ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 123

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

50e jaargang
12 mei 2007


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EG) nr. 519/2007 van de Raad van 7 mei 2007 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 527/2003 houdende machtiging tot het aanbieden en leveren voor rechtstreekse menselijke consumptie van bepaalde uit Argentinië ingevoerde wijnen waarop oenologische procedés zijn toegepast waarin niet is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1493/1999

1

 

*

Verordening (EG) nr. 520/2007 van de Raad van 7 mei 2007 tot vaststelling van technische maatregelen voor de instandhouding van bepaalde over grote afstanden trekkende visbestanden en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 973/2001

3

 

 

Verordening (EG) nr. 521/2007 van de Commissie van 11 mei 2007 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

14

 

 

Verordening (EG) nr. 522/2007 van de Commissie van 11 mei 2007 tot vaststelling van de minimumverkoopprijzen voor boter die gelden voor de 31e bijzondere inschrijving in het kader van de permanente openbare inschrijving waarin Verordening (EG) nr. 1898/2005 voorziet

16

 

 

Verordening (EG) nr. 523/2007 van de Commissie van 11 mei 2007 betreffende de 31e bijzondere inschrijving die wordt gehouden in het kader van de permanente verkoop bij inschrijving als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1898/2005, hoofdstuk II

18

 

 

Verordening (EG) nr. 524/2007 van de Commissie van 11 mei 2007 betreffende de 31e bijzondere inschrijving die wordt gehouden in het kader van de permanente verkoop bij inschrijving als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1898/2005, hoofdstuk III

19

 

 

Verordening (EG) nr. 525/2007 van de Commissie van 11 mei 2007 tot vaststelling van de minimumverkoopprijs voor boter voor de 63e bijzondere inschrijving in het kader van de permanente openbare inschrijving als bedoeld in Verordening (EG) nr. 2771/1999

20

 

 

Verordening (EG) nr. 526/2007 van de Commissie van 11 mei 2007 betreffende de afgifte van invoercertificaten voor vers, gekoeld of bevroren rundvlees van hoge kwaliteit

21

 

*

Verordening (EG) nr. 527/2007 van de Commissie van 10 mei 2007 tot vaststelling van een verbod op de visserij op torsk in EG-wateren en internationale wateren van de ICES-zones V, VI en VII door vaartuigen die de vlag van Spanje voeren

22

 

*

Verordening (EG) nr. 528/2007 van de Commissie van 10 mei 2007 tot vaststelling van een verbod op de visserij op kabeljauw in ICES-zones I en II (Noorse wateren) door vaartuigen die de vlag van Portugal voeren

24

 

*

Verordening (EG) nr. 529/2007 van de Commissie van 11 mei 2007 betreffende de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor de invoer van bevroren rundvlees van GN-code 0202 en producten van GN-code 02062991 (1 juli 2007 tot en met 30 juni 2008)

26

 

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Commissie

 

 

2007/330/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 4 mei 2007 tot opheffing van het verbod op het verkeer van bepaalde dierlijke producten op het eiland Cyprus krachtens Verordening (EG) nr. 866/2004 van de Raad en tot vaststelling van de voorwaarden voor het verkeer van die producten (Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 1911)  ( 1 )

30

 

 

AANBEVELINGEN

 

 

Commissie

 

 

2007/331/EG

 

*

Aanbeveling van de Commissie van 3 mei 2007 inzake de monitoring van het acrylamidegehalte in levensmiddelen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 1873)  ( 1 )

33

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

12.5.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 123/1


VERORDENING (EG) Nr. 519/2007 VAN DE RAAD

van 7 mei 2007

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 527/2003 houdende machtiging tot het aanbieden en leveren voor rechtstreekse menselijke consumptie van bepaalde uit Argentinië ingevoerde wijnen waarop oenologische procedés zijn toegepast waarin niet is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1493/1999

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (1), en met name op artikel 45, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In afwijking van artikel 45, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 mag in Argentinië geproduceerde wijn waarop oenologische procedés zijn toegepast waarin niet is voorzien bij de communautaire regelgeving, krachtens Verordening (EG) nr. 527/2003 (2), worden ingevoerd in de Gemeenschap. Deze machtiging, die met name geldt voor de toevoeging van appelzuur, is op 31 december 2006 verstreken.

(2)

Het gebruik van appelzuur is een oenologisch procedé dat is goedgekeurd door de Internationale Organisatie voor Wijnbouw en Wijnbereiding.

(3)

Tussen de Gemeenschap en de Mercosur, waarvan Argentinië lid is, wordt nog steeds onderhandeld over een overeenkomst over de handel in wijn. Deze onderhandelingen hebben met name betrekking op de respectieve oenologische procedés van de twee partijen, en op de bescherming van de geografische aanduidingen.

(4)

In afwachting van een overeenkomst tussen de Gemeenschap en de Mercosur inzake de handel in wijn, waarin beide partijen elkaars oenologische procedés wederzijds erkennen en waardoor de invoer in de Gemeenschap van wijnen van oorsprong uit Argentinië waaraan eventueel appelzuur is toegevoegd, wordt vergemakkelijkt, moet de toelating van de betrokken behandeling voor Argentijnse wijnen worden verlengd totdat die overeenkomst in werking treedt, maar uiterlijk tot en met 31 december 2008.

(5)

Verordening (EG) nr. 527/2003 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In artikel 1, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 527/2003 wordt „31 december 2006” vervangen door „31 december 2008”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 7 mei 2007.

Voor de Raad

De voorzitter

H. SEEHOFER


(1)  PB L 179 van 14.7.1999, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).

(2)  PB L 78 van 25.3.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1912/2005 (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 1).


12.5.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 123/3


VERORDENING (EG) Nr. 520/2007 VAN DE RAAD

van 7 mei 2007

tot vaststelling van technische maatregelen voor de instandhouding van bepaalde over grote afstanden trekkende visbestanden en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 973/2001

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Gemeenschap heeft bij Besluit 98/392/EG (1) het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het Recht van de Zee goedgekeurd, waarin bepaalde principes en regels voor de instandhouding en het beheer van de levende mariene rijkdommen zijn vastgesteld. De Gemeenschap neemt in het kader van haar ruimere internationale verplichtingen deel aan de inspanningen die in internationale wateren worden geleverd om de visbestanden in stand te houden.

(2)

De Gemeenschap is sinds 14 november 1997 ingevolge Besluit 86/238/EEG (2) verdragssluitende partij bij het Internationaal Verdrag voor de Instandhouding van Atlantische Tonijnen, hierna „het ICCAT-verdrag” genoemd.

(3)

Bij het ICCAT-verdrag is een kader vastgesteld voor de regionale samenwerking op het gebied van de instandhouding en het beheer van de bestanden van tonijnachtigen en aanverwante soorten in de Atlantische Oceaan en de aangrenzende zeeën, via de oprichting van de Internationale Commissie voor de Instandhouding van Tonijn in de Atlantische Oceaan, hierna „ICCAT” genoemd, en de vaststelling van aanbevelingen voor de instandhouding en het beheer in het verdragsgebied, die voor de verdragssluitende partijen verbindend worden.

(4)

ICCAT heeft een aantal technische maatregelen aanbevolen voor bepaalde over grote afstanden trekkende visbestanden in de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee, met name inzake de toegestane maten en gewichten van de gevangen vis, de beperkingen op de vangsten in bepaalde zones of in bepaalde perioden of met bepaalde vistuigen, en de beperkingen van de capaciteit. Deze aanbevelingen zijn voor de Gemeenschap bindend en moeten dus worden uitgevoerd.

(5)

De Gemeenschap heeft bij Besluit 95/399/EG (3) de Overeenkomst tot oprichting van de Commissie voor de Tonijnvisserij in de Indische Oceaan goedgekeurd. Bij deze overeenkomst wordt met het oog op de instandhouding en het rationeel gebruik van tonijn en verwante soorten een adequaat kader voor het versterken van de internationale samenwerking in de Indische Oceaan ingesteld, via de oprichting van de Commissie voor de Tonijnvisserij in de Indische Oceaan, hierna „IOTC” genoemd, en de vaststelling van aanbevelingen op het gebied van instandhouding en beheer in het bevoegdheidsgebied van IOTC, die voor de overeenkomstsluitende partijen bindend worden.

(6)

De IOTC heeft voor bepaalde over grote afstanden trekkende visbestanden in de Indische Oceaan technische maatregelen aanbevolen, met name een beperking van de vangstcapaciteit. Deze aanbeveling is voor de Gemeenschap bindend en moet dus worden uitgevoerd.

(7)

Bij Besluit 2005/938/EG (4) heeft de Gemeenschap de Overeenkomst inzake het internationale programma voor het behoud van dolfijnen goedgekeurd. De Gemeenschap moet derhalve de bepalingen van die overeenkomst toepassen.

(8)

De overeenkomst heeft tot doel de incidentele dolfijnsterfte bij de tonijnvisserij met ringzegens in het oostelijke deel van de Stille Oceaan geleidelijk tot vrijwel nul te reduceren via de invoering van vangstbeperkingen, en de duurzaamheid van de tonijnbestanden in het overeenkomstgebied op de lange termijn te waarborgen.

(9)

De Gemeenschap heeft visserijbelangen in het oostelijke deel van de Stille Oceaan en heeft deelgenomen aan het proces tot vaststelling van het Verdrag voor de versterking van de Inter-Amerikaanse Commissie voor Tropische Tonijn, hierna „het Verdrag van Antigua” genoemd. Bij Besluit 2005/26/EG (5) heeft de Gemeenschap het Verdrag van Antigua ondertekend en de procedure voor toetreding tot dat nieuwe verdrag ingeleid. In afwachting van de inwerkingtreding van het Verdrag van Antigua heeft de Gemeenschap, als niet-verdragssluitende partij die deelneemt aan de Inter-Amerikaanse Commissie voor Tropische Tonijn (hierna „IATTC” genoemd), besloten de door IATTC vastgestelde technische maatregelen toe te passen. Deze maatregelen moeten dus in Gemeenschapsrecht worden omgezet.

(10)

Sinds 25 januari 2005 en ingevolge Besluit 2005/75/EG (6) is de Gemeenschap verdragssluitende partij bij het Verdrag inzake de instandhouding en het beheer van over grote afstanden trekkende visbestanden in het westelijke en centrale deel van de Stille Oceaan, hierna „het WCPFC” genoemd.

(11)

Het WCPFC-verdrag voorziet in een kader om, via de oprichting van een Commissie voor de visserij in het westelijke en centrale deel van de Stille Oceaan (WCPFC), regionaal samen te werken aan de instandhouding op de lange termijn en de duurzame exploitatie van over grote afstanden trekkende visbestanden in het westelijke en centrale deel van de Stille Oceaan.

(12)

Het verdient daarom aanbeveling dat de Gemeenschap de in het hierboven genoemde verdrag vastgestelde bepalingen en de door WCPFC vastgestelde technische maatregelen toepast.

(13)

De door die regionale visserijorganisaties vastgestelde technische maatregelen zijn opgenomen in Verordening (EG) nr. 973/2001 van de Raad van 14 mei 2001 tot vaststelling van technische maatregelen voor de instandhouding van bepaalde over grote afstanden trekkende visbestanden (7).

(14)

Aangezien deze organisaties nieuwe technische maatregelen hebben vastgesteld en aangezien de maatregelen die sinds de vaststelling van Verordening (EG) nr. 973/2001 van kracht zijn, moeten worden bijgewerkt, dient die verordening te worden ingetrokken en te worden vervangen door de onderhavige verordening.

(15)

De capaciteitsbeperkingen moeten worden vastgesteld overeenkomstig artikel 20 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (8).

(16)

De voor de uitvoering van deze verordening vereiste bepalingen worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (9),

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

TITEL I

INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening worden de technische instandhoudingsmaatregelen vastgesteld die gelden voor de vangst en de aanvoer van de in bijlage I vermelde, over grote afstanden trekkende visbestanden, en voor de daarbij bovengehaalde bijvangsten.

Artikel 2

Toepassingsgebied

Onverminderd artikel 9 geldt deze verordening voor de vaartuigen die de vlag van de lidstaten voeren en in de Gemeenschap zijn geregistreerd (hierna „vissersvaartuigen van de Gemeenschap” genoemd).

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1)

„over grote afstanden trekkende soorten”: de in bijlage I vermelde soorten;

2)

„tonijnachtigen en aanverwante soorten, als bedoeld door ICCAT”: de in bijlage II vermelde soorten;

3)

„dolfijnsterftelimiet (DSL)”: de limiet als gedefinieerd in artikel V van de Overeenkomst inzake het internationale programma voor het behoud van dolfijnen (10);

4)

„sportvisserij”: visserijactiviteiten waarbij levende aquatische rijkdommen als vrijetijdsbesteding of als sport worden geëxploiteerd;

5)

„ringnetten”: al dan niet van een sluitlijn voorziene netten waarmee vis wordt gevangen door deze van opzij en van onderen te omsluiten;

6)

„ringzegens”: ringnetten waarvan de bodem aan de onderkant wordt samengetrokken door een sluitlijn die door een reeks ringen langs de onderpees loopt, waardoor het net kan worden samengetrokken en gesloten. Ringzegens mogen worden gebruikt voor de vangst van kleine pelagische soorten, grote pelagische soorten en demersale soorten.

7)

„beuglijnen”: vistuig bestaande uit een hoofdlijn met bijlijnen (sneuen) die voorzien zijn van talrijke haken en die, afhankelijk van de doelsoort, een andere lengte hebben. Een beuglijn kan verticaal of horizontaal ten opzichte van het zeeoppervlak worden uitgezet. Ze kan op of dichtbij de bodem worden uitgezet (grondbeug) of kan tussen de bodem en het oppervlak of dicht onder het oppervlak drijven (drijvende beug);

8)

„haken”: een gebogen, scherp stuk staaldraad, gewoonlijk met een weerhaak. De punt van de haak kan recht of omgebogen zijn. Lengte en vorm van de schacht kunnen variëren en de dwarsdoorsnede van de schacht kan rond zijn (bij de gewone haak) of plat (bij de gesmede haak). De totale lengte van de haak is de maximale totale lengte van de schacht vanaf het uiteinde van de haak dat dient voor het vastmaken van de lijn (en gewoonlijk de vorm heeft van een oog) tot en met de punt van de kromming. De breedte van de haak is de grootste horizontale afstand vanaf het buitenste gedeelte van de schacht tot en met het buitenste gedeelte van de weerhaak;

9)

„visaantrekkende structuren”: op zee drijvende uitrustingen waarmee wordt beoogd vis aan te trekken;

10)

„vaartuigen voor de tonijnvisserij met hengels”: vaartuigen die zijn uitgerust voor de tonijnvisserij met hengels.

Artikel 4

Gebieden

Voor de toepassing van deze verordening gelden voor de maritieme wateren de volgende definities:

1)

Gebied 1

Alle wateren van de Atlantische Oceaan en de aangrenzende zeeën die zijn gelegen binnen het ICCAT-verdragsgebied als omschreven in artikel 1 van dat verdrag.

2)

Gebied 2

Alle wateren van de Indische Oceaan die zijn gelegen binnen het IOTC-verdragsgebied als omschreven in artikel 2 van dat verdrag.

3)

Gebied 3

Alle wateren van het oostelijke deel van de Stille Oceaan die zijn gelegen binnen het gebied als omschreven in artikel 3 van de Overeenkomst inzake het internationale programma voor het behoud van dolfijnen.

4)

Gebied 4

Alle wateren van het westelijke en centrale deel van de Stille Oceaan die zijn gelegen binnen het gebied als omschreven in artikel 3 van het WCPFC-verdrag.

TITEL II

TECHNISCHE MAATREGELEN DIE GELDEN IN GEBIED 1

HOOFDSTUK 1

Beperkingen op het gebruik van bepaalde soorten vaartuigen en vistuigen

Artikel 5

Bescherming van grootoogtonijn in bepaalde tropische wateren

1.   Van 1 tot en met 30 november is de tonijnvisserij met zegennetten of hengels verboden in het als volgt afgebakende gebied:

zuidgrens: breedtegraad 0° ZB;

noordgrens: breedtegraad 5° NB;

westgrens: lengtegraad 20° WL;

oostgrens: lengtegraad 10° WL.

2.   De lidstaten zenden de Commissie jaarlijks uiterlijk op 15 augustus een verslag toe over de uitvoering van deze maatregel, met daarbij in voorkomend geval een overzicht van de inbreuken die zijn gepleegd door vissersvaartuigen van de Gemeenschap die de vlag van de betrokken lidstaat voeren, en die door de bevoegde autoriteiten van die lidstaat in behandeling zijn genomen.

Artikel 6

Visserij op blauwvintonijn in de Middellandse Zee

1.   Van 16 juli tot en met 15 augustus is de ringzegenvisserij op blauwvintonijn in de Middellandse Zee verboden.

2.   Van 1 juni tot en met 31 juli van elk jaar is het verboden om in de Middellandse Zee met de drijvende beug op blauwvintonijn te vissen met vaartuigen van meer dan 24 m. De lengte van de vaartuigen wordt bepaald overeenkomstig bijlage III.

3.   Van 1 tot en met 30 juni is het verboden bij de visserij op blauwvintonijn in de Middellandse Zee gebruik te maken van vliegtuigen of helikopters.

4.   De definities van de in dit artikel genoemde perioden en gebieden, alsmede de in bijlage III bedoelde lengte van de vaartuigen kunnen door de Commissie volgens de in artikel 30 bedoelde procedure worden gewijzigd overeenkomstig de voor de Gemeenschap verplicht geworden aanbevelingen van ICCAT.

Artikel 7

Visserij op gestreepte tonijn, grootoogtonijn en geelvintonijn in bepaalde Portugese wateren

Het is verboden hoeveelheden gestreepte tonijn, grootoogtonijn en geelvintonijn die met ringzegens is gevangen in de wateren die onder de soevereiniteit of de jurisdictie van Portugal vallen in ICES-deelgebied X ten noorden van de breedtegraad 36°30′ NB of in de CECAF-gebieden ten noorden van de breedtegraad 31° NB en ten oosten van de lengtegraad 17°30′ WL aan boord te houden, of in de genoemde gebieden met de genoemde vistuigen op deze soorten te vissen.

HOOFDSTUK 2

Minimumafmetingen

Artikel 8

Afmetingen

1.   Een exemplaar van een in bijlage IV vermelde soort wordt als ondermaats beschouwd, wanneer het kleiner is dan de in die bijlage vastgestelde afmetingen.

2.   De in bijlage IV vastgestelde afmetingen kunnen door de Commissie volgens de in artikel 30 bedoelde procedure worden gewijzigd overeenkomstig de voor de Gemeenschap verplicht geworden aanbevelingen van ICCAT.

Artikel 9

Verbodsbepalingen

1.   Het is verboden om in gebied 1 gevangen ondermaatse vis van de in bijlage IV vermelde soorten aan boord te houden, over te laden, aan te landen, te vervoeren, op te slaan, ten toon te stellen met het oog op de verkoop, te koop aan te bieden en in de handel te brengen. Exemplaren van die soorten worden onmiddellijk na de vangst overboord gezet.

2.   Het is verboden om in gebied 1 gevangen ondermaatse vis van de in bijlage IV vermelde soorten die afkomstig is uit derde landen, in de Gemeenschap in het vrije verkeer te brengen of daar in de handel te brengen.

Artikel 10

Het meten van de afmetingen

1.   Alle soorten, behalve de istiophoridae, worden gemeten aan de hand van de vorklengte, d.w.z. de afstand, in verticale projectie, tussen het uiteinde van de bovenkaak en het uiteinde van de kortste vinstraal van de staart.

2.   De istiophoridae worden gemeten van het uiteinde van de onderkaak tot de staartvinvork.

Artikel 11

Bemonsteringsprocedure voor de kooien met blauwvintonijn

1.   Elke lidstaat stelt een bemonsteringsprocedure vast voor de raming van de aantallen gevangen blauwvintonijnen per grootte.

2.   De groottesortering in kooien vindt plaats aan de hand van één monster van 100 exemplaren per 100 ton levende vis of één monster van 10 % van het totale aantal gekooide exemplaren. Het monster voor de groottesortering wordt tijdens het oogsten op het viskweekbedrijf genomen overeenkomstig de door ICCAT bepaalde methode voor de melding van de gegevens in het kader van taak II.

3.   Voor vis met een kweekperiode van langer dan één jaar worden aanvullende methoden en bemonsteringen uitgewerkt.

4.   De bemonstering vindt plaats tijdens een willekeurig gekozen oogst en heeft betrekking op alle kooien. Uiterlijk op 31 juli worden de gegevens van de bemonstering die het vorige kalenderjaar heeft plaatsgevonden, aan ICCAT meegedeeld.

HOOFDSTUK 3

Beperking van het aantal vaartuigen

Artikel 12

Grootoogtonijn en Noord-Atlantische witte tonijn

1.   De Raad stelt volgens de procedure van artikel 20 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 het aantal en de totale capaciteit, uitgedrukt in brutoton (BT), vast van de vissersvaartuigen van de Gemeenschap met een lengte over alles van meer dan 24 m die in gebied 1 op grootoogtonijn als doelsoort vissen. Voor deze vaststelling wordt uitgegaan van:

a)

het gemiddeld aantal en de capaciteit, uitgedrukt in BT, van de vissersvaartuigen van de Gemeenschap die in de periode 1991/1992 in gebied 1 op grootoogtonijn als doelsoort hebben gevist, alsmede van

b)

de beperking van het aantal uiterlijk op 30 juni 2005 aan ICCAT gemelde vissersvaartuigen van de Gemeenschap die in 2005 op grootoogtonijn vissen.

2.   De Raad stelt volgens de procedure van artikel 20 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 het aantal vissersvaartuigen van de Gemeenschap vast die op Noord-Atlantische witte tonijn als doelsoort vissen. Het aantal vaartuigen wordt vastgesteld op het gemiddelde aantal vissersvaartuigen van de Gemeenschap die in de periode 1993-1995 op Noord-Atlantische witte tonijn als doelsoort hebben gevist.

3.   De verdeling die de Raad volgens de procedure van artikel 20 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 over de lidstaten verricht, heeft betrekking op:

a)

het aantal en de in BT uitgedrukte capaciteit van de vaartuigen, als vastgesteld overeenkomstig lid 1;

b)

het aantal vaartuigen, als vastgesteld overeenkomstig lid 2.

4.   Elke lidstaat zendt uiterlijk op 15 mei van elk jaar, via de gebruikelijke transmissiekanalen, de volgende gegevens toe aan de Commissie:

a)

de lijst van vaartuigen met een lengte over alles van meer dan 24 m die de vlag van die lidstaat voeren en op grootoogtonijn vissen;

b)

de lijst van vaartuigen die de vlag van die lidstaat voeren en deelnemen aan de gerichte visserij op Noord-Atlantische witte tonijn.

De Commissie zendt deze gegevens jaarlijks vóór 31 mei toe aan het ICCAT-secretariaat.

5.   In de in lid 4 bedoelde lijsten wordt het intern nummer van het „vlootregister” vermeld, dat overeenkomstig bijlage I bij Verordening (EG) nr. 26/2004 van de Commissie van 30 december 2003 betreffende het communautaire gegevensbestand over de vissersvloot (11) aan het vaartuig is toegekend, alsmede het soort vistuig dat wordt gebruikt.

HOOFDSTUK 4

Niet-doelsoorten en sport- en recreatievisserij

Artikel 13

Marlijn

De lidstaten moedigen het gebruik van sneuen in monofilamentdraad op de wartels aan, teneinde het gemakkelijker te maken om levende blauwe en witte marlijn vrijwillig overboord te zetten.

Artikel 14

Haaien

1.   De lidstaten moedigen aan dat toevallig gevangen levende haaien, met name jonge dieren, overboord worden gezet.

2.   De lidstaten bevorderen het beperken van de teruggooi van haaien door de selectiviteit van het vistuig te verbeteren.

Artikel 15

Zeeschildpadden

De lidstaten moedigen aan dat toevallig gevangen levende zeeschildpadden overboord worden gezet.

Artikel 16

Sport- en recreatievisserij in de Middellandse Zee

1.   Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om in het kader van de sport- en recreatievisserij het gebruik van sleepnetten, ringnetten, ringzegens, dreggen, kieuwnetten, schakels en beuglijnen te verbieden voor de visserij op tonijn en aanverwante soorten in de Middellandse Zee.

2.   Elke lidstaat zorgt ervoor dat de tonijnen en aanverwante soorten die in de Middellandse Zee in het kader van de sport- en recreactievisserij worden gevangen, niet in de handel worden gebracht.

Artikel 17

Verslaglegging

De lidstaten zenden elk jaar uiterlijk op 15 augustus een verslag over de uitvoering van dit hoofdstuk toe aan de Commissie.

TITEL III

TECHNISCHE MAATREGELEN DIE GELDEN IN GEBIED 2

HOOFDSTUK 1

Beperking van het aantal vaartuigen

Artikel 18

Aantal toegelaten vaartuigen

1.   De Raad stelt volgens de procedure van artikel 20 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 vast hoeveel vissersvaartuigen van de Gemeenschap met een lengte over alles van meer dan 24 m in gebied 2 mogen vissen. Het aantal vaartuigen wordt vastgesteld op het aantal vissersvaartuigen van de Gemeenschap die in 2003 geregistreerd waren in het scheepsregister van IOTC. Het aantal vaartuigen komt overeen met de totale, in brutoton (BT) uitgedrukte tonnage, en ingeval vaartuigen worden vervangen, mag de totale tonnage niet worden overschreden.

2.   Het overeenkomstig lid 1 vastgestelde aantal vaartuigen wordt door de Raad tussen de lidstaten verdeeld volgens de procedure van artikel 20 van Verordening (EG) nr. 2371/2002.

HOOFDSTUK 2

Niet-doelsoorten

Artikel 19

Haaien

1.   De lidstaten stellen alles in het werk om het overboord zetten van toevallig gevangen levende haaien, met name jonge dieren, aan te moedigen.

2.   De lidstaten bevorderen het beperken van de teruggooi van haaien.

Artikel 20

Schildpadden

1.   De lidstaten stellen alles in het werk om het door visserij veroorzaakte effect op de zeeschildpadden te beperken, met name door toepassing van de in de leden 2, 3 en 4 vastgestelde bepalingen.

2.   Het gebruik van alle vistuig is gebonden aan de volgende voorwaarden:

a)

de bij toeval (met haken of netten) of als bijvangst gevangen zeeschildpadden moeten naar behoren worden behandeld, onder meer door de dieren te reanimeren of onmiddellijk overboord te zetten;

b)

aan boord moet het juiste materiaal aanwezig zijn om de bij toeval of als bijvangst gevangen zeeschildpadden overboord te zetten.

3.   Het gebruik van ringzegens is bovendien gebonden aan de volgende voorwaarden:

a)

het insluiten van zeeschildpadden moet zo veel mogelijk worden voorkomen;

b)

er moeten specificaties van adequaat vistuig worden ontwikkeld en toegepast om de bijvangst van zeeschildpadden tot een minimum te beperken;

c)

alle maatregelen die nodig zijn om ingesloten of gevangen zeeschildpadden vrij te laten moeten worden vastgesteld;

d)

alle nodige maatregelen moeten worden vastgesteld om toezicht uit te oefenen op visaantrekkende structuren (FAD’s) waarin zeeschildpadden verstrikt kunnen geraken, teneinde de gevangen schildpadden vrij te laten en de niet-gebruikte FAD’s weer aan boord te halen.

4.   Het gebruik van beugen is bovendien gebonden aan de volgende voorwaarden:

a)

door combinaties van soorten haken, typen aas, de diepte, het ontwerp van de netten en visserijpraktijken te ontwikkelen en toe te passen, moet het aantal bij toeval of als bijvangst gevangen zeeschildpadden, alsmede de sterfte van deze dieren tot een minimum worden beperkt;

b)

aan boord moet het juiste materiaal aanwezig zijn om de bij toeval of als bijvangst gevangen zeeschildpadden overboord te zetten, met inbegrip van materiaal om de dieren los te maken of de lijnen door te snijden, en schepnetten.

TITEL IV

TECHNISCHE MAATREGELEN DIE GELDEN IN GEBIED 3

Artikel 21

Overladen

1.   Het gebruik van hulpvaartuigen ter ondersteuning van vaartuigen die vissen met behulp van visaantrekkende structuren is verboden.

2.   Er mag door ringzegenvaartuigen geen vis op zee worden overgeladen.

Artikel 22

Beperking van het aantal vaartuigen

1.   De Raad stelt volgens de procedure van artikel 20 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 vast hoeveel ringzegenvaartuigen van de Gemeenschap in gebied 3 op tonijn mogen vissen. Het aantal vaartuigen wordt vastgesteld op het aantal ringzegenvaartuigen van de Gemeenschap die op 28 juni 2002 geregistreerd waren in het scheepsregister van IATTC.

2.   Elke lidstaat zendt de Commissie jaarlijks uiterlijk op 10 december de lijst toe van vaartuigen die de vlag van die lidstaat voeren en voornemens zijn in gebied 3 op tonijn te vissen. Vaartuigen die niet op deze lijst staan, worden als niet-actief beschouwd en mogen tijdens het dan lopende jaar niet vissen.

3.   In de lijsten wordt het intern nummer van het „vlootregister” vermeld dat overeenkomstig bijlage I bij Verordening (EG) nr. 26/2004 aan het vaartuig is toegekend, alsmede het soort vistuig dat wordt gebruikt.

Artikel 23

Bescherming van dolfijnen

Alleen vissersvaartuigen van de Gemeenschap die vissen volgens de voorwaarden die zijn vastgesteld in de Overeenkomst inzake het internationale programma voor het behoud van dolfijnen en die beschikken over een dolfijnsterftelimiet (DSL) mogen scholen of groepen dolfijnen met ringzegens insluiten bij het vissen op geelvintonijn in gebied 3.

Artikel 24

DSL-aanvragen

De lidstaten delen de Commissie vóór 15 september van elk jaar de volgende gegevens mee:

a)

een lijst van de vaartuigen die hun vlag voeren en waarvan het laadvermogen groter is dan 363 metrieke ton (400 t netto) en die een DSL hebben aangevraagd voor het gehele volgende jaar;

b)

een lijst van de vaartuigen die hun vlag voeren en waarvan het laadvermogen groter is dan 363 metrieke ton (400 t netto) en die een DSL hebben aangevraagd voor de eerste of de tweede helft van het volgende jaar;

c)

voor elk vaartuig dat een DSL aanvraagt, een certificaat waarin staat dat het vaartuig beschikt over alle voor de bescherming van dolfijnen vereiste vistuigen en apparatuur en dat de kapitein ervan een erkende opleiding heeft gevolgd in de techniek van het weer vrijlaten en het redden van dolfijnen;

d)

een lijst van de vaartuigen die hun vlag voeren en in de loop van het volgende jaar wellicht in het gebied zullen gaan vissen.

Artikel 25

Verdeling van de DSL’s

1.   De lidstaten vergewissen zich ervan dat de DSL-aanvragen voldoen aan de voorwaarden die zijn vastgesteld in de Overeenkomst inzake het internationale programma voor het behoud van dolfijnen en in de door IATTC aangenomen instandhoudingsmaatregelen.

2.   De Commissie onderzoekt de lijsten en de overeenstemming van deze lijsten met de Overeenkomst inzake het internationale programma voor het behoud van dolfijnen en met de door IATTC vastgestelde instandhoudingsmaatregelen, en zendt ze toe aan de directeur van IATTC. Indien bij het onderzoek van een aanvraag door de Commissie blijkt dat deze aanvraag niet voldoet aan de in dit lid bepaalde voorwaarden, stelt de Commissie de betrokken lidstaat onmiddellijk ervan in kennis dat zij de aanvraag of een deel ervan niet aan de directeur van de IATTC kan toezenden, en deelt zij hem de redenen hiervoor mee.

3.   De Commissie deelt elke lidstaat de totale DSL mee die moet worden verdeeld over de vaartuigen die de vlag van die lidstaat voeren.

4.   De lidstaten delen de Commissie jaarlijks uiterlijk op 15 januari de verdeling van de DSL’s over de vaartuigen die hun vlag voeren, mee.

5.   De Commissie deelt jaarlijks uiterlijk op 1 februari de lijst en de verdeling van de DSL’s over de vissersvaartuigen van de Gemeenschap mee aan de directeur van IATTC.

Artikel 26

Bescherming van niet-doelsoorten

1.   Ringzegenvaartuigen zetten zo snel mogelijk alle zeeschildpadden, haaien, gestreepte tonijn, roggen, goudmakreel en andere niet-doelsoorten ongedeerd overboord.

2.   De vissers worden aangemoedigd om technieken en apparatuur te ontwikkelen en te gebruiken om al deze dieren snel en veilig overboord te zetten.

Artikel 27

Zeeschildpadden

1.   Telkens wanneer een zeeschildpad in het net wordt gesignaleerd, worden alle redelijke inspanningen gedaan om de schildpad te redden voordat deze in het net verstrikt raakt, en wordt daartoe indien nodig ook een speedboot ingezet.

2.   Indien een zeeschildpad in het net verstrikt is geraakt, wordt de netrol stilgelegd zodra de schildpad uit het water komt en pas opnieuw gestart als de schildpad is bevrijd en is vrijgelaten.

3.   Indien een zeeschildpad aan boord van een vaartuig wordt gebracht, wordt deze pas terug in het water gezet nadat alles is gedaan voor een volledig herstel van het dier.

4.   Vaartuigen voor de tonijnvisserij mogen geen zoutzakken of andere soorten plastic afval in zee gooien.

5.   Zeeschildpadden die in visaantrekkende structuren of andere vistuigen verstrikt zijn geraakt, worden zo mogelijk weer vrijgelaten.

6.   Visaantrekkende structuren die niet voor de visserij worden gebruikt, worden weer aan boord gehaald.

TITEL V

TECHNISCHE MAATREGELEN DIE GELDEN IN GEBIED 4

Artikel 28

Vermindering van afval

De lidstaten nemen maatregelen om afval, teruggooi, door verloren of achtergelaten materiaal veroorzaakte vangsten, vervuiling door vissersvaartuigen, vangsten van tot niet-doelsoorten behorende vis en andere dieren, alsmede de gevolgen voor aanverwante of afhankelijke soorten, met name wanneer die met uitroeiing worden bedreigd, tot een minimum te beperken.

TITEL VI

ALGEMEEN GELDENDE BEPALINGEN

Artikel 29

Zeezoogdieren

1.   Scholen of groepen zeezoogdieren mogen niet met ringzegens worden ingesloten.

2.   Lid 1 geldt voor alle vissersvaartuigen van de Gemeenschap, behalve voor de in artikel 23 bedoelde vaartuigen.

TITEL VII

SLOTBEPALINGEN

Artikel 30

Comitéprocedure

De maatregelen die uit hoofde van artikel 6, lid 4, en artikel 8, lid 2, moeten worden getroffen, worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 30, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2371/2002.

Artikel 31

Intrekking

Verordening (EG) nr. 973/2001 wordt ingetrokken.

Artikel 32

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 7 mei 2007.

Voor de Raad

De voorzitter

H. SEEHOFER


(1)  PB L 179 van 23.6.1998, blz. 1.

(2)  PB L 162 van 18.6.1986, blz. 33.

(3)  PB L 236 van 5.10.1995, blz. 24.

(4)  PB L 348 van 30.12.2005, blz. 26.

(5)  PB L 15 van 19.1.2005, blz. 9.

(6)  PB L 32 van 4.2.2005, blz. 1.

(7)  PB L 137 van 19.5.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 831/2004 (PB L 127 van 29.4.2004, blz. 33).

(8)  PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.

(9)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. Besluit laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG (PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11).

(10)  PB L 348 van 30.12.2005, blz. 28.

(11)  PB L 5 van 9.1.2004, blz. 25. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1799/2006 (PB L 341 van 7.12.2006, blz. 26).


BIJLAGE I

Lijst van over grote afstanden trekkende soorten

Witte tonijn: Thunnus alalunga

Blauwvintonijn: Thunnus thynnus

Grootoogtonijn: Thunnus obesus

Gestreepte tonijn: Katsuwonus pelamis

Bonito: Sarda sarda

Geelvintonijn: Thunnus albacares

Zwartvintonijn: Thunnus atlanticus

Dwergtonijnen: Euthynnus spp.

Zuidelijke blauwvintonijn: Thunnus maccoyii

Kogeltonijn: Auxis spp.

Braam: Bramidae

Marlijn: Tetrapturus spp.; Makaira spp.

Zeilvis: Istiophorus spp.

Zwaardvis: Xiphias gladius

Makreelgeep: Scomberesox spp.; Cololabis spp.

Goudmakreel; dolfijnvis: Coryphaena hippurus; Coryphaena equiselis

Haaien: Hexanchus griseus; Cetorhinus maximus; Alopiidae Rhincodon typus; Carcharhinide; Sphyrnidae; Isuridae; Lamnidae

Walvisachtigen (walvissen en bruinvissen): Physeteridae; Balenidae; Eschrichtiidae; Monodontidae; Ziphiidae; Delphinidae


BIJLAGE II

ICCAT-lijst van tonijnachtigen en aanverwante soorten

Blauwvintonijn: Thunnus thynnus

Zuidelijke blauwvintonijn: Thunnus maccoyii

Geelvintonijn: Thunnus albacares

Witte tonijn: Thunnus alalunga

Grootoogtonijn: Thunnus obesus

Zwartvintonijn: Thunnus atlanticus

Dwergtonijnen: Euthynnus alletteratus

Gestreepte tonijn: Katsuwonus pelamis

Bonito: Sarda sarda

Kogeltonijn: Auxis thazard

Kogeltonijn: Auxis rochei

Ongestreepte bonito: Orcynopsis unicolor

Wahoo: Acanthocybium solandri

Gevlekte koningsmakreel: Scomberomorus maculatus

Koningsmakreel: Scomberomorus cavalla

Oost-Atlantische makreel: Scomberomorus tritor

Serramakreel: Scomberomorus brasiliensis

Valse koningsmakreel: Scomberomorus regalis

Zeilvis: Istiophorus albicans

Zwarte marlijn: Makaira indica

Blauwe marlijn: Makaira nigricans

Witte marlijn: Tetrapturus albidus

Zwaardvis: Xiphias gladius

Langbekspeervis: Tetrapturus pfluegeri


BIJLAGE III

Scheepslengte (artikel 6, lid 2)

Definitie van scheepslengte volgens ICCAT:

voor vissersvaartuigen die na 18 juli 1982 zijn gebouwd: 96 % van de lengte over alles op de waterlijn op 85 % van de kleinste holte naar de mal gemeten van de bovenzijde van de kiel, of de lengte van de voorzijde van de voorsteven tot de hartlijn van de roerkoning op die waterlijn, indien deze lengte groter is. Bij schepen die met stuurlast ontworpen zijn, moet de waterlijn waarop deze lengte wordt gemeten, evenwijdig zijn aan de ontwerplastlijn;

voor vissersvaartuigen die vóór 18 juli 1982 zijn gebouwd: de registratielengte zoals die voorkomt in de nationale registers of in enig ander officieel scheepsdocument.


BIJLAGE IV

MINIMUMMATEN

(artikel 8, lid 1)

Soorten

Minimummaat

Blauwvintonijn (Thunnus thynnus) (1)

6,4 kg of 70 cm

Blauwvintonijn (Thunnus thynnus) (2)

10 kg of 80 cm

Zwaardvis (Xiphias gladius) (3)

25 kg of 125 cm (onderkaak)


(1)  Deze minimummaat geldt slechts voor de Oost-Atlantische Oceaan.

(2)  Deze minimummaat geldt slechts voor de Middellandse Zee.

(3)  Deze minimummaat geldt slechts voor de Atlantische Oceaan.


12.5.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 123/14


VERORDENING (EG) Nr. 521/2007 VAN DE COMMISSIE

van 11 mei 2007

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 12 mei 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 11 mei 2007.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 386/2005 (PB L 62 van 9.3.2005, blz. 3).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 11 mei 2007 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MA

39,4

TN

110,8

TR

113,3

ZZ

87,8

0707 00 05

JO

171,8

MK

35,1

TR

115,6

ZZ

107,5

0709 90 70

TR

107,0

ZZ

107,0

0805 10 20

EG

43,2

IL

62,2

MA

44,8

ZZ

50,1

0805 50 10

AR

50,0

ZZ

50,0

0808 10 80

AR

86,7

BR

79,9

CL

81,7

CN

96,5

NZ

123,8

US

127,6

UY

88,5

ZA

85,4

ZZ

96,3


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „andere oorsprong”.


12.5.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 123/16


VERORDENING (EG) Nr. 522/2007 VAN DE COMMISSIE

van 11 mei 2007

tot vaststelling van de minimumverkoopprijzen voor boter die gelden voor de 31e bijzondere inschrijving in het kader van de permanente openbare inschrijving waarin Verordening (EG) nr. 1898/2005 voorziet

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 10,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1898/2005 van de Commissie van 9 november 2005 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad, wat betreft maatregelen voor de afzet van room, boter en boterconcentraat op de markt van de Gemeenschap (2) kunnen de interventiebureaus bepaalde hoeveelheden boter uit hun interventievoorraden verkopen door middel van een permanente openbare inschrijving en kunnen zij steun toekennen voor room, boter en boterconcentraat. In artikel 25 van die verordening is bepaald dat in het licht van de voor elke bijzondere inschrijving ontvangen offertes een minimumverkoopprijs voor boter en een maximumbedrag van de steun voor room, boter en boterconcentraat worden vastgesteld. Voorts is bepaald dat die prijs of steun kan worden gedifferentieerd volgens de bestemming van de boter, het vetgehalte ervan en de bijmengingsmethode. Het bedrag van de in artikel 28 van Verordening (EG) nr. 1898/2005 bedoelde verwerkingszekerheid moet dienovereenkomstig worden vastgesteld.

(2)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de 31e bijzondere inschrijving in het kader van de permanente openbare inschrijving waarin Verordening (EG) nr. 1898/2005 voorziet, worden de minimumverkoopprijzen voor boter uit de interventievoorraden en de bedragen van de verwerkingszekerheid zoals bedoeld in respectievelijk artikel 25 en artikel 28 van die verordening vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 12 mei 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 11 mei 2007.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2).

(2)  PB L 308 van 25.11.2005, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2107/2005 (PB L 337 van 22.12.2005, blz. 20).


BIJLAGE

Minimumverkoopprijzen voor boter en bedragen van de verwerkingszekerheid voor de 31e bijzondere inschrijving in het kader van de permanente openbare inschrijving waarin Verordening (EG) nr. 1898/2005 voorziet

(EUR/100 kg)

Formule

A

B

Bijmengingsmethode

Met verklikstoffen

Zonder verklikstoffen

Met verklikstoffen

Zonder verklikstoffen

Minimumverkoopprijs

Boter ≥ 82 %

In ongewijzigde staat

265,2

Concentraat

Verwerkingszekerheid

In ongewijzigde staat

30

Concentraat


12.5.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 123/18


VERORDENING (EG) Nr. 523/2007 VAN DE COMMISSIE

van 11 mei 2007

betreffende de 31e bijzondere inschrijving die wordt gehouden in het kader van de permanente verkoop bij inschrijving als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1898/2005, hoofdstuk II

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 10,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1898/2005 van de Commissie van 9 november 2005 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad, wat betreft maatregelen voor de afzet van room, boter en boterconcentraat op de markt van de Gemeenschap (2) kunnen de interventiebureaus bepaalde hoeveelheden boter uit hun interventievoorraden verkopen door middel van een permanente openbare inschrijving en kunnen zij steun toekennen voor room, boter en boterconcentraat. In artikel 25 van die verordening is bepaald dat in het licht van de voor elke bijzondere inschrijving ontvangen offertes een minimumverkoopprijs voor boter en een maximumbedrag van de steun voor room, boter en boterconcentraat worden vastgesteld. Voorts is bepaald dat die prijs of steun kan worden gedifferentieerd volgens de bestemming van de boter, het vetgehalte ervan en de bijmengingsmethode. Het bedrag van de in artikel 28 van Verordening (EG) nr. 1898/2005 bedoelde verwerkingszekerheid moet dienovereenkomstig worden vastgesteld.

(2)

Het onderzoek van de offertes heeft ertoe geleid geen gevolg te geven aan de inschrijving.

(3)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Aan de 31e bijzondere inschrijving die wordt gehouden in het kader van de permanente verkoop bij inschrijving als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1898/2005, hoofdstuk II, wordt geen gevolg gegeven.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 12 mei 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 11 mei 2007.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2).

(2)  PB L 308 van 25.11.2005, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2107/2005 (PB L 337 van 22.12.2005, blz. 20).


12.5.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 123/19


VERORDENING (EG) Nr. 524/2007 VAN DE COMMISSIE

van 11 mei 2007

betreffende de 31e bijzondere inschrijving die wordt gehouden in het kader van de permanente verkoop bij inschrijving als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1898/2005, hoofdstuk III

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 10,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 47 van Verordening (EG) nr. 1898/2005 van de Commissie van 9 november 2005 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad, wat betreft maatregelen voor de afzet van room, boter en boterconcentraat op de markt van de Gemeenschap (2), houden de interventiebureaus een permanente openbare inschrijving voor de toekenning van steun voor boterconcentraat. In artikel 54 van die verordening is bepaald dat in het licht van de voor elke bijzondere inschrijving ontvangen offertes een maximumbedrag van de steun voor boterconcentraat met een vetgehalte van ten minste 96 % moet worden vastgesteld.

(2)

Een bestemmingszekerheid zoals bedoeld in artikel 53, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1898/2005 moet worden gesteld om de overname van het boterconcentraat door de detailhandel te waarborgen.

(3)

Het onderzoek van de offertes heeft ertoe geleid geen gevolg te geven aan de inschriijving.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Aan de 31e bijzondere inschrijving die wordt gehouden in het kader van de permanente verkoop bij inschrijving als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1898/2005, hoofdstuk III, wordt geen gevolg gegeven.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 12 mei 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 11 mei 2007.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2).

(2)  PB L 308 van 25.11.2005, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2107/2005 (PB L 337 van 22.12.2005, blz. 20).


12.5.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 123/20


VERORDENING (EG) Nr. 525/2007 VAN DE COMMISSIE

van 11 mei 2007

tot vaststelling van de minimumverkoopprijs voor boter voor de 63e bijzondere inschrijving in het kader van de permanente openbare inschrijving als bedoeld in Verordening (EG) nr. 2771/1999

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 10, onder c),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EG) nr. 2771/1999 van de Commissie van 16 december 1999 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad ten aanzien van de interventiemaatregelen op de markt voor boter en room (2) hebben interventiebureaus bepaalde hoeveelheden boter die in hun bezit zijn, te koop aangeboden door middel van een permanente openbare inschrijving.

(2)

Krachtens artikel 24 bis van Verordening (EG) nr. 2771/1999 wordt op basis van de voor elke bijzondere inschrijving ontvangen biedingen een minimumverkoopprijs vastgesteld of besloten geen boter toe te wijzen.

(3)

Gezien de ontvangen biedingen, dient een minimumverkoopprijs te worden vastgesteld.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de 63e bijzondere inschrijving op grond van Verordening (EG) nr. 2771/1999, waarvoor de termijn voor het indienen van biedingen is verstreken op 8 mei 2007, wordt de minimumverkoopprijs voor boter vastgesteld op 248,00 EUR/100 kg.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 12 mei 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 11 mei 2007.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 van de Commissie (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2).

(2)  PB L 333 van 24.12.1999, blz. 11. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1802/2005 (PB L 290 van 4.11.2005, blz. 3).


12.5.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 123/21


VERORDENING (EG) Nr. 526/2007 VAN DE COMMISSIE

van 11 mei 2007

betreffende de afgifte van invoercertificaten voor vers, gekoeld of bevroren rundvlees van hoge kwaliteit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 936/97 van de Commissie van 27 mei 1997 betreffende de opening en de wijze van beheer van tariefcontingenten voor vers, gekoeld of bevroren rundvlees van hoge kwaliteit en voor bevroren buffelvlees (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 936/97 voorziet in de artikelen 4 en 5 de bepalingen voor het indienen en voor het afgeven van de invoercertificaten voor vlees zoals bedoeld in artikel 2, onder f).

(2)

In artikel 2, onder f), van Verordening (EG) nr. 936/97 is de hoeveelheid met de omschrijving in die bepaling overeenstemmend vers, gekoeld of bevroren rundvlees van hoge kwaliteit, die in het tijdvak van 1 juli 2006 tot en met 30 juni 2007 onder bijzondere voorwaarden mag worden ingevoerd, vastgesteld op 11 500 t.

(3)

Er moet aan herinnerd worden dat de in deze verordening bedoelde certificaten slechts tijdens de gehele geldigheidsduur ervan gebruikt kunnen worden voorzover de veterinairrechtelijke voorschriften in acht worden genomen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Elke aanvraag om een invoercertificaat, die van 1 tot en met 5 mei 2007 is ingediend voor vers, gekoeld of bevroren rundvlees van hoge kwaliteit, zoals bedoeld in artikel 2, onder f), van Verordening (EG) nr. 936/97, wordt in haar geheel ingewilligd.

2.   Aanvragen om certificaten kunnen overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 936/97 gedurende de eerste vijf dagen van de maand juni 2007 voor 9 751,474 t worden ingediend.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 12 mei 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 11 mei 2007.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 21. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2).

(2)  PB L 137 van 28.5.1997, blz. 10. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 317/2007 (PB L 84 van 24.3.2007, blz. 4).


12.5.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 123/22


VERORDENING (EG) Nr. 527/2007 VAN DE COMMISSIE

van 10 mei 2007

tot vaststelling van een verbod op de visserij op torsk in EG-wateren en internationale wateren van de ICES-zones V, VI en VII door vaartuigen die de vlag van Spanje voeren

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (1), en met name op artikel 26, lid 4,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (2), en met name op artikel 21, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 41/2007 van de Raad van 21 december 2006 tot vaststelling, voor 2007, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (3) zijn quota voor 2007 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, de betrokken, voor 2007 toegewezen quota volledig zijn opgebruikt.

(3)

Derhalve moet het worden verboden op dit bestand te vissen en vis uit dit bestand aan boord te houden, over te laden en aan te voeren,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2007 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbod

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, over te laden of aan te voeren.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 mei 2007.

Voor de Commissie

Fokion FOTIADIS

Directeur-generaal Visserij en maritieme zaken


(1)  PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.

(2)  PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1967/2006 (PB L 409 van 30.12.2006, blz. 9; gerectificeerd in PB L 36 van 8.2.2007, blz. 6).

(3)  PB L 15 van 20.1.2007, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 444/207 van de Commissie (PB L 106 van 24.4.2007, blz. 22).


BIJLAGE

Nr.

06

Lidstaat

Spanje

Bestand

USK/567EI

Soort

Torsk (Brosme brosme)

Zone

EG-wateren en internationale wateren van de ICES-zones V, VI en VII

Datum

31 maart 2007


12.5.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 123/24


VERORDENING (EG) Nr. 528/2007 VAN DE COMMISSIE

van 10 mei 2007

tot vaststelling van een verbod op de visserij op kabeljauw in ICES-zones I en II (Noorse wateren) door vaartuigen die de vlag van Portugal voeren

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (1), en met name op artikel 26, lid 4,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (2), en met name op artikel 21, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 41/2007 van de Raad van 21 december 2006 tot vaststelling, voor 2007, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (3) zijn quota voor 2007 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, de betrokken, voor 2007 toegewezen quota volledig zijn opgebruikt.

(3)

Derhalve moet het worden verboden op dit bestand te vissen en vis uit dit bestand aan boord te houden, over te laden en aan te voeren,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2007 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbod

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, over te laden of aan te voeren.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 mei 2007.

Voor de Commissie

Fokion FOTIADIS

Directeur-generaal Visserij en maritieme zaken


(1)  PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.

(2)  PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1967/2006 (PB L 409 van 30.12.2006, blz. 9; gerectificeerd in PB L 36 van 8.2.2007, blz. 6).

(3)  PB L 15 van 20.1.2007, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 444/2007 van de Commissie (PB L 106 van 24.4.2007, blz. 22).


BIJLAGE

Nr.

07

Lidstaat

Portugal

Bestand

COD/1N2AB

Soort

Kabeljauw (Gadus Morhua)

Zone

ICES-zones I en II (Noorse wateren)

Datum

13 april 2007


12.5.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 123/26


VERORDENING (EG) Nr. 529/2007 VAN DE COMMISSIE

van 11 mei 2007

betreffende de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor de invoer van bevroren rundvlees van GN-code 0202 en producten van GN-code 0206 29 91 (1 juli 2007 tot en met 30 juni 2008)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op het Verdrag betreffende de toetreding van Bulgarije en Roemenië,

Gelet op de Akte van toetreding van Bulgarije en Roemenië, en met name op artikel 41, eerste alinea,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees (1), en met name op artikel 32, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op grond van de CXL-lijst van de WTO moet de Gemeenschap jaarlijks een tariefcontingent openen voor de invoer van 53 000 ton bevroren rundvlees van GN-code 0202 en producten van GN-code 0206 29 91 (volgnummer 09.4003). Uitvoeringsbepalingen dienen te worden vastgesteld voor de invoercontingentperiode 2007/2008, die op 1 juli 2007 begint.

(2)

Overeenkomstig artikel 29, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1254/1999 moet de invoer in de Gemeenschap worden beheerd door middel van invoercertificaten. Het is evenwel dienstig dit contingent te beheren door in eerste instantie invoerrechten toe te kennen en in tweede instantie invoercertificaten af te geven, zoals is vastgesteld in artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (2). Op die manier kunnen marktdeelnemers met invoerrechten in de loop van de contingentperiode beslissen wanneer zij, rekening houdend met het handelsverkeer, het best invoercertificaten aanvragen. Bij de hierboven genoemde verordening is de geldigheid van certificaten beperkt tot en met de laatste dag van de invoercontingentperiode.

(3)

De op grond van deze verordening afgegeven invoercertificaten moeten, behoudens afwijkingen, voldoen aan Verordening (EG) nr. 1445/95 van de Commissie van 26 juni 1995 houdende uitvoeringsbepalingen voor de invoer- en uitvoercertificatenregeling in de sector rundvlees en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/80 (3) en aan Verordening (EG) nr. 1291/2000 van de Commissie van 9 juni 2000 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten (4).

(4)

Het contingent voor 2006/2007 werd beheerd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 704/2006 van de Commissie van 8 mei 2006 betreffende de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor bevroren rundvlees van GN-code 0202 en producten van GN-code 0206 29 91 (1 juli 2006 tot en met 30 juni 2007) (5). De bij die verordening vastgestelde wijze van beheer is gebaseerd op een criterium inzake de invoerprestatie dat ervoor zorgt dat het contingent wordt toegewezen aan professionele marktdeelnemers die in staat zijn om rundvlees in te voeren zonder ongepaste speculatie te bedrijven.

(5)

Die wijze van beheer heeft positieve resultaten opgeleverd en dient daarom ook voor de invoercontingentperiode van 1 juli 2007 tot en met 30 juni 2008 te worden toegepast. Voor de in aanmerking komende invoer moet daarom een referentieperiode worden vastgesteld die lang genoeg is om de representatieve prestatie te kunnen meten en recent genoeg om een beeld te kunnen krijgen van de laatste ontwikkelingen in de handel.

(6)

Om alle aanvragers in de Gemeenschap gelijke kansen op deelname te garanderen, wordt voorzien in een overgangsmaatregel voor invoer in Bulgarije en Roemenië die vóór 31 december 2006 heeft plaatsgevonden. De aanvraag moet onder meer een bewijsstuk bevatten waarin ten genoegen van de bevoegde nationale autoriteiten wordt aangetoond dat de ingevoerde hoeveelheden die als referentiehoeveelheid voor de toepassing van dit contingent worden gebruikt, afkomstig zijn van inrichtingen en derde landen of delen van derde landen zoals bedoeld in artikel 9 van Beschikking 79/542/EEG van de Raad (6), in artikel 8, lid 1, van Richtlijn 2002/99/EG van de Raad (7) en in de artikelen 11 en 12 van Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad (8).

(7)

In Verordening (EG) nr. 1301/2006 zijn met name uitvoeringsbepalingen inzake het aanvragen van invoerrechten, de status van de aanvragers en de afgifte van invoercertificaten vastgesteld. De bepalingen van Verordening (EG) nr. 1301/2006 moeten met ingang van 1 juli 2007 worden toegepast op invoercertificaten die op grond van de onderhavige verordening worden afgegeven, onverminderd aanvullende bepalingen die in de onderhavige verordening zijn vastgesteld.

(8)

Ter voorkoming van speculatie dient een zekerheid betreffende de invoerrechten te worden vastgesteld die door elke aanvrager in het kader van het contingent moet worden gesteld.

(9)

Om de marktdeelnemers ertoe te verplichten invoercertificaten aan te vragen voor alle toegewezen invoerrechten, moet worden bepaald dat deze verplichting een primaire eis is in de zin van Verordening (EEG) nr. 2200/85 van de Commissie van 22 juli 1985 tot vaststelling van gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake de regeling voor het stellen van zekerheden voor landbouwproducten (9).

(10)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor rundvlees,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Voor de periode van 1 juli 2007 tot en met 30 juni 2008 wordt voor bevroren rundvlees van GN-code 0202 en producten van GN-code 0206 29 91 een tariefcontingent geopend van 53 000 ton, uitgedrukt in vlees zonder been.

Het volgnummer van het tariefcontingent is 09.4003.

2.   Voor het in lid 1 vermelde contingent bedraagt het toe te passen recht van het gemeenschappelijk douanetarief 20 % ad valorem.

Artikel 2

1.   Het in artikel 1, lid 1, vermelde tariefcontingent wordt beheerd door in eerste instantie invoerrechten toe te kennen en in tweede instantie invoercertificaten af te geven.

2.   De Verordeningen (EG) nr. 1445/95, (EG) nr. 1291/2000 en (EG) nr. 1301/2006 zijn van toepassing, tenzij in de onderhavige verordening anders is bepaald.

Artikel 3

Voor de toepassing van deze verordening:

a)

stemt 100 kg vlees met been overeen met 77 kg vlees zonder been;

b)

wordt onder „bevroren vlees” verstaan: vlees in bevroren toestand dat een kerntemperatuur van ten hoogste – 12 °C heeft wanneer het in het douanegebied van de Gemeenschap wordt binnengebracht.

Artikel 4

1.   Voor de toepassing van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1301/2006 tonen aanvragers van invoerrechten aan dat tussen 1 mei 2006 en 30 april 2007 hoeveelheden rundvlees van GN-code 0201, 0202, 0206 10 95 of 0206 29 91 overeenkomstig de betrokken douanebepalingen door henzelf of voor hun rekening zijn ingevoerd (hierna „referentiehoeveelheden”) genoemd).

2.   Een bedrijf dat is ontstaan uit een fusie tussen bedrijven die elk referentiehoeveelheden hebben ingevoerd, mag deze referentiehoeveelheden gebruiken als basis voor zijn aanvraag.

3.   Wanneer de referentiehoeveelheden betrekking hebben op vóór 31 december 2006 in Bulgarije en Roemenië ingevoerde hoeveelheden, tonen de aanvragers van invoerrechten aan dat de ingevoerde hoeveelheden afkomstig zijn uit inrichtingen en derde landen of delen van derde landen zoals bedoeld in artikel 9 van Beschikking 79/542/EEG, in artikel 8, lid 1, van Richtlijn 2002/99/EG en in de artikelen 11 en 12 van Verordening (EG) nr. 854/2004.

De bevoegde nationale autoriteiten beslissen welk document aanvaardbaar is als bewijs van de naleving van de in de eerste alinea genoemde voorwaarde.

Artikel 5

1.   Aanvragen voor invoerrechten worden uiterlijk ingediend om 13.00 uur, Brusselse tijd, op 1 juni 2007.

De totale hoeveelheid waarvoor in de invoercontingentperiode aanvragen voor invoerrechten worden ingediend, mag de referentiehoeveelheden van de aanvrager niet overschrijden. Aanvragen die niet aan dit voorschrift voldoen, worden door de bevoegde autoriteiten afgewezen.

2.   Bij het indienen van de invoerrechtenaanvraag wordt een zekerheid van 6 euro per 100 kg vlees, uitgedrukt in vlees zonder been, gesteld.

3.   Uiterlijk om 13.00 uur, Brusselse tijd, op de derde vrijdag na de in lid 1 bedoelde termijn voor het indienen van de aanvragen delen de lidstaten de totale aangevraagde hoeveelheden aan de Commissie mee.

Artikel 6

1.   De invoerrechten worden toegekend van de zevende tot en met de zestiende werkdag na de in artikel 5, lid 3, bedoelde meldingstermijn.

2.   Indien de toepassing van de in artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 bedoelde toewijzingscoëfficiënt ertoe leidt dat minder invoerrechten kunnen worden toegewezen dan werden aangevraagd, wordt de krachtens artikel 5, lid 2, van de onderhavige verordening gestelde zekerheid onverwijld overeenkomstig vrijgegeven.

Artikel 7

1.   De hoeveelheden die in het kader van het in artikel 1, lid 1, vermelde contingent worden gegund, mogen pas na het overleggen van een invoercertificaat in het vrije verkeer worden gebracht.

2.   De invoercertificaataanvraag moet betrekking hebben op de totale toegewezen hoeveelheid. Deze verplichting geldt als een primaire eis in de zin van artikel 20, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2220/85.

Artikel 8

1.   Certificaataanvragen mogen slechts worden ingediend in de lidstaat waar de aanvrager invoerrechten in het kader van het in artikel 1, lid 1, vermelde contingent heeft aangevraagd en gekregen.

Telkens wanneer een invoercertificaat wordt afgegeven, worden de gekregen invoerrechten overeenkomstig verlaagd en de krachtens artikel 5, lid 2, gestelde zekerheid onverwijld overeenkomstig vrijgegeven.

2.   Een invoercertificaat wordt afgegeven op aanvraag en op naam van de marktdeelnemer die de invoerrechten heeft gekregen.

3.   De certificaataanvragen en de invoercertificaten bevatten de volgende gegevens:

a)

in vak 16, één van de volgende groepen van GN-codes:

0202 10 00, 0202 20

0202 30, 0206 29 91;

b)

in vak 20, het volgnummer van het contingent (09.4003) en één van de in bijlage aangegeven vermeldingen.

Artikel 9

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 11 mei 2007.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 21. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2).

(2)  PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 289/2007 (PB L 78 van 17.3.2007, blz. 17).

(3)  PB L 143 van 27.6.1995, blz. 35. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1965/2006 (PB L 408 van 30.12.2006, blz. 26; gerectificeerd in PB L 47 van 16.2.2007, blz. 21).

(4)  PB L 152 van 24.6.2000, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2006 (PB L 365 van 21.12.2006, blz. 52).

(5)  PB L 122 van 9.5.2006, blz. 8. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1965/2006.

(6)  PB L 146 van 14.6.1979, blz. 15. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).

(7)  PB L 18 van 23.1.2003, blz. 11.

(8)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206; gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 83.

(9)  PB L 205 van 3.8.1985, blz. 5. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2006.


BIJLAGE

In artikel 8, lid 3, onder b), bedoelde vermeldingen

:

in het Bulgaars

:

Замразено говеждо или телешко месо [Регламент (ЕО) № 529/2007]

:

in het Spaans

:

Carne de vacuno congelada [Reglamento (CE) no 529/2007]

:

in het Tsjechisch

:

Zmrazené maso hovězího skotu (nařízení (ES) č. 529/2007)

:

in het Deens

:

Frosset oksekød (forordning (EF) nr. 529/2007)

:

in het Duits

:

Gefrorenes Rindfleisch (Verordnung (EG) Nr. 529/2007)

:

in het Ests

:

Külmutatud veiseliha (määrus (EÜ) nr 529/2007)

:

in het Grieks

:

Κατεψυγμένο βόειο κρέας [κανονισμός (EK) αριθ. 529/2007]

:

in het Engels

:

Frozen meat of bovine animals (Regulation (EC) No 529/2007)

:

in het Frans

:

Viande bovine congelée [Règlement (CE) no 529/2007]

:

in het Italiaans

:

Carni bovine congelate [Regolamento (CE) n. 529/2007]

:

in het Lets

:

Saldēta liellopu gaļa (Regula (EK) Nr. 529/2007)

:

in het Litouws

:

Sušaldyta galvijų mėsa (Reglamentas (EB) Nr. 529/2007)

:

in het Hongaars

:

Szarvasmarhafélék húsa fagyasztva (529/2007/EK rendelet)

:

in het Maltees

:

Laħam iffriżat ta’ annimali bovini (Regolament (KE) Nru 529/2007)

:

in het Nederlands

:

Bevroren rundvlees (Verordening (EG) nr. 529/2007)

:

in het Pools

:

Mięso wołowe mrożone (Rozporządzenie (WE) nr 529/2007)

:

in het Portugees

:

Carne de bovino congelada [Regulamento (CE) n.o 529/2007]

:

in het Roemeens

:

Carne de vită congelată [Regulamentul (CE) nr. 529/2007]

:

in het Slowaaks

:

Mrazené hovädzie mäso [Nariadenie (ES) č. 529/2007]

:

in het Sloveens

:

Zamrznjeno goveje meso (Uredba (ES) št. 529/2007)

:

in het Fins

:

Jäädytettyä naudanlihaa (asetus (EY) N:o 529/2007)

:

in het Zweeds

:

Fryst kött av nötkreatur (förordning (EG) nr 529/2007)


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Commissie

12.5.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 123/30


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 4 mei 2007

tot opheffing van het verbod op het verkeer van bepaalde dierlijke producten op het eiland Cyprus krachtens Verordening (EG) nr. 866/2004 van de Raad en tot vaststelling van de voorwaarden voor het verkeer van die producten

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 1911)

(Voor de EER relevante tekst)

(2007/330/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 866/2004 van de Raad van 29 april 2004 inzake een regeling op grond van artikel 2 van Protocol nr. 10 van de Toetredingsakte (1), en met name op artikel 4, lid 9,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In afwachting van de hereniging van Cyprus wordt ingevolge artikel 1, lid 1, van Protocol 10 bij de Akte van Toetreding de invoering van het acquis opgeschort in de gebieden van de Republiek Cyprus waarover de regering van de Republiek Cyprus niet feitelijk het gezag uitoefent.

(2)

Om redenen van volks- en diergezondheid verbiedt Verordening (EG) nr. 866/2004 het verkeer van dierlijke producten over de lijn tussen de gebieden van de Republiek Cyprus waarover de regering van de Republiek Cyprus niet feitelijk het gezag uitoefent en de gebieden waar dit wel het geval is.

(3)

Als eerste stap en in het licht van de productie in gebieden van de Republiek Cyprus waarover de regering van de Republiek Cyprus niet feitelijk het gezag uitoefent, kunnen de verboden voor verse vis en honing worden opgeheven.

(4)

Er moet voor worden gezorgd dat de volks- en de diergezondheid door de opheffing van de verboden niet in gevaar wordt gebracht. Het is ook nodig dat de voedselveiligheid wordt gewaarborgd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1480/2004 van de Commissie (2) die specifieke regels vaststelt met betrekking tot goederen die van oorsprong zijn uit gebieden van de Republiek Cyprus waarover de regering van de Republiek Cyprus niet feitelijk het gezag uitoefent en die worden binnengebracht in gebieden van de Republiek Cyprus waarover de regering wel feitelijk het gezag uitoefent. Bijgevolg moet de handel in de desbetreffende producten aan bepaalde voorwaarden worden onderworpen.

(5)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De verboden krachtens artikel 4, lid 9, van Verordening (EG) nr. 866/2004 betreffende het verkeer van dierlijke producten over de lijn tussen de gebieden van de Republiek Cyprus waarover de regering van de Republiek Cyprus niet feitelijk het gezag uitoefent en de gebieden waarover zij wel feitelijk het gezag uitoefent, zijn niet langer van toepassing ten aanzien van de dierlijke producten als bedoeld in de bijlagen I en II bij deze beschikking.

De handel in die producten wordt onderworpen aan de in de respectieve bijlage vastgestelde voorwaarden.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 4 mei 2007.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 161 van 30.4.2004, blz. 128, gerectificeerd in PB L 206 van 9.6.2004, blz. 51. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1283/2005 van de Commissie (PB L 203 van 4.8.2005, blz. 8).

(2)  PB L 272 van 20.8.2004, blz. 3.


BIJLAGE I

Verse vis

A.   Dierlijk product: verse vis

B.   Voorwaarden

1.

Verse vis moet rechtstreeks worden uitgeladen van vissersvaartuigen die hun vangsten gedurende maximaal 24 uur aan boord bewaren. Die vissersvaartuigen moeten opereren overeenkomstig de voorschriften van bijlage III, sectie VIII, hoofdstuk I, deel I, onderdeel A, en hoofdstuk II, van Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (1).

Door de diensten van de Commissie aangewezen onafhankelijke deskundigen moeten de vaartuigen inspecteren en aan de Commissie een lijst toezenden van de vaartuigen die aan de voorschriften voldoen. De Commissie deelt die lijst mee aan de bevoegde veterinaire autoriteit van de Republiek Cyprus en publiceert haar ook op haar website.

2.

Elke zending verse vis moet vergezeld gaan van een document dat is afgegeven overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1480/2004. Dat document moet worden afgegeven door de Turks-Cypriotische kamer van koophandel, die daartoe door de Commissie in overeenstemming met de regering van de Republiek Cyprus is gemachtigd, of door een ander daartoe in overeenstemming met de laatste gemachtigd orgaan. Dat document moet worden afgegeven overeenkomstig de procedure van artikel 4, leden 5 en 6, van Verordening (EG) nr. 866/2004 en moet een verklaring bevatten dat de vis rechtstreeks wordt uitgeladen van vissersvaartuigen die voorkomen op de in punt 1 vermelde lijst van vaartuigen die aan de voorschriften voldoen, welke lijst zoals voorgeschreven zal worden verstrekt.

3.

De verse vis moet voor winkels, restaurants of rechtstreekse verkoop aan de consument bestemd zijn.


(1)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55, gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 22.


BIJLAGE II

Honing voor menselijke consumptie

A.   Dierlijk product: honing voor menselijke consumptie

B.   Voorwaarden

1.

De honing moet volledig worden geproduceerd door producenten die in die gebieden van de Republiek Cyprus wonen waarover de regering van de Republiek Cyprus niet feitelijk het gezag uitoefent.

2.

De honing moet worden vervoerd

a)

in bulk; of

b)

in voor de markt bestemde recipiënten die door een daartoe uitgeruste onderneming zijn gevuld overeenkomstig bijlage I, deel A, punt II, bij Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (1).

3.

Elke zending honing moet vergezeld gaan van een document dat is afgegeven overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1480/2004. Dat document moet worden afgegeven door de Turks-Cypriotische kamer van koophandel, die daartoe door de Commissie in overeenstemming met de regering van de Republiek Cyprus is gemachtigd, of door een ander daartoe in overeenstemming met de laatste gemachtigd orgaan. Dat document moet worden afgegeven overeenkomstig de procedure van artikel 4, leden 5 en 6, van Verordening (EG) nr. 866/2004 en moet een verklaring bevatten dat de honing voldoet aan de in punt 1 vastgestelde voorwaarden.

4.

Voordat de handel in honing kan beginnen, moeten tien honingmonsters in de productieketen worden genomen door onafhankelijke deskundigen die door de Commissie zijn aangewezen. Die monsters moeten worden geanalyseerd en de resultaten van de analyse moeten aan de Commissie worden toegezonden. De Commissie deelt de resultaten van de analyses mee aan de bevoegde veterinaire autoriteit van de Republiek Cyprus en publiceert ze ook op haar website.

De analyses moeten worden uitgevoerd in een erkend laboratorium, als omschreven in artikel 2, onder f), van Richtlijn 96/23/EG van de Raad van 29 april 1996 inzake controlemaatregelen ten aanzien van bepaalde stoffen en residuen daarvan in levende dieren en in producten daarvan en tot intrekking van de Richtlijnen 85/358/EEG en 86/469/EEG en de Beschikkingen 89/187/EEG en 91/664/EEG (2). De monsters moeten als volgt worden onderverdeeld:

a)

zes monsters worden getest op antibiotica (groep B1) en carbamaten en pyretroïden (groep B2 - antiparasitaire middelen);

b)

vier monsters worden getest op bestrijdingsmiddelen (groep B3a voor organische chloorverbindingen, groep B3b voor organische fosforverbindingen) en zware metalen (groep B3c).

5.

De monsterneming en de analyse, als bedoeld in punt 4, moeten elk jaar worden herhaald.

6.

Het verkeer van honing overeenkomstig deze beschikking is onderworpen aan de voorschriften van Richtlijn 2001/110/EG van de Raad van 20 december 2001 inzake honing (3).


(1)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1, gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 3.

(2)  PB L 125 van 23.5.1996, blz. 10.

(3)  PB L 10 van 12.1.2002, blz. 47.


AANBEVELINGEN

Commissie

12.5.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 123/33


AANBEVELING VAN DE COMMISSIE

van 3 mei 2007

inzake de monitoring van het acrylamidegehalte in levensmiddelen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 1873)

(Voor de EER relevante tekst)

(2007/331/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 211, tweede streepje,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het Wetenschappelijk Panel voor contaminanten in de voedselketen van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft op 19 april 2005 een verklaring opgesteld over acrylamide in levensmiddelen, waarin het de risicobeoordeling van acrylamide in levensmiddelen van het Gezamenlijk Comité van deskundigen voor levensmiddelenadditieven van de FAO en de WHO (JECFA) van februari 2005 bevestigt. In die risicobeoordeling concludeerde JECFA dat de blootstellingsmarges van deze genotoxische en kankerverwekkende verbinding voor gemiddelde en grote consumenten van acrylamide smal zijn, zodat er mogelijk sprake is van een volksgezondheidsprobleem. Daarom moet het streven naar lagere acrylamidegehalten in levensmiddelen worden voortgezet.

(2)

De levensmiddelenindustrie en de lidstaten hebben onderzocht hoe acrylamide kan ontstaan. De levensmiddelenindustrie heeft vrijwillige maatregelen genomen, zoals het gebruik van de „acrylamidewijzer” (1), om producenten en verwerkers te helpen maatregelen te vinden om de hoeveelheid acrylamide in hun producten beperkt te houden. Sinds 2002 is al veel gedaan om het acrylamidegehalte in bewerkte levensmiddelen te beperken.

(3)

Er moeten ten minste drie jaar lang in de hele Gemeenschap betrouwbare gegevens worden verzameld over het acrylamidegehalte in levensmiddelen, om een duidelijk beeld te krijgen van dat gehalte in levensmiddelen waarvan bekend is dat de stof er in hoge mate in aanwezig is en/of die een belangrijke plaats innemen in de voeding van de bevolking in haar geheel of van bepaalde kwetsbare groepen, zoals zuigelingen en peuters.

(4)

Het is van belang dat die gegevens jaarlijks worden doorgegeven aan de EFSA, die ze vervolgens in een databank opneemt.

(5)

De analyseresultaten zullen geëvalueerd worden om na te gaan hoe doeltreffend de vrijwillige maatregelen zijn. Het in deze aanbeveling opgenomen monitoringprogramma kan te allen tijde worden aangepast als dat gezien de ervaringen wenselijk is,

BEVEELT AAN:

1)

dat de lidstaten in 2007, 2008 en 2009 overeenkomstig bijlage I een monitoring uitvoeren van het acrylamidegehalte van de in die bijlage genoemde levensmiddelen;

2)

dat de lidstaten de EFSA elk jaar uiterlijk 1 juni de monitoringgegevens van het voorafgaande jaar doorgeven, conform het model van bijlage II, die vervolgens worden opgenomen in een databank;

3)

dat de lidstaten voor het monitoringprogramma gebruikmaken van de bemonsteringswijzen van deel B van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 333/2007 van de Commissie van 28 maart 2007 inzake de bemonsterings- en analysemethoden voor de officiële controle op de gehalten aan lood, cadmium, kwik, anorganisch tin, 3-MCPD en benzo[a]pyreen in levensmiddelen (2), zodat de monsters representatief zijn voor de bemonsterde partij;

4)

dat de lidstaten de analyse op acrylamide uitvoeren overeenkomstig de criteria van de punten 1 en 2 van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (3).

Gedaan te Brussel, 3 mei 2007.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  De „acrylamidewijzer” bevat dertien tips, ingedeeld in vier categorieën, die levensmiddelenfabrikanten naargelang hun situatie kunnen opvolgen om het acrylamidegehalte in hun producten te beperken. De vier categorieën hebben betrekking op agronomische factoren, het recept, de bewerking en de eindbereiding.

(2)  PB L 88 van 29.3.2007, blz. 29.

(3)  PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1, gerectificeerd in PB L 191 van 28.5.2004, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 van de Raad (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).


BIJLAGE I

A.   Bemonsteringsplaatsen en -procedure

1.

De producten worden bemonsterd in de handel (bv. supermarkten, kleine winkels, bakkerijen, patates-friteskramen, snackbars en restaurants), waar de traceerbaarheid goed is, of op productieplaatsen. Zo mogelijk worden producten bemonsterd die uit een van de lidstaten afkomstig zijn (1).

2.

De bemonstering en analyse worden uitgevoerd vóór de vervaldatum van het monster.

B.   Producten, aantallen monsters en bemonsteringsfrequentie, voorschriften voor de analyse

1.

Tabel 1 bevat een overzicht van het minimumaantal monsters dat voor elke productcategorie jaarlijks zou moeten worden geanalyseerd. De lidstaten worden uitgenodigd meer monsters te nemen als dat mogelijk is. De onderverdeling van de monsters per lidstaat is gebaseerd op de bevolkingscijfers, waarbij een minimum van vier monsters per product per lidstaat is aangehouden.

2.

Het aantal monsters is het minimum dat jaarlijks genomen zou moeten worden. Bijzondere voorwaarden (bv. bemonstering tweemaal per jaar) zijn voor elke productgroep onder C aangegeven.

3.

Aangezien elke productcategorie tal van verschillende producten omvat, moeten voor elk van de bemonsterde producten nadere gegevens worden verstrekt (zoals aangegeven onder C). Om trends in de tijd te kunnen zien is het van belang dat elk jaar voor zover mogelijk producten met dezelfde specificaties (bv. hetzelfde soort brood, hetzelfde merk), worden bemonsterd. Voor patates frites die bij kramen en snackbars worden bemonsterd, worden bij voorkeur elk jaar dezelfde verkooppunten genomen.

4.

Als bij producten met dezelfde specificatie herhaaldelijk resultaten worden gevonden die onder de bepaalbaarheidsgrens (LOQ) liggen, kan het product worden vervangen door een ander product, mits dat tot dezelfde categorie behoort en een beschrijving van het product wordt gegeven.

5.

Met het oog op de vergelijkbaarheid van de analyseresultaten dienen methoden te worden gekozen waarmee een LOQ van 30 μg/kg (meest intense ion/ionovergang) voor brood en babyvoeding en 50 μg/kg voor aardappelproducten, andere graanproducten, koffie en andere producten kan worden gehaald. De resultaten worden gecorrigeerd voor de terugvinding gerapporteerd.

Tabel 1

Minimumaantal monsters per productcategorie

Land van verkoop

Consumptiegereed verkochte patates frites (1)

Aardappelchips (2)

Voorgebakken patates frites/aardappelproducten voor thuisbereiding (3)

Brood (4)

Ontbijtgranen (5)

Biscuits, inclusief kinderbiscuits (6)

Gebrande koffie (7)

Babyvoeding in potjes (8)

Bewerkte babyvoeding op basis van granen (9)

Andere producten (10)

Totaal

AT

4

4

4

4

4

4

4

4

4

8

44

BE

4

4

4

4

4

4

4

4

4

8

44

CY

4

4

4

4

4

4

4

4

4

4

40

CZ

4

4

4

4

4

4

4

4

4

8

44

DE

24

24

24

24

24

24

24

24

24

14

230

DK

4

4

4

4

4

4

4

4

4

8

44

ES

14

14

14

14

14

14

14

14

14

14

140

EE

4

4

4

4

4

4

4

4

4

4

40

GR

4

4

4

4

4

4

4

4

4

8

44

FR

20

20

20

20

20

20

20

20

20

14

194

FI

4

4

4

4

4

4

4

4

4

8

44

HU

4

4

4

4

4

4

4

4

4

8

44

IT

20

20

20

20

20

20

20

20

20

14

194

IE

4

4

4

4

4

4

4

4

4

8

44

LU

4

4

4

4

4

4

4

4

4

4

40

LT

4

4

4

4

4

4

4

4

4

4

40

LV

4

4

4

4

4

4

4

4

4

4

40

MT

4

4

4

4

4

4

4

4

4

4

40

NL

6

6

6

6

6

6

6

6

6

8

62

PT

4

4

4

4

4

4

4

4

4

8

44

PL

14

14

14

14

14

14

14

14

14

14

140

SE

4

4

4

4

4

4

4

4

4

8

44

SI

4

4

4

4

4

4

4

4

4

4

40

SK

4

4

4

4

4

4

4

4

4

8

44

UK

20

20

20

20

20

20

20

20

20

14

194

BG

4

4

4

4

4

4

4

4

4

8

44

RO

8

8

8

8

8

8

8

8

8

8

80

Totaal

202

202

202

202

202

202

202

202

202

224

2 042

C.   Voor elk product minimaal te verstrekken nadere gegevens

In de punten 1 tot en met 10 staan de nadere gegevens vermeld die voor elk bemonsterde product minimaal moet worden verstrekt. De lidstaten wordt verzocht uitvoeriger informatie te verstrekken.

1.

   Consumptiegereed verkochte patates frites: bemonstering twee maal per jaar, in maart en november (2), totaal aantal monsters als vermeld in de tabel. Comsumptiegerede producten dienen te worden bemonsterd bij patates-friteskramen, snackbars, fastfoodketens en restaurants. De bemonstering dient elk jaar zo veel mogelijk bij dezelfde verkooppunten plaats te vinden.

Te verstrekken specifieke informatie: uitgangsmateriaal verse aardappelen of aardappelproducten, toevoeging van andere ingrediënten.

2.

   Aardappelchips: bemonstering twee maal per jaar, in maart en november (2), totaal aantal monsters als vermeld in de tabel.

Te verstrekken specifieke informatie: uitgangsmateriaal verse aardappelen of aardappelproducten, toevoeging van andere ingrediënten, aroma’s of additieven.

3.

   Voorgebakken patates frites/aardappelproducten voor thuisbereiding: met inbegrip van diepvriesproducten. Bemonstering tweemaal per jaar, in maart en november (2), totaal aantal monsters als vermeld in de tabel. De monsters moeten na bereiding (frituren, bakken, enz.) worden geanalyseerd. De producten moeten in het laboratorium bereid worden volgens de aanwijzingen op het etiket. Te verstrekken specifieke informatie: uitgangsmateriaal verse aardappelen of aardappelproducten, toevoeging van andere ingrediënten, vers of diepvriesproduct, bereidingswijze volgens het etiket.

4.

   Brood: Te verstrekken specifieke informatie: normaal of bros gebakken brood, vezelgehalte, graansoort, al dan niet gefermenteerd, aard van de fermentatie (bv. gist), andere ingrediënten. De gekozen broodsoorten moeten aansluiten bij de eetgewoonten van elk land.

5.

   Ontbijtgranen: geen muesli en pap. Te verstrekken specifieke informatie: graansoort, andere ingrediënten (bv. suiker, noten, honing, chocolade).

6.

   Biscuits (inclusief kinderbiscuits): Te verstrekken specifieke informatie: zacht of hard, normaal of voor diabetici, volledige lijst van ingrediënten.

7.

   Gebrande koffie: Te verstrekken specifieke informatie: branding (bv. normaal, donker), soort bonen indien bekend, gemalen of ongemalen verkocht.

8.

   Babyvoeding in potjes: Met name voeding met aardappelen, wortel- en knolgroenten of granen. Te verstrekken specifieke informatie: samenstelling van de voeding.

9.

   Bewerkte babyvoeding op basis van granen: analyse van het product zoals het wordt verkocht.

Te verstrekken specifieke informatie: graansoort, andere ingrediënten.

10.

   Andere producten: Deze categorie omvat aardappelproducten, graanproducten, koffieproducten, cacaoproducten en baby- en kindervoeding, die niet onder de bovengenoemde categorieën vallen (bv. aardappelrösti, ontbijtkoek, koffiesurrogaten). De monsters moeten worden gekozen met inachtneming van de eetgewoonten in de desbetreffende lidstaat. In voorkomend geval worden zij geanalyseerd na bereiding overeenkomstig het etiket. In dat geval dient de bereidingswijze te worden vermeld.

Te verstrekken specifieke informatie: uitvoerige beschrijving van het product (bv. voornaamste ingrediënten), bereidingswijze overeenkomstig het etiket.


(1)  Het kan bij uitzondering gebeuren dat een bepaald product alleen door invoer uit derde landen in de handel verkrijgbaar is. In dat geval kan een monster van het ingevoerde product worden genomen.

(2)  Indien het product uit aardappelproducten wordt bereid, is het niet nodig om tweemaal per jaar te bemonsteren.


BIJLAGE II

A.   Rapportageformat

Image

B.   Toelichting bij het rapportageformat

Rapporterend land: lidstaat waar de monitoring is uitgevoerd.

Jaar: jaar van bemonstering.

Monstercode: identificatiecode van het monster in het laboratorium.

Productcategorie: nummer overeenkomstig tabel 1 van bijlage I (cijfers 1 t/m 10, dus 1 voor patates frites, 2 voor aardappelchips, enz.

Productnaam: productnaam in het Engels en in de oorspronkelijke taal.

Productbeschrijving: korte beschrijving met minimaal de in bijlage I, onder C, vermelde gegevens.

Producent: naam van de producent, indien bekend.

Land van productie: indien bekend. Gebruik ISO-codes voor het land van productie (zie de eerste kolom van tabel 1 in bijlage I). Overeenkomstig bijlage I, onder A, is het bemonsterde product zo mogelijk afkomstig uit een lidstaat (zie voetnoot 4).

Ten minste houdbaar tot: de op het etiket vermelde datum, geschreven als dd/mm/jj.

Productiedatum: indien op het etiket vermeld, geschreven als dd/mm/jj.

Bemonsteringsdatum: datum waarop het monster is genomen, geschreven als dd/mm/jj.

Bemonsteringsplaats: plaats waar het monster is genomen, bv. supermarkt, snackbar, bakkerij, fastfoodketen, enz.

Verpakkingsgrootte: hoeveelheid (g) van het product waaruit de basismonsters genomen zijn, indien van toepassing.

Gewicht monster: gewicht (g) van het verzamelmonster.

Bereidingswijze: vermelden bij voorgebakken patates frites of andere aardappelproducten voor thuisbereiding (productcategorie 3), die na bereiding worden bemonsterd en geanalyseerd. De op het etiket vermelde bereidingswijze moet worden gevolgd en hier worden vermeld. Dit geldt eventueel ook voor bepaalde „Andere producten” (categorie 10).

Datum analyse: als het monster vóór de analyse gehomogeniseerd en bewaard is, wordt hier de datum vermeld waarop daadwerkelijk met de analyse is begonnen. In dat geval worden nadere bijzonderheden over de bewaarcondities vermeld.

Geaccrediteerde methode: met „J” (ja) of „N” (nee) aangeven of het analyseresultaat al dan niet verkregen is met een overeenkomstig EN-ISO 17025 geaccrediteerde methode.

Analysemethode: vermelden welke analysemethode gebruikt is (GC-MS met derivatisering, GC-MS zonder derivatisering, LC-MS-MS of andere methode) met een korte beschrijving van de monstervoorbereiding (bv. clean-up).

Gegevens over proficiency tests: gelieve informatie te verstrekken over de organisator van de proficiency test, het nummer van het testschema en van de ronde, de matrix en de z-score (1), en wel als volgt: organisator/schema/ronde/matrix/z-score. (Bv: FAPAS/30/6/crispbread/1,6).

Acrylamidegehalte: in μg/kg, gecorrigeerd voor de terugvinding.

Aantoonbaarheidsgrens: in μg/kg.

Bepaalbaarheidsgrens: in μg/kg.

Meetonzekerheid: gelieve, indien beschikbaar, informatie te verstrekken over de meetonzekerheid (interval in %).


(1)  De z-scores dienen alleen om de kwaliteit van de gegevens te beoordelen en worden vertrouwelijk behandeld.


  翻译: