ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2009.091.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 91

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

52e jaargang
3 april 2009


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

 

Verordening (EG) nr. 269/2009 van de Commissie van 2 april 2009 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

1

 

*

Verordening (EG) nr. 270/2009 van de Commissie van 2 april 2009 tot verlening van een vergunning voor 6-fytase als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor mestkippen (vergunninghouder DSM Nutritional Products Ltd, vertegenwoordigd door DSM Nutritional products Sp. Z o.o.) ( 1 )

3

 

*

Verordening (EG) nr. 271/2009 van de Commissie van 2 april 2009 tot verlening van een vergunning voor een preparaat van endo-1,4-bèta-xylanase en endo-1,4-bèta-glucanase als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor gespeende biggen, mestkippen, legkippen, mestkalkoenen en mesteenden (vergunninghouder BASF SE) ( 1 )

5

 

*

Verordening (EG) nr. 272/2009 van de Commissie van 2 april 2009 ter aanvulling van de in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad vastgestelde gemeenschappelijke basisnormen voor de beveiliging van de burgerluchtvaart

7

 

*

Verordening (EG) nr. 273/2009 van de Commissie van 2 april 2009 houdende vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek, die afwijken van enkele bepalingen van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie

14

 

*

Verordening (EG) nr. 274/2009 van de Commissie van 2 april 2009 tot vaststelling van de kwantitatieve grens voor de uitvoer van buiten het quotum geproduceerde suiker en isoglucose tot het einde van het verkoopseizoen 2009/2010

16

 

*

Verordening van de Commissie (EG) nr. 275/2009 van 2 april 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 872/2004 van de Raad inzake verdere restrictieve maatregelen ten aanzien van Liberia

18

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Richtlijn 2009/25/EG van de Commissie van 2 april 2009 tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad wat betreft de uitbreiding van het gebruik van de werkzame stof pyraclostrobine ( 1 )

20

 

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Commissie

 

 

2009/310/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 2 april 2009 houdende goedkeuring van de verzoeken van Cyprus, Malta, Oostenrijk, Roemenië en Slowakije tot vrijstelling van de verplichting om een beheersplan voor aal op te stellen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1100/2007 van de Raad (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 2231)

23

 

 

2009/311/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 2 april 2009 waarbij aan de lidstaten toestemming wordt verleend om de geldigheidsduur van voorlopige toelatingen voor de nieuwe werkzame stoffen topramezone, sulfurylfluoride en courgettegeelmozaïekvirus — zwakke stam te verlengen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 2348)  ( 1 )

25

 

 

2009/312/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 2 april 2009 tot wijziging van Beschikking 2000/96/EG wat betreft specifieke surveillancenetwerken voor overdraagbare ziekten (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 2351)  ( 1 )

27

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Gemeenschappelijk Optreden 2009/137/GBVB van de Raad van 16 februari 2009 houdende verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie in Kosovo (PB L 46 van 17.2.2009)

31

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

3.4.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 91/1


VERORDENING (EG) Nr. 269/2009 VAN DE COMMISSIE

van 2 april 2009

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 3 april 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 2 april 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MA

46,9

SN

208,5

TN

129,8

TR

102,6

ZZ

122,0

0707 00 05

JO

155,5

MA

60,3

TR

158,0

ZZ

124,6

0709 90 70

JO

249,0

MA

68,0

TR

104,7

ZZ

140,6

0709 90 80

EG

60,4

ZZ

60,4

0805 10 20

CN

39,7

EG

40,4

IL

56,5

MA

42,6

TN

48,3

TR

72,6

ZZ

50,0

0805 50 10

TR

65,5

ZZ

65,5

0808 10 80

AR

84,5

BR

76,1

CL

84,1

CN

86,4

MK

24,7

NZ

114,6

US

120,3

UY

71,9

ZA

72,2

ZZ

81,6

0808 20 50

AR

74,8

CL

92,4

CN

50,4

ZA

97,8

ZZ

78,9


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


3.4.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 91/3


VERORDENING (EG) Nr. 270/2009 VAN DE COMMISSIE

van 2 april 2009

tot verlening van een vergunning voor 6-fytase als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor mestkippen (vergunninghouder DSM Nutritional Products Ltd, vertegenwoordigd door DSM Nutritional products Sp. Z o.o.)

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name op artikel 9, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de verleningsgronden en -procedures, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003.

(2)

Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 is een aanvraag voor een vergunning voor het in de bijlage bij deze verordening opgenomen preparaat ingediend. De krachtens artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vereiste gegevens en bescheiden zijn bij de aanvraag verstrekt.

(3)

De aanvraag betreft de verlening van een vergunning voor het enzympreparaat 6-fytase, geproduceerd door Aspergillus oryzae (DSM 17594), als toevoegingsmiddel in de categorie „zoötechnische toevoegingsmiddelen” voor mestkippen.

(4)

Uit het advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) van 18 november 2008 en 29 oktober 2008 (2) blijkt dat, op grond van de door de aanvrager verstrekte gegevens, het enzympreparaat 6-fytase, geproduceerd door Aspergillus oryzae (DSM 17594), als geproduceerd door DSM Nutritional Products Ltd vertegenwoordigd door DSM Nutritional products Sp. Z o.o., geen ongunstige gevolgen heeft voor de diergezondheid, de menselijke gezondheid of het milieu en op doeltreffende wijze bijdraagt tot de verbetering van het gebruik van fytaatgebonden fosfor. Specifieke eisen voor monitoring na het in de handel brengen acht de EFSA niet nodig. Zij heeft ook het rapport over de analysemethode voor het toevoegingsmiddel geverifieerd dat door het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde communautaire referentielaboratorium was ingediend.

(5)

Uit de beoordeling van het preparaat blijkt dat aan de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vermelde voorwaarden voor de verlening van een vergunning is voldaan. Het gebruik van het preparaat zoals omschreven in de bijlage bij deze verordening moet daarom worden toegestaan.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor het in de bijlage beschreven preparaat, dat behoort tot de categorie „zoötechnische toevoegingsmiddelen” en de functionele groep „verteringsbevorderaars”, wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning voor gebruik als toevoegingsmiddel voor diervoeding verleend.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 2 april 2009.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.

(2)  The EFSA Journal (2008) 871, 1-18.


BIJLAGE

Identificatienummer van het toevoegingsmiddel

Naam van de vergunninghouder

Toevoegingsmiddel

Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode

Diersoort of -categorie

Maximumleeftijd

Minimumgehalte

Maximumgehalte

Overige bepalingen

Einde van de vergunningsperiode

Activiteitseenheden/kg volledig diervoeder met een vochtgehalte van 12%

Categorie zoötechnische toevoegingsmiddelen. Functionele groep: verteringsbevorderaars

4a6

DSM Nutritional Products Ltd vertegenwoordigd door DSM Nutritional products Sp. Z o.o.

6-fytase

EC 3.1.3.26

 

Samenstelling toevoegingsmiddel:

Bereiding van 6-fytase, geproduceerd door Aspergillus oryzae (DSM 17594), met een minimale activiteit van:

 

vast: 10 000 FYT (1)/g

 

vloeibaar: 20 000 FYT/g

 

Karakterisering van de werkzame stof

6-fytase, geproduceerd door Aspergillus oryzae (DSM 17594)

 

Analysemethode  (2)

Colorimetrische methode, gebaseerd op de reactie van vanadaat-molybdaat op anorganisch fosfaat dat wordt geproduceerd door de inwerking van 6-fytase op een fytaat bevattend substraat (natriumfytaat) bij een pH van 5,5 en een temperatuur van 37 °C, gekwantificeerd aan de hand van een ijkkromme voor anorganisch fosfaat.

Mestkippen

1 500 FYT

1.

In de gebruiksaanwijzing voor het toevoegingsmiddel en het voormengsel de opslagtemperatuur, de houdbaarheid en de stabiliteit bij verwerking tot pellets vermelden.

2.

Aanbevolen dosis per kg volledig diervoeder:

mestkippen: 1 500-3 000 FYT.

3.

Voor gebruik in mengvoeders met meer dan 0,23% aan fytine gebonden fosfor.

4.

Voor de veiligheid: gebruik van ademhalingsbescherming, bril en handschoenen tijdens hantering.

22 april 2019


(1)  1 FYT is de hoeveelheid enzym die bij een pH van 5,5, een temperatuur van 37 °C, een fytaatconcentratie van 5,0 mM en 30 minuten incubatie 1 micromol anorganisch fosfaat per minuut uit fytaat vrijmaakt.

(2)  Nadere bijzonderheden over de analysemethoden zijn te vinden op het volgende adres van het communautaire referentielaboratorium: www.irmm.jrc.be/crl-feed-additives


3.4.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 91/5


VERORDENING (EG) Nr. 271/2009 VAN DE COMMISSIE

van 2 april 2009

tot verlening van een vergunning voor een preparaat van endo-1,4-bèta-xylanase en endo-1,4-bèta-glucanase als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor gespeende biggen, mestkippen, legkippen, mestkalkoenen en mesteenden (vergunninghouder BASF SE)

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name op artikel 9, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de verleningsgronden en -procedures, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003.

(2)

Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 is een aanvraag voor een vergunning voor het in de bijlage bij deze verordening opgenomen preparaat ingediend. De krachtens artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vereiste gegevens en bescheiden zijn bij de aanvraag verstrekt.

(3)

De aanvraag betreft de verlening van een vergunning voor het enzympreparaat endo-1,4-bèta-xylanase, geproduceerd door Aspergillus niger (CBS 109.713), en endo-1,4-bèta-glucanase, geproduceerd door Aspergillus niger (DSM 18404), als toevoegingsmiddel voor diervoeding in de categorie „zoötechnische toevoegingsmiddelen” voor gespeende biggen, mestkippen, legkippen, mestkalkoenen en mesteenden.

(4)

Uit het advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) van 3 december 2008 en 9 december 2008 (2) blijkt dat het door de aanvrager BASF SE geproduceerde enzympreparaat endo-1,4-bèta-xylanase, geproduceerd door Aspergillus niger (CBS 109.713), en endo-1,4-bèta-glucanase, geproduceerd door Aspergillus niger (DSM 18404), geen ongunstige gevolgen heeft voor de diergezondheid, de menselijke gezondheid of het milieu en op doeltreffende wijze bijdraagt tot de verhoging van de prestaties van biggen en mestkippen en de verbetering van de voederconversie bij mestkalkoenen en legkippen. Op grond van de voor mestkippen verstrekte gegevens werd aangenomen dat het ook doeltreffend was voor mesteenden. Verder werd geconcludeerd dat het product een potentieel huid- en ademhalingswegallergeen kan zijn. Specifieke eisen voor monitoring na het in de handel brengen acht de EFSA niet nodig. Zij heeft ook het rapport over de analysemethode voor het toevoegingsmiddel geverifieerd dat door het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde communautaire referentielaboratorium was ingediend.

(5)

Uit de beoordeling van het preparaat blijkt dat aan de voorwaarden voor vergunningverlening van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 is voldaan. Het gebruik van het preparaat zoals omschreven in de bijlage bij deze verordening moet daarom worden toegestaan.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor het in de bijlage beschreven preparaat, dat behoort tot de categorie „zoötechnische toevoegingsmiddelen” en de functionele groep „verteringsbevorderaars”, wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning voor gebruik als toevoegingsmiddel voor diervoeding verleend.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 2 april 2009.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.

(2)  The EFSA Journal (2008) 914, 1-21.


BIJLAGE

Identificatienummer van het toevoegingsmiddel

Naam van de vergunninghouder

Toevoegingsmiddel

Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode

Diersoort of -categorie

Maximumleeftijd

Minimumgehalte

Maximumgehalte

Overige bepalingen

Einde van de vergunningsperiode

Activiteitseenheden/kg volledig diervoeder met een vochtgehalte van 12 %

Categorie zoötechnische toevoegingsmiddelen. Functionele groep: verteringsbevorderaars

4a7

BASF SE

Endo-1,4-bèta-xylanase

EC 3.2.1.8

Endo-1,4-bèta-glucanase

EC 3.2.1.4

 

Samenstelling van het toevoegingsmiddel:

Bereiding van endo-1,4-bèta-xylanase, geproduceerd door Aspergillus niger (CBS 109.713)

en endo-1,4-bèta-glucanase, geproduceerd door Aspergillus niger (DSM 18404), met een minimale activiteit van:

 

vast:

5 600 TXU (1) en 2 500 TGU (2)/g

 

vloeibaar:

5 600 TXU en 2 500 TGU/g

 

Karakterisering van de werkzame stof:

endo-1,4-bèta-xylanase, geproduceerd door Aspergillus niger (CBS 109.713), en endo-1,4-bèta-glucanase, geproduceerd door Aspergillus niger (DSM 18404)

 

Analysemethode  (3)

Voor de kwantificering van de endo-1,4-bèta-xylanase-activiteit:

viscosimetrische methode gebaseerd op de afname van de viscositeit die wordt veroorzaakt door de inwerking van endo-1,4-bèta-xylanase op het xylaan bevattende substraat (tarwe-arabinoxylaan) bij een pH van 3,5 en een temperatuur van 55 °C.

Voor de kwantificering van de endo-1,4-bèta-glucanase-activiteit:

viscosimetrische methode gebaseerd op de afname van de viscositeit die wordt veroorzaakt door de inwerking van endo-1,4-bèta-glucanase op het glucaan bevattende substraat (bèta-glucaan van gerst) bij een pH van 3,5 en een temperatuur van 40 °C.

Biggen

(gespeend)

560 TXT

250 TGU

1.

In de gebruiksaanwijzing voor het toevoegingsmiddel en het voormengsel de opslagtemperatuur, de houdbaarheid en de stabiliteit bij verwerking tot pellets vermelden.

2.

Voor gebruik in voeders die rijk zijn aan niet-zetmeelpolysachariden (vooral bèta-glucanen en arabinoxylanen), bv. voeders die meer dan 30 % tarwe, gerst, rogge en/of triticale bevatten.

3.

Aanbevolen dosis per kg volledig diervoeder:

 

biggen (gespeend):

560-840 TXU/250-375 TGU;

 

mestkippen:

280-840 TXU/125-375 TGU;

 

legkippen:

560-840 TXU/250-375 TGU;

 

mestkalkoenen:

560-840 TXU/250-375 TGU;

 

mesteenden:

280-840 TXU/125-375 TGU.

4.

Voor gebruik bij gespeende biggen tot ongeveer 35 kg.

5.

Voor de veiligheid: gebruik van ademhalingsbescherming, bril en handschoenen tijdens hantering.

22 april 2019

Mestkippen

280 TXT

125 TGU

Legkippen

560 TXT

250 TGU

Mestkalkoenen

560 TXT

250 TGU

Mesteenden

280 TXT

125 TGU


(1)  1 TXU is de hoeveelheid enzym die bij een pH van 3,5 en een temperatuur van 40 °C 5 micromol reducerende suikers (xylose-equivalent) per minuut vrijmaakt uit tarwe-arabinoxylaan.

(2)  1 TGU is de hoeveelheid enzym die bij een pH van 3,5 en een temperatuur van 40 °C 1 micromol reducerende suikers (glucose-equivalent) per minuut vrijmaakt uit bèta-glucaan van gerst.

(3)  Nadere bijzonderheden over de analysemethoden zijn te vinden op het volgende adres van het communautaire referentielaboratorium: www.irmm.jrc.be/crl-feed-additives


3.4.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 91/7


VERORDENING (EG) Nr. 272/2009 VAN DE COMMISSIE

van 2 april 2009

ter aanvulling van de in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad vastgestelde gemeenschappelijke basisnormen voor de beveiliging van de burgerluchtvaart

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2320/2002 (1), en met name op artikel 4, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 300/2008 moet de Commissie algemene maatregelen vaststellen die beogen niet-essentiële onderdelen van de in de bijlage bij die verordening vastgestelde gemeenschappelijke basisnormen voor de beveiliging van de burgerluchtvaart te wijzigen door deze aan te vullen.

(2)

In artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 300/2008 is voorts bepaald dat de Commissie, ter aanvulling van de algemene maatregelen die zij overeenkomstig artikel 4, lid 2, heeft vastgesteld, gedetailleerde maatregelen moet vaststellen voor de toepassing van de in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 300/2008 vastgestelde gemeenschappelijke basisnormen voor de beveiliging van de burgerluchtvaart.

(3)

Derhalve moeten, ter aanvulling van de gemeenschappelijke basisnormen voor de beveiliging van de burgerluchtvaart, algemene maatregelen worden vastgesteld met betrekking tot beveiligingsonderzoek, toegangscontrole en andere beveiligingscontroles, en met betrekking tot verboden voorwerpen, erkenning van de gelijkwaardigheid van derde landen, recrutering van personeel, opleiding, bijzondere beveiligingsprocedures en vrijstellingen van beveiligingscontroles.

(4)

Deze algemene maatregelen zijn noodzakelijk om in de Europese Unie een niveau van beveiliging van de luchtvaart te bereiken dat gelijkwaardig is aan de normen van Verordening (EG) nr. 2320/2002 van het Europees Parlement en de Raad (2), die is ingetrokken bij Verordening (EG) nr. 300/2008.

(5)

Overeenkomstig artikel 24 van Verordening (EG) nr. 300/2008 is de bijlage bij de genoemde verordening van toepassing vanaf de datum die is vermeld in de uitvoeringsbepalingen, maar uiterlijk 24 maanden na de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 300/2008. Derhalve moet de toepassing van de overeenkomstig artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 300/2008 vastgestelde algemene maatregelen worden uitgesteld tot overeenkomstig artikel 4, lid 3, uitvoeringsbepalingen zijn vastgesteld, maar uiterlijk tot 29 april 2010.

(6)

Teneinde passagiers in staat te stellen schadeloze vloeistoffen zonder beperkingen mee te nemen, moeten zo snel mogelijk, en uiterlijk op 29 april 2010, in de hele EU methoden (inclusief technologieën) worden toegepast om vloeibare explosieven in luchthavens te detecteren. Als het niet mogelijk is om tijdig in de hele EU methoden (inclusief technologieën) toe te passen om vloeibare explosieven te detecteren, zal de Commissie de nodige toevoegingen aan de categorieën verboden artikelen voorstellen (deel B van de bijlage). Als het om objectieve redenen niet mogelijk is op bepaalde luchthavens dergelijke methoden (inclusief technologieën) toe te passen, zal de Commissie in uitvoeringsbepalingen vaststellen onder welke voorwaarden vloeistoffen kunnen worden meegenomen zonder de beveiligingsnormen in gevaar te brengen.

(7)

De maatregelen van deze verordening zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de beveiliging van de burgerluchtvaart,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Deze verordening voorziet in algemene maatregelen ter aanvulling van de in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 300/2008 vastgestelde gemeenschappelijke basisnormen teneinde:

a)

te bepalen welke methoden voor het uitvoeren van beveiligingsonderzoeken zijn toegestaan (deel A van de bijlage),

b)

bepaalde categorieën van voorwerpen te verbieden (deel B van de bijlage),

c)

vast te stellen om welke redenen toegang kan worden verleend tot de luchtzijde en tot om beveiligingsredenen beperkt toegankelijke zones (deel C van de bijlage),

d)

vast te stellen welke methoden mogen worden gebruikt om onderzoeken van voertuigen en beveiligingscontroles en beveiligingsdoorzoekingen van luchtvaartuigen uit te voeren (deel D van de bijlage),

e)

criteria vast te stellen voor het erkennen van de gelijkwaardigheid van beveiligingsnormen van derde landen (deel E van de bijlage),

f)

te bepalen in welke omstandigheden vracht en post aan beveiligingsonderzoeken of aan andere beveiligingscontroles worden onderworpen, en vast te stellen welke procedure moet worden gevolgd voor de goedkeuring of aanwijzing van erkende agenten, bekende afzenders en vaste afzenders (deel F van de bijlage),

g)

te bepalen in welke omstandigheden bedrijfspost en bedrijfsmaterieel van een luchtvaartmaatschappij aan beveiligingsonderzoeken of aan andere beveiligingscontroles moeten worden onderworpen (deel G van de bijlage),

h)

te bepalen in welke omstandigheden vluchtbenodigdheden en luchthavenbenodigdheden of aan andere beveiligingscontroles moeten worden onderworpen, en vast te stellen welke procedure moet worden gevolgd voor de goedkeuring of aanwijzing van erkende leveranciers en bekende leveranciers (deel H van de bijlage),

i)

criteria vast te stellen voor het definiëren van kritieke delen van om beveiligingsredenen beperkt toegankelijke zones (deel I van de bijlage),

j)

criteria vast te stellen die van toepassing zijn bij de werving van personeel die de beveiligingsonderzoeken, toegangscontroles of andere beveiligingscontroles uitvoeren of verantwoordelijk zijn voor de uitvoering daarvan, alsmede de werving van instructeurs inclusief hun opleidingsmethoden en de werving van personeel aan wie een luchthavenidentificatiekaart of een bemanningsidentificatiekaart wordt afgegeven (deel J van de bijlage), en

k)

te bepalen in welke omstandigheden bijzondere beveiligingsprocedures mogen worden toegepast of vrijstellingen van beveiligingscontroles mogen worden verleend (deel K van de bijlage).

Artikel 2

Met het oog op de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities:

1.   „luchthavenbenodigdheden”: alle voorwerpen die bestemd zijn om te worden verkocht, gebruikt of ter beschikking gesteld in om beveiligingsredenen beperkt toegankelijke zones van luchthavens;

2.   „vluchtbenodigdheden”: alle andere voorwerpen dan

die aan boord van een luchtvaartuig worden meegenomen om tijdens de vlucht door passagiers of bemanningsleden te worden gebruikt, geconsumeerd of gekocht;

3.   „erkend leverancier van vluchtbenodigdheden”: een leverancier wiens procedures in voldoende mate aan de gemeenschappelijke beveiligingsregels en -normen beantwoorden om de rechtstreekse levering van vluchtbenodigdheden aan luchtvaartuigen te kunnen toestaan;

4.   „bekende leverancier van vluchtbenodigdheden”: een leverancier wiens procedures in voldoende mate aan de gemeenschappelijke beveiligingsregels en -normen beantwoorden om de levering van vluchtbenodigdheden aan luchtvaartmaatschappijen of erkende leveranciers te kunnen toestaan, maar niet rechtstreeks aan luchtvaartuigen;

5.   „bekende leverancier van luchthavenbenodigdheden”: een leverancier wiens procedures in voldoende mate aan de gemeenschappelijke beveiligingsregels en -normen beantwoorden om de levering van luchthavenbenodigdheden in om beveiligingsredenen beperkt toegankelijk zones te kunnen toestaan.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Ze is van toepassing vanaf de datum die vermeld is in de uitvoeringsbepalingen welke overeenkomstig de procedure van artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 300/2008 worden vastgesteld, maar uiterlijk vanaf 29 april 2010.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 2 april 2009.

Voor de Commissie

Antonio TAJANI

Vicevoorzitter


(1)  PB L 97 van 9.4.2008, blz. 72.

(2)  PB L 355 van 30.12.2002, blz. 1.


BIJLAGE

DEEL A

Toegestane methoden voor het uitvoeren van beveiligingsonderzoeken

In de uitvoeringsbepalingen die overeenkomstig artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 300/2008 worden vastgesteld, mag bepaald zijn dat de volgende methoden voor het uitvoeren van beveiligingsonderzoeken mogen worden gebruikt, individueel of in combinatie, als primair of secundair instrument en onder welbepaalde omstandigheden:

1.

Voor het beveiligingsonderzoek van personen:

a)

fouilleren;

b)

metaaldetectiepoorten (WTMD);

c)

handbediende metaaldetectieapparatuur (HHMD);

d)

explosievenspeurhonden, en

e)

apparatuur voor detectie van explosievensporen (ETD).

2.

Voor het beveiligingsonderzoek van handbagage, voorwerpen die worden meegenomen door andere personen dan passagiers, post en materiaal van de luchtvaartmaatschappij, behalve wanneer dit in het ruim van het luchtvaartuig moet worden geladen, vluchtbenodigdheden en luchthavenbenodigdheden:

a)

handmatig onderzoek;

b)

visueel onderzoek;

c)

röntgenapparatuur;

d)

explosievendetectiesystemen (EDS);

e)

explosievenspeurhonden, en

f)

apparatuur voor detectie van explosievensporen (ETD).

Voor het beveiligingsonderzoek van vloeistoffen, gels en spuitbussen:

a)

proeven of testen op de huid;

b)

visueel onderzoek;

c)

röntgenapparatuur;

d)

explosievendetectiesystemen (EDS);

e)

explosievenspeurhonden;

f)

apparatuur voor detectie van explosievensporen (ETD);

g)

strips voor het testen van chemische reacties, en

h)

scanners voor vloeistoffen in flessen.

3.

Voor het beveiligingsonderzoek van ruimbagage, vracht en post evenals bedrijfspost en bedrijfsmaterieel van een luchtvaartmaatschappij die in het ruim van het luchtvaartuig moeten worden geladen:

a)

handmatig onderzoek;

b)

visueel onderzoek;

c)

röntgenapparatuur;

d)

explosievendetectiesystemen (EDS);

e)

explosievenspeurhonden;

f)

apparatuur voor detectie van explosievensporen (ETD), en

g)

simulatiekamer.

Om onderzoeksmethoden te kunnen beoordelen die gebruikmaken van nieuwe technologieën welke nog niet beschikbaar waren op het ogenblik van de vaststelling van deze verordening, mag in de uitvoeringsbepalingen die overeenkomstig artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 300/2008 worden vastgesteld, bepaald worden dat andere methoden op proef en gedurende een beperkte periode mogen worden gebruikt, voor zover dergelijke proeven het algemene beveiligingsniveau niet in gevaar brengen.

DEEL B

Categorieën voorwerpen die mogen worden verboden

Krachtens de uitvoeringsbepalingen die overeenkomstig artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 300/2008 worden vastgesteld, mag onder bepaalde voorwaarden worden verboden dat een of alle van de onderstaande categorieën voorwerpen worden meegenomen in om beveiligingsredenen beperkt toegankelijke zones en aan boord van luchtvaartuigen:

a)

vuurwapens en andere apparaten die projectielen afvuren — apparaten waarmee een projectiel kan worden afgevuurd en aldus ernstig letsel kan worden toegebracht, of die de indruk wekken daarvoor te kunnen worden gebruikt;

b)

verdovingsapparaten — apparaten die specifiek ontworpen zijn om te verdoven of te immobiliseren;

c)

voorwerpen met een scherpe punt of een scherpe rand — voorwerpen met een scherpe punt of een scherpe rand waarmee ernstig letsel kan worden toegebracht;

d)

gereedschap — gereedschap waarmee ernstig letsel kan worden toegebracht of waarmee de veiligheid van het luchtvaartuig in gevaar kan worden gebracht;

e)

stompe voorwerpen — voorwerpen waarmee kan worden geslagen en aldus ernstig letsel kan worden toegebracht, en

f)

explosieven en brandgevaarlijke stoffen en apparaten — explosieven en brandgevaarlijke stoffen en apparaten waarmee ernstig letsel kan worden toegebracht of waarmee de veiligheid van het luchtvaartuig in gevaar kan worden gebracht, of die de indruk wekken daarvoor te kunnen worden gebruikt.

DEEL C

Toegangscontrole: redenen om toegang te verlenen tot de luchtzijde en tot om beveiligingsredenen beperkt toegankelijke zones

Op basis van de volgende criteria kan toegang worden verleend tot de luchtzijde en tot om beveiligingsredenen beperkt toegankelijke zones:

1.

Toegang tot de luchtzijde mag alleen worden verleend aan personen en voertuigen die een geldige reden hebben om zich daar te begeven.

Alleen personen die over een toegangsbewijs beschikken, kunnen toegang krijgen tot de luchtzijde.

Alleen voertuigen waarvoor een voertuigpas is afgegeven, kunnen toegang krijgen tot de luchtzijde.

2.

Toegang tot om beveiligingsredenen beperkt toegankelijke zones mag alleen worden verleend aan personen en voertuigen die een geldige reden hebben om zich daar te begeven.

Alleen personen die over een toegangsbewijs beschikken, kunnen toegang krijgen tot om beveiligingsredenen beperkt toegankelijke zones.

Alleen voertuigen waarvoor een voertuigpas is afgegeven, kunnen toegang krijgen tot om beveiligingsredenen beperkt toegankelijke zones.

DEEL D

Toegestane methoden voor het onderzoeken van voertuigen en beveiligingscontroles en beveiligingsdoorzoekingen van luchtvaartuigen

In de uitvoeringsbepalingen die overeenkomstig artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 300/2008 worden vastgesteld, mag bepaald worden dat de volgende methoden voor het onderzoeken van voertuigen en beveiligingscontroles en beveiligingsdoorzoekingen van luchtvaartuigen mogen worden gebruikt, individueel of in combinatie, als primair of secundair instrument en onder welbepaalde omstandigheden:

a)

handmatig onderzoek;

b)

visueel onderzoek;

c)

explosievenspeurhonden, en

d)

apparatuur voor detectie van explosievensporen (ETD).

Om onderzoeksmethoden te kunnen beoordelen die gebruikmaken van nieuwe technologieën welke nog niet beschikbaar waren op het ogenblik van de vaststelling van deze verordening, mag in de uitvoeringsbepalingen die overeenkomstig artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 300/2008 worden vastgesteld, bepaald worden dat andere methoden op proef en gedurende een beperkte periode mogen worden gebruikt, voor zover dergelijke proeven het algemene beveiligingsniveau niet in gevaar brengen.

DEEL E

Criteria voor het erkennen van de gelijkwaardigheid van beveiligingsnormen van derde landen

De Commissie erkent de gelijkwaardigheid van beveiligingsnormen van derde landen overeenkomstig de volgende criteria:

a)

Het derde land heeft in het verleden altijd goed samengewerkt met de Gemeenschap en haar lidstaten;

b)

De Commissie heeft gecontroleerd of het derde land luchtvaartbeveiligingsnormen, inclusief normen voor kwaliteitscontrole, genoegzaam toepast, en

c)

De Commissie heeft gecontroleerd of:

met betrekking tot passagiers en handbagage beveiligingsmaatregelen worden toegepast die gelijkwaardig zijn aan die van delen 1, 3, 11 en 12 en de punten 4.1 en 4.2 van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 300/2008 en de daarmee samenhangende uitvoeringsbesluiten;

met betrekking tot ruimbagage beveiligingsmaatregelen worden toegepast die gelijkwaardig zijn aan die van delen 1, 3, 5, 11 en 12 van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 300/2008 en de daarmee samenhangende uitvoeringsbesluiten;

met betrekking tot vracht en post beveiligingsmaatregelen worden toegepast die gelijkwaardig zijn aan die van delen 1, 3, 6, 11 en 12 van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 300/2008 en de daarmee samenhangende uitvoeringsbesluiten, en/of

met betrekking tot de beveiliging van luchtvaartuigen beveiligingsmaatregelen worden toegepast die gelijkwaardig zijn aan die van delen 1, 3, 11 en 12 en de punten 4.1 en 4.2 van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 300/2008 en de daarmee samenhangende uitvoeringsbesluiten.

DEEL F

Vracht en post

1.   Vracht en post: omstandigheden waarin deze aan beveiligingsonderzoeken of aan andere beveiligingscontroles worden onderworpen

Vracht en post die bestemd zijn om in een luchtvaartuig te worden geladen, worden aan een beveiligingsonderzoek onderworpen, tenzij:

a)

een erkend agent de zending aan beveiligingscontroles heeft onderworpen en de zending vanaf het ogenblik van die controles beschermd is tegen manipulatie door onbevoegden, of

b)

een bekende afzender de zending aan beveiligingscontroles heeft onderworpen en de zending vanaf het ogenblik van die controles beschermd is tegen manipulatie door onbevoegden, of

c)

een vaste afzender de zending aan beveiligingscontroles heeft onderworpen en de zending vanaf het ogenblik van die controles beschermd is tegen manipulatie door onbevoegden, en de goederen met vrachtvliegtuigen of de post met postvliegtuigen worden vervoerd, of

d)

transfervracht en transferpost aan beveiligingscontroles zijn onderworpen, zoals bepaald in punt 6.1.2 van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 300/2008.

2.   Vracht en post: procedure voor de goedkeuring of aanwijzing van erkende agenten, bekende afzenders en vaste afzenders

Voor de goedkeuring of aanwijzing van erkende agenten, bekende afzenders en vaste afzenders wordt de volgende procedure toegepast:

1.

Erkende agenten worden goedgekeurd door de bevoegde autoriteit.

Om te worden goedgekeurd als erkend agent moet de aanvrager documenten over luchtvaartbeveiligingsnormen indienen; vervolgens wordt hij onderworpen aan een verificatie ter plaatse teneinde te garanderen dat hij aan de vereiste normen voldoet.

2.

Bekende afzenders worden goedgekeurd door de bevoegde autoriteit.

Om te worden goedgekeurd als bekende afzender moet de aanvrager documenten over luchtvaartbeveiligingsnormen indienen; vervolgens wordt hij onderworpen aan een verificatie ter plaatse teneinde te garanderen dat hij aan de vereiste normen voldoet.

Bij wijze van alternatief mag de bevoegde autoriteit toestaan dat een bekende afzender als erkend agent wordt aangeduid tot een datum die moet worden vastgesteld in de uitvoeringsbepalingen die overeenkomstig artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 300/2008 moeten worden vastgesteld.

3.

Vaste afzenders worden goedgekeurd door een erkend agent.

Om als vaste afzender te worden aangeduid, ziet de erkend agent erop toe dat de aanvrager informatie over luchtvaartbeveiligingsnormen indient en stelt hij de juistheid van deze informatie vast.

DEEL G

Bedrijfspost en bedrijfsmaterieel van een luchtvaartmaatschappij: omstandigheden waarin deze aan beveiligingsonderzoeken of aan andere beveiligingscontroles worden onderworpen

Bedrijfspost en bedrijfsmaterieel van een luchtvaartmaatschappij die in het ruim van een luchtvaartuig moeten worden geladen, worden ofwel als ruimbagage ofwel onderworpen aan dezelfde beveiliging als vracht en post.

Bedrijfspost en bedrijfsmaterieel van een luchtvaartmaatschappij die in een ander gedeelte dan het ruim van een luchtvaartuig moeten worden geladen, worden als handbagage onderworpen aan een beveiligingsonderzoek.

DEEL H

Vluchtbenodigdheden en luchthavenbenodigdheden

1.   Vluchtbenodigdheden en luchthavenbenodigdheden: omstandigheden waarin deze aan beveiligingsonderzoeken of aan andere beveiligingscontroles worden onderworpen

1.

Vluchtbenodigdheden die in een luchtvaartuig moeten worden geladen, worden aan een beveiligingsonderzoek onderworpen, tenzij:

a)

een luchtvaartmaatschappij die deze benodigdheden aan haar eigen luchtvaartuig levert, de benodigdheden aan beveiligingscontroles heeft onderworpen en de benodigdheden vanaf het ogenblik van deze onderzoeken tot de levering aan het luchtvaartuig beschermd zijn tegen manipulatie door onbevoegden, of

b)

een erkend leverancier de benodigdheden aan beveiligingscontroles heeft onderworpen en de benodigdheden vanaf het ogenblik van deze onderzoeken tot de levering aan het luchtvaartuig of, indien van toepassing, aan de luchtvaartmaatschappij of een ander erkend leverancier beschermd zijn tegen manipulatie door onbevoegden, of

c)

een bekend leverancier de benodigdheden aan beveiligingscontroles heeft onderworpen en de benodigdheden vanaf het ogenblik van deze onderzoeken tot de levering aan de luchtvaartmaatschappij of aan een erkend leverancier.

2.

Luchthavenbenodigdheden worden aan een beveiligingsonderzoek onderworpen alvorens te worden toegelaten tot de om beveiligingsredenen beperkt toegankelijke zones, tenzij een bekend leverancier de benodigdheden aan beveiligingscontroles heeft onderworpen en de benodigdheden vanaf het ogenblik van deze onderzoeken tot de aankomst in de om beveiligingsredenen beperkt toegankelijke zone beschermd zijn tegen manipulatie door onbevoegden.

2.   Vluchtbenodigdheden en luchthavenbenodigdheden: procedure voor de goedkeuring of aanwijzing van erkende leveranciers en bekende leveranciers

1.

Erkende leveranciers van vluchtbenodigdheden moeten tegen een datum die wordt bepaald in de uitvoeringsbepalingen die overeenkomstig artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 300/2008 moeten worden vastgesteld, door de bevoegde autoriteit worden goedgekeurd.

Om te worden goedgekeurd als erkend leverancier van vluchtbenodigdheden moet de aanvrager documenten over luchtvaartbeveiligingsnormen indienen; vervolgens wordt hij onderworpen aan een verificatie ter plaatse teneinde te garanderen dat hij aan de vereiste normen voldoet.

2.

Bekende leveranciers van vluchtbenodigdheden worden aangeduid door de exploitant of entiteit waaraan zij leveren.

Om als bekend leverancier van vluchtbenodigdheden te worden aangeduid, ziet de exploitant of entiteit waaraan de leverancier levert erop toe dat de aanvrager informatie over luchtvaartbeveiligingsnormen indient en stelt hij de juistheid van deze informatie vast.

3.

Bekende leveranciers van luchthavenbenodigdheden worden aangeduid door de exploitant van de luchthaven.

Om als bekend leverancier van luchthavenbenodigdheden te worden aangeduid, ziet de luchthavenexploitant erop toe dat de aanvrager informatie over luchtvaartbeveiligingsnormen indient en stelt hij de juistheid van deze informatie vast.

DEEL I

Criteria voor het bepalen van kritieke delen van om beveiligingsredenen beperkt toegankelijke zones

De definitie van kritieke delen van om beveiligingsredenen beperkt toegankelijke zones van luchthavens moet zodanig worden opgesteld dat geen contaminatie kan plaatsvinden van onderzochte vertrekkende passagiers (zowel passagiers die voor een eerste vlucht vertrekken als transferpassagiers) en hun handbagage, alsook van onderzochte vertrekkende ruimbagage (zowel van passagiers die voor een eerste vlucht vertrekken als van transferpassagiers).

DEEL J

Werving van personeel en opleidingsmethoden

1.   Criteria voor het werven van personeel

De volgende criteria zijn van toepassing op het werven van personen die beveiligingsonderzoeken, toegangscontroles of andere beveiligingscontroles uitvoeren of verantwoordelijk zijn voor de uitvoering daarvan, en op hun instructeurs:

a)

het met succes doorstaan van een achtergrondcontrole of controle vóór indienstneming overeenkomstig de nationale regels, en

b)

beschikken over de bekwaamheden die noodzakelijk zijn om de taken uit te voeren die hen worden toegewezen.

2.   Opleidingsmethoden

In de uitvoeringsbepalingen die overeenkomstig artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 300/2008 moeten worden vastgesteld, mag worden vereist dat

a)

personen die de beveiligingsonderzoeken, toegangscontroles of andere beveiligingscontroles uitvoeren of verantwoordelijk zijn voor de uitvoering daarvan,

b)

instructeurs, en

c)

personen aan wie een luchthavenidentificatiekaart of bemanningsidentificatiekaart wordt afgegeven,

een theoretische en/of praktische opleiding ontvangen en/of een opleiding op de werkplek.

DEEL K

Omstandigheden waarin bijzondere beveiligingsprocedures worden toegepast of vrijstellingen van beveiligingscontroles worden verleend

In de uitvoeringsbepalingen die overeenkomstig artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 300/2008 moeten worden vastgesteld, mag bepaald zijn dat bijzondere beveiligingsprocedures worden toegepast of vrijstellingen van beveiligingsonderzoeken worden verleend voor zover:

a)

de procedure of vrijstelling door de Commissie of de bevoegde autoriteit is vastgesteld, en

b)

er objectieve redenen zijn om de procedure of vrijstelling te rechtvaardigen.


3.4.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 91/14


VERORDENING (EG) NR. 273/2009 VAN DE COMMISSIE

van 2 april 2009

houdende vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek, die afwijken van enkele bepalingen van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (1), en met name op artikel 247,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1875/2006 van de Commissie (2) werd in Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (3) de verplichting ingevoerd dat langs elektronische weg summiere aangiften moeten worden ingediend voor goederen die het douanegebied van de Gemeenschap binnenkomen of verlaten, zodat de douane aan de hand daarvan een geautomatiseerde risicoanalyse kan uitvoeren voordat de goederen het douanegebied van de Gemeenschap daadwerkelijk binnenkomen of verlaten. Overeenkomstig artikel 3, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1875/2006 moeten deze gegevens vanaf 1 juli 2009 worden verstrekt.

(2)

De complexiteit van de processen voor de elektronische indiening van summiere aangiften bij binnenkomst en bij uitgang heeft tot onvoorziene vertragingen geleid bij de tenuitvoerlegging, waardoor niet alle bedrijven vanaf 1 juli 2009 met behulp van informatietechnologie en computernetwerken aan deze verplichting kunnen voldoen. Ofschoon informatietechnologie en computernetwerken de internationale handel faciliteren, vereisen zij ook investeringen in systemen voor automatische gegevensverzending, hetgeen voor de bedrijven op de korte termijn een probleem kan vormen. Daarmee moet rekening worden gehouden door in een overgangsperiode te voorzien, tijdens welke summiere aangiften bij binnenkomst en bij uitgang elektronisch kunnen, maar niet moeten, worden ingediend, zodat de bedrijven de tijd krijgen hun systemen aan de nieuwe wettelijke verplichtingen aan te passen.

(3)

De invoering van een overgangsperiode voor de elektronische indiening van summiere aangiften bij uitgang rechtvaardigt de handhaving van de faciliteit, gedurende dezelfde periode, die krachtens artikel 285 bis, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 kan worden toegekend aan toegelaten exporteurs die de domiciliëringsprocedure toepassen, mits het douanekantoor van uitgang in dezelfde lidstaat als het douanekantoor van uitvoer is gelegen en de voor de uitgang van de goederen benodigde gegevens ontvangt.

(4)

Wanneer summiere aangiften bij binnenkomst of bij uitgang niet elektronisch worden ingediend of wanneer krachtens artikel 285 bis, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de domiciliëringsprocedure gebruik wordt gemaakt, kan de douane geen risicoanalyse voor veiligheidsdoeleinden uitvoeren aan de hand van de gegevens die overeenkomstig bijlage 30 bis van Verordening (EEG) nr. 2454/93 met de summiere aangiften bij binnenkomst of bij uitgang moeten worden verstrekt. In die gevallen maakt de douane voor haar risicoanalyse gebruik van de gegevens waarover zij, uiterlijk bij het aanbrengen van de goederen die het douanegebied van de Gemeenschap binnenkomen of verlaten, beschikt.

(5)

Uitgaande van de beschikbare informatie lijkt een overgangsperiode van 18 maanden toereikend om de bedrijven in staat te stellen aan alle verplichtingen van Verordening (EEG) nr. 2454/93 te voldoen. De afwijkende bepalingen waarin deze verordening voorziet, moeten derhalve op 31 december 2010 vervallen. Dienovereenkomstig moet na 31 december 2010 voor goederen die het douanegebied van de Gemeenschap binnenkomen of verlaten, binnen de vastgestelde termijn langs elektronische weg een summiere aangifte bij binnenkomst of bij uitgang worden ingediend die de overeenkomstig bijlage 30 bis van Verordening (EEG) nr. 2454/93 te verstrekken gegevens bevat, en mag na die datum de faciliteit krachtens artikel 285 bis, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2454/93, niet langer van toepassing zijn.

(6)

De bepalingen van deze verordening zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Van 1 juli 2009 tot en met 31 december 2010 is de indiening van de in artikel 1, punt 17, en artikel 183 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 bedoelde summiere aangifte bij binnenkomst niet verplicht.

Die summiere aangifte bij binnenkomst kan vrijwillig worden ingediend.

Wanneer overeenkomstig de eerste alinea geen summiere aangifte bij binnenkomst is ingediend, verricht de douane de in artikel 184 quinquies van Verordening (EEG) nr. 2454/93 bedoelde risicoanalyse ten laatste wanneer de goederen worden aangebracht bij hun aankomst in het douanegebied van de Gemeenschap, in voorkomend geval op basis van de aangifte voor tijdelijke opslag, de douaneaangifte die op de goederen betrekking heeft, of enige andere informatie die over de goederen beschikbaar is.

Wanneer overeenkomstig de eerste alinea geen summiere aangifte bij binnenkomst is ingediend, zijn de bepalingen betreffende het binnenbrengen van goederen in het douanegebied van de Gemeenschap, die zijn opgenomen in titel III van Verordening (EEG) nr. 2913/92 en in deel I, titel VI, van Verordening (EEG) nr. 2454/93, zoals deze gelden op 30 juni 2009, van toepassing.

Artikel 2

Van 1 juli 2009 tot en met 31 december 2010 is de indiening van de in artikel 592 septies, lid 1, en de artikelen 842 bis en 842 ter van Verordening (EEG) nr. 2454/93 bedoelde summiere aangifte bij uitgang niet verplicht.

Die summiere aangifte bij uitgang kan vrijwillig worden ingediend.

Wanneer overeenkomstig de eerste alinea geen summiere aangifte bij uitgang is ingediend, verricht de douane de in artikel 842 quinquies, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 bedoelde risicoanalyse ten laatste wanneer de goederen worden aangebracht bij het douanekantoor van uitgang, in voorkomend geval op basis van de informatie die over de goederen beschikbaar is.

Wanneer overeenkomstig de eerste alinea geen summiere aangifte bij uitgang is ingediend, wordt de wederuitvoer ter kennis gebracht van de douane overeenkomstig artikel 182, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 2913/92, zoals van toepassing op 30 juni 2009.

Artikel 3

Artikel 285 bis, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 mag worden toegepast tot en met 31 december 2010 ten aanzien van toegelaten exporteurs die van deze faciliteit gebruikmaken op de datum van inwerkingtreding van deze verordening, mits het douanekantoor van uitgang in dezelfde lidstaat als het douanekantoor van uitvoer is gelegen en de voor de uitgang van de goederen benodigde gegevens ontvangt.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing van 1 juli 2009 tot en met 31 december 2010.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 2 april 2009.

Voor de Commissie

László KOVÁCS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.

(2)  PB L 360 van 19.12.2006, blz. 64.

(3)  PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1.


3.4.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 91/16


VERORDENING (EG) Nr. 274/2009 VAN DE COMMISSIE

van 2 april 2009

tot vaststelling van de kwantitatieve grens voor de uitvoer van buiten het quotum geproduceerde suiker en isoglucose tot het einde van het verkoopseizoen 2009/2010

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1), en met name op artikel 61, eerste alinea, onder d), juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op grond van artikel 61, eerste alinea, onder d), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 mag suiker of isoglucose die boven het in artikel 56 van die verordening bedoelde quotum wordt geproduceerd, slechts worden uitgevoerd binnen de nog vast te stellen kwantitatieve grens.

(2)

Bij Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie (2) zijn uitvoeringsbepalingen vastgesteld voor uitvoer buiten het quotum, met name ten aanzien van de afgifte van uitvoercertificaten. Met het oog op de mogelijkheden die zich op de uitvoermarkten kunnen voordoen, moet de kwantitatieve grens echter per verkoopseizoen worden vastgesteld.

(3)

Voor bepaalde communautaire suiker- en isoglucoseproducenten is uitvoer uit de Gemeenschap een belangrijk onderdeel van hun economische activiteiten en zij hebben ook buiten de Gemeenschap traditionele markten tot stand gebracht. Uitvoer van suiker en isoglucose naar deze markten zou ook zonder uitvoerrestituties economisch levensvatbaar kunnen zijn. Hiertoe dient een zodanige kwantitatieve grens voor de uitvoer van buiten het quotum geproduceerde suiker en isoglucose te worden vastgesteld dat de betrokken communautaire producenten hun traditionele markten kunnen blijven bevoorraden.

(4)

Voor het verkoopseizoen 2009/2010 wordt geraamd dat de marktvraag wordt gedekt wanneer de kwantitatieve grens voor de uitvoer van buiten het quotum geproduceerde suiker wordt vastgesteld op 650 000 t, uitgedrukt in wittesuikerequivalent, en wanneer die voor buiten het quotum geproduceerde isoglucose wordt vastgesteld op 50 000 t, uitgedrukt in droge stof.

(5)

De concurrentiepositie van suiker die uit de Gemeenschap wordt uitgevoerd naar bepaalde dichtbij gelegen bestemmingen en naar derde landen die communautaire producten een preferentiële behandeling bij invoer geven, is momenteel bijzonder gunstig. Met het oog op het ontbreken van de juiste instrumenten voor het verlenen van wederzijdse bijstand in de strijd tegen onregelmatigheden, moeten bepaalde dichtbij gelegen bestemmingen worden uitgesloten als in aanmerking komende bestemming voor de uitvoer van buiten het quotum geproduceerde suiker, om het risico van fraude tot een minimum te beperken en misbruik in verband met eventuele wederinvoer of het opnieuw binnenbrengen in de Gemeenschap van de betrokken producten te voorkomen.

(6)

Aangezien het geschatte risico van fraude met isoglucose vanwege de aard van het product lager is, hoeven geen beperkingen te worden ingesteld voor bestemmingen waarnaar buiten het quotum geproduceerde isoglucose wordt uitgevoerd.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Vaststelling van de kwantitatieve grens voor de uitvoer van buiten het quotum geproduceerde suiker

1.   Voor het verkoopseizoen 2009/2010, dat van 1 oktober 2009 tot en met 30 september 2010 loopt, wordt de in artikel 61, eerste alinea, onder d), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde kwantitatieve grens vastgesteld op 650 000 t voor de uitvoer zonder restitutie van buiten het quotum geproduceerde witte suiker van GN-code 1701 99.

2.   Uitvoer binnen de in lid 1 vastgestelde kwantitatieve grens is toegestaan voor alle bestemmingen, met uitsluiting van:

a)

derde landen: Andorra, Liechtenstein, de Heilige Stoel (Vaticaanstad), San Marino, Kroatië, Bosnië en Herzegovina, Servië (3), Montenegro, Albanië en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië;

b)

gebieden van de lidstaten die geen deel uitmaken van het douanegebied van de Gemeenschap: de Faeröer, Groenland, Helgoland, Ceuta, Melilla, de gemeenten Livigno en Campione d’Italia, en de gebieden van de Republiek Cyprus waarover de Regering van de Republiek Cyprus niet feitelijk het gezag uitoefent;

c)

Europese grondgebieden waarvan de buitenlandse betrekkingen door een lidstaat worden behartigd en die geen deel uitmaken van het douanegebied van de Gemeenschap: Gibraltar.

Artikel 2

Vaststelling van de kwantitatieve grens voor de uitvoer van buiten het quotum geproduceerde isoglucose

1.   Voor het verkoopseizoen 2009/2010, dat van 1 oktober 2009 tot en met 30 september 2010 loopt, wordt de in artikel 61, eerste alinea, onder d), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde kwantitatieve grens vastgesteld op 50 000 t, uitgedrukt in droge stof, voor de uitvoer zonder restitutie van buiten het quotum geproduceerde isoglucose van de GN-codes 1702 40 10, 1702 60 10 en 1702 90 30.

2.   Uitvoer van de in lid 1 bedoelde producten is slechts toegestaan indien ze aan de voorwaarden van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 951/2006 voldoen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 oktober 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 2 april 2009.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24.

(3)  Alsmede Kosovo, als omschreven in resolutie nr. 1244 van de VN-Veiligheidsraad van 10 juni 1999.


3.4.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 91/18


VERORDENING VAN DE COMMISSIE (EG) Nr. 275/2009

van 2 april 2009

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 872/2004 van de Raad inzake verdere restrictieve maatregelen ten aanzien van Liberia

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 872/2004 van de Raad inzake verdere restrictieve maatregelen ten aanzien van Liberia (1), en met name op artikel 11, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 872/2004 bevat een lijst van natuurlijke en rechtspersonen, lichamen en entiteiten waarvan de tegoeden en economische middelen overeenkomstig die verordening bevroren dienen te worden.

(2)

Het Sanctiecomité van de VN-Veiligheidsraad heeft op 4, 15, 18 december 2008 en op 3 februari 2009 besloten tot wijziging van de lijst van personen, groepen en entiteiten waarvan de tegoeden en economische middelen bevroren dienen te worden. Bijlage I dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

(3)

Teneinde de effectiviteit van de maatregelen waarin deze verordening voorziet te waarborgen, dient de verordening onmiddellijk in werking te treden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 872/2004 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 2 april 2009.

Voor de Commissie

Eneko LANDÁBURU

Directeur-generaal Buitenlandse betrekkingen


(1)  PB L 162 van 30.4.2004, blz. 32.


BIJLAGE

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 872/2004 wordt als volgt gewijzigd:

(1)

De volgende natuurlijke personen worden geschrapt:

„a)

Jenkins Dunbar. Geboortedatum: a) 10.1.1947, b) 10.6.1947. Overige informatie: voormalige minister van Ruimtelijke Ordening, Mijnen en Energie.

b)

Gus Kouwenhoven (ook bekend als a) Kouvenhoven, b) Kouenhoven, c) Kouenhaven). Geboortedatum: 15.9.1942. Overige informatie: eigenaar van Hotel Africa. Voorzitter van de Oriental Timber Company.”

(2)

De vermelding „Ali Kleilat (ook bekend als a) Ali Qoleilat, b) Ali Koleilat Delbi). Geboortedatum: 10.7.1970. Geboorteplaats: Beiroet. Nationaliteit: Libanees. Paspoortnummer: 0508734. Nationaal registernummer: 2016, Mazraa. Overige informatie: Zakenman, betrokken bij wapenleveringen aan Charles Taylor in 2003. Onderhoudt nog steeds relaties met de voormalige Liberiaanse president Charles Taylor.” wordt vervangen door:

„Ali Kleilat (ook bekend als a) Ali Qoleilat, b) Ali Koleilat Delbi, c) Ali Ramadan Kleilat Al-Delby, d) Ali Ramadan Kleilat Al-Dilby, e) Ali Ramadan Kleilat, f) Ali Ramadan Kleilat Sari). Geboortedatum: 10.7.1970 (de geboortedatum aangegeven op sommige paspoorten is 1963). Geboorteplaats: Beiroet, Libanon. Nationaliteit: Libanees. Paspoortnummers: a) 0508734, b) 1432126 (Libanon), c) regulier-RL0160888 (Libanon), d) D00290903 (Liberia), e) Z01037744 (Nederland), f) regulier-B0744958 (Venezuela). Nationaal registernummer: 2016, Mazraa. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 6, onder b): 23.6.2004.”

(3)

De vermelding „Mohamed Ahmad Salame (ook bekend als a) Mohamed Ahmad Salami, b) Ameri Al Jawad, c) Jawad Al Ameri, d) Moustapha Salami, e) Moustapha A Salami). Geboortedatum: a) 22.9.1961, b) 18.10.1963. Geboorteplaats: Abengourou, Ivoorkust. Nationaliteit: Libanees. Paspoorten: a) normaal Libanees paspoort: 1622263 (geldig van 24.4.2001 tot 23.4.2006), b) Togolees diplomatiek paspoort: 004296/00409/00 (geldig van 21.8.2002 tot 23.8.2007), c) Liberiaans diplomatiek paspoort: 000275 (geldig van 11.1.1998 tot 10.1.2000), d) Liberiaans diplomatiek paspoort: 002414 (geldig van 20.6.2001 tot 19.6.2003, naam: Ameri Al Jawad, geboortedatum: 18.10.1963, geboorteplaats: Ganta, Nimba County), e) Ivoriaans paspoort, f) Liberiaans diplomatiek paspoort: D/001217. Overige informatie: Eigenaar van Mohamed and Company Logging Company” wordt vervangen door:

„Mohamed Ahmad Salame (ook bekend als a) Mohamed Ahmad Salami, b) Ameri Al Jawad, c) Jawad Al Ameri, d) Moustapha Salami, e) Moustapha A Salami). Geboortedatum: a) 22.9.1961, b) 18.10.1963. Geboorteplaats: Abengourou, Ivoorkust. Nationaliteit: Libanees. Paspoortnummers: a) 1622263 (normaal Libanees paspoort, geldig van 24.4.2001 tot 23.4.2006), b) 004296/00409/00 (Togolees diplomatiek paspoort, geldig van 21.8.2002 tot 23.8.2007), c) 000275 (Liberiaans diplomatiek paspoort, geldig van 11.1.1998 tot 10.1.2000), d) 002414 (Liberiaans diplomatiek paspoort, geldig van 20.6.2001 tot 19.6.2003, naam: Ameri Al Jawad, geboortedatum: 18.10.1963, geboorteplaats: Ganta, Nimba County), e) D/001217 (Liberiaans diplomatiek paspoort), f) diplomatiek-2781 (Liberiaans diplomatiek paspoort). Overige informatie: a) Ivoriaans paspoort; geen verdere gegevens beschikbaar, b) Eigenaar van Mohamed and Company Logging Company. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 6, onder b): 23.6.2004.”

(4)

De vermelding „Edwin M., Snowe jr. Nationaliteit: Liberiaans. Paspoortnummer: a) OR/0056672-01, b) D/005072. Overige informatie: directeur van Liberian Petroleum and Refining Corporation (LPRC)” wordt vervangen door:

„Edwin M., Snowe jr. Nationaliteit: Liberiaans. Paspoortnummer: a) OR/0056672-01, b) D/005072, c) D-00172 (ECOWAS-DPL paspoort, geldig van 7.8.2008 tot 6.7.2010). Overige informatie: directeur van Liberian Petroleum and Refining Corporation (LPRC). Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 6, onder b): 10.9.2004.”


RICHTLIJNEN

3.4.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 91/20


RICHTLIJN 2009/25/EG VAN DE COMMISSIE

van 2 april 2009

tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad wat betreft de uitbreiding van het gebruik van de werkzame stof pyraclostrobine

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (1), en met name op artikel 6, lid 1, tweede alinea, tweede streepje,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Richtlijn 2004/30/EG van de Commissie (2) is pyraclostrobine als werkzame stof opgenomen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG.

(2)

Bij de indiening van het verzoek om opneming van pyraclostrobine heeft de producent daarvan, BASF SE, („de kennisgever”) gegevens verstrekt over de toepassingen ter bestrijding van bepaalde schimmels, die de algemene conclusie hebben gestaafd dat pyraclostrobine bevattende gewasbeschermingsmiddelen naar verwachting zullen voldoen aan de veiligheidsvoorschriften van artikel 5, lid 1, onder a) en b), van Richtlijn 91/414/EEG. Daarom is pyraclostrobine opgenomen in bijlage I bij die richtlijn met de specifieke bepaling dat de lidstaten alleen toepassingen als fungicide mogen toestaan.

(3)

Naast de bestrijding van schimmels bij bepaalde toepassingen in de landbouw, heeft de kennisgever nu ook een aanvraag ingediend voor een wijziging van die specifieke bepalingen om het gebruik van pyraclostrobine als groeiregulator voor planten toe te staan. Ter ondersteuning van een dergelijke uitbreiding van het gebruik heeft de kennisgever aanvullende informatie verstrekt.

(4)

Duitsland heeft de door de kennisgever verstrekte informatie en gegevens geëvalueerd. Duitsland heeft de Commissie in oktober 2008 meegedeeld dat het heeft geconcludeerd dat de gevraagde uitbreiding van het gebruik geen andere risico’s oplevert dan die waarmee reeds rekening is gehouden in de specifieke bepalingen voor pyraclostrobine in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG en in het evaluatieverslag van de Commissie voor die stof. Met name vereist de uitbreiding geen wijziging van de toepassingsparameters, vastgesteld in de specifieke bepalingen van bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG.

(5)

Daarom is het gerechtvaardigd om de specifieke bepalingen voor pyraclostrobine te wijzigen.

(6)

Richtlijn 91/414/EEG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.

Artikel 2

De lidstaten dienen uiterlijk op 3 augustus 2009 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

Zij passen die bepalingen toe vanaf 4 augustus 2009.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 2 april 2009.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1.

(2)  PB L 77 van 13.3.2004, blz. 50.


BIJLAGE

In bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG wordt rij 82 vervangen door:

„82

Pyraclostrobine

CAS-nr. 175013-18-0

CIPAC-nr. 657

methyl-N-(2-{[1-(4-chloorfenyl)-1H-pyrazool-3-yl]oxymethyl}fenyl)-N-methoxycarbamaat

975 g/kg

De bij de vervaardiging gevormde onzuiverheid dimethylsul-faat (DMS) wordt uit toxicologisch oogpunt als problematisch beschouwd en moet in het technische product onder 0,0001 gewichtsprocent blijven.

van 1 juni 2004

van 31 mei 2014

De stof mag alleen worden toegestaan voor gebruik als fungicide of groeiregulator voor planten.

Voor de toepassing van de in bijlage VI opgenomen uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over pyraclostrobine, met name de aanhangsels I en II, dat op 28 november 2003 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd. Bij deze algehele evaluatie moeten de lidstaten:

bijzondere aandacht besteden aan de bescherming van in het water levende organismen, met name vissen;

bijzondere aandacht besteden aan de bescherming van op het land levende geleedpotigen en regenwormen.

Zo nodig moeten risicobeperkende maatregelen worden toegepast.

De lidstaten lichten de Commissie overeenkomstig artikel 13, lid 5, in over de specificatie van het technische materiaal als commercieel vervaardigd.”


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Commissie

3.4.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 91/23


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 2 april 2009

houdende goedkeuring van de verzoeken van Cyprus, Malta, Oostenrijk, Roemenië en Slowakije tot vrijstelling van de verplichting om een beheersplan voor aal op te stellen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1100/2007 van de Raad

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 2231)

(Slechts de teksten in de Duitse, de Griekse, de Maltese, de Roemeense en de Slowaakse taal zijn authentiek)

(2009/310/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1100/2007 van de Raad van 18 september 2007 tot vaststelling van maatregelen voor het herstel van het bestand van Europese aal (1), en met name op artikel 3, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1100/2007 is een kader vastgesteld voor de bescherming en de duurzame benutting van het bestand van Europese aal in de wateren van de Gemeenschap, in de kustlagunes, in de estuaria en in de rivieren en aansluitende binnenwateren van de lidstaten.

(2)

Op grond van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1100/2007 moeten de lidstaten bepalen en omschrijven welke individuele stroomgebieden op hun grondgebied een natuurlijke habitat voor Europese aal vormen. Voor elk stroomgebied voor aal moeten de lidstaten een beheersplan voor aal opstellen.

(3)

In artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1100/2007 is bepaald dat een lidstaat kan worden vrijgesteld van de verplichting om een beheersplan voor aal op te stellen indien hij naar behoren kan verantwoorden dat de stroomgebieden of maritieme wateren die binnen zijn grondgebied gelegen zijn, geen natuurlijke habitats voor Europese aal vormen. De lidstaten moeten de Commissie een verzoek tot vrijstelling meedelen. Het verzoek moet door de Commissie worden goedgekeurd op basis van een technische en wetenschappelijke evaluatie die wordt verricht door het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij of door een andere passende wetenschappelijke instantie.

(4)

Cyprus, Malta, Oostenrijk, Roemenië en Slowakije hebben de Commissie een naar behoren gestaafd verzoek meegedeeld tot vrijstelling van de verplichting om een beheersplan voor aal op te stellen.

(5)

De Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) heeft de Commissie zijn technische en wetenschappelijke evaluatie van de verzoeken voorgelegd.

(6)

Volgens de evaluatie van de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) kunnen de stroomgebieden of maritieme wateren waarop de genoemde vrijstellingsverzoeken betrekking hebben, niet worden aangemerkt of omschreven als natuurlijke habitats voor de Europese aal met het oog op de toepassing van Verordening (EG) nr. 1100/2007.

(7)

Bijgevolg is het dienstig, gelet op artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1100/2007, de betrokken lidstaten vrijstelling te verlenen van de verplichting een beheersplan voor aal op te stellen.

(8)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de visserij en de aquacultuur,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De volgende lidstaten worden vrijgesteld van de verplichting een beheersplan voor aal op te stellen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1100/2007:

a)

Cyprus,

b)

Malta,

c)

Oostenrijk,

d)

Roemenië,

e)

Slowakije.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de Republiek Cyprus, de Republiek Malta, de Republiek Oostenrijk, Roemenië en de Slowaakse Republiek.

Gedaan te Brussel, 2 april 2009.

Voor de Commissie

Joe BORG

Lid van de Commissie


(1)  PB L 248 van 22.9.2007, blz. 17.


3.4.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 91/25


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 2 april 2009

waarbij aan de lidstaten toestemming wordt verleend om de geldigheidsduur van voorlopige toelatingen voor de nieuwe werkzame stoffen topramezone, sulfurylfluoride en courgettegeelmozaïekvirus — zwakke stam te verlengen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 2348)

(Voor de EER relevante tekst)

(2009/311/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (1), en met name op artikel 8, lid 1, vierde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG heeft Frankrijk in mei 2003 van BASF AG een aanvraag ontvangen voor de opname van de werkzame stof topramezone in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG. Bij Beschikking 2003/850/EG van de Commissie (2) is bevestigd dat het dossier volledig is en geacht wordt in beginsel te voldoen aan de voorschriften inzake gegevens en informatie van de bijlagen II en III bij die richtlijn.

(2)

In juli 2002 heeft het Verenigd Koninkrijk een aanvraag van Dow AgroSciences Ltd betreffende sulfurylfluoride ontvangen. Bij Beschikking 2003/305/EG van de Commissie (3) is bevestigd dat het dossier volledig is en geacht wordt in beginsel te voldoen aan de voorschriften inzake gegevens en informatie van de bijlagen II en III bij die richtlijn.

(3)

In maart 2005 heeft het Verenigd Koninkrijk een aanvraag van Central Science Laboratory betreffende het courgettegeelmozaïekvirus — zwakke stam ontvangen. Bij Beschikking 2006/586/EG van de Commissie (4) is bevestigd dat het dossier volledig is en geacht wordt in beginsel te voldoen aan de voorschriften inzake gegevens en informatie van de bijlagen II en III bij die richtlijn.

(4)

De bevestiging dat het dossier volledig is, was nodig om dit grondig te kunnen onderzoeken en om de lidstaten de mogelijkheid te geven gewasbeschermingsmiddelen die de desbetreffende werkzame stof bevatten, voorlopig toe te laten voor een periode van ten hoogste drie jaar, met inachtneming van de voorwaarden van artikel 8, lid 1, van Richtlijn 91/414/EEG en met name de voorwaarde dat de werkzame stof en de gewasbeschermingsmiddelen worden onderworpen aan een gedetailleerde evaluatie aan de hand van de voorschriften van die richtlijn.

(5)

De uitwerking van deze werkzame stoffen op de gezondheid van de mens en op het milieu is overeenkomstig het bepaalde in artikel 6, leden 2 en 4, van Richtlijn 91/414/EEG beoordeeld voor de door de aanvragers voorgestelde toepassingen. De als rapporteur optredende lidstaat heeft de ontwerpevaluatieverslagen op 21 juli 2006 (topramezone), op 29 oktober 2004 (sulfurylfluoride) en op 30 juni 2006 (courgettegeelmozaïekvirus — zwakke stam) bij de Commissie ingediend.

(6)

Nadat de rapporterende lidstaat het ontwerpevaluatieverslag had ingediend, bleek het nodig de aanvrager om aanvullende informatie te vragen en moest de rapporterende lidstaat deze informatie bestuderen en evalueren. Daardoor is het onderzoek van het dossier nog aan de gang en kan de evaluatie niet binnen de bij Richtlijn 91/414/EEG vastgestelde termijn worden afgerond.

(7)

Aangezien de evaluatie tot nu toe geen aanleiding tot onmiddellijke bezorgdheid heeft gegeven, moet aan de lidstaten toestemming worden verleend om de voorlopige toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen met de desbetreffende werkzame stof overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 91/414/EEG voor een periode van 24 maanden te verlengen, zodat het onderzoek van het dossier kan worden voortgezet. Verwacht wordt dat voor topramezone, sulfurylfluoride en courgettegeelmozaïekvirus — zwakke stam 24 maanden zullen volstaan om de evaluatie en de besluitvorming met betrekking tot de eventuele opname in bijlage I af te ronden.

(8)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De lidstaten mogen de geldigheidsduur van de voorlopige toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die topramezone, sulfurylfluoride en courgettegeelmozaïekvirus — zwakke stam bevatten, verlengen met ten hoogste 24 maanden te rekenen vanaf de datum van vaststelling van deze beschikking.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 2 april 2009.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1.

(2)  PB L 322 van 9.12.2003, blz. 28.

(3)  PB L 112 van 6.5.2003, blz. 10.

(4)  PB L 236 van 31.8.2006, blz. 31.


3.4.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 91/27


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 2 april 2009

tot wijziging van Beschikking 2000/96/EG wat betreft specifieke surveillancenetwerken voor overdraagbare ziekten

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 2351)

(Voor de EER relevante tekst)

(2009/312/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Beschikking nr. 2119/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 1998 tot oprichting van een netwerk voor epidemiologische surveillance en beheersing van overdraagbare ziekten in de Gemeenschap (1), en met name op artikel 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Beschikking 2000/96/EG van de Commissie van 22 december 1999 betreffende de overdraagbare ziekten die geleidelijk door het communautaire netwerk zullen worden bestreken overeenkomstig Beschikking nr. 2119/98/EG van het Europees Parlement en de Raad (2) stelt een lijst van overdraagbare ziekten en speciale gezondheidsvraagstukken voor epidemiologische surveillance vast. Het hoofddoel van de ontwikkeling op communautair niveau van een dergelijk netwerk voor de surveillance en beheersing van overdraagbare ziekten was de verzameling en coördinatie van informatie van de monitoringnetwerken in de lidstaten in verband met de volksgezondheid.

(2)

Aangezien bij de vaststelling van Beschikking 2000/96/EG niet alle overdraagbare ziekten of speciale gezondheidsvraagstukken voor epidemiologische surveillance door het communautaire netwerk konden worden bestreken, zijn sommige specifieke surveillancenetwerken geïdentificeerd als netwerken die reeds konden worden opgericht.

(3)

Beschikking 2003/542/EG van de Commissie van 17 juli 2003 tot wijziging van Beschikking 2000/96/EG betreffende het functioneren van specifieke surveillancenetwerken (3) geeft onder meer de overdraagbare ziekten en speciale gezondheidsvraagstukken aan waarvoor toen specifieke surveillancenetwerken waren opgericht.

(4)

In Verordening (EG) nr. 851/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot oprichting van een Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (4) (ECDC) worden specifieke surveillancenetwerken (SSN) omschreven als specifieke netwerken voor epidemiologische surveillance van ziekten of speciale gezondheidsvraagstukken tussen erkende structuren en autoriteiten van de lidstaten.

(5)

In artikel 3, lid 2, onder d), van Verordening (EG) nr. 851/2004 wordt het ECDC belast met het coördineren van de Europese netwerkactiviteiten van organen die werkzaam zijn op de gebieden die onder de opdracht van het centrum vallen, waaronder netwerken die voortkomen uit door de Commissie gesteunde activiteiten op volksgezondheidsgebied en die werkzaam zijn op het gebied van de SSN.

(6)

Het ECDC monitort momenteel het relatieve belang van ziekten en speciale gezondheidsvraagstukken en, wanneer de epidemiologische situatie dat vereist, doet het voorstellen voor de wijziging van de lijst van overdraagbare ziekten die geleidelijk door het communautaire netwerk zullen worden bestreken; bovendien voert het ECDC onmiddellijk de epidemiologische surveillance uit van alle onder Beschikking 2000/96/EG vallende nieuwe ziekten.

(7)

Aangezien de grote meerderheid van de in bijlage I bij Beschikking 2000/96/EG opgenomen ziekten en gezondheidsvraagstukken nu door de activiteiten van het ECDC wordt bestreken, is het niet langer nodig om in die bijlage de reeds opgerichte netwerken met een asterisk aan te geven.

(8)

Beschikking 2000/96/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 7 van Beschikking nr. 2119/98/EG ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Beschikking 2000/96/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 4, lid 2, wordt de eerste alinea geschrapt.

2)

Bijlage I wordt gewijzigd als aangegeven in de bijlage bij deze beschikking.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 2 april 2009.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 268 van 3.10.1998, blz. 1.

(2)  PB L 28 van 3.2.2000, blz. 50.

(3)  PB L 185 van 24.7.2003, blz. 55.

(4)  PB L 142 van 30.4.2004, blz. 1.


BIJLAGE

Bijlage I bij Beschikking 2000/96/EG wordt vervangen door:

„BIJLAGE I

1.   OVERDRAAGBARE ZIEKTEN EN SPECIALE GEZONDHEIDSVRAAGSTUKKEN DIE GELEIDELIJK ZULLEN WORDEN BESTREKEN DOOR HET COMMUNAUTAIRE NETWERK ALS BEDOELD IN ARTIKEL 1

1.1.

Voor de in deze bijlage opgenomen overdraagbare ziekten en speciale gezondheidsvraagstukken dient epidemiologische surveillance door het communautaire netwerk via de gestandaardiseerde verzameling en analyse van gegevens te worden verricht op een wijze die voor elke overdraagbare ziekte en elk speciaal gezondheidsvraagstuk moet worden vastgesteld wanneer specifieke surveillancenetwerken worden opgericht.

2.   ZIEKTEN

2.1.   Door vaccinatie te voorkomen ziekten

Difterie

Infecties door Haemophilus influenzae groep B

Griep

Mazelen

Bof

Kinkhoest

Kinderverlamming

Rodehond

Pokken

Tetanus

2.2.   Seksueel overdraagbare aandoeningen

Chlamydia-infecties

Gonokokkeninfecties

Hiv-infectie

Syfilis

2.3.   Virushepatitis

Hepatitis A

Hepatitis B

Hepatitis C

2.4.   Door voedsel, water of de omgeving overgedragen ziekten

Miltvuur

Botulisme

Campylobacteriose

Cryptosporidiosis

Giardiasis

Infectie met enterohemorragische E. coli

Leptospirose

Listeriose

Salmonellose

Shigellose

Toxoplasmose

Trichinose

Yersiniose

2.5.   Andere ziekten

2.5.1.   Door ongebruikelijke ziekteverwekkers overgedragen ziekten

Overdraagbare spongiforme encefalopathieën, variant van de ziekte van Creutzfeldt-Jakob

2.5.2.   Door lucht overgedragen ziekten

Legionellose

Meningokokkenziekte

Pneumokokkeninfecties

Tuberculose

Ernstig acuut respiratoir syndroom (SARS)

2.5.3.   Zoönosen (andere dan in punt 2.4)

Brucellose

Echinokokkose

Rabiës

Q-koorts

Tularemie

Aviaire influenza bij mensen

Besmetting met het West-Nijlvirus

2.5.4.   Ingevoerde ernstige ziekten

Cholera

Malaria

Pest

Virale hemorragische koortsen

3.   SPECIALE GEZONDHEIDSVRAAGSTUKKEN

3.1.

Ziekenhuisinfecties

3.2.

Antimicrobiële resistentie

Rectificaties

3.4.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 91/31


Rectificatie van Gemeenschappelijk Optreden 2009/137/GBVB van de Raad van 16 februari 2009 houdende verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie in Kosovo

( Publicatieblad van de Europese Unie L 46 van 17 februari 2009 )

Bladzijde 69:

De titel wordt vervangen door:

De bijbehorende voetnoot (1) luidt als volgt:

„(1)

Zoals gedefinieerd in Resolutie 1244 (1999) van de VN-Veiligheidsraad.”

De overige voetnoten in de linkerkolom worden dienovereenkomstig hernummerd.


  翻译: