ISSN 1725-2598 doi:10.3000/17252598.L_2010.038.nld |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 38 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
53e jaargang |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
11.2.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 38/1 |
VERORDENING (EU) Nr. 121/2010 VAN DE COMMISSIE
van 9 februari 2010
houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Provolone del Monaco (BOB))
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gelet op Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name op artikel 7, lid 4, eerste alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 6, lid 2, eerste alinea, en artikel 17, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 is de door Italië ingediende aanvraag tot registratie van de benaming „Provolone del Monaco” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (2). |
(2) |
Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006, moet deze benaming worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in de bijlage vermelde benaming wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 9 februari 2010.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.
(2) PB C 140 van 20.6.2009, blz. 4.
BIJLAGE
In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:
Categorie 1.3. Kaas
ITALIË
Provolone del Monaco (BOB)
11.2.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 38/3 |
VERORDENING (EU) Nr. 122/2010 VAN DE COMMISSIE
van 10 februari 2010
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 11 februari 2010.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 10 februari 2010.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
IL |
176,4 |
JO |
87,5 |
|
MA |
77,2 |
|
TN |
115,0 |
|
TR |
103,3 |
|
ZZ |
111,9 |
|
0707 00 05 |
JO |
147,9 |
MA |
75,9 |
|
TR |
144,8 |
|
ZZ |
122,9 |
|
0709 90 70 |
IL |
247,1 |
MA |
123,4 |
|
TR |
169,5 |
|
ZZ |
180,0 |
|
0709 90 80 |
EG |
69,8 |
MA |
131,9 |
|
ZZ |
100,9 |
|
0805 10 20 |
EG |
50,2 |
IL |
58,0 |
|
MA |
52,3 |
|
TN |
46,4 |
|
TR |
52,2 |
|
ZZ |
51,8 |
|
0805 20 10 |
IL |
151,5 |
MA |
87,8 |
|
ZZ |
119,7 |
|
0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90 |
CN |
57,9 |
EG |
57,3 |
|
IL |
85,9 |
|
JM |
109,6 |
|
MA |
71,0 |
|
PK |
45,0 |
|
TR |
67,2 |
|
ZZ |
70,6 |
|
0805 50 10 |
EG |
88,6 |
IL |
76,3 |
|
TR |
72,3 |
|
ZZ |
79,1 |
|
0808 10 80 |
CA |
95,3 |
CL |
60,1 |
|
CN |
66,1 |
|
MK |
24,7 |
|
US |
119,0 |
|
ZZ |
73,0 |
|
0808 20 50 |
CN |
44,9 |
US |
95,2 |
|
ZA |
105,4 |
|
ZZ |
81,8 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
11.2.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 38/5 |
VERORDENING (EU) Nr. 123/2010 VAN DE COMMISSIE
van 10 februari 2010
tot wijziging van de bij Verordening (EG) nr. 877/2009 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2009/10
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad wat betreft de handel met derde landen in de sector suiker (2), en met name op artikel 36, lid 2, tweede alinea, tweede zin,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en bepaalde stropen voor het verkoopseizoen 2009/10 zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 877/2009 van de Commissie (3). Deze prijzen en rechten zijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 112/2010 van de Commissie (4). |
(2) |
Naar aanleiding van de gegevens waarover de Commissie momenteel beschikt, dienen deze bedragen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 951/2006 te worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bij Verordening (EG) nr. 951/2006 voor het verkoopseizoen 2009/10 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor de in artikel 36 van Verordening (EG) nr. 877/2009 bedoelde producten worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 11 februari 2010.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 10 februari 2010.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24.
(3) PB L 253 van 25.9.2009, blz. 3.
(4) PB L 36 van 9.2.2010, blz. 19.
BIJLAGE
Gewijzigde bedragen van de representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en producten van GN-code 1702 90 95 die gelden met ingang van 11 februari 2010
(EUR) |
||
GN-code |
Representatieve prijs per 100 kg netto van het betrokken product |
Aanvullend recht per 100 kg netto van het betrokken product |
1701 11 10 (1) |
45,24 |
0,00 |
1701 11 90 (1) |
45,24 |
1,33 |
1701 12 10 (1) |
45,24 |
0,00 |
1701 12 90 (1) |
45,24 |
1,04 |
1701 91 00 (2) |
54,50 |
1,12 |
1701 99 10 (2) |
54,50 |
0,00 |
1701 99 90 (2) |
54,50 |
0,00 |
1702 90 95 (3) |
0,55 |
0,19 |
(1) Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt III, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.
(2) Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt II, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.
(3) Vaststelling per procent sacharose.
BESLUITEN
11.2.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 38/7 |
BESLUIT VAN DE EUROPESE RAAD
van 9 februari 2010
houdende benoeming van de Europese Commissie
(2010/80/EU)
DE EUROPESE RAAD,
Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 17, leden 3 en 4 en lid 7, derde alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De omstandigheden waarin het ratificatieproces van het Verdrag van Lissabon is verlopen, hebben ertoe geleid dat de Commissie die op 22 november 2004 was benoemd, na 31 oktober 2009 in functie is gebleven, in afwachting van de voltooiing van de procedure voor de benoeming van de nieuwe Commissie, overeenkomstig de bepalingen van het Verdrag betreffende de Europese Unie, zoals gewijzigd bij het Verdrag van Lissabon. |
(2) |
Nadat het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009 in werking is getreden heeft de Europese Raad bij Besluit 2009/880/EU (1), met de instemming van de voorzitter van de Commissie, Catherine ASHTON benoemd tot hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid voor de periode van 1 december 2009 tot het einde van de ambtstermijn van de Commissie die op dat moment in functie is. |
(3) |
Overeenkomstig artikel 17, lid 4, van het Verdrag betreffende de Europese Unie dient een nieuwe Commissie te worden benoemd voor de periode tussen het einde van de ambtstermijn van de Commissie die op het moment van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon in functie is en 31 oktober 2014; deze Commissie dient te bestaan uit één onderdaan van iedere lidstaat, met inbegrip van de voorzitter van de Commissie en van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, die één van de vice-voorzitters van de Commissie is. |
(4) |
De Europese Raad heeft de heer José Manuel DURÃO BARROSO bij het Europees Parlement voorgedragen voor het ambt van voorzitter van de Commissie, en het Europees Parlement heeft de aldus aangewezen kandidaat verkozen. |
(5) |
Bij Besluit 2009/903/EU (2) heeft de Raad, in onderlinge overeenstemming met de verkozen voorzitter van de Commissie, de lijst vastgesteld van de overige personen die hij voorstelt tot lid van de Commissie te benoemen. Op dezelfde dag heeft de Europese Raad bij besluit 2009/950/EU (3), met instemming van de voorzitter van de Commissie, mevrouw Catherine ASHTON benoemd tot hoge vertegenwoordiger voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid voor de periode die loopt van het einde van de ambtstermijn van de Commissie die op dat moment in functie was tot en met 31 oktober 2014. |
(6) |
Bij Besluit 2010/41/EU, Euratom (4), houdende intrekking en vervanging van Besluit 2009/903/EU, heeft de Raad, in onderlinge overeenstemming met de verkozen voorzitter van de Commissie, een nieuwe lijst vastgesteld van de overige personen die hij voorstelt tot lid van de Commissie te benoemen. |
(7) |
Middels stemming op 9 februari 2010 heeft het Europees Parlement de benoeming van de voorzitter, van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en van de overige leden van de Commissie als college goedgekeurd. |
(8) |
Derhalve moet de Commissie benoemd worden, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor de periode van 10 februari 2010 tot en met 31 oktober 2014 worden tot leden van de Europese Commissie benoemd:
— |
als voorzitter: José Manuel DURÃO BARROSO |
— |
als lid, vice-voorzitter, conform artikel 18, lid 4, van het Verdrag betreffende de Europese Unie: Catherine ASHTON, hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid |
— |
als leden:
|
Artikel 2
Dit besluit wordt van kracht op 10 februari 2010.
Artikel 3
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 9 februari 2010.
Voor de Europese Raad
De voorzitter
H. VAN ROMPUY
(1) PB L 315 van 2.12.2009, blz. 49.
(2) PB L 321 van 8.12.2009, blz. 51.
(3) PB L 328 van 15.12.2009, blz. 69.
(4) PB L 20 van 26.1.2010, blz. 5.
11.2.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 38/9 |
BESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 9 februari 2010
tot vaststelling van klassen van materiaalgedrag bij brand voor bepaalde voor de bouw bestemde producten wat lijmen voor keramische tegels betreft
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 382)
(Voor de EER relevante tekst)
(2010/81/EU)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gelet op Richtlijn 89/106/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake voor de bouw bestemde producten (1), en met name op artikel 20, lid 2, onder a),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig Richtlijn 89/106/EEG kan het met het oog op de op nationaal, regionaal of plaatselijk niveau uiteenlopende beschermingsniveaus voor bouwwerken nodig zijn om in de basisdocumenten voor ieder fundamenteel voorschrift klassen vast te stellen voor het gedrag van producten. Deze documenten zijn in de vorm van een „mededeling van de Commissie betreffende de basisdocumenten van Richtlijn 89/106/EEG” (2) gepubliceerd. |
(2) |
Met betrekking tot het fundamentele voorschrift „brandveiligheid” noemt basisdocument nr. 2 een aantal onderling samenhangende maatregelen die tezamen de brandveiligheidsstrategie bepalen die in de lidstaten op verschillende wijze kan worden uitgewerkt. |
(3) |
Een van die maatregelen die in basisdocument nr. 2 worden genoemd, is het beperken van het ontstaan en de verspreiding van brand en rook op een bepaalde plaats door de kans dat voor de bouw bestemde producten bijdragen tot de volledige ontwikkeling van een brand te verkleinen. |
(4) |
Het niveau van die beperking kan slechts worden uitgedrukt als een bepaald materiaalgedrag bij brand van de producten in hun uiteindelijke toepassing. |
(5) |
Als geharmoniseerde oplossing is bij Beschikking 2000/147/EG van de Commissie van 8 februari 2000 ter uitvoering van Richtlijn 89/106/EEG van de Raad wat de indeling van voor de bouw bestemde producten in klassen van materiaalgedrag bij brand betreft (3) een systeem van klassen vastgesteld. |
(6) |
Voor lijmen voor keramische tegels dient de klassenindeling van Beschikking 2000/147/EG te worden toegepast. |
(7) |
Het materiaalgedrag bij brand van veel voor de bouw bestemde producten en/of materialen die zijn opgenomen in de klassenindeling van Beschikking 2000/147/EG, is duidelijk vastgesteld en is bij de voor brand bevoegde regelgevende instanties in de lidstaten voldoende bekend, zodat zij op dit specifieke gedragskenmerk niet hoeven te worden getest. |
(8) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de bouw, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De voor de bouw bestemde producten en/of materialen die aan alle voorschriften voor het gedragskenmerk „materiaalgedrag bij brand” voldoen en die niet verder hoeven te worden getest, zijn opgenomen in de bijlage.
Artikel 2
De specifieke klassen die overeenkomstig de bij Beschikking 2000/147/EG vastgestelde indeling naar materiaalgedrag bij brand voor de verschillende voor de bouw bestemde producten en/of materialen gelden, zijn in de bijlage bij dit besluit opgenomen.
Artikel 3
De producten worden, waar nodig, beoordeeld ten aanzien van de uiteindelijke toepassing ervan.
Artikel 4
Dit besluit is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 9 februari 2010.
Voor de Commissie
Günter VERHEUGEN
Vicevoorzitter
(1) PB L 40 van 11.2.1989, blz. 12.
(2) PB C 62 van 28.2.1994, blz. 1.
(3) PB L 50 van 23.2.2000, blz. 14.
BIJLAGE
In de tabel in deze bijlage zijn de voor de bouw bestemde producten en/of materialen opgenomen die aan alle voorschriften voor het gedragskenmerk „materiaalgedrag bij brand” voldoen en niet hoeven te worden getest.
Tabel
Klassen van materiaalgedrag bij brand voor lijmen voor keramische tegels
Product (1) |
Organisch gehalte (gewichts-percenten) |
Maximale laagdikte (mm) |
Klasse (2) |
Cementlijm volgens EN 12004 |
< 20 |
20 |
E |
Dispersielijm volgens EN 12004 |
< 40 |
5 |
|
Reactieharslijm volgens EN 12004 |
< 50 |
5 |
(1) Aangebracht op een ondergrond van minimaal klasse D-s2,d0 en met een dichtheid ≥ 680 kg/m3.
(2) De klasse is vastgesteld in tabel 1 van de bijlage bij Beschikking 2000/147/EG van de Commissie.
11.2.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 38/11 |
BESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 9 februari 2010
tot vaststelling van klassen van materiaalgedrag bij brand voor bepaalde voor de bouw bestemde producten wat decoratieve wandbekleding in de vorm van rollen of panelen betreft
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 397)
(Voor de EER relevante tekst)
(2010/82/EU)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gelet op Richtlijn 89/106/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake voor de bouw bestemde producten (1), en met name op artikel 20, lid 2, onder a),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig Richtlijn 89/106/EEG kan het met het oog op de op nationaal, regionaal of plaatselijk niveau uiteenlopende beschermingsniveaus voor bouwwerken nodig zijn om in de basisdocumenten voor ieder fundamenteel voorschrift klassen vast te stellen voor het gedrag van producten. Deze documenten zijn in de vorm van een „mededeling van de Commissie betreffende de basisdocumenten van Richtlijn 89/106/EEG” (2) gepubliceerd. |
(2) |
Met betrekking tot het fundamentele voorschrift „brandveiligheid” noemt basisdocument nr. 2 een aantal onderling samenhangende maatregelen die tezamen de brandveiligheidsstrategie bepalen die in de lidstaten op verschillende wijze kan worden uitgewerkt. |
(3) |
Een van die maatregelen die in basisdocument nr. 2 worden genoemd, is het beperken van het ontstaan en de verspreiding van brand en rook op een bepaalde plaats door de kans dat voor de bouw bestemde producten bijdragen tot de volledige ontwikkeling van een brand te verkleinen. |
(4) |
Het niveau van die beperking kan slechts worden uitgedrukt als een bepaald materiaalgedrag bij brand van de producten in hun uiteindelijke toepassing. |
(5) |
Als geharmoniseerde oplossing is bij Beschikking 2000/147/EG van de Commissie van 8 februari 2000 ter uitvoering van Richtlijn 89/106/EEG van de Raad wat de indeling van voor de bouw bestemde producten in klassen van materiaalgedrag bij brand betreft (3) een systeem van klassen vastgesteld. |
(6) |
Voor decoratieve wandbekleding in de vorm van rollen of panelen dient de klassenindeling van Beschikking 2000/147/EG te worden toegepast. |
(7) |
Het materiaalgedrag bij brand van veel voor de bouw bestemde producten en/of materialen die zijn opgenomen in de klassenindeling van Beschikking 2000/147/EG, is duidelijk vastgesteld en is bij de voor brand bevoegde regelgevende instanties in de lidstaten voldoende bekend, zodat zij op dit specifieke gedragskenmerk niet hoeven te worden getest. |
(8) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de bouw, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De voor de bouw bestemde producten en/of materialen die aan alle eisen van het gedragskenmerk „materiaalgedrag bij brand” voldoen zonder verdere tests te moeten ondergaan, zijn vermeld in de bijlage.
Artikel 2
De specifieke klassen die overeenkomstig de bij Beschikking 2000/147/EG vastgestelde indeling naar materiaalgedrag bij brand voor de verschillende voor de bouw bestemde producten en/of materialen gelden, zijn in de bijlage bij dit besluit opgenomen.
Artikel 3
De producten worden, waar nodig, beoordeeld ten aanzien van de uiteindelijke toepassing ervan.
Artikel 4
Dit besluit is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 9 februari 2010.
Voor de Commissie
Günter VERHEUGEN
Vicevoorzitter
(1) PB L 40 van 11.2.1989, blz. 12.
(2) PB C 62 van 28.2.1994, blz. 1.
(3) PB L 50 van 23.2.2000, blz. 14.
BIJLAGE
In de tabel in deze bijlage zijn de voor de bouw bestemde producten en/of materialen opgenomen die aan alle voorschriften voor het gedragskenmerk „materiaalgedrag bij brand” voldoen en niet hoeven te worden getest.
Tabel
Klassen van materiaalgedrag bij brand voor decoratieve wandbekleding in de vorm van rollen of panelen
Product (1) |
Maximummassa per oppervlakte-eenheid (g/m2) |
Maximumdikte (mm) |
Klasse (2) |
Wandbekleding op basis van cellulosevezel |
190 |
0,9 |
D-s3,d2 |
Wandbekleding op basis van cellulosevezel met polymeerbekleding of -druk |
470 |
0,7 |
|
Wandbekleding op basis van een mengsel van cellulose- en polyestervezel |
160 |
0,3 |
|
Wandbekleding op basis van een mengsel van cellulose- en polyestervezel en met polymeerbekleding of -druk |
410 |
0,5 |
|
Wandbekleding op basis van een met polymeer bekleed weefsel |
510 |
0,7 |
|
Wandbekleding van geweven textiel met een rug van cellulosevezel of cellulose- en polyestervezel |
450 |
0,8 |
|
Wandbekleding van geschuimd pvc met een rug van cellulosevezel of cellulose- en polyestervezel |
310 |
1,8 |
(1) Producten volgens EN 15102, aangebracht op een ondergrond van minimaal klasse A2-s1,d0 met een minimumdikte van 12 mm en een minimumdichtheid van 800 kg/m3 met behulp van stijfsel-, stijfsel/PVA- of cellulose/PVA-lijm bij maximaal 200 g/m2.
(2) De klasse is vastgesteld in tabel 1 van de bijlage bij Beschikking 2000/147/EG van de Commissie.
11.2.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 38/13 |
BESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 9 februari 2010
tot vaststelling van klassen van materiaalgedrag bij brand voor bepaalde voor de bouw bestemde producten wat aan de lucht drogende voegvulmaterialen betreft
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 399)
(Voor de EER relevante tekst)
(2010/83/EU)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gelet op Richtlijn 89/106/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake voor de bouw bestemde producten (1), en met name op artikel 20, lid 2, onder a),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig Richtlijn 89/106/EEG kan het met het oog op de op nationaal, regionaal of plaatselijk niveau uiteenlopende beschermingsniveaus voor bouwwerken nodig zijn om in de basisdocumenten voor ieder fundamenteel voorschrift klassen vast te stellen voor het gedrag van producten. Deze documenten zijn in de vorm van een „mededeling van de Commissie betreffende de basisdocumenten van Richtlijn 89/106/EEG” (2) gepubliceerd. |
(2) |
Met betrekking tot het fundamentele voorschrift „brandveiligheid” noemt basisdocument nr. 2 een aantal onderling samenhangende maatregelen die tezamen de brandveiligheidsstrategie bepalen die in de lidstaten op verschillende wijze kan worden uitgewerkt. |
(3) |
Een van die maatregelen die in basisdocument nr. 2 worden genoemd, is het beperken van het ontstaan en de verspreiding van brand en rook op een bepaalde plaats door de kans dat voor de bouw bestemde producten bijdragen tot de volledige ontwikkeling van een brand te verkleinen. |
(4) |
Het niveau van die beperking kan slechts worden uitgedrukt als een bepaald materiaalgedrag bij brand van de producten in hun uiteindelijke toepassing. |
(5) |
Als geharmoniseerde oplossing is bij Beschikking 2000/147/EG van de Commissie van 8 februari 2000 ter uitvoering van Richtlijn 89/106/EEG van de Raad wat de indeling van voor de bouw bestemde producten in klassen van materiaalgedrag bij brand betreft (3) een systeem van klassen vastgesteld. |
(6) |
Voor aan de lucht drogende voegvulmaterialen dient de klassenindeling van Beschikking 2000/147/EG te worden toegepast. |
(7) |
Het materiaalgedrag bij brand van veel voor de bouw bestemde producten en/of materialen die zijn opgenomen in de klassenindeling van Beschikking 2000/147/EG, is duidelijk vastgesteld en is bij de voor brand bevoegde regelgevende instanties in de lidstaten voldoende bekend, zodat zij op dit specifieke gedragskenmerk niet hoeven te worden getest. |
(8) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de bouw, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De voor de bouw bestemde producten en/of materialen die aan alle eisen van het gedragskenmerk „materiaalgedrag bij brand” voldoen zonder verdere tests te moeten ondergaan, zijn vermeld in de bijlage.
Artikel 2
De specifieke klassen die overeenkomstig de bij Beschikking 2000/147/EG vastgestelde indeling naar materiaalgedrag bij brand voor de verschillende voor de bouw bestemde producten en/of materialen gelden, zijn in de bijlage bij dit besluit opgenomen.
Artikel 3
De producten worden, waar nodig, beoordeeld ten aanzien van de uiteindelijke toepassing ervan.
Artikel 4
Dit besluit is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 9 februari 2010.
Voor de Commissie
Günter VERHEUGEN
Vicevoorzitter
(1) PB L 40 van 11.2.1989, blz. 12.
(2) PB C 62 van 28.2.1994, blz. 1.
(3) PB L 50 van 23.2.2000, blz. 14.
BIJLAGE
In de tabel in deze bijlage zijn de voor de bouw bestemde producten en/of materialen opgenomen die aan alle voorschriften voor het gedragskenmerk „materiaalgedrag bij brand” voldoen en niet hoeven te worden getest.
Tabel
Klassen van materiaalgedrag bij brand voor aan de lucht drogende voegvulmaterialen
Product (1) |
Productgegevens voor het voegvulsysteem |
Maximaal organisch gehalte (gewichtspercenten) |
Klasse (2) |
Aan de lucht drogende voegvulmaterialen voor gipsplaten in combinatie met papieren voegband. Gebruiksklare pasta of met water te mengen poeder, aan te brengen op een ondergrond van minimaal klasse A2-s1,d0 met een dikte van minimaal 6 mm en een dichtheid van minimaal 700 kg/m3 (met uitzondering van vloerbedekkingen). |
Aan de lucht drogende voegvulmaterialen van de types 1A, 2A en 3A, en papieren voegband (3) volgens EN 13963 |
7,0 |
A2-s1,d0 |
(1) Natte dichtheid van het voegvulmateriaal ten minste 1,1 kg/liter (1 100 kg/m3).
(2) De klasse is vastgesteld in tabel 1 van de bijlage bij Beschikking 2000/147/EG van de Commissie.
(3) Maximale breedte van het papieren voegband: 55 mm; maximale massa van het papieren voegband per oppervlakte-eenheid: 135 g/m2.
11.2.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 38/15 |
BESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 9 februari 2010
tot vaststelling van een nieuwe termijn voor de indiening van dossiers voor bepaalde stoffen die in het kader van het in artikel 16, lid 2, van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad bedoelde tienjarige werkprogramma dienen te worden beoordeeld
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 764)
(Voor de EER relevante tekst)
(2010/84/EU)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gelet op Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (1), en met name op artikel 16, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Verordening (EG) nr. 1451/2007 van de Commissie (2) is een lijst vastgesteld van werkzame stoffen die met het oog op een mogelijke opneming daarvan in bijlage I, IA of IB bij Richtlijn 98/8/EG dienen te worden beoordeeld. |
(2) |
Voor een aantal stof/productsoortcombinaties op die lijst hebben alle deelnemers zich uit het beoordelingsprogramma teruggetrokken of had de voor de beoordeling als rapporteur aangewezen lidstaat binnen de in artikel 9 en artikel 12, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1451/2007 vastgestelde periode geen volledig dossier ontvangen. |
(3) |
De Commissie heeft dit derhalve overeenkomstig artikel 11, lid 2, artikel 12, lid 1, en artikel 13, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1451/2007 aan de lidstaten meegedeeld. Deze informatie is ook op 13 januari 2009, 11 februari 2009 en 11 maart 2009 langs elektronische weg bekendgemaakt. |
(4) |
Binnen drie maanden na de elektronische bekendmaking van deze informatie hebben verschillende bedrijven overeenkomstig artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1451/2007 belangstelling getoond voor het overnemen van de taak van deelnemer voor sommige van deze stoffen en productsoorten. |
(5) |
Derhalve moet er overeenkomstig artikel 12, lid 3, tweede alinea, van deze verordening een nieuwe termijn voor de indiening van dossiers voor deze stoffen en productsoorten worden vastgesteld. |
(6) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor biociden, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor de in de bijlage opgenomen stoffen en productsoorten is 28 februari 2011 de nieuwe termijn voor de indiening van dossiers.
Artikel 2
Dit besluit is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 9 februari 2010.
Voor de Commissie
Stavros DIMAS
Lid van de Commissie
(1) PB L 123 van 24.4.1998, blz. 1.
(2) PB L 325 van 11.12.2007, blz. 3.
BIJLAGE
Stoffen en productsoorten waarvoor 28 februari 2011 de nieuwe termijn voor de indiening van dossiers is
Naam |
EG-nummer |
CAS-nummer |
Productsoort |
RLS |
Ammoniumbromide |
235-183-8 |
12124-97-9 |
11 |
SE |
Boorzuur |
233-139-2 |
10043-35-3 |
22 |
NL |
Chloralose |
240-016-7 |
15879-93-3 |
15 |
PT |
Chloralose |
240-016-7 |
15879-93-3 |
23 |
PT |
Koper |
231-159-6 |
7440-50-8 |
2 |
FR |
Koper |
231-159-6 |
7440-50-8 |
4 |
FR |
Koper |
231-159-6 |
7440-50-8 |
5 |
FR |
N′-tert-butyl-N-cyclopropyl-6-(methylthio)-1,3,5-triazine-2,4-diamine |
248-872-3 |
28159-98-0 |
7 |
NL |
N′-tert-butyl-N-cyclopropyl-6-(methylthio)-1,3,5-triazine-2,4-diamine |
248-872-3 |
28159-98-0 |
10 |
NL |
Oligo(2-(2-ethoxy)ethoxyethylguanidiniumchloride) |
Polymeer |
374572-91-5 |
2 |
FR |
Oligo(2-(2-ethoxy)ethoxyethylguanidiniumchloride) |
Polymeer |
374572-91-5 |
3 |
FR |
Oligo(2-(2-ethoxy)ethoxyethylguanidiniumchloride) |
Polymeer |
374572-91-5 |
4 |
FR |
Oligo(2-(2-ethoxy)ethoxyethylguanidiniumchloride) |
Polymeer |
374572-91-5 |
7 |
FR |
Oligo(2-(2-ethoxy)ethoxyethylguanidiniumchloride) |
Polymeer |
374572-91-5 |
9 |
FR |
Oligo(2-(2-ethoxy)ethoxyethylguanidiniumchloride) |
Polymeer |
374572-91-5 |
10 |
FR |
Oligo(2-(2-ethoxy)ethoxyethylguanidiniumchloride) |
Polymeer |
374572-91-5 |
11 |
FR |
Oligo(2-(2-ethoxy)ethoxyethylguanidiniumchloride) |
Polymeer |
374572-91-5 |
12 |
FR |
Oligo(2-(2-ethoxy)ethoxyethylguanidiniumchloride) |
Polymeer |
374572-91-5 |
20 |
FR |
Pijnboom, extract |
304-455-9 |
94266-48-5 |
10 |
LV |
Poly(hexamethyleendiamineguanidiniumchloride) |
Polymeer |
57028-96-3 |
2 |
FR |
Poly(hexamethyleendiamineguanidiniumchloride) |
Polymeer |
57028-96-3 |
3 |
FR |
Poly(hexamethyleendiamineguanidiniumchloride) |
Polymeer |
57028-96-3 |
4 |
FR |
Poly(hexamethyleendiamineguanidiniumchloride) |
Polymeer |
57028-96-3 |
7 |
FR |
Poly(hexamethyleendiamineguanidiniumchloride) |
Polymeer |
57028-96-3 |
9 |
FR |
Poly(hexamethyleendiamineguanidiniumchloride) |
Polymeer |
57028-96-3 |
10 |
FR |
Poly(hexamethyleendiamineguanidiniumchloride) |
Polymeer |
57028-96-3 |
11 |
FR |
Poly(hexamethyleendiamineguanidiniumchloride) |
Polymeer |
57028-96-3 |
12 |
FR |
Poly(hexamethyleendiamineguanidiniumchloride) |
Polymeer |
57028-96-3 |
20 |
FR |
Tosylchlooramide-natrium |
204-854-7 |
127-65-1 |
11 |
ES |
11.2.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 38/17 |
BESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 9 februari 2010
tot vaststelling van klassen van materiaalgedrag bij brand voor bepaalde voor de bouw bestemde producten wat dekvloeren van cement, calciumsulfaat en kunsthars betreft
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 772)
(Voor de EER relevante tekst)
(2010/85/EU)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gelet op Richtlijn 89/106/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake voor de bouw bestemde producten (1), en met name op artikel 20, lid 2, onder a),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig Richtlijn 89/106/EEG kan het met het oog op de op nationaal, regionaal of plaatselijk niveau uiteenlopende beschermingsniveaus voor bouwwerken nodig zijn om in de basisdocumenten voor ieder fundamenteel voorschrift klassen vast te stellen voor het gedrag van producten. Deze documenten zijn in de vorm van een „mededeling van de Commissie betreffende de basisdocumenten van Richtlijn 89/106/EEG” (2) gepubliceerd. |
(2) |
Met betrekking tot het fundamentele voorschrift „brandveiligheid” noemt basisdocument nr. 2 een aantal onderling samenhangende maatregelen die tezamen de brandveiligheidsstrategie bepalen die in de lidstaten op verschillende wijze kan worden uitgewerkt. |
(3) |
Een van die maatregelen die in basisdocument nr. 2 worden genoemd, is het beperken van het ontstaan en de verspreiding van brand en rook op een bepaalde plaats door de kans dat voor de bouw bestemde producten bijdragen tot de volledige ontwikkeling van een brand te verkleinen. |
(4) |
Het niveau van die beperking kan slechts worden uitgedrukt als een bepaald materiaalgedrag bij brand van de producten in hun uiteindelijke toepassing. |
(5) |
Als geharmoniseerde oplossing is bij Beschikking 2000/147/EG van de Commissie van 8 februari 2000 ter uitvoering van Richtlijn 89/106/EEG van de Raad wat de indeling van voor de bouw bestemde producten in klassen van materiaalgedrag bij brand betreft (3) een systeem van klassen vastgesteld. |
(6) |
Voor dekvloeren van cement, calciumsulfaat en kunsthars moet de klassenindeling van Beschikking 2000/147/EG worden toegepast. |
(7) |
Het materiaalgedrag bij brand van veel voor de bouw bestemde producten en/of materialen die zijn opgenomen in de klassenindeling van Beschikking 2000/147/EG, is duidelijk vastgesteld en is bij de voor brand bevoegde regelgevende instanties in de lidstaten voldoende bekend, zodat zij op dit specifieke gedragskenmerk niet hoeven te worden getest. |
(8) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de bouw, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De voor de bouw bestemde producten en/of materialen die aan alle eisen van het gedragskenmerk „materiaalgedrag bij brand” voldoen zonder verdere tests te moeten ondergaan, zijn vermeld in de bijlage.
Artikel 2
De specifieke klassen die overeenkomstig de bij Beschikking 2000/147/EG vastgestelde indeling naar materiaalgedrag bij brand voor de verschillende voor de bouw bestemde producten en/of materialen gelden, zijn in de bijlage bij dit besluit opgenomen.
Artikel 3
De producten worden, waar nodig, beoordeeld ten aanzien van de uiteindelijke toepassing ervan.
Artikel 4
Dit besluit is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 9 februari 2010.
Voor de Commissie
Günter VERHEUGEN
Vicevoorzitter
(1) PB L 40 van 11.2.1989, blz. 12.
(2) PB C 62 van 28.2.1994, blz. 1.
(3) PB L 50 van 23.2.2000, blz. 14.
BIJLAGE
In de tabellen in deze bijlage zijn de voor de bouw bestemde producten en/of materialen opgenomen die aan alle voorschriften voor het gedragskenmerk „materiaalgedrag bij brand” voldoen en niet hoeven te worden getest.
Tabel 1
Klassen van materiaalgedrag bij brand voor dekvloeren van cement en calciumsulfaat
Product (1) |
Maximale laagdikte (mm) |
Organisch gehalte (gewichtspercenten) |
Klasse (2) |
Dekvloeren van cement volgens EN 13813 |
30 |
< 20 |
E |
Dekvloeren van calciumsulfaat volgens EN 13813 |
Tabel 2
Klassen van materiaalgedrag bij brand voor dekvloeren van kunsthars
Product (3) |
Maximale laagdikte (mm) |
Organisch gehalte (gewichtspercenten) |
Klasse (4) |
Dekvloeren van ongevulde kunsthars, met epoxy-, polyurethaan-, polymethylmethacrylaat- of vinylesterhars als bindmiddel, volgens EN 13813 |
4 |
100 |
E of Efl |
Dekvloeren van gevulde kunsthars, met epoxy-, polyurethaan-, polymethylmethacrylaat- of vinylesterhars als bindmiddel en minerale bestanddelen als vulstof, volgens EN 13813 |
10 |
< 75 |
|
Met kiezelzand bestrooide dekvloeren van gevulde kunsthars, met epoxy-, polyurethaan-, polymethylmethacrylaat- of vinylesterhars als bindmiddel en minerale bestanddelen als vulstof, volgens EN 13813 |
10 |
< 75 |
(1) Aangebracht op een ondergrond van minimaal klasse D-s2,d0 met een minimale dikte van 12 mm en een minimale dichtheid van 680 kg/m3.
(2) Klasse E zoals vastgesteld in tabel 1 van de bijlage bij Beschikking 2000/147/EG van de Commissie als de dekvloer als onderlaag wordt gebruikt.
(3) Aangebracht op een ondergrond van minimaal klasse A2-s1,d0 met een minimale dikte van 6 mm en een minimale dichtheid van 1 800 kg/m3.
(4) Klasse E zoals vastgesteld in tabel 1 van de bijlage bij Beschikking 2000/147/EG van de Commissie als de dekvloer als onderlaag wordt gebruikt, of klasse Efl zoals vastgesteld in tabel 2 van de bijlage bij Beschikking 2000/147/EG van de Commissie als de dekvloer als slijtlaag wordt gebruikt.