ISSN 1725-2598 doi:10.3000/17252598.L_2009.125.nld |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 125 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
52e jaargang |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is
VERORDENINGEN
21.5.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 125/1 |
VERORDENING (EG) Nr. 412/2009 VAN DE RAAD
van 18 mei 2009
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 428/2005 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op stapelvezels van polyester uit de Volksrepubliek China en Saoedi-Arabië en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2852/2000 van de Raad houdende instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van stapelvezels van polyesters uit de Republiek Korea en tot beëindiging van de antidumpingprocedure ten aanzien van de invoer van dergelijke vezels uit Taiwan
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 233,
Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name op artikel 9, lid 4,
Gezien het voorstel dat de Commissie na overleg in het Raadgevend Comité heeft ingediend,
Overwegende hetgeen volgt:
A. PROCEDURE
(1) |
In oktober 1999 opende de Commissie een onderzoek (2) naar de invoer van stapelvezels van polyester („PSF”) van oorsprong uit de Republiek Korea („oorspronkelijk onderzoek”). In juli 2000 werden voorlopige antidumpingrechten ingesteld bij Verordening (EG) nr. 1472/2000 van de Commissie (3) en in december 2000 werden definitieve antidumpingrechten ingesteld bij Verordening (EG) nr. 2852/2000 van de Raad (4). |
(2) |
Overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisverordening opende de Commissie in december 2003 een tussentijds nieuw onderzoek (5) („nieuw onderzoek”) naar de antidumpingrechten op PSF van oorsprong uit onder meer de Republiek Korea. De rechten op de invoer uit de Republiek Korea werden gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 428/2005 van de Raad (6). |
(3) |
Op 10 juni 2005 diende Huvis Corporation („Huvis”) bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen („het Gerecht van eerste aanleg”) een verzoek (7) in tot nietigverklaring van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 428/2005 voor zover het ging om het antidumpingrecht voor Huvis. |
(4) |
Op 8 juli 2008 verklaarde het Gerecht van eerste aanleg (8) artikel 2 van Verordening (EG) nr. 428/2005 ten aanzien van Huvis nietig. |
(5) |
Het Gerecht van eerste aanleg stelde onder meer dat de instellingen het gebruik van verschillende methoden voor het oorspronkelijke onderzoek enerzijds en het nieuwe onderzoek anderzijds onvoldoende rechtvaardigden bij de berekening van het individuele recht van Huvis. De bevindingen van de instellingen werden daarom als niet in overeenstemming met artikel 11, lid 9, van de basisverordening beschouwd. |
(6) |
Artikel 2 van Verordening (EG) nr. 428/2005 werd bijgevolg nietig verklaard voor zover het antidumpingrecht dat was ingesteld voor de uitvoer naar de Europese Gemeenschap van door Huvis geproduceerde en uitgevoerde goederen hoger was dan het antidumpingrecht dat van toepassing zou zijn geweest indien de bij het oorspronkelijke onderzoek toegepaste methode was gebruikt. |
(7) |
Het Gerecht van eerste aanleg en het Hof van Justitie (9) erkennen dat, wanneer een procedure uit verschillende stappen bestaat, de nietigverklaring van een van deze stappen niet de volledige procedure nietig verklaart. De antidumpingprocedure is een voorbeeld van een dergelijke uit verschillende stappen bestaande procedure. Bijgevolg houdt de nietigverklaring van delen van de definitieve antidumpingverordening niet de nietigverklaring van de gehele procedure vóór de vaststelling van de verordening in kwestie in. Verder zijn de communautaire instellingen overeenkomstig artikel 233 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap verplicht de arresten van het Gerecht van eerste aanleg en het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen uit te voeren. Bijgevolg hebben de communautaire instellingen bij de uitvoering van het arrest de mogelijkheid om alleen de aspecten van de betwiste verordening die zijn nietig verklaard te corrigeren en de niet-betwiste delen waarop het arrest geen betrekking heeft ongewijzigd te laten (10). |
(8) |
Deze verordening beoogt de correctie van de aspecten van Verordening (EG) nr. 428/2005 die niet in overeenstemming zijn bevonden met de basisverordening en aldus hebben geleid tot de nietigverklaring van delen van die verordening. Zij trekt ook, wat betreft de exporteurs in de Republiek Korea die bereid waren mee te werken aan het onderzoek dat tot Verordening (EG) nr. 428/2005 heeft geleid, de consequenties uit artikel 9, lid 6, van de basisverordening. Alle andere bevindingen van Verordening (EG) nr. 428/2005 die niet betwist werden binnen de hiervoor vastgestelde termijnen en derhalve niet door het Gerecht van eerste aanleg werden onderzocht en niet hebben geleid tot de nietigverklaring van de betwiste verordening blijven van kracht |
(9) |
Daarom werd het antidumpingrecht voor Huvis overeenkomstig artikel 233 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap opnieuw berekend op grond van het arrest van het Gerecht van eerste aanleg. |
B. NIEUWE BEOORDELING VAN DE BEVINDINGEN OP GROND VAN HET ARREST VAN HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG
(10) |
Het aspect van het arrest dat in deze verordening wordt behandeld, is de berekening van de dumpingmarge, meer bepaald de berekening van de correctie van de normale waarde voor verschillen tussen de uitvoerprijs en de normale waarde op het punt van de invoerheffingen overeenkomstig artikel 2, lid 10, onder b), van de basisverordening. |
(11) |
Zoals aangegeven in de overwegingen 127 en 128 van Verordening (EG) nr. 428/2005, werden verschillende methoden gebruikt voor de berekening van de correctie van de normale waarde in het oorspronkelijke onderzoek enerzijds en in voornoemd tussentijds nieuw onderzoek anderzijds. |
(12) |
Wat er ook zij van de wettigheid van de in het tussentijdse nieuwe onderzoek gebruikte methode voor de berekening van voornoemde correctie, stelde het Gerecht van eerste aanleg in zijn arrest dat de communautaire instellingen niet het bestaan hadden aangetoond van een verandering in de omstandigheden die het gebruik kon rechtvaardigen van een andere methode dan die welke in het oorspronkelijke onderzoek was gebruikt, zoals voorgeschreven in artikel 11, lid 9, van de basisverordening. Het verklaarde artikel 2 van Verordening (EG) nr. 428/2005 van de Raad bijgevolg nietig voor zover het antidumpingrecht dat was ingesteld voor de uitvoer naar de Europese Gemeenschap van door Huvis geproduceerde en uitgevoerde goederen hoger was dan het antidumpingrecht dat van toepassing zou zijn geweest indien de bij het oorspronkelijke onderzoek toegepaste methode was gebruikt voor de berekening van de correctie van de normale waarde voor de invoerheffingen. |
(13) |
Daarom werd de correctie van de normale waarde voor de invoerheffingen opnieuw berekend op grond van de bij het oorspronkelijke onderzoek gebruikte methode. |
(14) |
De vergelijking van de aldus berekende gewogen gemiddelde normale waarde met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs, zoals vastgesteld tijdens het tussentijdse nieuwe onderzoek per productsoort op basis van de prijs af fabriek, toonde het bestaan van dumping aan. De vastgestelde dumpingmarge bedraagt 3,9 % van de cif-invoerprijs, franco grens Gemeenschap, vóór inklaring. |
(15) |
Het voor Huvis berekende individuele recht had deel uitgemaakt van de basis voor de berekening van het gewogen gemiddelde recht dat gold voor de niet tot de steekproef behorende medewerkende Koreaanse exporteurs. Daarom werd de dumpingmarge voor niet tot de steekproef behorende medewerkende ondernemingen opnieuw berekend. De nieuwe dumpingmarge voor niet tot de steekproef behorende medewerkende producenten-exporteurs, vastgesteld op grond van een gewogen gemiddelde dumpingmarge, bedraagt 4,4 %. |
(16) |
Eén onderneming, Woongjin Chemical Co., Ltd (vroeger Saehan Industries Inc.), nam contact op met de Commissie en voerde aan dat ook haar recht moest worden gecorrigeerd. Aangezien die onderneming niet om nietigverklaring van haar recht door het Gerecht van Eerste Aanleg had verzocht, is haar recht echter definitief geworden. |
C. MEDEDELING VAN FEITEN EN OVERWEGINGEN
(17) |
Alle bij de uitvoering van het arrest betrokken belanghebbende partijen werden in kennis gesteld van het voorstel tot herziening van de percentages van het antidumpingrecht van toepassing op Huvis Corporation en de niet tot de steekproef behorende medewerkende ondernemingen. De partijen konden hierover overeenkomstig de basisverordening binnen een bepaalde termijn na de mededeling van de feiten en overwegingen opmerkingen maken. Er werd met de opmerkingen rekening gehouden, als deze voldoende onderbouwd en gerechtvaardigd waren. |
D. CONCLUSIE
(18) |
Op grond van het voorgaande moet het recht dat van toepassing is op Huvis en de niet tot de steekproef behorende medewerkende producenten-exporteurs dienovereenkomstig worden gewijzigd. De gewijzigde percentages moeten met terugwerkende kracht van toepassing zijn vanaf de datum waarop Verordening (EG) nr. 428/2005 in werking trad, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De tabel in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 428/2005 betreffende de definitieve antidumpingrechten die van toepassing zijn op synthetische stapelvezels van polyesters, niet gekaard, niet gekamd, noch anderszins bewerkt met het oog op spinnen, ingedeeld onder GN-code 5503 20 00, van oorsprong uit de Republiek Korea, wordt vervangen door:
Onderneming |
Recht (%) |
Aanvullende Taric-code |
|||
|
3,9 |
A151 |
|||
|
10,6 |
A599 |
|||
|
0 |
A154 |
|||
|
4,4 |
A608 |
|||
|
4,4 |
A609 |
|||
|
4,4 |
A610 |
|||
|
4,4 |
A611 |
|||
|
4,4 |
A612 |
|||
|
4,4 |
A613 |
|||
Alle andere ondernemingen |
10,6 |
A999 |
Artikel 2
De bedragen van de betaalde of geboekte rechten overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 428/2005 in haar oorspronkelijke versie die hoger zijn dan de op grond van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 428/2005, gewijzigd bij deze verordening, vastgestelde bedragen worden terugbetaald of kwijtgescholden.
De terugbetaling of kwijtschelding wordt overeenkomstig de toepasselijke douanewetgeving bij de nationale douaneautoriteiten aangevraagd. In naar behoren gemotiveerde gevallen wordt de in artikel 236, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautaire douanewetboek (11) vastgestelde termijn van drie jaar met twee jaar verlengd.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is vanaf 18 maart 2005 van toepassing.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 18 mei 2009.
Voor de Raad
De voorzitter
J. KOHOUT
(1) PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1.
(2) PB C 285 van 7.10.1999, blz. 3.
(3) PB L 166 van 6.7.2000, blz. 1.
(4) PB L 332 van 28.12.2000, blz. 17.
(5) PB C 309 van 19.12.2003, blz. 2.
(6) PB L 71 van 17.3.2005, blz. 1.
(7) PB C 193 van 6.8.2005, blz. 38.
(8) PB C 209 van 15.8.2008, blz. 44.
(9) IPS tegen Raad [1998] Jurispr. II-3939.
(10) Zaak C-458/98 P IPS tegen Raad [2000] Jurispr. I-08147.
(11) PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.
21.5.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 125/4 |
VERORDENING (EG) Nr. 413/2009 VAN DE COMMISSIE
van 20 mei 2009
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 21 mei 2009.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 20 mei 2009.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
JO |
73,9 |
MA |
43,0 |
|
MK |
66,2 |
|
TN |
101,3 |
|
TR |
82,0 |
|
ZZ |
73,3 |
|
0707 00 05 |
EG |
127,4 |
JO |
156,8 |
|
MA |
32,7 |
|
TR |
135,3 |
|
ZZ |
113,1 |
|
0709 90 70 |
TR |
122,5 |
ZZ |
122,5 |
|
0805 10 20 |
EG |
38,8 |
IL |
57,0 |
|
MA |
46,7 |
|
TN |
49,2 |
|
TR |
107,8 |
|
US |
49,3 |
|
ZA |
56,7 |
|
ZZ |
57,9 |
|
0805 50 10 |
AR |
67,3 |
TR |
49,6 |
|
ZA |
48,5 |
|
ZZ |
55,1 |
|
0808 10 80 |
AR |
84,1 |
BR |
75,0 |
|
CL |
72,8 |
|
CN |
96,7 |
|
NZ |
96,3 |
|
US |
123,6 |
|
UY |
71,7 |
|
ZA |
83,9 |
|
ZZ |
88,0 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
21.5.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 125/6 |
VERORDENING (EG) Nr. 414/2009 VAN DE COMMISSIE
van 30 april 2009
tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2454/93 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek
(Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (1), en met name op artikel 247,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 648/2005 van het Europees Parlement en de Raad (2) is in Verordening (EEG) nr. 2913/92 de verplichting opgenomen dat summiere aangiften bij binnenkomst en bij uitgang langs elektronische weg moeten worden ingediend. Vanaf 1 juli 2009 mag een douaneaangifte ten uitvoer alleen nog op papier worden ingediend wanneer het computersysteem van de douane dan wel de elektronische applicatie van de indiener van de aangifte niet functioneert. |
(2) |
Er dient een alternatieve versie van het begeleidingsdocument voor douanevervoer („begeleidingsdocument douanevervoer/veiligheid”) en van de bijbehorende lijst van artikelen te worden opgesteld om de in bijlage 30 bis van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie (3) vereiste gegevens erin op te nemen, teneinde het veiligheidsniveau te verhogen. |
(3) |
Ook het uitvoergeleidedocument en de bijbehorende lijst van artikelen waarin artikel 796 bis van Verordening (EEG) nr. 2454/93 voorziet, dienen te worden aangepast om de in bijlage 30 bis van Verordening (EEG) nr. 2454/93 genoemde gegevens erin op te nemen. |
(4) |
Wanneer de indiener van een aangifte de douaneautoriteiten de gegevens van een aangifte ten uitvoer of van een aangifte bij uitgang niet via de normale geautomatiseerde procedure kan verstrekken doordat het computersysteem van de douane of zijn eigen elektronische applicatie niet functioneert, moet hem worden toegestaan de vereiste gegevens via een alternatieve papieren procedure aan de douane te verstrekken. Te dien einde dient te worden voorzien in een formulier, het „enig document uitvoer/veiligheid”, waarop zowel de gegevens van een aangifte ten uitvoer als die van een summiere aangifte bij uitgang kunnen worden vermeld. |
(5) |
Voor gevallen waarin het computersysteem van de douane dan wel de elektronische applicatie van de indiener van de aangifte niet functioneert, dient te worden voorzien in een papieren „document veiligheid” ten behoeve van summiere aangiften bij binnenkomst en summiere aangiften bij uitgang. Dit document moet de krachtens bijlage 30 bis van Verordening (EEG) nr. 2454/93 vereiste gegevens bevatten en worden aangevuld met een lijst van artikelen wanneer de zending uit meer dan één artikel bestaat. |
(6) |
Teneinde een marktdeelnemer een zo breed mogelijk scala aan mogelijkheden te bieden om de vereiste gegevens te verstrekken wanneer alle douane- en particuliere computersystemen niet functioneren, moeten de douaneautoriteiten hem kunnen toestaan om deze gegevens te verstrekken met behulp van handelsdocumenten, op voorwaarde dat de aan de douane voorgelegde documenten de gegevens bevatten die krachtens bijlage 30 bis van Verordening (EEG) nr. 2454/93 voor summiere aangiften bij binnenkomst of bij uitgang zijn vereist. |
(7) |
Aangezien de veiligheidsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1875/2006 van de Commissie (4) vanaf 1 juli 2009 van toepassing worden, dienen de in deze verordening vastgestelde overeenkomstige bepalingen vanaf dezelfde datum van toepassing te worden. Verordening (EEG) nr. 2454/93 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(8) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EEG) nr. 2454/93 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 183, lid 2, wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
In artikel 340 ter wordt het volgende punt 6 bis toegevoegd:
|
3) |
Artikel 358 wordt als volgt gewijzigd:
|
4) |
Artikel 787, lid 2, wordt vervangen door: „2. Wanneer het computersysteem van de douane niet functioneert of wanneer de elektronische applicatie van de indiener van de aangifte ten uitvoer niet functioneert, aanvaardt de douane een aangifte ten uitvoer op papier, op voorwaarde dat deze op een van de volgende wijzen wordt ingediend:
Het formulier dient de minimumlijst van de in de bijlagen 37 en 30 bis genoemde gegevens voor uitvoer te bevatten.”. |
5) |
Artikel 796 bis wordt als volgt gewijzigd:
|
6) |
In artikel 796 quater, tweede alinea, worden de woorden „bijlage 45 quater” vervangen door „bijlage 45 octies”. |
7) |
Artikel 842 ter, lid 3, wordt als volgt gewijzigd:
|
8) |
In artikel 183, artikel 359, leden 1 en 4, artikel 360, leden 1 en 2, artikel 361, leden 3 en 4, artikel 406, leden 1 en 2, artikel 408, lid 1, onder d), artikel 454, lid 4, artikel 454 ter, leden 2 en 4, artikel 455, lid 1, en artikel 457 ter, leden 2 en 3, wordt „begeleidingsdocument voor douanevervoer” vervangen door „begeleidingsdocument douanevervoer — begeleidingsdocument douanevervoer/veiligheid”. |
9) |
Bijlage 37 quinquies wordt als volgt gewijzigd:
|
10) |
De bijlagen 45 quater en 45 quinquies worden geschrapt. |
11) |
Bijlage 45 sexies in bijlage I bij deze verordening wordt ingevoegd. |
12) |
Bijlage 45 septies in bijlage II bij deze verordening wordt ingevoegd. |
13) |
Bijlage 45 octies in bijlage III bij deze verordening wordt ingevoegd. |
14) |
Bijlage 45 nonies in bijlage IV bij deze verordening wordt ingevoegd. |
15) |
Bijlage 45 decies in bijlage V bij deze verordening wordt ingevoegd. |
16) |
Bijlage 45 undecies in bijlage VI bij deze verordening wordt ingevoegd. |
17) |
Bijlage 45 duodecies in bijlage VII bij deze verordening wordt ingevoegd. |
18) |
Bijlage 45 terdecies in bijlage VIII bij deze verordening wordt ingevoegd. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 juli 2009.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 30 april 2009.
Voor de Commissie
László KOVÁCS
Lid van de Commissie
(1) PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.
(2) PB L 117 van 4.5.2005, blz. 13.
(3) PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1.
(4) PB L 360 van 19.12.2006, blz. 64.
BIJLAGE I
„BIJLAGE 45 sexies
(als bedoeld in artikel 358, lid 2)
BEGELEIDINGSDOCUMENT DOUANEVERVOER/VEILIGHEID (TRANSIT/SECURITY ACCOMPANYING DOCUMENT OF TSAD)
HOOFDSTUK I
Model van het begeleidingsdocument douanevervoer/veiligheid
HOOFDSTUK II
Toelichting en nadere gegevens betreffende het begeleidingsdocument douanevervoer/veiligheid
De in dit hoofdstuk gebruikte afkorting BCP („bedrijfscontinuïteitsplan”) verwijst naar situaties waarin de in artikel 340 ter, lid 7, omschreven noodprocedure van toepassing is.
De gegevens in het begeleidingsdocument douanevervoer/veiligheid zijn geldig voor de gehele aangifte.
De informatie in het begeleidingsdocument douanevervoer/veiligheid wordt gebaseerd op de gegevens die zijn vermeld op de aangifte voor douanevervoer; indien nodig wordt die informatie gewijzigd door de aangever en/of geverifieerd door het kantoor van vertrek.
Het voor het begeleidingsdocument douanevervoer/veiligheid te gebruiken formulier mag groen van kleur zijn.
Behalve de bepalingen in de toelichtingen bij de bijlagen 30 bis, 37 en 38 geldt voor het afdrukken van de gegevens het volgende:
1. IDENTIFICATIENUMMER VOOR VERZENDING (MOVEMENT REFERENCE NUMBER OF MRN).
Het MRN moet op de eerste bladzijde en op alle lijsten van artikelen worden afgedrukt, behalve wanneer deze formulieren in het kader van het BCP worden gebruikt, in welk geval geen MRN wordt toegekend.
Deze informatie is alfanumeriek en omvat 18 tekens die als volgt zijn samengesteld:
Veld |
Inhoud |
Veldtype |
Voorbeeld |
1 |
Laatste twee cijfers van het jaar van formele aanvaarding van de aangifte voor douanevervoer (JJ) |
numeriek 2 |
06 |
2 |
Code van het land van vertrek van het vervoer (landcode Alpha-2) |
alfabetisch 2 |
RO |
3 |
Unieke code voor de douanevervoerbeweging per jaar en land |
alfanumeriek 13 |
9876AB8890123 |
4 |
Controlecijfer |
alfanumeriek 1 |
5 |
Veld 1 en 2: zie uitleg hierboven.
Veld 3: code voor de douanevervoerbeweging. De wijze waarop het veld wordt gebruikt, valt onder de verantwoordelijkheid van de nationale douaneautoriteiten, maar elke vervoerbeweging die in de loop van het jaar in het betreffende land is afgehandeld, dient een uniek nummer te krijgen.
Nationale douaneautoriteiten die het identificatienummer van het douanekantoor in het MRN willen opnemen, kunnen de eerste zes tekens gebruiken om het nationale nummer van het douanekantoor in te voegen.
Veld 4: in dit veld moet een waarde worden ingevuld die een controlecijfer voor het gehele MRN is. Aan de hand van dit veld kunnen fouten bij het registreren van het gehele MRN worden opgespoord.
Het MRN wordt ook in de vorm van een streepjescode gedrukt, waarbij de standaard „code 128”, tekenset „B” wordt gebruikt.
2. VAK AANG. VEIL. (S00):
Vermeld code S wanneer het begeleidingsdocument douanevervoer/veiligheid ook veiligheidsinformatie bevat. Wanneer dit document geen veiligheidsinformatie bevat, blijft dit vak leeg.
3. VAK FORMULIEREN (3):
Eerste deelvak: volgnummer van het afgedrukte blad.
Tweede deelvak: totaal aantal afgedrukte bladen (inclusief lijst van artikelen).
4. VAK REFERENTIENUMMER (7):
Vermeld het LRN en/of het UCR.
LRN — lokaal referentienummer als omschreven in bijlage 37 bis.
UCR — uniek referentienummer van de zending als omschreven in bijlage 37, titel II, vak 7.
5. IN DE RUIMTE RECHTS VAN HET VAK GEADRESSEERDE (8):
Naam en adres van het douanekantoor waarnaar het terugzendingsexemplaar van het begeleidingsdocument douanevervoer/veiligheid moet worden teruggestuurd.
6. VAK INDIC. ABO (S32):
Vermeld de indicator van een andere bijzondere omstandigheid.
7. VAK KANTOOR VAN VERTREK (C):
— |
identificatienummer van het kantoor van vertrek, |
— |
datum van aanvaarding van de aangifte voor douanevervoer, |
— |
naam en vergunningnummer van de toegelaten afzender (indien van toepassing). |
8. VAK CONTROLE DOOR HET KANTOOR VAN VERTREK (D):
— |
controleresultaat, |
— |
de aangebrachte verzegeling of de aanduiding „- -” ter identificatie van de „Vrijstelling - 99201”, |
— |
de vermelding „Verplichte route”, indien nodig. |
Het begeleidingsdocument douanevervoer/veiligheid mag niet worden gewijzigd en aanvullingen of weglatingen mogen niet worden aangebracht tenzij in deze verordening anders is bepaald.
9. FORMALITEITEN TIJDENS HET VERVOER
Het is mogelijk dat tussen het tijdstip waarop de goederen het kantoor van vertrek verlaten en het tijdstip waarop zij bij het kantoor van bestemming aankomen, bepaalde vermeldingen dienen te worden aangebracht op het begeleidingsdocument douanevervoer/veiligheid dat de goederen vergezelt. Deze gegevens hebben betrekking op het vervoer en dienen naarmate het vervoer wordt afgewikkeld, door de vervoerder die verantwoordelijk is voor het vervoermiddel waarop of waarin de goederen zijn geladen, op dit document te worden vermeld. Zij mogen, mits op duidelijk leesbare wijze, met de hand worden aangebracht, met inkt en in blokletters.
De vervoerder kan de goederen pas overladen nadat hij hiervoor toestemming heeft verkregen van de douaneautoriteiten van het land waar de overlading plaatsvindt.
Indien de douaneautoriteiten van oordeel zijn dat het communautair douanevervoer, eventueel na het nemen van de nodige maatregelen, op normale wijze kan worden voortgezet, viseren zij het begeleidingsdocument douanevervoer/veiligheid.
De douaneautoriteiten van het kantoor van doorgang of van het kantoor van bestemming, naar gelang van het geval, dienen de gegevens die op het begeleidingsdocument douanevervoer/veiligheid zijn vermeld, in het systeem in te voeren. Deze gegevens kunnen ook door de toegelaten geadresseerde worden ingevoerd.
De volgende gevallen kunnen zich voordoen:
10. OVERLADINGEN: VAK 55 INVULLEN.
Vak Overladingen (55)
De eerste drie regels van dit vak dienen door de vervoerder te worden ingevuld wanneer de goederen tijdens het vervoer op of in een ander vervoermiddel of container worden overgeladen.
Wanneer evenwel goederen worden vervoerd in containers die bestemd zijn om op wegvoertuigen te worden geladen, mogen de douaneautoriteiten toestaan dat de aangever vak 18 niet invult indien het om logistieke redenen niet mogelijk is op de plaats van vertrek de identiteit en de nationaliteit van het vervoermiddel bij de opstelling van de aangifte voor douanevervoer te vermelden, mits zij ervoor kunnen zorgen dat de juiste gegevens betreffende het vervoermiddel achteraf in vak 55 worden ingevuld.
11. ANDERE VOORVALLEN: VAK 56 INVULLEN.
Vak Andere voorvallen tijdens het vervoer (56)
Vak in te vullen overeenkomstig de geldende voorschriften inzake douanevervoer.
Wanneer de goederen in of op een oplegger of aanhangwagen zijn geladen en het trekkende voertuig tijdens het vervoer wordt gewijzigd (zonder dat de goederen worden geladen, gelost of overgeladen), dienen in dit vak tevens het registratienummer en de nationaliteit van het nieuwe trekkende voertuig te worden vermeld. In dergelijke gevallen is visering door de bevoegde autoriteiten niet vereist.”
BIJLAGE II
„BIJLAGE 45 septies
(als bedoeld in artikel 358, lid 3)
LIJST VAN ARTIKELEN DOUANEVERVOER/VEILIGHEID (TRANSIT/SECURITY LIST OF ITEMS OF TSLoI)
HOOFDSTUK I
Model van de lijst van artikelen douanevervoer/veiligheid
HOOFDSTUK II
Toelichting en nadere gegevens betreffende de lijst van artikelen douanevervoer/veiligheid
De in dit hoofdstuk gebruikte afkorting BCP („bedrijfscontinuïteitsplan”) verwijst naar situaties waarin de in artikel 340 ter, lid 7, omschreven noodprocedure van toepassing is.
De lijst van artikelen douanevervoer/veiligheid bevat de gegevens die specifiek betrekking hebben op in de aangifte opgenomen artikelen.
De hoogte van de vakken van de lijst van artikelen kan worden aangepast. Behalve de bepalingen in de toelichtingen bij de bijlagen 30 bis en 37 geldt voor het afdrukken van de gegevens, die indien nodig gecodeerd worden, het volgende:
1. |
Vak MRN — identificatienummer voor verzending („movement reference number”) als omschreven in bijlage 45 sexies. Het MRN moet op de eerste bladzijde en op alle lijsten van artikelen worden afgedrukt, behalve wanneer deze formulieren in het kader van het BCP worden gebruikt, in welk geval geen MRN wordt toegekend. |
2. |
De gegevens in de verschillende vakken op artikelniveau moeten als volgt worden afgedrukt:
|
BIJLAGE III
„BIJLAGE 45 octies
(als bedoeld in artikel 796 bis)
UITVOERGELEIDEDOCUMENT (EXPORT ACCOMPANYING DOCUMENT OF EAD)
HOOFDSTUK I
Model van het uitvoergeleidedocument
HOOFDSTUK II
Toelichting en nadere gegevens betreffende het uitvoergeleidedocument
De in dit hoofdstuk gebruikte afkorting BCP („bedrijfscontinuïteitsplan”) verwijst naar situaties waarin de in artikel 787, lid 2, omschreven noodprocedure van toepassing is.
De gegevens in het uitvoergeleidedocument zijn geldig voor de gehele aangifte en voor één artikel.
De informatie in het uitvoergeleidedocument wordt gebaseerd op de gegevens die zijn vermeld op de aangifte ten uitvoer; indien nodig wordt die informatie gewijzigd door de aangever/vertegenwoordiger en/of geverifieerd door het kantoor van uitvoer.
Behalve de bepalingen in de toelichtingen bij de bijlagen 30 bis en 37 geldt voor het afdrukken van de gegevens het volgende:
1. |
Vak MRN (movement reference number). Het MRN moet op de eerste bladzijde en op alle lijsten van artikelen worden afgedrukt, behalve wanneer deze formulieren in het kader van het BCP worden gebruikt, in welk geval geen MRN wordt toegekend. Deze informatie is alfanumeriek en omvat 18 tekens die als volgt zijn samengesteld:
Veld 1 en 2: zie uitleg hierboven. Veld 3: code voor de verrichting in het kader van het exportcontrolesysteem. De wijze waarop het veld wordt gebruikt, valt onder de verantwoordelijkheid van de nationale douaneautoriteiten, maar elke uitvoer die in de loop van het jaar in het betreffende land is afgehandeld, dient een uniek nummer te krijgen. Nationale douaneautoriteiten die het identificatienummer van het douanekantoor in het MRN willen opnemen, kunnen de eerste zes tekens gebruiken om het nationale nummer van het douanekantoor in te voegen. Veld 4: in dit veld moet een waarde worden ingevuld die een controlecijfer voor het gehele MRN is. Aan de hand van dit veld kunnen fouten bij het registreren van het gehele MRN worden opgespoord. Het MRN wordt ook in de vorm van een streepjescode gedrukt, waarbij de standaard „code 128”, tekenset „B” wordt gebruikt. |
2. |
VAK AANG. VEIL. (S00): Vermeld code S wanneer het uitvoergeleidedocument ook veiligheidsinformatie bevat. Wanneer dit document geen veiligheidsinformatie bevat, blijft dit vak leeg. |
3. |
VAK DOUANEKANTOOR Identificatienummer van het kantoor van uitvoer. |
4. |
VAK REFERENTIENUMMER (7): Vermeld het LRN en/of het UCR. LRN— lokaal referentienummer als omschreven in bijlage 37 bis. UCR— uniek referentienummer van de zending als omschreven in bijlage 37, titel II, vak 7. |
5. |
VAK INDIC. ABO (S32) Vermeld de indicator van een andere bijzondere omstandigheid. |
6. |
DE GEGEVENS IN DE VERSCHILLENDE VAKKEN OP ARTIKELNIVEAU MOETEN ALS VOLGT WORDEN AFGEDRUKT:
|
Het uitvoergeleidedocument mag niet worden gewijzigd en aanvullingen of weglatingen mogen niet worden aangebracht tenzij in deze verordening anders is bepaald.”
BIJLAGE IV
„BIJLAGE 45 nonies
(als bedoeld in artikel 796 bis)
LIJST VAN ARTIKELEN UITVOER (EXPORT LIST OF ITEMS OF EloI)
HOOFDSTUK I
Model van de lijst van artikelen uitvoer
HOOFDSTUK II
Toelichting en nadere gegevens betreffende de lijst van artikelen uitvoer
De lijst van artikelen uitvoer bevat de gegevens die specifiek betrekking hebben op in de aangifte opgenomen artikelen.
De hoogte van de vakken van de lijst van artikelen uitvoer kan worden aangepast.
Behalve de bepalingen in de toelichtingen bij de bijlagen 30 bis en 37 geldt voor het afdrukken van de gegevens, die indien nodig gecodeerd worden, het volgende:
1. |
Vak MRN — identificatienummer voor verzending („movement reference number”) als omschreven in bijlage 45 octies. Het MRN moet op de eerste bladzijde en op alle lijsten van artikelen worden afgedrukt. |
2. |
De gegevens in de verschillende vakken op artikelniveau moeten als volgt worden afgedrukt:
|
BIJLAGE V
„BIJLAGE 45 decies
(als bedoeld in artikel 183, lid 2, artikel 787, lid 2, onder a), en artikel 842 ter, lid 3)
DOCUMENT VEILIGHEID (SECURITY AND SAFETY DOCUMENT OF SSD)
HOOFDSTUK I
Model van het document veiligheid
HOOFDSTUK II
Toelichting en nadere gegevens betreffende het document veiligheid
Het formulier bevat informatie op rubriekniveau en voor één artikel.
De informatie in het document veiligheid wordt gebaseerd op de gegevens die zijn vermeld op de summiere aangifte bij binnenkomst of uitgang; indien nodig wordt die informatie gewijzigd door de indiener van de summiere aangifte en/of geverifieerd door het kantoor van binnenkomst respectievelijk uitgang.
Het document veiligheid wordt ingevuld door de indiener van de summiere aangifte.
Behalve de bepalingen in de toelichtingen bij de bijlagen 30 bis en 37 geldt voor het afdrukken van de gegevens het volgende:
1. |
Vak MRN — identificatienummer voor verzending („movement reference number”) als omschreven in bijlage 45 sexies of door het douanekantoor toegekende ad-hocreferenties. Het MRN moet op de eerste bladzijde en op alle lijsten van artikelen worden afgedrukt. |
2. |
Douanekantoor Identificatienummer van het kantoor van binnenkomst/uitgang. |
3. |
Vak Soort aangifte (1) De codes „IM” of „EX” naargelang het document gegevens van een summiere aangifte bij binnenkomst dan wel bij uitgang bevat. |
4. |
Vak Referentienummer (7): Vermeld LRN — lokaal referentienummer als omschreven in bijlage 37 bis. |
5. |
Vak Code 1e pl. aankomst (S11): Code eerste plaats van aankomst. |
6. |
Vak Dat/tijdst. aank. 1e pl. douanegeb. (S12): Vermeld datum en tijdstip van aankomst op de eerste plaats van aankomst in het douanegebied. |
7. |
Vak Code bet. verv.kst. (S29): Vermeld de code voor de betalingswijze van de vervoerskosten. |
8. |
Vak UNDG (S27) — VN-code gevaarlijke goederen. |
9. |
Vak Indic. ABO (S32): Vermeld de indicator van een andere bijzondere omstandigheid. |
Het document veiligheid mag niet worden gewijzigd en aanvullingen of weglatingen mogen niet worden aangebracht tenzij in deze verordening anders is bepaald.”
BIJLAGE VI
„BIJLAGE 45 undecies
(als bedoeld in artikel 183, lid 2, artikel 787, lid 2, onder a), en artikel 842 ter, lid 3)
LIJST VAN ARTIKELEN VEILIGHEID (SECURITY AND SAFETY LIST OF ITEMS OF SSLoI)
HOOFDSTUK I
Model van de lijst van artikelen veiligheid
HOOFDSTUK II
Toelichting en nadere gegevens betreffende de lijst van artikelen veiligheid
De hoogte van de vakken van de lijst van artikelen kan niet worden aangepast.
Behalve de bepalingen in de toelichtingen bij de bijlagen 30 bis en 37 geldt voor het afdrukken van de gegevens in de verschillende vakken het volgende:
|
Vak Art. nr. (32) — volgnummer van het betrokken artikel; |
|
Vak Code bet. verv.kst (S29) — code voor de betalingswijze van de vervoerskosten; |
|
Vak UNDG (S27) — VN-code gevaarlijke goederen.” |
BILAG VII
„BIJLAGE 45 DUODECIES
(als bedoeld in artikel 787)
ED UITVOER/VEILIGHEID (EXPORT/SECURITY SAD OF ESS)
HOOFDSTUK I
Model van het ED uitvoer/veiligheid
HOOFDSTUK II
Toelichting en nadere gegevens betreffende het ED uitvoer/veiligheid
De in dit hoofdstuk gebruikte afkorting BCP („bedrijfscontinuïteitsplan”) verwijst naar situaties waarin de in artikel 787, lid 2, omschreven noodprocedure van toepassing is.
Het formulier bevat alle informatie die noodzakelijk is in het geval van gegevens inzake uitvoer en uitgang wanneer gegevens inzake uitvoer en veiligheid tezamen worden verstrekt. Het formulier bevat informatie op rubriekniveau en voor één artikel. Het is speciaal ontworpen om in het kader van het BCP te worden gebruikt.
Het ED uitvoer/veiligheid bestaat uit drie exemplaren:
|
Exemplaar 1 wordt bewaard door de autoriteiten van de lidstaat waar de formaliteiten bij uitvoer (verzending) of communautair douanevervoer worden vervuld. |
|
Exemplaar 2 wordt gebruikt voor statistische doeleinden door de lidstaat van uitvoer. |
|
Exemplaar 3 wordt na visering door de douane teruggezonden naar de exporteur. |
De gegevens in het ED uitvoer/veiligheid zijn geldig voor de gehele aangifte.
De informatie in het ED uitvoer/veiligheid wordt gebaseerd op de gegevens die zijn vermeld op de aangifte ten uitvoer en bij uitgang; indien nodig wordt die informatie gewijzigd door de aangever/vertegenwoordiger en/of geverifieerd door het kantoor van uitvoer.
Behalve de bepalingen in de toelichtingen bij de bijlagen 30 bis en 37 geldt voor het afdrukken van de gegevens het volgende:
1. |
Vak MRN (movement reference number). Het MRN moet op de eerste bladzijde en op alle lijsten van artikelen worden afgedrukt, behalve wanneer deze formulieren in het kader van het BCP worden gebruikt, in welk geval geen MRN wordt toegekend. Deze informatie is alfanumeriek en omvat 18 tekens die als volgt zijn samengesteld:
Veld 1 en 2: zie uitleg hierboven. Veld 3: code voor de verrichting in het kader van het exportcontrolesysteem. De wijze waarop het veld wordt gebruikt, valt onder de verantwoordelijkheid van de nationale douaneautoriteiten, maar elke uitvoer die in de loop van het jaar in het betreffende land is afgehandeld, dient een uniek nummer te krijgen. Nationale douaneautoriteiten die het identificatienummer van het douanekantoor in het MRN willen opnemen, kunnen de eerste zes tekens gebruiken om het nationale nummer van het douanekantoor in te voegen. Veld 4: in dit veld moet een waarde worden ingevuld die een controlecijfer voor het gehele MRN is. Aan de hand van dit veld kunnen fouten bij het registreren van het gehele MRN worden opgespoord. Het MRN wordt ook in de vorm van een streepjescode gedrukt, waarbij de standaard „code 128”, tekenset „B” wordt gebruikt. |
2. |
Vak 7 Referentienummer: Vermeld het LRN en/of het UCR. LRN— lokaal referentienummer als omschreven in bijlage 37 bis. UCR— uniek referentienummer van de zending als omschreven in bijlage 37, titel II, vak 7. |
3. |
Vak Indic. ABO (S32): Vermeld de indicator van een andere bijzondere omstandigheid. |
Het ED uitvoer/veiligheid mag niet worden gewijzigd en aanvullingen of weglatingen mogen niet worden aangebracht tenzij in deze verordening anders is bepaald.”
BIJLAGE VIII
„BIJLAGE 45 terdecies
(ls bedoeld in artikel 787)
LIJST VAN ARTIKELEN BIJ HET ED UITVOER/VEILIGHEID (EXPORT/SECURITY SAD LIST OF ITEMS OF ESSLoI)
HOOFDSTUK I
Model van de lijst van artikelen bij het ED uitvoer/veiligheid
HOOFDSTUK II
Toelichting en nadere gegevens betreffende de lijst van artikelen bij het ED uitvoer/veiligheid
De lijst van artikelen bij het ED uitvoer/veiligheid bevat de gegevens die specifiek betrekking hebben op in de aangifte opgenomen artikelen.
De hoogte van de vakken van de lijst van artikelen kan worden aangepast.
Behalve de bepalingen in de toelichtingen bij de bijlagen 30 bis en 37 geldt voor het afdrukken van de gegevens het volgende:
1. |
Vak MRN — identificatienummer voor verzending („movement reference number”) als omschreven in bijlage 45 duodecies. Het MRN moet op de eerste bladzijde en op alle lijsten van artikelen worden afgedrukt. |
2. |
De gegevens in de verschillende vakken op artikelniveau moeten als volgt worden afgedrukt:
|
21.5.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 125/52 |
VERORDENING (EG) Nr. 415/2009 VAN DE COMMISSIE
van 20 mei 2009
tot wijziging van Richtlijn 2007/68/EG van de Commissie tot wijziging van bijlage III bis bij Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad wat bepaalde voedselingrediënten betreft
(Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgeving der lidstaten inzake de etikettering en presentatie van levensmiddelen alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame (1), en met name op artikel 21,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Richtlijn 2007/68/EG van de Commissie (2) stelt de lijst vast van voedselingrediënten of stoffen die van het etiketteringsvoorschrift vrijgesteld zijn. |
(2) |
Aangezien wijzigingen in de etiketteringsvoorschriften gevolgen hebben voor het bedrijfsleven, met name voor het midden- en kleinbedrijf, dat een aanpassingsperiode nodig heeft om de overgang naar nieuwe etiketteringsvoorschriften vlot te laten verlopen, voorziet Richtlijn 2007/68/EG in tijdelijke maatregelen om de toepassing van de nieuwe voorschriften te vergemakkelijken door toe te staan dat levensmiddelen die vóór 31 mei 2009 in de handel zijn gebracht of zijn geëtiketteerd en die aan Richtlijn 2005/26/EG van de Commissie (3) voldoen, worden verkocht zolang de voorraad strekt. |
(3) |
Verordening (EG) nr. 479/2008 van de Raad van 29 april 2008 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1493/1999, (EG) nr. 1782/2003, (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 3/2008 en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 2392/86 en (EG) nr. 1493/1999 (4) reorganiseert de wijze waarop de EU-wijnmarkt wordt beheerd. Overeenkomstig artikel 129, lid 1, onder e), van die verordening zijn titel III, hoofdstukken II, III, IV, V en VI, de artikelen 108, 111 en 112 en de overeenkomstige bepalingen, met name in de bijlagen, van toepassing met ingang van 1 augustus 2009, tenzij anders is bepaald in een regeling die volgens de procedure van artikel 113, lid 1, moet worden aangenomen. Momenteel worden voor die verordening uitvoeringsbepalingen opgesteld die onder meer voorzien in specifieke etiketteringsvoorschriften voor de wijnsector en, omdat zij met ingang van 1 augustus 2009 van toepassing zijn, in een overgangsperiode om de overgang van de voordien voor de wijnsector geldende wetgeving, met name van Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (5) naar Verordening (EG) nr. 479/2008, te vergemakkelijken en de marktdeelnemers in staat te stellen aan de nieuwe etiketteringsvoorschriften te voldoen. |
(4) |
Aangezien de exploitanten in de wijnsector zouden moeten voldoen aan twee stellen etiketteringsvoorschriften, namelijk die van Richtlijn 2007/68/EG en die van de uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 479/2008, en de overgangsperioden niet samenvallen, daar krachtens Richtlijn 2007/68/EG levensmiddelen die vóór 31 mei 2009 in de handel zijn gebracht of zijn geëtiketteerd en die aan Richtlijn 2005/26/EG voldoen, mogen worden verkocht zolang de voorraad strekt, moet, met het oog op goed beheer en om onnodige lasten voor de autoriteiten van de lidstaten en voor de marktdeelnemers te vermijden, één datum worden vastgesteld voor de verplichte toepassing in de wijnsector van Richtlijn 2007/68/EG en van de uitvoeringsbepalingen die in het kader van Verordening (EG) nr. 479/2008 worden vastgesteld. |
(5) |
Voor de onder Verordening (EG) nr. 479/2008 vallende producten moet het einde van de overgangsperiode waarin Richtlijn 2007/68/EG voorziet, daarom worden vastgesteld op 31 december 2010. |
(6) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Aan artikel 3 van Richtlijn 2007/68/EG wordt de volgende alinea toegevoegd:
„In afwijking van de tweede alinea van dit artikel staan de lidstaten toe dat wijnen, zoals gedefinieerd in bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 479/2008 van de Raad (6), die vóór 31 december 2010 in de handel zijn gebracht of zijn geëtiketteerd en die aan Richtlijn 2005/26/EG voldoen, worden verkocht zolang de voorraad strekt”.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 20 mei 2009.
Voor de Commissie
Androulla VASSILIOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 109 van 6.5.2000, blz. 29.
(2) PB L 310 van 28.11.2007, blz. 11.
(3) PB L 75 van 22.3.2005, blz. 33.
(4) PB L 148 van 6.6.2008, blz. 1.
(5) PB L 179 van 14.7.1999, blz. 1.
(6) PB L 148 van 6.6.2008, blz. 1.
21.5.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 125/54 |
VERORDENING (EG) Nr. 416/2009 VAN DE COMMISSIE
van 20 mei 2009
inzake de verdeling tussen „leveringen” en „rechtstreekse verkoop” van de nationale melkquota die voor 2008/2009 zijn vastgesteld in bijlage IX bij Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1), en met name op artikel 69, lid 1, juncto artikel 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens artikel 67, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 kunnen de producenten beschikken over een of over twee individuele quota (een voor leveringen en een voor rechtstreekse verkoop) die alleen door de bevoegde autoriteit van de lidstaat op een naar behoren gemotiveerd verzoek van de producent kunnen worden omgezet van het ene in het andere quotum. |
(2) |
Bij Verordening (EG) nr. 415/2008 van de Commissie van 8 mei 2008 inzake de verdeling tussen leveringen en rechtstreekse verkoop van de nationale referentiehoeveelheden die voor 2007/2008 zijn vastgesteld in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1788/2003 van de Raad (2) is voor alle lidstaten de verdeling tussen leveringen en rechtstreekse verkoop vastgesteld voor het tijdvak van 1 april 2007 tot en met 31 maart 2008. |
(3) |
Overeenkomstig artikel 25, lid 2, van Verordening (EG) nr. 595/2004 van de Commissie van 30 maart 2004 houdende vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1788/2003 van de Raad tot vaststelling van een heffing in de sector melk en zuivelproducten (3) hebben de lidstaten de hoeveelheden van de individuele quota meegedeeld die op verzoek van de producenten definitief zijn omgezet van leveringen in rechtstreekse verkoop of omgekeerd. |
(4) |
Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 248/2008 van de Raad van 17 maart 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1234/2007 wat de nationale melkquota betreft (4) zijn de totale nationale quota voor alle lidstaten verhoogd met ingang van 1 april 2008. De lidstaten, met uitzondering van Malta waarvoor het nationale quotum geen rechtstreekse verkoop omvat, hebben de Commissie in kennis gesteld van de verdeling van de aanvullende quota tussen leveringen en rechtstreekse verkoop. |
(5) |
Met betrekking tot de voor het tijdvak van 1 april 2008 tot en met 31 maart 2009 geldende nationale quota die zijn vastgesteld in bijlage IX bij Verordening (EG) nr. 1234/2007, moet derhalve de verdeling tussen „leveringen” en „rechtstreekse verkoop” worden aangebracht. |
(6) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De voor het tijdvak van 1 april 2008 tot en met 31 maart 2009 geldende nationale quota die zijn vastgesteld in bijlage IX bij Verordening (EG) nr. 1234/2007, worden overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening verdeeld tussen „leveringen” en „rechtstreekse verkoop”.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 20 mei 2009.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 125 van 9.5.2008, blz. 22.
(3) PB L 94 van 31.3.2004, blz. 22.
(4) PB L 76 van 19.3.2008, blz. 6.
BIJLAGE
(ton) |
||
Lidstaten |
Leveringen |
Rechtstreekse verkoop |
België |
3 371 559,558 |
55 729,182 |
Bulgarije |
912 238,158 |
86 341,842 |
Tsjechië |
2 785 413,892 |
7 275,728 |
Denemarken |
4 612 376,648 |
242,872 |
Duitsland |
28 755 245,289 |
92 175,102 |
Estland |
650 386,770 |
8 908,590 |
Ierland |
5 501 532,799 |
2 146,481 |
Griekenland |
835 781,260 |
1 142,000 |
Spanje |
6 173 230,927 |
66 058,073 |
Frankrijk |
24 738 890,113 |
352 431,587 |
Italië |
10 474 131,877 |
266 529,323 |
Cyprus |
146 970,338 |
1 133,662 |
Letland |
725 538,102 |
17 682,858 |
Litouwen |
1 674 056,192 |
64 879,588 |
Luxemburg |
278 070,680 |
475,000 |
Hongarije |
1 921 492,480 |
108 368,720 |
Malta |
49 671,960 |
0,000 |
Nederland |
11 392 464,000 |
73 166,280 |
Oostenrijk |
2 755 298,641 |
92 179,828 |
Polen |
9 403 080,692 |
164 665,168 |
Portugal (1) |
1 979 091,285 |
8 429,715 |
Roemenië |
1 429 140,086 |
1 688 999,914 |
Slovenië |
567 987,116 |
20 183,644 |
Slowakije |
1 049 485,430 |
12 118,330 |
Finland |
2 486 700,282 |
6 015,111 |
Zweden |
3 415 795,900 |
3 800,000 |
Verenigd Koninkrijk |
14 988 515,859 |
136 653,081 |
(1) Behalve Madeira.
21.5.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 125/56 |
VERORDENING (EG) Nr. 417/2009 VAN DE COMMISSIE
van 20 mei 2009
houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Mariánskolázeňské oplatky (BGA))
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name op artikel 7, lid 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 6, lid 2, en artikel 17, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 is de door Tsjechië ingediende aanvraag tot registratie van de benaming „Mariánskolázeňské oplatky” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (2). |
(2) |
Duitsland heeft overeenkomstig artikel 7, lid 3, onder a) en d), van Verordening (EG) nr. 510/2006 bezwaar tegen de registratie aangetekend. |
(3) |
De Commissie heeft de betrokken partijen bij brief van 5 maart 2008 verzocht op gepaste wijze overleg te plegen. Hoewel binnen een termijn van zes maanden geen overeenkomst was bereikt tussen Tsjechië en Duitsland, heeft Duitsland zijn bezwaar op 12 maart 2009 ingetrokken. |
(4) |
De benaming moet derhalve worden opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in de bijlage vermelde benaming wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 20 mei 2009.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.
(2) PB C 107 van 11.5.2007, blz. 28.
BIJLAGE
In bijlage I bij Verordening (EG) nr. 510/2006 genoemde levensmiddelen:
Categorie 2.4. Brood, gebak, cakes, snoepgoed, koekjes en andere bakkerswaren
TSJECHIË
Mariánskolázeňské oplatky (BGA)
21.5.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 125/58 |
VERORDENING (EG) Nr. 418/2009 VAN DE COMMISSIE
van 20 mei 2009
houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Petit Épeautre de Haute Provence (BGA))
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 7, lid 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 is de aanvraag van Frankrijk tot registratie van de benaming „Petit Épeautre de Haute Provence” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (2). |
(2) |
Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006, moet deze benaming worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in de bijlage vermelde benaming wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 20 mei 2009.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.
(2) PB C 261 van 14.10.2008, blz. 11.
BIJLAGE
In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:
Categorie 1.6. Groenten en fruit en granen, in ongewijzigde staat of verwerkt
FRANKRIJK
Petit Épeautre de Haute Provence (BGA)
21.5.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 125/60 |
VERORDENING (EG) Nr. 419/2009 VAN DE COMMISSIE
van 20 mei 2009
houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Kiwi de l'Adour (BGA))
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 7, lid 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 6, lid 2, eerste alinea, en artikel 17, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 is de door Frankrijk ingediende aanvraag tot registratie van de benaming „Kiwi de l'Adour” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (2). |
(2) |
Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006, moet deze benaming worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in de bijlage vermelde benaming wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 20 mei 2009.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.
(2) PB C 263 van 16.10.2008, blz. 5.
BIJLAGE
In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:
Categorie 1.6. Groenten en fruit en granen, in ongewijzigde staat of verwerkt
FRANKRIJK
Kiwi de l'Adour (BGA)
21.5.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 125/62 |
VERORDENING (EG) Nr. 420/2009 VAN DE COMMISSIE
van 20 mei 2009
tot vaststelling van het maximumbedrag van de uitvoerrestitutie voor boter in het kader van de in Verordening (EG) nr. 619/2008 bedoelde permanente inschrijving
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1), en met name op artikel 164, lid 2, juncto artikel 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EG) nr. 619/2008 van de Commissie van 27 juni 2008 tot opening van een permanente inschrijving voor de vaststelling van de uitvoerrestituties voor bepaalde zuivelproducten (2) voorziet in een permanente inschrijving. |
(2) |
Krachtens artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1454/2007 van de Commissie van 10 december 2007 houdende gemeenschappelijke bepalingen betreffende inschrijvingen voor de vaststelling van uitvoerrestituties voor bepaalde landbouwproducten (3) moet, na bestudering van de offertes die in het kader van de inschrijving zijn ingediend, een maximumbedrag van de uitvoerrestitutie worden vastgesteld voor de inschrijvingsperiode die eindigt op 19 mei 2009. |
(3) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
In het kader van de bij Verordening (EG) nr. 619/2008 geopende permanente inschrijving wordt voor de inschrijvingsperiode die eindigt op 19 mei 2009, het maximumbedrag van de uitvoerrestitutie voor de in artikel 1, onder a) en b), en artikel 2, van die verordening vermelde producten en bestemmingen, vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 21 mei 2009.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 20 mei 2009.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 168 van 28.6.2008, blz. 20.
(3) PB L 325 van 11.12.2007, blz. 69.
BIJLAGE
(EUR/100 kg) |
||
Product |
Productcodes |
Maximumuitvoerrestitutie voor uitvoer naar de in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 619/2008 vermelde bestemmingen |
Boter |
ex ex 0405 10 19 9700 |
60,00 |
Butteroil |
ex ex 0405 90 10 9000 |
73,00 |
21.5.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 125/64 |
VERORDENING (EG) Nr. 421/2009 VAN DE COMMISSIE
van 20 mei 2009
tot vaststelling van het maximumbedrag van de uitvoerrestitutie voor mageremelkpoeder in het kader van de in Verordening (EG) nr. 619/2008 bedoelde permanente inschrijving
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1), en met name op artikel 164, lid 2, juncto artikel 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EG) nr. 619/2008 van de Commissie van 27 juni 2008 tot opening van een permanente inschrijving voor de vaststelling van de uitvoerrestituties voor bepaalde zuivelproducten (2) voorziet in een permanente inschrijving. |
(2) |
Krachtens artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1454/2007 van de Commissie van 10 december 2007 houdende gemeenschappelijke bepalingen betreffende inschrijvingen voor de vaststelling van uitvoerrestituties voor bepaalde landbouwproducten (3) moet, na bestudering van de offertes die in het kader van de inschrijving zijn ingediend, een maximumbedrag van de restitutie worden vastgesteld voor de inschrijvingsperiode die eindigt op 19 mei 2009. |
(3) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
In het kader van de bij Verordening (EG) nr. 619/2008 geopende permanente inschrijving wordt voor de inschrijvingsperiode die eindigt op 19 mei 2009, het maximumbedrag van de restitutie voor de in artikel 1, onder c), en artikel 2, van die verordening bedoelde producten en bestemmingen vastgesteld op 22,00 EUR/100 kg.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 21 mei 2009.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 20 mei 2009.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 168 van 28.6.2008, blz. 20.
(3) PB L 325 van 11.12.2007, blz. 69.
21.5.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 125/65 |
VERORDENING (EG) Nr. 422/2009 VAN DE COMMISSIE
van 20 mei 2009
tot vaststelling van de uitvoerrestituties in de sector eieren
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (1), en met name op artikel 164, lid 2, laatste alinea, en artikel 170,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens artikel 162, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 kan het verschil tussen de prijzen van de in deel XIX van bijlage I bij die verordening bedoelde producten op de wereldmarkt en die in de Gemeenschap worden overbrugd door een restitutie bij uitvoer. |
(2) |
Gezien de huidige situatie op de eiermarkt, moeten uitvoerrestituties worden vastgesteld overeenkomstig de regels en bepaalde criteria van de artikelen 162, 163, 164, 167, 169 en 170 van Verordening (EG) nr. 1234/2007. |
(3) |
Krachtens artikel 164, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 kunnen de restituties naar gelang van de bestemming worden gedifferentieerd, met name indien dit noodzakelijk is wegens de situatie op de wereldmarkt, de specifieke vereisten van bepaalde markten of de verplichtingen die voortvloeien uit volgens artikel 300 van het Verdrag gesloten overeenkomsten. |
(4) |
De restituties moeten slechts worden toegekend voor producten die vrij in de Gemeenschap mogen worden verhandeld en die voldoen aan de vereisten van Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (2) en van Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (3), alsmede aan de voorwaarden inzake het merken die zijn vastgesteld in bijlage XIV, punt A, van Verordening (EG) nr. 1234/2007. |
(5) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. De voor de restituties als bedoeld in artikel 164 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 in aanmerking komende producten, alsmede het bedrag van die restituties zijn opgenomen in de bijlage bij de onderhavige verordening, en gelden onder voorbehoud van de naleving van de in lid 2 van het onderhavige artikel vastgestelde voorwaarden.
2. De op grond van lid 1 voor restituties in aanmerking komende producten moeten voldoen aan de vereisten van de Verordeningen (EG) nr. 852/2004 en (EG) nr. 853/2004, en moeten met name in een erkende inrichting zijn bereid en voldoen aan de voorwaarden voor het merken, die zijn vastgesteld in bijlage II, sectie I, van Verordening (EG) nr. 853/2004 en in bijlage XIV, punt A, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 21 mei 2009.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 20 mei 2009.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1. Rectificatie in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 3.
(3) PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55. Rectificatie in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 22.
BIJLAGE
Uitvoerrestituties in de sector eieren van toepassing vanaf 21 mei 2009
Productcode |
Bestemming |
Meeteenheid |
Restitutiebedrag |
||||||
0407 00 11 9000 |
A02 |
EUR/100 st. |
0,39 |
||||||
0407 00 19 9000 |
A02 |
EUR/100 st. |
0,20 |
||||||
0407 00 30 9000 |
E09 |
EUR/100 kg |
0,00 |
||||||
E10 |
EUR/100 kg |
16,00 |
|||||||
E19 |
EUR/100 kg |
0,00 |
|||||||
0408 11 80 9100 |
A03 |
EUR/100 kg |
56,48 |
||||||
0408 19 81 9100 |
A03 |
EUR/100 kg |
28,35 |
||||||
0408 19 89 9100 |
A03 |
EUR/100 kg |
28,35 |
||||||
0408 91 80 9100 |
A03 |
EUR/100 kg |
35,78 |
||||||
0408 99 80 9100 |
A03 |
EUR/100 kg |
9,00 |
||||||
NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1), zoals gewijzigd. De andere bestemmingen worden als volgt vastgesteld:
|
21.5.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 125/67 |
VERORDENING (EG) Nr. 423/2009 VAN DE COMMISSIE
van 20 mei 2009
inzake de afgifte van invoercertificaten voor rijst in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 1529/2007 geopende tariefcontingenten voor de deelperiode mei 2009
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 1529/2007 van de Commissie van 21 december 2007 inzake de opening en de wijze van beheer voor de jaren 2008 en 2009 van contingenten voor de invoer van rijst van oorsprong uit de ACS-staten die deel uitmaken van de Cariforum-regio en uit de landen en gebieden overzee (de LGO) (2), en met name op artikel 4, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 1529/2007 is voor 2009 een jaarlijks tariefcontingent geopend voor de invoer van 250 000 ton rijst, uitgedrukt in equivalent gedopte rijst, van oorsprong uit de staten die deel uitmaken van de Cariforum-regio (volgnummer 09.4220, alsmede een tariefcontingent voor de invoer van 25 000 ton rijst, uitgedrukt in equivalent gedopte rijst, van oorsprong uit de Nederlandse Antillen en Aruba (volgnummer 09.4189) en een tariefcontingent voor de invoer van 10 000 ton rijst, uitgedrukt in equivalent gedopte rijst, van oorsprong uit de minst ontwikkelde LGO (volgnummer 09.4190), en is de wijze van beheer van die contingenten vastgesteld. |
(2) |
Voor deze bij artikel 1, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 1529/2007 vastgestelde contingenten is de deelperiode mei de tweede deelperiode. |
(3) |
Blijkens de gegevens die overeenkomstig artikel 6, onder a), van Verordening (EG) nr. 1529/2007 zijn verstrekt, hebben voor de contingenten met de volgnummers 09.4220, 09.4189 en 09.4190 de aanvragen die overeenkomstig artikel 2, lid 1, van die verordening zijn ingediend gedurende de eerste zeven dagen van de maand mei 2009, betrekking op een hoeveelheid, uitgedrukt in equivalent gedopte rijst, die kleiner is dan de beschikbare hoeveelheid. |
(4) |
Derhalve dienen overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1529/2007 voor de contingenten met de volgnummers 09.4220, 09.4189 en 09.4190 de totale hoeveelheden te worden vastgesteld die beschikbaar zijn voor de volgende contingentsdeelperiode, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De totale hoeveelheden die in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 1529/2007 vastgestelde contingenten met de volgnummers 09.4220, 09.4189 en 09.4190 beschikbaar zijn voor de volgende contingentsdeelperiode worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 20 mei 2009.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 348 van 31.12.2007, blz. 155.
BIJLAGE
Hoeveelheden die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1529/2007 moeten worden toegewezen voor de deelperiode mei 2009, respectievelijk beschikbaar zijn voor de daaropvolgende deelperiode
Oorsprong/Product |
Volgnummer |
Toewijzingscoëfficiënt voor de deelperiode mei 2009 |
Totale hoeveelheid die beschikbaar is voor de deelperiode september 2009 (in kg) |
||
Staten die deel uitmaken van de Cariforum-regio (artikel 1, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1529/2007)
|
09.4220 |
— (2) |
130 197 633 |
||
LGO (artikel 1, lid 2, onder a) en b), van Verordening (EG) nr. 1529/2007)
|
|
|
|
||
|
09.4189 |
— (2) |
21 500 000 |
||
|
09.4190 |
— (1) |
10 000 000 |
(1) De aanvragen hebben betrekking op een hoeveelheid die kleiner is dan of gelijk is aan de beschikbare hoeveelheid: alle aanvragen zijn dus ontvankelijk.
(2) Geen toepassing van een toewijzingscoëfficiënt voor deze deelperiode: de Commissie heeft geen enkele certificaataanvraag ontvangen.
21.5.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 125/69 |
VERORDENING (EG) Nr. 424/2009 VAN DE COMMISSIE
van 20 mei 2009
tot vaststelling van de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede van ovoalbumine, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1484/95
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening) (1), en met name op artikel 143,
Gelet op Verordening (EEG) nr. 2783/75 van de Raad van 29 oktober 1975 betreffende een gemeenschappelijke regeling van het handelsverkeer voor ovoalbumine en lactoalbumine, en met name op artikel 3, lid 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 1484/95 van de Commissie (2) zijn bepalingen vastgesteld voor de toepassing van de regeling inzake aanvullende invoerrechten en zijn de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede van ovoalbumine, vastgesteld. |
(2) |
Uit de regelmatige controle van de gegevens die als basis worden gebruikt voor het bepalen van de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede van ovoalbumine, blijkt dat de representatieve prijzen voor de invoer van bepaalde producten moeten worden gewijzigd met inachtneming van de naar gelang van de oorsprong optredende prijsverschillen. De representatieve prijzen moeten derhalve worden bekendgemaakt. |
(3) |
Deze wijziging moet, gezien de marktsituatie, zo spoedig mogelijk worden toegepast. |
(4) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 1484/95 wordt vervangen door de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 20 mei 2009.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 145 van 29.6.1995, blz. 47.
BIJLAGE
van de verordening van de Commissie van 20 mei 2009 tot vaststelling van de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede van ovoalbumine, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1484/95
„BIJLAGE I
GN-code |
Omschrijving |
Representatieve prijs (EUR/100 kg) |
In artikel 3, lid 3, bedoelde zekerheid (EUR/100 kg) |
Oorsprong (1) |
0207 12 10 |
Geslachte kippen (zogenaamde kippen 70 %), bevroren |
105,0 |
0 |
BR |
96,5 |
0 |
AR |
||
0207 12 90 |
Geslachte kippen (zogenaamde kippen 65 %), bevroren |
105,4 |
4 |
BR |
103,1 |
4 |
AR |
||
0207 14 10 |
Delen zonder been, van hanen of van kippen, bevroren |
205,3 |
28 |
BR |
207,1 |
28 |
AR |
||
263,5 |
11 |
CL |
||
0207 14 50 |
Borsten van kippen, bevroren |
189,6 |
7 |
BR |
146,3 |
20 |
AR |
||
0207 14 60 |
Dijen van kippen, bevroren |
104,1 |
12 |
BR |
99,4 |
13 |
AR |
||
0207 25 10 |
Geslachte kalkoenen (zogenaamde kalkoenen 80 %), bevroren |
223,4 |
0 |
BR |
0207 27 10 |
Delen zonder been, van kalkoenen, bevroren |
222,1 |
22 |
BR |
237,6 |
18 |
CL |
||
0408 11 80 |
Eigeel |
368,7 |
0 |
AR |
0408 91 80 |
Eieren uit de schaal, gedroogd |
334,9 |
0 |
AR |
1602 32 11 |
Bereidingen van hanen of van kippen, niet gekookt en niet gebakken |
262,1 |
7 |
BR |
3502 11 90 |
Ovoalbumine, gedroogd |
601,4 |
0 |
AR |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „andere oorsprong”.”
21.5.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 125/71 |
VERORDENING (EG) Nr. 425/2009 VAN DE COMMISSIE
van 20 mei 2009
tot vaststelling van de maximumaankoopprijs voor boter voor de 5e bijzondere inschrijving in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 186/2009 geopende openbare inschrijving
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1), en met name op artikel 43, juncto artikel 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 186/2009 (2) is overeenkomstig Verordening (EG) nr. 105/2008 van 5 februari 2008, houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad ten aanzien van de interventiemaatregelen op de markt voor boter (3) een openbare inschrijving geopend voor de aankoop van boter voor de periode die afloopt op 31 augustus 2009. |
(2) |
Krachtens artikel 16, lid 2, van Verordening (EG) nr. 105/2008 moet op grond van de offertes die voor elke bijzondere inschrijving worden ontvangen, een maximumaankoopprijs worden vastgesteld of worden besloten geen gevolg aan de inschrijving te geven. |
(3) |
Op grond van de voor de 5e bijzondere inschrijving ontvangen offertes moet een maximumaankoopprijs worden vastgesteld. |
(4) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor de 5e bijzondere inschrijving die in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 186/2009 geopende openbare inschrijving voor de aankoop van boter is geopend en waarvoor de termijn voor de indiening van offertes op 19 mei 2009 is verstreken, wordt de maximumaankoopprijs vastgesteld op 220,00 EUR/100 kg.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 21 mei 2009.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 20 mei 2009.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 64 van 10.3.2009, blz. 3.
(3) PB L 32 van 6.2.2008, blz. 3.
21.5.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 125/72 |
VERORDENING (EG) Nr. 426/2009 VAN DE COMMISSIE
van 20 mei 2009
tot vaststelling van de maximumaankoopprijs voor mageremelkpoeder voor de 3e bijzondere inschrijving in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 310/2009 geopende openbare inschrijving
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1), en met name op artikel 43, juncto artikel 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 310/2009 (2) is overeenkomstig Verordening (EG) nr. 214/2001 van 12 januari 2001 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad ten aanzien van de interventiemaatregelen op de markt voor mageremelkpoeder (3) een openbare inschrijving geopend voor de aankoop van mageremelkpoeder voor de periode die afloopt op 31 augustus 2009. |
(2) |
Krachtens artikel 17 van Verordening (EG) nr. 214/2001 moet op grond van de offertes die voor elke bijzondere inschrijving worden ontvangen, een maximumaankoopprijs worden vastgesteld of worden besloten geen gevolg aan de inschrijving te geven. |
(3) |
Op grond van de voor de 3e bijzondere inschrijving ontvangen offertes moet een maximumaankoopprijs worden vastgesteld. |
(4) |
Het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor de 3e bijzondere inschrijving die in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 310/2009 geopende openbare inschrijving voor de aankoop van mageremelkpoeder is geopend en waarvoor de termijn voor de indiening van offertes op 19 mei 2009 is verstreken, wordt de maximumaankoopprijs vastgesteld op 167,90 EUR/100 kg.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 21 mei 2009.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 20 mei 2009.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 97 van 16.4.2009, blz. 13.
(3) PB L 37 van 7.2.2001, blz. 100.
21.5.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 125/73 |
VERORDENING (EG) Nr. 427/2009 VAN DE COMMISSIE
van 20 mei 2009
houdende vaststelling van de restituties die van toepassing zijn op eieren en eigeel, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening) (1), en met name op artikel 164 lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 162, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 kan het verschil tussen de prijzen van de in artikel 1, lid 1, onder s), en in deel XIX van bijlage I bij die verordening bedoelde producten in de internationale handel enerzijds en de prijzen in de Gemeenschap anderzijds door een restitutie bij de uitvoer worden overbrugd wanneer deze producten worden uitgevoerd in de vorm van goederen die in deel V van bijlage XX bij die verordening worden genoemd. |
(2) |
In Verordening (EG) nr. 1043/2005 van de Commissie van 30 juni 2005 houdende tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 3448/93 van de Raad wat betreft de regeling aangaande de toekenning van restituties bij uitvoer en de criteria voor de vaststelling van het restitutiebedrag betreffende bepaalde landbouwproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I van het Verdrag vallen (2), is aangegeven voor welke producten een restitutie moet worden vastgesteld wanneer ze worden uitgevoerd in de vorm van goederen bedoeld in deel V van bijlage XX bij Verordening (EG) nr. 1234/2007. |
(3) |
Overeenkomstig artikel 14, lid 2, onder b), van Verordening (EG) nr. 1043/2005 dient de restitutie per 100 kg van elk van de betrokken basisproducten te worden vastgesteld voor dezelfde periode als die welke is gekozen voor de vaststelling van de restituties voor dezelfde producten die in onverwerkte toestand worden uitgevoerd. |
(4) |
In artikel 11 van de in het kader van de Uruguayronde gesloten landbouwovereenkomst is bepaald dat de restitutie bij uitvoer van een in een goed verwerkt product niet meer mag bedragen dan de restitutie voor ditzelfde product dat in onverwerkte toestand wordt uitgevoerd. |
(5) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De restituties die van toepassing zijn op de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1043/2005 en in artikel 1, lid 1, onder s), Verordening (EG) nr. 1234/2007 opgenomen basisproducten die worden uitgevoerd in de vorm van in deel V van bijlage XX bij Verordening (EG) nr. 1234/2007 vermelde goederen, worden vastgesteld zoals in de bijlage bij deze verordening is aangegeven.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 21 mei 2009.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 20 mei 2009.
Voor de Commissie
Heinz ZOUREK
Directeur-generaal Ondernemingen en industrie
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 172 van 5.7.2005, blz. 24.
BIJLAGE
Restituties die met ingang van 21 mei 2009 van toepassing zijn op eieren en eigeel die worden uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I van het Verdrag vallen
(EUR/100 kg) |
||||
GN-code |
Omschrijving |
Bestemming (1) |
Restituties |
|
0407 00 |
Vogeleieren in de schaal, vers, verduurzaamd of gekookt: |
|
|
|
– van pluimvee: |
|
|
||
0407 00 30 |
– – andere: |
|
|
|
|
02 |
0,00 |
||
03 |
16,00 |
|||
04 |
0,00 |
|||
|
01 |
0,00 |
||
0408 |
Vogeleieren uit de schaal en eigeel, vers, gedroogd, gestoomd of in water gekookt, in een bepaalde vorm gebracht, bevroren of op andere wijze verduurzaamd, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen: |
|
|
|
– eigeel: |
|
|
||
0408 11 |
– – gedroogd: |
|
|
|
ex 0408 11 80 |
– – – geschikt voor menselijke consumptie: |
|
|
|
ongezoet |
01 |
56,48 |
||
0408 19 |
– – andere: |
|
|
|
– – – geschikt voor menselijke consumptie: |
|
|
||
ex 0408 19 81 |
– – – – vloeibaar: |
|
|
|
ongezoet |
01 |
28,35 |
||
ex 0408 19 89 |
– – – – bevroren: |
|
|
|
ongezoet |
01 |
28,35 |
||
– andere: |
|
|
||
0408 91 |
– – gedroogd: |
|
|
|
ex 0408 91 80 |
– – – geschikt voor menselijke consumptie: |
|
|
|
ongezoet |
01 |
35,78 |
||
0408 99 |
– – andere: |
|
|
|
ex 0408 99 80 |
– – – geschikt voor menselijke consumptie: |
|
|
|
ongezoet |
01 |
9,00 |
(1) De bestemmingen zijn:
01 |
derde landen. Voor Zwitserland en Liechtenstein gelden deze restituties niet voor de goederen die zijn opgenomen in de tabellen I en II bij Protocol nr. 2 bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972; |
02 |
Bahrein, Hongkong SAR, Jemen, Koeweit, Oman, Qatar, Rusland, Turkije en de Verenigde Arabische Emiraten; |
03 |
de Filipijnen, Japan, Maleisië, Taiwan, Thailand en Zuid-Korea, en |
04 |
alle bestemmingen, met uitzondering van Zwitserland en van de bestemmingen bedoeld onder 02 en 03. |
RICHTLIJNEN
21.5.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 125/75 |
RICHTLIJN 2009/41/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 6 mei 2009
inzake het ingeperkte gebruik van genetisch gemodificeerde micro-organismen
(Herschikking)
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 175, lid 1,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Na raadpleging van het Comité van de Regio's,
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Richtlijn 90/129/EEG van de Raad van 23 april 1990 inzake het ingeperkte gebruik van genetisch gemodificeerde micro-organismen (3) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (4). Aangezien de richtlijn opnieuw wordt gewijzigd, dient ter wille van de duidelijkheid tot herschikking ervan te worden overgegaan. |
(2) |
Het optreden van de Gemeenschap op milieugebied berust krachtens het Verdrag op het beginsel van preventief handelen en heeft onder andere tot doel het milieu te behouden, te beschermen en te verbeteren, alsmede de gezondheid van de mens te beschermen. |
(3) |
Maatregelen met betrekking tot de evaluatie en het optimale gebruik van biotechnologie ten aanzien van het milieu moeten een prioriteitsgebied vormen waarop de communautaire inspanningen zich moeten concentreren. |
(4) |
Door de ontwikkeling van de biotechnologie wordt een bijdrage geleverd tot de economische expansie van de lidstaten. Dit impliceert dat genetisch gemodificeerde micro-organismen (GGM's) bij activiteiten van uiteenlopende soort en omvang zullen worden toegepast. |
(5) |
Het ingeperkte gebruik van GGM's dient onder zodanige omstandigheden plaats te vinden dat eventuele negatieve effecten op de menselijke gezondheid en het milieu worden beperkt, waarbij de nodige aandacht moet worden besteed aan de preventie van ongevallen en het beheer van afvalstoffen. |
(6) |
GGM's die worden verwijderd zonder dat is gezorgd voor passende voorschriften voor specifieke inperkingsmaatregelen om het contact van die micro-organismen met de bevolking in het algemeen en het milieu te beperken, vallen niet binnen de werkingssfeer van deze richtlijn. Andere communautaire wetgeving zoals Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 maart 2001 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu (5) kan van toepassing zijn. |
(7) |
Indien micro-organismen tijdens het ingeperkte gebruik in een lidstaat in het milieu terechtkomen, kunnen zij zich voortplanten en nationale grenzen overschrijden, waarbij zij in andere lidstaten van invloed zijn. |
(8) |
Het is voor een veilige ontwikkeling van de biotechnologie in de gehele Gemeenschap noodzakelijk gemeenschappelijke maatregelen vast te stellen voor de beoordeling en vermindering van de potentiële risico's die zich voordoen tijdens alle activiteiten die het ingeperkte gebruik van GGM's met zich meebrengen en passende voorwaarden voor het gebruik te stellen. |
(9) |
De precieze aard en omvang van de aan het ingeperkte gebruik van GGM's verbonden risico's zijn nog niet geheel bekend en de gevaren ervan moeten derhalve van geval tot geval worden geanalyseerd. Ter beoordeling van het risico voor de menselijke gezondheid en het milieu is het noodzakelijk eisen voor de risicoanalyse vast te stellen. |
(10) |
Alle vormen van ingeperkt gebruik van GGM's moeten op basis van het daaraan verbonden risico voor de gezondheid van de mens en voor het milieu worden ingedeeld. Deze indeling moet aansluiten bij de internationale praktijk en moet gebaseerd zijn op een risicoanalyse. |
(11) |
Om een hoog veiligheidsniveau te garanderen moeten de op ingeperkt gebruik toegepaste inperkings- en andere beschermingsmaatregelen overeenkomen met de klasse waartoe het ingeperkt gebruik behoort. In geval van twijfel moeten de bij de eerstvolgende hogere klasse behorende inperkings- en andere beschermingsmaatregelen worden toegepast totdat afdoende is aangetoond dat minder stringente maatregelen gerechtvaardigd zijn. |
(12) |
Bij alle activiteiten met GGM's moeten de beginselen van de goede microbiologische praktijk en goede gezondheid en veiligheid op het werk worden toegepast overeenkomstig de relevante bepalingen van de communautaire wetgeving. |
(13) |
In de verschillende fasen van een activiteit dienen passende inperkingsmaatregelen te worden toegepast om emissies en de verwijdering van materiaal afkomstig van het ingeperkt gebruik van GGM's te beheersen en ongevallen te voorkomen. |
(14) |
Eenieder die voor de eerste maal overgaat tot het ingeperkte gebruik van GGM's in een bepaalde installatie, moet hiervan kennisgeving doen aan de bevoegde instantie, zodat deze zich ervan kan vergewissen dat de voorgestelde installatie geschikt is voor het uitvoeren van de activiteit op een wijze die geen gevaar voor de menselijke gezondheid en het milieu inhoudt. |
(15) |
Het is tevens noodzakelijk passende procedures vast te stellen voor het per geval kennis geven van specifieke activiteiten waarbij een ingeperkt gebruik van GGM's wordt gemaakt, rekening houdend met de mate van risico daarvan. |
(16) |
Voor activiteiten waaraan grote risico's verbonden zijn, moet toestemming van de bevoegde instantie vereist zijn. |
(17) |
De inperkings- en andere beschermingsmaatregelen met betrekking tot ingeperkt gebruik moeten regelmatig opnieuw bezien worden. |
(18) |
Het kan juist worden geacht het publiek te raadplegen over het ingeperkte gebruik van GGM's. |
(19) |
Personen die bij ingeperkt gebruik werkzaam zijn, moeten geraadpleegd worden overeenkomstig de voorschriften van de desbetreffende communautaire wetgeving, met name Richtlijn 2000/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 september 2000 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's van blootstelling aan biologische agentia op het werk (zevende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG) (6). |
(20) |
Er dienen passende maatregelen te worden genomen om eenieder die door een ongeval kan worden getroffen over alle veiligheidsaspecten te informeren. |
(21) |
Er dienen noodplannen te worden vastgesteld om bij ongevallen doelmatig te kunnen optreden. |
(22) |
De gebruiker dient de bevoegde instantie bij een ongeval onverwijld op de hoogte te stellen en moet de informatie verstrekken die nodig is voor een beoordeling van de gevolgen van het ongeval en voor het nemen van passende maatregelen. |
(23) |
De Commissie dient, in overleg met de lidstaten, een procedure vast te stellen voor de uitwisseling van informatie over ongevallen en de Commissie dient een lijst van dergelijke ongevallen aan te leggen. |
(24) |
Het ingeperkte gebruik van GGM's dient in de gehele Gemeenschap te worden gecontroleerd en de lidstaten dienen daartoe bepaalde informatie aan de Commissie te verstrekken. |
(25) |
Om als veilig voor de menselijke gezondheid en het milieu te kunnen worden beschouwd, moeten GGM's voldoen aan de criteria in de lijst in bijlage II, deel B. Gezien de snelheid van de ontwikkelingen in de biotechnologie, de aard van de vast te stellen criteria en het beperkte toepassingsgebied van deze lijst, zouden deze criteria door de Raad moeten worden herzien en, om de toepassing ervan te vergemakkelijken, indien nodig worden aangevuld met gedetailleerde richtsnoeren. |
(26) |
De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (7). |
(27) |
In het bijzonder moet de Commissie de bevoegdheid worden gegeven om bijlagen II, III, IV en V aan te passen aan de technische vooruitgang en om bijlage II, deel C, aan te passen. Daar het maatregelen van algemene strekking betreft tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn, moeten zij volgens de in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG bepaalde regelgevingsprocedure met toetsing worden vastgesteld. |
(28) |
Daar de nieuwe in deze richtlijn op te nemen onderdelen slechts de comitéprocedure betreffen, is omzetting door de lidstaten niet nodig. |
(29) |
Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage VI, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten, |
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
In deze richtlijn worden gemeenschappelijke maatregelen vastgesteld voor het ingeperkte gebruik van genetisch gemodificeerde micro-organismen om de gezondheid van de mens en het milieu te beschermen.
Artikel 2
In deze richtlijn wordt verstaan onder:
a) „micro-organisme”: elke cellulaire of niet-cellulaire microbiologische entiteit met het vermogen tot replicatie of tot overbrenging van genetisch materiaal, met inbegrip van virussen, viroïden en dierlijke en plantencellen in cultuur;
b) „genetisch gemodificeerd micro-organisme” (GGM): een micro-organisme waarvan het genetische materiaal veranderd is op een wijze die van nature door voortplanting en/of natuurlijke recombinatie niet plaatsvindt; volgens deze definitie:
c) „ingeperkt gebruik”: elke activiteit waarbij micro-organismen genetisch worden gemodificeerd of waarbij dergelijke GGM's worden gekweekt, opgeslagen, getransporteerd, vernietigd, verwijderd of anderszins gebruikt en waarbij specifieke inperkingsmaatregelen worden gebruikt om het contact van die micro-organismen met de bevolking en het milieu te beperken en om aan zowel bevolking als milieu een hoog veiligheidsniveau te garanderen;
d) „ongeval”: elk incident tijdens het ingeperkte gebruik waarbij onbedoeld een significante hoeveelheid GGM's vrijkomt waardoor de menselijke gezondheid of het milieu onmiddellijk of op termijn in gevaar kan worden gebracht;
e) „gebruiker”: elke natuurlijke of rechtspersoon die verantwoordelijk is voor het ingeperkte gebruik van GGM's;
f) „kennisgeving”: het indienen van documenten met de vereiste gegevens bij de bevoegde instantie van een lidstaat.
Artikel 3
1. Onverminderd artikel 4, lid 1, is deze richtlijn niet van toepassing:
a) |
indien de genetische modificatie wordt verkregen door middel van de in bijlage II, deel A, genoemde technieken/methoden, of |
b) |
op ingeperkt gebruik van uitsluitend typen van GGM's die voldoen aan de criteria die worden genoemd in bijlage II, deel B, waarmee wordt vastgesteld dat zij onschadelijk zijn voor de menselijke gezondheid en het milieu. Deze typen van GGM's worden opgesomd in bijlage II, deel C. |
2. Artikel 4, leden 3 en 6, en de artikelen 5 tot en met 11 zijn niet van toepassing op het transport van GGM's over de weg, per spoor, over de binnenwateren, over zee of door de lucht.
3. Deze richtlijn is niet van toepassing op de opslag, de kweek, het transport, de vernietiging, de verwijdering of het gebruik van GGM's die op de markt zijn gebracht overeenkomstig Richtlijn 2001/18/EG of krachtens andere communautaire wetgeving die voorziet in een specifieke milieurisicobeoordeling die vergelijkbaar is met die van die richtlijn, op voorwaarde dat het ingeperkt gebruik in overeenstemming is met de eventueel aan de toestemming tot het in de handel brengen verbonden voorwaarden.
Artikel 4
1. De lidstaten zorgen ervoor dat alle passende maatregelen worden genomen ter voorkoming van eventuele schadelijke gevolgen van het ingeperkt gebruik van GGM's voor de menselijke gezondheid en het milieu.
2. Daartoe moet de gebruiker een analyse maken van de risico's voor de menselijke gezondheid en het milieu die eventueel aan het ingeperkt gebruik verbonden zijn, waarbij hij minimaal gebruikmaakt van de beoordelingselementen en de procedure die beschreven zijn in bijlage III, onder A en B.
3. De in lid 2 bedoelde analyse moet via de procedure van bijlage III leiden tot de definitieve indeling in vier klassen van het ingeperkt gebruik. Dit resulteert in de toekenning van inperkingsniveaus overeenkomstig artikel 5:
Klasse 1 |
: |
Activiteiten die geen of een verwaarloosbaar risico inhouden, dat wil zeggen activiteiten waarvoor inperkingsniveau 1 een passende bescherming biedt voor de menselijke gezondheid en het milieu. |
Klasse 2 |
: |
Activiteiten die weinig risico inhouden, dat wil zeggen activiteiten waarvoor inperkingsniveau 2 een passende bescherming biedt voor de menselijke gezondheid en het milieu. |
Klasse 3 |
: |
Activiteiten die enig risico inhouden, dat wil zeggen activiteiten waarvoor inperkingsniveau 3 een passende bescherming biedt voor de menselijke gezondheid en het milieu. |
Klasse 4 |
: |
Activiteiten die veel risico inhouden, dat wil zeggen activiteiten waarvoor inperkingsniveau 4 een passende bescherming biedt voor de menselijke gezondheid en het milieu. |
4. Wanneer twijfel bestaat welke klasse passend is voor het voorgestelde ingeperkt gebruik, worden de strengste beschermingsmaatregelen toegepast, tenzij in overleg met de bevoegde instantie wordt vastgesteld dat afdoende is aangetoond dat minder stringente maatregelen gerechtvaardigd zijn.
5. Bij de in lid 2 bedoelde analyse wordt in het bijzonder rekening gehouden met het aspect van de afvoer van de afvalstoffen en van het afvalwater. Ter bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu moeten zo nodig de vereiste veiligheidsmaatregelen worden toegepast.
6. De gebruiker dient een verslag van de in lid 2 bedoelde analyse te bewaren en dit in een passende vorm ter beschikking van de bevoegde instantie te stellen, hetzij als onderdeel van de kennisgeving bedoeld in de artikelen 6, 8 en 9, hetzij op verzoek.
Artikel 5
1. Behalve wanneer in bijlage IV, punt 2, andere maatregelen worden toegestaan, past de gebruiker de algemene beginselen en de relevante inperkings- en andere beschermingsmaatregelen van bijlage IV toe die overeenstemmen met de klasse van het ingeperkt gebruik, teneinde de blootstelling van de werkplek en het milieu aan GGM's tot het laagste redelijkerwijs haalbare niveau te beperken en een hoog veiligheidsniveau te garanderen.
2. De in artikel 4, lid 2, bedoelde analyse en de toegepaste inperkings- en andere beschermingsmaatregelen worden regelmatig opnieuw bezien, en wel onmiddellijk indien:
a) |
de toegepaste inperkingsmaatregelen niet langer passend zijn of de klasse waarin het ingeperkt gebruik is ingedeeld, niet langer juist is, of |
b) |
er redenen zijn te vermoeden dat de analyse, in het licht van nieuwe wetenschappelijke of technische kennis, niet langer passend is. |
Artikel 6
Wanneer in een installatie voor het eerst een ingeperkt gebruik plaatsvindt, is de gebruiker gehouden tevoren bij de bevoegde instantie een kennisgeving in te dienen die minimaal de in bijlage V, deel A, genoemde informatie bevat.
Artikel 7
Zodra de in artikel 6 bedoelde kennisgeving is ingediend, mag vervolgens zonder verdere kennisgeving ingeperkt gebruik van klasse 1 plaatsvinden. Gebruikers van GGM's zijn bij ingeperkt gebruik van klasse 1 gehouden van elke analyse als bedoeld in artikel 4, lid 6, een verslag bij te houden en dit op verzoek ter beschikking van de bevoegde instantie te stellen.
Artikel 8
1. Wanneer in een overeenkomstig artikel 6 aangemelde installatie al dan niet voor het eerst ingeperkt gebruik van klasse 2 plaatsvindt, dient tevoren een kennisgeving te worden ingediend die de in bijlage V, deel B, genoemde informatie bevat.
2. Als voor de installatie al eerder een kennisgeving van ingeperkt gebruik van klasse 2 of hoger is ingediend en als is voldaan aan de daarmee verband houdende eisen voor toestemming, kan onmiddellijk na de indiening van de nieuwe kennisgeving met ingeperkt gebruik van klasse 2 worden begonnen.
De indiener kan ook zelf de bevoegde instantie om een besluit inzake formele toestemming verzoeken. Dat besluit moet uiterlijk 45 dagen na de kennisgeving worden genomen.
3. Indien voor de installatie niet eerder een kennisgeving van ingeperkt gebruik van klasse 2 of hoger is ingediend, mag, als de bevoegde instantie geen bezwaar kenbaar heeft gemaakt, met ingeperkt gebruik van klasse 2 worden begonnen 45 dagen na de indiening van de in lid 1 bedoelde kennisgeving, of eerder als de bevoegde instantie daarmee instemt.
Artikel 9
1. Wanneer in een overeenkomstig artikel 6 aangemelde installatie al dan niet voor het eerst ingeperkt gebruik van klasse 3 of klasse 4 plaatsvindt, dient tevoren een kennisgeving te worden ingediend die de in bijlage V, deel C, genoemde informatie bevat.
2. Met ingeperkt gebruik van klasse 3 of hoger mag niet worden begonnen zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van de bevoegde instantie die haar besluit schriftelijk meedeelt:
a) |
uiterlijk 45 dagen na indiening van de nieuwe kennisgeving, in het geval van een installatie waarvoor al eerder een kennisgeving is ingediend van ingeperkt gebruik van klasse 3 of hoger en indien is voldaan aan daarmee verband houdende eisen voor toestemming voor dezelfde of een hogere klasse dan die van het ingeperkt gebruik waarmee men voornemens is te beginnen; |
b) |
uiterlijk 90 dagen na indiening van de kennisgeving, in de overige gevallen. |
Artikel 10
1. De lidstaten wijzen de instantie of instanties aan die bevoegd is (zijn) voor de uitvoering van de uit hoofde van deze richtlijn genomen maatregelen en voor het ontvangen en het bevestigen van de ontvangst van de in artikel 6, 8 en 9 bedoelde kennisgeving.
2. De bevoegde instantie onderzoekt of de kennisgeving aan de eisen van deze richtlijn voldoet, of de verstrekte gegevens juist en volledig zijn, of de in artikel 4, lid 2, bedoelde analyse en de klasse van ingeperkt gebruik correct zijn en, zo nodig, of de inperkings- en andere beschermingsmaatregelen, het afvalbeheer en de rampenbestrijding passend zijn.
3. Zo nodig kan de bevoegde instantie:
a) |
de gebruiker verzoeken nadere informatie te verstrekken of de omstandigheden van het voorgestelde ingeperkt gebruik dan wel de klasse waarin dit is ingedeeld, te wijzigen. In dit geval kan de bevoegde instantie eisen dat niet met het voorgestelde ingeperkt gebruik wordt begonnen of het lopende ingeperkt gebruik wordt geschorst of beëindigd totdat de bevoegde instantie dit ingeperkt gebruik op basis van de nadere informatie of de gewijzigde omstandigheden heeft goedgekeurd; |
b) |
aan het ingeperkt gebruik een tijdslimiet of bepaalde specifieke voorwaarden verbinden. |
4. Voor de berekening van de in de artikelen 8 en 9 genoemde termijnen wordt geen rekening gehouden met de termijnen gedurende welke de bevoegde instantie:
a) |
wacht op nadere informatie waarom zij de kennisgever overeenkomstig lid 3, onder a), eventueel heeft verzocht, of |
b) |
overeenkomstig artikel 12 een openbaar onderzoek verricht of het publiek raadpleegt. |
Artikel 11
1. Indien de gebruiker de beschikking krijgt over nieuwe terzake doende gegevens of het ingeperkt gebruik wijzigt op een manier die aanzienlijke consequenties kan hebben voor de risico's die daaraan zijn verbonden, wordt de bevoegde instantie zo spoedig mogelijk op de hoogte gesteld en de kennisgeving krachtens de artikelen 6, 8 en 9 gewijzigd.
2. Indien de bevoegde instantie nadien de beschikking krijgt over gegevens die aanzienlijke consequenties kunnen hebben voor de risico's die aan het ingeperkt gebruik verbonden zijn, kan de bevoegde instantie van de gebruiker eisen het ingeperkt gebruik te schorsen of te beëindigen of de omstandigheden ervan te wijzigen.
Artikel 12
Onverminderd artikel 18 kan een lidstaat, wanneer hij zulks passend acht, voorschrijven dat het publiek wordt geraadpleegd over sommige aspecten van het voorgestelde ingeperkt gebruik.
Artikel 13
1. De bevoegde instantie draagt er zorg voor dat, alvorens een ingeperkt gebruik begint:
a) |
een rampenplan voor ingeperkt gebruik wordt opgesteld, indien het falen van de inperkingsmaatregelen hetzij onmiddellijk, hetzij op termijn kan resulteren in ernstig gevaar voor personen buiten de installatie en/of voor het milieu, tenzij een dergelijk rampenplan is opgesteld uit hoofde van andere communautaire wetgeving; |
b) |
op passende wijze informatie over de rampenplannen met inbegrip van de desbetreffende veiligheidsmaatregelen wordt verschaft aan de instanties en autoriteiten die met de gevolgen van een ongeval kunnen worden geconfronteerd, en wel zonder dat daartoe een verzoek hunnerzijds noodzakelijk is. Deze informatie wordt met de nodige regelmaat bijgewerkt. Deze informatie wordt tevens ter beschikking van het publiek gesteld. |
2. De betrokken lidstaten verstrekken aan de andere betrokken lidstaten gelijktijdig dezelfde informatie als aan hun eigen onderdanen, zulks als uitgangspunt voor het noodzakelijke overleg in het kader van hun bilaterale betrekkingen.
Artikel 14
1. De lidstaten treffen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de gebruiker bij een ongeval de in artikel 10 bedoelde bevoegde instantie daarvan onmiddellijk op de hoogte stelt en de volgende informatie verstrekt:
a) |
de omstandigheden van het ongeval; |
b) |
de identiteit en kwantiteit van de betrokken GGM's; |
c) |
alle benodigde gegevens voor de inschatting van de effecten van het ongeval op de volksgezondheid en het milieu; |
d) |
de getroffen maatregelen. |
2. Wanneer informatie is verstrekt uit hoofde van lid 1:
a) |
zorgen de lidstaten ervoor dat alle nodige maatregelen worden genomen en waarschuwen zij onmiddellijk alle lidstaten die door het ongeval kunnen worden getroffen; |
b) |
verzamelen de lidstaten waar mogelijk de benodigde informatie voor een volledige analyse van het ongeval en doen zij zo nodig aanbevelingen om soortgelijke ongevallen in de toekomst te voorkomen en de gevolgen ervan te beperken. |
Artikel 15
1. De lidstaten moeten:
a) |
over de voorgestelde uitvoering van rampenplannen overleg plegen met andere lidstaten die bij een ongeval kunnen worden getroffen; |
b) |
de Commissie zo spoedig mogelijk op de hoogte stellen van elk ongeval dat onder deze richtlijn valt en hierbij gedetailleerde gegevens verstrekken over de omstandigheden van het ongeval, de identiteit en kwantiteit van de betrokken GGM's, de getroffen maatregelen en de effectiviteit daarvan, alsmede een analyse van het ongeval die vergezeld gaat van aanbevelingen om de gevolgen ervan te beperken en soortgelijke ongevallen in de toekomst te voorkomen. |
2. De Commissie stelt in overleg met de lidstaten een procedure vast voor de uitwisseling van de in lid 1 bedoelde informatie. Ook legt zij een register aan van de ongevallen die zich hebben voorgedaan en die onder deze richtlijn vallen, met de ongevalsanalyses, de opgedane ervaring en de maatregelen die zijn getroffen om dergelijke ongevallen in de toekomst te voorkomen; dit register staat ter beschikking van de lidstaten.
Artikel 16
De lidstaten dragen er zorg voor dat de bevoegde instantie inspecties organiseert en andere controlemaatregelen neemt om ervoor te zorgen dat de gebruiker zich aan de bepalingen van deze richtlijn houdt.
Artikel 17
1. De lidstaten zenden de Commissie aan het einde van elk jaar een samenvattend verslag toe over het ingeperkt gebruik van klasse 3 en klasse 4 waarvan in dat jaar krachtens artikel 9 kennisgeving is gedaan, inclusief de beschrijving van de aard, het doel en de risico's van dit ingeperkt gebruik.
2. Om de drie jaar en voor het eerst op 5 juni 2003 sturen de lidstaten de Commissie een samenvattend verslag toe van de ervaringen die zij met deze richtlijn hebben opgedaan.
3. Om de drie jaar en voor het eerst op 5 juni 2004 publiceert de Commissie een samenvatting van de in lid 2 bedoelde verslagen.
4. De Commissie mag algemene statistische informatie publiceren over de toepassing van deze richtlijn en aanverwante kwesties, mits daarin geen gegevens voorkomen die de concurrentiepositie van een gebruiker kunnen schaden.
Artikel 18
1. Wanneer de openbaarmaking ervan gevolgen heeft voor een of meer van de in artikel 4, lid 2, van Richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie (8) genoemde punten kan de kennisgever aangeven dat bepaalde informatie in een op grond van deze richtlijn ingediende kennisgeving vertrouwelijk moet worden behandeld. In dit geval moeten aantoonbare redenen worden aangevoerd.
De bevoegde instantie besluit na overleg met de kennisgever welke informatie vertrouwelijk zal worden behandeld en brengt de kennisgever op de hoogte van haar besluit.
2. De vertrouwelijkheid is in geen geval van toepassing op de volgende informatie, wanneer deze overeenkomstig de artikelen 6, 8 of 9 wordt gegeven:
a) |
de algemene karakteristieken van de GGM's, naam en adres van de kennisgever en de plaats van gebruik; |
b) |
de klasse van ingeperkt gebruik en de inperkingsmaatregelen; |
c) |
de conclusies met betrekking tot de te verwachten effecten, met name de schadelijke gevolgen voor de menselijke gezondheid en het milieu. |
3. De Commissie en de bevoegde instantie geven aan derden geen informatie door ten aanzien waarvan overeenkomstig de tweede alinea van lid 1 tot vertrouwelijke behandeling besloten is en waarvan krachtens deze richtlijn kennis is gegeven of die krachtens deze richtlijn anderszins is verstrekt; ook dienen zij de rechten inzake de intellectuele eigendom van de ontvangen gegevens te beschermen.
4. Wanneer de kennisgever, om welke reden dan ook, zijn kennisgeving intrekt, moet de bevoegde instantie de vertrouwelijkheid van de verschafte informatie respecteren.
Artikel 19
De maatregelen betreffende de aanpassing aan de technische vooruitgang van de bijlagen II, III, IV en V en de aanpassing van bijlage II, deel C, die niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn beogen te wijzigen, worden vastgesteld volgens de in artikel 20, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.
Artikel 20
1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité.
2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 van dat besluit.
3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.
De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.
Artikel 21
Richtlijn 90/219/EEG, zoals gewijzigd bij de in bijlage VI, deel A, genoemde richtlijnen, wordt ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage VI, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen.
Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage VII.
Artikel 22
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 23
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Straatsburg, 6 mei 2009.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
H.-G. PÖTTERING
Voor de Raad
De voorzitter
J. KOHOUT
(1) PB C 162 van 25.6.2008, blz. 85.
(2) Advies van het Europees Parlement van 21 oktober 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 30 maart 2009.
(3) PB L 117 van 8.5.1990, blz. 1.
(4) Zie bijlage VI, deel A.
(5) PB L 106 van 17.4.2001, blz. 1.
(6) PB L 262 van 17.10.2000, blz. 21.
(7) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.
(8) PB L 41 van 14.2.2003, blz. 26.
BIJLAGE I
DEEL A
Technieken van genetische modificatie bedoeld in artikel 2, onder b), i), zijn onder meer:
1. |
recombinant-nucleïnezuurtechnieken die resulteren in de vorming van nieuwe combinaties van genetisch materiaal doordat op enigerlei wijze buiten een organisme geproduceerde nucleïnezuurmoleculen worden geïnsereerd in een virus, een bacteriële plasmide of een ander vectorsysteem en worden geïntegreerd in een gastheerorganisme waarin zij van nature niet voorkomen maar waarin zij tot regelmatige replicatie in staat zijn; |
2. |
technieken met rechtstreekse inbrenging in een micro-organisme van erfelijk materiaal dat buiten het micro-organisme geprepareerd is, waaronder micro-injectie, macro-injectie en micro-encapsulatie; |
3. |
celfusie of hybridisatietechnieken waarbij levende cellen met nieuwe combinaties van erfelijk genetisch materiaal worden gevormd door de fusie van twee of meer cellen met gebruikmaking van methoden die van nature niet voorkomen. |
DEEL B
Technieken bedoeld in artikel 2, onder b), ii), die niet worden geacht tot genetische modificatie te leiden mits bij deze technieken geen gebruik wordt gemaakt van recombinant-nucleïnezuurmoleculen of GGM's die zijn geproduceerd met behulp van andere dan de bij bijlage II, deel A, uitgesloten technieken/methoden:
1. |
in-vitrobevruchting; |
2. |
natuurlijke processen, zoals conjugatie, transductie, transformatie; |
3. |
polyploïdie-inductie. |
BIJLAGE II
DEEL A
Technieken/methoden van genetische modificatie waarbij micro-organismen ontstaan die van het toepassingsgebied van deze richtlijn worden uitgesloten op voorwaarde dat daarbij geen andere recombinant-nucleïnezuurmoleculen of GGM’s worden gebruikt dan die welke door middel van een of meer van de hieronder genoemde technieken/methoden zijn geproduceerd:
1. |
mutagenese; |
2. |
celfusie (met inbegrip van protoplastfusie) van prokaryotische soorten die genetisch materiaal uitwisselen door middel van bekende fysiologische processen; |
3. |
celfusie (met inbegrip van protoplastfusie) van cellen van eukaryotische soorten, met inbegrip van de productie van hybridoma’s en de fusie van plantencellen; |
4. |
zelfklonering, dit wil zeggen het verwijderen van nucleïnezuursequenties uit een cel van een organisme, al dan niet gevolgd door de reïnsertie van dit nucleïnezuur of een deel daarvan (of een synthetisch equivalent) — eventueel na een aantal voorafgaande enzymatische of mechanische bewerkingen — in cellen van dezelfde soort of cellen van een fylogenetisch nauw verwante soort waarmee eerstgenoemde soort genetisch materiaal kan uitwisselen door middel van bekende fysiologische processen, voor zover het onwaarschijnlijk mag worden geacht dat het resulterende micro-organisme een ziekte kan verwekken bij mens, dier of plant. Bij zelfklonering mag gebruik worden gemaakt van recombinante vectoren waarvan het gebruik in combinatie met de betrokken micro-organismen in de loop der tijd veilig is gebleken. |
DEEL B
Criteria om vast te stellen of GGM’s veilig zijn voor de gezondheid van de mens en het milieu
In deze bijlage worden in algemene termen de criteria beschreven waaraan moet worden voldaan bij de vaststelling of typen GGM’s veilig zijn voor de gezondheid van de mens en het milieu en geschikt zijn om in deel C te worden opgenomen. Teneinde de tenuitvoerlegging en de interpretatie van deze bijlage te vereenvoudigen kunnen technische richtsnoeren worden uitgewerkt in overeenstemming met de in artikel 20, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure.
1. Inleiding
Typen GGM’s die volgens de in artikel 20, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing in deel C worden opgenomen, worden van het toepassingsgebied uitgesloten. GGM’s worden uitsluitend individueel aan de lijst toegevoegd en de uitsluiting geldt alleen voor het duidelijk geïdentificeerde GGM. Deze uitsluiting geldt alleen wanneer het gebruik van het GGM voldoet aan de voorwaarden van ingeperkt gebruik, zoals gedefinieerd in artikel 2, onder c), van de richtlijn en geldt niet voor de doelbewuste introductie van GGM’s. Een GGM kan alleen in deel C worden opgenomen indien is aangetoond dat het aan onderstaande criteria voldoet.
2. Algemene criteria
2.1. Verificatie/authenticatie van de stam
De identiteit van de stam moet exact worden bepaald en de modificatie moet bekend en geverifieerd zijn.
2.2. Gedocumenteerd en algemeen erkend bewijs van de veiligheid
Er moet gedocumenteerd bewijsmateriaal voor de veiligheid van het organisme worden ingediend.
2.3. Genetische stabiliteit
Wanneer de veiligheid nadelig kan worden beïnvloed door instabiliteit, moet stabiliteit worden aangetoond.
3. Specifieke criteria
3.1. Niet pathogeen
Het GGM mag bij een mens, plant of dier in goede gezondheid geen ziekte of schade kunnen veroorzaken. Onder pathogeniteit vallen zowel toxigene als allergene werking, zodat het GGM tevens de volgende eigenschappen moet hebben.
3.1.1. Niet toxigeen
Het GGM mag door de genetische modificatie niet sterker toxigeen worden en het mag geen bekende toxigene eigenschappen hebben.
3.1.2. Niet allergeen
Het GGM mag door de genetische modificatie niet sterker allergeen worden en het mag geen bekende allergene eigenschappen hebben met bijvoorbeeld een allergene werking die met name vergelijkbaar is met die van de micro-organismen die in Richtlijn 2000/54/EG worden gespecificeerd.
3.2. Geen schadelijke adventieve agentia
Het GGM mag geen bekende adventieve agentia bevatten, zoals actieve of latente andere micro-organismen, die zich aan of in het GGM bevinden en schade aan de gezondheid van de mens of het milieu kunnen toebrengen.
3.3. Overdracht van genetisch materiaal
Het gemodificeerde genetische materiaal mag geen schade veroorzaken als het wordt overgebracht en mag ook niet met een hogere frequentie zelf-overdraagbaar of over te brengen zijn dan andere genen van het recipiënte of ouder-micro-organisme.
3.4. Veiligheid voor het milieu bij onbedoelde significante ontsnapping aan de inperking
GGM’s mogen geen directe of vertraagde schadelijke gevolgen voor het milieu hebben wanneer zij onbedoeld in significante hoeveelheden vrijkomen.
GGM’s die niet aan bovenstaande criteria voldoen, zijn niet geschikt om in deel C te worden opgenomen.
DEEL C
Typen van GGM’s die voldoen aan de criteria van deel B:
… (dit deel wordt aangenomen volgens de in artikel 20, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing)
BIJLAGE III
Beginselen die ten grondslag liggen aan de in artikel 4, lid 2, bedoelde analyse
Deze bijlage beschrijft in algemene bewoordingen de relevante elementen en de procedure die moet worden gevolgd voor het uitvoeren van de in artikel 4, lid 2, bedoelde analyse. Teneinde de tenuitvoerlegging en de interpretatie van deze bijlage te vereenvoudigen, in het bijzonder wat betreft punt B, kunnen technische richtsnoeren (1) worden uitgewerkt in overeenstemming met de in artikel 20, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure.
A. Elementen van de analyse
1. |
Als mogelijke schadelijke effecten moeten worden beschouwd:
|
2. |
De in artikel 4, lid 2, bedoelde analyse moet worden gebaseerd op:
|
B. Procedure
3. |
Bij wijze van eerste stap in het analyseproces moeten de schadelijke eigenschappen van het recipiënte micro-organisme en indien nodig van het als donor fungerende micro-organisme worden vastgesteld, de schadelijke effecten die verband houden met de vector of het geïnsereerde materiaal, met inbegrip van elke wijziging van de actuele eigenschappen van het recipiënte organisme. |
4. |
In de regel worden alleen GGM's met de volgende kenmerken geschikt bevonden om te worden ingedeeld in klasse 1 als omschreven in artikel 4, lid 3:
|
5. |
Alvorens kennis te nemen van de voor de aanwending van deze procedure nodige informatie, kan de gebruiker eerst de relevante communautaire wetgeving, met name Richtlijn 2000/54/EG, in aanmerking nemen. Ook met internationale of nationale classificatiesystemen (bv. die van de Wereldgezondheidsorganisatie of de National Institutes of Health) als gewijzigd in het licht van nieuwe wetenschappelijke gegevens en de vooruitgang van de techniek, kan rekening worden gehouden. Deze classificatiesystemen zijn opgezet voor ongemodificeerde micro-organismen en zijn gewoonlijk gebaseerd op het vermogen van die micro-organismen om ziekten te verwekken bij mens, dier of plant alsmede op de ernst en de besmettelijkheid van de eventueel veroorzaakte ziekte. In Richtlijn 2000/54/EG worden micro-organismen, in hun hoedanigheid van biologische agentia, ingedeeld in vier risicoklassen op basis van hun mogelijke effecten op een gezonde volwassen persoon. Deze risicoklassen kunnen als leidraad worden gebruikt bij de indeling van de activiteiten met ingeperkt gebruik in vier risicoklassen als bedoeld in artikel 4, lid 3. De gebruiker kan eveneens rekening houden met — meestal op nationaal niveau vastgestelde — classificatiesystemen voor planten- en dierziekteverwekkers. De bedoelde classificatiesystemen geven slechts een voorlopige indicatie van de risicoklasse van de activiteit en de ter zake te nemen inperkings- en controlemaatregelen. |
6. |
Het omschrijven van de gevaren, uitgevoerd overeenkomstig de punten 3 tot en met 5, moet leiden tot identificatie van het aan het GGM verbonden risiconiveau. |
7. |
Vervolgens moeten op basis van de aan de GGM's verbonden risiconiveaus inperkings- en andere beschermingsmaatregelen worden gekozen, waarbij in acht moeten worden genomen:
De inachtneming van de punten i) tot en met iii) voor de specifieke activiteit kan de aan de GGM's verbonden risiconiveaus als omschreven in punt 6 verhogen, verlagen of ongewijzigd laten. |
8. |
De volgens voorgaande beschrijving uitgevoerde analyse leidt uiteindelijk tot het onderbrengen van de activiteit onder een van de in artikel 4, lid 3, omschreven klassen. |
9. |
De definitieve indeling van het ingeperkt gebruik moet worden bevestigd middels een toetsing van de afgeronde in artikel 4, lid 2, bedoelde analyse. |
(1) Zie Beschikking 2000/608/EG van de Commissie van 27 september 2000 betreffende de richtsnoeren voor de risicoanalyse als omschreven in bijlage III bij Richtlijn 90/219/EEG inzake het ingeperkte gebruik van genetisch gemodificeerde micro-organismen (PB L 258 van 12.10.2000, blz. 43).
(2) Dit zou enkel gelden voor dieren en planten in de omgeving die waarschijnlijk wordt blootgesteld.
BIJLAGE IV
INPERKINGS- EN ANDERE BESCHERMINGSMAATREGELEN
Algemene beginselen
1. |
Deze tabellen bieden een overzicht van de minimumeisen en -maatregelen die normaliter van toepassing zijn voor de diverse inperkingsniveaus. De inperking wordt tevens tot stand gebracht door de toepassing van goede werkpraktijken, opleiding, inperkingsfaciliteiten en speciaal ontworpen installaties. Bij alle activiteiten met GGM’s moeten de beginselen van de goede microbiologische praktijk en goede gezondheid en veiligheid op het werk worden toegepast:
|
2. |
De titels van de tabellen zijn indicatief:
In bepaalde specifieke gevallen kan het nodig zijn een combinatie van maatregelen van tabel I A en tabel II voor hetzelfde niveau toe te passen. In sommige gevallen kunnen gebruikers met instemming van de bevoegde instantie nalaten bepaalde voorschriften ten aanzien van een gegeven inperkingsniveau toe te passen of voorschriften met betrekking tot twee verschillende niveaus combineren. In deze tabellen moet onder „facultatief” worden verstaan dat de gebruiker deze maatregelen per geval naargelang van de in artikel 4, lid 2, bedoelde analyse mag toepassen. |
3. |
Bij de toepassing van deze bijlage kunnen de lidstaten ter verduidelijking van de eisen bovendien de algemene beginselen uit de inleiding in de hierna volgende tabellen verwerken. |
Tabel I A
Inperkings- en andere beschermende maatregelen voor laboratoriumactiviteiten
Specificaties |
Inperkingsniveau |
||||
1 |
2 |
3 |
4 |
||
1 |
Afgesloten (1) laboratoriumcomplex |
Niet vereist |
Niet vereist |
Vereist |
Vereist |
2 |
Laboratorium hermetisch afsluitbaar met het oog op fumigatie |
Niet vereist |
Niet vereist |
Vereist |
Vereist |
Installatie |
|||||
3 |
Oppervlakken bestand tegen water, zuren, basen, oplosmiddelen, desinfectiemiddelen en ontsmettingsagentia en gemakkelijk schoon te maken |
Vereist (werktafels) |
Vereist (werktafels) |
Vereist (werktafels, vloeren) |
Vereist (werktafels, vloeren, zolderingen, muren) |
4 |
Toegang tot laboratorium via luchtsluis (2) |
Niet vereist |
Niet vereist |
Facultatief |
Vereist |
5 |
Onderdruk ten opzichte van de druk in de directe omgeving |
Niet vereist |
Niet vereist |
Vereist behalve voor (3) |
Vereist |
6 |
HEPA-filtratie (4) van de af- en aangevoerde lucht in hetlaboratorium |
Niet vereist |
Niet vereist |
Vereist: HEPA-filtratie van de afgevoerde lucht, uitzonderingen (3) |
Vereist: HEPA-filtratie van de af- en aangevoerde lucht (5) |
7 |
Microbiologische veiligheidskast/isolatieruimte |
Niet vereist |
Facultatief |
Vereist |
Vereist |
8 |
Autoclaaf |
Op de locatie |
In het gebouw |
In het complex (6) |
In het laboratorium: doorgeef-autoclaaf |
Modus operandi |
|||||
9 |
Beperkte toegang |
Niet vereist |
Vereist |
Vereist |
Vereist |
10 |
Biorisicoteken op de deur |
Niet vereist |
Vereist |
Vereist |
Vereist |
11 |
Specifieke maatregelen om verspreiding van aerosolen tegen te gaan |
Niet vereist |
Vereist, verspreiding zoveel mogelijk beperken |
Vereist, verspreiding voorkomen |
Vereist, verspreiding voorkomen |
13 |
Douche |
Niet vereist |
Niet vereist |
Facultatief |
Vereist |
14 |
Beschermende kleding |
Passende beschermende kleding |
Passende beschermende kleding |
Passende beschermende kleding en (facultatief) schoeisel |
Volledige verwisseling van kleding en schoeisel vóór verlaten laboratorium |
15 |
Handschoenen |
Niet vereist |
Facultatief |
Vereist |
Vereist |
18 |
Doeltreffende controle potentiële vectoren (bv. knaagdieren en insecten) |
Facultatief |
Vereist |
Vereist |
Vereist |
Behandeling afval |
|||||
19 |
Inactivering GGM’s in het effluent van wastafels, afvoergoten en douches en gelijkaardige effluenten |
Niet vereist |
Vereist |
Facultatief |
Vereist |
20 |
Inactivering GGM’s in verontreinigd materiaal en afval |
Facultatief |
Vereist |
Vereist |
Vereist |
Andere maatregelen |
|||||
21 |
Uitrusting mag het laboratorium niet verlaten |
Niet vereist |
Niet vereist |
Facultatief |
Vereist |
23 |
Kijkvenster (of een alternatief) waardoor personeel kan worden gezien |
Facultatief |
Facultatief |
Facultatief |
Vereist |
Tabel I B
Inperkings- en andere beschermende maatregelen voor kassen en kweekkamers
Onder „kas” of „kweekkamer” wordt verstaan een constructie met muren, een dak en een vloer, die is ontworpen en hoofdzakelijk wordt gebruikt voor het kweken van planten in een gecontroleerd en beschermd milieu.
Alle bepalingen van tabel I a zijn van toepassing met de volgende aanvullingen/wijzigingen:
Specificaties |
Inperkingsniveau |
||||
1 |
2 |
3 |
4 |
||
Gebouw |
|||||
1 |
Kas: permanente constructie (7) |
Niet vereist |
Vereist |
Vereist |
Vereist |
Installatie |
|||||
3 |
Toegang via een afzonderlijke ruimte waarvan de twee deuren van een gekoppelde vergrendeling zijn voorzien |
Niet vereist |
Facultatief |
Facultatief |
Vereist |
4 |
Maatregelen met betrekking tot de afvoer van verontreinigd water |
Facultatief |
Lozing zoveel mogelijk beperken (8) |
Lozing voorkomen |
Lozing voorkomen |
Modus operandi |
|||||
6 |
Maatregelen ter bestrijding van ongewenste organismen zoals insecten en andere arthropoden, knaagdieren enz. |
Vereist |
Vereist |
Vereist |
Vereist |
7 |
Procedures voor het overbrengen van levend materiaal tussen de kas/kweekkamer, de beschermende constructie en het laboratorium die de verspreiding van de GGM’s bestrijden |
Verspreiding zoveel mogelijk beperken |
Verspreiding zoveel mogelijk beperken |
Verspreiding voorkomen |
Verspreiding voorkomen |
Tabel I C
Inperkings- en andere beschermende maatregelen voor activiteiten in animalaria
Alle bepalingen van tabel I A zijn van toepassing met de volgende aanvullingen/wijzigingen:
Specificaties |
Inperkingsniveau |
||||
1 |
2 |
3 |
4 |
||
Dierenverblijven |
|||||
1 |
Afgesloten animalarium (9) |
Facultatief |
Vereist |
Vereist |
Vereist |
2 |
Dierenverblijven (10) afgescheiden door vergrendelbare deuren |
Facultatief |
Vereist |
Vereist |
Vereist |
3 |
Dierenverblijven ontworpen om te kunnen worden ontsmet (waterdicht en makkelijk wasbaar materiaal voor kooien enz.) |
Facultatief |
Facultatief |
Vereist |
Vereist |
4 |
Vloer en/of muren gemakkelijk schoon te maken |
Facultatief |
Vereist (vloer) |
Vereist (vloer en muren) |
Vereist (vloer en muren) |
5 |
Dieren gehouden in daartoe geschikte kooien, hokken of reservoirs |
Facultatief |
Facultatief |
Facultatief |
Facultatief |
6 |
Van filters voorziene isolatieboxen of afgesloten ruimten (11) |
Niet vereist |
Facultatief |
Vereist |
Vereist |
Tabel II
Inperkings- en andere beschermende maatregelen voor andere activiteiten
Specificaties |
Inperkingsniveau |
||||
1 |
2 |
3 |
4 |
||
Algemeen |
|||||
1 |
Levensvatbare micro-organismen moeten worden ingeperkt in een systeem dat het proces van het milieu isoleert (gesloten systeem) |
Facultatief |
Vereist |
Vereist |
Vereist |
2 |
Maatregelen om de emissie van gassen door het gesloten systeem tegen te gaan |
Niet vereist |
Vereist, uitstoot zoveel mogelijk beperken |
Vereist, uitstoot voorkomen |
Vereist, uitstoot voorkomen |
3 |
Maatregelen om aerosolvorming bij het nemen van monsters, de introductie van materiaal in het gesloten systeem of de overbrenging van materiaal naar een ander gesloten systeem tegen te gaan |
Facultatief |
Vereist, uitstoot zoveel mogelijk beperken |
Vereist, uitstoot voorkomen |
Vereist, uitstoot voorkomen |
4 |
Inactivering van de bulkkweekvloeistoffen alvorens zij uit het gesloten systeem worden verwijderd |
Facultatief |
Vereist, volgens gevalideerde methoden |
Vereist, volgens gevalideerde methoden |
Vereist, volgens gevalideerde methoden |
5 |
Afdichtingen moeten zo zijn ontworpen dat lekken zoveel mogelijk worden vermeden of worden voorkomen |
Geen bijzondere voorschriften |
Lekken zoveel mogelijk vermijden |
Lekken voorkomen |
Lekken voorkomen |
6 |
De gecontroleerde zone moet zo zijn ontworpen dat bij een eventueel lek de gehele inhoud van het gesloten systeem erin kan worden opgevangen |
Facultatief |
Facultatief |
Vereist |
Vereist |
7 |
De gecontroleerde zone moet met het oog op fumigatie hermetisch kunnen worden afgesloten |
Niet vereist |
Facultatief |
Facultatief |
Vereist |
Installatie |
|||||
8 |
Toegang via luchtsluis |
Niet vereist |
Niet vereist |
Facultatief |
Vereist |
9 |
De oppervlakken moeten bestand zijn tegen water, zuren, basen, oplosmiddelen, desinfectiemiddelen en ontsmettingsagentia, en gemakkelijk schoon te maken zijn |
Vereist (eventuele werktafels) |
Vereist (eventuele werktafels) |
Vereist (vloer en eventuele werktafels) |
Vereist (werktafels, vloer, zoldering, muren) |
10 |
Specifieke maatregelen om de gecontroleerde zone afdoende te ventileren om verontreiniging van de lucht te voorkomen |
Facultatief |
Facultatief |
Facultatief |
Vereist |
11 |
In de gecontroleerde zone moet een onderdruk heersen ten opzichte van de directe omgeving |
Niet vereist |
Niet vereist |
Facultatief |
Vereist |
12 |
De afgevoerde en aangevoerde lucht van de gecontroleerde zone moet met een HEPA-filter worden gezuiverd |
Niet vereist |
Niet vereist |
Vereist voor de afgevoerde lucht, facultatief voor de aangevoerde lucht |
Vereist (aan- en afgevoerde lucht) |
Modus operandi |
|||||
13 |
De gesloten systemen moeten zich binnen een gecontroleerde zone bevinden |
Niet vereist |
Facultatief |
Vereist |
Vereist |
14 |
De toegang moet voor bevoegd personeel worden gereserveerd |
Niet vereist |
Vereist |
Vereist |
Vereist |
15 |
Er moeten borden met het biorisicoteken worden aangebracht |
Niet vereist |
Vereist |
Vereist |
Vereist |
17 |
Het personeel dient een douche te nemen alvorens de gecontroleerde zone te verlaten |
Niet vereist |
Niet vereist |
Facultatief |
Vereist |
18 |
Het personeel moet beschermende kleding dragen |
Vereist (werkkleding) |
Vereist (werkkleding) |
Vereist |
Volledige verwisseling van kleding vóór betreden en vóór verlaten van zone |
Behandeling afval |
|||||
22 |
Inactivering GGM’s in het effluent van wastafels en douches of gelijkaardige effluenten |
Niet vereist |
Niet vereist |
Facultatief |
Vereist |
23 |
Inactivering GGM’s in verontreinigd materiaal en afval, met inbegrip van GGM’s in het proceswater vóór de uiteindelijke lozing |
Facultatief |
Vereist, volgens gevalideerde methoden |
Vereist, volgens gevalideerde methoden |
Vereist, volgens gevalideerde methoden |
Afgesloten: het laboratorium is afgescheiden van de andere delen van hetzelfde gebouw of vormt een afzonderlijk gebouw.
Luchtsluis: als toegang fungeert een luchtsluis, die uit een van het laboratorium gescheiden kamer bestaat. Tussen de „schone” en de „afgeschermde” kant van de luchtsluis moeten zich omkleed- of douchevoorzieningen bevinden en de luchtsluis moet bij voorkeur voorzijn zijn van deuren met gekoppelde vergrendeling.
(3) Het betreft activiteiten waarbij geen transmissie via de lucht optreedt.
HEPA= High Efficiency Particulate Air.
(5) Bij gebruik van virussen die niet door HEPA-filtratie worden tegengehouden, zijn extra vereisten van de afgevoerde lucht noodzakelijk.
(6) Met gevalideerde procedures voor de veilige overbrenging van materiaal naar een autoclaaf buiten het laboratorium bij een gelijkwaardig beschermingsniveau.
(7) De kas dient een duurzame constructie te zijn met een naadloze waterdichte bekleding, gelegen op een plek waarvan het talud van dien aard is dat de instroming van oppervlaktewater wordt voorkomen en voorzien van zelfsluitende, vergrendelbare deuren.
(8) In gevallen waarin transmissie via de grond mogelijk is.
Animalarium: een gebouw of een afzonderlijk deel van een gebouw dat de dierenverblijven alsmede andere ruimten zoals kleedkamers, douches, autoclaven, opslagruimten voor diervoeder enz., omvat.
Dierenverblijf: een ruimte die normaal wordt gebruikt om er reserve-, fok- of proefdieren onder te brengen of eenvoudige chirurgische ingrepen uit te voeren.
Isolatieboxen: doorzichtige containers waarin kleine dieren, al dan niet een kooi, worden gehouden; voor grote dieren zijn afgesloten ruimten geschikter.
BIJLAGE V
Vereiste gegevens voor de in artikel 6, 8 en 9 bedoelde kennisgeving
DEEL A
Vereiste gegevens voor de in artikel 6 bedoelde kennisgeving:
— |
naam van de gebruiker(s), inclusief de personen die verantwoordelijk zijn voor het toezicht en de veiligheid; |
— |
gegevens over de opleiding en kwalificaties van de personen die verantwoordelijk zijn voor het toezicht en de veiligheid; |
— |
nadere bijzonderheden over eventuele biologische comités of subcomités; |
— |
adres en een algemene beschrijving van de gebouwen; |
— |
een beschrijving van de aard van de uit te voeren werkzaamheden; |
— |
de klasse van ingeperkt gebruik; |
— |
alleen voor ingeperkt gebruik van klasse 1 een beknopte samenvatting van de in artikel 4, lid 2, bedoelde analyse en informatie over het afvalbeheer. |
DEEL B
Vereiste gegevens voor de in artikel 8 bedoelde kennisgeving:
— |
de datum van indiening van de in artikel 6 bedoelde kennisgeving; |
— |
de namen van de personen die verantwoordelijk zijn voor het toezicht en de veiligheid en gegevens over hun opleiding en kwalificaties; |
— |
het (de) gebruikte recipiënt-, donor- en/of ouder-micro-organisme(n) alsmede, in voorkomend geval, het (de) gebruikte vector/gastheersysteem (-systemen); |
— |
de bron(nen) en beoogde functie(s) van het bij de modificatie(s) gebruikte genetisch materiaal; |
— |
de identiteit en de kenmerken van het (de) GGM('s); |
— |
het doel van het ingeperkte gebruik alsmede de verwachte resultaten; |
— |
de te gebruiken kweekvolumes (bij benadering); |
— |
een beschrijving van de inperkings- en andere beschermende maatregelen die zullen worden toegepast, met inbegrip van de informatie over afvalbeheer, inclusief de behandeling, de uiteindelijke vorm en de bestemming van de afvalstoffen die bij de activiteiten zullen ontstaan; |
— |
een beknopte samenvatting van de in artikel 4, lid 2, bedoelde analyse; |
— |
de informatie die nodig is om de bevoegde instantie in staat te stellen om, in voorkomend geval, conform artikel 13, lid 1, vereiste rampenplannen te evalueren. |
DEEL C
Vereiste gegevens voor de in artikel 9 bedoelde kennisgeving:
a) |
|
b) |
|
c) |
|
d) |
gegevens over de ongevallenpreventie en eventuele rampenplannen:
|
e) |
een afschrift van de in artikel 4, lid 2, bedoelde analyse. |
BIJLAGE VI
DEEL A
Ingetrokken richtlijn met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan
(bedoeld in artikel 21)
Richtlijn 90/219/EEG van de Raad |
|
Richtlijn 94/51/EG van de Commissie |
|
Richtlijn 98/81/EG van de Raad |
|
Beschikking 2001/204/EG van de Raad |
|
Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad |
Uitsluitend punt 19 van bijlage III |
DEEL B
Termijnen voor omzetting in nationaal recht
(bedoeld in artikel 21)
Richtlijn |
Omzettingstermijn |
90/219/EEG |
23 oktober 1991 |
94/51/EG |
30 april 1995 |
98/81/EG |
5 juni 2000 |
BIJLAGE VII
CONCORDANTIETABEL
Richtlijn 90/219/EEG |
De onderhavige richtlijn |
Artikel 1 |
Artikel 1 |
Artikel 2 |
Artikel 2 |
Artikel 3, aanhef |
Artikel 3, lid 1, aanhef |
Artikel 3, eerste streepje |
Artikel 3, lid 1, onder a) |
Artikel 3, tweede streepje |
Artikel 3, lid 1, onder b) |
Artikel 4, eerste alinea |
Artikel 3, lid 2 |
Artikel 4, tweede alinea |
Artikel 3, lid 3 |
Artikel 5 |
Artikel 4 |
Artikel 6 |
Artikel 5 |
Artikel 7 |
Artikel 6 |
Artikel 8 |
Artikel 7 |
Artikel 9 |
Artikel 8 |
Artikel 10 |
Artikel 9 |
Artikel 11, leden 1, 2 en 3 |
Artikel 10, leden 1, 2 en 3 |
Artikel 11, lid 4, aanhef |
Artikel 10, lid 4, aanhef |
Artikel 11, lid 4, eerste streepje |
Artikel 10, lid 4, onder a) |
Artikel 11, lid 4, tweede streepje |
Artikel 10, lid 4, onder b) |
Artikel 12, eerste paragraaf |
Artikel 11, lid 1 |
Artikel 12, tweede paragraaf |
Artikel 11, lid 2 |
Artikel 13 |
Artikel 12 |
Artikel 14, eerste paragraaf |
Artikel 13, lid 1 |
Artikel 14, tweede paragraaf |
Artikel 13, lid 2 |
Artikel 15, lid 1, aanhef |
Artikel 14, lid 1, aanhef |
Artikel 15, lid 1, eerste streepje |
Artikel 14, lid 1, onder a) |
Artikel 15, lid 1, tweede streepje |
Artikel 14, lid 1, onder b) |
Artikel 15, lid 1, derde streepje |
Artikel 14, lid 1, onder c) |
Artikel 15, lid 1, vierde streepje |
Artikel 14, lid 1, onder d) |
Artikel 15, lid 2, aanhef |
Artikel 14, lid 2, aanhef |
Artikel 15, lid 2, eerste streepje |
Artikel 14, lid 2, onder a) |
Artikel 15, lid 2, tweede streepje |
Artikel 14, lid 2, onder b) |
Artikel 16 |
Artikel 15 |
Artikel 17 |
Artikel 16 |
Artikel 18 |
Artikel 17 |
Artikel 19, lid 1 |
Artikel 18, lid 1, eerste alinea |
Artikel 19, lid 2 |
Artikel 18, lid 1, tweede alinea |
Artikel 19, lid 3, aanhef |
Artikel 18, lid 2, aanhef |
Artikel 19, lid 3, eerste streepje |
Artikel 18, lid 2, onder a) |
Artikel 19, lid 3, tweede streepje |
Artikel 18, lid 2, onder b) |
Artikel 19, lid 3, derde streepje |
Artikel 18, lid 2, onder c) |
Artikel 19, lid 4 |
Artikel 18, lid 3 |
Artikel 19, lid 5 |
Artikel 18, lid 4 |
Artikel 20 |
Artikel 19 |
Artikel 20 bis |
— |
Artikel 21, lid 1 |
Artikel 20, lid 1 |
Artikel 21, lid 2, eerste alinea |
Artikel 20, leden 2 en 3, eerste alinea |
Artikel 21, lid 2, tweede alinea |
Artikel 20, lid 3, tweede alinea |
Artikel 21, lid 3 |
— |
Artikel 22 |
— |
— |
Artikel 21 |
— |
Artikel 22 |
Artikel 23 |
Artikel 23 |
Bijlagen I tot en met V |
Bijlagen I tot en met V |
— |
Bijlage VI |
— |
Bijlage VII |