ISSN 1977-0758

doi:10.3000/19770758.L_2012.142.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 142

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

55e jaargang
1 juni 2012


Inhoud

 

I   Wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Richtlijn 2012/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het recht op informatie in strafprocedures

1

 

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 458/2012 van de Raad van 31 mei 2012 tot uitvoering van artikel 11, lid 1, van Verordening (EU) nr. 377/2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van bepaalde personen, entiteiten en lichamen die de vrede, de veiligheid of de stabiliteit van de Republiek Guinee-Bissau bedreigen

11

 

*

Verordening (EU) nr. 459/2012 van de Commissie van 29 mei 2012 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie wat de emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 6) betreft ( 1 )

16

 

*

Verordening (EU) nr. 460/2012 van de Commissie van 29 mei 2012 tot vaststelling van een verbod op de visserij met vriestrawlers voor de pelagische visserij van categorie 9 in de economische zone van Mauritanië door vaartuigen die de vlag van een lidstaat van de Europese Unie voeren

25

 

*

Verordening (EU) nr. 461/2012 van de Commissie van 31 mei 2012 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1165/98 inzake kortetermijnstatistieken en de Verordeningen (EG) nr. 1503/2006, (EG) nr. 657/2007 en (EG) nr. 1178/2008 van de Commissie, wat aanpassingen in verband met het schrappen van de variabelen voor nieuwe orders voor de industrie betreft ( 1 )

26

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 462/2012 van de Commissie van 31 mei 2012 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

30

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 463/2012 van de Commissie van 31 mei 2012 tot vaststelling van de invoerrechten in de sector granen van toepassing vanaf 1 juni 2012

32

 

 

BESLUITEN

 

 

2012/284/GBVB

 

*

Besluit Atalanta/1/2012 van het Politiek en Veiligheidscomité van 25 mei 2012 tot benoeming van de commandant van de strijdkrachten van de Europese Unie voor de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen tot het ontmoedigen, het voorkomen en bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust (Atalanta)

35

 

*

Besluit 2012/285/GBVB van de Raad van 31 mei 2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van bepaalde personen, entiteiten en lichamen die de vrede, de veiligheid of de stabiliteit van de Republiek Guinee-Bissau bedreigen en tot intrekking van Besluit 2012/237/GBVB

36

 

 

2012/286/EU

 

*

Besluit van de Commissie van 31 mei 2012 tot oprichting van een Groep van deskundigen inzake beveiliging van het vervoer over land

47

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Wetgevingshandelingen

RICHTLIJNEN

1.6.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 142/1


RICHTLIJN 2012/13/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 22 mei 2012

betreffende het recht op informatie in strafprocedures

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 82, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Unie stelt zich ten doel een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht te handhaven en te ontwikkelen. Volgens de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Tampere van 15 en 16 oktober 1999, en met name punt 33, moet het beginsel van wederzijdse erkenning van vonnissen en andere beslissingen van rechterlijke instanties de hoeksteen van de justitiële samenwerking in burgerlijke en in strafzaken binnen de Unie worden, omdat een versterkte wederzijdse erkenning en de noodzakelijke onderlinge aanpassing van de wetgevingen de samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten en de rechtsbescherming van het individu ten goede zouden komen.

(2)

Op 29 november 2000 heeft de Raad, in overeenstemming met de conclusies van Tampere, een programma van maatregelen goedgekeurd om uitvoering te geven aan het beginsel van wederzijdse erkenning van strafrechtelijke beslissingen (3). In de inleiding van dit programma werd gesteld dat wederzijdse erkenning is „bedoeld om de samenwerking tussen de lidstaten en de bescherming van de rechten van het individu te versterken”.

(3)

De toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning van strafrechtelijke beslissingen veronderstelt wederzijds vertrouwen van de lidstaten in elkaars strafrechtstelsels. De omvang van die wederzijdse erkenning hangt nauw samen met het bestaan en de inhoud van bepaalde parameters, waaronder regelingen voor de bescherming van de rechten van verdachten of beklaagden en gemeenschappelijke minimumnormen, die noodzakelijk zijn om de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning te vergemakkelijken.

(4)

Wederzijdse erkenning van beslissingen in strafzaken kan alleen effectief functioneren in een geest van vertrouwen, waarbij niet alleen de gerechtelijke autoriteiten, maar alle bij de strafprocedure betrokken actoren beslissingen van de gerechtelijke autoriteiten van de andere lidstaten als gelijkwaardig aan hun eigen beslissingen beschouwen; daarbij gaat het niet alleen om het vertrouwen dat de regels van de andere lidstaten adequaat zijn, maar ook om het vertrouwen dat die regels correct worden toegepast.

(5)

In artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna „het Handvest” genoemd) en artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna het „EVRM” genoemd) is het recht op een eerlijk proces vastgelegd. Artikel 48, lid 2, van het Handvest garandeert de eerbiediging van de rechten van de verdediging.

(6)

In artikel 6 van het Handvest en artikel 5 EVRM is het recht op vrijheid en veiligheid van zijn persoon vastgelegd. Dat recht mag niet verder worden ingeperkt dan is toegestaan overeenkomstig artikel 5 EVRM, en dan kan worden afgeleid uit de jurisprudentie van het Europees Hof voor de rechten van de mens.

(7)

Hoewel alle lidstaten partij zijn bij het EVRM, heeft de ervaring geleerd dat dit gegeven alleen niet altijd zorgt voor een voldoende mate van vertrouwen in de strafrechtstelsels van andere lidstaten.

(8)

Versterking van wederzijds vertrouwen vereist gedetailleerde regels inzake de bescherming van de procedurele rechten en waarborgen die voortvloeien uit het Handvest en het EVRM.

(9)

Artikel 82, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie voorziet in de vaststelling van minimumvoorschriften die in de lidstaten van toepassing zijn, ter bevordering van wederzijdse erkenning van vonnissen en rechterlijke beslissingen en van politiële en justitiële samenwerking in strafzaken met een grensoverschrijdende dimensie. Dat artikel verwijst naar „de rechten van personen in de strafvordering” als een van de gebieden waarop minimumvoorschriften kunnen worden vastgesteld.

(10)

Gemeenschappelijke minimumvoorschriften dienen te leiden tot meer vertrouwen in de strafrechtstelsels van alle lidstaten, dat op zijn beurt zou moeten leiden tot efficiëntere justitiële samenwerking in een klimaat van wederzijds vertrouwen. Dergelijke gemeenschappelijke minimumvoorschriften dienen ook op het gebied van informatie in strafprocedures te worden vastgelegd.

(11)

Op 30 november 2009 keurde de Raad een resolutie goed betreffende een routekaart ter versterking van de procedurele rechten van verdachten of beklaagden in strafprocedures (4) (hierna „de routekaart” genoemd). In de routekaart, waarin een stapsgewijze benadering wordt voorgestaan, werd opgeroepen tot de vaststelling van maatregelen met betrekking tot het recht op vertaling en vertolking (maatregel A), het recht op informatie over de rechten en informatie over de beschuldiging (maatregel B), het recht op juridisch advies en rechtsbijstand (maatregel C), het recht op communicatie met familie, werkgever en consulaire autoriteiten (maatregel D) en bijzondere waarborgen voor kwetsbare verdachten of beklaagden (maatregel E). In de routekaart wordt benadrukt dat de volgorde van de rechten slechts indicatief is en dat de prioriteiten dus kunnen worden verlegd. De routekaart is bedoeld als een totaalpakket: pas wanneer alle onderdelen ten uitvoer zijn gelegd, zal het effect optimaal zijn.

(12)

Op 11 december 2009 verklaarde de Europese Raad zich ingenomen met de routekaart en maakte hij deze tot onderdeel van het programma van Stockholm — Een open en veilig Europa ten dienste en ter bescherming van de burger (5) (punt 2.4). De Europese Raad onderstreepte het feit dat de routekaart niet uitputtend is, door de Commissie uit te nodigen te onderzoeken welke minimale procedurele rechten verdachten en beklaagden verder kunnen worden toegekend, en te beoordelen of andere vraagstukken, bijvoorbeeld het vermoeden van onschuld, dienen te worden aangepakt om op dit gebied tot een betere samenwerking te komen.

(13)

De eerste maatregel voortvloeiend uit de routekaart die is vastgesteld (maatregel A), was Richtlijn 2010/64/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende het recht op vertolking en vertaling in strafprocedures (6).

(14)

Deze richtlijn heeft betrekking op maatregel B van de routekaart. Zij bevat gemeenschappelijke minimumnormen die — teneinde het wederzijdse vertrouwen tussen de lidstaten te vergroten — van toepassing zijn op het verstrekken van informatie over rechten en over de beschuldiging aan personen die worden verdacht of beschuldigd van een strafbaar feit. Deze richtlijn is geënt op de in het Handvest neergelegde rechten, in het bijzonder de artikelen 6, 47 en 48, die op hun beurt zijn gebaseerd op de artikelen 5 en 6 EVRM, zoals uitgelegd door het Europees Hof voor de rechten van de mens. In deze richtlijn wordt de term „beschuldiging” gebruikt om hetzelfde begrip aan te duiden als de term „ingestelde vervolging” in artikel 6, lid 1, EVRM.

(15)

In de mededeling van 20 april 2010„Een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht voor de burgers van Europa — Actieplan ter uitvoering van het programma van Stockholm”, kondigde de Commissie aan in 2010 een voorstel te zullen presenteren over het recht op informatie over rechten en informatie over de beschuldiging.

(16)

Deze richtlijn dient te gelden voor verdachten en beklaagden, ongeacht hun juridische status, burgerschap of nationaliteit.

(17)

In sommige lidstaten is een andere autoriteit dan een in strafzaken bevoegde rechtbank bevoegd tot het opleggen van sancties met betrekking tot relatief lichte strafbare feiten. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn met betrekking tot verkeersovertredingen die op grote schaal worden begaan en die kunnen worden vastgesteld naar aanleiding van een verkeerscontrole. In dergelijke situaties zou het onredelijk zijn de bevoegde autoriteit te verplichten alle rechten te waarborgen waarin deze richtlijn voorziet. Als het recht van een lidstaat erin voorziet dat voor lichte strafbare feiten een sanctie wordt opgelegd door een dergelijke autoriteit, en tegen het opleggen van deze sanctie beroep bij een in strafzaken bevoegde rechtbank kan worden ingesteld ofwel dat de zaak op andere wijze naar een dergelijke rechtbank wordt verwezen, dient deze richtlijn derhalve alleen van toepassing te zijn op de procedure die bij deze rechtbank wordt gevoerd naar aanleiding van dit beroep of die verwijzing.

(18)

Het recht op informatie over procedurele rechten, dat volgt uit de jurisprudentie van het Europees Hof voor de rechten van de mens, dient in deze richtlijn expliciet te worden vastgelegd.

(19)

Verdachten of beklaagden dienen door de bevoegde autoriteiten onverwijld, mondeling of schriftelijk, te worden ingelicht over de in het nationale recht geldende rechten die essentieel zijn om het eerlijke verloop van de procedure te waarborgen, zoals bepaald in deze richtlijn. Met het oog op een praktische en daadwerkelijke uitoefening van deze rechten dient deze informatie in de loop van de procedure onverwijld te worden verstrekt, uiterlijk vóór het eerste officiële verhoor van de verdachte of beklaagde door de politie of een andere bevoegde autoriteit.

(20)

Deze richtlijn legt minimumvoorschriften vast met betrekking tot de informatie over de rechten van verdachten of beklaagden. Dit laat onverlet de informatie over andere procedurele rechten die op grond van het Handvest, het EVRM, het nationale recht en het toepasselijke recht van de Unie zoals uitgelegd door de betrokken rechterlijke instanties dient te worden verstrekt. Zodra informatie over een bepaald recht is verstrekt, hoeven de bevoegde autoriteiten deze informatie niet nogmaals te verstrekken, tenzij de specifieke omstandigheden van het geval of de in de nationale wet neergelegde specifieke voorschriften daartoe nopen.

(21)

Wanneer deze richtlijn verwijst naar verdachten of beklaagden die zijn aangehouden of gedetineerd, dient hieronder te worden verstaan betrokkenen die in de loop van een strafprocedure van hun vrijheid zijn beroofd als bedoeld in artikel 5, lid 1, onder c), EVRM, zoals uitgelegd in de jurisprudentie van het Europees Hof voor de rechten van de mens.

(22)

Wanneer verdachten of beklaagden zijn aangehouden of gedetineerd, dienen zij te worden geïnformeerd over de toepasselijke procedurele rechten door middel van een schriftelijke verklaring van rechten, in gemakkelijk te begrijpen bewoordingen opgesteld, om hen te helpen bij het daadwerkelijk begrijpen van hun rechten. Een dergelijke verklaring van rechten dient onverwijld aan elke aangehouden persoon te worden verstrekt wanneer hij in het kader van een strafprocedure door de tussenkomst van een rechtshandhavingsautoriteit van zijn vrijheid is beroofd. Deze verklaring dient basisinformatie te bevatten over de mogelijkheden om de rechtmatigheid van de aanhouding aan te vechten, een herziening van de detentie te bekomen of om voorlopige invrijheidstelling te verzoeken, indien en voor zover het nationale recht in een dergelijk recht voorziet. Om de lidstaten te helpen bij het opstellen van een verklaring van rechten, is in bijlage I een model opgenomen. Dit model is indicatief en kan worden herzien in het kader van het verslag van de Commissie over de toepassing van deze richtlijn alsmede wanneer alle maatregelen van de routekaart in werking zijn getreden. In de verklaring van rechten kunnen ook de andere in de betrokken lidstaat geldende procedurele rechten worden opgenomen.

(23)

Specifieke voorwaarden en voorschriften met betrekking tot het recht van verdachten of beklaagden om één andere persoon te laten informeren over hun aanhouding of detentie worden door de lidstaten vastgesteld in hun nationale recht. Zoals in de routekaart is bepaald, dient de uitoefening van dat recht het goede verloop van de strafprocedure niet te belemmeren.

(24)

Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de bepalingen in het nationale recht betreffende de veiligheid van personen die in detentiecentra verblijven.

(25)

De lidstaten dienen ervoor te zorgen dat bij de verstrekking van informatie overeenkomstig deze richtlijn, verdachten of beklaagden indien nodig kunnen beschikken over vertaling of vertolking in een taal die zij begrijpen, overeenkomstig de normen van Richtlijn 2010/64/EU.

(26)

Bij het verstrekken van informatie aan verdachten of beklaagden overeenkomstig deze richtlijn dienen de bevoegde autoriteiten bijzondere aandacht te hebben voor personen die de inhoud of de betekenis van de informatie niet kunnen begrijpen vanwege bijvoorbeeld hun jeugdige leeftijd of hun mentale of fysieke gesteldheid.

(27)

Een persoon die ervan wordt beschuldigd een strafbaar feit te hebben begaan, dient alle informatie over de beschuldiging te ontvangen die hij nodig heeft om zijn verdediging te kunnen voorbereiden en die met het oog op een eerlijk verloop van de procedure is geboden.

(28)

De informatie aan verdachten of beklaagden over het strafbare feit waarvan ze worden verdacht of beschuldigd, dient onverwijld, doch zonder lopende onderzoeken te schaden, te worden verstrekt, en uiterlijk vóór hun eerste officiële verhoor door de politie of een andere bevoegde autoriteit. Met het oog op een eerlijk verloop van de procedure en op de daadwerkelijke uitoefening van de rechten van de verdediging dient de omschrijving van het strafbare feit waarvan de persoon wordt verdacht of beschuldigd, met inbegrip van, indien bekend, tijd en plaats en de mogelijke wettelijke kwalificatie van het vermeende strafbare feit, te worden verstrekt in voldoende detail, rekening houdend met de fase waarin de strafprocedure zich bevindt.

(29)

Wanneer in de loop van de strafprocedure de details van de beschuldiging zodanig veranderen dat de positie van verdachten of beklaagden hierdoor wezenlijk is veranderd, dient dit hun, indien dit noodzakelijk is om een eerlijk verloop van de procedure te waarborgen, te worden meegedeeld en voldoende tijdig zodat de rechten van de verdediging daadwerkelijk kunnen worden uitgeoefend.

(30)

Documenten en, indien aangewezen, foto’s en geluids- en beeldopnamen die essentieel zijn om de rechtmatigheid van de aanhouding of de detentie van verdachten of beklaagden op doeltreffende wijze aan te vechten overeenkomstig het nationale recht, dienen hun of hun advocaat ter beschikking te worden gesteld uiterlijk voordat een bevoegde gerechtelijke autoriteit is gehouden een beslissing te nemen over de rechtmatigheid van de aanhouding of de detentie overeenkomstig artikel 5, lid 4, EVRM, en voldoende tijdig om het recht op aanvechting van de rechtmatigheid van de aanhouding of de detentie daadwerkelijk te kunnen uitoefenen.

(31)

Voor de toepassing van deze richtlijn dient toegang tot de op de zaak betrekking hebbende bewijsstukken, zoals gedefinieerd in het nationale recht, die belastend of ontlastend voor de verdachte of beklaagde zijn en die de bevoegde autoriteiten in hun bezit hebben, mede te omvatten toegang tot stukken zoals documenten en, indien aangewezen, foto’s en geluids- en beeldopnamen. Dit materiaal kan zijn gevoegd in een procesdossier of anderszins door de bevoegde autoriteiten op passende wijze worden bewaard overeenkomstig het nationale recht.

(32)

De toegang, overeenkomstig deze richtlijn, tot bewijsstukken waarover de bevoegde autoriteiten beschikken die belastend of ontlastend voor de verdachte of de beklaagde zijn, kan overeenkomstig het nationale recht worden geweigerd, indien door die toegang het leven of de grondrechten van een andere persoon ernstig in het gedrang zouden kunnen komen of indien de weigering van die toegang strikt noodzakelijk is ter bescherming van een zwaarwegend algemeen belang. De weigering van dergelijke toegang dient te worden afgewogen tegen de rechten van de verdediging van de verdachte of beklaagde, rekening houdend met de verschillende fasen van de strafprocedure. Beperkingen van dergelijke toegang dienen strikt te worden geïnterpreteerd, volgens het beginsel van het recht op een eerlijk proces, zoals bepaald in het EVRM en uitgelegd in de jurisprudentie van het Europees Hof voor de rechten van de mens.

(33)

Het recht op toegang tot de stukken van een dossier mag geen afbreuk doen aan de bepalingen in het nationale recht betreffende de bescherming van persoonsgegevens en de verblijfplaats van beschermde getuigen.

(34)

De in deze richtlijn bedoelde toegang tot de stukken van het dossier dient kosteloos te zijn; dit laat onverlet de bepalingen in het nationale recht die voorzien in de betaling van kosten voor kopieën van documenten uit het dossier of voor verzending van stukken aan de betrokkenen of hun advocaat.

(35)

Wanneer overeenkomstig deze richtlijn informatie is verstrekt, dienen de bevoegde instanties dit te registreren overeenkomstig de bestaande registratieprocedures in het nationale recht en dit dient niet te leiden tot bijkomende verplichtingen om nieuwe mechanismen in te voeren of aanvullende administratieve lasten.

(36)

Een verdachte of beklaagde of zijn advocaat dient het recht te hebben om, overeenkomstig het nationale recht, een verzuim of weigering van de bevoegde autoriteiten om overeenkomstig deze richtlijn informatie te verstrekken of toegang te verlenen tot bepaalde stukken van het dossier, aan te vechten. Dit recht verplicht de lidstaten er niet toe te voorzien in een specifieke beroepsprocedure, een afzonderlijk mechanisme of een klachtenprocedure waarin het verzuim of de weigering kan worden aangevochten.

(37)

Zonder afbreuk te doen aan de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en aan de verschillen in rechterlijke organisaties binnen de Unie, dienen de lidstaten ervoor te zorgen of aan te moedigen dat de betrokken functionarissen in de lidstaten een passende opleiding met betrekking tot de doelstellingen van deze richtlijn krijgen.

(38)

De lidstaten dienen al het nodige te ondernemen om aan deze richtlijn te voldoen. Een aantal bepalingen, zoals de verplichting de verdachte of beklaagde in eenvoudige en begrijpelijke bewoordingen informatie over zijn rechten te verstrekken, kan praktisch en doeltreffend worden geïmplementeerd met verschillende middelen, waaronder niet-wetgevende maatregelen, bijvoorbeeld een passende opleiding voor de bevoegde autoriteiten of een verklaring van rechten die in een eenvoudige en niet-technische taal is opgesteld zodat zij gemakkelijk kan worden begrepen door een leek zonder kennis van het strafprocesrecht.

(39)

Het recht op schriftelijke informatie over rechten bij aanhouding waarin deze richtlijn voorziet, dient mutatis mutandis ook te gelden voor personen die zijn aangehouden met het oog op de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel als bedoeld in Kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten (7). Om de lidstaten te helpen bij het opstellen van een verklaring van rechten voor dergelijke personen, is in bijlage II een model opgenomen. Dit model is indicatief en kan worden herzien in het kader van het verslag van de Commissie over de tenuitvoerlegging van deze richtlijn alsmede wanneer alle maatregelen van de routekaart in werking zijn getreden.

(40)

In deze richtlijn worden minimumvoorschriften vastgesteld. De lidstaten kunnen de in deze richtlijn vastgestelde rechten uitbreiden om een hoger beschermingsniveau te bieden, ook in situaties die niet uitdrukkelijk in deze richtlijn aan bod komen. Het beschermingsniveau mag nooit lager zijn dan de normen die opgenomen zijn in het EVRM, zoals uitgelegd in de rechtspraak van het Europees Hof voor de rechten van de mens.

(41)

Deze richtlijn is in overeenstemming met de grondrechten en de in het Handvest vervatte beginselen. Zij beoogt met name het recht op vrijheid, het recht op een eerlijk proces en de rechten van de verdediging te beschermen. Zij dient dan ook dienovereenkomstig ten uitvoer te worden gelegd.

(42)

De bepalingen van deze richtlijn die overeenkomen met door het EVRM gewaarborgde rechten, dienen te worden uitgelegd en ten uitvoer gelegd in overeenstemming met deze rechten, zoals die zijn ontwikkeld in de desbetreffende rechtspraak van het Europees Hof voor de rechten van de mens.

(43)

Aangezien de doelstelling van deze richtlijn, namelijk de totstandbrenging van gemeenschappelijke minimumnormen betreffende het recht op informatie in strafprocedures, op nationaal, regionaal noch lokaal niveau op afdoende wijze door een eenzijdig optreden van de lidstaten kan worden bereikt en derhalve, wegens de omvang en gevolgen ervan, beter op het niveau van de Unie kan worden bereikt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.

(44)

Overeenkomstig artikel 3 van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, hebben die lidstaten te kennen gegeven dat zij aan de vaststelling en toepassing van deze richtlijn wensen deel te nemen.

(45)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze richtlijn; deze is bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

Deze richtlijn legt voorschriften vast met betrekking tot het recht op informatie van verdachten of beklaagden over hun rechten in strafprocedures en over de tegen hen ingebrachte beschuldiging. De richtlijn legt ook voorschriften vast met betrekking tot het recht op informatie van personen tegen wie een Europees aanhoudingsbevel is uitgevaardigd ten aanzien van hun rechten.

Artikel 2

Toepassingsgebied

1.   Deze richtlijn geldt voor personen, vanaf het ogenblik waarop de bevoegde autoriteiten van een lidstaat hen ervan in kennis stellen dat zij ervan worden verdacht of beschuldigd een strafbaar feit te hebben begaan, tot de beëindiging van de procedure, dat wil zeggen, tot de definitieve vaststelling dat zij het strafbare feit al dan niet hebben begaan, met inbegrip van, indien van toepassing, de strafoplegging en de uitkomst in een eventuele beroepsprocedure.

2.   Als het recht van een lidstaat erin voorziet dat voor lichte strafbare feiten een sanctie wordt opgelegd door een andere autoriteit dan een in strafzaken bevoegde rechtbank en tegen het opleggen van deze sanctie beroep bij deze rechtbank kan worden ingesteld, is deze richtlijn alleen van toepassing op de procedure voor deze rechtbank als gevolg van dit beroep.

Artikel 3

Recht op informatie over rechten

1.   De lidstaten zien erop toe dat verdachten of beklaagden onverwijld informatie krijgen over ten minste de volgende procedurele rechten, zoals die van toepassing zijn op grond van het nationale recht, opdat deze rechten daadwerkelijk kunnen worden uitgeoefend:

a)

het recht op toegang tot een advocaat;

b)

het recht op kosteloze rechtsbijstand en de voorwaarden waaronder deze bijstand kan worden verkregen;

c)

het recht op informatie over de beschuldiging overeenkomstig artikel 6;

d)

het recht op vertolking en vertaling;

e)

het zwijgrecht.

2.   De lidstaten zien erop toe dat de in lid 1 bedoelde informatie mondeling of schriftelijk en in eenvoudige en toegankelijke bewoordingen wordt verstrekt, waarbij rekening wordt gehouden met eventuele specifieke behoeften van kwetsbare verdachten of beklaagden.

Artikel 4

Verklaring van rechten bij aanhouding

1.   De lidstaten zien erop toe dat verdachten of beklaagden die zijn aangehouden of gedetineerd, onverwijld in het bezit worden gesteld van een schriftelijke verklaring van rechten. Zij worden in de gelegenheid gesteld om de verklaring van rechten te lezen en mogen deze in hun bezit houden zolang zij van hun vrijheid zijn beroofd.

2.   Naast de in artikel 3 bedoelde informatie, bevat de in lid 1 van dit artikel bedoelde verklaring van rechten informatie over de volgende rechten, zoals die van toepassing zijn op grond van het nationale recht:

a)

het recht op toegang tot de stukken van het dossier;

b)

het recht om consulaire autoriteiten en één persoon op de hoogte te laten stellen;

c)

het recht op toegang tot dringende medische bijstand, en

d)

het maximumaantal uren of dagen dat verdachten of beklaagden van hun vrijheid mogen worden beroofd voordat zij aan een gerechtelijke autoriteit moeten worden voorgeleid.

3.   De verklaring van rechten bevat tevens basisinformatie over de eventuele mogelijkheden, overeenkomstig het nationale recht, om de rechtmatigheid van de aanhouding aan te vechten, om een herziening van de detentie te bekomen, of om voorlopige invrijheidstelling te verzoeken.

4.   De verklaring van rechten is in eenvoudige en toegankelijke bewoordingen opgesteld. Bijlage I bevat een indicatief model van een dergelijke verklaring.

5.   De lidstaten zien erop toe dat verdachten of beklaagden de verklaring van rechten ontvangen opgesteld in een taal die zij begrijpen. Als er geen verklaring van rechten in de passende taal beschikbaar is, worden de rechten aan de verdachten of beklaagden mondeling meegedeeld in een taal die zij begrijpen. Aan de betrokkenen moet vervolgens zonder onnodig uitstel een verklaring van rechten worden verstrekt in een taal die zij begrijpen.

Artikel 5

Verklaring van rechten in procedures ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel

1.   De lidstaten zien erop toe dat personen die zijn aangehouden met het oog op de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel onverwijld een passende verklaring van rechten ontvangen met informatie over hun rechten zoals voorzien in de wet van de uitvoerende lidstaat tot uitvoering van Kaderbesluit 2002/584/JBZ.

2.   De verklaring van rechten is in eenvoudige en toegankelijke bewoordingen opgesteld. Bijlage II bevat een indicatief model van een dergelijke verklaring.

Artikel 6

Recht op informatie over de beschuldiging

1.   De lidstaten zien erop toe dat verdachten of beklaagden informatie ontvangen over het strafbare feit waarvan zij worden verdacht of beschuldigd. Deze informatie wordt onverwijld verstrekt en is zo gedetailleerd als noodzakelijk is om het eerlijke verloop van de procedure en de daadwerkelijke uitoefening van de rechten van de verdediging te waarborgen.

2.   De lidstaten zien erop toe dat verdachten of beklaagden die zijn aangehouden of gedetineerd, in kennis worden gesteld van de redenen voor hun aanhouding of detentie, met inbegrip van het strafbare feit waarvan zij worden verdacht of beschuldigd.

3.   De lidstaten zien erop toe dat uiterlijk op het moment dat het gerecht wordt verzocht een beslissing te nemen over de gegrondheid van de beschuldiging, gedetailleerde informatie wordt verstrekt over de beschuldiging, met inbegrip van de aard en de wettelijke kwalificatie van het strafbare feit, alsmede over de aard van de beweerde betrokkenheid van de beklaagde.

4.   De lidstaten zien erop toe dat verdachten of beklaagden onverwijld in kennis worden gesteld van wijzigingen in de overeenkomstig dit artikel verstrekte informatie, indien dit nodig is om een eerlijk verloop van de procedure te waarborgen.

Artikel 7

Recht op toegang tot de stukken van het dossier

1.   Wanneer een persoon in enige fase van de strafprocedure is aangehouden en gedetineerd, zien de lidstaten erop toe dat de stukken betreffende de zaak die in het bezit zijn van de bevoegde autoriteiten en die essentieel zijn om de rechtmatigheid van de aanhouding of de detentie overeenkomstig het nationale recht daadwerkelijk aan te vechten, ter beschikking worden gesteld van de aangehouden personen of hun advocaten.

2.   De lidstaten zien erop toe dat verdachten of beklaagden of hun advocaten toegang wordt verleend tot ten minste alle bewijsstukken waarover de bevoegde autoriteiten beschikken en die belastend of ontlastend voor de betrokkenen zijn, teneinde een eerlijk verloop van de procedure te waarborgen en de voorbereiding van de verdediging mogelijk te maken.

3.   Onverminderd lid 1 wordt met het oog op de daadwerkelijke uitoefening van de rechten van de verdediging tijdig toegang tot de in lid 2 bedoelde stukken verleend, uiterlijk op het moment dat het gerecht wordt verzocht een beslissing te nemen over de gegrondheid van de beschuldiging. Indien de bevoegde autoriteiten in het bezit komen van aanvullende bewijsstukken, verlenen zij daartoe tijdig toegang, zodat deze kunnen worden bestudeerd.

4.   In afwijking van de leden 2 en 3 kan, op voorwaarde dat het recht op een eerlijk proces hierdoor niet wordt geschonden, de toegang tot bepaalde stukken worden geweigerd indien door die toegang het leven of de grondrechten van een andere persoon ernstig in het gedrang zouden kunnen komen of indien die weigering strikt noodzakelijk is ter bescherming van een zwaarwegend algemeen belang, zoals wanneer door de toegang een lopend onderzoek zou kunnen worden geschaad of de nationale veiligheid van de lidstaat waar de strafprocedure wordt gevoerd ernstig zou kunnen worden bedreigd. De lidstaten zien erop toe dat, overeenkomstig de procedures in hun nationale recht, het besluit om overeenkomstig dit lid de toegang tot bepaalde stukken te weigeren, wordt genomen door een gerechtelijke autoriteit of ten minste onderworpen is aan toetsing door een gerechtelijke autoriteit.

5.   De in dit artikel bedoelde toegang wordt kosteloos verleend.

Artikel 8

Registratie en rechtsmiddelen

1.   De lidstaten zien erop toe dat wanneer informatie wordt verstrekt aan verdachten of beklaagden overeenkomstig de artikelen 3 tot en met 6, dit wordt geregistreerd volgens de registratieprocedure waarin het recht van de betrokken lidstaat voorziet.

2.   De lidstaten zien erop toe dat verdachten of beklaagden of hun advocaten het recht hebben om, overeenkomstig de procedures waarin het nationale recht voorziet, het eventuele verzuim of de eventuele weigering van de bevoegde autoriteiten om informatie te verstrekken overeenkomstig deze richtlijn, aan te vechten.

Artikel 9

Opleiding

Onverminderd de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en verschillen in gerechtelijke organisaties binnen de Unie, verzoeken de lidstaten degenen die verantwoordelijk zijn voor de opleiding van rechters, aanklagers, politiefunctionarissen en justitieel personeel betrokken bij strafprocedures, te voorzien in passende opleiding met betrekking tot de doelstellingen van deze richtlijn.

Artikel 10

Non-regressie

Geen enkele bepaling in deze richtlijn mag worden opgevat als een beperking of afwijking van de rechten of procedurele waarborgen die voortvloeien uit het Handvest, uit het EVRM, uit andere relevante bepalingen van het internationale recht of uit het recht van de lidstaten dat een hoger beschermingsniveau biedt.

Artikel 11

Omzetting

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 2 juni 2014 aan deze richtlijn te voldoen.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van deze bepalingen mee.

3.   Wanneer de lidstaten die bepalingen vaststellen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

Artikel 12

Verslag

De Commissie dient uiterlijk op 2 juni 2015 een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad waarin wordt beoordeeld in hoeverre de lidstaten de nodige maatregelen hebben genomen om aan deze richtlijn te voldoen, indien nodig vergezeld van wetgevingsvoorstellen.

Artikel 13

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 14

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Straatsburg, 22 mei 2012.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

M. SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

N. WAMMEN


(1)  PB C 54 van 19.2.2011, blz. 48.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 13 december 2011 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 26 april 2012.

(3)  PB C 12 van 15.1.2001, blz. 10.

(4)  PB C 295 van 4.12.2009, blz. 1.

(5)  PB C 115 van 4.5.2010, blz. 1.

(6)  PB L 280 van 26.10.2010, blz. 1.

(7)  PB L 190 van 18.7.2002, blz. 1.


BIJLAGE I

Image

Indicatief model voor een verklaring van rechten

Dit model is uitsluitend bedoeld om nationale autoriteiten te helpen bij de opstelling van een dergelijke verklaring op nationaal niveau. De lidstaten zijn niet verplicht dit model te gebruiken. Bij het opstellen van hun verklaring van rechten kunnen de lidstaten dit model wijzigen om het in overeenstemming te brengen met hun nationale bepalingen en kunnen zij ook bijkomende nuttige informatie toevoegen. De lidstaten overhandigen de verklaring van rechten bij de aanhouding of inhechtenisneming. Dit belet de lidstaten evenwel niet om een verdachte of beklaagde ook in andere situaties tijdens de strafprocedure schriftelijke informatie te verstrekken.

A.   BIJSTAND VAN EEN ADVOCAAT/RECHT OP RECHTSBIJSTAND

U hebt het recht om vertrouwelijk met een advocaat te spreken. Een advocaat is onafhankelijk van de politie. Vraag de politie, indien u hulp nodig hebt, om met een advocaat in contact te komen; de politie zal u helpen. In bepaalde gevallen kan de bijstand gratis zijn. Vraag de politie om meer informatie.

B.   INFORMATIE OVER DE BESCHULDIGING

U hebt het recht te weten waarom u bent aangehouden of in hechtenis bent genomen en waarvan u wordt verdacht of beschuldigd.

C.   VERTOLKING EN VERTALING

Als u de taal niet spreekt of verstaat die wordt gesproken door de politie of de andere bevoegde autoriteiten, hebt u recht op kosteloze bijstand van een tolk. De tolk kan u helpen om met uw advocaat te spreken en moet de inhoud van dat gesprek vertrouwelijk houden. U hebt recht op vertaling van ten minste de relevante passages van essentiële documenten, met inbegrip van het bevel van een rechter die uw aanhouding of bewaring bevestigt, de aanklacht of tenlastelegging en het vonnis. In bepaalde gevallen kan een mondelinge vertaling of samenvatting worden verstrekt.

D.   ZWIJGRECHT

Tijdens een verhoor door de politie of andere bevoegde autoriteiten bent u niet verplicht te antwoorden op vragen over het strafbare feit waarvan u wordt verdacht. Uw advocaat kan u helpen om hierover te beslissen.

E.   TOEGANG TOT DOCUMENTEN

Wanneer u bent aangehouden en in hechtenis bent genomen, hebt u (of uw advocaat) recht op toegang tot essentiële documenten die u nodig hebt om de aanhouding of inhechtenisneming aan te vechten. Als uw zaak voor de rechtbank komt, hebt u (of uw advocaat) recht op toegang tot materiële bewijsstukken die voor of tegen u spreken.

F.   IEMAND IN KENNIS STELLEN VAN UW AANHOUDING OF INHECHTENISNEMING/UW CONSULAAT OF AMBASSADE IN KENNIS STELLEN

Wanneer u bent aangehouden of in hechtenis bent genomen, kunt u de politie meedelen als u iemand in kennis wilt laten stellen van uw hechtenis, bijvoorbeeld een familielid of uw werkgever. In bepaalde gevallen kan het recht om andere personen in kennis te stellen van uw hechtenis tijdelijk beperkt zijn. In dergelijke gevallen zal de politie u hierover informeren.

Als u een andere nationaliteit hebt, kunt u de politie meedelen wanneer u uw consulaire autoriteit of ambassade in kennis wilt laten stellen van uw hechtenis. Deel de politie ook mee als u in contact wilt komen met een officiële medewerker van het consulaat of de ambassade.

G.   DRINGENDE MEDISCHE BIJSTAND

Wanneer u bent aangehouden of in hechtenis bent genomen, hebt u recht op dringende medische bijstand. Laat de politie weten als u dringende medische zorg nodig hebt.

H.   DUUR VAN DE VRIJHEIDSBENEMING

Na uw aanhouding kunt u in hechtenis worden gehouden gedurende ten hoogste … [vul in het toepasselijke aantal uren of dagen]. Aan het eind van deze periode moet u ofwel worden vrijgelaten, ofwel worden voorgeleid aan een rechter die zal beslissen over de eventuele voortzetting van de hechtenis. Vraag uw advocaat of de rechter informatie over de mogelijkheid om uw aanhouding aan te vechten, de hechtenis te toetsen of om voorlopige invrijheidstelling te verzoeken.


BIJLAGE II

Image

Indicatief model voor een verklaring van rechten voor personen aangehouden op grond van een Europees aanhoudingsbevel

Dit model is uitsluitend bedoeld om de nationale autoriteiten te helpen bij de opstelling van een verklaring van rechten op nationaal niveau. De lidstaten zijn niet verplicht dit model te gebruiken. Bij het opstellen van hun verklaring van rechten kunnen de lidstaten dit model wijzigen om het in overeenstemming te brengen met hun nationale bepalingen en kunnen zij ook bijkomende nuttige informatie toevoegen.

A.   INFORMATIE OVER HET EUROPEES AANHOUDINGSBEVEL

U hebt recht op informatie over de inhoud van het Europees aanhoudingsbevel op grond waarvan u bent aangehouden.

B.   BIJSTAND VAN EEN ADVOCAAT

U hebt het recht om vertrouwelijk met een advocaat te spreken. Een advocaat is onafhankelijk van de politie. Vraag de politie, indien u hulp nodig hebt, om met een advocaat in contact te komen; de politie zal u helpen. In bepaalde gevallen kan de bijstand gratis zijn. Vraag de politie om meer informatie.

C.   VERTOLKING EN VERTALING

Als u de taal niet spreekt of verstaat die wordt gesproken door de politie of de andere bevoegde autoriteiten, hebt u recht op kosteloze bijstand van een tolk. De tolk kan u helpen om met uw advocaat te spreken en moet de inhoud van dit gesprek vertrouwelijk houden. U hebt recht op een vertaling van het Europees aanhoudingsbevel in een taal die u begrijpt. In bepaalde gevallen kan een mondelinge vertaling of samenvatting worden verstrekt.

D.   MOGELIJKHEID TOT INSTEMMING

U kunt instemmen of niet instemmen met de overlevering aan het land dat u zoekt. Uw instemming zou de procedure moeten versnellen. [Mogelijke toevoeging voor bepaalde lidstaten: Het kan moeilijk of zelfs onmogelijk zijn dit besluit in een later stadium te wijzigen.] Vraag de autoriteiten of uw advocaat om meer informatie.

E.   HOORZITTING

Als u niet instemt met uw overlevering, hebt u het recht door een gerechtelijke autoriteit te worden gehoord.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

1.6.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 142/11


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 458/2012 VAN DE RAAD

van 31 mei 2012

tot uitvoering van artikel 11, lid 1, van Verordening (EU) nr. 377/2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van bepaalde personen, entiteiten en lichamen die de vrede, de veiligheid of de stabiliteit van de Republiek Guinee-Bissau bedreigen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 377/2012 van de Raad (1), en met name artikel 11, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 3 mei 2012 Verordening (EU) nr. 377/2012 vastgesteld.

(2)

Gelet op de ernst van de situatie in Guinee-Bissau, en overeenkomstig Besluit 2012/285/GBVB van de Raad van 31 mei 2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van bepaalde personen, entiteiten en lichamen die de vrede, de veiligheid of de stabiliteit van de Republiek Guinee-Bissau bedreigen (2), moeten bijkomende personen worden toegevoegd aan de in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 377/2012 opgenomen lijst van natuurlijke personen en rechtspersonen, entiteiten of lichamen die onderworpen zijn aan beperkende maatregelen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De lijst in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 377/2012 wordt vervangen door de lijst in de bijlage.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 31 mei 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

N. WAMMEN


(1)  PB L 119 van 4.5.2012, blz. 1.

(2)  Zie bladzijde 36 van dit Publicatieblad.


BIJLAGE

Lijst van personen, entiteiten of lichamen als bedoeld in artikel 1

 

Naam

Identificatiegegevens (geboortedatum en -plaats), paspoort/identiteitskaartnummer, enz.)

Redenen voor plaatsing op de lijst

Datum van plaatsing op de lijst

1.

Generaal António INJAI (ook bekend als António INDJAI)

Nationaliteit: Guinee-Bissau

Geboortedatum: 20 januari 1955

Geboorteplaats: Encheia, Sector de Bissorá, Região de Oio, Guinee-Bissau

Bloedverwantschap: Wasna Injai en Quiritche Cofte

Officiële functie: Luitenant-generaal, chef-staf van de strijdkrachten

Paspoort: Diplomatiek paspoort AAID00435

Datum van afgifte: 18/02/2010

Plaats van afgifte: Guinee-Bissau

Vervaldatum: 18/02/2013

António Injai was persoonlijk betrokken bij de planning en de leiding van de muiterij op 1 april 2010, die resulteerde in de wederrechtelijke aanhouding van de premier, Carlo Gomes Junior, en de toenmalige chef-staf van de strijdkrachten, José Zamora Induta. Tijdens de verkiezingsperiode in 2012 heeft Injai, in zijn hoedanigheid van chef-staf van de strijdkrachten, verklaringen afgelegd waarin hij dreigde de verkozen autoriteiten omver te werpen en een eind te maken aan het verkiezingsproces. Antonio Injai was betrokken bij de operationele planning van de staatsgreep van 12 april 2012.

Na deze staatsgreep is het eerste communiqué van het "militaire commando" uitgevaardigd door de algemene staf van de strijdkrachten, onder leiding van generaal Injai.

3.5.2012

2.

Generaal-majoor Mamadu TURE (N'KRUMAH)

Nationaliteit: Guinee-Bissau

Geboortedatum: 26 april 1947

Officiële functie: Adjunct-chef-staf van de strijdkrachten.

Diplomatiek paspoort nr. DA0002186

Datum van afgifte: 30.03.2007

Plaats van afgifte: Guinee-Bissau

Vervaldatum: 26.08.2013

Lid van het "militaire commando" dat zich verantwoordelijk heeft verklaard voor de staatsgreep van 12 april 2012.

3.5.2012

3.

Generaal Estêvão NA MENA

Geboortedatum: 7 maart 1956

Officiële functie: Inspecteur-generaal van de strijdkrachten

Lid van het "militaire commando" dat zich verantwoordelijk heeft verklaard voor de staatsgreep van 12 april 2012.

3.5.2012

4.

Brigadier-generaal Ibraima CAMARA (ook bekend als "Papa Camara")

Nationaliteit: Guinee-Bissau

Geboortedatum: 11 mei 1964

Bloedverwantschap: Suareba Camara en Sale Queita

Officiële functie: Chef-staf van de luchtmacht

Diplomatiek paspoort nr. AAID00437

Datum van afgifte: 18.02.2010

Plaats van afgifte: Guinee-Bissau

Vervaldatum: 18.02.2013

Lid van het "militaire commando" dat zich verantwoordelijk heeft verklaard voor de staatsgreep van 12 april 2012.

3.5.2012

5.

Luitenant-kolonel Daba NA WALNA (ook bekend als "Daba Na Walna")

Nationaliteit: Guinee-Bissau

Geboortedatum: 6 juni 1966

Bloedverwantschap: Samba Naualna en In-Uasne Nanfafe

Officiële functie: Woordvoerder van het "militaire commando"

Paspoort nr. SA 0000417

Datum van afgifte: 29.10.2003

Plaats van afgifte: Guinee-Bissau

Vervaldatum: 10.03.2013

Woordvoerder van het "militaire commando" dat zich verantwoordelijk heeft verklaard voor de staatsgreep van 12 april 2012.

3.5.2012

6.

Generaal Augusto MÁRIO CÓ

Officiële functie: Chef-staf van de landmacht.

Lid van het "militaire commando" dat zich verantwoordelijk heeft verklaard voor de staatsgreep van 12 april 2012.

3.5.2012

7.

Generaal Saya Braia Na NHAPKA

Nationaliteit: Guinee-Bissau

Officiële functie: Hoofd van de presidentiële garde

Lid van het "militaire commando" dat zich verantwoordelijk heeft verklaard voor de staatsgreep van 12 april 2012.

1.6.2012

8.

Kolonel Tomás DJASSI

Nationaliteit: Guinee-Bissau

Geboortedatum: 18 september 1968

Officiële functie: Commandant van de nationale garde

Paspoort: AAIS00820

Datum van afgifte: 24.11.2010

Plaats van afgifte: Guinee-Bissau

Vervaldatum: 27.04.2012

Lid van het "militaire commando" dat zich verantwoordelijk heeft verklaard voor de staatsgreep van 12 april 2012. Naaste adviseur van chef-staf van de strijdkrachten António Injai

1.6.2012

9.

Kolonel Cranha DANFÁ

Nationaliteit: Guinee-Bissau

Officiële functie: Hoofd operaties van de gezamenlijke staf van de strijdkrachten

Lid van het "militaire commando" dat zich verantwoordelijk heeft verklaard voor de staatsgreep van 12 april 2012. Naaste adviseur van chef-staf van de strijdkrachten António Injai

1.6.2012

10.

Kolonel Celestino de CARVALHO

Nationaliteit: Guinee-Bissau

Geboortedatum: 14.06.1955

Bloedverwantschap: Domingos de Carvalho en Josefa Cabral

Officiële functie: President van het Nationaal Defensie-instituut

Paspoort: Diplomatiek paspoort DA0002166

Datum van afgifte: 19.02.2007

Plaats van afgifte: Guinee-Bissau

Vervaldatum: 15.04.2013

Lid van het "militaire commando" dat zich verantwoordelijk heeft verklaard voor de staatsgreep van 12 april 2012. Voormalig chef-staf van de luchtmacht; zijn aanwezigheid in de delegatie die op 26 april een ontmoeting met de Ecowas had vormt de bevestiging van zijn deelname aan het "militaire commando".

1.6.2012

11.

Kapitein (zeemacht) Sanhá CLUSSÉ

Nationaliteit: Guinee-Bissau

Geboortedatum: 28 september 1965

Bloedverwantschap: Clusse Mutcha en Dalu Imbungue

Officiële functie: Plaatsvervangende chef-staf van de zeemacht

Paspoort: SA 0000515

Datum van afgifte: 08.12.2003

Plaats van afgifte: Guinee-Bissau

Vervaldatum: 29.08.2013

Lid van het "militaire commando" dat zich verantwoordelijk heeft verklaard voor de staatsgreep van 12 april 2012. Zijn aanwezigheid in de delegatie die op 26 april een ontmoeting met de Ecowas had vormt de bevestiging van zijn deelname aan het "militiare commando".

1.6.2012

12.

Luitenant-kolonel Júlio NHATE

Nationaliteit: Guinee-Bissau

Geboortejaar:1972

Officiële functie: Bevelhebber van het parachutistenregiment

Lid van het "militaire commando" dat zich verantwoordelijk heeft verklaard voor de staatsgreep van 12 april 2012. Lt.-kol. Júlio Nhate had de leiding van de militaire operatie ter ondersteuning van de staatsgreep van 12 april 2012.

1.6.2012

13.

Luitenant-kolonel Tchipa NA BIDON

Nationaliteit: Guinee-Bissau

Geboortedatum: 28 mei 1954

Bloedverwantschap: “Nabidom”

Officiële functie: Hoofd van de militaire inlichtingendienst

Paspoort: Diplomatiek paspoort DA0001564

Datum van afgifte: 30.11.2005

Plaats van afgifte: Guinee-Bissau

Vervaldatum: 15.05.2011

Lid van het "militaire commando" dat zich verantwoordelijk heeft verklaard voor de staatsgreep van 12 april 2012.

1.6.2012

14.

Luitenant-kolonel Tcham NA MAN (ook bekend als Namam)

Nationaliteit: Guinee-Bissau

Geboortedatum: 27 februari 1953

Bloedverwantschap: Biute Naman en Ndjade Na Noa

Officiële functie: Hoofd van het militair ziekenhuis van de strijdkrachten

Paspoort: SA0002264

Datum van afgifte: 24.07.2006

Plaats van afgifte: Guinee-Bissau

Vervaldatum: 23.07.2009

Lid van het "militaire commando" dat zich verantwoordelijk heeft verklaard voor de staatsgreep van 12 april 2012. Luitenant-kolonel Tcham Na Man is ook lid van het militaire opperbevel.

1.6.2012

15.

Majoor Samuel FERNANDES

Nationaliteit: Guinee-Bissau

Geboortedatum: 22 januari 1965

Bloedverwantschap: José Fernandes en Segunda Iamite

Officiële functie: Assistent van het hoofd operaties van de Nationale Garde

Paspoort: AAIS00048

Datum van afgifte: 24.03.2009

Plaats van afgifte: Guinee-Bissau

Vervaldatum: 24.03.2012

Lid van het "militaire commando" dat zich verantwoordelijk heeft verklaard voor de staatsgreep van 12 april 2012.

1.6.2012

16.

Majoor Idrissa DJALÓ

Nationaliteit: Guinee-Bissau

Geboortedatum: 6 januari 1962

Officiële functie: Protocoladviseur bij de chef-staf van de strijdkrachten

Lid van het "militaire commando" dat zich verantwoordelijk heeft verklaard voor de staatsgreep van 12 april 2012. Ondertekenaar van een van de eerste communiqués van het "militaire commando" (nr. 5, d.d. 13 april) en als dusdanig een van de eerste functionarissen die openlijk zijn lidmaatschap van dat commando heeft opgenomen. Major Djaló is ook actief in de militaire inlichtingendienst.

1.6.2012

17.

Bevelhebber (zeemacht) Bion NA TCHONGO (ook bekend als Nan Tchongo)

Nationaliteit: Guinee-Bissau

Geboortedatum: 8 april 1961

Bloedverwantschap: Cunha Nan Tchongo en Bucha Natcham

Officiële functie: Hoofd van de inlichtingendienst van de zeemacht

Paspoort: Diplomatiek paspoort DA0001565

Datum van afgifte: 01.12.2005

Plaats van afgifte: Guinee-Bissau

Vervaldatum: 30.11.2008

Lid van het "militaire commando" dat zich verantwoordelijk heeft verklaard voor de staatsgreep van 12 april 2012.

1.6.2012

18.

Bevelhebber (zeemacht) Agostinho Sousa CORDEIRO

Nationaliteit: Guinee-Bissau

Geboortedatum: 28 mei 1962

Bloedverwantschap: Luis Agostinho Cordeiro en Domingas Soares

Officiële functie: Hoofd logistiek van de gezamenlijke staf van de strijdkrachten

Paspoort: SA0000883

Datum van afgifte: 14.04.2004

Plaats van afgifte: Guinee-Bissau

Vervaldatum: 15.04.2013

Lid van het "militaire commando" dat zich verantwoordelijk heeft verklaard voor de staatsgreep van 12 april 2012.

1.6.2012

19.

Kapitein Paulo SUNSAI

Nationaliteit: Guinee-Bissau

Officiële functie: Assistent van de militaire bevelhebber van de noordelijke regio

Lid van het "militaire commando" dat zich verantwoordelijk heeft verklaard voor de staatsgreep van 12 april 2012.

1.6.2012

20.

Luitenant Lassana CAMARÁ

Nationaliteit: Guinee-Bissau

Officiële functie: Hoofd financiële diensten van de strijdkrachten

Lid van het "militaire commando" dat zich verantwoordelijk heeft verklaard voor de staatsgreep van 12 april 2012. Verantwoordelijk voor het onrechtmatig gebruik van openbare middelen die toebehoren aan de Douane, het Directoraat-generaal vervoer en het Directoraat-generaal grenzen en migratie. Met die middelen wordt het "militaire commando" gefinancierd.

1.6.2012

21.

Luitenant Julio NA MAN

Nationaliteit: Guinee-Bissau

Officiële functie: Adjudant van de chef-staf van de strijdkrachten

Lid van het "militaire commando" dat zich verantwoordelijk heeft verklaard voor de staatsgreep van 12 april 2012. Lt. Na Man was actief in het operationele commando van de staatsgreep van 12 april, onder het bevel van António Injai. Hij heeft namens het "militaire commando" ook deelgenomen aan vergaderingen met politieke partijen.

1.6.2012


1.6.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 142/16


VERORDENING (EU) Nr. 459/2012 VAN DE COMMISSIE

van 29 mei 2012

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie wat de emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 6) betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie (1), en met name artikel 5, lid 3,

Gezien Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd (kaderrichtlijn) (2), en met name artikel 39, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 715/2007 en Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie van 18 juli 2008 tot uitvoering en wijziging van Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie (3) stellen gemeenschappelijke technische voorschriften vast voor de typegoedkeuring van motorvoertuigen en vervangingsonderdelen met het oog op hun emissies en stellen voorschriften vast voor de conformiteit van in gebruik zijnde voertuigen, de duurzaamheid van emissiebeperkingssystemen, boorddiagnosesystemen (OBD-systemen), de meting van het brandstofverbruik en de toegankelijkheid van reparatie- en onderhoudsinformatie van voertuigen.

(2)

Krachtens Verordening (EG) nr. 715/2007 moet een deeltjesaantalnorm worden vastgesteld voor voertuigen die zijn uitgerust met een motor met elektrische ontsteking en moeten worden goedgekeurd volgens de Euro 6-normen.

(3)

De deeltjes die voertuigen uitstoten, kunnen in de alveolen van de menselijke longen worden afgezet en zo tot ademhalingsaandoeningen, hart- en vaatziekten en een verhoogde mortaliteit leiden. Daarom is het van algemeen belang dat er een hoog niveau van bescherming tegen die deeltjes is.

(4)

Voor het meten van de deeltjesemissies van voertuigen met elektrische ontsteking wordt momenteel het voor dieselvoertuigen ontworpen meetprotocol van het deeltjesmeetprogramma gebruikt. Er is echter aangetoond dat de groottespectra en de chemische samenstelling van deeltjesemissies van voertuigen met elektrische ontsteking kunnen verschillen van die van dieselvoertuigen. De deeltjesgroottespectra en de chemische samenstelling, alsmede de doeltreffendheid van de huidige meettechniek bij het beperken van schadelijke emissies van deeltjes, moeten nauwlettend worden gevolgd. Het is mogelijk dat voor voertuigen met elektrische ontsteking het meetprotocol in de toekomst moet worden herzien.

(5)

Op basis van de huidige kennis is het emissieniveau van conventionele motoren met indirecte benzine-inspuiting, die de brandstof in de inlaatspruitstukken of inlaatpoorten spuiten in plaats van rechtstreeks in de verbrandingskamer, laag. Daarom lijkt het gerechtvaardigd om nieuw regelgevend werk voor het ogenblik te beperken tot voertuigen met motoren met directe inspuiting, hoewel de deeltjesemissies van alle motoren met elektrische ontsteking verder moeten worden onderzocht en gevolgd, met name wat het groottespectrum en de chemische samenstelling van uitgestoten deeltjes en de emissies in reële rijomstandigheden betreft, en de Commissie zo nodig aanvullende regelgevende maatregelen moet voorstellen, waarbij ook rekening wordt gehouden met het toekomstige marktaandeel van motoren met indirecte benzine-inspuiting.

(6)

In Verordening (EG) nr. 692/2008 is de grenswaarde voor het aantal uitgestoten deeltjes van Euro 6-dieselvoertuigen vastgesteld op 6 × 1011 #/km. Volgens het beginsel van technologisch neutrale regelgeving moet een respectieve emissiegrenswaarde voor Euro 6-voertuigen met elektrische ontsteking dezelfde zijn, aangezien niet bewezen is dat deeltjes die door motoren met elektrische ontsteking worden uitgestoten een lagere specifieke toxiciteit hebben dan deeltjes die door dieselmotoren worden uitgestoten.

(7)

Naar verwachting zullen benzinedeeltjesfilters beschikbaar komen, een doeltreffende nabehandelingstechnologie die de deeltjesemissies van voertuigen met elektrische ontsteking beperkt en tegen een redelijke prijs in sommige Euro 6-voertuigen kan worden ingebouwd. Daarnaast lijkt het waarschijnlijk dat binnen drie jaar na het verstrijken van de bindende Euro 6-data in artikel 10 van Verordening (EG) nr. 715/2007 een soortgelijke vermindering van het aantal uitgestoten deeltjes kan worden bereikt met ingrepen in de motor zelf, vaak tegen aanzienlijk lagere kosten. Elke ingreep in de motor zelf moet van toepassing zijn op alle bedrijfsomstandigheden van de motor zodat, wanneer er geen nabehandelingssysteem voorhanden is, de emissieniveaus in reële rijomstandigheden niet verslechteren.

(8)

Om alle nodige technologieën te kunnen ontwikkelen en in voldoende aanlooptijd te voorzien, moet in twee stappen worden gewerkt, waarbij de Euro 6-grenswaarden voor het aantal dieseldeeltjes in een tweede fase ook op voertuigen met elektrische ontsteking en directe inspuiting worden toegepast.

(9)

Er moet aandacht worden besteed aan de deeltjesemissies van voertuigen met elektrische ontsteking in reële rijomstandigheden en aan de ontwikkeling van desbetreffende testprocedures. Uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van Euro 6 moet de Commissie overeenkomstige meetprocedures hebben ontwikkeld en ingevoerd.

(10)

De Commissie moet het effect van deeltjesaantalreductiemaatregelen op de CO2-emissies van voertuigen met elektrische ontsteking nauwlettend volgen.

(11)

Krachtens artikel 4, lid 7, van Verordening (EG) nr. 692/2008 mag voor voertuigen die onder die verordening vallen, pas typegoedkeuring wat Euro 6-emissienormen betreft, worden verleend wanneer boorddiagnosegrenswaarden (OBD-grenswaarden) zijn vastgesteld. OBD is een belangrijk instrument om storingen in systemen voor verontreinigingsbeheersing op te sporen.

(12)

In haar Mededeling 2008/C 182/08 over de toepassing en de toekomstige ontwikkeling van de Gemeenschapswetgeving met betrekking tot emissies van lichte bedrijfsvoertuigen en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie (Euro 5 en Euro 6) (4) heeft de Commissie een reeks OBD-grenswaarden voorgesteld, die in grote lijnen overeenkomen met de grenswaarden die vanaf 2013 gelden voor de meeste lichte voertuigen in de Verenigde Staten en Canada, waar de meerderheid van de OBD-systemen in voertuigen aan de regels van de Californian Air Resources Board (CARB) voldoet. Het op één lijn brengen van de EU-voorschriften met die van de Verenigde Staten beantwoordt aan de doelstellingen van internationale harmonisatie en biedt een hoog niveau van milieubescherming.

(13)

De OBD-voorschriften van de Verenigde Staten zijn echter een technologische uitdaging voor de voertuigfabrikanten die niet naar de Verenigde Staten exporteren. Daarom moet een aanvangsperiode van drie jaar worden vastgesteld waarin soepelere OBD-voorschriften gelden, waardoor de sector meer aanlooptijd krijgt.

(14)

De in Verordening (EG) nr. 692/2008 vastgestelde definitieve Euro 6-OBD-grenswaarden voor CO, NMHC en PM moeten minder streng zijn dan de waarden die in Mededeling 2008/C 182/08 worden voorgesteld, teneinde rekening te houden met de bijzondere technische moeilijkheden op die gebieden. Bovendien mag in deze verordening geen Euro 6-OBD-grenswaarde voor het deeltjesaantal worden vastgesteld.

(15)

In een latere fase moet een evaluatie worden gemaakt van de milieubehoefte, de technische haalbaarheid en de kosten-batenverhouding van strengere Euro 6-OBD-grenswaarden voor CO en NMHC, alsook van de vaststelling van een Euro 6-OBD-grenswaarde voor het deeltjesaantal. Indien de desbetreffende voorschriften op basis van die evaluatie worden gewijzigd, moet dit gepaard gaan met een geschikte aanlooptijd voor de sector. Gezien de complexiteit van OBD-systemen bedraagt die aanlooptijd doorgaans drie tot vier jaar.

(16)

Verordening (EG) nr. 715/2007 en Verordening (EG) nr. 692/2008 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(17)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het technisch comité motorvoertuigen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 715/2007 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 3 wordt aan het eind van punt 17 de punt vervangen door een puntkomma.

2)

In artikel 3 wordt het volgende punt 18 toegevoegd:

„18.   „motor met directe inspuiting”: een motor die kan werken in een modus waarin de brandstof in de inlaatlucht wordt gespoten nadat de lucht door de inlaatkleppen is gegaan.”.

3)

In artikel 10 wordt het volgende lid 7 toegevoegd:

„7.   Tot drie jaar na de in de leden 4 en 5 genoemde toepasselijke data voor nieuwe typegoedkeuringen en de registratie, de verkoop of het in het verkeer brengen van nieuwe voertuigen, wordt op verzoek van de fabrikant op voertuigen met een elektrischeontstekingsmotor met directe inspuiting een emissiegrens van 6 × 1012 #/km voor het deeltjesaantal toegepast.”.

4)

Bijlage I wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening.

Artikel 2

Verordening (EG) nr. 692/2008 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 4 wordt lid 7 geschrapt.

2)

De bijlagen I, XI en XVI worden gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 mei 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 171 van 29.6.2007, blz. 1.

(2)  PB L 263 van 9.10.2007, blz. 1.

(3)  PB L 199 van 28.7.2008, blz. 1.

(4)  PB C 182 van 19.7.2008, blz. 17.


BIJLAGE I

Wijzigingen in Verordening (EG) nr. 715/2007

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 715/2007 wordt als volgt gewijzigd:

1)

De tekst in de tweede rij van de laatste kolom van tabel 1 (Euro 5-emissiegrenswaarden) komt als volgt te luiden:

„Deeltjesaantal (PN)”.

2)

Tabel 2 komt als volgt te luiden:

Tabel 2

Euro 6-emissiegrenswaarden

 

Referentiemassa

(RM)

(kg)

Grenswaarden

Massa koolmonoxide

(CO)

Massa totale koolwaterstoffen

(THC)

Massa andere koolwaterstoffen dan methaan

(NMHC)

Massa stikstofoxiden

(NOx)

Gecombineerde massa koolwaterstoffen en stikstofoxiden

(THC + NOx)

Deeltjesmassa

(PM) (1)

Deeltjesaantal

(PN)

L1

(mg/km)

L2

(mg/km)

L3

(mg/km)

L4

(mg/km)

L2 + L4

(mg/km)

L5

(mg/km)

L6

(#/km)

Categorie

Klasse

 

PI

CI

PI

CI

PI

CI

PI

CI

PI

CI

PI (2)

CI

PI (2)  (3)

CI

M

Alle

1 000

500

100

68

60

80

170

4,5

4,5

6,0 × 1011

6,0 × 1011

N1

I

RM ≤ 1 305

1 000

500

100

68

60

80

170

4,5

4,5

6,0 × 1011

6,0 × 1011

II

1 305 < RM ≤ 1 760

1 810

630

130

90

75

105

195

4,5

4,5

6,0 × 1011

6,0 × 1011

III

1 760 < RM

2 270

740

160

108

82

125

215

4,5

4,5

6,0 × 1011

6,0 × 1011

N2

Alle

2 270

740

160

108

82

125

215

4,5

4,5

6,0 × 1011

6,0 × 1011

Legende: PI = elektrische ontsteking, CI = compressieontsteking


(1)  Voor voertuigen waarvoor op basis van de emissiegrenswaarden van deze tabel een typegoedkeuring is verleend met het vorige protocol voor deeltjesmassameting vóór 1.9.2011, geldt een emissiegrens van 5,0 mg/km voor de deeltjesmassa.

(2)  De grenswaarden voor de deeltjesmassa en het deeljesaantal bij motoren met elektrische ontsteking zijn alleen van toepassing op voertuigen met motoren met directe inspuiting.

(3)  Tot drie jaar na de in artikel 10, leden 4 en 5, genoemde data voor respectievelijk nieuwe typegoedkeuringen en nieuwe voertuigen wordt op verzoek van de fabrikant op Euro 6-voertuigen met elektrische ontsteking en directe inspuiting een emissiegrens van 6,0 × 1012#/km voor het deeltjesaantal toegepast. Vóór het einde van die periode moet een typegoedkeuringstestmethode worden toegepast die een doeltreffende beperking van het aantal uitgestoten deeltjes in reële rijomstandigheden waarborgt.”.


BIJLAGE II

Wijzigingen in Verordening (EG) nr. 692/2008

Verordening (EG) nr. 692/2008 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Aanhangsel 6 van bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

a)

in punt 1 komt de tweede zin als volgt te luiden:

„Dit nummer wordt gevolgd door één of meer letters waaruit de categorie blijkt, zoals aangegeven in tabel 1.”;

b)

tabel 1 komt als volgt te luiden:

Tabel 1

Letter

Emissienorm

OBD-norm

Voertuigcategorie en -klasse

Motor

Datum van tenuitvoerlegging: nieuwe typen

Datum van tenuitvoerlegging: nieuwe voertuigen

Uiterste datum van registratie

A

Euro 5a

Euro 5

M, N1 klasse I

PI, CI

1.9.2009

1.1.2011

31.12.2012

B

Euro 5a

Euro 5

M1 voor specifieke sociale behoeften

(exclusief M1G)

CI

1.9.2009

1.1.2012

31.12.2012

C

Euro 5a

Euro 5

M1G voor specifieke sociale behoeften

CI

1.9.2009

1.1.2012

31.8.2012

D

Euro 5a

Euro 5

N1 klasse II

PI, CI

1.9.2010

1.1.2012

31.12.2012

E

Euro 5a

Euro 5

N1 klasse III, N2

PI, CI

1.9.2010

1.1.2012

31.12.2012

F

Euro 5b

Euro 5

M, N1 klasse I

PI, CI

1.9.2011

1.1.2013

31.12.2013

G

Euro 5b

Euro 5

M1 voor specifieke sociale behoeften

(exclusief M1G)

CI

1.9.2011

1.1.2013

31.12.2013

H

Euro 5b

Euro 5

N1 klasse II

PI, CI

1.9.2011

1.1.2013

31.12.2013

I

Euro 5b

Euro 5

N1 klasse III, N2

PI, CI

1.9.2011

1.1.2013

31.12.2013

J

Euro 5b

Euro 5+

M, N1 klasse I

PI, CI

1.9.2011

1.1.2014

31.8.2015

K

Euro 5b

Euro 5+

M1 voor specifieke sociale behoeften

(exclusief M1G)

CI

1.9.2011

1.1.2014

31.8.2015

L

Euro 5b

Euro 5+

N1 klasse II

PI, CI

1.9.2011

1.1.2014

31.8.2016

M

Euro 5b

Euro 5+

N1 klasse III, N2

PI, CI

1.9.2011

1.1.2014

31.8.2016

N

Euro 6a

Euro 6-

M, N1 klasse I

CI

 

 

31.12.2012

O

Euro 6a

Euro 6-

N1 klasse II

CI

 

 

31.12.2012

P

Euro 6a

Euro 6-

N1 klasse III, N2

CI

 

 

31.12.2012

Q

Euro 6b

Euro 6-

M, N1 klasse I

CI

 

 

31.12.2013

R

Euro 6b

Euro 6-

N1 klasse II

CI

 

 

31.12.2013

S

Euro 6b

Euro 6-

N1 klasse III, N2

CI

 

 

31.12.2013

T

Euro 6b

Euro 6- plus IUPR

M, N1 klasse I

CI

 

 

31.8.2015

U

Euro 6b

Euro 6- plus IUPR

N1 klasse II

CI

 

 

31.8.2016

V

Euro 6b

Euro 6- plus IUPR

N1 klasse III, N2

CI

 

 

31.8.2016

W

Euro 6b

Euro 6-1

M, N1 klasse I

PI, CI

1.9.2014

1.9.2015

31.8.2018

X

Euro 6b

Euro 6-1

N1 klasse II

PI, CI

1.9.2015

1.9.2016

31.8.2019

Y

Euro 6b

Euro 6-1

N1 klasse III, N2

PI, CI

1.9.2015

1.9.2016

31.8.2019

ZA

Euro 6c

Euro 6-2

M, N1 klasse I

PI, CI

1.9.2017

1.9.2018

 

ZB

Euro 6c

Euro 6-2

N1 klasse II

PI, CI

1.9.2018

1.9.2019

 

ZC

Euro 6c

Euro 6-2

N1 klasse III, N2

PI, CI

1.9.2018

1.9.2019

 

ZX

n.v.t.

n.v.t.

Alle voertuigen

Batterij, volledig elektrisch

1.9.2009

1.1.2011

 

ZY

n.v.t.

n.v.t.

Alle voertuigen

Brandstofcel, volledig elektrisch

1.9.2009

1.1.2011

 

ZZ

n.v.t.

n.v.t.

Alle voertuigen met een certificaat overeenkomstig punt 2.1.1 van bijlage I

PI, CI

1.9.2009

1.1.2011

 

emissienorm „Euro 5a”= exclusief herziene meetprocedure voor deeltjes, deeltjesaantalnorm en emissietest bij lage temperaturen van flexfuelvoertuigen met biobrandstof;

emissienorm „Euro 5b”= alle Euro 5-emissievoorschriften, inclusief herziene meetprocedure voor deeltjes, deeltjesaantalnorm voor CI-voertuigen en emissietest bij lage temperaturen van flexfuelvoertuigen met biobrandstof;

emissienorm „Euro 6a”= exclusief herziene meetprocedure voor deeltjes, deeltjesaantalnorm en emissietest bij lage temperaturen van flexfuelvoertuigen met biobrandstof;

emissienorm „Euro 6b”= Euro 6-emissievoorschriften, inclusief herziene meetprocedure voor deeltjes, deeltjesaantalnormen (voorlopige waarden voor PI-voertuigen) en emissietest bij lage temperaturen van flexfuelvoertuigen met biobrandstof;

emissienorm „Euro 6c”= alle Euro 6-emissievoorschriften, d.w.z. emissienorm Euro 6b en definitieve deeltjesaantalnormen voor PI-voertuigen;

OBD-norm „Euro 5”= de OBD-basisvoorschriften van Euro 5, exclusief in-use performance ratio (IUPR), NOx-bewaking voor benzinevoertuigen en aangescherpte PM-grenswaarden voor diesel;

OBD-norm „Euro 5+"= inclusief versoepelde in-use performance ratio (IUPR), NOx-bewaking voor benzinevoertuigen en verstrengde PM-grenswaarden voor diesel;

OBD-norm „Euro 6-"= versoepelde OBD-grenswaarden;

OBD-norm „Euro 6- plus IUPR”= inclusief versoepelde OBD-grenswaarden en versoepelde in-use performance ratio (IUPR);

OBD-norm „Euro 6-1”= alle OBD-voorschriften van Euro 6 maar met voorlopige OBD-grenswaarden zoals bepaald in punt 2.3.4 van bijlage XI en gedeeltelijk versoepelde IUPR;

OBD-norm „Euro 6-2”= alle OBD-voorschriften van Euro 6 maar met definitieve OBD-grenswaarden zoals bepaald in punt 2.3.3 van bijlage XI.”.

2)

Bijlage XI wordt als volgt gewijzigd:

a)

de volgende punten 2.3.3 en 2.3.4 worden ingevoegd:

„2.3.3.

De OBD-grenswaarden voor voertuigen waarvoor typegoedkeuring is verleend op basis van de Euro 6-emissiegrenswaarden in tabel 2 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 715/2007 vanaf drie jaar na de in artikel 10, leden 4 en 5, van die verordening genoemde data, zijn opgenomen in de volgende tabel:

Definitieve OBD-grenswaarden voor Euro 6

 

Referentiemassa

(RM)

(kg)

Massa koolmonoxide

Massa andere koolwaterstoffen dan methaan

Massa stikstofoxiden

Deeltjesmassa

Deeltjesaantal

(CO)

(mg/km)

(NMHC)

(mg/km)

(NOx)

(mg/km)

(PM)

(mg/km)

(PN)

(#/km)

Categorie

Klasse

 

PI

CI

PI

CI

PI

CI

CI

PI

CI

PI

M

Alle

1 900

1 750

170

290

90

140

12

12

 

 

N1 (3)

I

RM ≤ 1 305

1 900

1 750

170

290

90

140

12

12

 

 

II

1 305 < RM ≤ 1 760

3 400

2 200

225

320

110

180

12

12

 

 

III

1 760 < RM

4 300

2 500

270

350

120

220

12

12

 

 

N2

Alle

4 300

2 500

270

350

120

220

12

12

 

 

Legende: PI = elektrische ontsteking, CI = compressieontsteking

Toelichting:

De OBD-grenswaarden in deze tabel moeten vóór 1 september 2014 door de Commissie worden geëvalueerd. Indien zij technisch niet haalbaar blijken, moeten de grenswaarden of de bindende toepassingsdatum worden gewijzigd, rekening houdend met het effect van andere nieuwe voorschriften en tests die voor Euro 6-voertuigen zullen worden ingevoerd. Indien uit de evaluatie blijkt dat het milieu daar behoefte aan heeft en dat het technisch haalbaar is en de baten opwegen tegen de kosten, moeten strengere waarden worden vastgesteld en OBD-grenswaarden voor het deeltjesaantal of, in voorkomend geval, voor andere gereglementeerde verontreinigende stoffen worden ingevoerd. De sector moet daarbij voldoende aanlooptijd worden gegeven om de technische ontwikkelingen in te voeren.

2.3.4.

Tot drie jaar na de in artikel 10, leden 4 en 5, van Verordening (EG) nr. 715/2007 genoemde data voor respectievelijk nieuwe typegoedkeuringen en nieuwe voertuigen worden op verzoek van de fabrikant de volgende OBD-grenswaarden toegepast op voertuigen waarvoor typegoedkeuring is verleend op basis van de Euro 6-emissiegrenswaarden in tabel 2 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 715/2007:

Voorlopige OBD-grenswaarden voor Euro 6

 

Referentiemassa

(RM)

(kg)

Massa koolmonoxide

Massa andere koolwaterstoffen dan methaan

Massa stikstofoxiden

Deeltjesmassa

(CO)

(mg/km)

(NMHC)

(mg/km)

(NOx)

(mg/km)

(PM)

(mg/km)

Categorie

Klasse

 

PI

CI

PI

CI(2)

PI

CI

CI

PI

M

Alle

1 900

1 750

170

290

150

180

25

25

N1 (3)

I

RM ≤ 1 305

1 900

1 750

170

290

150

180

25

25

II

1 305 < RM ≤ 1 760

3 400

2 200

225

320

190

220

25

25

III

1 760 < RM

4 300

2 500

270

350

210

280

30

30

N2

Alle

4 300

2 500

270

350

210

280

30

30

Legende: PI = elektrische ontsteking, CI = compressieontsteking”;

b)

punt 2.14 komt als volgt te luiden:

„2.14.

In tegenstelling tot punt 3.3.5 van bijlage 11 bij VN/ECE-Reglement nr. 83 moeten de volgende voorzieningen op volledige uitval of verwijdering worden gecontroleerd, als dat tot overschrijding van de toepasselijke emissiegrenswaarden heeft geleid:

met ingang van 1 september 2011, een deeltjesvanger die als afzonderlijke eenheid in compressieontstekingsmotoren is gemonteerd of in een gecombineerde emissiebeheersingsvoorziening is geïntegreerd;

voor voertuigen die gecertificeerd zijn op basis van de OBD-grenswaarden in de tabel in punt 2.3.3 of 2.3.4, een NOx-nabehandelingssysteem dat als afzonderlijke eenheid in compressieontstekingsmotoren is gemonteerd of in een gecombineerde emissiebeheersingsvoorziening is geïntegreerd;

voor voertuigen die gecertificeerd zijn op basis van de OBD-grenswaarden in de tabel in punt 2.3.3 of 2.3.4, een dieseloxidatiekatalysator die als afzonderlijke eenheid in compressieontstekingsmotoren is gemonteerd of in een gecombineerde emissiebeheersingsvoorziening is geïntegreerd.

De in de eerste alinea genoemde voorzieningen moeten ook worden gecontroleerd op elke storing die ertoe kan leiden dat de toepasselijke OBD-grenswaarden worden overschreden.”;

c)

in punt 3.1.5 van aanhangsel 1 wordt de volgende zin toegevoegd:

„Voor nieuwe typegoedkeuringen en nieuwe voertuigen geldt tot drie jaar na de in artikel 10, leden 4 en 5, van Verordening (EG) nr. 715/2007 genoemde data een IUPR van ten minste 0,1 voor de in punt 2.9 van deze bijlage voorgeschreven bewakingsfunctie.”.

3)

In bijlage XVI komt punt 6.2 als volgt te luiden:

„6.2.

De fabrikant toont aan dat het gebruik van de in punt 6.1 bedoelde sensoren en andere sensoren in het voertuig leidt tot activering van het in punt 3 bedoelde waarschuwingssysteem, weergave van een bericht met de bijbehorende waarschuwing (bv. „emissies te hoog — ureum controleren”, „emissies te hoog — AdBlue controleren” of „emissies te hoog — reagens controleren”) en aansporing van de bestuurder overeenkomstig punt 8.3, wanneer de in punt 4.2, 5.4 of 5.5 bedoelde situatie zich voordoet.

Voor de toepassing van dit punt wordt deze situatie geacht zich voor te doen:

in het geval van voertuigen die zijn goedgekeurd op basis van de Euro 5-emissiegrenswaarden van tabel 1 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 715/2007, als de toepasselijke, met 1,5 vermenigvuldigde NOx-emissiegrenswaarde in die tabel wordt overschreden;

in het geval van voertuigen die zijn goedgekeurd op basis van de Euro 6-emissiegrenswaarden in tabel 2 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 715/2007, als de toepasselijke OBD-grenswaarde voor NOx in de tabellen in de punten 2.3.2, 2.3.3 en 2.3.4 van bijlage XI wordt overschreden.

Tijdens de test die dient om aan te tonen dat deze voorschriften worden nageleefd, mogen de NOx-emissies niet meer dan 20 % hoger liggen dan de in de tweede alinea genoemde waarden.”.


1.6.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 142/25


VERORDENING (EU) Nr. 460/2012 VAN DE COMMISSIE

van 29 mei 2012

tot vaststelling van een verbod op de visserij met „vriestrawlers voor de pelagische visserij” van categorie 9 in de economische zone van Mauritanië door vaartuigen die de vlag van een lidstaat van de Europese Unie voeren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid (1) moet garanderen, en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 704/2008 van de Raad van 15 juli 2008 betreffende de sluiting van het Protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Islamitische Republiek Mauritanië voor de periode van 1 augustus 2008 tot en met 31 juli 2012 (2) zijn de vangstmogelijkheden voor categorie 9 (vriestrawlers voor de pelagische visserij) beperkt tot een referentiehoeveelheid van 250 000 t.

(2)

Op grond van artikel 2, lid 3, van die verordening is een extra quotum van 2 654 t toegewezen voor de periode van 1 augustus 2011 tot en met 31 juli 2012, waarmee de totale hoeveelheid op 252 654 t uitkomt.

(3)

Volgens de informatie die de Commissie heeft ontvangen, is met de in deze visserijcategorie gerapporteerde vangsten door vaartuigen die de vlag van een van de lidstaten voeren, het quotum voor de genoemde referentieperiode opgebruikt.

(4)

Daarom moet de visserij voor die categorie visserij worden verboden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het aan de betrokken lidstaten toegewezen quotum wordt met ingang van 24 april 2012 beschouwd als opgebruikt.

Artikel 2

Verboden

De visserij door vaartuigen van categorie 9 die de vlag van een betrokken lidstaat voeren, is verboden vanaf 23 april 2012 om middernacht. Na die datum is het ook verboden om vis die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te voeren.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 mei 2012.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Lowri EVANS

Directeur-generaal Maritieme Zaken en Visserij


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  PB L 203 van 31.7.2008, blz. 1.


1.6.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 142/26


VERORDENING (EU) Nr. 461/2012 VAN DE COMMISSIE

van 31 mei 2012

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1165/98 inzake kortetermijnstatistieken en de Verordeningen (EG) nr. 1503/2006, (EG) nr. 657/2007 en (EG) nr. 1178/2008 van de Commissie, wat aanpassingen in verband met het schrappen van de variabelen voor nieuwe orders voor de industrie betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1165/98 van de Raad van 19 mei 1998 inzake kortetermijnstatistieken (1), en met name artikel 17, punten b) tot en met g),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 1165/98 stelde een gemeenschappelijk kader vast voor de productie van communautaire kortetermijnstatistieken over de conjunctuurcyclus en bevatte de vereiste variabelen voor de analyse van de kortetermijnontwikkeling van vraag en aanbod, de productiefactoren en de prijzen.

(2)

Bij Verordening (EG) nr. 1503/2006 van de Commissie van 28 september 2006 tot uitvoering en wijziging van Verordening (EG) nr. 1165/98 van de Raad inzake kortetermijnstatistieken, wat de definitie van variabelen, de lijst van variabelen en de frequentie van de samenstelling van de gegevens betreft (2), zijn definities van het doel en de kenmerken van de variabelen vastgesteld.

(3)

Verordening (EG) nr. 657/2007 van de Commissie van 14 juni 2007 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1165/98 van de Raad inzake kortetermijnstatistieken, wat het opzetten van Europese steekproefprogramma’s betreft (3), stelde de voorschriften en voorwaarden vast voor de gegevensverstrekking door lidstaten die deelnemen aan Europese steekproefprogramma’s voor kortetermijnstatistieken.

(4)

Verordening (EG) nr. 1178/2008 van de Commissie van 28 november 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1165/98 van de Raad inzake kortetermijnstatistieken en de Verordeningen (EG) nr. 1503/2006 en (EG) nr. 657/2007 van de Commissie, wat aanpassingen naar aanleiding van de herziening van de statistische classificaties NACE en CPA betreft (4), actualiseerde de voorschriften en voorwaarden voor het Europese steekproefprogramma na de vaststelling van Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot vaststelling van de statistische classificatie van economische activiteiten NACE Rev. 2 en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3037/90 en enkele EG-verordeningen op specifieke statistische gebieden (5), en Verordening (EG) nr. 451/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 tot vaststelling van een nieuwe statistische classificatie van producten gekoppeld aan activiteiten (CPA) en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 3696/93 (6).

(5)

Van de bij Verordening (EG) nr. 1165/98 ingevoerde variabelen voor nieuwe orders voor de industrie werd verwacht dat zij een vooruitlopende indicator van de toekomstige productie zouden zijn. Het voorspellend vermogen van deze variabelen is echter beperkt gebleken, en aangezien zij niet in alle lidstaten stabiele richtwaarden opleveren en er — gezien de beperkte middelen en om de lasten van het Europees statistisch systeem te verminderen — bij de ontwikkeling en productie van statistieken prioriteiten moeten worden gesteld, is het Comité voor het Europees statistisch systeem tot de conclusie gekomen dat de verzameling van gegevens over de variabelen voor nieuwe orders voor de industrie moet worden stopgezet.

(6)

Het schrappen van de variabelen voor nieuwe orders voor de industrie heeft tot gevolg dat alle verwijzingen naar deze variabelen in verband met de lijst van variabelen, de referentieperiode, de mate van gedetailleerdheid, de termijn voor het verstrekken van de gegevens, de overgangsperiode en de op deze variabelen toe te passen definities, en ook met betrekking tot de voorwaarden voor het Europese steekproefprogramma betreffende nieuwe orders uit het buitenland, moeten worden verwijderd.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor het Europees statistisch systeem,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage A bij Verordening (EG) nr. 1165/98 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening.

Artikel 2

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1503/2006 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

Artikel 3

In Verordening (EG) nr. 657/2007 komen de artikelen 1 en 2 als volgt te luiden:

„Artikel 1

Bij de opstelling van statistieken die onderscheid maken tussen de eurozone en de niet-eurozone, mogen Europese steekproefprogramma’s worden gebruikt voor de volgende twee variabelen van bijlage A bij Verordening (EG) nr. 1165/98:

Variabele

Naam

312

Afzetprijzen buitenlandse markt

340

Invoerprijzen

Artikel 2

De lidstaten die aan de in artikel 1 bedoelde Europese steekproefprogramma’s deelnemen, verstrekken de Commissie (Eurostat) gegevens voor ten minste de in de bijlage aangegeven NACE-activiteiten, voor variabele nr. 312, en CPA-producten, voor variabele nr. 340.”.

Artikel 4

Bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1178/2008 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage III bij deze verordening.

Artikel 5

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 31 mei 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 162 van 5.6.1998, blz. 1.

(2)  PB L 281 van 12.10.2006, blz. 15.

(3)  PB L 155 van 15.6.2007, blz. 7.

(4)  PB L 319 van 29.11.2008, blz. 16.

(5)  PB L 393 van 30.12.2006, blz. 1.

(6)  PB L 145 van 4.6.2008, blz. 65.


BIJLAGE I

Bijlage A bij Verordening (EG) nr. 1165/98 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Punt c) („Lijst van variabelen”) wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 1 worden de variabelen „130 Nieuwe orders”, „131 Nieuwe orders uit het binnenland” en „132 Nieuwe orders uit het buitenland” geschrapt;

b)

de leden 3 en 8 worden geschrapt.

2)

In punt e) („Referentieperiode”) worden de variabelen 130, 131 en 132 en de desbetreffende referentieperioden geschrapt.

3)

Punt f) („Mate van gedetailleerdheid”) wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 4 komt als volgt te luiden:

„4.

Bovendien moeten alle variabelen, met uitzondering van de variabelen omzet (nr. 120, 121, 122), worden verstrekt voor de totale nijverheid, gedefinieerd als de secties B tot en met E van de NACE Rev. 2, en voor de belangrijke industriegroepen (BIG’s), zoals gedefinieerd in Verordening (EG) nr. 586/2001 van de Commissie (1).

b)

lid 6 wordt geschrapt;

c)

lid 9 komt als volgt te luiden:

„9.

Bij de verstrekking van de variabelen voor de buitenlandse markten (nrs. 122 en 312) moet onderscheid worden gemaakt tussen eurolanden en niet-eurolanden. Dat onderscheid moet worden gemaakt voor de totale nijverheid, gedefinieerd als de secties B tot en met E van de NACE Rev. 2, de BIG’s, en het sectie- (1 letter) en afdelingsniveau (2 cijfers) van de NACE Rev. 2. Voor variabele 122 is de informatie over de secties D en E van de NACE Rev. 2 niet vereist. Ook bij de verstrekking van de variabele invoerprijzen (nr. 340) moet onderscheid worden gemaakt tussen eurolanden en niet-eurolanden. Dat onderscheid moet worden gemaakt voor de totale nijverheid, gedefinieerd als de secties B tot en met E van de CPA, de BIG’s, en het sectie- (1 letter) en afdelingsniveau (2 cijfers) van de CPA. Voor het onderscheid tussen eurolanden en niet-eurolanden kan de Commissie de voorwaarden vaststellen voor de toepassing van een Europees steekproefprogramma zoals omschreven in artikel 4, lid 2, eerste alinea, onder d). Deze maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze verordening beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 18, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing. Het Europese steekproefprogramma kan de reikwijdte van de variabele invoerprijzen beperken tot de invoer van producten uit niet-eurolanden. Lidstaten die een andere munteenheid dan de euro hanteren, hoeven voor de variabelen 122, 312 en 340 geen onderscheid tussen eurolanden en niet-eurolanden te maken.”.

4)

In punt g) („Termijnen voor het verstrekken van de gegevens”), lid 1, worden de variabelen nrs. 130, 131 en 132 en de desbetreffende termijn „één maand en 20 kalenderdagen” geschrapt.

5)

In punt j) („Overgangsperiode”), komt punt 3 als volgt te luiden:

„3.

Voor de variabele 340 en het onderscheid tussen eurolanden en niet-eurolanden voor de variabelen 122, 312 en 340 kan een overgangsperiode tot uiterlijk 11 augustus 2007 worden toegestaan overeenkomstig de procedure van artikel 18, lid 2.”.


(1)  PB L 86 van 27.3.2001, blz. 11.”;


BIJLAGE II

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1503/2006 wordt als volgt gewijzigd:

De variabelen „130 Nieuwe orders”, „131 Nieuwe orders uit het binnenland” en „132 Nieuwe orders uit het buitenland” worden geschrapt.


BIJLAGE III

Bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1178/2008 wordt als volgt gewijzigd:

Punt „132 NIEUWE ORDERS UIT HET BUITENLAND” wordt geschrapt.


1.6.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 142/30


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 462/2012 VAN DE COMMISSIE

van 31 mei 2012

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 31 mei 2012.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

AL

87,5

MA

66,7

TR

75,8

ZZ

76,7

0707 00 05

MK

53,3

TR

126,8

ZZ

90,1

0709 93 10

TR

100,9

ZZ

100,9

0805 50 10

TR

59,0

ZA

80,4

ZZ

69,7

0808 10 80

AR

114,9

BR

84,6

CA

161,4

CL

98,5

CN

87,3

NZ

145,0

US

182,9

UY

67,3

ZA

101,6

ZZ

115,9

0809 29 00

US

577,9

ZZ

577,9


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


1.6.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 142/32


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 463/2012 VAN DE COMMISSIE

van 31 mei 2012

tot vaststelling van de invoerrechten in de sector granen van toepassing vanaf 1 juni 2012

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Verordening (EU) nr. 642/2010 van de Commissie van 20 juli 2010 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad ten aanzien van de invoerrechten in de sector granen (2), en met name artikel 2, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 136, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 is bepaald dat het invoerrecht voor de producten van de GN-codes 1001 19 00, 1001 11 00, ex 1001 91 20 (zachte tarwe, zaaigoed), ex 1001 99 00 (zachte tarwe van hoge kwaliteit, andere dan zaaigoed), 1002 10 00, 1002 90 00, 1005 10 90, 1005 90 00, 1007 10 90 en 1007 90 00, gelijk is aan de interventieprijs voor deze producten bij de invoer, verhoogd met 55 % en verminderd met de cif-invoerprijs voor de betrokken zending. Dit invoerrecht mag echter niet hoger zijn dan het recht van het gemeenschappelijk douanetarief.

(2)

In artikel 136, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 is bepaald dat voor de berekening van het in lid 1 van dat artikel bedoelde invoerrecht regelmatig representatieve cif-invoerprijzen voor de betrokken producten worden vastgesteld.

(3)

Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 642/2010 is de prijs die in aanmerking moet worden genomen voor de berekening van het invoerrecht voor de producten van de GN-codes 1001 19 00, 1001 11 00, ex 1001 91 20 (zachte tarwe, zaaigoed), ex 1001 99 00 (zachte tarwe van hoge kwaliteit, andere dan zaaigoed), 1002 10 00, 1002 90 00, 1005 10 90, 1005 90 00, 1007 10 90 en 1007 90 00, de dagelijkse representatieve cif-invoerprijs die wordt bepaald volgens de methode van artikel 5 van die verordening.

(4)

Er dienen invoerrechten te worden vastgesteld voor de periode vanaf 1 juni 2012, die van toepassing zullen zijn tot er nogmaals nieuwe invoerrechten worden vastgesteld en in werking treden.

(5)

Omdat ervoor moet worden gezorgd dat deze maatregel zo snel mogelijk na de terbeschikkingstelling van de geactualiseerde gegevens van toepassing wordt, moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde invoerrechten in de sector granen die van toepassing zijn vanaf 1 juni 2012, worden in bijlage I bij de onderhavige verordening vastgesteld op basis van de in bijlage II vermelde elementen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 31 mei 2012.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 187 van 21.7.2010, blz. 5.


BIJLAGE I

Vanaf 1 juni 2012 geldende invoerrechten voor de in artikel 136, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde producten

GN-code

Omschrijving

Invoerrecht (1)

(EUR/t)

1001 19 00

1001 11 00

HARDE TARWE van hoge kwaliteit

0,00

van gemiddelde kwaliteit

0,00

van lage kwaliteit

0,00

ex 1001 91 20

ZACHTE TARWE, zaaigoed

0,00

ex 1001 99 00

ZACHTE TARWE van hoge kwaliteit, andere dan zaaigoed

0,00

1002 10 00

1002 90 00

ROGGE

0,00

1005 10 90

MAÏS, zaaigoed, ander dan hybriden

0,00

1005 90 00

MAÏS, andere dan zaaigoed (2)

0,00

1007 10 90

1007 90 00

GRAANSORGHO, andere dan hybriden bestemd voor zaaidoeleinden

0,00


(1)  Krachtens artikel 2, lid 4, van Verordening (EU) nr. 642/2010 komt de importeur in aanmerking voor een verlaging van de invoerrechten met:

3 EUR per ton, indien de loshaven aan de Middellandse Zee (voorbij de Straat van Gibraltar) of de Zwarte Zee ligt en het product via de Atlantische Oceaan of het Suezkanaal wordt aangevoerd,

2 EUR per ton, als de loshaven in Denemarken, Estland, Ierland, Letland, Litouwen, Polen, Finland, Zweden, het Verenigd Koninkrijk of aan de Atlantische kust van het Iberisch Schiereiland ligt en het product via de Atlantische Oceaan wordt aangevoerd.

(2)  De importeur komt in aanmerking voor een forfaitaire verlaging van het invoerrecht met 24 EUR per ton als aan de in artikel 3, van Verordening (EU) nr. 642/2010 vastgestelde voorwaarden is voldaan.


BIJLAGE II

Elementen voor de berekening van de in bijlage I vastgestelde rechten

15.5.2012-30.5.2012

1.

Gemiddelden over de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EU) nr. 642/2010 bedoelde referentieperiode:

(EUR/t)

 

Zachte tarwe (1)

Maïs

Harde tarwe van hoge kwaliteit

Harde tarwe tarwe van gemiddelde kwaliteit (2)

Harde tarwe van lage kwaliteit (3)

Beurs

Minnéapolis

Chicago

Notering

239,77

184,86

Fob-prijs VSA

234,22

224,22

204,22

Golfpremie

26,24

Grote-Merenpremie

47,85

2.

Gemiddelden over de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EU) nr. 642/2010 bedoelde referentieperiode:

Vrachtkosten: Golf van Mexico-Rotterdam:

18,32 EUR/t

Vrachtkosten: Grote Meren-Rotterdam:

53,36 EUR/t


(1)  Premie van 14 EUR per ton inbegrepen (artikel 5, lid 3, van Verordening (EU) nr. 642/2010).

(2)  Korting van 10 EUR per ton (artikel 5, lid 3, van Verordening (EU) nr. 642/2010).

(3)  Korting van 30 EUR per ton (artikel 5, lid 3, van Verordening (EU) nr. 642/2010).


BESLUITEN

1.6.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 142/35


BESLUIT ATALANTA/1/2012 VAN HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ

van 25 mei 2012

tot benoeming van de commandant van de strijdkrachten van de Europese Unie voor de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen tot het ontmoedigen, het voorkomen en bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust (Atalanta)

(2012/284/GBVB)

HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 38,

Gezien Gemeenschappelijk Optreden 2008/851/GBVB van de Raad van 10 november 2008 inzake de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen tot het ontmoedigen, het voorkomen en het bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust (Atalanta) (1), en met name artikel 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op grond van artikel 6, lid 1, van Gemeenschappelijk Optreden 2008/851/GBVB heeft de Raad het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) gemachtigd besluiten te nemen inzake de benoeming van de commandant van de EU-strijdkrachten voor de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen tot het ontmoedigen, het voorkomen en het bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust.

(2)

Het PVC heeft op 2 december 2011 Besluit Atalanta/4/2011 (2) vastgesteld, waarbij kapitein Jorge MANSO werd benoemd tot commandant van de EU-strijdkrachten.

(3)

De operationeel commandant van de Europese Unie heeft aanbevolen schout-bij-nacht/divisieadmiraal Jean-Baptiste DUPUIS te benoemen tot nieuwe commandant van de EU-strijdkrachten.

(4)

Het Militair Comité van de Europese Unie steunt deze aanbeveling.

(5)

Overeenkomstig artikel 5 van het Protocol (nr. 22) betreffende de positie van Denemarken, dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de uitwerking en de uitvoering van besluiten en acties van de Unie die gevolgen hebben op defensiegebied,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Schout-bij-nacht/divisieadmiraal Jean-Baptiste DUPUIS wordt hierbij benoemd tot commandant van de EU-strijdkrachten voor de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen tot het ontmoedigen, voorkomen en bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Het is van toepassing met ingang van 6 april 2012.

Gedaan te Brussel, 25 mei 2012.

Voor het Politiek en Veiligheidscomité

De voorzitter

O. SKOOG


(1)  PB L 301 van 12.11.2008, blz. 33.

(2)  PB L 320 van 3.12.2011, blz. 32.


1.6.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 142/36


BESLUIT 2012/285/GBVB VAN DE RAAD

van 31 mei 2012

betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van bepaalde personen, entiteiten en lichamen die de vrede, de veiligheid of de stabiliteit van de Republiek Guinee-Bissau bedreigen en tot intrekking van Besluit 2012/237/GBVB

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 3 mei 2012 Besluit 2012/237/GBVB betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van bepaalde personen, entiteiten en lichamen die de vrede, de veiligheid of de stabiliteit van de Republiek Guinee-Bissau bedreigen (1), vastgesteld.

(2)

De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties heeft op 18 mei 2012 Resolutie 2048 (2012) aangenomen, waarbij een reisverbod wordt opgelegd aan personen die pogen het herstel van de grondwettelijke orde te voorkomen of die activiteiten ontplooien die de stabiliteit in de Republiek Guinee-Bissau ondermijnen, en in het bijzonder diegenen die een leidende rol hebben gespeeld bij de staatsgreep van 12 april 2012, en die met hun activiteiten beogen de rechtsstaat te verzwakken door het primaat van het burgerlijk gezag aan te tasten en in het land straffeloosheid en instabiliteit te bevorderen.

(3)

Gelet op de ernst van de situatie in de Republiek Guinee-Bissau moeten bijkomende personen worden toegevoegd aan de lijsten van personen en entiteiten die onderworpen zijn aan de beperkende maatregelen waarin is voorzien bij Besluit 2012/237/GBVB.

(4)

Besluit 2012/237/GBVB moet derhalve worden ingetrokken en door dit besluit worden vervangen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen om binnenkomst op of doorreis via hun grondgebied te beletten van:

a)

personen die op de lijst in de bijlage bij Resolutie 2048 (2012) van de VN-Veiligheidsraad zijn geplaatst, en andere personen die door de Veiligheidsraad of het op grond van punt 9 van Resolutie 2048 (2012) van de VN-Veiligheidsraad ingestelde comité („het comité”) overeenkomstig punt 6 van Resolutie 2048 (2012) van de VN-Veiligheidsraad op een lijst zijn geplaatst, als vermeld in bijlage I;

b)

niet onder bijlage I vallende personen die activiteiten bedrijven of daaraan hun steun verlenen die de vrede, de veiligheid of de stabiliteit van de Republiek Guinee-Bissau bedreigen, en met hen geassocieerde personen, als vermeld in bijlage II.

2.   Lid 1 houdt niet in dat de lidstaten verplicht zijn hun eigen onderdanen de toegang tot hun grondgebied te ontzeggen.

3.   Lid 1, onder a), is niet van toepassing wanneer het comité vaststelt:

a)

dat de reis gerechtvaardigd is om dringende humanitaire redenen, religieuze voorschriften daaronder begrepen, of

b)

dat een vrijstelling een gunstige invloed zou hebben op de doelstellingen van vrede en nationale verzoening in de Republiek Guinee-Bissau of op stabiliteit in de regio.

4.   Lid 1, onder a), is niet van toepassing indien binnenkomst of doorreis noodzakelijk is in verband met een gerechtelijk proces.

5.   Lid 1, onder b), laat de gevallen onverlet waarin lidstaten uit hoofde van het internationale recht gebonden zijn, en wel:

a)

als gastland van een internationale intergouvernementele organisatie;

b)

als gastland van een internationale conferentie die is bijeengeroepen door, of plaatsvindt onder auspiciën van de Verenigde Naties;

c)

krachtens een multilaterale overeenkomst die voorrechten en immuniteiten verleent, of

d)

krachtens het Concordaat (Verdrag van Lateranen) van 1929, dat werd gesloten tussen de Heilige Stoel (Vaticaanstad) en Italië.

6.   Lid 5 wordt ook geacht van toepassing te zijn op gevallen waarin een lidstaat optreedt als gastland van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE).

7.   De Raad wordt naar behoren geïnformeerd over alle gevallen waarin een lidstaat krachtens lid 5 of lid 6 een vrijstelling verleent.

8.   De lidstaten kunnen vrijstellingen van de krachtens lid 1, onder b), opgelegde maatregelen verlenen voor reizen die plaatsvinden op grond van dringende humanitaire noden, of om vergaderingen van intergouvernementele instanties, met inbegrip van door de Unie geïnitieerde vergaderingen, of vergaderingen waarvoor een lidstaat als fungerend voorzitter van de OVSE als gastheer optreedt, bij te wonen wanneer een politieke dialoog wordt gevoerd waarbij de democratie, de mensenrechten en de rechtsstaat in de Republiek Guinee-Bissau rechtstreeks worden bevorderd.

9.   Een lidstaat die de in lid 8 bedoelde vrijstellingen wil verlenen, brengt zulks schriftelijk ter kennis van de Raad. De vrijstelling wordt geacht te zijn toegestaan, tenzij door één of meer leden van de Raad binnen twee werkdagen na ontvangst van de kennisgeving van de voorgestelde vrijstelling, schriftelijk bezwaar wordt gemaakt bij de Raad. Indien door één of meer leden van de Raad bezwaar wordt gemaakt, kan de Raad niettemin met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluiten de voorgestelde vrijstelling te verlenen.

10.   Wanneer een lidstaat krachtens de leden 5, 6, 8 of 9 een machtiging verleent tot binnenkomst op of doorreis via zijn grondgebied van de in bijlage II vermelde personen, dan geldt deze machtiging uitsluitend voor het doel waarvoor ze is verleend en voor de daarbij betrokken personen.

Artikel 2

1.   Alle tegoeden en economische middelen die toebehoren aan, eigendom zijn van, in bezit zijn van of onder zeggenschap staan van de natuurlijke of rechtspersonen, entiteiten of lichamen die activiteiten bedrijven, of daaraan hun steun verlenen, die de vrede, de veiligheid of de stabiliteit van de Republiek Guinee-Bissau bedreigen, alsmede van de met hen geassocieerde natuurlijke of rechtspersonen, entiteiten of lichamen, als vermeld in bijlage III, worden bevroren.

2.   Er worden geen tegoeden of economische middelen rechtstreeks of onrechtstreeks ter beschikking gesteld aan of ten behoeve van de in bijlage III genoemde natuurlijke of rechtspersonen, entiteiten of lichamen.

3.   De bevoegde autoriteit van een lidstaat kan, onder voorwaarden die zij passend acht, toestemming geven voor de vrijgave of de beschikbaarstelling van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, indien zij heeft vastgesteld dat de tegoeden of economische middelen:

a)

noodzakelijk zijn voor het dekken van uitgaven voor de basisbehoeften van de in bijlage III genoemde personen en de leden van hun gezin die van hen afhankelijk zijn, zoals betalingen voor voedsel, huur of hypotheeklasten, geneesmiddelen of geneeskundige behandelingen, belastingen, verzekeringspremies of openbare voorzieningen;

b)

uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van redelijke honoraria en de vergoeding van gemaakte kosten in verband met de verlening van juridische diensten;

c)

uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van honoraria of kosten voor het loutere houden of beheren van bevroren tegoeden en economische middelen;

d)

noodzakelijk zijn voor de betaling van buitengewone lasten, mits de bevoegde autoriteit de overige bevoegde autoriteiten en de Commissie ten minste twee weken voor zij de toestemming geeft, in kennis heeft gesteld van de redenen waarom zij meent dat specifieke toestemming moet worden gegeven.

De lidstaten stellen elkaar en de Commissie in kennis van elke toestemming die overeenkomstig dit lid is verleend.

4.   In afwijking van lid 1 kan de bevoegde autoriteit van een lidstaat toestemming geven voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de desbetreffende tegoeden of economische middelen zijn het voorwerp van een gerechtelijk, administratief of arbitraal retentierecht of vonnis dat is vastgesteld vóór de datum waarop de natuurlijke of rechtspersoon, de entiteit of het lichaam, bedoeld in lid 1, in bijlage III werd opgenomen;

b)

de tegoeden en economische middelen worden uitsluitend aangewend om te voldoen aan vorderingen die door een dergelijk retentierecht zijn gewaarborgd of door een dergelijk vonnis geldig zijn verklaard, overeenkomstig de wet- en regelgeving tot vaststelling van de rechten van de personen die titularis zijn van dergelijke vorderingen;

c)

het retentierecht of het vonnis komt niet ten goede aan een in bijlage III genoemde natuurlijke of rechtspersoon, entiteit of lichaam;

d)

de erkenning van het retentierecht of het vonnis is niet in strijd met de openbare orde van de betrokken lidstaat.

De lidstaten stellen elkaar en de Commissie in kennis van elke toestemming die overeenkomstig dit lid is verleend.

5.   Lid 2 is niet van toepassing op de bijboeking op bevroren rekeningen van:

a)

rente of andere inkomsten op die bevroren rekeningen, of

b)

betalingen die verschuldigd zijn krachtens contracten, overeenkomsten of verplichtingen die zijn gesloten of ontstaan vóór de datum waarop het bepaalde in dit besluit op deze rekeningen van toepassing werd,

waarbij met betrekking tot deze rente, andere inkomsten en betalingen lid 1 steeds van toepassing blijft.

Artikel 3

1.   De Raad wijzigt bijlage I op basis van de vaststellingen van de Veiligheidsraad of het comité.

2.   De Raad stelt op voorstel van een lidstaat of van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid de noodzakelijke wijzigingen van de lijsten in de bijlagen II en III vast.

3.   De Raad stelt de natuurlijke of rechtspersonen, entiteiten of lichamen die in de lijst in bijlage III worden opgenomen in kennis van zijn besluit en van de motivering voor plaatsing op de lijst, hetzij rechtstreeks, indien het adres bekend is, hetzij middels de bekendmaking van een kennisgeving, zodat de betrokken natuurlijke of rechtspersonen, entiteiten of lichamen daarover opmerkingen kunnen indienen.

4.   Indien er opmerkingen worden ingediend of substantieel nieuw bewijsmateriaal wordt overgelegd, toetst de Raad zijn besluit en brengt hij de betrokken natuurlijke of rechtspersonen, entiteiten of lichamen die in de lijst in bijlage III zijn opgenomen, daarvan op de hoogte.

Artikel 4

Om het effect van de in dit besluit genoemde maatregelen zo groot mogelijk te maken, moedigt de Unie derde landen aan soortgelijke beperkende maatregelen als de in dit besluit vervatte, te treffen.

Artikel 5

1.   Dit besluit wordt, met name in het licht van de toepasselijke besluiten van de Veiligheidsraad, naargelang van het geval herzien, gewijzigd of ingetrokken.

2.   De in artikel 1, lid 1, onder b), en in artikel 2 bedoelde maatregelen worden met regelmatige tussenpozen en ten minste om de 12 maanden opnieuw bezien. Zij zijn niet langer van toepassing ten aanzien van de betrokken personen of entiteiten indien de Raad overeenkomstig de in artikel 3, lid 2, bedoelde procedure vaststelt dat de voorwaarden voor de toepassing ervan niet langer vervuld zijn.

Artikel 6

Besluit 2012/237/GBVB wordt ingetrokken.

Artikel 7

Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 31 mei 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

N. WAMMEN


(1)  PB L 119 van 4.5.2012, blz. 43.


BIJLAGE I

Lijst van personen bedoeld in artikel 1, lid 1, onder a)

 

Naam

Identificatiegegevens

(geboortedatum en -plaats), paspoort/identiteitskaartnummer enz.)

Redenen voor plaatsing op de lijst

1.

Generaal António INJAI

(ook bekend als António INDJAI)

Nationaliteit: Guinee-Bissau

Geboortedatum: 20.1.1955

Geboorteplaats: Encheia, Sector de Bissorá, Região de Oio, Guinee-Bissau

Bloedverwantschap: Wasna Injai en Quiritche Cofte

Officiële functie: luitenant-generaal, chef-staf van de strijdkrachten

Paspoort: diplomatiek paspoort AAID00435

Datum van afgifte: 18.2.2010

Plaats van afgifte: Guinee-Bissau

Vervaldatum: 18.2.2013

António Injai was persoonlijk betrokken bij de planning en de leiding van de muiterij op 1 april 2010, die resulteerde in de wederrechtelijke aanhouding van de premier, Carlo Gomes Junior, en de toenmalige chef-staf van de strijdkrachten, José Zamora Induta. Tijdens de verkiezingsperiode in 2012 heeft Injai, in zijn hoedanigheid van chef-staf van de strijdkrachten, verklaringen afgelegd waarin hij dreigde de verkozen autoriteiten omver te werpen en een eind te maken aan het verkiezingsproces. António Injai was betrokken bij de operationele planning van de staatsgreep van 12 april 2012. Na deze staatsgreep is het eerste communiqué van het „militaire commando” uitgevaardigd door de algemene staf van de strijdkrachten, onder leiding van generaal Injai.

2.

Generaal-majoor Mamadu TURE (N'KRUMAH)

Nationaliteit: Guinee-Bissau

Geboortedatum: 26.4.1947

Officiële functie: adjunct-chef-staf van de strijdkrachten

Diplomatiek paspoort nr. DA0002186

Datum van afgifte: 30.3.2007

Plaats van afgifte: Guinee-Bissau

Vervaldatum: 26.8.2013

Lid van het „militaire commando” dat zich verantwoordelijk heeft verklaard voor de staatsgreep van 12 april 2012.

3.

Generaal Estêvão NA MENA

Geboortedatum: 7.3.1956

Officiële functie: inspecteur-generaal van de strijdkrachten

Lid van het „militaire commando” dat zich verantwoordelijk heeft verklaard voor de staatsgreep van 12 april 2012.

4.

Brigadier-generaal Ibraima CAMARÁ

(ook bekend als „Papa Camará”)

Nationaliteit: Guinee-Bissau

Geboortedatum: 11.5.1964

Bloedverwantschap: Suareba Camará en Sale Queita

Officiële functie: chef-staf van de luchtmacht

Diplomatiek paspoort nr. AAID00437

Datum van afgifte: 18.2.2010

Plaats van afgifte: Guinee-Bissau

Vervaldatum: 18.2.2013

Lid van het „militaire commando” dat zich verantwoordelijk heeft verklaard voor de staatsgreep van 12 april 2012.

5.

Luitenant-kolonel Daba NA WALNA

(ook bekend als „Daba Na Walna”)

Nationaliteit: Guinee-Bissau

Geboortedatum: 6.6.1966

Bloedverwantschap: Samba Naualna en In-Uasne Nanfafe

Officiële functie: woordvoerder van het „militaire commando”

Paspoort nr. SA 0000417

Datum van afgifte: 29.10.2003

Plaats van afgifte: Guinee-Bissau

Vervaldatum: 10.3.2013

Woordvoerder van het „militaire commando” dat zich verantwoordelijk heeft verklaard voor de staatsgreep van 12 april 2012.


BIJLAGE II

Lijst van personen als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b)

 

Naam

Identificatiegegevens

(geboortedatum en -plaats), paspoort/identiteitskaartnummer, enz.)

Redenen voor plaatsing op de lijst

Datum van plaatsing op de lijst

1.

Generaal Augusto MÁRIO CÓ

Officiële functie: Chef-staf van de landmacht

Lid van het "militaire commando" dat zich verantwoordelijk heeft verklaard voor de staatsgreep van 12 april 2012.

1.6.2012

2.

Generaal Saya Braia Na NHAPKA

Nationaliteit: Guinee-Bissau

Officiële functie: Hoofd van de presidentiële garde

Lid van het "militaire commando" dat zich verantwoordelijk heeft verklaard voor de staatsgreep van 12 april 2012.

1.6.2012

3.

Kolonel Tomás DJASSI

Nationaliteit: Guinee-Bissau

Geboortedatum: 18 september 1968

Officiële functie: Commandant van de nationale garde

Paspoort: AAIS00820

Datum van afgifte: 24.11.2010

Plaats van afgifte: Guinee-Bissau

Vervaldatum: 27.04.2012

Lid van het "militaire commando" dat zich verantwoordelijk heeft verklaard voor de staatsgreep van 12 april 2012. Naaste adviseur van chef-staf van de strijdkrachten António Injai

1.6.2012

4.

Kolonel Cranha DANFÁ

Nationaliteit: Guinee-Bissau

Officiële functie: Hoofd operaties van de gezamenlijke staf van de strijdkrachten

Lid van het "militaire commando" dat zich verantwoordelijk heeft verklaard voor de staatsgreep van 12 april 2012. Naaste adviseur van chef-staf van de strijdkrachten António Injai

1.6.2012

5.

Kolonel Celestino de CARVALHO

Nationaliteit: Guinee-Bissau

Geboortedatum: 14.06.1955

Bloedverwantschap: Domingos de Carvalho en Josefa Cabral

Officiële functie: President van het Nationaal Defensie-instituut

Paspoort: Diplomatiek paspoort DA0002166

Datum van afgifte: 19.02.2007

Plaats van afgifte: Guinee-Bissau

Vervaldatum: 15.04.2013

Lid van het "militaire commando" dat zich verantwoordelijk heeft verklaard voor de staatsgreep van 12 april 2012. Voormalig chef-staf van de luchtmacht; zijn aanwezigheid in de delegatie die op 26 april een ontmoeting met de Ecowas had vormt de bevestiging van zijn deelname aan het "militaire commando".

1.6.2012

6.

Kapitein (zeemacht) Sanhá CLUSSÉ

Nationaliteit: Guinee-Bissau

Geboortedatum: 28 september 1965

Bloedverwantschap: Clusse Mutcha en Dalu Imbungue

Officiële functie: Plaatsvervangende chef-staf van de zeemacht

Paspoort: SA 0000515

Datum van afgifte: 08.12.2003

Plaats van afgifte: Guinee-Bissau

Vervaldatum: 29.08.2013

Lid van het "militaire commando" dat zich verantwoordelijk heeft verklaard voor de staatsgreep van 12 april 2012. Zijn aanwezigheid in de delegatie die op 26 april een ontmoeting met de Ecowas had vormt de bevestiging van zijn deelname aan het "militaire commando".

1.6.2012

7.

Luitenant-kolonel Júlio NHATE

Nationaliteit: Guinee-Bissau

Geboortejaar: 1972

Officiële functie: Bevelhebber van het parachutistenregiment

Lid van het "militaire commando" dat zich verantwoordelijk heeft verklaard voor de staatsgreep van 12 april 2012. Lt.-kol. Júlio Nhate had de leiding van de militaire operatie ter ondersteuning van de staatsgreep van 12 april 2012.

1.6.2012

8.

Luitenant-kolonel Tchipa NA BIDON

Nationaliteit: Guinee-Bissau

Geboortedatum: 28 mei 1954

Bloedverwantschap: “Nabidom”

Officiële functie: Hoofd van de militaire inlichtingendienst

Paspoort: Diplomatiek paspoort DA0001564

Datum van afgifte: 30.11.2005

Plaats van afgifte: Guinee-Bissau

Vervaldatum: 15.05.2011

Lid van het "militaire commando" dat zich verantwoordelijk heeft verklaard voor de staatsgreep van 12 april 2012.

1.6.2012

9.

Luitenant-kolonel Tcham NA MAN (ook bekend als Namam)

Nationaliteit: Guinee-Bissau

Geboortedatum: 27 februari 1953

Bloedverwantschap: Biute Naman en Ndjade Na Noa

Officiële functie: Hoofd van het militair ziekenhuis van de strijdkrachten

Paspoort: SA0002264

Datum van afgifte: 24.07.2006

Plaats van afgifte: Guinee-Bissau

Vervaldatum: 23.07.2009

Lid van het "militaire commando" dat zich verantwoordelijk heeft verklaard voor de staatsgreep van 12 april 2012. Luitenant-kolonel Tcham Na Man is ook lid van het militaire opperbevel.

1.6.2012

10.

Majoor Samuel FERNANDES

Nationaliteit: Guinee-Bissau

Geboortedatum: 22 januari 1965

Bloedverwantschap: José Fernandes en Segunda Iamite

Officiële functie: Assistent van het hoofd operaties van de nationale garde

Paspoort: AAIS00048

Datum van afgifte: 24.03.2009

Plaats van afgifte: Guinee-Bissau

Vervaldatum: 24.03.2012

Lid van het "militaire commando" dat zich verantwoordelijk heeft verklaard voor de staatsgreep van 12 april 2012.

1.6.2012

11.

Majoor Idrissa DJALÓ

Nationaliteit: Guinee-Bissau

Geboortedatum: 6 januari 1962

Officiële functie: Protocoladviseur bij de chef-staf van de strijdkrachten

Lid van het "militaire commando" dat zich verantwoordelijk heeft verklaard voor de staatsgreep van 12 april 2012. Ondertekenaar van een van de eerste communiqués van het "militaire commando" (nr. 5, d.d. 13 april) en als dusdanig een van de eerste functionarissen die openlijk zijn lidmaatschap van dat commando heeft opgenomen. Major Djaló is ook actief in de militaire inlichtingendienst.

1.6.2012

12.

Bevelhebber (zeemacht) Bion NA TCHONGO (ook bekend als Nan Tchongo

Nationaliteit: Guinee-Bissau

Geboortedatum: 8 april 1961

Bloedverwantschap: Cunha Nan Tchongo en Bucha Natcham

Officiële functie: Hoofd van de inlichtingendienst van de zeemacht

Paspoort: Diplomatiek paspoort DA0001565

Datum van afgifte: 01.12.2005

Plaats van afgifte: Guinee-Bissau

Vervaldatum: 30.11.2008

Lid van het "militaire commando" dat zich verantwoordelijk heeft verklaard voor de staatsgreep van 12 april 2012.

1.6.2012

13.

Bevelhebber (zeemacht) Agostinho Sousa CORDEIRO

Nationaliteit: Guinee-Bissau

Geboortedatum: 28 mei 1962

Bloedverwantschap: Luis Agostinho Cordeiro en Domingas Soares

Officiële functie: Hoofd logistiek van de gezamenlijke staf van de strijdkrachten

Paspoort: SA0000883

Datum van afgifte: 14.04.2004

Plaats van afgifte: Guinee-Bissau

Vervaldatum: 15.04.2013

Lid van het "militaire commando" dat zich verantwoordelijk heeft verklaard voor de staatsgreep van 12 april 2012.

1.6.2012

14.

Kapitein Paulo SUNSAI

Nationaliteit: Guinee-Bissau

Officiële functie: Assistent van de militaire bevelhebber van de noordelijke regio

Lid van het "militaire commando" dat zich verantwoordelijk heeft verklaard voor de staatsgreep van 12 april 2012.

1.6.2012

15.

Luitenant Lassana CAMARÁ

Nationaliteit: Guinee-Bissau

Officiële functie: Hoofd financiële diensten van de strijdkrachten

Lid van het "militaire commando" dat zich verantwoordelijk heeft verklaard voor de staatsgreep van 12 april 2012. Verantwoordelijk voor het onrechtmatig gebruik van openbare middelen die toebehoren aan de Douane, het Directoraat-generaal vervoer en het Directoraat-generaal grenzen en migratie. Met die middelen wordt het "militaire commando" gefinancierd.

1.6.2012

16.

Luitenant Julio NA MAN

Nationaliteit: Guinee-Bissau

Officiële functie: Adjudant van de chef-staf van de strijdkrachten

Lid van het "militaire commando" dat zich verantwoordelijk heeft verklaard voor de staatsgreep van 12 april 2012. Lt. Na Man was actief in het operationele commando van de staatsgreep van 12 april, onder het bevel van António Injai. Hij heeft namens het "militaire commando" ook deelgenomen aan vergaderingen met politieke partijen.

1.6.2012


BIJLAGE III

Lijst van personen, entiteiten of lichamen als bedoeld in artikel 2

 

Naam

Identificatiegegevens (geboortedatum en -plaats), paspoort/identiteitskaartnummer, enz.)

Redenen voor plaatsing op de lijst

Datum van plaatsing op de lijst

1.

Generaal António INJAI (ook bekend als António INDJAI)

Nationaliteit: Guinee-Bissau

Geboortedatum: 20 januari 1955

Geboorteplaats: Encheia, Sector de Bissorá, Região de Oio, Guinee-Bissau

Bloedverwantschap: Wasna Injai en Quiritche Cofte

Officiële functie: Luitenant-generaal, chef-staf van de strijdkrachten

Paspoort: Diplomatiek paspoort AAID00435

Datum van afgifte: 18/02/2010

Plaats van afgifte: Guinee-Bissau

Vervaldatum: 18/02/2013

António Injai was persoonlijk betrokken bij de planning en de leiding van de muiterij op 1 april 2010, die resulteerde in de wederrechtelijke aanhouding van de premier, Carlo Gomes Junior, en de toenmalige chef-staf van de strijdkrachten, José Zamora Induta. Tijdens de verkiezingsperiode in 2012 heeft Injai, in zijn hoedanigheid van chef-staf van de strijdkrachten, verklaringen afgelegd waarin hij dreigde de verkozen autoriteiten omver te werpen en een eind te maken aan het verkiezingsproces. Antonio Injai was betrokken bij de operationele planning van de staatsgreep van 12 april 2012.

Na deze staatsgreep is het eerste communiqué van het "militaire commando" uitgevaardigd door de algemene staf van de strijdkrachten, onder leiding van generaal Injai.

3.5.2012

2.

Generaal-majoor Mamadu TURE (N'KRUMAH)

Nationaliteit: Guinee-Bissau

Geboortedatum: 26 april 1947

Officiële functie: Adjunct-chef-staf van de strijdkrachten.

Diplomatiek paspoort nr. DA0002186

Datum van afgifte: 30.03.2007

Plaats van afgifte: Guinee-Bissau

Vervaldatum: 26.08.2013

Lid van het "militaire commando" dat zich verantwoordelijk heeft verklaard voor de staatsgreep van 12 april 2012.

3.5.2012

3.

Generaal Estêvão NA MENA

Geboortedatum: 7 maart 1956

Officiële functie: Inspecteur-generaal van de strijdkrachten

Lid van het "militaire commando" dat zich verantwoordelijk heeft verklaard voor de staatsgreep van 12 april 2012.

3.5.2012

4.

Brigadier-generaal Ibraima CAMARA (ook bekend als "Papa Camara")

Nationaliteit: Guinee-Bissau

Geboortedatum: 11 mei 1964

Bloedverwantschap: Suareba Camara en Sale Queita

Officiële functie: Chef-staf van de luchtmacht

Diplomatiek paspoort nr. AAID00437

Datum van afgifte: 18.02.2010

Plaats van afgifte: Guinee-Bissau

Vervaldatum: 18.02.2013

Lid van het "militaire commando" dat zich verantwoordelijk heeft verklaard voor de staatsgreep van 12 april 2012.

3.5.2012

5.

Luitenant-kolonel Daba NA WALNA (ook bekend als "Daba Na Walna")

Nationaliteit: Guinee-Bissau

Geboortedatum: 6 juni 1966

Bloedverwantschap: Samba Naualna en In-Uasne Nanfafe

Officiële functie: Woordvoerder van het "militaire commando"

Paspoort nr. SA 0000417

Datum van afgifte: 29.10.2003

Plaats van afgifte: Guinee-Bissau

Vervaldatum: 10.03.2013

Woordvoerder van het "militaire commando" dat zich verantwoordelijk heeft verklaard voor de staatsgreep van 12 april 2012.

3.5.2012

6.

Generaal Augusto MÁRIO CÓ

Officiële functie: Chef-staf van de landmacht.

Lid van het "militaire commando" dat zich verantwoordelijk heeft verklaard voor de staatsgreep van 12 april 2012.

3.5.2012

7.

Generaal Saya Braia Na NHAPKA

Nationaliteit: Guinee-Bissau

Officiële functie: Hoofd van de presidentiële garde

Lid van het "militaire commando" dat zich verantwoordelijk heeft verklaard voor de staatsgreep van 12 april 2012.

1.6.2012

8.

Kolonel Tomás DJASSI

Nationaliteit: Guinee-Bissau

Geboortedatum: 18 september 1968

Officiële functie: Commandant van de nationale garde

Paspoort: AAIS00820

Datum van afgifte: 24.11.2010

Plaats van afgifte: Guinee-Bissau

Vervaldatum: 27.04.2012

Lid van het "militaire commando" dat zich verantwoordelijk heeft verklaard voor de staatsgreep van 12 april 2012. Naaste adviseur van chef-staf van de strijdkrachten António Injai

1.6.2012

9.

Kolonel Cranha DANFÁ

Nationaliteit: Guinee-Bissau

Officiële functie: Hoofd operaties van de gezamenlijke staf van de strijdkrachten

Lid van het "militaire commando" dat zich verantwoordelijk heeft verklaard voor de staatsgreep van 12 april 2012. Naaste adviseur van chef-staf van de strijdkrachten António Injai

1.6.2012

10.

Kolonel Celestino de CARVALHO

Nationaliteit: Guinee-Bissau

Geboortedatum: 14.06.1955

Bloedverwantschap: Domingos de Carvalho en Josefa Cabral

Officiële functie: President van het Nationaal Defensie-instituut

Paspoort: Diplomatiek paspoort DA0002166

Datum van afgifte: 19.02.2007

Plaats van afgifte: Guinee-Bissau

Vervaldatum: 15.04.2013

Lid van het "militaire commando" dat zich verantwoordelijk heeft verklaard voor de staatsgreep van 12 april 2012. Voormalig chef-staf van de luchtmacht; zijn aanwezigheid in de delegatie die op 26 april een ontmoeting met de Ecowas had vormt de bevestiging van zijn deelname aan het "militaire commando".

1.6.2012

11.

Kapitein (zeemacht) Sanhá CLUSSÉ

Nationaliteit: Guinee-Bissau

Geboortedatum: 28 september 1965

Bloedverwantschap: Clusse Mutcha en Dalu Imbungue

Officiële functie: Plaatsvervangende chef-staf van de zeemacht

Paspoort: SA 0000515

Datum van afgifte: 08.12.2003

Plaats van afgifte: Guinee-Bissau

Vervaldatum: 29.08.2013

Lid van het "militaire commando" dat zich verantwoordelijk heeft verklaard voor de staatsgreep van 12 april 2012. Zijn aanwezigheid in de delegatie die op 26 april een ontmoeting met de Ecowas had vormt de bevestiging van zijn deelname aan het "militiare commando".

1.6.2012

12.

Luitenant-kolonel Júlio NHATE

Nationaliteit: Guinee-Bissau

Geboortejaar:1972

Officiële functie: Bevelhebber van het parachutistenregiment

Lid van het "militaire commando" dat zich verantwoordelijk heeft verklaard voor de staatsgreep van 12 april 2012. Lt.-kol. Júlio Nhate had de leiding van de militaire operatie ter ondersteuning van de staatsgreep van 12 april 2012.

1.6.2012

13.

Luitenant-kolonel Tchipa NA BIDON

Nationaliteit: Guinee-Bissau

Geboortedatum: 28 mei 1954

Bloedverwantschap: “Nabidom”

Officiële functie: Hoofd van de militaire inlichtingendienst

Paspoort: Diplomatiek paspoort DA0001564

Datum van afgifte: 30.11.2005

Plaats van afgifte: Guinee-Bissau

Vervaldatum: 15.05.2011

Lid van het "militaire commando" dat zich verantwoordelijk heeft verklaard voor de staatsgreep van 12 april 2012.

1.6.2012

14.

Luitenant-kolonel Tcham NA MAN (ook bekend als Namam)

Nationaliteit: Guinee-Bissau

Geboortedatum: 27 februari 1953

Bloedverwantschap: Biute Naman en Ndjade Na Noa

Officiële functie: Hoofd van het militair ziekenhuis van de strijdkrachten

Paspoort: SA0002264

Datum van afgifte: 24.07.2006

Plaats van afgifte: Guinee-Bissau

Vervaldatum: 23.07.2009

Lid van het "militaire commando" dat zich verantwoordelijk heeft verklaard voor de staatsgreep van 12 april 2012. Luitenant-kolonel Tcham Na Man is ook lid van het militaire opperbevel.

1.6.2012

15.

Majoor Samuel FERNANDES

Nationaliteit: Guinee-Bissau

Geboortedatum: 22 januari 1965

Bloedverwantschap: José Fernandes en Segunda Iamite

Officiële functie: Assistent van het hoofd operaties van de Nationale Garde

Paspoort: AAIS00048

Datum van afgifte: 24.03.2009

Plaats van afgifte: Guinee-Bissau

Vervaldatum: 24.03.2012

Lid van het "militaire commando" dat zich verantwoordelijk heeft verklaard voor de staatsgreep van 12 april 2012.

1.6.2012

16.

Majoor Idrissa DJALÓ

Nationaliteit: Guinee-Bissau

Geboortedatum: 6 januari 1962

Officiële functie: Protocoladviseur bij de chef-staf van de strijdkrachten

Lid van het "militaire commando" dat zich verantwoordelijk heeft verklaard voor de staatsgreep van 12 april 2012. Ondertekenaar van een van de eerste communiqués van het "militaire commando" (nr. 5, d.d. 13 april) en als dusdanig een van de eerste functionarissen die openlijk zijn lidmaatschap van dat commando heeft opgenomen. Major Djaló is ook actief in de militaire inlichtingendienst.

1.6.2012

17.

Bevelhebber (zeemacht) Bion NA TCHONGO (ook bekend als Nan Tchongo)

Nationaliteit: Guinee-Bissau

Geboortedatum: 8 april 1961

Bloedverwantschap: Cunha Nan Tchongo en Bucha Natcham

Officiële functie: Hoofd van de inlichtingendienst van de zeemacht

Paspoort: Diplomatiek paspoort DA0001565

Datum van afgifte: 01.12.2005

Plaats van afgifte: Guinee-Bissau

Vervaldatum: 30.11.2008

Lid van het "militaire commando" dat zich verantwoordelijk heeft verklaard voor de staatsgreep van 12 april 2012.

1.6.2012

18.

Bevelhebber (zeemacht) Agostinho Sousa CORDEIRO

Nationaliteit: Guinee-Bissau

Geboortedatum: 28 mei 1962

Bloedverwantschap: Luis Agostinho Cordeiro en Domingas Soares

Officiële functie: Hoofd logistiek van de gezamenlijke staf van de strijdkrachten

Paspoort: SA0000883

Datum van afgifte: 14.04.2004

Plaats van afgifte: Guinee-Bissau

Vervaldatum: 15.04.2013

Lid van het "militaire commando" dat zich verantwoordelijk heeft verklaard voor de staatsgreep van 12 april 2012.

1.6.2012

19.

Kapitein Paulo SUNSAI

Nationaliteit: Guinee-Bissau

Officiële functie: Assistent van de militaire bevelhebber van de noordelijke regio

Lid van het "militaire commando" dat zich verantwoordelijk heeft verklaard voor de staatsgreep van 12 april 2012.

1.6.2012

20.

Luitenant Lassana CAMARÁ

Nationaliteit: Guinee-Bissau

Officiële functie: Hoofd financiële diensten van de strijdkrachten

Lid van het "militaire commando" dat zich verantwoordelijk heeft verklaard voor de staatsgreep van 12 april 2012. Verantwoordelijk voor het onrechtmatig gebruik van openbare middelen die toebehoren aan de Douane, het Directoraat-generaal vervoer en het Directoraat-generaal grenzen en migratie. Met die middelen wordt het "militaire commando" gefinancierd.

1.6.2012

21.

Luitenant Julio NA MAN

Nationaliteit: Guinee-Bissau

Officiële functie: Adjudant van de chef-staf van de strijdkrachten

Lid van het "militaire commando" dat zich verantwoordelijk heeft verklaard voor de staatsgreep van 12 april 2012. Lt. Na Man was actief in het operationele commando van de staatsgreep van 12 april, onder het bevel van António Injai. Hij heeft namens het "militaire commando" ook deelgenomen aan vergaderingen met politieke partijen.

1.6.2012


1.6.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 142/47


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 31 mei 2012

tot oprichting van een Groep van deskundigen inzake beveiliging van het vervoer over land

(2012/286/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 90 van het Verdrag is bepaald dat de doelstellingen van de Verdragen inzake vervoer, waaronder met name de beveiliging van vervoer, worden nagestreefd in het kader van een gemeenschappelijk vervoerbeleid.

(2)

Bijlage I, punt 1.3, van het witboek „Stappenplan voor een interne Europese vervoersruimte — Werken aan een concurrerend en zuinig vervoerssysteem” (1) voorziet in de oprichting van een permanente groep voor de beveiliging van het vervoer over land.

(3)

Derhalve moet een werkgroep van deskundigen inzake de beveiliging van het vervoer over land worden opgericht en moeten de taken en de structuur daarvan worden vastgesteld.

(4)

De groep dient de Commissie bij te staan bij het uitstippelen en ten uitvoer leggen van de acties van de Europese Unie met het oog op de ontwikkeling van een beleid inzake de beveiliging van het vervoer over land en dient de voortdurende uitwisseling van relevante ervaringen, beleidsmaatregelen en praktijken tussen de lidstaten en tussen de verschillende belanghebbende actoren te bevorderen.

(5)

De groep wordt samengesteld uit de bevoegde autoriteiten van de lidstaten. Zij wijzen deskundigen aan uit de publieke instanties die bevoegd zijn voor het beveiligings- en toezichtsbeleid.

(6)

Er moeten voorschriften inzake de openbaarmaking van informatie door de leden van de groep worden vastgesteld.

(7)

Persoonsgegevens over leden van de groep dienen te worden verwerkt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (2),

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Voorwerp

Er wordt een Groep van deskundigen inzake de beveiliging van vervoer opgericht (hierna „de groep” genoemd).

Artikel 2

Taken

1.   De groep dient de Commissie bij te staan bij het uitstippelen en ten uitvoer leggen van de acties van de Europese Unie met het oog op de ontwikkeling van een beleid inzake de beveiliging van het vervoer over land en dient de voortdurende uitwisseling van relevante ervaringen, beleidsmaatregelen en praktijken tussen de lidstaten en tussen de verschillende belanghebbende actoren te bevorderen.

2.   Met het oog op de verwezenlijking van de in lid 1 bedoelde doelstellingen:

ondersteunt de groep de Commissie bij de ontwikkeling van instrumenten voor de follow-up, de beoordeling en de verspreiding van de resultaten van de door de Unie genomen maatregelen voor de beveiliging van het vervoer over land;

ondersteunt de groep de tenuitvoerlegging van de actieprogramma’s van de Unie op dit gebied, in het bijzonder door de resultaten te analyseren en voorstellen tot verbetering te formuleren;

bevordert de groep de uitwisseling van informatie over de op alle niveaus genomen maatregelen voor een betere beveiliging van het vervoer over land en doet hij in voorkomend geval voorstellen voor acties op EU-niveau;

stelt de groep adviezen of verslagen op ten behoeve van de Commissie, hetzij op verzoek van de Commissie, hetzij op eigen initiatief, over alle kwesties die relevant zijn voor een betere beveiliging van het vervoer over land in de Unie.

Artikel 3

Raadpleging

De Commissie kan de groep raadplegen over elk onderwerp in verband met de beveiliging van het vervoer over land.

Artikel 4

Lidmaatschap

1.   De leden zijn de bevoegde instanties van de lidstaten. Zij wijzen twee vertegenwoordigers aan:

a)

één vertegenwoordiger per lidstaat van de voor het vervoer over land bevoegde ministeries of overheidsinstanties;

b)

één vertegenwoordiger per lidstaat van de voor het beveiligings- of toezichtsbeleid bevoegde ministeries of overheidsinstanties.

2.   De vertegenwoordigers van de Commissie kunnen de status van waarnemer verlenen aan individuele personen of Europese vertegenwoordigers van internationale en brancheorganisaties die actief zijn op het gebied van de beveiliging van het vervoer over land, of er de directe impact van ondervinden, dan wel vertegenwoordigers van gebruikersverenigingen uitnodigen om aan de werkzaamheden van de groep deel te nemen.

3.   De namen van de in lid 1, onder a) en b), bedoelde personen worden bekendgemaakt in het register van deskundigengroepen en andere soortgelijke entiteiten van de Commissie („het register”). De namen van de vertegenwoordigers van de lidstaten kunnen in het register worden bekendgemaakt. De namen van de in lid 2 bedoelde personen en organisaties worden bekendgemaakt in het register met vermelding van de belangen die zij vertegenwoordigen (3).

4.   Persoonsgegevens worden verzameld, verwerkt en bekendgemaakt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001.

Artikel 5

Werking

1.   De groep wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie.

2.   Met instemming van de Commissie kan de groep werkgroepen oprichten om specifieke kwesties te behandelen op basis van een door de groep opgesteld mandaat. Die werkgroepen worden ontbonden zodra zij hun mandaat hebben uitgevoerd.

3.   De Commissie kan eenieder die een bijzondere deskundigheid bezit met betrekking tot een op de agenda geplaatst onderwerp, op ad-hocbasis uitnodigen om aan de werkzaamheden van de groep deel te nemen. Gastdeskundigen nemen alleen deel aan de werkzaamheden over het onderwerp waarvoor zij zijn uitgenodigd.

4.   Voor de voorbereiding van zijn adviezen kan de groep één van de vertegenwoordigers van de lidstaten aanwijzen als rapporteur die belast is met de opstelling van een rapport.

5.   De groep vergadert op uitnodiging van de Commissie, normaal gezien in de gebouwen van de Commissie. Hij komt ten minste tweemaal per jaar bijeen. De diensten van de Commissie verzorgen het secretariaat. Andere betrokken ambtenaren van de Commissie mogen vergaderingen van deze groep of werkgroepen bijwonen.

6.   De beraadslagingen van de groep hebben betrekking op de door de Commissie opgestelde verzoeken om advies en op de adviezen die de groep op eigen initiatief uitbrengt. Over de adviezen wordt niet gestemd.

7.   De Commissie publiceert alle relevante documenten in een register of, via een link naar het register, op een specifieke website. Er kunnen uitzonderingen op de bekendmaking worden gemaakt wanneer de openbaarmaking ervan de bescherming van het openbaar belang zou ondermijnen of de persoonlijke levenssfeer zou schaden als bedoeld in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (4).

8.   Leden van de groep en hun vertegenwoordigers, alsook gastdeskundigen en waarnemers, dienen te voldoen aan de bij de verdragen en de uitvoeringsregels ervan vastgestelde verplichtingen tot geheimhouding, alsook aan de veiligheidsvoorschriften van de Commissie betreffende de bescherming van gerubriceerde EU-informatie die zijn neergelegd in de bijlage bij Besluit 2001/844/EG, EGKS, Euratom van de Commissie van 29 november 2001 tot wijziging van haar reglement van orde (5). Bij niet-nakoming van die verplichtingen mag de Commissie alle passende maatregelen nemen.

Artikel 6

Kosten van vergaderingen en financiële gevolgen

1.   Deelnemers aan de werkzaamheden van de groep ontvangen geen bezoldiging voor de diensten die zij verrichten.

2.   De reis- en verblijfkosten van de vertegenwoordigers van de leden voor de werkzaamheden van de groep worden door de Commissie vergoed overeenkomstig de desbetreffende voorschriften van de Commissie. Reis- en verblijfskosten van in het kader van de werkzaamheden van de groep uitgenodigde waarnemers en deskundigen worden eveneens vergoed.

3.   Die kosten worden vergoed binnen de grenzen van de beschikbare kredieten die volgens de jaarlijkse procedure voor de toewijzing van middelen worden toegekend.

Artikel 7

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 31 mei 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  COM(2011) 144 definitief.

(2)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

(3)  Leden die niet willen dat hun naam wordt bekendgemaakt, kunnen om een afwijking van deze regel verzoeken. Het verzoek om de naam van een lid van een deskundigengroep niet bekend te maken, is gerechtvaardigd wanneer de publicatie ervan zijn of haar veiligheid of integriteit in gevaar zou kunnen brengen of zijn of haar privacy onnodig zou kunnen schaden.

(4)  PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43.

(5)  PB L 317 van 3.12.2001, blz. 1.


  翻译: