moeten de bewoordingen van de omschrijving van de producten worden geacht slechts als aanwijzing te gelden en is in het kader van deze bijlage de draagwijdte van de GN-codes bepalend voor de toepasselijkheid van de preferentiële regeling. Voor GN-codes die worden voorafgegaan door de vermelding „ex”, wordt op basis van de GN-code en de betrokken omschrijving, gezamenlijk beschouwd, bepaald of de preferentiële regeling toepasselijk is.
(4) Deze concessie bestaat uit slechts één contingent van 100 ton met een contingentrecht van 7,5 %.”
BIJLAGE II
„BIJLAGE
REGELING VOOR DE INVOER IN TURKIJE VAN LANDBOUWPRODUCTEN VAN OORSPRONG UIT DE GEMEENSCHAP
GN-code (1) |
Omschrijving (2) |
Verlaging t.o.v. het voor de meest begunstigde naties geldende recht (%) |
Tariefcontingent (ton nettogewicht) |
0102 10 |
Levende runderen: fokdieren van zuiver ras |
100 |
Onbeperkt |
0102 90 29 |
Levende runderen, andere dan fokdieren van zuiver ras, met een gewicht van meer dan 80 kg doch niet meer dan 160 kg |
100 |
2 260 |
ex 0102 90 |
Levende runderen, andere dan fokdieren van zuiver ras, andere dan met een gewicht van meer dan 80 kg doch niet meer dan 160 kg |
50 |
4 025 |
0202 20 |
Andere delen van vlees van runderen, met been, bevroren |
Verlaging met 50 % en maximumrecht van 30 % |
5 000 |
0202 20 |
Andere delen van vlees van runderen, met been, bevroren |
Verlaging met 30 % en een maximumrecht van 43 % |
14 100 |
0210 |
Vlees en eetbare slachtafvallen, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt; meel en poeder van vlees of van slachtafvallen, geschikt voor menselijke consumptie |
52 % ad valorem |
250 |
0402 10 |
Melk en room, in poeder, in korrels of in andere vaste vorm, met een vetgehalte van niet meer dan 1,5 gewichtspercent |
100 |
2 500 (3) |
0402 21 |
Melk en room, in poeder, in korrels of in andere vaste vorm, met een vetgehalte van meer dan 1,5 gewichtspercent, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen |
100 |
2 500 (3) |
0404 |
Wei, ook indien ingedikt of met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen; producten bestaande uit natuurlijke bestanddelen van melk, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, elders genoemd noch elders onder begrepen |
30 % ad valorem |
700 |
0405 10 0405 20 90 0405 90 |
Boter en andere van melk afkomstige vetstoffen; zuivelpasta's |
100 |
3 700 |
0406 30 |
Smeltkaas, niet geraspt noch in poeder |
100 |
300 |
0406 90 |
Andere kaas |
100 |
2 000 |
ex 0406 90 |
Andere kaas, andere, met uitzondering van 0406 90 29 / 31 / 50 / 86 / 87 / 88 |
100 |
1 000 |
0408 11 80 |
Eigeel, gedroogd, ander |
24 % ad valorem |
75 |
0601 |
Bollen, knollen en wortelstokken, ook indien in blad of in bloei; cichoreiplanten en -wortels, andere dan die bedoeld bij post 1212 |
100 |
200 |
ex 0602 90 |
Andere levende planten, andere, met uitzondering van 0602 90 91 |
100 |
3 400 |
0603 10 |
Afgesneden bloemen enz., vers |
100 |
100 |
0604 |
Loof, bladeren, twijgen, takken en andere delen van planten, zonder bloemen, bloesems of bloemknoppen, alsmede grassen, mossen en korstmossen, voor bloemstukken of voor versiering, vers, gedroogd, gebleekt, geverfd, geïmpregneerd of op andere wijze geprepareerd |
100 |
100 |
0701 10 00 |
Pootaardappelen, vers of gekoeld |
100 |
6 000 |
0709 51 00 |
Paddenstoelen van het geslacht „Agaricus”, vers of gekoeld |
7 % ad valorem |
100 |
0710 22 00 |
Bonen (Vigna spp., Phaseolus spp.), bevroren |
11,5 % ad valorem |
100 |
ex 0808 10 (behalve (4)0808 10 80 00 110808 10 80 00 130808 10 80 00 14) |
Appelen, vers, andere dan Golden Delicious, Starking en Starkrimson |
100 |
1 750 |
0808 20 |
Peren en kweeperen, vers |
30 % ad valorem |
500 |
0809 30 |
Perziken (nectarines daaronder begrepen), vers, van 15 juli tot en met 31 december |
100 |
1 000 |
0810 90 30 |
Tamarindevruchten, cashewappelen, nangka’s („jackfruit”), litchis en sapodilla’s, vers |
100 |
1 000 |
0810 90 40 |
Passievruchten, carambola’s en pitahaya’s, vers |
100 |
500 |
0810 90 95 |
Ander fruit, vers |
100 |
500 |
0811 10 |
Aardbeien, bevroren |
20 % ad valorem |
100 |
0902 |
Thee |
Maximumrecht: 45 % |
200 |
1001 |
Tarwe en mengkoren, van 1 september tot en met 31 mei |
100 |
30 000 |
1001 10 00 |
Harde tarwe, van 1 september tot en met 31 mei |
100 |
100 000 |
1001 90 |
Andere tarwe, van 1 september tot en met 31 mei |
100 |
200 000 |
1002 00 00 |
Rogge, van 1 september tot en met 31 mei |
100 |
22 500 |
ex 1003 00 |
Gerst, van 1 september tot en met 31 mei, voor moutbereiding |
100 |
49 500 |
1004 00 00 |
Haver, van 1 september tot en met 31 mei |
50 |
5 000 |
1005 90 00 |
Maïs, van 1 september tot en met 31 mei, andere dan zaaigoed |
100 |
53 640 |
1005 90 00 |
Maïs, van 1 december tot en met 31 mei, andere dan zaaigoed |
100 |
52 000 |
1006 30 |
Halfwitte of volwitte rijst |
100 |
28 000 |
1104 12 90 |
Granen in vlokken, van haver |
50 |
100 |
1107 |
Mout, ook indien gebrand |
100 |
500 |
1206 00 91 1206 00 99 |
Zonnebloempitten, andere dan voor zaaidoeleinden, van 1 januari tot en met 31 augustus |
100 |
1 000 |
1207 20 90 |
Katoenzaad, ander dan voor zaaidoeleinden |
100 |
1 500 |
ex 1209 |
Zaaigoed, sporen daaronder begrepen, met uitzondering van 1209 10 00 |
100 |
1 050 |
1209 10 00 |
Suikerbietenzaad |
100 |
300 |
1502 00 |
Rund-, schapen- of geitenvet |
100 |
3 000 |
1507 10 |
Ruwe sojaolie, van 1 januari tot en met 31 augustus |
100 |
60 000 |
1507 90 |
Geraffineerde sojaolie, van 1 januari tot en met 31 augustus |
50 |
2 000 |
1512 11 |
Ruwe zonnebloemzaad- en saffloerolie, van 1 januari tot en met 31 augustus |
100 |
18 400 |
1514 11 1514 91 |
Ruwe koolzaad-, raapzaad- en mosterdzaadolie, alsmede fracties daarvan, niet chemisch gewijzigd, 0 % erucazuur bevattend, van 1 januari tot en met 31 augustus |
100 |
10 600 |
1602 10 00 |
Gehomogeniseerde bereidingen |
30 % ad valorem |
400 |
1701 99 |
Rietsuiker en beetwortelsuiker, alsmede chemisch zuivere sacharose, in vaste vorm, andere dan ruwe suiker, niet gearomatiseerd en zonder toegevoegde kleurstoffen |
Verlaging met 20 % en een maximumrecht van 50 % |
80 000 |
2001 90 50 |
Paddenstoelen, bereid of verduurzaamd in azijn of azijnzuur |
50 |
325 |
2001 90 99 |
Andere groenten en vruchten, bereid of verduurzaamd in azijn of azijnzuur |
||
2002 90 |
Tomaten, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, andere |
100 |
1 500 |
2003 |
Paddenstoelen en truffels, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur |
13 % ad valorem |
50 |
2005 10 |
Gehomogeniseerde groenten |
15 % ad valorem |
300 |
2005 40 |
Erwten, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, niet bevroren |
100 |
300 |
2007 10 |
Gehomogeniseerde bereidingen |
25 % ad valorem |
450 |
2007 99 10 2007 99 33 2007 99 35 ex 2007 99 39 ex 2007 99 57 ex 2007 99 98 |
Jam, vruchtengelei en marmelade, met of zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen (met uitzondering van hazelnotenpasta) |
20 % ad valorem |
1 000 |
2009 11 2009 12 2009 19 |
Sinaasappelsap |
15 % ad valorem |
1 000 |
2009 61 |
Druivensap |
||
2009 71 2009 79 |
Appelsap |
||
2009 80 89 |
Sap van andere vruchten of groenten, niet onderling vermengd, met een gehalte aan toegevoegde suiker van niet meer dan 30 gewichtspercenten |
||
2009 80 96 |
Kersensap |
||
2009 90 11 2009 90 19 2009 90 21 2009 90 29 2009 90 31 2009 90 39 |
Mengsels van sappen |
||
2204 10 |
Mousserende wijn |
35 % ad valorem |
750 hl |
2209 00 |
Tafelazijn, natuurlijke of verkregen uit azijnzuur |
100 |
2 500 |
2301 |
Meel, poeder en pellets van vlees, van slachtafvallen, van vis, van schaaldieren, van weekdieren of van andere ongewervelde waterdieren, ongeschikt voor menselijke consumptie; kanen |
100 |
— |
2304 00 00 |
Perskoeken en andere vaste afvallen, verkregen bij de winning van sojaolie |
100 |
— |
2309 10 |
Honden- en kattenvoer, opgemaakt voor de verkoop in het klein |
100 |
1 400 |
2309 90 |
Andere bereidingen van de soort gebruikt voor het voederen van dieren |
100 |
6 700 |
(1) De GN-codes zijn die zoals bepaald in Verordening (EG) nr. 1810/2004 (PB L 327 van 30.10.2004, blz. 1).
(2) In afwijking van de regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur moeten de bewoordingen van de omschrijving van de producten worden geacht slechts als aanwijzing te gelden en is in het kader van deze bijlage de draagwijdte van de GN-codes bepalend voor de toepasselijkheid van de preferentiële regeling. Voor GN-codes die worden voorafgegaan door de vermelding „ex”, wordt op basis van de GN-code en de betrokken omschrijving, gezamenlijk beschouwd, bepaald of de preferentiële regeling toepasselijk is.
(3) Deze contingenten zijn bedoeld voor invoer in het kader van de regeling actieve veredeling.
(4) Turkse douanecodes.”
Besluiten aangenomen krachtens titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie
22.12.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 367/77 |
BESLUIT 2006/1000/GBVB VAN DE RAAD
van 11 december 2006
betreffende de uitvoering van Gemeenschappelijk Optreden 2002/589/GBVB met het oog op een bijdrage van de Europese Unie aan de bestrijding van de destabiliserende accumulatie en verspreiding van handvuurwapens en lichte wapens in Latijns-Amerika en het Caribische gebied
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op Gemeenschappelijk Optreden 2002/589/GBVB van de Raad van 12 juli 2002 inzake de bijdrage van de Europese Unie aan de bestrijding van de destabiliserende accumulatie en verspreiding van handvuurwapens en lichte wapens (1), en met name op de artikelen 6 en 7, juncto artikel 23, lid 2, tweede streepje, van het Verdrag betreffende de Europese Unie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Besluiten 2001/200/GBVB (2) en 2003/543/GBVB (3) van de Raad hebben bijgedragen tot de bestrijding van de ongecontroleerde accumulatie en verspreiding van handvuurwapens en lichte wapens, die een bedreiging vormden voor de vrede en de veiligheid en de vooruitzichten voor een duurzame ontwikkeling beperkten, onder meer in Latijns-Amerika en het Caribisch gebied via het Regionaal Centrum van de Verenigde Naties voor vrede, ontwapening en ontwikkeling in Latijns-Amerika en het Caribische gebied (UN-LiREC) in Lima, dat optreedt namens het Department for Disarmament Affairs (DDA) van de Verenigde Naties. |
(2) |
Sinds 2001 is de financiële bijdrage van de Europese Unie doeltreffend gebleken voor wat betreft opleidingscursussen voor wetshandhavingsdiensten en parlementsleden in de regio en hun adviseurs op het gebied van wetgeving in verband met vuurwapens, het opzetten van gegevensbanken, alsook de vernietiging van wapens en het beheer van de wapenvoorraden. Om die activiteiten te kunnen voortzetten, hebben UN-LiREC en het DDA de EU verzocht om een laatste follow-up bijstand te verlenen. |
(3) |
De Europese Unie is derhalve voornemens haar financiële bijstand voor de activiteiten van UN-LiREC te completeren. Dit zou de laatste bijdrage van de Europese Unie aan deze activiteiten moeten zijn, |
BESLUIT:
Artikel 1
1. De Europese Unie completeert haar bijdrage aan UN-LiREC voor de bestrijding van de destabiliserende accumulatie en verspreiding van handvuurwapens en lichte wapens in Latijns-Amerika en het Caribische gebied.
2. Voor de toepassing van lid 1 helpt de Europese Unie UN-LiREC bij:
a) |
het ondersteunen van eigen nationale inbreng in de activiteiten die verband houden met het actieprogramma van de Verenigde Naties van 2001 ter voorkoming, bestrijding en uitbanning van de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens in al zijn aspecten; |
b) |
het koppelen van deze activiteiten aan soortgelijke initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie; en |
c) |
het ontwikkelen van opleidingscursussen inzake beste praktijken voor andere regio's in de wereld, zoals Afrika en Zuidoost-Europa. |
Een gedetailleerde beschrijving van de activiteiten staat in de bijlage.
3. Er wordt overeenkomstig de in dit besluit neergelegde uitvoeringsregelingen gezorgd voor voldoende zichtbaarheid van de bijdrage van de Europese Unie aan de activiteiten in de bijlage, ook door middel van passende maatregelen van UN-LiREC.
Artikel 2
1. Het financieel referentiebedrag voor de in artikel 1 bedoelde doelstellingen bedraagt 700 000 EUR.
2. Voor de toepassing van dit besluit sluit de Commissie met het DDA, namens hetwelk UN-LiREC optreedt, een financieringsovereenkomst over de besteding van de bijdrage van de Europese Unie, die de vorm krijgt van een subsidie. In de specifieke financieringsovereenkomst wordt bepaald dat UN-LiREC/DDA zorg dragen voor passende verslaglegging en voor de zichtbaarheid van de financiële bijdrage van de Europese Unie aan het project op een aan de omvang daarvan aangepaste wijze.
3. De Commissie ziet toe op de juiste uitvoering van de bedoelde financiële bijdrage van de Europese Unie. Daartoe wordt de Commissie belast met de controle op en de evaluatie van de financiële aspecten van de uitvoering van dit besluit, zoals bepaald in dit artikel.
4. Voor het beheer van de in lid 1 genoemde uitgaven uit de algemene begroting van de Europese Unie gelden de procedures en voorschriften van de Gemeenschap die van toepassing zijn op begrotingsaangelegenheden, met dien verstande dat een eventuele voorfinanciering niet het eigendom van de Europese Gemeenschap blijft. Dit beheer vindt plaats overeenkomstig de bepalingen van de financiële en administratieve kaderovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Naties van 29 april 2003.
Artikel 3
1. Het voorzitterschap, met de steun van de secretaris-generaal van de Raad/hoge vertegenwoordiger voor het GBVB, is verantwoordelijk voor de uitvoering van dit besluit en rapporteert aan de Raad over de uitvoering ervan. De Commissie wordt volledig bij deze taken betrokken en zal in het bijzonder informatie verstrekken over de uitvoering van de financiële aspecten.
2. In overeenstemming met artikel 2, lid 2, brengt de Commissie op gezette tijden verslag uit aan de bevoegde Raadsinstanties. Deze informatie zal met name gebaseerd zijn op regelmatige verslagen die door UN-LiREC/DDA in het kader van zijn in artikel 2, lid 2, bedoelde contractuele relatie met de Commissie worden verstrekt.
Artikel 4
Dit besluit wordt van kracht op de dag van zijn aanneming. Het verstrijkt twaalf maanden nadat de in artikel 2, lid 2, bedoelde financieringsovereenkomst is gesloten.
Artikel 5
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 11 december 2006.
Voor de Raad
De voorzitter
E. TUOMIOJA
(1) PB L 191 van 19.7.2002, blz. 1.
(2) PB L 72 van 14.3.2001, blz. 1.
(3) PB L 185 van 24.7.2003, blz. 59.
BIJLAGE
Opleiding van instructeurs en gegevensbankproject, derde fase
De derde en laatste fase van het UN-LiREC-project bestaat uit twee belangrijke reeksen activiteiten. De eerste reeks vormt de voortzetting van de lopende activiteiten, terwijl de tweede reeks activiteiten de toepassing inhoudt van de door het centrum ontwikkelde werkzaamheden op aanverwante activiteiten die in Europa worden ontplooid ter ondersteuning van het EU-beleid in Zuidoost-Europa en andere regio's in de wereld, zoals Afrika.
Eerste reeks activiteiten
1. Opleiding van instructeurs
1.1. |
Ondersteuning van nationale opleidingscursussen inzake opsporingstechnieken door wetshandhavingsfunctionarissen die al eerder door UN-LiREC werden opgeleid; |
1.2. |
Ondersteuning van de ontwikkeling van het door Brazilië opgezette Regionale Opleidingscentrum voor openbare veiligheid, dat de coördinatie van regionale opleidingscursussen in de toekomst beoogt; en |
1.3. |
Verstrekking van geavanceerde opleidingscursussen inzake inlichtingen en internationale samenwerking. |
2. Gegevensbanken met informatie over vuurwapens
2.1. |
Verdere ontwikkeling van de Small Arms and Light Weapons Administration System (SALSA)-gegevensbanken; en |
2.2. |
Opneming van SALSA-gegevens in andere gegevensbanken van de wetshandhavingsdiensten. |
3. Parlementair uitwisselingsinitiatief
3.1. |
Voortzetting van de opleidingscursussen voor parlementsleden in de regio; en |
3.2. |
Technische ondersteuning van de hervorming van de vuurwapenwetgeving. |
4. Vernietiging van wapens en beheer van de wapenvoorraden
4.1. |
Voortzetting van de werkzaamheden ter ondersteuning van de vernietiging van wapens en het beheer van de wapenvoorraden; en |
4.2. |
Ondersteuning van de nationale vernietigingsprogramma's. |
Tweede reeks activiteiten
Koppeling van op Latijns-Amerika en het Caribische gebied gerichte activiteiten met activiteiten die verband houden met Europa, en overdracht van kennis en lering om synergieën tussen Latijns-Amerika en het Caribische gebied en andere regio's in de wereld te bewerkstelligen.
1. |
Evaluatie van de Europese vuurwapenwetgeving en het propageren van de gedragscode van de EU betreffende wapenuitvoer om daaruit lering te trekken voor de verbetering van de LA&C-wetgeving: voorgestelde samenwerking met het Europees Parlement. |
2. |
Uitbreiding en aanpassing van de SALSA-gegevensbank met het oog op informatie-uitwisseling met lidstaten om de coördinatie en de samenwerking tussen de twee regio's te bevorderen; beoogde samenwerking met andere entiteiten die zich bezighouden met de illegale handel in vuurwapens, zoals nationale wetshandhavingsinstanties en Europol. |
3. |
Aanpassing van de door UN-LiREC ontwikkelde opleidingscursussen aan de behoeften en mogelijkheden van landen in andere regio's van de wereld, zodat daaruit meer lering kan worden getrokken. |
4. |
Beoordeling van de stand van de uitvoering en vaststelling van de mogelijkheden voor synergieën in de aanbevelingen die de staatshoofden en regeringsleiders van Latijns-Amerika, het Caribische gebied en Europa tijdens de topontmoetingen van Rio de Janeiro, Madrid en Mexico hebben geformuleerd met betrekking tot vuurwapens, met name de verklaringen die tijdens de topontmoetingen in verband met bovengenoemde activiteiten zijn afgelegd. |
De activiteiten zullen culmineren in het opzetten van een gecombineerde commandopost (GCP) — een regionaal operatiecentrum van het Regionaal Opleidingscentrum voor openbare veiligheid in Brasilia (Brazilië) — die de opleiding met betrekking tot vuurwapens en andere activiteiten zal coördineren met de werkzaamheden van zo'n 3 000 functionarissen in 33 landen. Eind 2007 zullen alle opleidingscursussen door het UN-LiREC worden overgedragen aan het Regionaal Centrum en aan afzonderlijke landen, teneinde de eigen nationale inbreng te bevorderen. Het Regionaal Centrum zal tevens dienen als knooppunt tussen dit netwerk van wetshandhavingsdiensten in andere regio's.
Rectificaties
22.12.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 367/80 |
Rectificatie van Beschikking 2006/944/EG van de Commissie van 14 december 2006 tot vaststelling, op grond van Beschikking 2002/358/EG van de Raad, van de respectieve emissieniveaus die in het kader van het Protocol van Kyoto aan de Gemeenschap en elk van haar lidstaten zijn toegewezen
( Publicatieblad van de Europese Unie L 358 van 16 december 2006 )
Bladzijde 89, in de bijlage, eerste regel „Europese Gemeenschap”, in de tweede kolom:
in plaats van:
„19 683 181 601”,
te lezen:
„19 682 555 325”.
Bladzijde 89, in de bijlage, negende regel „Italië”, in de tweede kolom:
in plaats van:
„2 429 132 197”,
te lezen:
„2 428 495 710”.
Bladzijde 89, in de bijlage, twaalfde regel „Oostenrijk”, in de tweede kolom:
in plaats van:
„343 405 392”,
te lezen:
„343 473 407”.
22.12.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 367/80 |
Rectificatie van Verordening (EG) nr. 1620/2006 van de Commissie van 30 oktober 2006 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op strijkplanken uit de Volksrepubliek China en Oekraïne
( Publicatieblad van de Europese Unie L 300 van 31 oktober 2006 )
Op bladzijde 15 in overweging 12 en op bladzijde 41 in artikel 1, lid 1:
in plaats van:
„… met inbegrip van mouwplanken, en belangrijke onderdelen daarvan, zoals de poten, het werkblad en het ijzeren treefje, …”
te lezen:
„… met inbegrip van mouwplanken, en belangrijke onderdelen daarvan, zoals de poten, het werkblad en de strijkijzersteun (treefje), …”.