ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 164

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

50e jaargang
26 juni 2007


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EG) nr. 719/2007 van de Raad van 25 juni 2007 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 234/2004 betreffende bepaalde beperkende maatregelen ten aanzien van Liberia

1

 

 

Verordening (EG) nr. 720/2007 van de Commissie van 25 juni 2007 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

2

 

*

Verordening (EG) nr. 721/2007 van de Commissie van 25 juni 2007 tot aanpassing van Verordening (EG) nr. 884/2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad met betrekking tot de financiering van de maatregelen voor interventie in de vorm van openbare opslag door het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en de boeking van de verrichtingen in verband met openbare opslag door de betaalorganen van de lidstaten, in verband met de toetreding van Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie

4

 

*

Verordening (EG) nr. 722/2007 van de Commissie van 25 juni 2007 tot wijziging van de bijlagen II, V, VI, VIII, IX en XI bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën ( 1 )

7

 

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Raad

 

 

2007/438/EG

 

*

Besluit van de Raad van 18 juni 2007 houdende wijziging van Besluit 2001/264/EG tot vaststelling van beveiligingsvoorschriften van de Raad

24

 

 

Commissie

 

 

2007/439/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 25 juni 2007 tot wijziging van Beschikking 2004/452/EG tot vaststelling van een lijst van organen waarvan de onderzoekers voor wetenschappelijke doeleinden toegang hebben tot vertrouwelijke gegevens (Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 2565)  ( 1 )

30

 

 

2007/440/EG

 

*

Besluit van de Commissie van 25 juni 2007 tot intrekking van Besluit 2005/704/EG tot aanvaarding van een verbintenis die is aangeboden in het kader van de antidumpingprocedure betreffende de invoer van magnesiabriketten uit de Volksrepubliek China

32

 

 

 

*

Bericht aan de lezers(zie bladzijde 3 van de omslag)

s3

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

26.6.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 164/1


VERORDENING (EG) Nr. 719/2007 VAN DE RAAD

van 25 juni 2007

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 234/2004 betreffende bepaalde beperkende maatregelen ten aanzien van Liberia

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 60 en 301,

Gelet op Gemeenschappelijk Standpunt 2007/400/GBVB van 11 juni 2007 tot beëindiging van bepaalde beperkende maatregelen tegen Liberia (1),

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Gemeenschappelijk Standpunt 2004/137/GBVB van 10 februari 2004 betreffende beperkende maatregelen tegen Liberia (2) voorzag in de tenuitvoerlegging van de maatregelen vastgesteld bij Resolutie 1521(2003) van de VN-Veiligheidsraad betreffende Liberia, die onder meer een verbod op de invoer van ruwe diamant uit Liberia omvatten. Dat verbod is voor het laatst voor een periode van zes maanden verlengd bij Gemeenschappelijk Standpunt 2007/93/GBVB van 12 februari 2007 tot wijziging en verlenging van Gemeenschappelijk Standpunt 2004/137/GBVB (3). Op 27 april 2007 heeft de VN-Veiligheidsraad Resolutie 1753(2007) aangenomen. Daarbij is onder meer besloten de beperkende maatregelen betreffende diamant uit Liberia te beëindigen. Vervolgens is Liberia met ingang van 4 mei 2007 toegelaten tot de Kimberleyprocescertificering. Bijgevolg dient Liberia te worden opgenomen in de lijst van deelnemers in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 2368/2002 van de Raad van 20 december 2002 tot uitvoering van de Kimberleyprocescertificering voor de internationale handel in ruwe diamant (4).

(2)

Verordening (EG) nr. 234/2004 van de Raad (5) verbiedt onder meer de invoer van ruwe diamant uit Liberia.

(3)

Artikel 6, leden 1 en 3, van Verordening (EG) nr. 234/2004, waarbij respectievelijk een verbod wordt ingesteld op de invoer in de Gemeenschap van ruwe diamant uit Liberia en op de ontduiking van dat invoerverbod, moet bijgevolg met terugwerkende kracht vanaf 27 april 2007 worden ingetrokken,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 6, leden 1 en 3, van Verordening (EG) nr. 234/2004 wordt ingetrokken.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 27 april 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 25 juni 2007.

Voor de Raad

De voorzitster

A. SCHAVAN


(1)  PB L 150 van 12.6.2007, blz. 15.

(2)  PB L 40 van 12.2.2004, blz. 35. Gemeenschappelijk Standpunt laatstelijk gewijzigd bij Gemeenschappelijk Standpunt 2007/93/GBVB (PB L 41 van 13.2.2007, blz. 17).

(3)  PB L 41 van 13.2.2007, blz. 17.

(4)  PB L 358 van 31.12.2002, blz. 28. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 613/2007 van de Commissie (PB L 141 van 2.6.2007, blz. 56).

(5)  PB L 40 van 12.2.2004, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1819/2006 (PB L 351 van 13.12.2006, blz. 1).


26.6.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 164/2


VERORDENING (EG) Nr. 720/2007 VAN DE COMMISSIE

van 25 juni 2007

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 26 juni 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 juni 2007.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 386/2005 (PB L 62 van 9.3.2005, blz. 3).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 25 juni 2007 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MA

41,5

MK

39,3

TR

96,0

ZZ

58,9

0707 00 05

JO

159,1

TR

152,1

ZZ

155,6

0709 90 70

TR

88,0

ZZ

88,0

0805 50 10

AR

49,6

TR

92,6

UY

68,9

ZA

59,5

ZZ

67,7

0808 10 80

AR

91,1

BR

93,8

CA

102,7

CL

84,7

CN

80,2

CO

90,0

NZ

97,7

US

108,0

UY

91,5

ZA

101,5

ZZ

94,1

0809 10 00

TR

206,1

ZZ

206,1

0809 20 95

TR

275,3

US

382,9

ZZ

329,1

0809 30 10, 0809 30 90

CL

101,4

ZA

88,5

ZZ

95,0

0809 40 05

IL

251,9

ZZ

251,9


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „andere oorsprong”.


26.6.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 164/4


VERORDENING (EG) Nr. 721/2007 VAN DE COMMISSIE

van 25 juni 2007

tot aanpassing van Verordening (EG) nr. 884/2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad met betrekking tot de financiering van de maatregelen voor interventie in de vorm van openbare opslag door het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en de boeking van de verrichtingen in verband met openbare opslag door de betaalorganen van de lidstaten, in verband met de toetreding van Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag betreffende de toetreding van de Republiek Bulgarije en Roemenië,

Gelet op de Akte betreffende de toetreding van de Republiek Bulgarije en Roemenië, en met name op artikel 56,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In de bijlagen IV en VI bij Verordening (EG) nr. 884/2006 van de Commissie (1) moeten in verband met de toetreding van Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie enkele technische wijzigingen worden aangebracht.

(2)

De in punt I.2 van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 844/2006 genoemde referentierentevoeten, die Bulgarije en Roemenië nodig hebben om de aan de betrokken lidstaten te vergoeden financieringskosten voor hun verrichtingen in verband met openbare opslag te berekenen, en de referentieperiode voor 2007 voor Bulgarije en Roemenië voor de berekening van de aan de betrokken lidstaten te vergoeden standaardkosten voor hun verrichtingen in verband met openbare opslag voor het begrotingsjaar 2008 moeten worden vastgesteld.

(3)

Verordening (EG) nr. 884/2006 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 884/2006 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Het aanhangsel bij bijlage IV wordt vervangen door de tekst van bijlage I bij deze verordening.

2)

Punt I.1 van bijlage VI wordt vervangen door de tekst van bijlage II bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 juni 2007.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 171 van 23.6.2006, blz. 35.


BIJLAGE I

„Aanhangsel

Referentierentevoeten zoals bedoeld in bijlage IV

1.

Bulgarije

Driemaands Sofia interbank borrowing offered rate (SOFIBOR)

2.

Tsjechië

Driemaands Prague interbank borrowing offered rate (PRIBOR)

3.

Denemarken

Driemaands Copenhagen interbank borrowing offered rate (CIBOR)

4.

Estland

Driemaands Tallinn interbank borrowing offered rate (TALIBOR)

5.

Cyprus

Driemaands Nicosia interbank borrowing offered rate (NIBOR)

6.

Letland

Driemaands Riga interbank borrowing offered rate (RIGIBOR)

7.

Litouwen

Driemaands Vilnius interbank borrowing offered rate (VILIBOR)

8.

Hongarije

Driemaands Budapest interbank borrowing offered rate (BUBOR)

9.

Malta

Driemaands Malta interbank borrowing offered rate (MIBOR)

10.

Polen

Driemaands Warszawa interbank borrowing offered rate (WIBOR)

11.

Roemenië

Driemaands Bucharest interbank borrowing offered rate (BUBOR)

12.

Slovenië

Driemaands Interbank borrowing offered rate (SITIBOR)

13.

Slowakije

Driemaands Bratislava interbank borrowing offered rate (BRIBOR)

14.

Zweden

Driemaands Stockholm interbank borrowing offered rate (STIBOR)

15.

Verenigd Koninkrijk

Driemaands London interbank borrowing offered rate (LIBOR)

16.

Overige lidstaten

Driemaands Euro interbank borrowing offered rate (EURIBOR)”.


BIJLAGE II

„1.

De uniforme forfaitaire bedragen voor de Gemeenschap worden per product vastgesteld op basis van de laagste werkelijke kosten die zijn geconstateerd in een referentieperiode die begint op 1 oktober van het jaar n en eindigt op 30 april van het daaropvolgende jaar. Voor het begrotingsjaar 2008 begint de referentieperiode voor Bulgarije en Roemenië op 1 januari 2007 en eindigt zij op 30 april 2007.”


26.6.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 164/7


VERORDENING (EG) Nr. 722/2007 VAN DE COMMISSIE

van 25 juni 2007

tot wijziging van de bijlagen II, V, VI, VIII, IX en XI bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (1), en met name op artikel 23,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 999/2001 bevat voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE’s) bij dieren. Zij is van toepassing op de productie en het in de handel brengen van levende dieren en producten van dierlijke oorsprong, en in een aantal specifieke gevallen op de uitvoer daarvan.

(2)

Artikel 5 van Verordening (EG) nr. 999/2001 bepaalt dat de BSE-status (BSE: boviene spongiforme encefalopathie) van lidstaten, derde landen of gebieden daarvan („landen of gebieden”) wordt vastgesteld door het land of gebied in te delen in een van de drie categorieën. Bijlage II bij die verordening bevat voorschriften voor de bepaling van de BSE-status van landen of gebieden. Artikel 5 van die verordening bepaalt ook dat de bedoelde indeling van de landen opnieuw moet worden bezien nadat de Werelddiergezondheidsorganisatie (OIE) een procedure voor de indeling van landen in de verschillende categorieën heeft vastgesteld.

(3)

In bijlage V bij Verordening (EG) nr. 999/2001 zijn de voorschriften vastgelegd voor de verzameling en verwijdering van gespecificeerd risicomateriaal en in bijlage IX bij die verordening zijn de voorschriften vastgelegd voor de invoer van levende dieren, embryo’s, eicellen en producten van dierlijke oorsprong in de Gemeenschap.

(4)

Op de algemene vergadering van de OIE van mei 2005 is een nieuwe, vereenvoudigde procedure goedgekeurd voor het indelen van landen naar BSE-risico, waarbij drie categorieën worden onderscheiden.

(5)

Verordening (EG) nr. 999/2001 is bij Verordening (EG) nr. 1923/2006 gewijzigd om dit nieuwe, vereenvoudigde indelingssysteem in de communautaire wetgeving op te nemen. Naar aanleiding van die wijziging moeten de bijlagen II, V en IX bij Verordening (EG) nr. 999/2001 in verband met het nieuwe indelingssysteem worden gewijzigd.

(6)

Zolang geen besluit over de indeling van landen is genomen overeenkomstig artikel 5, leden 2 en 4, van Verordening (EG) nr. 999/2001, kunnen de bepalingen van artikel 9 en bijlage VI niet worden toegepast. Aangezien het nieuwe indelingssysteem op 1 juli 2007 moet ingaan en bijlage VI moet worden aangepast aan de op grond van wetenschappelijke gegevens vastgestelde voorschriften krachtens de overgangsmaatregelen en de in de artikelen aangebrachte wijzigingen, moet bijlage VI worden gewijzigd.

(7)

Bijlage VIII bij Verordening (EG) nr. 999/2001 bevat de voorschriften voor het in de handel brengen en de uitvoer van levende dieren, sperma, embryo’s en eicellen en producten van dierlijke oorsprong. Hoofdstuk C van die bijlage bevat de voorwaarden voor de intracommunautaire handel in bepaalde producten van dierlijke oorsprong. Die voorschriften moeten in verband met het nieuwe indelingssysteem worden gewijzigd.

(8)

Deel D, punt 5, van bijlage XI bij Verordening (EG) nr. 999/2001 bevat maatregelen betreffende de intracommunautaire handel in runderen die vóór 1 augustus in het Verenigd Koninkrijk zijn geboren of gehouden en voor de invoer van vleesproducten van hertachtigen in de Gemeenschap. Met het oog op de bescherming van de gezondheid van mens en dier moeten die maatregelen ook na 1 juli 2007 van toepassing blijven.

(9)

Met het oog op de duidelijkheid en de samenhang moeten de bepalingen voor de intracommunautaire handel en de uitvoer naar derde landen van runderen die vóór 1 augustus 1996 in het Verenigd Koninkrijk zijn geboren of gehouden, in bijlage VIII worden opgenomen, en de bepalingen voor de invoer van vleesproducten van hertachtigen in bijlage IX.

(10)

De overgangsmaatregelen betreffende gespecificeerd risicomateriaal in bijlage XI bij Verordening (EG) nr. 999/2001 moeten voor elk land of gebied worden beeindigd zodra een besluit over de indeling van dat land of gebied is genomen. Bijlage XI moet daarom worden ingetrokken.

(11)

Verordening (EG) nr. 999/2001 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(12)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlagen II, V, VI, VIII, IX en XI bij Verordening (EG) nr. 999/2001 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 juni 2007.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1923/2006 (PB L 404 van 30.12.2006, blz. 1).


BIJLAGE

De bijlagen II, V, VI, VIII, IX en XI bij Verordening (EG) nr. 999/2001 worden als volgt gewijzigd:

1)

Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 999/2001 komt als volgt te luiden:

„BIJLAGE II

BEPALING VAN DE BSE-STATUS

HOOFDSTUK A

Criteria

De BSE-status van de lidstaten, derde landen of gebieden daarvan (hierna „landen of gebieden” genoemd) wordt bepaald aan de hand van de onder a) tot en met e) aangegeven criteria.

In het land of gebied:

a)

wordt een risicoanalyse overeenkomstig hoofdstuk B uitgevoerd, waarbij alle potentiële factoren voor het optreden van BSE in het land of gebied in historisch perspectief worden onderzocht;

b)

is een systeem voor permanente bewaking en permanent toezicht op BSE ingevoerd, met name ten aanzien van de in hoofdstuk B beschreven risico’s, waarbij wordt voldaan aan de in hoofdstuk D vastgelegde minimumeisen inzake bewaking;

c)

is een permanent bewustmakingsprogramma ingevoerd voor dierenartsen, veehouders en werknemers die bij het vervoer, het in de handel brengen en het slachten van runderen betrokken zijn, om te stimuleren dat alle gevallen van bij BSE passende klinische verschijnselen in deelpopulaties zoals omschreven in hoofdstuk D worden gemeld;

d)

geldt een verplichting om alle runderen die bij BSE passende klinische verschijnselen vertonen, officieel te melden en te onderzoeken;

e)

wordt hersen- of ander weefsel dat in het kader van het onder b) bedoelde systeem voor bewaking en toezicht is verzameld, in een erkend laboratorium onderzocht.

HOOFDSTUK B

Risicoanalyse

1.   Opzet van de risicoanalyse

In de risicoanalyse worden de insleep en de blootstelling beoordeeld.

2.   Beoordeling van de insleep (externe dreiging)

2.1.

Bij de beoordeling van de insleep wordt de kans bepaald dat het BSE-agens via mogelijk met een BSE-agens besmette goederen in het land of gebied is ingesleept of daar al aanwezig is.

Hierbij worden de volgende risicofactoren in aanmerking genomen:

a)

de aan- of afwezigheid van het BSE-agens in het land of gebied, en in geval van aanwezigheid, de prevalentie ervan, bepaald aan de hand van de resultaten van de bewaking;

b)

de productie van vleesbeendermeel of kanen, afkomstig van de inheemse runderpopulatie;

c)

ingevoerd vleesbeendermeel of ingevoerde kanen;

d)

ingevoerde runderen, schapen en geiten;

e)

ingevoerde diervoeders en diervoederingrediënten;

f)

ingevoerde, voor menselijke consumptie bestemde producten van herkauwers waarin mogelijk weefsels als genoemd in punt 1 van bijlage V aanwezig waren en die mogelijk aan runderen zijn vervoederd;

g)

ingevoerde producten van herkauwers voor in-vivogebruik in runderen.

2.2.

Bij de beoordeling van de insleep moet rekening worden gehouden met speciale uitroeiingsregelingen, bewaking en ander epidemiologisch onderzoek (met name BSE-bewaking bij runderen) die van belang zijn voor de in punt 2.1 genoemde risicofactoren.

3.   Beoordeling van de blootstelling

Bij de beoordeling van de blootstelling wordt de kans bepaald dat runderen aan het BSE-agens worden blootgesteld, waarbij wordt gekeken naar:

a)

de recycling en vermeerdering van het BSE-agens door vervoedering van vleesbeendermeel of kanen, afkomstig van herkauwers, of andere diervoeders of diervoederingrediënten die daarmee verontreinigd zijn, aan runderen;

b)

het gebruik van karkassen (ook van gestorven dieren), bijproducten en slachthuisafval van herkauwers, de parameters van het destructieproces en de diervoederproductiemethoden;

c)

de vraag of vleesbeendermeel en kanen, afkomstig van herkauwers, al dan niet aan herkauwers worden vervoederd, met inbegrip van maatregelen om versleping bij diervoeders te voorkomen;

d)

de huidige intensiteit van de BSE-bewaking van de runderpopulatie en de resultaten ervan.

HOOFDSTUK C

Omschrijving van de categorieën

I.   LAND OF GEBIED MET EEN VERWAARLOOSBAAR BSE-RISICO

Land of gebied:

(1)

waar een risicoanalyse overeenkomstig hoofdstuk B is uitgevoerd om de historische en huidige risicofactoren te bepalen;

(2)

dat heeft aangetoond dat er voor de hieronder aangegeven duur adequate specifieke maatregelen zijn genomen om alle geconstateerde risico’s te managen;

(3)

dat heeft aangetoond dat er bewaking van type B, zoals omschreven in hoofdstuk D, wordt uitgevoerd, waarbij de desbetreffende streefscore, overeenkomstig tabel 2 van dat hoofdstuk, is gehaald, en

(4)

dat zich:

a)

hetzij in de volgende situatie bevindt:

i)

er heeft zich in het land of gebied geen enkel geval van BSE voorgedaan, of, als dat wel het geval is, waren alle geconstateerde BSE-gevallen ingevoerd en zijn zij volledig vernietigd;

ii)

er wordt gedurende ten minste zeven jaar aan de criteria van hoofdstuk A, onder c), d) en e), voldaan, en

iii)

aan de hand van adequate controles en audits is aangetoond dat er gedurende ten minste acht jaar geen vleesbeendermeel en kanen, afkomstig van herkauwers, aan herkauwers zijn vervoederd;

b)

hetzij in de volgende situatie bevindt:

i)

er hebben zich een of meer inheemse gevallen van BSE in het land of gebied voorgedaan, maar alle inheemse gevallen van BSE waren meer dan elf jaar geleden geboren;

ii)

er wordt gedurende ten minste zeven jaar aan de criteria van hoofdstuk A, onder c), d) en e), voldaan;

iii)

aan de hand van adequate controles en audits is aangetoond dat er gedurende ten minste acht jaar geen vleesbeendermeel en kanen, afkomstig van herkauwers, aan herkauwers zijn vervoederd;

iv)

de onderstaande dieren zijn, indien zij nog in het land of gebied in leven zijn, permanent geïdentificeerd, hun verplaatsingen worden gecontroleerd en nadat zij geslacht of gestorven zijn, worden zij volledig vernietigd:

alle BSE-gevallen;

alle runderen die in hun eerste levensjaar samen met de BSE-gevallen in hun eerste levensjaar zijn gehouden en die blijkens onderzoek in die periode hetzelfde potentieel besmette voeder gekregen hebben, of

als het in het tweede streepje bedoelde onderzoek geen uitsluitsel biedt, alle runderen die in hetzelfde beslag als de BSE-gevallen en binnen twaalf maanden vóór of na de geboorte daarvan zijn geboren.

II.   LAND OF GEBIED MET EEN GECONTROLEERD BSE-RISICO

Land of gebied:

(1)

waar een risicoanalyse op grond van de in hoofdstuk B vastgestelde informatie is uitgevoerd om de historische en huidige risicofactoren te bepalen;

(2)

dat heeft aangetoond dat passende maatregelen zijn genomen om alle geïdentificeerde risico’s te managen, maar die maatregelen niet voor de relevante periode heeft genomen;

(3)

dat heeft aangetoond dat er bewaking van type A, zoals omschreven in hoofdstuk D, wordt uitgevoerd, waarbij de desbetreffende streefscore, overeenkomstig tabel 2 van dat hoofdstuk, is gehaald. Na het behalen van de streefscore mag bewaking van type A worden vervangen door bewaking van type B, en

(4)

dat zich:

a)

hetzij in de volgende situatie bevindt:

i)

er heeft zich in het land of gebied geen enkel geval van BSE voorgedaan, of als dat wel het geval is, waren alle geconstateerde BSE-gevallen ingevoerd en zijn zij volledig vernietigd, er is aan de criteria van hoofdstuk A, onder c), d) en e), voldaan en aan de hand van adequate controles en audits is aangetoond dat er geen vleesbeendermeel en kanen, afkomstig van herkauwers, aan herkauwers zijn vervoederd;

ii)

er wordt gedurende minder dan zeven jaar aan de criteria van hoofdstuk A, onder c), d) en e), voldaan, en/of

iii)

er kan niet worden aangetoond dat er gedurende acht jaar controle wordt uitgeoefend op de vervoedering van vleesbeendermeel of kanen, afkomstig van herkauwers, aan herkauwers;

b)

hetzij in de volgende situatie bevindt:

i)

er heeft zich in het land of gebied een inheems geval van BSE voorgedaan, er is aan de criteria van hoofdstuk A, onder c), d) en e), voldaan en aan de hand van adequate controles en audits kan worden aangetoond dat er geen vleesbeendermeel en kanen, afkomstig van herkauwers, aan herkauwers zijn vervoederd;

ii)

er wordt gedurende minder dan zeven jaar aan de criteria van hoofdstuk A, onder c), d) en e), voldaan, en/of

iii)

er kan niet worden aangetoond dat er gedurende ten minste acht jaar controle wordt uitgeoefend op de vervoedering van vleesbeendermeel of kanen, afkomstig van herkauwers, aan herkauwers;

iv)

de onderstaande dieren zijn, indien zij nog in het land of gebied in leven zijn, permanent geïdentificeerd, hun verplaatsingen worden gecontroleerd en nadat zij geslacht of gestorven zijn, worden zij volledig vernietigd:

alle BSE-gevallen;

alle runderen die in hun eerste levensjaar samen met de BSE-gevallen in hun eerste levensjaar zijn gehouden en die blijkens onderzoek in die periode hetzelfde potentieel besmette voeder gekregen hebben, of

als het in het tweede streepje bedoelde onderzoek geen uitsluitsel biedt, alle runderen die in hetzelfde beslag als de BSE-gevallen en binnen twaalf maanden vóór of na de geboorte daarvan zijn geboren.

III.   LAND OF GEBIED MET EEN ONBEPAALD BSE-RISICO

Een land of gebied waarvoor de bepaling van de BSE-status niet is afgerond of dat niet voldoet aan de voorwaarden voor indeling in een van de andere categorieën.

HOOFDSTUK D

Minimumeisen inzake bewaking

1.   Typen bewaking

Voor de toepassing van deze bijlage gelden de volgende definities:

a)

Bewaking van type A

Bewaking van type A is zo opgezet dat bij een aangenomen prevalentie (1) van minimaal één geval per 100 000 in de populatie volwassen runderen in het betrokken land of gebied BSE met een betrouwbaarheid van 95 % wordt opgespoord.

b)

Bewaking van type B

Bewaking van type A is zo opgezet dat bij een aangenomen prevalentie van minimaal één geval per 50 000 de populatie volwassen runderen in het betrokken land of gebied BSE met een betrouwbaarheid van 95 % wordt opgespoord.

Bewaking van type B mag worden uitgevoerd door landen of gebieden met een verwaarloosbaar BSE-risico om de conclusies van de risicoanalyse te bevestigen, bijvoorbeeld door aan te tonen dat de maatregelen ter beperking van de geconstateerde risicofactoren doeltreffend zijn, door middel van bewaking die erop gericht is de kans dat het falen van die maatregelen wordt opgespoord zo groot mogelijk te maken.

Bewaking van type B mag ook worden uitgevoerd door landen of gebieden met een gecontroleerd BSE-risico nadat zij met bewaking van type A de desbetreffende streefscore hebben gehaald, om na te gaan of het met de bewaking van type A verkregen inzicht in de situatie nog betrouwbaar is.

Voor de toepassing van deze bijlage worden met het oog op de bewaking de volgende vier subpopulaties runderen onderscheiden:

a)

runderen ouder dan 30 maanden die afwijkend gedrag of klinische verschijnselen vertonen die passen bij BSE (klinische verdenkingen);

b)

runderen ouder dan 30 maanden die niet kunnen lopen, blijven liggen, niet zonder hulp kunnen opstaan of lopen; runderen ouder dan 30 maanden die naar de noodslachting zijn gestuurd of bij de antemortemkeuring afwijkingen vertonen (noodslachting).

c)

runderen ouder dan 30 maanden die op het bedrijf, tijdens het vervoer of in het slachthuis gestorven of gedood zijn (gestorven dieren);

d)

runderen ouder dan 36 maanden bij de normale slacht.

2.   Bewakingsstrategie

2.1.

De bewakingsstrategie moet zo opgezet zijn dat de steekproeven representatief zijn voor het beslag van het land of gebied, waarbij demografische factoren zoals het productietype en de geografische locatie, alsmede de eventuele invloed van cultureel unieke veehouderijpraktijken in aanmerking worden genomen. De gevolgde benadering en de gemaakte aannamen worden volledig gedocumenteerd en deze documentatie wordt gedurende zeven jaar bewaard.

2.2.

Om de BSE-bewakingsstrategie ten uitvoer te leggen gebruikt het land gedocumenteerde gegevens of betrouwbare schattingen van de leeftijdsverdeling van de populatie volwassen runderen en het naar leeftijd en subpopulatie gestratificeerde aantal op BSE geteste runderen in het land of gebied.

3.   Puntenwaarden en streefscores

Bij de bemonstering ten behoeve van de bewaking moeten de in tabel 2 aangegeven streefscores worden gehaald, onder gebruikmaking van de in tabel 1 vermelde puntenwaarden. Alle klinische verdenkingen moeten worden onderzocht, ongeacht de al gerealiseerde score. Een land moet ten minste drie van de vier subpopulaties bemonsteren. De puntenwaarden voor alle bemonsteringen worden samengeteld en de streefscore moet in een periode van maximaal zeven jaar worden bereikt. De totale score wordt op gezette tijden vergeleken met de streefscore voor een land of gebied.

Tabel 1

Puntenwaarden voor de bemonstering van dieren per subpopulatie en leeftijdscategorie ten behoeve van de bewaking

Subpopulatie voor de bewaking

Normale slacht (2)

Gestorven dieren (3)

Noodslachting (4)

Klinische verdenkingen (5)

Leeftijd ≥ één jaar en < 2 jaar

0,01

0,2

0,4

-

Leeftijd ≥ 2 jaar en < 4 jaar (jongvolwassen)

0,1

0,2

0,4

260

Leeftijd ≥ 4 jaar en < 7 jaar (middenvolwassen)

0,2

0,9

1,6

750

Leeftijd ≥ 7 jaar en < 9 jaar (oudvolwassen)

0,1

0,4

0,7

220

Leeftijd ≥ 9 jaar (oud)

0,0

0,1

0,2

45


Tabel 2

Streefscores voor de verschillende populatiegrootten volwassen runderen in een land of gebied

Streefscores voor landen of gebieden

Populatiegrootte volwassen runderen

(24 maanden en ouder)

Bewaking van type A

Bewaking van type B

≥ 1 000 000

300 000

150 000

800 000 – 1 000 000

240 000

120 000

600 000 – 800 000

180 000

90 000

400 000 – 600 000

120 000

60 000

200 000 – 400 000

60 000

30 000

100 000 – 200 000

30 000

15 000

50 000 – 100 000

15 000

7 500

25 000 – 50 000

7 500

3 750

4.   Gerichte bemonstering

Binnen elke van de bovengenoemde subpopulaties in een land of gebied kan een land gerichte bemonstering uitvoeren op runderen die aantoonbaar ingevoerd zijn uit landen of gebieden waar BSE is geconstateerd en runderen waaraan mogelijk besmet diervoeder is vervoederd dat afkomstig is uit landen of gebieden waar BSE is geconstateerd.

5.   BSE-bewakingsmodel

Om de aanwezigheid en/of prevalentie van BSE te schatten kan een land naar keuze het volledige BSurvE-bewakingsmodel of een andere, daarop gebaseerde methode gebruiken.

6.   Onderhoudsbewaking

Als de streefscore eenmaal gehaald is kan de bewaking — om de BSE-status „gecontroleerd BSE-risico” of „verwaarloosbaar BSE-risico” van een land of gebied te behouden — worden teruggebracht tot bewaking van type B, mits alle andere indicatoren positief blijven. Om echter aan de voorschriften van dit hoofdstuk te blijven voldoen, moet de permanente jaarlijkse bewaking zich nog steeds tot ten minste drie van de vier voorgeschreven subpopulaties uitstrekken. Bovendien moeten alle runderen met een klinische verdenking van BSE worden onderzocht, ongeacht de al gerealiseerde score. De jaarlijkse bewaking in een land of gebied na het behalen van de vereiste streefscore mag niet minder omvatten dan het aantal dat voor een zevende van de totale score voor bewaking van type B vereist is.”.

2)

Bijlage V komt als volgt te luiden:

„BIJLAGE V

GESPECIFICEERD RISICOMATERIAAL

1.   Definitie van gespecificeerd risicomateriaal

De onderstaande weefsels worden aangemerkt als gespecificeerd risicomateriaal indien zij afkomstig zijn van dieren van oorsprong uit een lidstaat of derde land, of gebied daarvan, met een gecontroleerd of onbepaald BSE-risico:

a)

voor runderen:

i)

de schedel, exclusief de onderkaak, maar inclusief de hersenen en de ogen, en het ruggenmerg van dieren ouder dan 12 maanden;

ii)

de wervelkolom, exclusief de staartwervels, de doornuitsteeksels en dwarsuitsteeksels van de hals-, borst- en lendenwervels en de crista sacralis mediana en de alae sacrales, maar inclusief de achterwortelganglia van dieren ouder dan 24 maanden, en

iii)

de tonsillen, de ingewanden vanaf de twaalfvingerige darm tot en met het rectum, en het mesenterium van dieren ongeacht de leeftijd;

b)

voor schapen en geiten:

i)

de schedel, inclusief de hersenen en de ogen, de tonsillen en het ruggenmerg van dieren van meer dan 12 maanden of waarbij een van de blijvende snijtanden door het tandvlees is gebroken, en

ii)

de milt en de kronkeldarm van dieren van alle leeftijden.

2.   Afwijkingen voor bepaalde lidstaten

In afwijking van punt 1 moeten de aldaar genoemde weefsels die van oorsprong zijn uit een lidstaat met een verwaarloosbaar BSE-risico als gespecificeerd risicomateriaal aangemerkt blijven worden.

3.   Markering en definitieve verwijdering

Gespecificeerd risicomateriaal wordt bij verwijdering onmiddellijk met een kleurstof of eventueel op andere wijze gemerkt en wordt definitief verwijderd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1774/2002, met name artikel 4, lid 2, daarvan.

4.   Verwijdering van gespecificeerd risicomateriaal

4.1.

Gespecificeerd risicomateriaal wordt verwijderd in:

a)

slachthuizen, of, indien van toepassing, andere slachtplaatsen;

b)

uitsnijderijen, in geval van wervelkolommen van runderen;

c)

in voorkomend geval, intermediaire bedrijven als bedoeld in artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1774/2002 of krachtens artikel 23, lid 2, onder c), iv), vi) en vii), van die verordening gemachtigde en geregistreerde gebruikers en verzamelcentra.

4.2.

In afwijking van punt 4.1 mag als alternatief voor de verwijdering van gespecificeerd risicomateriaal worden toegestaan dat onder de volgende voorwaarden een test wordt uitgevoerd:

a)

de test wordt toegepast in slachthuizen bij alle dieren waarbij het gespecificeerde risicomateriaal moet worden verwijderd;

b)

geen voor menselijke of dierlijke consumptie bestemd product afkomstig van runderen, schapen of geiten, mag het slachthuis verlaten voordat de bevoegde autoriteit de resultaten heeft ontvangen en aanvaard van de tests bij alle geslachte dieren die mogelijk besmet waren, indien bij één daarvan de aanwezigheid van BSE werd bevestigd;

c)

als het resultaat van een alternatieve test positief is, moet al het materiaal dat afkomstig is van runderen, schapen of geiten en dat potentieel in het slachthuis verontreinigd is, overeenkomstig punt 3 worden vernietigd, tenzij alle delen van het kadaver van het zieke dier, met inbegrip van de huid, geïdentificeerd en gescheiden gehouden kunnen worden.

4.3.

In afwijking van punt 4.1 mogen de lidstaten het volgende toestaan:

a)

het verwijderen van het ruggenmerg van schapen en geiten in speciaal daarvoor erkende uitsnijderijen;

b)

het verwijderen van de wervelkolom van karkassen of delen van karkassen van runderen in speciaal daarvoor erkende, gecontroleerde en geregistreerde slagerijen;

c)

het verzamelen van kopvlees van runderen in speciaal daarvoor erkende uitsnijderijen overeenkomstig punt 9.

4.4.

De voorschriften voor de verwijdering van gespecificeerd risicomateriaal van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op categorie 1-materiaal zoals omschreven in Verordening (EG) nr. 1774/2002 dat onder toezicht van de bevoegde autoriteiten wordt gebruikt voor het voederen van met uitsterven bedreigde en beschermde soorten aasetende vogels.

5.   Maatregelen betreffende separatorvlees

Niettegenstaande de in artikel 5, lid 2, bedoelde individuele besluiten is het in afwijking van artikel 9, lid 3, in alle lidstaten verboden voor de productie van separatorvlees beenderen en delen met been van runderen, schapen en geiten te gebruiken.

6.   Maatregelen betreffende beschadiging van weefsel

Niettegenstaande de in artikel 5, lid 2, bedoelde individuele besluiten is het, tot het tijdstip waarop alle lidstaten als landen met een verwaarloosbaar BSE-risico zijn ingedeeld, in afwijking van artikel 8, lid 3, in alle lidstaten verboden om weefsel van het centrale zenuwstelsel van runderen, schapen en geiten waarvan het vlees voor menselijke of dierlijke consumptie bestemd is, te beschadigen met een lang staafvormig instrument dat na bedwelming in de schedelholte wordt ingebracht.

7.   Verzamelen van tongen van runderen

Tongen van runderen van alle leeftijden, bestemd voor menselijke of dierlijke consumptie, worden in het slachthuis verzameld door middel van een dwarse snede rostraal van de processus lingualis van het basihyoid.

8.   Verzamelen van kopvlees van runderen

8.1.

Kopvlees van runderen ouder dan 12 maanden wordt verzameld in slachthuizen, onder toepassing van een door de bevoegde autoriteit erkend controlesysteem om eventuele verontreiniging van het kopvlees met weefsel van het centrale zenuwstelsel te voorkomen. Dit systeem bestaat minimaal uit de volgende maatregelen:

a)

het verzamelen vindt plaats in een speciale ruimte die fysiek van de overige delen van de slachtlijn gescheiden is;

b)

wanneer de koppen vóór het verzamelen van kopvlees van de transportband of de haken worden genomen, worden de inschotopening in het voorhoofd en het achterhoofdsgat afgesloten met een ondoordringbare, duurzame stop. Wanneer de hersenstam voor laboratoriumtests op BSE wordt bemonsterd, wordt het achterhoofdsgat onmiddellijk na de bemonstering afgesloten;

c)

kopvlees mag niet worden verzameld van koppen waarvan de ogen onmiddellijk vóór het slachten of daarna beschadigd of verloren gegaan zijn, of die anderszins zodanig beschadigd zijn dat het kopvlees met weefsel van het centrale zenuwstelsel verontreinigd kan zijn;

d)

kopvlees mag niet worden verzameld van koppen die niet deugdelijk zijn afgesloten zoals bepaald onder b);

e)

onverminderd de algemene hygiënevoorschriften zijn er specifieke werkvoorschriften om verontreiniging van het kopvlees tijdens het verzamelen te voorkomen, met name wanneer de onder b) bedoelde afsluiting ontbreekt of de ogen bij de bewerking worden beschadigd;

f)

er is een bemonsteringsplan voor het aantonen van weefsel van het centrale zenuwstelsel met behulp van een geschikte laboratoriumtest om na te gaan of de maatregelen ter beperking van verontreiniging naar behoren zijn uitgevoerd.

8.2.

In afwijking van de voorschriften van punt 8.1 kunnen de lidstaten besluiten in het slachthuis een alternatief controlesysteem voor het verzamelen van kopvlees van runderen toe te passen waarmee verontreiniging van kopvlees met weefsel van het centrale zenuwstelsel op gelijkwaardige wijze wordt beperkt. Er is een bemonsteringsplan voor het aantonen van weefsel van het centrale zenuwstelsel met behulp van een geschikte laboratoriumtest om na te gaan of de maatregelen ter beperking van verontreiniging naar behoren zijn uitgevoerd. De lidstaten die van deze afwijking gebruikmaken, informeren de Commissie en de overige lidstaten in het kader van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid over hun controlesysteem en de resultaten van de bemonstering.

8.3.

De punten 8.1 en 8.2 zijn niet van toepassing als het kopvlees wordt verzameld zonder de runderkop van de transportband of de haken te nemen.

9.   Verzamelen van kopvlees van runderen in erkende uitsnijderijen

In afwijking van punt 8 mogen de lidstaten besluiten het verzamelen van kopvlees van runderen in speciaal daarvoor erkende uitsnijderijen toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a)

de voor vervoer naar de uitsnijderij bestemde koppen worden tijdens de opslag en het vervoer van het slachthuis naar de speciaal erkende uitsnijderij aan een rek gehangen;

b)

voordat de koppen van de transportband of de haken aan de rekken worden gehangen, worden de inschotopening in het voorhoofd en het achterhoofdsgat deugdelijk afgesloten met een ondoordringbare, duurzame stop. Wanneer de hersenstam voor laboratoriumtests op BSE wordt bemonsterd, wordt het achterhoofdsgat onmiddellijk na de bemonstering afgesloten;

c)

koppen die niet deugdelijk zijn afgesloten zoals bepaald onder b), waarvan de ogen onmiddellijk vóór het slachten of daarna beschadigd of verloren gegaan zijn of die anderszins zodanig beschadigd zijn dat het kopvlees met weefsel van het centrale zenuwstelsel verontreinigd kan zijn, mogen niet naar de speciaal erkende uitsnijderijen worden vervoerd;

d)

er is een bemonsteringsplan voor het slachthuis voor het aantonen van weefsel van het centrale zenuwstelsel met behulp van een geschikte laboratoriumtest om na te gaan of de maatregelen ter beperking van verontreiniging naar behoren zijn uitgevoerd;

e)

het kopvlees wordt verzameld onder toepassing van een door de bevoegde autoriteit erkend controlesysteem om eventuele verontreiniging van het kopvlees met weefsel van het centrale zenuwstelsel te voorkomen. Dit systeem bestaat minimaal uit de volgende maatregelen:

i)

alle koppen worden visueel gecontroleerd op tekenen van verontreiniging of beschadiging, alsmede op deugdelijke afsluiting, voordat met het verzamelen van het kopvlees wordt begonnen;

ii)

kopvlees mag niet worden verzameld van koppen die niet deugdelijk zijn afgesloten, waarvan de ogen beschadigd zijn, of die anderszins zodanig beschadigd zijn dat het kopvlees met weefsel van het centrale zenuwstelsel verontreinigd kan zijn. Evenmin mag kopvlees worden verzameld van koppen waarvan vermoed wordt dat ze door bovenbedoelde koppen zijn verontreinigd;

iii)

onverminderd de algemene hygiënevoorschriften zijn er specifieke werkvoorschriften om verontreiniging van het kopvlees tijdens het vervoer en het verzamelen te voorkomen, met name wanneer de afsluiting ontbreekt of de ogen tijdens het vervoer of het verzamelen worden beschadigd;

f)

er is een bemonsteringsplan voor de uitsnijderij voor het aantonen van weefsel van het centrale zenuwstelsel met behulp van een geschikte laboratoriumtest om na te gaan of de maatregelen ter beperking van verontreiniging naar behoren zijn uitgevoerd.

10.   Voorschriften voor de handel en het vervoer

10.1.

De lidstaten mogen toestaan dat koppen of hele karkassen met gespecificeerd risicomateriaal naar een andere lidstaat worden verzonden mits die lidstaat met die verzending heeft ingestemd en de voorwaarden waaronder de verzending en het vervoer plaatsvinden, heeft goedgekeurd.

10.2.

In afwijking van punt 10.1 mogen karkassen, halve karkassen, halve karkassen die in ten hoogste drie delen zijn verdeeld en voor- en achtervoeten, die geen ander gespecificeerd risicomateriaal dan wervelkolom, inclusief achterwortelganglia, bevatten, van een lidstaat naar een andere lidstaat worden verzonden zonder voorafgaande toestemming van laatstgenoemde lidstaat.

10.3.

De uitvoer van koppen en van vers vlees van runderen, schapen en geiten waarin gespecificeerd risicomateriaal aanwezig is, naar derde landen is verboden.

11.   Controles

11.1.

De lidstaten verrichten frequent officiële controles om na te gaan of deze bijlage correct wordt uitgevoerd en zien erop toe dat er maatregelen worden getroffen om verontreiniging te vermijden, met name in slachthuizen, uitsnijderijen en andere locaties waar gespecificeerd risicomateriaal wordt verwijderd, zoals slagerijen en inrichtingen als bedoeld in punt 4.1, onder c).

11.2.

Met name voeren de lidstaten een regeling in om te waarborgen en te controleren dat gespecificeerd risicomateriaal wordt behandeld en verwijderd overeenkomstig deze verordening en Verordening (EG) nr. 1774/2002.

11.3.

Er wordt een controlesysteem ingevoerd voor de verwijdering van de wervelkolom, als omschreven in punt 1, onder a). Dit systeem bestaat minimaal uit de volgende maatregelen:

a)

wanneer de wervelkolom niet hoeft te worden verwijderd, worden runderkarkassen met wervelkolom en delen van dergelijke karkassen gekenmerkt door middel van een duidelijk zichtbare blauwe streep op het in Verordening (EG) nr. 1760/2000 bedoelde etiket;

b)

in het handelsdocument betreffende de zendingen vlees wordt het aantal runderkarkassen of delen daarvan vermeld waaruit de wervelkolom moet worden verwijderd en het aantal runderkarkassen of delen daarvan waarbij dit niet hoeft te gebeuren. Bij invoer wordt in voorkomend geval de specifieke informatie opgenomen in het in artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 136/2004 van de Commissie (6) bedoelde document;

c)

de slagerijen bewaren de onder b) genoemde handelsdocumenten gedurende ten minste één jaar.

3)

Bijlage VI komt als volgt te luiden:

„BIJLAGE VI

Producten van dierlijke oorsprong die van materiaal van herkauwers zijn afgeleid of die materiaal van herkauwers bevatten, als bedoeld in artikel 9, lid 1,”.

4)

Bijlage VIII wordt als volgt gewijzigd:

a)

hoofdstuk A wordt als volgt gewijzigd:

i)

de titel van deel I komt als volgt te luiden:

ii)

deel II komt als volgt te luiden:

„II.   Voorwaarden voor runderen

Het Verenigd Koninkrijk ziet erop toe dat runderen die vóór 1 augustus 1996 op zijn grondgebied zijn geboren of gehouden niet vanaf zijn grondgebied naar andere lidstaten of naar derde landen worden verzonden.”;

b)

hoofdstuk C komt als volgt te luiden:

„HOOFDSTUK C

Voorwaarden voor de intracommunautaire handel in bepaalde producten van dierlijke oorsprong

AFDELING A

Producten

Voor de onderstaande producten van dierlijke oorsprong is het in artikel 16, lid 3, bedoelde verbod niet van toepassing, op voorwaarde dat die producten zijn afgeleid van runderen, schapen en geiten die aan de voorschriften van afdeling B voldoen:

vers vlees;

gehakt vlees;

vleesbereidingen;

vleesproducten.

AFDELING B

Voorschriften

De in afdeling A bedoelde producten moeten aan de volgende voorschriften voldoen:

a)

aan de dieren waarvan de producten van runderen, schapen en geiten zijn afgeleid, zijn geen vleesbeendermeel en kanen, afkomstig van herkauwers, vervoederd en zij zijn bij een ante- en een postmortemkeuring geschikt bevonden;

b)

de dieren waarvan de producten van runderen, schapen of geiten zijn afgeleid, zijn niet geslacht met gebruikmaking van de methode waarbij de dieren worden bedwelmd of onmiddellijk gedood door middel van een gasinjectie in de schedelholte, of waarbij, na bedwelming van het dier, het weefsel van het centrale zenuwstelsel met een lang staafvormig, in de schedelholte ingebracht instrument wordt beschadigd;

c)

de producten van runderen, schapen en geiten zijn niet afgeleid van:

i)

gespecificeerd risicomateriaal zoals omschreven in bijlage V;

ii)

zenuw- en lymfeweefsel dat bij het ontbenen is vrijgelegd;

iii)

separatorvlees van beenderen van runderen, schapen en geiten.”.

5)

Bijlage IX wordt als volgt gewijzigd:

a)

hoofdstuk A wordt geschrapt;

b)

de hoofdstukken B, C en D komen als volgt te luiden:

„HOOFDSTUK B

Invoer van runderen

AFDELING A

Invoer uit een land of gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico

Voor de invoer van runderen uit landen of gebieden met een verwaarloosbaar BSE-risico is een diergezondheidscertificaat vereist waaruit blijkt dat:

a)

de dieren geboren en ononderbroken gehouden zijn in een land of gebied dat overeenkomstig artikel 5, lid 2, is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico;

b)

de dieren geïdentificeerd zijn met een permanent identificatiesysteem waarmee het moederdier en het beslag van oorsprong opgespoord kunnen worden, en het niet om blootgestelde dieren gaat zoals omschreven in bijlage II, hoofdstuk C, deel I, punt 4, onder b), iv), en

c)

als er in het betrokken land inheemse gevallen van BSE geweest zijn, de dieren geboren zijn na de datum met ingang waarvan het verbod op het vervoederen aan herkauwers van vleesbeendermeel en kanen, afkomstig van herkauwers, daadwerkelijk wordt toegepast of na de datum waarop het laatste inheemse geval van BSE is geboren indien dat later is.

AFDELING B

Invoer uit een land of gebied met een gecontroleerd BSE-risico

Voor de invoer van runderen uit landen of gebieden met een gecontroleerd BSE-risico is een diergezondheidscertificaat vereist waaruit blijkt dat:

a)

het land of gebied overeenkomstig artikel 5, lid 2, is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een gecontroleerd BSE-risico;

b)

de dieren geïdentificeerd zijn met een permanent identificatiesysteem waarmee het moederdier en het beslag van oorsprong opgespoord kunnen worden, en het niet om blootgestelde dieren gaat zoals omschreven in bijlage II, hoofdstuk C, deel II, punt 4, onder b), iv);

c)

de dieren geboren zijn na de datum met ingang waarvan het verbod op het vervoederen aan herkauwers van vleesbeendermeel en kanen, afkomstig van herkauwers, daadwerkelijk wordt toegepast of na de datum waarop het laatste inheemse geval van BSE is geboren indien dat later is.

AFDELING C

Invoer uit een land of gebied met een onbepaald BSE-risico

Voor de invoer van runderen uit landen of gebieden met een onbepaald BSE-risico is een diergezondheidscertificaat vereist waaruit blijkt dat:

a)

het land of gebied niet overeenkomstig artikel 5, lid 2, is ingedeeld dan wel is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een onbepaald BSE-risico;

b)

de dieren geïdentificeerd zijn met een permanent identificatiesysteem waarmee het moederdier en het beslag van oorsprong opgespoord kunnen worden, en het niet om blootgestelde dieren gaat zoals omschreven in bijlage II, hoofdstuk C, deel II, punt 4, onder b), iv);

c)

de dieren ten minste twee jaar na de datum met ingang waarvan het verbod op het vervoederen aan herkauwers van vleesbeendermeel en kanen, afkomstig van herkauwers, daadwerkelijk wordt toegepast, of na de datum waarop het laatste inheemse geval van BSE is geboren indien dat later is, geboren zijn.

HOOFDSTUK C

Invoer van producten van dierlijke oorsprong van runderen, schapen en geiten

AFDELING A

Producten

Op de onderstaande producten van runderen, schapen en geiten, zoals omschreven in Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad (7) zijn, afhankelijk van het BSE-risico van het land van oorsprong, de voorwaarden van afdeling B, C of D van toepassing:

vers vlees,

gehakt vlees en vleesbereidingen,

vleesproducten,

gesmolten dierlijke vetten,

kanen,

gelatine.

AFDELING B

Invoer uit een land of gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico

Voor de invoer van producten van runderen, schapen en geiten als bedoeld in afdeling A uit landen of gebieden met een verwaarloosbaar BSE-risico is een diergezondheidscertificaat vereist waaruit blijkt dat:

a)

het land of gebied overeenkomstig artikel 5, lid 2, is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico;

b)

de dieren waarvan de producten van runderen, schapen en geiten zijn afgeleid, geboren, ononderbroken gehouden en geslacht zijn in het land met een verwaarloosbaar BSE-risico en bij een ante- en een postmortemkeuring geschikt bevonden zijn;

c)

als er in het land of gebied inheemse gevallen van BSE geweest zijn:

i)

de dieren geboren zijn na de datum met ingang waarvan het verbod op het vervoederen aan herkauwers van vleesbeendermeel en kanen, afkomstig van herkauwers, daadwerkelijk wordt toegepast, of

ii)

de producten van runderen, schapen en geiten geen gespecificeerd risicomateriaal als omschreven in bijlage V of separatorvlees van beenderen van runderen, schapen en geiten bevatten en daar niet van afgeleid zijn.

AFDELING C

Invoer uit een land of gebied met een gecontroleerd BSE-risico

1.

Voor de invoer van producten van runderen, schapen en geiten als bedoeld in afdeling A uit landen of gebieden met een gecontroleerd BSE-risico is een diergezondheidscertificaat vereist waaruit blijkt dat:

a)

het land of gebied overeenkomstig artikel 5, lid 2, is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een gecontroleerd BSE-risico;

b)

de dieren waarvan de producten van runderen, schapen en geiten zijn afgeleid, bij een ante- en een postmortemkeuring geschikt bevonden zijn;

c)

de dieren waarvan de voor uitvoer bedoelde producten van runderen, schapen of geiten zijn afgeleid, niet geslacht zijn met gebruikmaking van de methode waarbij de dieren worden bedwelmd of onmiddellijk gedood door middel van een gasinjectie in de schedelholte, of waarbij, na bedwelming van het dier, het weefsel van het centrale zenuwstelsel met een lang staafvormig, in de schedelholte ingebracht instrument wordt beschadigd;

d)

de producten van runderen, schapen en geiten geen gespecificeerd risicomateriaal als omschreven in bijlage V of separatorvlees van beenderen van runderen, schapen en geiten bevatten en daar niet van afgeleid zijn.

2.

In afwijking van punt 1, onder d), mogen karkassen, halve karkassen, halve karkassen die in ten hoogste drie delen zijn verdeeld en voor- en achtervoeten, die geen ander gespecificeerd risicomateriaal dan wervelkolom, inclusief achterwortelganglia, bevatten, worden ingevoerd.

3.

Wanneer de wervelkolom niet hoeft te worden verwijderd, worden runderkarkassen met wervelkolom of delen van dergelijke karkassen gekenmerkt door middel van een blauwe streep op het in Verordening (EG) nr. 1760/2000 bedoelde etiket.

4.

In geval van invoer wordt in het in artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 136/2004 bedoelde document het aantal runderkarkassen of delen daarvan vermeld waaruit de wervelkolom moet worden verwijderd en het aantal runderkarkassen of delen daarvan waarbij dit niet hoeft te gebeuren.

AFDELING D

Invoer uit een land of gebied met een onbepaald BSE-risico

1.

Voor de invoer van producten van runderen, schapen en geiten als bedoeld in afdeling A uit landen of gebieden met een onbepaald BSE-risico is een diergezondheidscertificaat vereist waaruit blijkt dat:

a)

aan de dieren waarvan de producten van runderen, schapen en geiten zijn afgeleid, geen vleesbeendermeel en kanen, afkomstig van herkauwers, zijn vervoederd en zij bij een ante- en een postmortemkeuring geschikt bevonden zijn;

b)

de dieren waarvan de producten van runderen, schapen of geiten zijn afgeleid, niet geslacht zijn met gebruikmaking van de methode waarbij de dieren worden bedwelmd of onmiddellijk gedood door middel van een gasinjectie in de schedelholte, of waarbij, na bedwelming van het dier, het weefsel van het centrale zenuwstelsel met een lang staafvormig, in de schedelholte ingebracht instrument wordt beschadigd;

c)

de producten van runderen, schapen en geiten niet afgeleid zijn van:

i)

gespecificeerd risicomateriaal zoals omschreven in bijlage V;

ii)

zenuw- en lymfeweefsel dat bij het ontbenen is vrijgelegd;

iii)

separatorvlees van beenderen van runderen, schapen en geiten.

2.

In afwijking van punt 1, onder c), mogen karkassen, halve karkassen, halve karkassen die in ten hoogste drie delen zijn verdeeld en voor- en achtervoeten, die geen ander gespecificeerd risicomateriaal dan wervelkolom, inclusief achterwortelganglia, bevatten, worden ingevoerd.

3.

Wanneer de wervelkolom niet hoeft te worden verwijderd, worden runderkarkassen met wervelkolom en delen van dergelijke karkassen gekenmerkt door middel van een duidelijk zichtbare blauwe streep op het in Verordening (EG) nr. 1760/2000 bedoelde etiket.

4.

In geval van invoer wordt in het in artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 136/2004 bedoelde document het aantal runderkarkassen of delen daarvan vermeld waaruit de wervelkolom moet worden verwijderd en het aantal runderkarkassen of delen daarvan waarbij dit niet hoeft te gebeuren.

HOOFDSTUK D

Invoer van dierlijke bijproducten en daarvan afgeleide verwerkte producten van runderen, schapen en geiten

AFDELING A

Dierlijke bijproducten

Dit hoofdstuk is van toepassing op de onderstaande dierlijke bijproducten en daarvan afgeleide verwerkte producten van runderen, schapen en geiten, als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1774/2002:

gesmolten vetten,

voeder voor gezelschapsdieren,

bloedproducten,

verwerkte dierlijke eiwitten,

beenderen en producten uit beenderen,

categorie 3-materiaal,

gelatine.

AFDELING B

Voor de invoer van dierlijke bijproducten en daarvan afgeleide verwerkte producten van runderen, schapen en geiten als bedoeld in afdeling A, is een diergezondheidscertificaat vereist waaruit blijkt dat:

a)

het dierlijke bijproduct geen gespecificeerd risicomateriaal als omschreven in bijlage V of separatorvlees van beenderen van runderen, schapen en geiten bevat en daar niet van afgeleid is;

b)

de dieren waarvan het dierlijke bijproduct is afgeleid, niet geslacht zijn met gebruikmaking van de methode waarbij de dieren worden bedwelmd of onmiddellijk gedood door middel van een gasinjectie in de schedelholte, of waarbij het weefsel van het centrale zenuwstelsel met een lang staafvormig, in de schedelholte ingebracht instrument wordt beschadigd,

of

c)

het dierlijke bijproduct geen materiaal van runderen, schapen en geiten bevat en daar niet van is afgeleid, met uitzondering van materiaal dat afkomstig is van dieren die geboren, ononderbroken gehouden en geslacht zijn in een land of gebied dat overeenkomstig artikel 5, lid 2, is ingedeeld als land of gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico.

c)

hoofdstuk F komt als volgt te luiden:

„HOOFDSTUK F

Invoer van producten van dierlijke oorsprong van gekweekte en wilde hertachtigen

1.

Wanneer vers vlees, gehakt vlees, vleesbereidingen en vleesproducten zoals omschreven in Verordening (EG) nr. 853/2004, afkomstig van gekweekte hertachtigen, uit Canada of de Verenigde Staten in de Gemeenschap worden ingevoerd, gaan de gezondheidscertificaten vergezeld van de onderstaande, door de bevoegde autoriteit van het land van productie ondertekende verklaring:

„Dit product bevat uitsluitend of is uitsluitend afkomstig van vlees, met uitzondering van slachtafval en ruggenmerg, van gekweekte hertachtigen die bij histopathologisch of immunohistochemisch onderzoek of met behulp van een andere door de bevoegde autoriteit erkende diagnostische methode negatief zijn bevonden op Chronic Wasting Disease en is niet afkomstig van dieren van een beslag waarin gevallen van Chronic Wasting Disease zijn vastgesteld of die ziekte officieel vermoed wordt.”.

2.

Wanneer vers vlees, gehakt vlees, vleesbereidingen en vleesproducten zoals omschreven in Verordening (EG) nr. 853/2004, afkomstig van wilde hertachtigen, uit Canada of de Verenigde Staten in de Gemeenschap worden ingevoerd, gaan de gezondheidscertificaten vergezeld van de onderstaande, door de bevoegde autoriteit van het land van productie ondertekende verklaring:

„Dit product bevat uitsluitend of is uitsluitend afkomstig van vlees, met uitzondering van slachtafval en ruggenmerg, van wilde hertachtigen die bij histopathologisch of immunohistochemisch onderzoek of met behulp van een andere door de bevoegde autoriteit erkende diagnostische methode negatief zijn bevonden op Chronic Wasting Disease en is niet afkomstig van dieren uit een gebied waar in de afgelopen drie jaar gevallen van Chronic Wasting Disease zijn vastgesteld of die ziekte officieel vermoed wordt.”.”

d)

hoofdstuk G wordt geschrapt.

6)

Bijlage XI wordt geschrapt.


(1)  De aangenomen prevalentie dient voor het bepalen van de omvang van een onderzoek, uitgedrukt als streefscore. Als de werkelijke prevalentie groter is dan de aangenomen prevalentie, is het zeer waarschijnlijk dat de ziekte met het onderzoek wordt opgespoord.

(2)  Runderen ouder dan 36 maanden bij de normale slacht.

(3)  Runderen ouder dan 30 maanden die op het bedrijf, tijdens het vervoer of in het slachthuis gestorven of gedood zijn (gestorven dieren).

(4)  Runderen ouder dan 30 maanden die niet kunnen lopen, blijven liggen, niet zonder hulp kunnen opstaan of lopen; runderen ouder dan 30 maanden die naar de noodslachting zijn gestuurd of bij de antemortemkeuring afwijkingen vertonen (noodslachting).

(5)  Runderen ouder dan 30 maanden die afwijkend gedrag of klinische verschijnselen vertonen die passen bij BSE (klinische verdenkingen).

(6)  PB L 21, 28.1.2004, blz. 11.”.

(7)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55 rectificatie in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 22.”


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Raad

26.6.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 164/24


BESLUIT VAN DE RAAD

van 18 juni 2007

houdende wijziging van Besluit 2001/264/EG tot vaststelling van beveiligingsvoorschriften van de Raad

(2007/438/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 207, lid 3,

Gelet op Besluit 2006/683/EG, Euratom van de Raad van 15 september 2006 houdende vaststelling van zijn reglement van orde (1), en met name op artikel 24,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De aanhangsels 1 en 2 bij de beveiligingsvoorschriften van de Raad van de Europese Unie, gehecht aan Besluit 2001/264/EG van de Raad van 19 maart 2001 tot vaststelling van beveiligingsvoorschriften van de Raad (2), bevatten respectievelijk een lijst van nationale veiligheidsinstanties (NVI) en een tabel met een vergelijking van de nationale beveiligingsrubriceringen. De aanhangsels 1 en 2 bij de beveiligingsvoorschriften van de Raad van de Europese Unie zijn laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2005/571/EG van de Raad van 12 juli 2005 tot wijziging van Besluit 2001/264/EG (3).

(2)

Op 25 april 2005 hebben de Republiek Bulgarije en Roemenië het Verdrag betreffende de toetreding tot de Europese Unie ondertekend, dat op 1 januari 2007 in werking is getreden.

(3)

Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Besluit 2001/264/EG moeten die lidstaten passende maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat wanneer gerubriceerde EU-gegevens worden verwerkt, de beveiligingsvoorschriften van de Raad worden nageleefd.

(4)

Om in de in overweging 1 bedoelde aanhangsels rekening te houden met de toetreding van Bulgarije en Roemenië, dient Besluit 2001/264/EG derhalve op technische gronden te worden gewijzigd,

BESLUIT:

Artikel 1

In Besluit 2001/264/EG worden de aanhangsels 1 en 2 vervangen door de tekst in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit wordt van kracht op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Luxemburg, 18 juni 2007.

Voor de Raad

De voorzitter

F.-W. STEINMEIER


(1)  PB L 285 van 16.10.2006, blz. 47. Besluit laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2007/4/EG, Euratom (PB L 1 van 4.1.2007, blz. 9).

(2)  PB L 101 van 11.4.2001, blz. 1. Besluit laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2005/952/EG (PB L 346 van 29.12.2005, blz. 18).

(3)  PB L 193 van 23.7.2005, blz. 31.


BIJLAGE

Aanhangsel 1

Lijst van nationale veiligheidsinstanties

BELGIË/BELGIQUE

Nationale veiligheidsoverheid/

Autorité nationale de sécurité

FOD Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking/SPF affaires étrangères, commerce extérieur et coopération au développement

Karmelietenstraat 15/Rue des Petits Carmes 15

B-1000 Brussel/B-1000 Bruxelles

Tel. secretariaat/secrétariat: (32-2) 501 45 42

Fax (32-2) 501 45 96

BULGARIJE

Държавна комисия по сигурността на информацията

ул. Ангел Кънчев 1

София 1000

България

Телефон: (359-2) 921 59 11

Факс: (359-2) 987 37 50

State Commission on Information Security

1 Angel Kanchev Str.

BG-1000 Sofia

Телефон: (359-2) 921 59 11

Факс: (359-2) 987 37 50

TSJECHIË

Národní bezpečnostní úřad

(National Security Authority)

Na Popelce 2/16

CZ-150 06 Praha 56

Tel.: (420) 257 28 33 35

Fax: (420) 257 28 31 10

DENEMARKEN

Politiets Efterretningstjeneste

Klausdalsbrovej 1

DK-2860 Søborg

Telefon (45) 33 14 88 88

Fax (45) 33 43 01 90

Forsvarets Efterretningstjeneste

Kastellet 30

DK-2100 København Ø

Telefon (45) 33 32 55 66

Fax (45) 33 93 13 20

DUITSLAND

Bundesministerium des Innern

Referat IS 4

Alt-Moabit 101 D

D-11014 Berlin

Telefon (49-1) 88 86 81 15 26

Fax (49-1) 888 68 15 15 26

ESTLAND

Estonian National Security Authority

Security Department

Ministry of Defence of the Republic of Estonia

Sakala 1

EE-15094 Tallinn

Tel: + 372/7170 077, + 372/7170 030

Faks: + 372/7170 213

GRIEKENLAND

Γενικό Επιτελείο Εθνικής Αμύνης (ΓΕΕΘΑ)

Διακλαδική Διεύθυνση Στρατιωτικών Πληροφοριών (ΔΔΣΠ)

Διεύθυνση Ασφαλείας και Αντιπληροφοριών

ΣΤΓ 1020

Χολαργός — Αθήνα

Ελλάδα

Τηλέφωνα:

(30-210) 657 20 09 (ώρες γραφείου)

(30-210) 657 20 10 (ώρες γραφείου)

Φαξ

(30-210) 642 64 32

(30-210) 652 76 12

Hellenic National Defence General Staff (HNDGS)

Military Intelligence Sectoral Directorate

Security Counterintelligence Directorate

GR-STG 1020

Holargos — Athens

Τηλέφωνα:

(30-210) 657 20 09 (ώρες γραφείου)

(30-210) 657 20 10 (ώρες γραφείου)

Φαξ

(30-210) 642 64 32

(30-210) 652 76 12

SPANJE

Autoridad Nacional de Seguridad

Oficina Nacional de Seguridad

Avenida Padre Huidobro s/n

Carretera Nacional Radial VI, km 8,5

E-28023 Madrid

Tel.

(34) 913 72 57 07

(34) 913 72 50 27

Fax (34) 913 72 58 08

FRANKRIJK

Secrétariat général de la défense nationale

Service de sécurité de défense (SGDN/SSD)

51, boulevard de la Tour-Maubourg

F-75700 Paris 07 SP

Tél. (33) 171 75 81 77

Fax (33) 171 75 82 00

IERLAND

National Security Authority

Department of Foreign Affairs

80 St Stephens Green

Dublin 2

Telephone: + 353-1-478 08 22

Fax + 353-1-478 14 84

ITALIË

Presidenza del Consiglio dei Ministri

Autorità Nazionale per la Sicurezza

Cesis III Reparto (UCSi)

Via di Santa Susanna, 15

I-1187 Roma

Tel. (39) 06 61 17 42 66

Fax (39) 06 488 52 73

CYPRUS

Υπουργείο Άμυνας

Στρατιωτικό Επιτελείο του Υπουργού

Εθνική Αρχή Ασφάλειας (ΕΑΑ)

Υπουργείο Άμυνας

Λεωφόρος Εμμανουήλ Ροΐδη 4

1432 Λευκωσία

Κύπρος

Τηλέφωνα: (357-22) 80 75 69, (357-22) 80 76 43, (357-22) 80 77 64, (357) 99 35 80 00

Φαξ (357-22) 30 23 51

Ministry of Defence

Minister’s Military Staff

National Security Authority (NSA)

4 Emanuel Roidi street

CY-1432 Nicosia

Τηλέφωνα: (357-22) 80 75 69, (357-22) 80 76 43, (357-22) 80 77 64, (357) 99 35 80 00

Φαξ (357-22) 30 23 51

LETLAND

National Security Authority of Constitution Protection

Bureau of the Republic of Latvia

Miera iela 85 A

LV-1001 Rīga

Tālrunis: (371) 702 54 18

Fakss: (371) 702 54 54

LITOUWEN

National Security Authority of the Republic of Lithuania

Gedimino pr. 40/1 LTL-2600 Vilnius

Telefonas: (370) 5 266 32 05

Faksas: (370) 5 266 32 00

LUXEMBURG

Autorité nationale de sécurité

Boîte postale 2379

L-1023 Luxembourg

Tél.

(352) 47 82 210 central

(352) 47 82 253 direct

Fax (352) 47 82 243

HONGARIJE

Nemzeti Biztonsági Felügyelet

Pf.: 2

H-1357 Budapest

Telefon: (36-1) 346 96 52

Fax: (36-1) 346 96 58

MALTA

Ministeru tal-Ġustizzja u l-Affarijiet Interni

P.O. Box 146

MT-Valletta

Telefown: + 356/21 24 98 44

Fax + 356/25 69 53 21

NEDERLAND

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Postbus 20010

NL-2500 EA Den Haag

Telefoon: + 31/70/320 44 00

Fax 31/70/320 07 33

Ministerie van Defensie

Beveiligingsautoriteit

Postbus 20701

NL-2500 ES Den Haag

Telefoon: + 31/70/318 70 60

Fax 31/70/318 75 22

OOSTENRIJK

Informationssicherheitskommission

Bundeskanzleramt

Ballhausplatz 2

A-1014 Wien

Telefon (43-1) 531 15 25 94

Fax (43-1) 531 15 26 15

POLEN

Agencja Bezpieczeństwa Wewnętrznego – ABW

Departament Ochrony Informacji Niejawnych

ul. Rakowiecka 2 A

00-993 Warszawa

Polska

Tel.: (48-22) 585 73 60

Faks: (48-22) 585 85 09

Służba Kontrwywiadu Wojskowego

Biuro Ochrony Informacji Niejawnych

ul. Oczki 1

02-007 Warszawa

Polska

Tel.: (48-22) 684 12 47

Faks: (48-22) 684 10 76

PORTUGAL

Presidência do Conselho de Ministros

Autoridade Nacional de Segurança

Avenida Ilha da Madeira, 1

P-1400-204 Lisboa

Tel.: (+351) 21 301 17 10

Fax: (+351) 21 303 17 11

ROEMENIË

Romanian ANS – ORNISS

Strada Mureș nr. 4

RO-012275 București

Telefon: (40-21) 224 58 30

Fax: (40-21) 224 07 14

SLOVENIË

Urad Vlade RS za varovanje tajnih podatkov

Gregorčičeva 27

SI-1000 Ljubljana

Tel. (386-1) 478 13 90

Faks (386-1) 478 13 99

SLOWAKIJE

Národný bezpečnostný úrad

(National Security Authority)

Budatínska 30

P.O. Box 16

850 07 Bratislava 57

Slovenská republika

Tel.: (421-2) 68 69 23 14

Fax: (421-2) 63 82 40 05

FINLAND

Kansallinen turvallisuusviranomainen

Ulkoasiainministeriö/Turvallisuusyksikkö

Kanavakatu 3 A

PL 176

FI-00161 Helsinki

P. (358-9) 16 05 55 10

F. (358-9) 16 05 55 16

ZWEDEN

Utrikesdepartementet

SSSB

S-103 39 Stockholm

Telefon (46-8) 405 54 44

Fax (46-8) 723 11 76

VERENIGD KONINKRIJK

UK National Security Authority

PO Box 49359

GB-London SW1P 1LU

Telephone: + 44-020 7930 8768

Fax + 44-020 7821 8604

Aanhangsel 2

Vergelijking van de beveiligingsrubriceringen

EU-rubricering

Très secret UE/EU top secret

Secret UE

Confidentiel UE

Restreint UE

België

Très Secret

Zeer Geheim

Secret

Geheim

Confidentiel

Vertrouwelijk

Diffusion restreinte

Beperkte Verspreiding

Bulgarije

Cтpoгo ceкретно

Ceкретно

Поверително

За служебно ползване

Tsjechië

Přísně tajné

Tajné

Důvěrné

Vyhrazené

Denemarken

Yderst hemmeligt

Hemmeligt

Fortroligt

Til tjenestebrug

Duitsland

Streng geheim

Geheim

VS (1) — Vertraulich

VS — Nur für den Dienstgebrauch

Estland

Täiesti salajane

Salajane

Konfidentsiaalne

Piiratud

Griekenland

Άκρως Απόρρητο

Abr: ΑΑΠ

Απόρρητο

Abr: (ΑΠ)

Εμπιστευτικό

Αbr: (ΕΜ)

Περιορισμένης Χρήσης

Abr: (ΠΧ)

Spanje

Secreto

Reservado

Confidencial

Difusión Limitada

Frankrijk

Très Secret Défense (2)

Secret Défense

Confidentiel Défense

Néant (3)

Ierland

Top Secret

Secret

Confidential

Restricted

Italië

Segretissimo

Segreto

Riservatissimo

Riservato

Cyprus

Άκρως Απόρρητο

Αbr: (AΑΠ)

Απόρρητο

Αbr: (ΑΠ)

Εμπιστευτικό

Αbr: (ΕΜ)

Περιορισμένης Χρήσης

Αbr: (ΠΧ)

Letland

Sevišķi slepeni

Slepeni

Konfidenciāli

Dienesta vajadzībām

Litouwen

Visiškai slaptai

Slaptai

Konfidencialiai

Riboto naudojimo

Luxemburg

Très Secret Lux

Secret Lux

Confidentiel Lux

Restreint Lux

Hongarije

Szigorúan titkos!

Titkos!

Bizalmas!

Korlátozott terjesztésű!

Malta

L-Ghola Segretezza

Sigriet

Kunfidenzjali

Ristrett

Nederland

STG Zeer Geheim

STG Geheim

STG Confidentieel

Departementaalvertrouwelijk

Oostenrijk

Streng Geheim

Geheim

Vertraulich

Eingeschränkt

Polen

Ściśle Tajne

Tajne

Poufne

Zastrzeżone

Portugal

Muito Secreto

Secreto

Confidencial

Reservado

Roemenië

Strict secret de importanță deosebită

Strict secret

Secret

Secret de serviciu

Slovenië

Strogo tajno

Tajno

Zaupno

Interno

Slowakije

Prísne tajné

Tajné

Dôverné

Vyhradené

Finland

ERITTÄIN SALAINEN

SALAINEN

LUOTTAMUKSELLINEN

KÄYTTÖ RAJOITETTU

Zweden

Kvalificerat hemlig

Hemlig

Hemlig

Hemlig

Verenigd Koninkrijk

Top Secret

Secret

Confidential

Restricted

 

NAVO-rubricering

Cosmic Top Secret

NATO Secret

NATO Confidential

NATO Restricted

WEU-rubricering

Focal Top Secret

WEU Secret

WEU Confidential

WEU Restricted


(1)  Duitsland: Verenigde Staten = Verschlusssache

(2)  Frankrijk: de rubricering „Très Secret Défense”, die betrekking heeft op regeringsprioriteiten, kan alleen worden gewijzigd met toestemming van de eerste minister.

(3)  Frankrijk maakt in zijn nationale systeem geen gebruik van de rubricering „DIFFUSION RESTREINTE”. Frankrijk gebruikt en beschermt documenten gemerkt met „RESTREINT Europese Unie” overeenkomstig zijn geldende nationale wetten en bestuursrechtelijke bepalingen, die niet minder streng zijn dan de bepalingen van de beveiligingsvoorschriften van de Raad.


Commissie

26.6.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 164/30


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 25 juni 2007

tot wijziging van Beschikking 2004/452/EG tot vaststelling van een lijst van organen waarvan de onderzoekers voor wetenschappelijke doeleinden toegang hebben tot vertrouwelijke gegevens

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 2565)

(Voor de EER relevante tekst)

(2007/439/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 322/97 van de Raad van 17 februari 1997 betreffende de communautaire statistiek (1), en met name op artikel 20, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 831/2002 van de Commissie van 17 mei 2002 tot tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 322/97 van de Raad betreffende de communautaire statistiek, met betrekking tot de toegang tot vertrouwelijke gegevens voor wetenschappelijke doeleinden (2), stelt, met het oog op statistische conclusies voor wetenschappelijke doeleinden, vast onder welke voorwaarden toegang kan worden verleend tot aan de communautaire instantie toegezonden vertrouwelijke gegevens, en bepaalt de regels voor samenwerking tussen de Gemeenschap en de nationale overheden ter vereenvoudiging van deze toegang.

(2)

Bij Beschikking 2004/452/EG van de Commissie (3) is een lijst van organen vastgesteld waarvan de onderzoekers voor wetenschappelijke doeleinden toegang hebben tot vertrouwelijke gegevens.

(3)

De Canada Research Chair van de School of Social Science van de Atkinson Faculty of Liberal and Professional Studies van York University, Toronto, Ontario, Canada, moet worden beschouwd als een orgaan dat aan de vereiste voorwaarden voldoet, en moet derhalve worden toegevoegd aan de lijst van agentschappen, organisaties en instellingen als bedoeld in artikel 3, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 831/2002.

(4)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité statistisch geheim,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De bijlage bij Beschikking 2004/452/EG wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij deze beschikking.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 25 juni 2007.

Voor de Commissie

Joaquín ALMUNIA

Lid van de Commissie


(1)  PB L 52 van 22.2.1997, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).

(2)  PB L 133 van 18.5.2002, blz. 7. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1104/2006 (PB L 197 van 19.7.2006, blz. 3).

(3)  PB L 156 van 30.4.2004, blz. 1; gerectificeerd in PB L 202 van 7.6.2004, blz. 1. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2007/229/EG (PB L 99 van 14.4.2007, blz. 11).


BIJLAGE

„BIJLAGE

ORGANEN WAARVAN DE ONDERZOEKERS VOOR WETENSCHAPPELIJKE DOELEINDEN TOEGANG HEBBEN TOT VERTROUWELIJKE GEGEVENS

Europese Centrale Bank

Spaanse centrale bank

Italiaanse centrale bank

Cornell University (staat New York, Verenigde Staten van Amerika)

Department of Political Science, Baruch College, New York City University (staat New York, Verenigde Staten van Amerika)

Duitse centrale bank

Eenheid Werkgelegenheidsanalyse van het directoraat-generaal Werkgelegenheid, sociale zaken en gelijke kansen van de Europese Commissie

Universiteit van Tel Aviv (Israël)

Wereldbank

Center of Health and Wellbeing (CHW) van de Woodrow Wilson School of Public and International Affairs van de Princeton University, New Jersey, Verenigde Staten van Amerika

University of Chicago (UofC), Illinois, Verenigde Staten van Amerika

Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO)

Family and Labour Studies Division van Statistics Canada, Ottawa, Ontario, Canada

Eenheid Econometrie en statistische ondersteuning van de fraudebestrijding (ESAF) van het directoraat-generaal Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek van de Europese Commissie

Eenheid Steun voor de Europese onderzoeksruimte (SERA) van het directoraat-generaal Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek van de Europese Commissie

Canada Research Chair van de School of Social Science van de Atkinson Faculty of Liberal and Professional Studies van York University, Toronto, Ontario, Canada.”


26.6.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 164/32


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 25 juni 2007

tot intrekking van Besluit 2005/704/EG tot aanvaarding van een verbintenis die is aangeboden in het kader van de antidumpingprocedure betreffende de invoer van magnesiabriketten uit de Volksrepubliek China

(2007/440/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name op de artikelen 8 en 9,

Na raadpleging van het raadgevend comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   BESTAANDE MAATREGELEN

(1)

In oktober 2005 stelde de Raad bij Verordening (EG) nr. 1659/2005 (2) een definitief antidumpingrecht in op magnesiabriketten van oorsprong uit de Volksrepubliek China („het betrokken product”).

(2)

Bij Besluit 2005/704/EG (3) heeft de Commissie een door Yingkou Qinghua Refractories Co. Ltd („de onderneming”) aangeboden prijsverbintenis aanvaard.

B.   NIET-NAKOMING VAN DE VERBINTENIS

1.   De verbintenis

a)   Verplichtingen van de onderneming met betrekking tot de verbintenis

(3)

De onderneming is er in het kader van de verbintenis onder meer mee akkoord gegaan het betrokken product niet onder de in de verbintenis vastgelegde minimumprijzen („MIP”) aan afnemers in de Europese Gemeenschap te verkopen.

(4)

De verbintenis verplicht de onderneming ook de Commissie regelmatig nauwkeurige informatie te verstrekken in de vorm van een driemaandelijks verslag over haar uitvoer van het betrokken product naar de Europese Gemeenschap.

(5)

Om naleving van de verbintenis te verzekeren, is de onderneming ook verplicht controles ter plaatse toe te laten waarbij de nauwkeurigheid en waarheidsgetrouwheid van de gegevens in de driemaandelijkse verslagen worden geverifieerd, alsmede alle door de Commissie noodzakelijk geachte informatie te verstrekken.

b)   Andere bepalingen in de verbintenis

(6)

Daarnaast heeft de Commissie, zoals in de verbintenis is vastgelegd, deze op basis van vertrouwen aanvaard; acties die afbreuk doen aan deze vertrouwensrelatie met de Commissie zijn reden de verbintenis onmiddellijk op te zeggen.

(7)

Voorts en zoals in de verbintenis is vastgelegd, kunnen veranderingen in de omstandigheden ten opzichte van de omstandigheden die op het tijdstip van aanvaarding van de verbintenis bestonden en die van belang waren bij de beslissing de verbintenis te aanvaarden, ertoe leiden dat de Commissie de verbintenis opzegt.

2.   Controlebezoek bij de onderneming

(8)

Er is in dit verband een controle ter plaatse uitgevoerd bij de onderneming in de Volksrepubliek China.

(9)

Twee dagen voor het controlebezoek heeft de onderneming een herziene versie van de verslagen over de verbintenis voor het tweede en derde kwartaal van 2006 ingediend. De herzieningen betroffen onder meer een verlenging van de betalingstermijnen voor vijf transacties. Door deze aanpassing van de betalingstermijnen kwamen de prijzen onder de MIP te liggen.

(10)

Bovendien werd bij het controlebezoek vastgesteld dat het patroon van de uitvoer naar de Europese Gemeenschap na de instelling van antidumpingmaatregelen was veranderd. Tijdens het onderzoektijdvak voor het onderzoek dat tot instelling van de bestaande maatregelen leidde, voerde de onderneming uitsluitend het betrokken product naar de Gemeenschap uit. Na het instellen van de maatregelen ging de onderneming ook andere producten aan haar afnemers in de Gemeenschap verkopen.

(11)

Een dergelijke verandering in het handelspatroon is van invloed op de verbintenis aangezien zij een ernstig risico van kruiscompensatie vormt, dat wil zeggen het risico dat een product dat niet onder de verbintenis valt tegen een kunstmatig lage prijs wordt verkocht ter compensatie voor de MIP die van toepassing is op het product dat wel onder de verbintenis valt.

(12)

Om na te gaan of er werkelijk sprake was van kruiscompensatie, verzocht de Commissie de onderneming haar kopieën te verstrekken van facturen aan andere afnemers binnen en buiten de Europese Gemeenschap voor het niet onder de verbintenis vallende product.

(13)

De onderneming betoogde dat het voor de vaststelling van kruiscompensatie geen zin heeft de prijzen van andere producten te analyseren, daar de kwaliteit en bijbehorende prijs van deze producten van afnemer tot afnemer kunnen verschillen. Om dat probleem te ondervangen, verzocht de Commissie de onderneming om een lijst met de prijzen die aan de verschillende afnemers voor de verschillende kwaliteiten werden berekend, maar de onderneming weigerde aan dat verzoek gehoor te geven en beweerde dat dit vertrouwelijke informatie was over producten die niet onder de maatregelen vielen.

(14)

Uiteindelijk heeft de onderneming kopieën van vijf facturen uit 2005 en 2006 voor niet onder de verbintenis vallende producten verstrekt. Eén ervan was gericht aan een afnemer in de Gemeenschap die tegelijk het wel onder de verbintenis vallende product had gekocht, en een andere aan een afnemer in de Gemeenschap die het betrokken product niet bij de onderneming had gekocht. De overige facturen waren voor afnemers buiten de Gemeenschap.

(15)

Rekening houdend met de verschillende kwaliteiten die door deze vijf afnemers waren gekocht, werd geconstateerd dat de prijs die was berekend aan de afnemer in de Gemeenschap die ook het wel onder de verbintenis vallende product had gekocht, aanzienlijk lager was dan de prijs die voor een product van vergelijkbare kwaliteit in rekening werd gebracht aan de andere afnemer in de Gemeenschap die het onder de verbintenis vallende product niet had gekocht. Een soortgelijk prijsverschil bestond ook bij de afnemers buiten de Gemeenschap. Dit prijsbeleid wordt daarom als een duidelijke aanwijzing beschouwd dat er werkelijk sprake was van kruiscompensatie.

3.   Redenen om de verbintenis op te zeggen

(16)

Zoals in overweging 9 is beschreven, heeft de onderneming niet voldaan aan haar verplichting om bij alle verkopen van het onder de verbintenis vallende product de MIP in acht te nemen.

(17)

Voorts heeft een verandering in het handelspatroon sinds de instelling van maatregelen ertoe geleid dat een ernstig risico van kruiscompensatie bestaat, waardoor de Commissie niet langer effectief toezicht op de naleving van de verbintenis kan houden en deze daarom onuitvoerbaar is.

(18)

Deze verandering in het handelspatroon stelde de onderneming kennelijk in staat om afnemers in de Gemeenschap te compenseren voor de voor het betrokken product geldende MIP door voor het product dat niet onder de verbintenis valt kunstmatig lage prijzen te berekenen.

(19)

Deze verandering in het handelspatroon wordt beschouwd als een relevante verandering van de omstandigheden ten opzichte van de omstandigheden die bij het aanvaarden van de verbintenis bestonden en moet, gelet op de bevindingen in de overwegingen 10 tot en met 12, opzegging van de verbintenis tot gevolg hebben.

(20)

Door haar weigering een prijslijst voor niet onder de verbintenis vallende producten te overleggen, heeft de onderneming bovendien niet voldaan aan haar informatieverplichting, die is vastgelegd in artikel 8, lid 7, van de basisverordening en in de verbintenis.

(21)

Voorts heeft de weigering van de onderneming om deze prijslijst te verstrekken, afbreuk gedaan aan de vertrouwensrelatie waarop de aanvaarding van de verbintenis was gebaseerd.

4.   Schriftelijke opmerkingen

a)   Evenredigheid

(22)

Wat de inbreuk op de prijsverbintenis betreft, heeft de onderneming toegegeven dat die inderdaad heeft plaatsgevonden. Zij voerde evenwel aan dat de verkoopprijzen van alle andere transacties volledig in overeenstemming waren met de MIP. Bovendien zou de eindprijs niet beduidend onder de MIP liggen. Volgens de onderneming zou opzegging van de verbintenis daarom niet evenredig zijn aan de gepleegde schendingen.

(23)

In antwoord op deze argumenten betreffende de evenredigheid moet erop worden gewezen dat de onderneming in het kader van de verbintenis de verplichting is aangegaan ervoor te zorgen dat alle verkoop waarop de verbintenis van toepassing is, plaatsvindt tegen een nettoverkoopprijs die niet onder het niveau van de in de verbintenis vastgelegde MIP ligt.

(24)

Bovendien is in de basisverordening noch direct, noch indirect vastgelegd dat een schending van de verbintenis betrekking moet hebben op een minimumpercentage van de verkoop of op een minimumpercentage van de MIP.

(25)

Deze benadering werd ook bevestigd door de jurisprudentie van het Gerecht van Eerste Aanleg dat oordeelde dat schending van een verbintenis voor de Commissie reeds voldoende grond kan zijn om haar aanvaarding van de verbintenis in te trekken (4).

(26)

De door de onderneming naar voren gebrachte argumenten met betrekking tot de evenredigheid doen dus geen afbreuk aan het standpunt van de Commissie dat een schending van de verbintenis heeft plaatsgevonden en dat opzegging van de verbintenis evenredig aan die schending is.

b)   Verandering in het handelspatroon

(27)

In verband met de verandering in het handelspatroon voerde de onderneming aan dat zij haar handelspatroon niet opzettelijk heeft veranderd om afnemers in de Gemeenschap voor de voor het betrokken product geldende MIP te kunnen compenseren door voor het niet onder de verbintenis vallende product kunstmatig lage prijzen te berekenen.

(28)

Zij voerde aan dat de prijsstijging ten gevolge van de instelling van de antidumpingmaatregelen en de daaruit voortvloeiende daling van de uitvoer van het betrokken product naar de Gemeenschap ertoe hebben geleid dat zij nieuwe producten is gaan ontwikkelen die niet onder de maatregelen vallen, zodat zij haar handel met de Gemeenschap kon behouden.

(29)

In antwoord op deze argumenten moet worden beklemtoond dat de verandering in het handelspatroon op zich al een ernstig risico van kruiscompensatie vormt, ongeacht de reden voor deze verandering. Het is vaste praktijk van de Commissie om geen prijsverbintenissen te aanvaarden als er een hoog risico van kruiscompensatie bestaat. Indien gedurende de toepassing van een verbintenis een dergelijke verandering in het handelspatroon plaatsheeft, is dat op zich al voldoende reden voor de Commissie de verbintenis op te zeggen, aangezien een behoorlijk toezicht op de naleving van de verbintenis hierdoor onmogelijk is, ongeacht of er werkelijk sprake was van kruiscompensatie.

(30)

Daarom doen de argumenten die de onderneming in dit verband naar voren heeft gebracht, geen afbreuk aan het standpunt van de Commissie dat de verandering in het handelspatroon tot een aanzienlijk risico van kruiscompensatie heeft geleid.

c)   Compensatieregeling

(31)

De onderneming betoogde verder dat het aanbieden van gunstige prijzen een redelijke en gebruikelijke handelspraktijk is wanneer een bedrijf probeert een markt met een nieuw product te veroveren en dat daarom niet kan worden geconcludeerd dat er hier werkelijk sprake was van compensatie, met name niet omdat de omvang van de verkoop van het nieuwe product bij lange na niet voldoende was om de teruggang van de verkoop van het onder de verbintenis vallende product volledig te compenseren.

(32)

De gunstige prijs gold echter alleen voor de afnemer die zowel het onder de verbintenis vallende product als andere producten heeft gekocht. Een andere afnemer in de Europese Unie die het onder de verbintenis vallende product niet kocht, profiteerde niet van deze prijs. De zeer hoge prijs die deze afnemer in de Europese Unie voor een product van soortgelijke kwaliteit moest betalen, ondermijnt dan ook de redenering van de onderneming en zet het argument kracht bij dat er werkelijk kruiscompensatie plaatvond.

(33)

Wat de relevantie en evenredigheid betreft, moet voorts worden benadrukt dat de Commissie bij de beoordeling of kruiscompensatie heeft plaatsgevonden niet hoeft aan te tonen dat een teruggang in de verkoop van het betrokken product is gecompenseerd door een gelijkwaardige toename van de verkoop van nieuwe producten.

d)   Te verstrekken inlichtingen

(34)

De onderneming heeft bovendien betwist dat zij geweigerd heeft een prijslijst voor niet onder de verbintenis vallende producten te verstrekken; de reden was volgens haar dat zij niet over een algemene prijslijst beschikte aangezien aan verschillende afnemers in verschillende regio’s verschillende prijzen in rekening worden gebracht.

(35)

In dit verband zij eraan herinnerd dat de onderneming juist ter ondervanging van dat probleem werd verzocht beschikbare prijslijsten te verstrekken, maar daartoe niet bereid was omdat deze volgens haar vertrouwelijke informatie over niet onder de maatregelen vallende producten bevatten.

(36)

De door de onderneming naar voren gebrachte argumenten doen derhalve geen afbreuk aan het standpunt van de Commissie dat de onderneming niet heeft voldaan aan haar verplichting ingevolge artikel 8, lid 7, van de basisverordening om de Commissie in de gelegenheid te stellen relevante gegevens te verifiëren.

C.   INTREKKING VAN BESLUIT 2005/704/EG

(37)

In het licht van het voorgaande moet de verbintenis worden opgezegd en moet Besluit 2005/704/EG worden ingetrokken. Daarom geldt voor het betrokken product van de onderneming het definitieve antidumpingrecht dat is ingesteld bij artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1659/2005,

BESLUIT:

Artikel 1

Besluit 2005/704/EG wordt ingetrokken.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 25 juni 2007.

Voor de Commissie

Peter MANDELSON

Lid van de Commissie


(1)  PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2117/2005 (PB L 340 van 23.12.2005, blz. 17).

(2)  PB L 267 van 12.10.2005, blz. 1.

(3)  PB L 267 van 12.10.2005, blz. 27.

(4)  Zie in dit verband zaak T-51/96, Miwon/Raad, Jurispr. 2000, blz. II-1841, punt 52, en zaak T-340/99, Arne Mathisen AS/Raad, Jurispr. 2002, blz. II-2905, punt 80.


26.6.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 164/s3


BERICHT AAN DE LEZERS

Bij de laatste uitbreiding is er een situatie ontstaan waardoor bepaalde Publicatiebladen op 27, 29 en 30 december 2006 in een vereenvoudigde versie zijn verschenen, in de toen officiële talen van de Europese Unie.

Er is besloten om de in die Publicatiebladen bekendgemaakte besluiten opnieuw te publiceren in de vorm van rectificaties en in de gebruikelijke opmaak van het Publicatieblad.

Daarom verschijnen de Publicatiebladen waarin deze rectificaties voorkomen, slechts in de talen van vóór de uitbreiding. De vertalingen van de besluiten in de talen van de nieuwe lidstaten zullen in de bijzondere uitgave van het Publicatieblad van de Europese Unie verschijnen waarin de teksten van de instellingen en van de Europese Centrale Bank die vóór 1 januari 2007 zijn aangenomen, zijn opgenomen.

Hieronder is een concordantietabel weergegeven van de Publicatiebladen die op 27, 29 en 30 december 2006 zijn gepubliceerd, en de overeenkomstige rectificaties.

PB van 27 december 2006

Rectificatie in PB (2007)

L 370

L 30

L 371

L 45

L 373

L 121

L 375

L 70


PB van 29 december 2006

Rectificatie in PB (2007)

L 387

L 34


PB van 30 december 2006

Rectificatie in PB (2007)

L 396

L 136

L 400

L 54

L 405

L 29

L 407

L 44

L 408

L 47

L 409

L 36

L 410

L 40

L 411

L 27

L 413

L 50


  翻译: