ISSN 1725-2598 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 282 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
51e jaargang |
Inhoud |
|
I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is |
Bladzijde |
|
|
VERORDENINGEN |
|
|
|
||
|
|
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
|
|
II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is |
|
|
|
BESLUITEN/BESCHIKKINGEN |
|
|
|
Commissie |
|
|
|
2008/812/EG |
|
|
* |
Beschikking van de Commissie van 24 oktober 2008 tot wijziging van Beschikking 2006/415/EG wat betreft bepaalde beschermende maatregelen in verband met een uitbraak van hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N1 bij pluimvee in Duitsland (Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 6154) ( 1 ) |
|
|
|
BESLUITEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN |
|
|
|
2008/813/EG |
|
|
* |
|
|
III Besluiten op grond van het EU-Verdrag |
|
|
|
BESLUITEN OP GROND VAN TITEL V VAN HET EU-VERDRAG |
|
|
* |
||
|
|
Rectificaties |
|
|
* |
|
|
||
|
* |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is
VERORDENINGEN
25.10.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 282/1 |
VERORDENING (EG) Nr. 1046/2008 VAN DE COMMISSIE
van 24 oktober 2008
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 25 oktober 2008.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 24 oktober 2008.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
IL |
106,4 |
MA |
46,2 |
|
MK |
40,8 |
|
TR |
72,2 |
|
ZZ |
66,4 |
|
0707 00 05 |
JO |
162,5 |
TR |
118,2 |
|
ZZ |
140,4 |
|
0709 90 70 |
TR |
121,3 |
ZZ |
121,3 |
|
0805 50 10 |
AR |
112,1 |
MA |
96,1 |
|
TR |
91,9 |
|
ZA |
85,2 |
|
ZZ |
96,3 |
|
0806 10 10 |
BR |
224,2 |
TR |
119,1 |
|
US |
224,6 |
|
ZZ |
189,3 |
|
0808 10 80 |
CA |
97,3 |
CL |
72,8 |
|
CN |
91,2 |
|
MK |
37,6 |
|
NZ |
75,6 |
|
US |
136,5 |
|
ZA |
92,0 |
|
ZZ |
86,1 |
|
0808 20 50 |
CL |
60,3 |
CN |
110,4 |
|
TR |
125,5 |
|
ZZ |
98,7 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
25.10.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 282/3 |
VERORDENING (EG) Nr. 1047/2008 VAN DE COMMISSIE
van 24 oktober 2008
inzake de afgifte van invoercertificaten voor rijst in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 327/98 geopende tariefcontingenten voor de deelperiode oktober 2008
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (2), en met name op artikel 7, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 327/98 van de Commissie van 10 februari 1998 inzake de opening en de wijze van beheer van bepaalde tariefcontingenten voor de invoer van rijst en breukrijst (3) zijn bepaalde tariefcontingenten voor de invoer van rijst en breukrijst geopend en is de wijze van beheer daarvoor vastgesteld, door die contingenten overeenkomstig bijlage IX bij die verordening en overeenkomstig Verordening (EG) nr. 60/2008 van de Commissie (4) (bij Verordening (EG) nr. 60/2008 is een extra deelperiode voor februari 2008 ingesteld voor het tariefcontingent voor de invoer van volwitte en halfwitte rijst van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika) te verdelen over landen van oorsprong en vervolgens over verscheidene deelperioden. |
(2) |
Voor het bij artikel 1, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 327/98 vastgestelde contingent met volgnummer 09.4138 is de enige deelperiode de maand oktober. Dit contingent omvat de resterende, niet-gebruikte hoeveelheden van de contingenten met de volgnummers 09.4127-09.4128-09.4129-09.4130 van de vorige deelperiode. De maand oktober is de laatste deelperiode voor de in artikel 1, lid 1, onder b) en e), van Verordening (EG) nr. 327/98 bedoelde contingenten met de volgnummers 09.4148 en 09.4168, waaraan de resterende, niet-gebruikte hoeveelheden van de vorige periode zijn toegevoegd. |
(3) |
Blijkens de gegevens die overeenkomstig artikel 8, onder a), van Verordening (EG) nr. 327/98 zijn verstrekt, hebben voor de contingenten met het volgnummer 09.4138 de aanvragen die overeenkomstig artikel 4, lid 1, van die verordening zijn ingediend gedurende de eerste tien werkdagen van de maand oktober 2008, betrekking op een hoeveelheid die groter is dan de beschikbare hoeveelheid. Bijgevolg moet worden bepaald voor welke hoeveelheden invoercertificaten kunnen worden afgegeven, door de toewijzingscoëfficiënt vast te stellen die op de gevraagde hoeveelheden moet worden toegepast. |
(4) |
Ook moet het uiteindelijk in de loop van 2008 gebruikte percentage van elk bij Verordening (EG) nr. 327/98 vastgesteld contingent worden meegedeeld, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Op grond van de aanvragen voor certificaten voor de invoer van rijst in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 327/98 vastgestelde contingent met het volgnummer 09.4138 die zijn ingediend gedurende de eerste tien werkdagen van de maand oktober 2008, worden certificaten afgegeven voor de aangevraagde hoeveelheden, vermenigvuldigd met de in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënt.
2. Het uiteindelijk in de loop van 2008 gebruikte percentage van elk bij Verordening (EG) nr. 327/98 vastgesteld contingent wordt vermeld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 24 oktober 2008.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13.
(3) PB L 37 van 11.2.1998, blz. 5.
(4) PB L 22 van 25.1.2008, blz. 6.
BIJLAGE
Hoeveelheden die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 327/98 moeten worden toegekend voor de deelperiode oktober 2008 en uiteindelijk gebruikte percentages voor 2008:
a) Bij artikel 1, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 327/98 vastgesteld contingent voor volwitte of halfwitte rijst van GN-code 1006 30:
Oorsprong |
Volgnummer |
Toewijzingscoëfficiënt voor de deelperiode oktober 2008 |
Percentage van het uiteindelijke gebruik van het contingent voor 2008 |
Verenigde Staten van Amerika |
09.4127 |
|
98,99 % |
Thailand |
09.4128 |
|
100 % |
Australië |
09.4129 |
|
82,68 % |
Andere landen van oorsprong |
09.4130 |
|
100 % |
Alle landen |
09.4138 |
1,724138 % |
100 % |
b) Bij artikel 1, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 327/98 vastgesteld contingent voor gedopte rijst van GN-code 1006 20:
Oorsprong |
Volgnummer |
Toewijzingscoëfficiënt voor de deelperiode oktober 2008 |
Percentage van het uiteindelijke gebruik van het contingent voor 2008 |
Alle landen |
09.4148 |
— (1) |
100 % |
c) Bij artikel 1, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 327/98 vastgesteld contingent voor breukrijst van GN-code 1006 40:
Oorsprong |
Volgnummer |
Percentage van het uiteindelijke gebruik van het contingent voor 2008 |
Thailand |
09.4149 |
81,61 % |
Australië |
09.4150 |
0 % |
Guyana |
09.4152 |
0 % |
Verenigde Staten van Amerika |
09.4153 |
0 % |
Andere landen van oorsprong |
09.4154 |
100 % |
d) Bij artikel 1, lid 1, onder d), van Verordening (EG) nr. 327/98 vastgesteld contingent voor volwitte of halfwitte rijst van GN-code 1006 30:
Oorsprong |
Volgnummer |
Percentage van het uiteindelijke gebruik van het contingent voor 2008 |
Thailand |
09.4112 |
100 % |
Verenigde Staten van Amerika |
09.4116 |
100 % |
India |
09.4117 |
100 % |
Pakistan |
09.4118 |
100 % |
Andere landen van oorsprong |
09.4119 |
100 % |
Alle landen |
09.4166 |
100 % |
e) Bij artikel 1, lid 1, onder e), van Verordening (EG) nr. 327/98 vastgesteld contingent voor breukrijst van GN-code 1006 40:
Oorsprong |
Volgnummer |
Toewijzingscoëfficiënt voor de deelperiode oktober 2008 |
Percentage van het uiteindelijke gebruik van het contingent voor 2008 |
Alle landen |
09.4168 |
— (1) |
100 % |
(1) Geen hoeveelheden beschikbaar voor deze deelperiode.
25.10.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 282/6 |
VERORDENING (EG) Nr. 1048/2008 VAN DE COMMISSIE
van 23 oktober 2008
tot vaststelling van een verbod op de visserij op kabeljauw in gebied VI; EG-wateren van V b; EG-wateren en internationale wateren van XII en XIV door vaartuigen die de vlag van Ierland voeren
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (1), en met name op artikel 26, lid 4,
Gelet op Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (2), en met name op artikel 21, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 40/2008 van de Raad van 16 januari 2008 tot vaststelling, voor 2008, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (3) zijn quota voor 2008 vastgesteld. |
(2) |
Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, de betrokken, voor 2008 toegewezen quota volledig zijn opgebruikt. |
(3) |
Derhalve moet het worden verboden op dit bestand te vissen en vis uit dit bestand aan boord te houden, over te laden en aan te voeren, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Het opgebruiken van het quotum
Het quotum dat voor 2008 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.
Artikel 2
Verbod
De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar zijn geregistreerd, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, over te laden of aan te voeren.
Artikel 3
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 23 oktober 2008.
Voor de Commissie
Fokion FOTIADIS
Directeur-generaal Maritieme zaken en visserij
(1) PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.
(2) PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1.
(3) PB L 19 van 23.1.2008, blz. 1.
BIJLAGE
Nr. |
46/T&Q |
Lidstaat |
IRL |
Bestand |
COD/561214 |
Soort |
Kabeljauw (Gadus morhua) |
Gebied |
VI; EG-wateren van Vb; EG-wateren en internationale wateren van XII en XIV |
Datum |
20.6.2008 |
25.10.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 282/8 |
VERORDENING (EG) Nr. 1049/2008 VAN DE COMMISSIE
van 23 oktober 2008
tot vaststelling van een verbod op de visserij op kabeljauw in gebied I en IIb door vaartuigen die de vlag van Frankrijk voeren
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (1), en met name op artikel 26, lid 4,
Gelet op Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (2), en met name op artikel 21, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 40/2008 van de Raad van 16 januari 2008 tot vaststelling, voor 2008, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (3) zijn quota voor 2008 vastgesteld. |
(2) |
Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, de betrokken, voor 2008 toegewezen quota volledig zijn opgebruikt. |
(3) |
Derhalve moet het worden verboden op dit bestand te vissen en vis uit dit bestand aan boord te houden, over te laden en aan te voeren, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Het opgebruiken van het quotum
Het quotum dat voor 2008 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.
Artikel 2
Verbod
De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar zijn geregistreerd, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, over te laden of aan te voeren.
Artikel 3
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 23 oktober 2008.
Voor de Commissie
Fokion FOTIADIS
Directeur-generaal Maritieme zaken en visserij
(1) PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.
(2) PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1.
(3) PB L 19 van 23.1.2008, blz. 1.
BIJLAGE
Nr. |
48/T&Q |
Lidstaat |
FRA |
Bestand |
COD/1/2B. |
Soort |
Kabeljauw (Gadus morhua) |
Gebied |
I en IIb |
Datum |
7.9.2008 |
25.10.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 282/10 |
VERORDENING (EG) Nr. 1050/2008 VAN DE COMMISSIE
van 24 oktober 2008
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1580/2007 met betrekking tot de drempelvolumes voor de toepassing van de aanvullende rechten voor komkommers, artisjokken, clementines, mandarijnen en sinaasappelen
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening) (1), en met name op artikel 143, onder b), juncto artikel 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2) voorziet in toezicht op de invoer van de in bijlage XVII bij die verordening genoemde producten. Voor dit toezicht gelden de uitvoeringsbepalingen die zijn vastgesteld in artikel 308 quinquies van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (3). |
(2) |
Met het oog op de toepassing van artikel 5, lid 4, van de in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde gesloten Overeenkomst inzake de landbouw (4), en op grond van de meest recente beschikbare gegevens over 2005, 2006 en 2007 moeten de drempelvolumes voor de toepassing van de aanvullende rechten voor komkommers, artisjokken, clementines, mandarijnen en sinaasappelen worden aangepast. |
(3) |
Verordening (EG) nr. 1580/2007 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(4) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 november 2008.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 24 oktober 2008.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.
(3) PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1.
(4) PB L 336 van 23.12.1994, blz. 22.
BIJLAGE
„BIJLAGE XVII
AANVULLENDE INVOERRECHTEN: TITEL IV, HOOFDSTUK II, AFDELING 2
Onverminderd de regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, wordt de tekst van de omschrijving als louter indicatief beschouwd. De werkingssfeer van de aanvullende rechten wordt in het kader van deze bijlage bepaald door de draagwijdte van de GN-codes zoals deze bij de vaststelling van de onderhavige verordening bestaan.
Volgnummer |
GN-code |
Omschrijving |
Toepassingsperiode |
Drempelvolume (ton) |
78.0015 |
0702 00 00 |
Tomaten |
1 oktober t/m 31 mei |
594 495 |
78.0020 |
1 juni t/m 30 september |
108 775 |
||
78.0065 |
0707 00 05 |
Komkommers |
1 mei t/m 31 oktober |
8 632 |
78.0075 |
1 november t/m 30 april |
15 259 |
||
78.0085 |
0709 90 80 |
Artisjokken |
1 november t/m 30 juni |
16 421 |
78.0100 |
0709 90 70 |
Courgettes |
1 januari t/m 31 december |
117 360 |
78.0110 |
0805 10 20 |
Sinaasappelen |
1 december t/m 31 mei |
700 277 |
78.0120 |
0805 20 10 |
Clementines |
1 november t/m eind februari |
385 569 |
78.0130 |
0805 20 30 0805 20 50 0805 20 70 0805 20 90 |
Mandarijnen (tangerines en satsuma’s daaronder begrepen); wilkings en soortgelijke kruisingen van citrusvruchten |
1 november t/m eind februari |
95 620 |
78.0155 |
0805 50 10 |
Citroenen |
1 juni t/m 31 december |
335 545 |
78.0160 |
1 januari t/m 31 mei |
64 453 |
||
78.0170 |
0806 10 10 |
Tafeldruiven |
21 juli t/m 20 november |
89 754 |
78.0175 |
0808 10 80 |
Appelen |
1 januari t/m 31 augustus |
875 884 |
78.0180 |
1 september t/m 31 december |
106 430 |
||
78.0220 |
0808 20 50 |
Peren |
1 januari t/m 30 april |
257 029 |
78.0235 |
1 juli t/m 31 december |
37 083 |
||
78.0250 |
0809 10 00 |
Abrikozen |
1 juni t/m 31 juli |
4 199 |
78.0265 |
0809 20 95 |
Kersen, andere dan zure kersen |
21 mei t/m 10 augustus |
151 059 |
78.0270 |
0809 30 |
Perziken, nectarines daaronder begrepen |
11 juni t/m 30 september |
39 144 |
78.0280 |
0809 40 05 |
Pruimen |
11 juni t/m 30 september |
7 658” |
25.10.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 282/12 |
VERORDENING (EG) Nr. 1051/2008 VAN DE COMMISSIE
van 24 oktober 2008
tot wijziging van bijlage V bij Verordening (EG) nr. 1342/2007 van de Raad wat betreft de kwantitatieve beperkingen voor bepaalde ijzer- en staalproducten uit de Russische Federatie
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1342/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 betreffende het beheer van bepaalde beperkingen op de invoer van bepaalde ijzer- en staalproducten uit de Russische Federatie (1), en met name op artikel 5,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 26 oktober 2007 hebben de Europese Gemeenschap en de Russische Federatie een overeenkomst betreffende de handel in bepaalde ijzer- en staalproducten (2) gesloten (hierna „de overeenkomst” genoemd). |
(2) |
Artikel 3, lid 3, van de overeenkomst bepaalt dat in een bepaald jaar niet-benutte hoeveelheden voor ten hoogste 7 % van de maximale hoeveelheid voor de desbetreffende productgroep als vastgesteld in bijlage II bij de overeenkomst naar het eerstvolgende jaar kunnen worden overgeboekt. |
(3) |
Ingevolge artikel 3, lid 4, van de overeenkomst kan ten hoogste 7 % van de maximale hoeveelheid voor een bepaalde productgroep worden overgeboekt naar een of een aantal andere groepen binnen dezelfde productcategorie en zijn overboekingen tussen productcategorieën toegestaan tot maximaal 25 000 t. |
(4) |
Rusland heeft de Gemeenschap binnen de in de overeenkomst gestelde termijnen kennis gegeven van zijn voornemen om van de bepalingen van artikel 3, leden 3 en 4, gebruik te maken. Ingevolge Ruslands verzoek moeten de nodige aanpassingen in de kwantitatieve beperkingen voor het jaar 2008 worden aangebracht. |
(5) |
In artikel 10 wordt bepaald dat bij iedere jaarlijkse verlenging de hoeveelheden voor iedere productgroep met 2,5 % worden verhoogd. |
(6) |
Verordening (EG) nr. 1342/2007 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in bijlage V bij Verordening (EG) nr. 1342/2007 vermelde kwantitatieve beperkingen voor het jaar 2008 worden vervangen door de in bijlage I bij deze verordening genoemde maxima.
Artikel 2
De kwantitatieve beperkingen voor het jaar 2009 die voortvloeien uit de toepassing van artikel 10, lid 1, van de in 2007 gesloten overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Russische Federatie betreffende de handel in bepaalde ijzer- en staalproducten zijn opgenomen in bijlage II bij deze verordening.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 24 oktober 2008.
Voor de Commissie
Catherine ASHTON
Lid van de Commissie
(1) PB L 300 van 17.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 300 van 17.11.2007, blz. 52.
BIJLAGE I
KWANTITATIEVE BEPERKINGEN VOOR 2008
(t) |
||||
Producten |
2008 |
|||
SA. Platte producten |
||||
SA1. Rollen |
1 113 993 |
|||
SA2. Zware plaat |
308 907 |
|||
SA3. Andere platte producten |
600 454 |
|||
SA4. Gelegeerde producten |
104 290 |
|||
SA5. Gelegeerde kwartoplaat |
27 932 |
|||
SA6. Gelegeerde koudgewalste en beklede plaat |
109 650 |
|||
SB. Lange producten |
||||
SB1. Balken |
58 906 |
|||
SB2. Walsdraad |
329 010 |
|||
SB3. Andere lange producten |
529 434 |
|||
|
BIJLAGE II
KWANTITATIEVE BEPERKINGEN VOOR 2009
(t) |
||||
Producten |
2009 |
|||
SA. Platte producten |
||||
SA1. Rollen |
1 060 875 |
|||
SA2. Zware plaat |
281 875 |
|||
SA3. Andere platte producten |
609 875 |
|||
SA4. Gelegeerde producten |
107 625 |
|||
SA5. Gelegeerde kwartoplaat |
25 625 |
|||
SA6. Gelegeerde koudgewalste en beklede plaat |
112 750 |
|||
SB. Lange producten |
||||
SB1. Balken |
56 375 |
|||
SB2. Walsdraad |
332 100 |
|||
SB3. Andere lange producten |
519 675 |
|||
|
25.10.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 282/14 |
VERORDENING (EG) Nr. 1052/2008 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK
van 22 oktober 2008
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1745/2003 (ECB/2003/9) inzake de toepassing van reserveverplichtingen
(ECB/2008/10)
DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,
Gelet op de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank (hierna de „ESCB-statuten”), inzonderheid op artikel 19, lid 1,
Gelet op Verordening (EG) nr. 2531/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot de toepassing van reserveverplichtingen door de Europese Centrale Bank (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 2532/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot de bevoegdheid van de Europese Centrale Bank om sancties op te leggen (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 19, lid 1, van de ESCB-statuten stelt de Raad van bestuur van de Europese Centrale Bank (ECB) de regels betreffende de berekening en de vaststelling van de vereiste minimumreserves vast. |
(2) |
Artikel 2 van Verordening van de Raad (EG) nr. 2531/98 bepaalt dat de ECB op niet-discriminatoire basis instellingen van deze verplichting om minimumreserves aan te houden vrijstellen overeenkomstig de door de ECB vastgelegde criteria. |
(3) |
De ECB acht het nodig de vrijstellingscriteria van reserveverplichtingen te verstrengen, en daarnaast, een nieuw criterium toe te voegen betreffende de vrijstellingsmogelijkheid voor instellingen onderworpen aan door de Gemeenschap of een lidstaat opgelegde maatregelen die resulteren in de bevriezing van de fondsen of de beperking van de mogelijkheid gebruik te maken van de fondsen van een instelling of op een andere wijze aan een besluit van de Raad van bestuur van de ECB tot schorsing of uitsluiting van de toegang tot openmarkttransacties of de permanente faciliteiten van het Eurosysteem onderworpen zijn. |
(4) |
Gezien de ervaringen uit het verleden is het eveneens nodig Verordening (EG) nr. 1745/2003 van de Europese Centrale Bank (ECB/2003/9) (3) te wijzigen ter verfijning van de definitie van de componenten van de reservebasis op basis waarvan de minimumreserves berekend worden, alsook de bepalingen betreffende het verlenen van een derogatie van de vereisten van een gescheiden rapportering voor instellingen die de minimumreserves aanhouden via een intermediair. |
(5) |
Verordening (EG) nr. 1745/2003 (ECB/2003/9) moet ook algemene criteria vastleggen betreffende overgangsreserveperioden voor instellingen die onderworpen worden aan de reservevereisten van de ECB na aanneming van de euro door de lidstaat waar ze gevestigd zijn, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 1745/2003 (ECB/2003/9) wordt als volgt gewijzigd:
1. |
Artikel 2, lid 2 en lid 3, worden als volgt vervangen: „2. Zonder een verzoek daartoe te moeten indienen, wordt een instelling vrijgesteld van haar reserveverplichtingen vanaf het begin van de reserveperiode waarin haar vergunning wordt ingetrokken of waarin de instelling te kennen heeft gegeven van de vergunning geen gebruik te zullen maken, of vanaf het begin van de reserveperiode waarin een rechterlijke instantie of een andere bevoegde autoriteit van een deelnemende lidstaat besluit de instelling aan een liquidatieprocedure te onderwerpen. De ECB kan de volgende instellingen op niet-discriminatoire basis van reserveverplichtingen vrijstellen:
3. De ECB publiceert een lijst van instellingen die aan reserveverplichtingen onderworpen zijn. Daarnaast publiceert de ECB een lijst met instellingen die zijn vrijgesteld van de reserveverplichtingen van de ECB om andere redenen dan het feit dat zij onderworpen zijn aan:
Instellingen kunnen zich op deze lijsten verlaten wanneer zij besluiten of zij al dan niet passiva verschuldigd zijn aan een andere instelling die zelf aan reserveverplichtingen onderworpen is. Deze lijsten zijn niet bepalend voor het feit of instellingen al dan niet aan reserveverplichtingen onderworpen zijn overeenkomstig dit artikel 2.”. |
2. |
Artikel 3, lid 2, wordt als volgt vervangen: „2. De volgende passiva behoren niet tot de reservebasis:
Voor de toepassing van deze bepaling legt de instelling aan de desbetreffende deelnemende NCB bewijzen over van het werkelijke bedrag van de passiva dat zij verschuldigd is aan een andere instelling die niet geregistreerd staat als zijnde vrijgesteld van het stelsel van reserveverplichtingen van de ECB en van de passiva die zij aan de ECB of aan een deelnemende NCB verschuldigd is, teneinde deze uit te sluiten van de reservebasis. Indien een dergelijk bewijs niet kan worden overgelegd voor uitgegeven schuldbrieven met een oorspronkelijke looptijd van maximaal twee jaar, mag de instelling voor het uitstaande bedrag van de uitgegeven schuldbrieven met een oorspronkelijke looptijd van maximaal twee jaar een vast bedrag van de reservebasis in mindering brengen. De omvang van dergelijke vaste bedragen wordt door de ECB gepubliceerd, op dezelfde wijze als de in artikel 2, lid 3 genoemde lijst.”. |
3. |
Artikel 4, lid 1, wordt als volgt vervangen: „1. Een reserveratio van 0 % is van toepassing op de volgende categorieën passiva (zoals beschreven in het rapportagekader voor monetaire en bancaire statistieken in Verordening (EG) nr. 2423/2001 (ECB/2001/13):
|
4. |
Artikel 11 wordt als volgt vervangen: „Artikel 11 Reservebezit op geconsolideerde basis Instellingen als een groep gegevens mogen rapporteren betreffende hun geconsolideerde reservebasis (zoals beschreven binnen het rapportagekader voor de monetaire en bancaire statistieken van de ECB, neergelegd in Verordening (EG) nr. 2423/2001 (ECB/2001/13), dienen minimumreserves aan te houden via één van de instellingen in de groep die uitsluitend als bemiddelende instelling voor deze instellingen optreedt, zulks overeenkomstig de in artikel 10 vastgelegde bepalingen. Bij ontvangst van de toestemming van de ECB om de statistische informatie betreffende de geconsolideerde reservebasis voor instellingen binnen de groep te verstrekken, zullen de instellingen die als bemiddelende instelling optreden vrijgesteld worden van de bepalingen van artikel 10, lid 6, en alleen de groep in zijn geheel heeft recht op de in artikel 5, lid 2, genoemde vergoeding.”. |
5. |
Het volgende artikel 13 bis wordt ingevoegd: „Artikel 13 bis Uitbreiding van het eurogebied 1. De Raad van bestuur van de ECB verleent de ECB-directie de bevoegdheid om, in gevallen waarbij een lidstaat de euro aanneemt overeenkomstig het Verdrag, te beslissen over de volgende aangelegenheden, zulks rekening houdend met de standpunten van het Comité markttransacties van de ESCB, zoals van toepassing:
De ECB-directie zal daarna ten minste twee maanden vóór de overgang op de euro in die lidstaat een verklaring publiceren over haar besluit. 2. De Raad van bestuur van de ECB verleent verder aan de ECB-directie de bevoegdheid om in andere deelnemende lidstaten gevestigde instellingen te machtigen om van hun reservebasis voor de reserveperioden die samenvallen met en volgen op de overgangreserveperiode de passiva af te trekken die zij hebben jegens instellingen in de lidstaten die de euro aannemen, zelfs als deze instellingen op het ogenblik van de berekening van de minimumreserves niet vermeld staan op lijst van de aan de reserveverplichtingen onderworpen instellingen van artikel 2, lid 3. In dergelijk geval verduidelijken de besluiten van de ECB-directie krachtens dit lid de wijze van de aftrek van dergelijke verplichtingen. 3. Een besluit van de ECB-directie krachtens de leden 1 en 2 wordt onmiddellijk meegedeeld aan de Raad van bestuur van de ECB, en de ECB-directie respecteert elk ter zake door de Raad van bestuur genomen besluit.”. |
Artikel 2
Slotbepaling
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Frankfurt am Main, 22 oktober 2008.
Namens de Raad van bestuur van de ECB
De president van de ECB
Jean-Claude TRICHET
(1) PB L 318 van 27.11.1998, blz. 1.
(2) PB L 318 van 27.11.1998, blz. 4.
(3) PB L 250 van 2.10.2003, blz. 10.
25.10.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 282/17 |
VERORDENING (EG) Nr. 1053/2008 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK
van 23 oktober 2008
betreffende tijdelijke wijzigingen van de regels betreffende beleenbaarheid van onderpand
(ECB/2008/11)
DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op het eerste streepje van artikel 105.2, en artikel 110 ervan,
Gelet op de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, inzonderheid het tweede lid van artikel 12. 1 en het eerste streepje van artikel 34.1, in samenhang met het eerste streepje van artikel 3.1 en artikel 18. 2. ervan,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Ter bevordering op een tijdelijke basis van de liquiditeitsverstrekking aan tegenpartijen voor monetaire-beleidstransactie van het Eurosysteem, is het nodig dat de criteria ter bepaling van de beleenbaarheid van het onderpand dat de tegenpartijen leveren aan het Eurosysteem voor monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem ter verkrijging van liquiditeit tijdelijk en in beperkte mate verruimd worden. De criteria ter bepaling van de beleenbaarheid van onderpand zijn opgenomen in Richtsnoer ECB/2000/7 van 31 augustus 2000 betreffende monetaire beleidsinstrumenten en -procedures van het Eurosysteem (1). |
(2) |
Op 15 oktober 2008 nam de Raad van bestuur van de Europese Centrale Bank (ECB) een besluit aan ter tijdelijke verruiming van de regels betreffende de beleenbaarheid van onderpand voor transacties van het Eurosysteem. De Raad van bestuur besliste verder dat de datum van de inwerkingtreding van haar besluit, alsook verdere maatregelen betreffende deze verruimde beleenbaarheidscriteria zo snel mogelijk zouden meegedeeld worden. |
(3) |
Ter tenuitvoerlegging van dit besluit van de Raad van bestuur op een wijze die de onmiddellijke toepassing ervan toelaat, werd beroep gedaan op een maatregel die geen verdere uitvoeringsmaatregelen door de nationale centrale banken (NCB’s) van de lidstaten die de euro aangenomen hebben (verder de NCB’s) vergt. Het is de bedoeling dat deze verordening slechts voor een korte tijd geldt en vervangen wordt door een richtsnoer van de ECB, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verruiming van bepaalde beleenbaarheidscriteria voor onderpand
1. De beleenbaarheidscriteria voor onderpand van bijlage I van Richtsnoer ECB/2000/7 (verder de „Algemene Documentatie”) worden verruimd overeenkomstig artikel 2 tot 7.
2. Als er een discrepantie bestaat tussen deze Verordening en de Algemene Documentatie, zoals op nationaal niveau uitgevoerd door de NCB’s, geldt de eerste. Behoudens andersluidende bepaling in deze Verordening, passen de NCB’s alle bepalingen van de Algemene Documentatie verder ongewijzigd toe.
Artikel 2
Toelating van in US-dollar, Britse pond en Japanse yen luidend onderpand als beleenbaar onderpand
1. Verhandelbare schuldbewijzen zoals omschreven in deel 6.2.1 van de Algemene Documentatie, luidende in US-dollars, Britse pond of Japanse Yen, zijn een beleenbaar onderpand voor de monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem, op voorwaarde dat: i) zij uitgegeven werden en aangehouden/vereffend worden in de Europese Economische Ruimte, en ii) de emittent gevestigd is in de Europese Economische Ruimte.
2. Er wordt een surpluspercentage van 8 % opgelegd door het Eurosysteem op alle verhandelbare schuldbewijzen.
Artikel 3
Toelating van syndicaatsleningen die beheerst worden door her recht van Engeland en Wales als beleenbaar onderpand
1. Syndicaatsleningen zoals omschreven in deel 6.2.2 van de Algemene Documentatie die beheerst worden door het recht van Engeland en Wales zijn beleenbaar onderpand voor de monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem.
2. Verder zal de in afdeling 6.2.2 van de Algemene Documentatie opgenomen vereiste, volgens welke al het toepasselijke recht geldend voor: i) de tegenpartij, ii) de crediteur, iii) de schuldenaar, iv) de borg (indien van toepassing), v) de overeenkomst over de vordering, en de vi) de mobilisatie-overeenkomst niet meer dan twee mag bedragen, gewijzigd worden voor dergelijke syndicaatsleningen, zodat het aantal toepasselijke rechtssystemen niet meer dan drie bedraagt.
3. De NBC die liquiditeit verleent aan tegenpartijen voor monetaire beleidstransacties zorgt voor de nodige wettelijkheidsbeoordeling en de beoordeling van het kredietrisico wat betreft dergelijke vorderingen, overeenkomstig afdeling 6.3.2 en 6.3 van de Algemene Documentatie.
Artikel 4
Toelating van door kredietinstellingen uitgegeven schuldbewijzen die op bepaalde niet gereguleerde markten als beleenbaar onderpand worden verhandeld
1. Door kredietinstellingen uitgegeven schuldbewijzen die op bepaalde door de ECB aangeduide niet gereguleerde markten verhandeld worden, zijn een beleenbaar onderpand voor monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem.
2. Er wordt een surpluspercentage van 5 % opgelegd door het Eurosysteem op alle dergelijke schuldbewijzen.
Artikel 5
Toelating van onderpand met een „BBB-” -kredietbeoordeling en hoger als beleenbaar onderpand
1. De minimumvereiste van het Eurosysteem voor de beoordeling van het kredietrisico van activa die in aanmerking komen als onderpand voor monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem is een „BBB-”-gelijkwaardige kredietbeoordeling. Deze wijziging van de kredietbeoordelingsvereiste geldt voor verhandelbare en niet-verhandelbare activa, behoudens effecten met activa als onderpand, zoals omschreven in afdeling 6.3 van de Algemene Documentatie, waarvoor de vereiste van hoge kredietstandaards ongewijzigd blijft.
2. Er wordt een surpluspercentage van 5 % opgelegd door het Eurosysteem op alle beleenbare activa met een kredietbeoordeling onder „A-”.
Artikel 6
Toelating van achtergestelde activa met passende garanties als beleenbaar onderpand
1. De vereiste van niet-achterstelling betreffende de beleenbaarheid van verhandelbare activa als onderpand voor monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem, zoals omschreven in afdeling 6.2.1 van de Algemene Documentatie, wordt niet toegepast als een financieel gezonde borg een onvoorwaardelijke en onherroepelijke waarborg op de activa levert, die betaalbaar is op eerste verzoek, zoals verder omschreven in afdeling 6.3.2 van de Algemene Documentatie.
2. Er wordt een surpluspercentage van 10 % opgelegd door het Eurosysteem op dergelijke activa, met een verdere 5 % waarderingsdisagio in het geval van een theoretische waardering.
Artikel 7
Toelating van deposito’s met vaste looptijd als beleenbaar onderpand
Deposito’s met vaste looptijd zoals omschreven in deel 3.5 van de Algemene Documentatie van in aanmerking komende tegenpartijen zijn een beleenbaar onderpand voor alle herfinancieringstransacties van het Eurosysteem.
Artikel 8
Andere tenuitvoerleggingsmaatregelen
De Raad van Bestuur heeft de bevoegdheid om andere besluiten vast te stellen die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van haar besluit van 15 oktober 2008 gedelegeerd aan de ECB-Directie.
Artikel 9
Slotbepalingen
1. Deze verordening treedt op 25 oktober 2008 in werking. De artikelen 2 en 3 zullen gelden vanaf 14 november 2008.
2. Deze verordening is tot 30 november 2008 van toepassing.
3. Deze verordening wordt onmiddellijk gepubliceerd op de website van de ECB.
Gedaan te Frankfurt am Main, 23 oktober 2008.
Namens de Raad van Bestuur van de ECB
De President van de ECB
Jean-Claude TRICHET
(1) PB L 310 van 11.12.2000, blz. 1.
II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is
BESLUITEN/BESCHIKKINGEN
Commissie
25.10.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 282/19 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 24 oktober 2008
tot wijziging van Beschikking 2006/415/EG wat betreft bepaalde beschermende maatregelen in verband met een uitbraak van hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N1 bij pluimvee in Duitsland
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 6154)
(Voor de EER relevante tekst)
(2008/812/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (1), en met name op artikel 9, lid 4,
Gelet op Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (2), en met name op artikel 10, lid 4,
Gelet op Verordening (EG) nr. 998/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren en houdende wijziging van Richtlijn 92/65/EEG van de Raad (3), en met name op artikel 18, eerste alinea,
Gelet op Richtlijn 2005/94/EG van de Raad van 20 december 2005 betreffende communautaire maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza en tot intrekking van Richtlijn 92/40/EEG (4), en met name op artikel 63, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Beschikking 2006/415/EG van de Commissie van 14 juni 2006 betreffende bepaalde beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N1 bij pluimvee in de Gemeenschap (5) bevat bepaalde beschermende maatregelen om de verspreiding van die ziekte te voorkomen, onder meer door het instellen van gebieden A en B na een vermoedelijke of bevestigde uitbraak van de ziekte. Die gebieden staan in de bijlage bij die beschikking vermeld. |
(2) |
Naar aanleiding van een bevestigde uitbraak van hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N1 in Landkreis Görlitz, Sachsen, Duitsland, heeft die lidstaat overeenkomstig Beschikking 2006/415/EG beschermende maatregelen genomen, waaronder de instelling van gebieden A en B zoals bepaald in artikel 4 van die beschikking. |
(3) |
In verband met die uitbraak in Duitsland is Beschikking 2008/795/EG van de Commissie van 10 oktober 2008 tot vaststelling van bepaalde tijdelijke beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N1 in Duitsland (6) vastgesteld. In die beschikking worden de gebieden omschreven waarin de beschermende maatregelen overeenkomstig Beschikking 2006/415/EG gelden en wordt de geldigheidsduur van die maatregelen vastgesteld. |
(4) |
Die tijdelijke beschermende maatregelen zijn nu beoordeeld door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid en moeten worden bevestigd. |
(5) |
De uitbraak in Duitsland ligt dicht bij de Poolse grens en daarom heeft ook Polen de nodige beschermende maatregelen overeenkomstig Beschikking 2006/415/EG genomen, waaronder de instelling van gebieden A en B op zijn grondgebied. Die gebieden moeten ook in de bijlage van Beschikking 2006/415/EG worden opgenomen. |
(6) |
Beschikking 2006/415/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(7) |
Voor de duidelijkheid van de Gemeenschapswetgeving moet Beschikking 2008/795/EG worden ingetrokken. |
(8) |
De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
De bijlage bij Beschikking 2006/415/EG wordt vervangen door de bijlage bij deze beschikking.
Artikel 2
Beschikking 2008/795/EG wordt ingetrokken.
Artikel 3
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 24 oktober 2008.
Voor de Commissie
Androulla VASSILIOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 395 van 30.12.1989, blz. 13.
(2) PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29.
(3) PB L 146 van 13.6.2003, blz. 1.
(4) PB L 10 van 14.1.2006, blz. 16.
(5) PB L 164 van 16.6.2006, blz. 51.
(6) PB L 272 van 14.10.2008, blz. 16.
BIJLAGE
„BIJLAGE
DEEL A
Gebied A zoals ingesteld overeenkomstig artikel 4, lid 2:
ISO-landcode |
Lidstaat |
Gebied A |
Datum einde geldigheid artikel 4, lid 4, onder b) iii) |
|||||||||||||||||||||||
Code (indien voorhanden) |
Naam |
|||||||||||||||||||||||||
DE |
DUITSLAND |
Görlitz 14284 |
Het 10 km-gebied dat is ingesteld rond de uitbraak in de gemeente Markersdorf in de Landkreis Görlitz, dat de volgende gemeenten geheel of gedeeltelijk omvat:
|
13.11.2008 |
||||||||||||||||||||||
PL |
POLEN |
Wojewodstvo Dolnośląskie Zgorzelecki 00225 |
Het gebied in het district Zgorzelecki binnen de volgende grenzen:
|
13.11.2008 |
DEEL B
Gebied B zoals ingesteld overeenkomstig artikel 4, lid 2:
ISO-landcode |
Lidstaat |
Gebied B |
Datum einde geldigheid art. 4, lid 4, onder b) iii) |
|||||||||||||||||||||||||
Code (indien voorhanden) |
Naam |
|||||||||||||||||||||||||||
DE |
DUITSLAND |
Görlitz 14284 |
Het gebied in de Landkreis Görlitz dat de volgende gemeenten geheel of gedeeltelijk omvat:
|
13.11.2008 |
||||||||||||||||||||||||
Bautzen 14272 |
Het gebied in de Landkreis Bautzen dat de volgende gemeente geheel of gedeeltelijk omvat: Weißenberg |
|||||||||||||||||||||||||||
PL |
POLEN |
Dolnośląskie Voivodship Zgorzelecki 00225 |
In het district Zgorzelecki de gemeenten:
|
13.11.2008” |
BESLUITEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN
25.10.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 282/22 |
BESLUIT Nr. 1/2008
van 12 maart 2008
van het Comité dat is ingesteld bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake wederzijdse erkenning van de overeenstemmingsbeoordeling betreffende de opneming in bijlage 1 van een nieuw hoofdstuk 16 over voor de bouw bestemde producten
(2008/813/EG)
HET COMITÉ,
Gelet op de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake wederzijdse erkenning van de overeenstemmingsbeoordeling („de overeenkomst”), die op 21 juni 1999 is ondertekend, en met name op artikel 10, lid 5,
Overwegende dat overeenkomstig artikel 10, lid 5, het Comité de bijlagen bij deze overeenkomst mag wijzigen,
BESLUIT:
1. |
Bijlage 1, Productsectoren, bij de overeenkomst wordt gewijzigd teneinde er een nieuw hoofdstuk 16 over voor de bouw bestemde producten in op te nemen overeenkomstig de bepalingen van aanhangsel A bij dit besluit. |
2. |
Dit besluit, opgemaakt in tweevoud, wordt ondertekend door vertegenwoordigers van het Comité die gemachtigd zijn namens de partijen op te treden. Het besluit treedt in werking op de datum waarop de laatste van deze handtekeningen is aangebracht. |
Ondertekend te Bern, 12 maart 2008.
Namens de Zwitserse Bondsstaat
Heinz HERTIG
Ondertekend te Brussel, 26 februari 2008.
Namens de Europese Gemeenschap
Fernando PERREAU DE PINNINCK
AANHANGSEL
In bijlage 1, Productsectoren, wordt het volgende hoofdstuk 16 over voor de bouw bestemde producten opgenomen:
„HOOFDSTUK 16
VOOR DE BOUW BESTEMDE PRODUCTEN
AFDELING I
Wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen
Bepalingen bedoeld in artikel 1, lid 2
Europese Gemeenschap |
Uitvoeringsmaatregelen
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zwitserland |
|
AFDELING II
Overeenstemmingsbeoordelingsorganen
1. |
Het bij artikel 10 van deze overeenkomst ingestelde comité stelt volgens de in artikel 11 van deze overeenkomst omschreven procedure een lijst van overeenstemmingsbeoordelingsorganen vast en houdt deze lijst actueel. |
2. |
Bij de overeenstemmingsbeoordelingsorganen kunnen drie verschillende instanties worden onderscheiden die bij de conformiteitsverklaring betrokken zijn: certificatie-instanties, inspectie-instanties en testlaboratoria. Voor de toepassing van deze overeenkomst zijn de definities van bijlage III, punt 3, van Richtlijn 89/106/EEG van toepassing. |
AFDELING III
Aanwijzende autoriteiten
Het bij artikel 10 van deze overeenkomst ingestelde comité stelt een lijst op van de door de partijen meegedeelde aanwijzende autoriteiten en bevoegde autoriteiten en houdt deze lijst actueel.
AFDELING IV
Bijzondere voorschriften betreffende de aanwijzing van overeenstemmingsbeoordelingsorganen
Voor de aanwijzing van overeenstemmingsbeoordelingsorganen houden de aanwijzende autoriteiten zich aan de algemene beginselen van bijlage 2 bij deze overeenkomst en aan de beoordelingscriteria van bijlage IV bij Richtlijn 89/106/EEG.
AFDELING V
Aanvullende bepalingen
1. Europese geharmoniseerde normen voor voor de bouw bestemde producten
Voor de toepassing van deze overeenkomst maakt Zwitserland de referenties van de Europese geharmoniseerde normen voor voor de bouw bestemde producten bekend nadat zij overeenkomstig artikel 7 van Richtlijn 89/106/EEG in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt.
Om de gelijkwaardigheid van de Zwitserse conformiteitsverklaringssystemen te bevestigen, voegt Zwitserland bij elke geharmoniseerde norm een transponeringstabel. In deze transponeringstabel worden de desbetreffende overeenstemmingsbeoordelingsprocedures beschreven, zodat de Zwitserse en de Europese conformiteitsverklaringssystemen met elkaar kunnen worden vergeleken.
2. Basisdocumenten en richtsnoerdocumenten
Voor de toepassing van deze overeenkomst gelden ook de zes basisdocumenten, als bedoeld in artikel 3 van Richtlijn 89/106/EEG en in Mededeling 94/C 62/01 van de Commissie (PB C 62 van 28.2.1994, blz. 1), die overeenkomstig artikel 20 van Richtlijn 89/106/EEG zijn opgesteld.
3. Europese technische goedkeuringen
a) |
Zwitserland wordt gemachtigd tot het aanwijzen van Zwitserse instanties voor de afgifte van Europese technische goedkeuringen. Zwitserland zorgt ervoor dat de aangewezen instanties lid worden van de Europese Organisatie voor technische goedkeuringen (EOTA — European Organisation for Technical Approvals) en aan haar werkzaamheden deelnemen, met name voor het opstellen van richtlijnen voor Europese technische goedkeuringen overeenkomstig artikel 11 van Richtlijn 89/106/EEG en de afgifte van Europese technische goedkeuringen (ETA's — European technical approvals). Zwitserland deelt het bij artikel 10 van deze overeenkomst ingestelde comité de naam en het adres van die instanties mee. De besluiten van de EOTA gelden ook voor de toepassing van deze overeenkomst. Europese technische goedkeuringen worden afgegeven door de goedkeuringsinstanties van de EOTA en worden door beide partijen erkend voor de toepassing van deze overeenkomst. |
b) |
Onder „goedkeuringsinstantie” wordt verstaan een publiek- of privaatrechtelijke instantie die gemachtigd is tot het afgeven van Europese technische goedkeuringen. Goedkeuringsinstanties worden door de partijen aangewezen volgens hun daarvoor geldende procedures. Het bij artikel 10 van deze overeenkomst ingestelde comité stelt een lijst van de goedkeuringsinstanties op en houdt deze actueel. Daartoe geldt de in afdeling II, lid 1, beschreven kennisgevingsprocedure overeenkomstig artikel 11 van deze overeenkomst op analoge wijze ook voor goedkeuringsinstanties. De partijen erkennen dat de voor de toepassing van deze overeenkomst in de lijst opgenomen instanties voldoen aan de voorwaarden om Europese technische goedkeuringen af te geven. |
4. Uitwisseling van informatie
Overeenkomstig artikel 9 van deze overeenkomst wisselen de partijen de nodige informatie uit om ervoor te zorgen dat dit hoofdstuk naar behoren ten uitvoer wordt gelegd.
5. Technische documentatie
Wat de technische documenten betreft die de nationale autoriteiten nodig hebben voor hun inspecties, kunnen de fabrikanten, hun gevolmachtigden of de personen die verantwoordelijk zijn voor het in de handel brengen van producten ermee volstaan deze documenten gedurende minstens tien jaar, te rekenen vanaf de laatste fabricagedatum van het product, op het grondgebied van een van de partijen ter beschikking te houden.
De partijen verbinden zich ertoe alle relevante technische documenten op verzoek van de autoriteiten van de andere partij beschikbaar te stellen.
6. Persoon die verantwoordelijk is voor het in de handel brengen en de etikettering van de producten
De fabrikant is niet verplicht een op het grondgebied van de andere partij gevestigde gemachtigde of voor het in de handel brengen van producten verantwoordelijke persoon aan te wijzen; hij is evenmin verplicht naam en adres van een gemachtigde, verantwoordelijke persoon of importeur te vermelden op het etiket, op de buitenverpakking of in de gebruiksaanwijziging.”
III Besluiten op grond van het EU-Verdrag
BESLUITEN OP GROND VAN TITEL V VAN HET EU-VERDRAG
25.10.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 282/32 |
BESLUIT 2008/814/GBVB VAN DE RAAD
van 13 oktober 2008
betreffende de sluiting van een Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika betreffende de deelname van de Verenigde Staten van Amerika aan de rechtsstaatmissie van de Europese Unie in Kosovo, EULEX KOSOVO
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 24,
Gelet op de aanbeveling van het voorzitterschap,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 4 februari 2008 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2008/124/GBVB inzake de rechtsstaatmissie van de Europese Unie voor Kosovo, EULEX KOSOVO (1), vastgesteld. |
(2) |
In dat gemeenschappelijk optreden staat dat nadere regelingen voor de deelname van derde staten worden vastgelegd in een overeenkomst conform artikel 24 van het Verdrag. |
(3) |
Op 13 december 2004 heeft de Raad het voorzitterschap, voor zover nodig bijgestaan door de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger, gemachtigd om in geval van toekomstige door de Europese Unie geleide civiele crisisbeheersingsmissies onderhandelingen met derde staten te openen met het oog op de sluiting van een overeenkomst op basis van de modelovereenkomst tussen de Europese Unie en een derde staat inzake de deelname van een derde staat aan een civiele crisisbeheersingsoperatie van de Europese Unie. Op grond daarvan heeft het voorzitterschap via onderhandelingen een overeenkomst met de Verenigde Staten van Amerika tot stand gebracht betreffende de deelname van de Verenigde Staten van Amerika aan de rechtsstaatmissie van de Europese Unie in Kosovo, EULEX KOSOVO. |
(4) |
Deze overeenkomst dient te worden goedgekeurd, |
BESLUIT:
Artikel 1
De Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika betreffende de deelname van de Verenigde Staten van Amerika aan de rechtsstaatmissie van de Europese Unie in Kosovo, EULEX KOSOVO, wordt hierbij namens de Europese Unie goedgekeurd.
De tekst van deze overeenkomst is aan dit besluit gehecht.
Artikel 2
De voorzitter van de Raad is gemachtigd de persoon/personen aan te wijzen die bevoegd is/zijn de overeenkomst te ondertekenen teneinde daardoor de Europese Unie te binden.
Artikel 3
Dit besluit wordt van kracht op de dag van zijn aanneming.
Artikel 4
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Luxemburg, 13 oktober 2008.
Voor de Raad
De voorzitter
B. KOUCHNER
(1) PB L 42 van 16.2.2008, blz. 92.
VERTALING
OVEREENKOMST
tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika betreffende de deelname van de Verenigde Staten van Amerika aan de rechtsstaatmissie van de Europese Unie in Kosovo, EULEX KOSOVO
DE EUROPESE UNIE (EU of EUROPESE UNIE),
enerzijds en
DE VERENIGDE STATEN VAN AMERIKA (VERENIGDE STATEN)
anderzijds,
hierna de „partijen” genoemd,
REKENING HOUDEND MET:
de gedeelde wens van de Europese Unie en de Verenigde Staten nauw samen te werken om de ontwikkeling van Kosovo’s democratische normen te ondersteunen, met name op het gebied van de rechtsstaat,
de vaststelling door de Raad van de Europese Unie van Gemeenschappelijk Optreden 2008/124/GBVB van 4 februari 2008 inzake de rechtsstaatmissie van de Europese Unie in Kosovo, EULEX KOSOVO (hierna „EULEX KOSOVO” genoemd),
de uitnodiging aan de Verenigde Staten van 18 februari 2008 om deel te nemen aan EULEX KOSOVO,
de succesvolle voltooiing van de opbouw van de troepenmacht en de aanbeveling van de civiele operationele commandant van de Europese Unie en het Comité voor de civiele aspecten van crisisbeheersing om in te stemmen met de deelname van de Verenigde Staten aan de door de Europese Unie geleide operatie,
Besluit van het Politiek en Veiligheidscomité EULEX/2/2008 van 22 april 2008, dat de deelname van de Verenigde Staten aan EULEX KOSOVO heeft aanvaard,
ZIJN ALS VOLGT OVEREENGEKOMEN:
Artikel 1
Deelname aan de operatie
1. De Verenigde Staten sluiten zich aan bij Gemeenschappelijk Optreden 2008/124/GBVB inzake de rechtsstaatmissie van de Europese Unie in Kosovo, EULEX KOSOVO, en bij ieder gemeenschappelijk optreden of besluit waarbij de Raad van de Europese Unie besluit EULEX KOSOVO te verlengen, overeenkomstig de bepalingen van deze overeenkomst en de eventuele uitvoeringsbepalingen.
2. De bijdrage van de Verenigde Staten aan EULEX KOSOVO doet geen afbreuk aan de autonome besluitvorming van de Europese Unie. Het Comité van contribuanten, bestaande uit de lidstaten van de Europese Unie, de Verenigde Staten en andere staten die geen EU-lidstaat zijn welke aan EULEX KOSOVO deelnemen, zullen een centrale rol spelen bij de dagelijkse leiding van de missie; het Politiek en Veiligheidscomité, dat de politieke controle en de strategische leiding over EULEX KOSOVO uitoefent, zal rekening houden met de standpunten van het Comité.
3. De Verenigde Staten dragen er zorg voor dat het ter beschikking gestelde personeel (hierna „gedetacheerd personeel” genoemd) in het kader van hun bijdrage aan EULEX KOSOVO zijn taak uitoefent overeenkomstig:
— |
Gemeenschappelijk Optreden 2008/124/GBVB en de eventuele latere wijzigingen daarvan; |
— |
het EULEX KOSOVO operatieplan; |
— |
eventuele uitvoeringsbepalingen, en |
— |
de onderhavige overeenkomst. |
4. De Verenigde Staten dragen er zorg voor dat het gedetacheerde personeel zijn taken uitvoert en zich gedraagt op een wijze die de doelstellingen en belangen van EULEX KOSOVO ten volle ondersteunt.
5. De Verenigde Staten informeren te gelegener tijd de civiele operationele commandant en het hoofd van EULEX KOSOVO (hierna „hoofd van de missie” genoemd) over elke wijziging in hun bijdrage aan EULEX KOSOVO. De deelname van de Verenigde Staten krachtens deze overeenkomst aan EULEX KOSOVO hangt af van de beschikbaarheid van gereserveerde middelen.
6. Een bevoegde medische autoriteit van de Verenigde Staten verklaart het gedetacheerde personeel medisch geschikt voor de taak na een medisch onderzoek en eventuele noodzakelijke inentingen. Bij EULEX KOSOVO gedetacheerd personeel verstrekt een afschrift van deze verklaring.
Artikel 2
Status van het personeel
1. De status van gedetacheerd personeel dat in Kosovo werkzaam is, wordt geregeld bij artikel 10, lid 1, van Gemeenschappelijk Optreden 2008/124/GBVB; dat personeel geniet de voorrechten en immuniteiten toegekend op basis van de desbetreffende VN-documenten, waaronder UN-SCR 1244, de desbetreffende bepalingen van het in Kosovo toepasselijk recht en andere relevante documenten en correspondentie.
2. De status van het gedetacheerde personeel dat in het hoofdkwartier of de commando-onderdelen buiten Kosovo werkzaam is, wordt bepaald middels regelingen tussen het betrokken hoofdkwartier en de betrokken commando-onderdelen en de Verenigde Staten.
3. De Verenigde Staten oefenen de exclusieve bevoegdheid uit ten aanzien van gedetacheerd personeel voor zover hun eigen wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen dit toelaten en onverminderd de in lid 1 bedoelde bepalingen betreffende de status van het personeel.
4. De Verenigde Staten zijn verantwoordelijk voor de afhandeling van schadevorderingen die voortvloeien uit de deelname aan EULEX KOSOVO, uit hoofde van of met betrekking tot leden van hun gedetacheerde personeel. De Verenigde Staten stellen naar eigen inzicht overeenkomstig hun wet- en regelgeving in voorkomend geval een, inzonderheid juridische of disciplinaire, vordering in tegen leden van hun gedetacheerde personeel.
5. De Verenigde Staten leggen bij de ondertekening van deze overeenkomst een verklaring af inzake het afzien van schadevorderingen tegen een aan EULEX KOSOVO deelnemend land.
6. De lidstaten van de Europese Unie leggen bij de ondertekening van deze overeenkomst een verklaring af inzake het afzien van schadevorderingen wat betreft de deelname van de Verenigde Staten aan EULEX KOSOVO.
Artikel 3
Gerubriceerde informatie
De Overeenkomst tussen de Europese Unie en de regering van de Verenigde Staten van Amerika betreffende de beveiliging van gerubriceerde informatie, gesloten te Washington op 30 april 2007, is van toepassing op EULEX KOSOVO.
Artikel 4
Commandostructuur
1. De civiele operationele commandant oefent het commando en de controle van EULEX KOSOVO op strategisch niveau uit. Het hoofd van de missie neemt de verantwoordelijkheid voor EULEX KOSOVO op zich en oefent het commando en de controle erover uit op het terrein.
2. Het hoofd van de missie oefent het commando en de controle uit over het gedetacheerde personeel, de teams en de eenheden van de bijdragende landen die door de civiele operationele commandant ter beschikking zijn gesteld, en heeft de administratieve en logistieke verantwoordelijkheid over de aan EULEX KOSOVO ter beschikking gestelde activa, middelen en informatie.
3. Overeenkomstig de in artikel 1, lid 1, bedoelde rechtsinstrumenten hebben de Verenigde Staten wat betreft de dagelijkse leiding van de operatie dezelfde rechten en verplichtingen als de aan de operatie deelnemende lidstaten van de Europese Unie.
4. Het hoofd van de missie is verantwoordelijk voor het tuchtrechtelijk toezicht op het personeel van EULEX KOSOVO. Het nemen van eventuele tuchtrechtelijke maatregelen valt onder de verantwoordelijkheid van de Verenigde Staten.
5. Een commandant voor het nationale contingent (NCC) wordt door de Verenigde Staten aangesteld om hun nationaal contingent in EULEX KOSOVO te vertegenwoordigen. De CNN rapporteert over nationale aangelegenheden aan het hoofd van de missie en is verantwoordelijk voor de dagelijkse discipline van het contingent.
6. Het besluit om de operatie te beëindigen wordt door de Europese Unie genomen na overleg met de Verenigde Staten, voor zover dit land nog steeds deelneemt aan EULEX KOSOVO op het ogenblik van dat besluit.
Artikel 5
Financiële aspecten
Overeenkomstig artikel 9, lid 4, van Gemeenschappelijk Optreden 2008/124/GBVB dragen de Verenigde Staten de kosten in verband met hun deelname aan de operatie, tenzij deze worden gedekt door de gemeenschappelijke financiering zoals omschreven in de operationele begroting van de missie.
Artikel 6
Regelingen voor de uitvoering van deze overeenkomst
De voor de uitvoering van deze overeenkomst noodzakelijke technische en administratieve regelingen worden getroffen door de secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie/hoge vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, en de bevoegde autoriteiten van de Verenigde Staten.
Artikel 7
Beslechting van geschillen
Geschillen met betrekking tot de uitlegging of de toepassing van deze overeenkomst worden langs diplomatieke weg tussen de partijen opgelost.
Artikel 8
Inwerkingtreding en beëindiging
1. Deze overeenkomst treedt in werking op de datum waarop de ondertekening plaatsvindt en blijft tot haar beëindiging van kracht.
2. Elk van beide partijen kan deze overeenkomst beëindigen met een opzeggingstermijn van twee maanden door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de andere partij.
Gedaan te Brussel, in tweevoud, in het Engels, op 22 oktober 2008.
voor de Europese Unie
voor de Verenigde Staten van Amerika
BIJLAGE
VERKLARINGEN
als bedoeld in artikel 2, leden 5 en 6
Verklaring door de lidstaten van de Europese Unie:
„De lidstaten van de Europese Unie die Gemeenschappelijk Optreden 2008/124/GBVB van 4 februari 2008 inzake de rechtsstaatmissie van de Europese Unie in Kosovo, EULEX KOSOVO uitvoeren, zullen, voor zover hun nationale rechtsstelsel dit toelaat, zo veel mogelijk afzien van schadevorderingen tegen de Verenigde Staten wegens lichamelijk letsel of overlijden van een lid van hun personeel, c.q. schade aan of verlies van middelen die hun eigendom zijn en die door EULEX KOSOVO zijn gebruikt, wanneer het letsel, het overlijden, de schade of het verlies:
— |
door personeel van de Verenigde Staten werd veroorzaakt bij de uitvoering van zijn taken in het kader van EULEX KOSOVO, behalve in gevallen van grove nalatigheid of opzettelijk wangedrag; |
— |
of voortvloeit uit het gebruik van middelen die eigendom zijn van de Verenigde Staten, op voorwaarde dat deze middelen ten behoeve van de operatie werden gebruikt, behalve in gevallen van grove nalatigheid of opzettelijk wangedrag van het uit de Verenigde Staten afkomstige personeel van EULEX KOSOVO dat deze middelen gebruikte.” |
Verklaring door de Verenigde Staten:
„Als deelnemer aan de rechtsstaatmissie van de Europese Unie in Kosovo, EULEX KOSOVO, die bij Gemeenschappelijk Optreden 2008/124/GBVB van 4 februari 2008 is ingesteld, zullen de Verenigde Staten, voor zover hun nationale rechtsstelsel dit toelaat, zo veel mogelijk afzien van schadevorderingen tegen andere aan EULEX KOSOVO deelnemende landen wegens lichamelijk letsel of overlijden van een lid van hun personeel, c.q. schade aan of verlies van middelen die hun eigendom zijn en die door EULEX KOSOVO zijn gebruikt, wanneer het letsel, het overlijden, de schade of het verlies:
— |
door personeel werd veroorzaakt bij de uitvoering van zijn taken in het kader van EULEX KOSOVO, behalve in gevallen van grove nalatigheid of opzettelijk wangedrag; |
— |
of voortvloeit uit het gebruik van middelen die eigendom zijn van aan EULEX KOSOVO deelnemende landen, op voorwaarde dat deze middelen ten behoeve van de operatie werden gebruikt, behalve in gevallen van grove nalatigheid of opzettelijk wangedrag van personeel van EULEX KOSOVO dat deze middelen gebruikte.”. |
Rectificaties
25.10.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 282/37 |
Rectificatie van Verordening (EG) nr. 1039/2008 van de Commissie van 22 oktober 2008 houdende wederinstelling van de douanerechten bij invoer van bepaalde granen voor het verkoopseizoen 2008/2009
( Publicatieblad van de Europese Unie L 280 van 23 oktober 2008 )
Bladzijde 5, artikel 1, lid 2 (en voetnoot 3):
in plaats van:
„2. De douanerechten worden overeenkomstig de artikelen 135 en 136 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 weer ingesteld op de bij Verordening (EG) nr. 1026/2008 van de Commissie (1) laatstelijk vastgestelde niveaus.
te lezen:
„2. De douanerechten worden overeenkomstig de artikelen 135 en 136 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 weer ingesteld op de bij de Commissie vastgestelde niveaus (2).
(1) PB L 277 van 18.10.2008, blz. 31.”.
(2) Laatstelijk vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1026/2008 (PB L 277 van 18.10.2008, blz. 31)”.
25.10.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 282/s3 |
BERICHT AAN DE LEZER
De instellingen hebben besloten in hun teksten niet langer te verwijzen naar de laatste wijziging van de aangehaalde besluiten.
Tenzij anders vermeld, zijn de besluiten waarnaar in de hierin gepubliceerde teksten wordt verwezen, de besluiten zoals die momenteel van kracht zijn.