ISSN 1977-0758 doi:10.3000/19770758.L_2013.118.nld |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 118 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
56e jaargang |
Inhoud |
|
II Niet-wetgevingshandelingen |
Bladzijde |
|
|
INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN |
|
|
|
2013/206/EU |
|
|
* |
||
|
|
2013/207/EU |
|
|
* |
||
|
|
VERORDENINGEN |
|
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 394/2013 van de Commissie van 29 april 2013 tot wijziging van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 betreffende farmacologisch werkzame stoffen en de indeling daarvan op basis van maximumwaarden voor residuen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, wat de stof monepantel betreft ( 1 ) |
|
|
|
||
|
|
BESLUITEN |
|
|
|
2013/208/EU |
|
|
* |
||
|
|
2013/209/EU |
|
|
* |
||
|
|
2013/210/EU |
|
|
* |
||
|
|
2013/211/EU |
|
|
* |
||
|
|
RICHTSNOEREN |
|
|
|
2013/212/EU |
|
|
* |
|
|
III Andere handelingen |
|
|
|
EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE |
|
|
* |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN
30.4.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 118/1 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 22 april 2013
over het door de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt inzake een wijziging van bijlage XXI (Statistiek) bij de EER-overeenkomst
(2013/206/EU)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 338, lid 1, in samenhang met artikel 218, lid 9,
Gezien Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad van 28 november 1994 houdende bepaalde wijzen van toepassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (1), en met name artikel 1, lid 3,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (2) („de EER-overeenkomst”) is op 1 januari 1994 in werking getreden. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 98 van de EER-overeenkomst kan bijlage XXI bij die overeenkomst bij besluit van het Gemengd Comité van de EER worden gewijzigd. |
(3) |
Bijlage XXI bij de EER-overeenkomst bevat specifieke bepalingen en regelingen inzake statistiek. |
(4) |
Verordening (EU) nr. 555/2012 van de Commissie van 22 juni 2012 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 184/2005 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de communautaire statistiek inzake de betalingsbalans, de internationale handel in diensten en buitenlandse directe investeringen, wat de bijwerking van de gegevensvereisten en de definities betreft (3), moet in de EER-overeenkomst worden opgenomen, met bepaalde aanpassingen voor Noorwegen, IJsland en Liechtenstein. |
(5) |
Bijlage XXI bij de EER-overeenkomst moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(6) |
Het standpunt van de Unie in het Gemengd Comité van de EER moet worden gebaseerd op het in de bijlage opgenomen ontwerpbesluit, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over de voorgestelde wijziging van bijlage XXI (Statistiek) bij de EER-overeenkomst is gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit van het Gemengd Comité van de EER.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Luxemburg, 22 april 2013.
Voor de Raad
De voorzitter
E. GILMORE
(1) PB L 305 van 30.11.1994, blz. 6.
(2) PB L 1 van 3.1.1994, blz. 3.
(3) PB L 166 van 27.6.2012, blz. 22.
ONTWERP
BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. …/2013
van
tot wijziging van bijlage XXI (Statistiek) bij de EER-overeenkomst
HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,
Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte („de EER-overeenkomst”) en met name artikel 98,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EU) nr. 555/2012 van de Commissie van 22 juni 2012 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 184/2005 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de communautaire statistiek inzake de betalingsbalans, de internationale handel in diensten en buitenlandse directe investeringen, wat de bijwerking van de gegevensvereisten en de definities (1) betreft, moet in de EER-overeenkomst worden opgenomen. |
(2) |
Bijlage XXI bij de EER-overeenkomst dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
In bijlage XXI bij de EER-overeenkomst wordt punt 19s (Verordening (EG) nr. 184/2005 van het Europees Parlement en de Raad) als volgt gewijzigd:
1. |
Het volgende streepje wordt toegevoegd:
|
2. |
De tekst van de aanpassing luidt als volgt:
|
Artikel 2
De in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken teksten in de IJslandse en de Noorse taal van Verordening (EU) nr. 555/2012 zijn authentiek.
Artikel 3
Dit besluit treedt in werking op …, op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de EER-overeenkomst bedoelde kennisgevingen hebben plaatsgevonden (2).
Artikel 4
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel,
Voor het Gemengd Comité van de EER
De voorzitter
De secretarissen van het Gemengd Comité van de EER
(1) PB L 166 van 27.6.2012, blz. 22.
(2) [Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.] [Grondwettelijke vereisten aangegeven.]
30.4.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 118/3 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 22 april 2013
betreffende het namens de Europese Unie in te nemen standpunt in het Gemengd Comité van de EER met betrekking tot een wijziging van Protocol nr. 31 bij de EER-overeenkomst betreffende samenwerking op specifieke gebieden buiten de vier vrijheden
(2013/207/EU)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 46 en 48, in samenhang met artikel 218, lid 9,
Gezien Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad van 28 november 1994 houdende bepaalde wijzen van toepassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (1), en met name artikel 1, lid 3,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (2) („de EER-overeenkomst”) is op 1 januari 1994 in werking getreden. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 98 van de EER-overeenkomst kan Protocol nr. 31 bij die overeenkomst bij besluit van het Gemengd Comité van de EER worden gewijzigd. |
(3) |
Protocol nr. 31 bij de EER-overeenkomst bevat specifieke bepalingen en regelingen betreffende de samenwerking op specifieke gebieden buiten de vier vrijheden. |
(4) |
Het is passend de samenwerking tussen de partijen bij de EER-overeenkomst uit te breiden met de maatregelen die worden gefinancierd uit de begrotingsonderdelen 04 01 04 08 en 04 03 05 voor het begrotingsjaar 2013. |
(5) |
Protocol nr. 31 bij de EER-overeenkomst moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(6) |
Het standpunt van de Unie in het Gemengd Comité van de EER moet worden gebaseerd op het in de bijlage opgenomen ontwerpbesluit, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over de voorgestelde wijziging van Protocol nr. 31 bij de EER-overeenkomst betreffende samenwerking op specifieke gebieden buiten de vier vrijheden is gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit van het Gemengd Comité van de EER.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Luxemburg, 22 april 2013.
Voor de Raad
De voorzitter
E. GILMORE
(1) PB L 305 van 30.11.1994, blz. 6.
(2) PB L 1 van 3.1.1994, blz. 3.
ONTWERP
BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. …/2013
van
tot wijziging van Protocol 31 bij de EER-overeenkomst betreffende samenwerking op specifieke gebieden buiten de vier vrijheden
HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,
Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (de „EER-overeenkomst”), en met name de artikelen 86 en 98,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Het is passend de samenwerking tussen de partijen bij de EER-overeenkomst uit te breiden tot samenwerking inzake het vrije verkeer van werknemers, de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels en maatregelen ten behoeve van migranten, met inbegrip van migranten uit derde landen. |
(2) |
Protocol 31 bij de Overeenkomst moet derhalve worden gewijzigd om deze uitgebreide samenwerking met ingang van 1 januari 2013 mogelijk te maken, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De leden 5 en 12 van artikel 5 van Protocol 31 bij de Overeenkomst worden als volgt gewijzigd:
De woorden „het begrotingsjaar 2012” worden vervangen door „de begrotingsjaren 2012 en 2013”.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de laatste kennisgeving zoals bedoeld in artikel 103, lid 1, van de EER-overeenkomst (1).
Het is van toepassing met ingang van 1 januari 2013.
Artikel 3
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel,
Voor het Gemengd Comité van de EER
De voorzitter
De secretarissen van het Gemengd Comité van de EER
(1) [Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.] [Grondwettelijke vereisten aangegeven.]
VERORDENINGEN
30.4.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 118/5 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 392/2013 VAN DE COMMISSIE
van 29 april 2013
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 889/2008, wat het controlesysteem voor de biologische productie betreft
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (1), en met name artikel 33, leden 2 en 3, en artikel 38, onder c) en d),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens artikel 28, lid 1, van Verordening (EG) nr. 834/2007 moeten marktdeelnemers die overeenkomstig de in die verordening vastgestelde productieregels geproduceerde producten produceren, verwerken, opslaan, in de handel brengen, invoeren of uitvoeren, hun onderneming onderwerpen aan het in artikel 27 van die verordening bedoelde controlesysteem. De bepalingen voor de toepassing van dat controlesysteem zijn vastgesteld in titel IV van Verordening (EG) nr. 889/2008 van de Commissie van 5 september 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten, wat de biologische productie, de etikettering en de controle betreft (2). |
(2) |
In het kader van dat controlesysteem moeten de marktdeelnemers hun onderneming, met opgave van informatie over het ter zake relevante controleorgaan, melden aan de bevoegde autoriteit en moeten zij een verklaring ondertekenen waarin staat dat zij handelen overeenkomstig de voorschriften voor de biologische productie en in het kader daarvan aanvaarden dat in geval van inbreuken en onregelmatigheden maatregelen worden afgedwongen. |
(3) |
Krachtens artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 834/2007 moet informatie over onregelmatigheden of inbreuken die van invloed zijn op de biologische status van een product, worden gemeld. Om de doeltreffendheid te versterken, moeten de marktdeelnemers hun controlerende autoriteiten of controleorganen in kennis stellen van onregelmatigheden of inbreuken die van invloed zijn op de biologische status van hun product, met inbegrip van biologische producten die zij van andere marktdeelnemers ontvangen. |
(4) |
Om rekening te houden met de ervaring op het gebied van de tenuitvoerlegging van het controlesysteem en met de belangen van de biologische sector, dient te worden bepaald welk minimumaantal monsters de controlerende autoriteiten of de controleorganen jaarlijks moeten nemen en analyseren op basis van de algemene evaluatie van het risico van niet-naleving van de voorschriften voor de biologische productie. Vermoeden de controlerende autoriteiten of de controleorganen dat gebruik wordt gemaakt van producten die niet voor de biologische productie zijn toegestaan, dan moeten zij monsters van de betrokken producten nemen en analyseren. In dergelijke gevallen mag geen minimumgrens gelden voor het aantal monsters. De controlerende autoriteiten of de controleorganen mogen ook in andere gevallen monsters nemen om gevallen van niet-naleving van de biologische voorschriften van de EU op te sporen. |
(5) |
Om rekening te houden met de ervaring op het gebied van de tenuitvoerlegging van het controlesysteem en met de belangen van de biologische sector, moet worden vastgesteld dat ter zake relevante informatie wordt verstrekt wanneer marktdeelnemers of hun subcontractanten door verschillende controlerende autoriteiten of controleorganen worden gecontroleerd of wanneer marktdeelnemers of hun contractanten van controlerende autoriteit of controleorgaan veranderen. Met het oog op het beheer van het controlesysteem moet een adequate uitwisseling van informatie en verstrekking van de controledossiers over deze marktdeelnemers mogelijk worden gemaakt zonder dat daarbij afbreuk wordt gedaan aan de voorschriften op het gebied van de bescherming van persoonsgegevens die zijn vastgesteld bij Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (3). De marktdeelnemers moeten accepteren dat hun gegevens en alle informatie aangaande hun activiteiten in het kader van het controlesysteem worden verstrekt en uitgewisseld. |
(6) |
Om de uniforme toepassing van het controlesysteem te garanderen en dubbelzinnigheid te voorkomen, moet in Verordening (EG) nr. 889/2008 een definitie van „controledossier” worden vastgesteld. |
(7) |
In artikel 29, lid 3, van Verordening (EG) nr. 834/2007 wordt elektronische certificering genoemd in verband met het model van een bewijsstuk. Verduidelijkt moet worden dat wanneer gebruik wordt gemaakt van elektronische certificering, het bewijsstuk niet hoeft te worden ondertekend indien de authenticiteit van het bewijsstuk op een andere manier wordt aangetoond aan de hand van een niet-manipuleerbare elektronische methode. |
(8) |
Uit de ervaring blijkt dat duidelijkheid moet worden verschaft over de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten in gevallen waarin een lidstaat onregelmatigheden of inbreuken constateert met betrekking tot de conformiteit van producten die worden ingevoerd overeenkomstig artikel 33, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 834/2007 of artikel 19 van Verordening (EG) nr. 1235/2008 van de Commissie van 8 december 2008 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad wat de regeling voor de invoer van biologische producten uit derde landen betreft (4). |
(9) |
Bovendien moet de procedure voor de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten bij onregelmatigheden en inbreuken worden verduidelijkt, met inachtneming van de beste praktijken die sinds 2009 zijn vastgesteld. |
(10) |
Met het oog op de samenhang met artikel 33, lid 1, van Verordening (EU) nr. 65/2011 van de Commissie van 27 januari 2011 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad met betrekking tot de toepassing van controleprocedures en van de randvoorwaarden in het kader van de steunmaatregelen voor plattelandsontwikkeling (5), moet worden verduidelijkt dat de lidstaten ervoor moeten zorgen dat de betaalorganen voldoende informatie over niet door hen verrichte controles ontvangen. |
(11) |
Krachtens artikel 44, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad (6) moeten de lidstaten jaarlijks verslag uitbrengen over wijzigingen die in de meerjarige nationale controleplannen zijn aangebracht om rekening te houden met, onder meer, nieuwe wettelijke bepalingen. De Commissie dient te beschikken over de nodige gegevens en informatie over het toezicht dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaten op de biologische productie uitoefenen. Daarom moet van de lidstaten worden geëist dat zij hun nationale controleplan zo wijzigen dat het toezicht erin in aanmerking wordt genomen en zowel die wijzigingen als de specifieke gegevens over dat toezicht („biologische gegevens” genoemd) opgeven in het in artikel 44 van Verordening (EG) nr. 882/2004 bedoelde jaarverslag. De lidstaten moeten de mogelijkheid krijgen om deze biologische gegevens als afzonderlijk hoofdstuk in het nationale controleplan en in het jaarverslag op te nemen. |
(12) |
Naast de controleverplichtingen die zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 882/2004, zijn nadere bepalingen inzake controles in de biologische sector van toepassing uit hoofde van titel V van Verordening (EG) nr. 834/2007 en Verordening (EG) nr. 889/2008. Bovendien bevat Verordening (EG) nr. 834/2007 specifiekere vereisten en verplichtingen voor controleorganen — die particuliere organen zijn — waaraan de bevoegde autoriteiten de uitvoering van de controletaken hebben gedelegeerd. |
(13) |
Uit de ervaring is gebleken dat de specifieke bepalingen over de controles van de biologische productie nader moeten worden omschreven, met name ter versterking van het toezicht van de bevoegde autoriteiten op de controleorganen waaraan controletaken zijn gedelegeerd. Deze bepalingen moeten als uniforme minimumvoorschriften worden opgenomen in het overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EG) nr. 834/2007 opgezette controlesysteem van de lidstaten. |
(14) |
De bevoegde autoriteiten van de lidstaten moeten beschikken over schriftelijk vastgelegde procedures voor de delegatie van taken aan controleorganen en dienen toezicht op deze controleorganen uit te oefenen teneinde te garanderen dat de regelgevingsvoorschriften in acht worden genomen. |
(15) |
De wijze waarop in de lidstaten, tussen de lidstaten en tussen de lidstaten en de Commissie informatie over het door de bevoegde autoriteiten uitgeoefende toezicht wordt uitgewisseld, moet worden verbeterd en er moeten uniforme minimumvoorschriften worden vastgesteld. |
(16) |
Verordening (EG) nr. 889/2008 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(17) |
Met het oog op de doeltreffendheid van de controleregelingen moeten de bij de onderhavige verordening toegevoegde aanvullende elementen die moeten vallen onder de verbintenis in de door de marktdeelnemer te ondertekenen verklaring als bedoeld in artikel 63, lid 2, van Verordening (EG) nr. 889/2008, tevens van toepassing zijn op marktdeelnemers die deze verklaring vóór de datum van toepassing van de onderhavige verordening hebben ondertekend. |
(18) |
Om een vlotte overgang van het huidige naar het gewijzigde controlesysteem te garanderen, dient deze verordening met ingang van 1 januari 2014 van toepassing te zijn. |
(19) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Regelgevend Comité voor biologische productie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijziging van Verordening (EG) nr. 889/2008
Verordening (EG) nr. 889/2008 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Aan artikel 2 wordt het volgende punt s) toegevoegd: „s) „controledossier”: alle informatie en documentatie die met het oog op de toepassing van het controlesysteem aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat of aan de controlerende autoriteiten en controleorganen wordt verstrekt door een aan het in artikel 28 van Verordening (EG) nr. 834/2007 bedoelde controlesysteem onderworpen marktdeelnemer, met inbegrip van alle op die marktdeelnemer of de activiteiten van die marktdeelnemer betrekking hebbende relevante informatie en documentatie die in handen is van de bevoegde autoriteiten, controlerende autoriteiten en controleorganen, met uitzondering van informatie of documentatie die niet relevant is voor de werking van het controlesysteem.”. |
2) |
In de eerste alinea van artikel 63, lid 2, worden de volgende punten d) tot en met h) toegevoegd:
|
3) |
Artikel 65, lid 2, wordt vervangen door: „2. De controlerende autoriteit of het controleorgaan neemt en analyseert monsters voor de detectie van niet voor de biologische productie toegestane producten, voor de controle van productietechnieken die niet in overeenstemming zijn met de voorschriften, of voor de detectie van eventuele contaminatie met niet voor de biologische productie toegestane producten. De controlerende autoriteit of het controleorgaan moet jaarlijks voor ten minste 5 % van het aantal marktdeelnemers onder haar/zijn controle monsters nemen en analyseren. De selectie van de marktdeelnemers bij wie monsters moeten worden genomen, wordt gebaseerd op de algemene evaluatie van het risico’s van niet-naleving van de voorschriften voor de biologische productie. In deze algemene evaluatie worden alle stadia van de productie, bereiding en distributie in aanmerking genomen. De controlerende autoriteit of het controleorgaan neemt en analyseert monsters telkens wanneer wordt vermoed dat niet voor de biologische productie toegestane producten of technieken zijn gebruikt. In deze gevallen geldt geen minimumgrens voor het aantal monsters dat moet worden genomen en geanalyseerd. De controlerende autoriteit of het controleorgaan kan ook in andere gevallen monsters nemen en analyseren met het oog op het opsporen van niet voor de biologische productie toegestane producten, het controleren van productietechnieken die niet in overeenstemming zijn met de voorschriften voor de biologische productie, of het opsporen van eventuele contaminatie met niet voor de biologische productie toegestane producten.”. |
4) |
Aan artikel 68, lid 1, wordt de volgende alinea toegevoegd: „Wanneer gebruik wordt gemaakt van elektronische certificering als bedoeld in artikel 29, lid 3, van Verordening (EG) nr. 834/2007, hoeft in vak 8 van het bewijsstuk geen handtekening te worden opgegeven indien op een andere manier aan de hand van een niet manipuleerbare elektronische methode wordt aangetoond dat het bewijsstuk authentiek is.”. |
5) |
De artikelen 92 en 92 bis worden vervangen door: „Artikel 92 Informatie-uitwisseling tussen controlerende autoriteiten, controleorganen en bevoegde autoriteiten 1. Wanneer marktdeelnemers en/of hun subcontractanten door verschillende controlerende autoriteiten of controleorganen worden gecontroleerd, wisselen die controlerende autoriteiten of controleorganen de ter zake relevante informatie over de onder hun controle verrichte handelingen uit. 2. Wanneer marktdeelnemers en/of hun subcontractanten van controlerende autoriteit of controleorgaan veranderen, melden de betrokken controlerende autoriteiten of controleorganen dit onmiddellijk aan de bevoegde autoriteit. De oude controlerende autoriteit of het oude controleorgaan draagt de relevante elementen van het controledossier van de betrokken marktdeelnemer en de in artikel 63, lid 2, tweede alinea, bedoelde verslagen over aan de nieuwe controlerende autoriteit of het nieuwe controleorgaan. De nieuwe controlerende autoriteit of het nieuwe controleorgaan vergewist zich ervan dat gevallen van niet-conformiteit die in het verslag van de oude controlerende autoriteit of het oude controleorgaan zijn genoteerd, door de marktdeelnemer zijn of worden opgelost. 3. Wanneer een marktdeelnemer zich uit het controlesysteem terugtrekt, meldt de controlerende autoriteit of het controleorgaan van die marktdeelnemer dat onmiddellijk aan de bevoegde autoriteit. 4. Controlerende autoriteiten of controleorganen die onregelmatigheden of inbreuken constateren die van invloed zijn op de biologische status van producten, melden dit onmiddellijk aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat die deze autoriteiten of organen heeft aangewezen of erkend overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EG) nr. 834/2007. Die bevoegde autoriteit kan op eigen initiatief ook andere informatie over onregelmatigheden of inbreuken opvragen. Worden onregelmatigheden of inbreuken geconstateerd met betrekking tot producten die onder de controle van andere controlerende autoriteiten of controleorganen vallen, dan stellen zij ook die autoriteiten of organen onmiddellijk daarvan in kennis. 5. De lidstaten nemen adequate maatregelen en stellen schriftelijk vastgelegde procedures vast om de uitwisseling van informatie mogelijk te maken tussen alle door hen overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EG) nr. 834/2007 aangewezen, respectievelijk erkende controlerende autoriteiten en/of controleorganen, met inbegrip van procedures voor informatie-uitwisseling met het oog op de verificatie van het in artikel 29, lid 1, van die verordening bedoelde bewijsstuk. 6. De lidstaten nemen adequate maatregelen en stellen schriftelijk vastgelegde procedures vast om ervoor te zorgen dat informatie over de resultaten van de in artikel 65 van de onderhavige verordening bedoelde inspecties en bezoeken, aan het betaalorgaan wordt meegedeeld overeenkomstig de in artikel 33, lid 1, van Verordening (EU) nr. 65/2011 van de Commissie (7) bedoelde behoeften van dat betaalorgaan. Artikel 92 bis Informatie-uitwisseling tussen verschillende lidstaten en de Commissie 1. Lidstaten die onregelmatigheden of inbreuken constateren met betrekking tot de toepassing van deze verordening op een uit een andere lidstaat afkomstig product waarop in titel IV van Verordening (EG) nr. 834/2007 en in titel III en/of bijlage XI van de onderhavige verordening bedoelde aanduidingen voorkomen, stellen zowel de lidstaat die de controlerende autoriteit heeft aangewezen of het controleorgaan heeft erkend, als de overige lidstaten en de Commissie onmiddellijk daarvan in kennis aan de hand van het in artikel 94, lid 1, van de onderhavige verordening bedoelde systeem. 2. Lidstaten die onregelmatigheden of inbreuken constateren met betrekking tot de overeenstemming van de overeenkomstig artikel 33, lid 2 of lid 3, van Verordening (EG) nr. 834/2007 ingevoerde producten met de vereisten die zijn vastgesteld in die verordening of in Verordening (EG) nr. 1235/2008, stellen de andere lidstaten en de Commissie onmiddellijk daarvan in kennis aan de hand van het in artikel 94, lid 1, van de onderhavige verordening bedoelde systeem. 3. Lidstaten die onregelmatigheden of inbreuken constateren met betrekking tot de overeenstemming van de overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EG) nr. 1235/2008 ingevoerde producten met de vereisten die zijn vastgesteld in die verordening of in Verordening (EG) nr. 834/2007, stellen de lidstaat die de machtiging heeft verleend, de andere lidstaten en de Commissie onmiddellijk daarvan in kennis aan de hand van het in artikel 94, lid 1, van de onderhavige verordening bedoelde systeem. De kennisgeving wordt aan de andere lidstaten en aan de Commissie toegezonden wanneer de onregelmatigheid of de inbreuk wordt geconstateerd bij producten waarvoor de lidstaat zelf de in artikel 19 van Verordening (EG) nr. 1235/2008 bedoelde machtiging heeft verleend. 4. De lidstaat die een kennisgeving over in lid 1 of in lid 3 bedoelde niet-conforme producten ontvangt of de lidstaat die de in artikel 19 van Verordening (EG) nr. 1235/2008 bedoelde machtiging heeft verleend voor een product met betrekking waartoe een onregelmatigheid of een inbreuk is geconstateerd, stelt een onderzoek in naar de oorsprong van de onregelmatigheid of de inbreuk. Deze lidstaat neemt onmiddellijk adequate maatregelen. Deze lidstaat stelt de lidstaat die de kennisgeving heeft verstuurd, de andere lidstaten en de Commissie in kennis van het resultaat van het onderzoek en van de genomen maatregelen door op de oorspronkelijke kennisgeving te antwoorden aan de hand van het in artikel 94, lid 1, bedoelde systeem. Het antwoord moet uiterlijk dertig dagen vanaf de datum van de oorspronkelijke kennisgeving worden verzonden. 5. De lidstaat die de oorspronkelijke kennisgeving heeft verstuurd, kan de antwoordende lidstaat zo nodig om aanvullende informatie verzoeken. De lidstaat die de oorspronkelijke kennisgeving heeft verzonden, brengt, na een antwoord of aanvullende informatie van een in kennis gestelde lidstaat te hebben ontvangen, de nodige gegevens en aanpassingen aan in het in artikel 94, lid 1, bedoelde systeem. Artikel 92 ter Bekendmaking van informatie De in artikel 28, lid 5, van Verordening (EG) nr. 834/2007 bedoelde bijgewerkte lijsten, alsook de in artikel 29, lid 1, van die verordening bedoelde bijgewerkte bewijsstukken over iedere marktdeelnemer worden door de lidstaten op passende wijze, waaronder publicatie op internet, openbaar gemaakt volgens het in bijlage XII bij de onderhavige verordening vastgestelde model. De lidstaten leven de bij Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (8) vastgestelde vereisten inzake de bescherming van persoonsgegevens nauwkeurig na. |
6) |
Aan titel IV wordt het volgende hoofdstuk 9 toegevoegd: „HOOFDSTUK 9 Toezicht door bevoegde autoriteiten Artikel 92 quater Toezichtsactiviteiten met betrekking tot controleorganen 1. De bevoegde autoriteiten die overeenkomstig artikel 27, lid 4, onder b), van Verordening (EG) nr. 834/2007 controletaken aan controleorganen delegeren, leggen in het kader van hun toezichtsactiviteiten de nadruk op de evaluatie van de prestatie van die controleorganen en houden hierbij rekening met de resultaten van de werkzaamheden van de nationale accreditatie-instantie zoals bedoeld in artikel 2, punt 11, van Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad (9). Deze toezichtsactiviteiten omvatten een beoordeling van de voor de controles bestemde interne procedures van de controleorganen, het beheer en het onderzoek van controledossiers in het licht van de bij Verordening (EG) nr. 834/2007 vastgestelde verplichtingen en de verificatie van de wijze waarop gevallen van niet-conformiteit, bezwaren en klachten worden behandeld. 2. De bevoegde autoriteiten verplichten de controleorganen ertoe documentatie over hun risicoanalyseprocedure in te dienen. De risicoanalyseprocedure moet zo zijn opgezet dat:
3. De bevoegde autoriteiten die controletaken aan controleorganen delegeren, vergewissen zich ervan dat het personeel van de controleorganen beschikt over voldoende kennis, onder meer inzake de risico-elementen die van invloed zijn op de biologische status van producten, alsmede over voldoende kwalificaties, opleiding en ervaring met betrekking tot de biologische productie in het algemeen en de betrokken EU-regelgeving in het bijzonder, en vergewissen zich ervan dat adequate voorschriften voor de rotatie van de inspecteurs van kracht zijn. 4. Voor het delegeren van taken aan controleorganen overeenkomstig artikel 27, lid 5, van Verordening (EG) nr. 834/2007 en voor het uitoefenen van toezicht overeenkomstig het onderhavige artikel beschikken de bevoegde autoriteiten over schriftelijk vastgelegde procedures waarin gedetailleerd wordt aangegeven welke informatie de controleorganen moeten indienen. Artikel 92 quinquies Catalogus van maatregelen bij onregelmatigheden en inbreuken De bevoegde autoriteiten stellen een catalogus vast met daarin op zijn minst een lijst van inbreuken en onregelmatigheden die van invloed zijn op de biologische status van producten alsmede de bijbehorende maatregelen die de controleorganen moeten toepassen wanneer bij de biologische productie betrokken markdeelnemers die onder hun controle vallen, inbreuken of onregelmatigheden begaan, en delen deze catalogus mee aan de controleorganen waaraan controletaken zijn gedelegeerd. De bevoegde autoriteiten kunnen op eigen initiatief andere relevante informatie in de catalogus opnemen. Artikel 92 sexies Jaarlijkse inspectie van de controleorganen De bevoegde autoriteiten organiseren een jaarlijkse inspectie van de controleorganen waaraan controletaken zijn gedelegeerd overeenkomstig artikel 27, lid 4, onder b), van Verordening (EG) nr. 834/2007. Met het oog op de jaarlijkse inspectie houdt de bevoegde autoriteit rekening met de resultaten van de werkzaamheden van de nationale accreditatie-instantie zoals bedoeld in artikel 2, punt 11, van Verordening (EG) nr. 765/2008. Tijdens de jaarlijkse inspectie vergewist de bevoegde autoriteit er zich met name van dat:
Artikel 92 septies Biologische gegevens in het meerjarige nationale controleplan en het jaarverslag De lidstaten zorgen ervoor dat het toezicht op krachtens de onderhavige verordening verrichte controles van de biologische productie wordt opgenomen in hun in artikel 41 van Verordening (EG) nr. 882/2004 bedoelde meerjarige nationale controleplan en dat de specifieke gegevens over dat toezicht, hierna „de biologische gegevens” genoemd, worden opgenomen in het in artikel 44 van Verordening (EG) nr. 882/2004 bedoelde jaarverslag. De biologische gegevens hebben betrekking op de in bijlage XIII ter bij deze verordening vermelde informatie-elementen. De biologische gegevens zijn gebaseerd op informatie over de controles die worden verricht door de controleorganen en/of de controlerende autoriteiten en over de audits die worden verricht door de bevoegde autoriteit. De gegevens worden gepresenteerd volgens de modellen in bijlage XIII quater bij deze verordening, en wel met ingang van 2015, voor het jaar 2014. De lidstaten mogen de biologische gegevens als een afzonderlijk hoofdstuk in hun nationale controleplan en hun jaarverslag opnemen. |
7) |
De bijlagen XIII ter en XIII quater, waarvan de tekst is weergegeven in de bijlage bij de onderhavige verordening, worden ingevoegd. |
Artikel 2
Overgangsbepaling
Het bepaalde in het bij artikel 1, punt 2, van de onderhavige verordening toegevoegde artikel 63, lid 2, eerste alinea, onder d) tot en met h), van Verordening (EG) nr. 889/2008 is ook van toepassing op marktdeelnemers die de in artikel 63, lid 2, van Verordening (EG) nr. 889/2008 bedoelde verklaring hebben ondertekend vóór de datum van toepassing van de onderhavige verordening.
Artikel 3
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de zevende dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2014.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 april 2013.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 189 van 20.7.2007, blz. 1.
(2) PB L 250 van 18.9.2008, blz. 1.
(3) PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.
(4) PB L 334 van 12.12.2008, blz. 25.
(5) PB L 25 van 28.1.2011, blz. 8.
(6) PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1.
(7) PB L 25 van 28.1.2011, blz. 8.
(8) PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.”.
(9) PB L 218 van 13.8.2008, blz. 30.”.
BIJLAGE
BIJLAGE XIII ter
Informatie-elementen die door de nationale bevoegde autoriteit moeten worden opgenomen in de in artikel 92 septies bedoelde biologische gegevens
1. Informatie over de voor de biologische productie bevoegde autoriteit
— |
welke instantie is de bevoegde autoriteit |
— |
ter beschikking van de bevoegde autoriteit staande middelen |
— |
beschrijving van door de bevoegde autoriteit verrichte audits (hoe, door wie) |
— |
schriftelijk vastgelegde procedure van de bevoegde autoriteit |
2. Beschrijving van het controlesysteem voor de biologische productie
— |
systeem van controleorganen en/of controlerende autoriteiten |
— |
geregistreerde marktdeelnemers die onder het controlesysteem vallen — minimale jaarlijkse inspectie |
— |
hoe wordt de risicogebaseerde aanpak toegepast |
3. Informatie over controleorganen/controlerende autoriteiten
— |
lijst van controleorganen/controlerende autoriteiten |
— |
aan controleorganen gedelegeerde/aan controlerende autoriteiten toegewezen taken |
— |
toezicht (door wie en hoe) op de controleorganen waaraan taken zijn gedelegeerd |
— |
coördinatie van activiteiten wanneer er meer dan één controleorgaan/controlerende autoriteit is |
— |
opleiding van het personeel dat de controles verricht |
— |
aangekondigde/onaangekondigde inspecties en bezoeken. |
BIJLAGE XIII quater
Modellen voor het opgeven van de in artikel 92 septies bedoelde biologische gegevens
Verslag over officiële controles in de biologische sector |
Land: Jaar: |
1) Informatie over controles van marktdeelnemers:
Codenummer van het controleorgaan of de controlerende autoriteit |
Aantal geregistreerde marktdeelnemers per controleorgaan of controlerende autoriteit |
Aantal geregistreerde marktdeelnemers |
Aantal jaarlijkse inspecties |
Aantal aanvullende, op een risicoanalyse gebaseerde bezoeken |
Totaal aantal bezoeken |
||||||||||||||||||||
Landbouwproducenten (1) |
Eenheden voor de dierlijke aquacultuurproductie |
Verwerkers (2) |
Importeurs |
Exporteurs |
Andere marktdeelnemers (3) |
Landbouwproducenten (1) |
Eenheden voor de dierlijke aquacultuurproductie |
Verwerkers (2) |
Importeurs |
Exporteurs |
Andere marktdeelnemers (3) |
Landbouwproducenten (1) |
Eenheden voor de dierlijke aquacultuurproductie |
Verwerkers (2) |
Importeurs |
Exporteurs |
Andere marktdeelnemers (3) |
Landbouwproducenten (1) |
Eenheden voor de dierlijke aquacultuurproductie |
Verwerkers (2) |
Importeurs |
Exporteurs |
Andere marktdeelnemers (3) |
||
MS-BIO-01 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
MS-BIO-02 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
MS-BIO-… |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Totaal |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Codenummer van het controleorgaan of de controlerende autoriteit of naam van de bevoegde autoriteit |
Aantal geregistreerde marktdeelnemers |
Aantal geanalyseerde monsters |
Aantal monsters die wijzen op een inbreuk tegen de Verordeningen (EG) nr. 834/2007 = en (EG) nr. 1235/2008 |
|||||||||||||||
Landbouwproducenten (4) |
Eenheden voor de dierlijke aquacultuurproductie |
Verwerkers (5) |
Importeurs |
Exporteurs |
Andere marktdeelnemers (6) |
Landbouwproducenten (4) |
Eenheden voor de dierlijke aquacultuurproductie |
Verwerkers (5) |
Importeurs |
Exporteurs |
Andere marktdeelnemers (6) |
Landbouwproducenten (4) |
Eenheden voor de dierlijke aquacultuurproductie |
Verwerkers (5) |
Importeurs |
Exporteurs |
Andere marktdeelnemers (6) |
|
MS-BIO-01 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
MS-BIO-02 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
MS-BIO… |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Totaal |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Codenummer van het controleorgaan of de controlerende autoriteit |
Aantal geregistreerde marktdeelnemers |
Aantal geconstateerde onregelmatigheden of inbreuken (10) |
Aantal op de partij of de productiegang toepastemaatregelen (11) |
Aantal op de marktdeelnemer toepaste maatregelen Landbouwproducenten (12) |
||||||||||||||||||||
Landbouwproducenten (7) |
Eenheden voor de dierlijke aquacultuurproductie |
Verwerkers (8) |
Importeurs |
Exporteurs |
Andere marktdeelnemers (9) |
Landbouwproducenten (7) |
Eenheden voor de dierlijke aquacultuurproductie |
Verwerkers (8) |
Importeurs |
Exporteurs |
Andere marktdeelnemers (9) |
Landbouwproducenten (7) |
Eenheden voor de dierlijke aquacultuurproductie |
Verwerkers (8) |
Importeurs |
Exporteurs |
Andere marktdeelnemers (9) |
Landbouwproducenten (7) |
Eenheden voor de dierlijke aquacultuurproductie |
Verwerkers (8) |
Importeurs |
Exporteurs |
Andere marktdeelnemers (9) |
|
MS-BIO-01 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
MS-BIO-02 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
MS-BIO-… |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Totaal |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
2) Informatie over toezicht en audits:
Codenummer van het controleorgaan of de controlerende autoriteit |
Aantal geregistreerde marktdeelnemers per controleorgaan of controlerende autoriteit |
Aantal geregistreerde marktdeelnemers |
Onderzoek van documenten en audit van kantoren (16) (aantal gecontroleerde dossiers van marktdeelnemers) |
Aantal onderzoeksaudits (17) |
Aantal getuigenaudits (18) |
||||||||||||||||||||
Landbouwproducenten (13) |
Eenheden voor de dierlijke aquacultuurproductie |
Verwerkers (14) |
Importeurs |
Exporteurs |
Andere marktdeelnemers (15) |
Landbouwproducenten (13) |
Eenheden voor de dierlijke aquacultuurproductie |
Verwerkers (14) |
Importeurs |
Exporteurs |
Andere marktdeelnemers (15) |
Landbouwproducenten (13) |
Eenheden voor de dierlijke aquacultuurproductie |
Verwerkers (14) |
Importeurs |
Exporteurs |
Andere marktdeelnemers (15) |
Landbouwproducenten (13) |
Eenheden voor de dierlijke aquacultuurproductie |
Verwerkers (14) |
Importeurs |
Exporteurs |
Andere marktdeelnemers (15) |
||
MS-BIO-01 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
MS-BIO-02 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
MS-BIO… |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Totaal |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3) Conclusies over het controlesysteem voor de biologische productie:
Codenummer van het controleorgaan of de controlerende autoriteit |
Intrekking van de goedkeuring |
Maatregelen die genomen zijn om de doeltreffende werking van het controlesysteem voor de biologische productie te garanderen (handhaving) |
||
Ja/Neen |
Van (datum) |
Tot (datum) |
||
MS-BIO-01 |
|
|
|
|
MS-BIO-02 |
|
|
|
|
MS-BIO-… |
|
|
|
|
Verklaring over de globale prestatie van het controlesysteem voor de biologische productie:.
(1) Onder landbouwproducenten wordt verstaan: producenten die slechts landbouwproducten produceren, producenten die tevens verwerker zijn, producenten die tevens importeur zijn en andere gemengde productiebedrijven die niet elders worden genoemd (n.e.g.).
(2) Onder verwerkers wordt verstaan: bedrijven die slechts producten verwerken, verwerkers die tevens importeur zijn en andere, gemengde verwerkingsbedrijven die niet elders worden genoemd (n.e.g.).
(3) Onder marktdeelnemers wordt verstaan: handelaren (groothandelaren, kleinhandelaren) en andere marktdeelnemers die niet elders worden genoemd (n.e.g.).
(4) Onder landbouwproducenten wordt verstaan: producenten die slechts landbouwproducten produceren, producenten die tevens verwerker zijn, producenten die tevens importeur zijn en andere gemengde productiebedrijven die niet elders worden genoemd (n.e.g.).
(5) Onder verwerkers wordt verstaan: bedrijven die slechts producten verwerken, verwerkers die tevens importeur zijn en andere, gemengde verwerkingsbedrijven die niet elders worden genoemd (n.e.g.).
(6) Onder marktdeelnemers wordt verstaan: handelaren (groothandelaren, kleinhandelaren) en andere marktdeelnemers die niet elders worden genoemd (n.e.g.).
(7) Onder landbouwproducenten wordt verstaan: producenten die slechts landbouwproducten produceren, producenten die tevens verwerker zijn, producenten die tevens importeur zijn en andere gemengde productiebedrijven die niet elders worden genoemd (n.e.g.).
(8) Onder verwerkers wordt verstaan: bedrijven die slechts producten verwerken, verwerkers die tevens importeur zijn en andere, gemengde verwerkingsbedrijven die niet elders worden genoemd (n.e.g.).
(9) Onder marktdeelnemers wordt verstaan: handelaren (groothandelaren, kleinhandelaren) en andere marktdeelnemers die niet elders worden genoemd (n.e.g.).
(10) Alleen onregelmatigheden en inbreuken die van invloed zijn op de biologische status van producten en/of tot de toepassing van een maatregel hebben geleid, worden opgenomen.
(11) Wanneer er een onregelmatigheid wordt geconstateerd met betrekking tot de naleving van de voorschriften van deze verordening, zorgt de controlerende autoriteit of het controleorgaan ervoor dat de etikettering en de reclame voor de volledige partij of productiegang waarop de onregelmatigheid betrekking heeft, geen verwijzing naar de biologische productiemethode bevatten, wanneer een dergelijke maatregel in verhouding staat tot het belang van het voorschrift waarop inbreuk is gemaakt en tot de aard en de specifieke omstandigheden van de onregelmatige activiteiten (artikel 30, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 834/2007).
(12) Wanneer er een ernstige inbreuk of een inbreuk met langdurige gevolgen is geconstateerd, ontneemt de controlerende autoriteit of het controleorgaan de betrokken marktdeelnemer gedurende een met de bevoegde autoriteit van de lidstaat overeengekomen periode het recht om producten in de handel te brengen met verwijzing naar de biologische productiemethode in de etikettering of de reclame (artikel 30, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 834/2007).
(13) Onder landbouwproducenten wordt verstaan: producenten die slechts landbouwproducten produceren, producenten die tevens verwerker zijn, producenten die tevens importeur zijn en andere gemengde productiebedrijven die niet elders worden genoemd (n.e.g.).
(14) Onder verwerkers wordt verstaan: bedrijven die slechts producten verwerken, verwerkers die tevens importeur zijn en andere, gemengde verwerkingsbedrijven die niet elders worden genoemd (n.e.g.).
(15) Onder marktdeelnemers wordt verstaan: handelaren (groothandelaren, kleinhandelaren) en andere marktdeelnemers die niet elders worden genoemd (n.e.g.).
(16) Onderzoek van de ter zake relevante algemene documenten waarin de structuur, de werking en het kwaliteitsbeheer van het controleorgaan worden beschreven. Audits van de kantoren van het controleorgaan hebben betrekking op de controle van dossiers van de marktdeelnemer, de verificatie van de behandeling van gevallen van niet-conformiteit en klachten, de minimale controlefrequentie, het gebruik van de risicogebaseerde aanpak, onaangekondigde en follow-upbezoeken, het bemonsteringsbeleid en de uitwisseling van informatie met andere controleorganen en controlerende autoriteiten.
(17) Onderzoeksaudit: inspectie van een marktdeelnemer door de bevoegde autoriteit om de naleving van de werkingsprocedures van het controleorgaan alsmede de doeltreffendheid ervan te verifiëren.
(18) Getuigenaudit: de bevoegde autoriteit fungeert als waarnemer bij een inspectie van het controleorgaan door een inspecteur.
30.4.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 118/15 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 393/2013 VAN DE COMMISSIE
van 29 april 2013
tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1120/2009 en (EG) nr. 1122/2009, wat betreft de subsidiabiliteitscriteria en meldingsvoorschriften betreffende hennepvariëteiten met het oog op de tenuitvoerlegging van de regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 378/2007 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1782/2003 (1), en met name artikel 39, lid 2, en artikel 142, onder h),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 39, lid 1, van Verordening (EG) nr. 73/2009 komen voor de productie van hennep gebruikte arealen alleen voor rechtstreekse betaling in aanmerking indien het gehalte aan tetrahydrocannabinol van de gebruikte rassen maximaal 0,2 % bedraagt. Overeenkomstig artikel 124, lid 3, van Verordening (EG) nr. 73/2009 is artikel 39 van die verordening tevens van toepassing op arealen in de nieuwe lidstaten waarvoor de regeling inzake een enkele areaalbetaling geldt. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1120/2009 van de Commissie van 29 oktober 2009 houdende bepalingen voor de uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling waarin is voorzien bij titel III van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers (2) worden alleen toeslagrechten betaald voor henneparealen die zijn ingezaaid met zaad van de rassen uit de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen, behalve wanneer het de rassen Finola en Tiborszállási betreft, die momenteel alleen in respectievelijk Finland en Hongarije voor steun in aanmerking komen. |
(3) |
Rekening houdend met de meldingen van bepaalde lidstaten en met het feit dat reeds is voorzien in een procedure voor uitsluiting van een bepaald ras op lidstaatniveau, kan de regeling op EU-niveau worden vereenvoudigd door de bepaling te schrappen op grond waarvan de subsidiabiliteit van arealen waarop de rassen Finola en Tiborszállási zijn gebruikt, wordt beperkt tot een bepaalde lidstaat. |
(4) |
De procedure die moet worden gevolgd wanneer het gehalte aan tetrahydrocannabinol van de monsters van een bepaald ras hoger ligt dan het in artikel 39, lid 1, van Verordening (EG) nr. 73/2009 bepaalde maximum, is vastgesteld in artikel 40 van Verordening (EG) nr. 1122/2009 van de Commissie van 30 november 2009 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad wat betreft de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem in het kader van de bij die verordening ingestelde regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers en ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de randvoorwaarden in het kader van de steunregeling voor de wijnsector (3). |
(5) |
Aangezien de lidstaten beschikken over alle informatie die nodig is om van de Commissie de toestemming te krijgen om de handel in een hennepras met een gehalte aan tetrahydrocannabinol dat hoger ligt dan het in artikel 39, lid 1, van Verordening (EG) nr. 73/2009 bepaalde maximum, te verbieden en uit te sluiten dat dergelijke rassen voor rechtstreekse betaling in aanmerking komen, kan de regeling verder worden vereenvoudigd door de verplichte verslaglegging over de tetrahydrocannabinolresultaten voor de monsters van dat ras af te schaffen. |
(6) |
Verordening (EG) nr. 1120/2009 en Verordening (EG) nr. 1122/2009 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(7) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor rechtstreekse betalingen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1120/2009 wordt vervangen door:
„Artikel 10
Productie van hennep
Met het oog op de toepassing van artikel 39 van Verordening (EG) nr. 73/2009 worden slechts toeslagrechten betaald voor henneparealen die zijn ingezaaid met zaad van de rassen uit de overeenkomstig artikel 17 van Richtlijn 2002/53/EG van de Raad (4) gepubliceerde gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen die geldt op 15 maart van het jaar waarvoor de betaling wordt verleend. Het zaad moet zijn gecertificeerd overeenkomstig Richtlijn 2002/57/EG van de Raad (5).
Artikel 2
Artikel 40, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1122/2009 wordt geschrapt.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 april 2013.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 30 van 31.1.2009, blz. 16.
(2) PB L 316 van 2.12.2009, blz. 1.
(3) PB L 316 van 2.12.2009, blz. 65.
(4) PB L 193 van 20.7.2002, blz. 1.
(5) PB L 193 van 20.7.2002, blz. 74.”.
30.4.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 118/17 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 394/2013 VAN DE COMMISSIE
van 29 april 2013
tot wijziging van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 betreffende farmacologisch werkzame stoffen en de indeling daarvan op basis van maximumwaarden voor residuen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, wat de stof monepantel betreft
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot vaststelling van communautaire procedures voor het vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad en tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad (1), en met name artikel 14 in samenhang met artikel 17,
Gezien het advies van het Europees Geneesmiddelenbureau dat is opgesteld door het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De maximumwaarde voor residuen (maximum residue limit — „MRL”) van farmacologisch werkzame stoffen die in de Unie worden gebruikt in geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik bij voedselproducerende dieren of in biociden voor de veehouderij moet overeenkomstig Verordening (EG) nr. 470/2009 worden vastgesteld. |
(2) |
De farmacologisch werkzame stoffen en de indeling daarvan op basis van maximumwaarden voor residuen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong zijn vastgesteld in de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 van de Commissie van 22 december 2009 betreffende farmacologisch werkzame stoffen en de indeling daarvan op basis van maximumwaarden voor residuen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong (2). |
(3) |
Monepantel is in tabel 1 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 opgenomen als toegestane stof in het spierweefsel, het vetweefsel, de lever en de nieren van schapen en geiten, met uitzondering van dieren die melk voor menselijke consumptie produceren. |
(4) |
Bij het Europees Geneesmiddelenbureau is een aanvraag tot verlenging van de huidige vermelding voor monepantel voor schapenmelk ingediend. |
(5) |
Volgens artikel 5 van Verordening (EG) nr. 470/2009 moet het Europees Geneesmiddelenbureau overwegen MRL’s van een farmacologisch werkzame stof die voor een bepaald levensmiddel zijn vastgesteld, toe te passen op een ander levensmiddel dat afkomstig is van dezelfde diersoort, of MRL’s van een farmacologisch werkzame stof die voor een of meer diersoorten zijn vastgesteld, toe te passen op andere diersoorten. Het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik heeft aanbevolen een MRL voor monepantel bij schapenmelk op te stellen, en de MRL’s voor monepantel voor schapen (die gelden voor melk) te extrapoleren naar geiten (die gelden voor melk). |
(6) |
De vermelding voor monepantel in tabel 1 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 moet derhalve worden gewijzigd door daarin de MRL’s voor schapen en geiten (te onderzoeken weefsel: melk) op te nemen. |
(7) |
De belanghebbenden moet een redelijke termijn worden geboden om eventuele maatregelen te nemen om aan de nieuwe MRL’s te voldoen. |
(8) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 29 juni 2013.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 april 2013.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 152 van 16.6.2009, blz. 11.
(2) PB L 15 van 20.1.2010, blz. 1.
BIJLAGE
In tabel 1 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 wordt de vermelding voor monepantel vervangen door:
Farmacologisch werkzame stof |
Indicatorresidu |
Diersoorten |
MRL’s |
Te onderzoeken weefsels |
Overige bepalingen (overeenkomstig artikel 14, lid 7, van Verordening (EG) nr. 470/2009) |
Therapeutische klassen |
„Monepantel |
Monepantelsulfon |
Schapen, geiten |
700 μg/kg |
Spier |
|
Antiparasitaire middelen/Geneesmiddelen tegen endoparasieten” |
7 000 μg/kg |
Vetweefsel |
|||||
5 000 μg/kg |
Lever |
|||||
2 000 μg/kg |
Nieren |
|||||
170 μg/kg |
Melk |
30.4.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 118/19 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 395/2013 VAN DE COMMISSIE
van 29 april 2013
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),
Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 april 2013.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
MA |
75,7 |
TN |
97,0 |
|
TR |
124,1 |
|
ZZ |
98,9 |
|
0707 00 05 |
AL |
65,0 |
TR |
129,8 |
|
ZZ |
97,4 |
|
0709 93 10 |
TR |
108,2 |
ZZ |
108,2 |
|
0805 10 20 |
EG |
55,9 |
IL |
72,0 |
|
MA |
53,1 |
|
TN |
69,6 |
|
TR |
68,0 |
|
ZZ |
63,7 |
|
0805 50 10 |
TR |
90,8 |
ZA |
105,6 |
|
ZZ |
98,2 |
|
0808 10 80 |
AR |
116,6 |
BR |
102,2 |
|
CL |
120,3 |
|
CN |
73,9 |
|
MK |
30,8 |
|
NZ |
137,7 |
|
US |
237,3 |
|
ZA |
107,9 |
|
ZZ |
115,8 |
|
0808 30 90 |
AR |
139,1 |
CL |
136,5 |
|
CN |
69,8 |
|
NZ |
199,4 |
|
ZA |
135,6 |
|
ZZ |
136,1 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
BESLUITEN
30.4.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 118/21 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 22 april 2013
betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten
(2013/208/EU)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 148, lid 2,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement (1),
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),
Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,
Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In artikel 145 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) wordt bepaald dat de lidstaten en de Unie moeten streven naar de ontwikkeling van een gecoördineerde strategie voor werkgelegenheid en in het bijzonder voor de bevordering van de scholing, de opleiding en het aanpassingsvermogen van de werknemers en arbeidsmarkten die reageren op economische veranderingen teneinde de doelstellingen van artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie te bereiken. |
(2) |
De door de Commissie voorgestelde Europa 2020-strategie stelt de Unie in staat haar economie te richten op een slimme, duurzame en inclusieve groei, die gepaard gaat met een hoog niveau van werkgelegenheid, productiviteit en sociale samenhang. Op 13 juli 2010 heeft de Raad zijn Aanbeveling betreffende de globale richtsnoeren voor het economische beleid van de lidstaten en de Unie (3) vastgesteld. Bovendien heeft de Raad op 21 oktober 2010 Besluit 2010/707/EU betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (4) („richtsnoeren werkgelegenheid”) vastgesteld. Deze richtsnoeren vormen samen de geïntegreerde richtsnoeren voor de uitvoering van de Europa 2020-strategie. Vijf kerndoelen, die onder de relevante geïntegreerde richtsnoeren worden vermeld, vormen gedeelde doelstellingen die de actie van de lidstaten sturen en rekening houden met hun uiteenlopende uitgangsposities en nationale omstandigheden, alsook met de posities en de omstandigheden van de Unie. De Europese werkgelegenheidsstrategie speelt de hoofdrol bij de tenuitvoerlegging van de werkgelegenheids- en arbeidsmarktdoelstellingen van de Europa 2020-strategie. |
(3) |
De geïntegreerde richtsnoeren zijn in lijn met de conclusies van de Europese Raad van 17 juni 2010. Zij geven nauwkeurig aan hoe de lidstaten hun nationale hervormingsprogramma’s moeten opstellen en hervormingen moeten doorvoeren. De werkgelegenheidsrichtsnoeren moeten de basis vormen voor eventuele landenspecifieke aanbevelingen die de Raad krachtens artikel 148, lid 4, VWEU tot de lidstaten kan richten, in combinatie met de krachtens artikel 121, lid 2, VWEU tot de lidstaten gerichte landenspecifieke aanbevelingen. De werkgelegenheidsrichtsnoeren moeten ook worden gebruikt als basis voor het opstellen van het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid dat de Raad en de Commissie jaarlijks toezenden aan de Europese Raad. |
(4) |
Uit het onderzoek van het ontwerp van de nationale hervormingsprogramma’s van de lidstaten, dat is opgenomen in het ontwerp van het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid dat is vastgesteld door de Raad op 28 februari 2013, blijkt dat de lidstaten alle mogelijke inspanningen moeten blijven richten op de volgende prioritaire gebieden: vergroting van de arbeidsmarktparticipatie en verlaging van de structurele werkloosheid, ontwikkeling van geschoolde arbeidskrachten die aan de behoeften van de arbeidsmarkt voldoen en bevordering van de arbeidskwaliteit en een leven lang leren, verbetering van de prestaties van de onderwijs- en opleidingsstelsels op alle niveaus en vergroting van de participatie in het tertiaire onderwijs, bevordering van de sociale inclusie en bestrijding van de armoede. |
(5) |
De in 2010 goedgekeurde werkgelegenheidsrichtsnoeren moeten tot en met 2014 stabiel blijven, zodat alle aandacht kan uitgaan naar de uitvoering ervan. Tot einde 2014 moet de bijwerking van de werkgelegenheidsrichtsnoeren strikt beperkt blijven. In 2011 en 2012 zijn de werkgelegenheidsrichtsnoeren gehandhaafd. Ook voor 2013 moeten zij worden gehandhaafd. |
(6) |
De lidstaten dienen bij de tenuitvoerlegging van de werkgelegenheidsrichtsnoeren na te gaan in hoeverre van het Europees Sociaal Fonds gebruik kan worden gemaakt, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten, als vastgesteld in de bijlage bij Besluit 2010/707/EU, worden gehandhaafd voor 2013 en de lidstaten houden er rekening mee in hun werkgelegenheidsbeleid.
Artikel 2
Dit besluit is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Luxemburg, 22 april 2013.
Voor de Raad
De voorzitter
S. COVENEY
(1) Advies van 6 februari 2013 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
(2) Advies van 13 februari 2013 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
(3) PB L 191 van 23.7.2010, blz. 28.
(4) PB L 308 van 24.11.2010, blz. 46.
30.4.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 118/23 |
UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 26 april 2013
inzake de goedkeuring van de rekeningen van de betaalorganen van de lidstaten betreffende de door het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (Elfpo) gefinancierde uitgaven over het begrotingsjaar 2012
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2013) 2444)
(2013/209/EU)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (1), en met name de artikelen 27, 30 en 33,
Na raadpleging van het Comité voor de landbouwfondsen,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1290/2005 keurt de Commissie de rekeningen van de in artikel 6 van die verordening bedoelde betaalorganen goed op basis van de door de lidstaten ingediende jaarrekeningen, vergezeld van de voor de goedkeuring van de rekeningen benodigde informatie, en een certificaat over de volledigheid, de juistheid en de waarheidsgetrouwheid van de rekeningen en de rapporten die door de certificerende instanties zijn opgesteld. |
(2) |
Op grond van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 883/2006 van de Commissie van 21 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad met betrekking tot het bijhouden van de rekeningen van de betaalorganen, de declaraties van uitgaven en ontvangsten en de voorwaarden voor de vergoeding van uitgaven in het kader van het ELGF en het Elfpo (2) begint het begrotingsjaar voor de ELGF-rekeningen op 16 oktober van jaar N-1 en eindigt het op 15 oktober van jaar N. Om de referentieperiode voor de Elfpo-uitgaven aan te passen aan die van het ELGF moeten, in het kader van de goedkeuring van de rekeningen, voor het begrotingsjaar 2012 de uitgaven in aanmerking worden genomen die de lidstaten hebben gedaan in de periode van 16 oktober 2011 tot en met 15 oktober 2012. |
(3) |
In artikel 10, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 885/2006 van de Commissie van 21 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad met betrekking tot de erkenning van de betaalorganen en andere instanties en de goedkeuring van de rekeningen inzake het ELGF en het Elfpo (3) is bepaald dat het bedrag dat overeenkomstig het in artikel 10, lid 1, eerste alinea, van die verordening bedoelde besluit tot goedkeuring van de rekeningen moet worden teruggevorderd bij of betaald aan elke lidstaat, wordt vastgesteld door de tussentijdse betalingen die voor het betrokken begrotingsjaar zijn betaald, af te trekken van de overeenkomstig lid 1 van dat artikel voor datzelfde jaar erkende uitgaven. Dit bedrag wordt door de Commissie afgetrokken van of opgeteld bij de volgende tussentijdse betaling. |
(4) |
De Commissie heeft de door de lidstaten verstrekte informatie gecontroleerd en heeft de lidstaten vóór 31 maart 2013 in kennis gesteld van de resultaten van haar verificaties en van de aan te brengen wijzigingen. |
(5) |
Voor sommige betaalorganen stellen de jaarrekeningen en de begeleidende stukken de Commissie in staat een besluit te nemen over de volledigheid, de juistheid en de waarheidsgetrouwheid van de ingediende jaarrekeningen. Bijlage I geeft een overzicht van de goedgekeurde bedragen per lidstaat en van de bij de lidstaten terug te vorderen of aan de lidstaten te betalen bedragen. |
(6) |
De door sommige andere betaalorganen verstrekte informatie is van dien aard dat nog aanvullend onderzoek nodig is, zodat de rekeningen van die betaalorganen niet bij dit besluit kunnen worden goedgekeurd. Bijlage II bevat de lijst van de betrokken betaalorganen. |
(7) |
Overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EG) nr. 1290/2005 kan de Commissie tussentijdse betalingen aan de lidstaten tijdelijk verlagen of schorsen. Zij dient de lidstaat daarvan in kennis te stellen. Om te voorkomen dat de betrokken bedragen te vroeg of slechts tijdelijk worden vergoed, is het dienstig die bedragen niet bij dit besluit te erkennen en ze verder te onderzoeken volgens de bij artikel 31 van Verordening (EG) nr. 1290/2005 vastgestelde procedure tot conformiteitsgoedkeuring van de rekeningen. |
(8) |
Overeenkomstig artikel 33, lid 8, van Verordening (EG) nr. 1290/2005 worden, indien de inning van een in verband met onregelmatigheden teruggevorderd bedrag niet vóór de afsluiting van het programma voor plattelandsontwikkeling heeft plaatsgevonden, de financiële gevolgen van die niet-inning voor 50 % door de betrokken lidstaat gedragen, zulks hetzij binnen vier jaar na de datum van het eerste administratief of gerechtelijk proces-verbaal, hetzij binnen acht jaar na die datum als over de terugvordering een zaak is aangespannen bij nationale rechtbanken, hetzij bij de afsluiting van het programma als die perioden vóór die afsluiting zijn verstreken. In artikel 33, lid 4, van die verordening is bepaald dat de lidstaten de Commissie bij de indiening van de jaarrekeningen een samenvattend overzicht van de in verband met onregelmatigheden ingeleide terugvorderingsprocedures moeten bezorgen. Uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de verplichting van de lidstaten de te innen bedragen mee te delen zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 885/2006. In bijlage III bij die verordening is de tabel opgenomen die de lidstaten in 2013 hebben moeten indienen. Op basis van de door de lidstaten ingevulde tabellen moet de Commissie een besluit vaststellen over de financiële gevolgen van de bedragen die in verband met onregelmatigheden zijn teruggevorderd, maar na vier of na acht jaar nog niet zijn geïnd. Een dergelijk besluit staat latere conformiteitsbesluiten op grond van artikel 33, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1290/2005 niet in de weg. |
(9) |
Overeenkomstig artikel 33, lid 7, van Verordening (EG) nr. 1290/2005 kunnen de lidstaten na de afsluiting van het betrokken programma voor plattelandsontwikkeling besluiten de terugvordering niet voort te zetten. Een dergelijk besluit kan alleen worden genomen indien het totaal van de reeds gemaakte en de nog te verwachten terugvorderingskosten hoger is dan het te innen bedrag of indien de inning onmogelijk blijkt als gevolg van de overeenkomstig het nationale recht geconstateerde en erkende insolventie van de debiteur of van de personen die juridisch aansprakelijk zijn voor de onregelmatigheid. Als dat besluit is genomen binnen vier jaar na de datum van het eerste administratieve of gerechtelijke proces-verbaal, of binnen acht jaar na die datum indien over de terugvordering een zaak is aangespannen bij een nationale rechtbank, worden de financiële gevolgen van de niet-inning voor 100 % door de EU-begroting gedragen. De bedragen waarvoor de lidstaten hebben besloten de terugvordering niet voort te zetten, en de redenen voor dat besluit worden vermeld in het in artikel 33, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1290/2005 bedoelde samenvattende overzicht. Deze bedragen worden niet ten laste van de betrokken lidstaten gebracht en worden dus gedragen door de EU-begroting. Het desbetreffende besluit staat latere conformiteitsbesluiten op grond van artikel 33, lid 5, van de genoemde verordening niet in de weg. |
(10) |
Overeenkomstig artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1290/2005 staat dit besluit niet in de weg aan latere besluiten van de Commissie waarbij uitgaven die niet overeenkomstig de EU-voorschriften blijken te zijn gedaan, alsnog aan EU-financiering worden onttrokken, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De rekeningen van de betaalorganen van de lidstaten betreffende de door het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) gefinancierde uitgaven over het begrotingsjaar 2012, met uitzondering van die van de in artikel 2 bedoelde betaalorganen, worden goedgekeurd.
De bedragen die op grond van dit besluit in het kader van elk programma voor plattelandsontwikkeling moeten worden teruggevorderd bij of betaald aan elke lidstaat, met inbegrip van de bedragen die voortvloeien uit de toepassing van artikel 33, lid 8, van Verordening (EG) nr. 1290/2005, worden vastgesteld in bijlage I.
Artikel 2
Voor het begrotingsjaar 2012 worden de rekeningen betreffende de door het Elfpo gefinancierde uitgaven voor de in bijlage II genoemde programma’s voor plattelandsontwikkeling die zijn ingediend door de in die bijlage genoemde betaalorganen van lidstaten, afgesplitst van het onderhavige besluit; over die rekeningen wordt later een goedkeuringsbesluit vastgesteld.
Artikel 3
Dit besluit is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 26 april 2013.
Voor de Commissie
Dacian CIOLOȘ
Lid van de Commissie
(1) PB L 209 van 11.8.2005, blz. 1.
(2) PB L 171 van 23.6.2006, blz. 1.
(3) PB L 171 van 23.6.2006, blz. 90.
BIJLAGE I
GOEDGEKEURDE ELFPO-UITGAVEN IN HET BEGROTINGSJAAR 2012 PER PROGRAMMA VOOR PLATTELANDSONTWIKKELING
Bij de lidstaat terug te vorderen of aan de lidstaat te betalen bedrag per programma
Goedgekeurde programma's waarvoor Elfpo-uitgaven zijn gedeclareerd
(in EUR) |
||||||||
LS |
CCI |
Uitgaven 2012 |
Correcties |
Totaal |
Niet opnieuw te gebruiken bedragen |
Voor het begrotingsjaar 2012 goedgekeurd bedrag |
Tussentijdse betalingen aan de lidstaat voor het begrotingsjaar |
Bij de lidstaat terug te vorderen (–) of aan de lidstaat te betalen (+) bedrag |
|
|
i |
ii |
|
iv |
|
vi |
|
AT |
2007AT06RPO001 |
536 750 710,55 |
0,00 |
536 750 710,55 |
0,00 |
536 750 710,55 |
536 889 693,18 |
– 138 982,63 |
BE |
2007BE06RPO001 |
38 717 525,91 |
0,00 |
38 717 525,91 |
0,00 |
38 717 525,91 |
38 717 490,21 |
35,70 |
BE |
2007BE06RPO002 |
28 714 739,97 |
0,00 |
28 714 739,97 |
0,00 |
28 714 739,97 |
28 716 204,48 |
–1 464,51 |
BG |
2007BG06RPO001 |
308 461 739,36 |
0,00 |
308 461 739,36 |
0,00 |
308 461 739,36 |
308 461 766,20 |
–26,84 |
CY |
2007CY06RPO001 |
19 979 798,73 |
0,00 |
19 979 798,73 |
0,00 |
19 979 798,73 |
19 977 169,29 |
2 629,44 |
CZ |
2007CZ06RPO001 |
420 405 062,51 |
0,00 |
420 405 062,51 |
0,00 |
420 405 062,51 |
420 404 919,20 |
143,31 |
DE |
2007DE06RAT001 |
402 133,08 |
0,00 |
402 133,08 |
0,00 |
402 133,08 |
402 133,11 |
–0,03 |
DE |
2007DE06RPO004 |
210 119 186,29 |
0,00 |
210 119 186,29 |
0,00 |
210 119 186,29 |
210 119 186,29 |
0,00 |
DE |
2007DE06RPO007 |
185 163 802,40 |
0,00 |
185 163 802,40 |
0,00 |
185 163 802,40 |
185 163 861,88 |
–59,48 |
DE |
2007DE06RPO009 |
3 069 982,65 |
0,00 |
3 069 982,65 |
0,00 |
3 069 982,65 |
3 069 987,85 |
–5,20 |
DE |
2007DE06RPO011 |
122 658 529,48 |
0,00 |
122 658 529,48 |
0,00 |
122 658 529,48 |
122 658 529,49 |
–0,01 |
DE |
2007DE06RPO012 |
124 722 137,43 |
0,00 |
124 722 137,43 |
0,00 |
124 722 137,43 |
124 722 136,25 |
1,18 |
DE |
2007DE06RPO015 |
45 640 598,90 |
0,00 |
45 640 598,90 |
0,00 |
45 640 598,90 |
45 640 598,96 |
–0,06 |
DE |
2007DE06RPO017 |
32 444 966,09 |
0,00 |
32 444 966,09 |
0,00 |
32 444 966,09 |
32 444 966,09 |
0,00 |
DE |
2007DE06RPO018 |
5 642 155,06 |
0,00 |
5 642 155,06 |
0,00 |
5 642 155,06 |
5 642 155,04 |
0,02 |
DE |
2007DE06RPO019 |
166 108 621,46 |
0,00 |
166 108 621,46 |
0,00 |
166 108 621,46 |
166 108 621,45 |
0,01 |
DE |
2007DE06RPO020 |
144 647 436,45 |
0,00 |
144 647 436,45 |
0,00 |
144 647 436,45 |
144 647 436,41 |
0,04 |
DE |
2007DE06RPO021 |
38 874 673,75 |
0,00 |
38 874 673,75 |
0,00 |
38 874 673,75 |
38 874 699,12 |
–25,37 |
EE |
2007EE06RPO001 |
129 931 680,74 |
0,00 |
129 931 680,74 |
0,00 |
129 931 680,74 |
129 931 856,59 |
– 175,85 |
ES |
2007ES06RAT001 |
12 605 523,30 |
0,00 |
12 605 523,30 |
0,00 |
12 605 523,30 |
12 605 523,29 |
0,01 |
ES |
2007ES06RPO002 |
44 410 451,88 |
0,00 |
44 410 451,88 |
0,00 |
44 410 451,88 |
44 411 263,01 |
– 811,13 |
ES |
2007ES06RPO003 |
46 565 987,62 |
0,00 |
46 565 987,62 |
0,00 |
46 565 987,62 |
46 565 977,49 |
10,13 |
ES |
2007ES06RPO004 |
4 728 268,02 |
0,00 |
4 728 268,02 |
0,00 |
4 728 268,02 |
4 728 266,87 |
1,15 |
ES |
2007ES06RPO005 |
6 355 287,75 |
0,00 |
6 355 287,75 |
0,00 |
6 355 287,75 |
6 355 287,82 |
–0,07 |
ES |
2007ES06RPO006 |
11 509 387,33 |
0,00 |
11 509 387,33 |
0,00 |
11 509 387,33 |
11 509 387,33 |
0,00 |
ES |
2007ES06RPO007 |
88 731 043,58 |
0,00 |
88 731 043,58 |
0,00 |
88 731 043,58 |
88 731 040,54 |
3,04 |
ES |
2007ES06RPO008 |
94 769 354,19 |
0,00 |
94 769 354,19 |
0,00 |
94 769 354,19 |
94 769 380,73 |
–26,54 |
ES |
2007ES06RPO009 |
30 099 390,74 |
0,00 |
30 099 390,74 |
0,00 |
30 099 390,74 |
30 099 338,76 |
51,98 |
ES |
2007ES06RPO010 |
91 947 161,33 |
0,00 |
91 947 161,33 |
0,00 |
91 947 161,33 |
92 023 646,85 |
–76 485,52 |
ES |
2007ES06RPO011 |
102 629 746,17 |
0,00 |
102 629 746,17 |
0,00 |
102 629 746,17 |
102 629 745,16 |
1,01 |
ES |
2007ES06RPO012 |
7 282 917,77 |
0,00 |
7 282 917,77 |
0,00 |
7 282 917,77 |
7 282 917,38 |
0,39 |
ES |
2007ES06RPO013 |
24 869 738,26 |
0,00 |
24 869 738,26 |
0,00 |
24 869 738,26 |
24 869 737,90 |
0,36 |
ES |
2007ES06RPO014 |
20 959 053,96 |
0,00 |
20 959 053,96 |
0,00 |
20 959 053,96 |
20 959 062,52 |
–8,56 |
ES |
2007ES06RPO015 |
13 565 898,04 |
0,00 |
13 565 898,04 |
0,00 |
13 565 898,04 |
13 568 195,86 |
–2 297,82 |
ES |
2007ES06RPO016 |
6 657 518,54 |
0,00 |
6 657 518,54 |
0,00 |
6 657 518,54 |
6 657 514,28 |
4,26 |
ES |
2007ES06RPO017 |
2 432 274,93 |
0,00 |
2 432 274,93 |
0,00 |
2 432 274,93 |
2 432 290,65 |
–15,72 |
FI |
2007FI06RPO001 |
306 194 739,68 |
0,00 |
306 194 739,68 |
0,00 |
306 194 739,68 |
306 205 706,94 |
–10 967,26 |
FI |
2007FI06RPO002 |
2 476 684,91 |
0,00 |
2 476 684,91 |
0,00 |
2 476 684,91 |
2 476 684,88 |
0,03 |
FR |
2007FR06RPO002 |
13 474 359,90 |
0,00 |
13 474 359,90 |
0,00 |
13 474 359,90 |
13 474 771,64 |
– 411,74 |
GR |
2007GR06RPO001 |
330 814 547,86 |
0,00 |
330 814 547,86 |
0,00 |
330 814 547,86 |
330 814 547,83 |
0,03 |
HU |
2007HU06RPO001 |
444 085 578,73 |
0,00 |
444 085 578,73 |
0,00 |
444 085 578,73 |
443 956 972,20 |
128 606,53 |
IE |
2007IE06RPO001 |
322 067 654,67 |
0,00 |
322 067 654,67 |
0,00 |
322 067 654,67 |
322 067 614,63 |
40,04 |
IT |
2007IT06RAT001 |
6 506 208,56 |
0,00 |
6 506 208,56 |
0,00 |
6 506 208,56 |
6 506 208,56 |
0,00 |
IT |
2007IT06RPO001 |
24 379 135,72 |
0,00 |
24 379 135,72 |
0,00 |
24 379 135,72 |
24 380 736,23 |
–1 600,51 |
IT |
2007IT06RPO002 |
17 564 520,93 |
0,00 |
17 564 520,93 |
0,00 |
17 564 520,93 |
17 564 521,29 |
–0,36 |
IT |
2007IT06RPO003 |
65 039 830,31 |
0,00 |
65 039 830,31 |
0,00 |
65 039 830,31 |
65 039 828,99 |
1,32 |
IT |
2007IT06RPO004 |
15 657 996,80 |
0,00 |
15 657 996,80 |
0,00 |
15 657 996,80 |
15 664 080,33 |
–6 083,53 |
IT |
2007IT06RPO005 |
47 329 565,62 |
0,00 |
47 329 565,62 |
0,00 |
47 329 565,62 |
47 339 294,23 |
–9 728,61 |
IT |
2007IT06RPO006 |
14 777 673,53 |
0,00 |
14 777 673,53 |
0,00 |
14 777 673,53 |
14 786 581,96 |
–8 908,43 |
IT |
2007IT06RPO007 |
90 362 021,28 |
0,00 |
90 362 021,28 |
0,00 |
90 362 021,28 |
90 362 024,63 |
–3,35 |
IT |
2007IT06RPO008 |
16 936 677,31 |
0,00 |
16 936 677,31 |
0,00 |
16 936 677,31 |
17 328 986,74 |
– 392 309,43 |
IT |
2007IT06RPO009 |
75 301 501,51 |
0,00 |
75 301 501,51 |
0,00 |
75 301 501,51 |
75 301 501,48 |
0,03 |
IT |
2007IT06RPO010 |
55 292 452,79 |
0,00 |
55 292 452,79 |
0,00 |
55 292 452,79 |
55 292 452,33 |
0,46 |
IT |
2007IT06RPO011 |
22 479 775,82 |
0,00 |
22 479 775,82 |
0,00 |
22 479 775,82 |
22 479 775,77 |
0,05 |
IT |
2007IT06RPO012 |
58 700 494,85 |
0,00 |
58 700 494,85 |
0,00 |
58 700 494,85 |
58 718 426,04 |
–17 931,19 |
IT |
2007IT06RPO013 |
7 077 988,03 |
0,00 |
7 077 988,03 |
0,00 |
7 077 988,03 |
7 077 988,21 |
–0,18 |
IT |
2007IT06RPO014 |
83 205 962,61 |
0,00 |
83 205 962,61 |
0,00 |
83 205 962,61 |
83 205 960,22 |
2,39 |
IT |
2007IT06RPO015 |
14 019 405,51 |
0,00 |
14 019 405,51 |
0,00 |
14 019 405,51 |
14 019 423,76 |
–18,25 |
IT |
2007IT06RPO016 |
72 825 928,02 |
0,00 |
72 825 928,02 |
0,00 |
72 825 928,02 |
72 854 508,13 |
–28 580,11 |
IT |
2007IT06RPO017 |
60 734 732,80 |
0,00 |
60 734 732,80 |
–5 006 487,10 |
55 728 245,70 |
55 719 550,02 |
8 695,68 |
IT |
2007IT06RPO018 |
98 749 442,94 |
0,00 |
98 749 442,94 |
0,00 |
98 749 442,94 |
98 748 375,78 |
1 067,16 |
IT |
2007IT06RPO019 |
124 100 396,67 |
0,00 |
124 100 396,67 |
0,00 |
124 100 396,67 |
124 120 192,75 |
–19 796,08 |
IT |
2007IT06RPO020 |
124 337 336,44 |
0,00 |
124 337 336,44 |
0,00 |
124 337 336,44 |
124 510 471,21 |
– 173 134,77 |
IT |
2007IT06RPO021 |
226 053 238,71 |
0,00 |
226 053 238,71 |
0,00 |
226 053 238,71 |
226 139 550,09 |
–86 311,38 |
LT |
2007LT06RPO001 |
237 177 796,40 |
0,00 |
237 177 796,40 |
0,00 |
237 177 796,40 |
237 121 459,60 |
56 336,80 |
LU |
2007LU06RPO001 |
9 348 661,78 |
0,00 |
9 348 661,78 |
0,00 |
9 348 661,78 |
9 378 940,94 |
–30 279,16 |
LV |
2007LV06RPO001 |
214 814 466,80 |
0,00 |
214 814 466,80 |
0,00 |
214 814 466,80 |
214 813 938,09 |
528,71 |
MT |
2007MT06RPO001 |
9 002 133,91 |
0,00 |
9 002 133,91 |
0,00 |
9 002 133,91 |
9 002 133,88 |
0,03 |
NL |
2007NL06RPO001 |
97 078 371,06 |
0,00 |
97 078 371,06 |
0,00 |
97 078 371,06 |
98 217 487,71 |
–1 139 116,65 |
PL |
2007PL06RPO001 |
2 041 824 877,34 |
0,00 |
2 041 824 877,34 |
0,00 |
2 041 824 877,34 |
2 041 821 110,52 |
3 766,82 |
PT |
2007PT06RAT001 |
2 100 675,90 |
0,00 |
2 100 675,90 |
0,00 |
2 100 675,90 |
2 100 675,68 |
0,22 |
PT |
2007PT06RPO001 |
48 442 865,80 |
0,00 |
48 442 865,80 |
0,00 |
48 442 865,80 |
48 442 855,88 |
9,92 |
PT |
2007PT06RPO002 |
601 644 296,63 |
0,00 |
601 644 296,63 |
0,00 |
601 644 296,63 |
601 644 193,09 |
103,54 |
PT |
2007PT06RPO003 |
26 722 075,59 |
0,00 |
26 722 075,59 |
0,00 |
26 722 075,59 |
26 722 055,59 |
20,00 |
SE |
2007SE06RPO001 |
294 264 230,85 |
0,00 |
294 264 230,85 |
0,00 |
294 264 230,85 |
298 089 364,84 |
–3 825 133,99 |
SI |
2007SI06RPO001 |
122 609 926,69 |
0,00 |
122 609 926,69 |
0,00 |
122 609 926,69 |
122 610 210,36 |
– 283,67 |
SK |
2007SK06RPO001 |
274 899 210,89 |
0,00 |
274 899 210,89 |
0,00 |
274 899 210,89 |
274 899 689,64 |
– 478,75 |
UK |
2007UK06RPO001 |
469 465 696,13 |
0,00 |
469 465 696,13 |
0,00 |
469 465 696,13 |
469 411 107,94 |
54 588,19 |
UK |
2007UK06RPO002 |
51 445 616,04 |
0,00 |
51 445 616,04 |
0,00 |
51 445 616,04 |
51 445 684,02 |
–67,98 |
UK |
2007UK06RPO003 |
166 234 309,63 |
0,00 |
166 234 309,63 |
0,00 |
166 234 309,63 |
166 904 508,81 |
– 670 199,18 |
UK |
2007UK06RPO004 |
54 428 821,51 |
0,00 |
54 428 821,51 |
0,00 |
54 428 821,51 |
54 428 841,38 |
–19,87 |
BIJLAGE II
GOEDKEURING VAN DE REKENINGEN VAN DE BETAALORGANEN
BEGROTINGSJAAR 2012 — ELFPO
Lijst van de betaalorganen en de programma's waarvoor de rekeningen worden afgesplitst en die het voorwerp van een later goedkeuringsbesluit zullen vormen
Lidstaat |
Betaalorgaan |
Programma |
Denemarken |
DAFA |
2007DK06RPO001 |
Duitsland |
Baden-Württemberg |
2007DE06RPO003 |
Thüringen |
2007DE06RPO023 |
|
Helaba |
2007DE06RPO010 |
|
Frankrijk |
ASP |
2007FR06RPO001 |
ASP |
2007FR06RPO003 |
|
ASP |
2007FR06RPO004 |
|
ASP |
2007FR06RPO005 |
|
ASP |
2007FR06RPO006 |
|
Roemenië |
PARDF |
2007RO6RPO001 |
Spanje |
Andalucia |
2007ES06RPO001 |
30.4.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 118/30 |
UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 26 april 2013
inzake de goedkeuring van de rekeningen van de betaalorganen van de lidstaten betreffende de door het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) gefinancierde uitgaven over het begrotingsjaar 2012
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2013) 2454)
(2013/210/EU)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (1), en met name de artikelen 30 en 32,
Na raadpleging van het Comité voor de landbouwfondsen,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1290/2005 keurt de Commissie de rekeningen van de in artikel 6 van die verordening bedoelde betaalorganen goed op basis van de door de lidstaten ingediende jaarrekeningen, vergezeld van de voor de goedkeuring van de rekeningen benodigde informatie en een certificaat over de volledigheid, de juistheid en de waarheidsgetrouwheid van de rekeningen en de rapporten die door de certificerende instanties zijn opgesteld. |
(2) |
Op grond van artikel 5, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 883/2006 van de Commissie van 21 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad met betrekking tot het bijhouden van de rekeningen van de betaalorganen, de declaraties van uitgaven en ontvangsten en de voorwaarden voor de vergoeding van uitgaven in het kader van het ELGF en het Elfpo (2) worden voor het begrotingsjaar 2012 de uitgaven in aanmerking genomen die de lidstaten hebben gedaan in de periode van 16 oktober 2011 tot en met 15 oktober 2012. |
(3) |
In artikel 10, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 885/2006 van de Commissie van 21 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad met betrekking tot de erkenning van de betaalorganen en andere instanties en de goedkeuring van de rekeningen inzake het ELGF en het Elfpo (3) is bepaald dat het bedrag dat overeenkomstig het in artikel 10, lid 1, eerste alinea, van die verordening bedoelde besluit tot goedkeuring van de rekeningen moet worden teruggevorderd bij of betaald aan elke lidstaat, wordt vastgesteld door de maandelijkse betalingen die voor het begrotingsjaar in kwestie, in dit geval 2012, zijn betaald, af te trekken van de overeenkomstig lid 1 van dat artikel voor datzelfde jaar erkende uitgaven. Dit bedrag wordt door de Commissie afgetrokken van of opgeteld bij de maandelijkse betaling voor de uitgaven die zijn gedaan in de tweede maand na de vaststelling van het besluit tot goedkeuring van de rekeningen. |
(4) |
De Commissie heeft de door de lidstaten verstrekte informatie gecontroleerd en heeft de lidstaten vóór 31 maart 2013 in kennis gesteld van de resultaten van haar verificaties en van de aan te brengen wijzigingen. |
(5) |
Voor sommige betaalorganen stellen de jaarrekeningen en de begeleidende stukken de Commissie in staat een besluit te nemen over de volledigheid, de juistheid en de waarheidsgetrouwheid van de ingediende jaarrekeningen. Bijlage I geeft een overzicht van de goedgekeurde bedragen per lidstaat en van de bij de lidstaten terug te vorderen of aan de lidstaten te betalen bedragen. |
(6) |
De door sommige andere betaalorganen verstrekte informatie is van dien aard dat nog aanvullend onderzoek nodig is, zodat de rekeningen van die betaalorganen niet bij dit besluit kunnen worden goedgekeurd. Bijlage II bevat de lijst van de betrokken betaalorganen. |
(7) |
Overeenkomstig artikel 9, lid 4, van Verordening (EG) nr. 883/2006 moet met eventuele overschrijdingen van betalingstermijnen in de maanden augustus, september en oktober rekening worden gehouden in het besluit tot boekhoudkundige goedkeuring van de rekeningen. Een deel van de door sommige lidstaten voor die maanden van het jaar 2012 gedeclareerde uitgaven was na de uiterste betalingsdatum verricht. Daarom moeten de betrokken verlagingen bij dit besluit worden vastgesteld. |
(8) |
De Commissie heeft reeds op grond van artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1290/2005 en artikel 9 van Verordening (EG) nr. 883/2006 een aantal van de als uitgaven voor het begrotingsjaar 2012 te boeken maandelijkse betalingen verlaagd of geschorst. Om te voorkomen dat de betrokken bedragen te vroeg of slechts tijdelijk worden vergoed, is het dienstig die bedragen niet bij dit besluit te erkennen en ze verder te onderzoeken volgens de bij artikel 31 van Verordening (EG) nr. 1290/2005 vastgestelde procedure tot conformiteitsgoedkeuring van de rekeningen. |
(9) |
Overeenkomstig artikel 32, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1290/2005 worden de financiële gevolgen van de niet-inning van een in verband met onregelmatigheden teruggevorderd bedrag voor 50 % door de betrokken lidstaat gedragen, indien de inning niet heeft plaatsgevonden binnen vier jaar na de datum van het eerste administratieve of gerechtelijke proces-verbaal, of binnen acht jaar na die datum als over de terugvordering een zaak is aangespannen bij nationale rechtbanken. In artikel 32, lid 3, van die verordening is bepaald dat de lidstaten de Commissie bij de indiening van de jaarrekeningen een samenvattend overzicht van de in verband met onregelmatigheden ingeleide terugvorderingsprocedures moeten bezorgen. Uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de verplichting van de lidstaten de te innen bedragen mee te delen zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 885/2006. In bijlage III bij die verordening is de tabel opgenomen die de lidstaten in 2013 hebben moeten indienen. Op basis van de door de lidstaten ingevulde tabellen moet de Commissie een besluit vaststellen over de financiële gevolgen van de bedragen die in verband met onregelmatigheden zijn teruggevorderd, maar na vier of na acht jaar nog niet zijn geïnd. Een dergelijk besluit staat latere conformiteitsbesluiten op grond van artikel 32, lid 8, van Verordening (EG) nr. 1290/2005 niet in de weg. |
(10) |
Overeenkomstig artikel 32, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1290/2005 kunnen de lidstaten besluiten de terugvordering niet voort te zetten. Een dergelijk besluit kan alleen worden genomen indien het totaal van de reeds gemaakte en de nog te verwachten terugvorderingskosten hoger is dan het te innen bedrag of indien de inning onmogelijk blijkt als gevolg van de overeenkomstig het nationale recht geconstateerde en erkende insolventie van de debiteur of van de personen die juridisch aansprakelijk zijn voor de onregelmatigheid. Als dat besluit is genomen binnen vier jaar na de datum van het eerste administratieve of gerechtelijke proces-verbaal, of binnen acht jaar na die datum indien over de terugvordering een zaak is aangespannen bij een nationale rechtbank, worden de financiële gevolgen van de niet-inning voor 100 % door de EU-begroting gedragen. De bedragen waarvoor de lidstaten hebben besloten de terugvordering niet voort te zetten, en de redenen voor dat besluit moeten worden vermeld in het in artikel 32, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1290/2005 bedoelde samenvattende overzicht. Die bedragen worden niet ten laste van de betrokken lidstaten gebracht en worden bijgevolg gedragen door de EU-begroting. Het desbetreffende besluit staat latere conformiteitsbesluiten op grond van artikel 32, lid 8, van de genoemde verordening niet in de weg. |
(11) |
Overeenkomstig artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1290/2005 doet het onderhavige besluit geen afbreuk aan latere besluiten van de Commissie waarbij uitgaven die niet overeenkomstig de EU-voorschriften blijken te zijn gedaan, alsnog aan EU-financiering worden onttrokken, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De rekeningen van de betaalorganen van de lidstaten betreffende de door het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) gefinancierde uitgaven over het begrotingsjaar 2012, met uitzondering van die van de in artikel 2 bedoelde betaalorganen, worden goedgekeurd.
De bedragen die op grond van dit besluit moeten worden teruggevorderd bij of betaald aan elke lidstaat, met inbegrip van de bedragen die voortvloeien uit de toepassing van artikel 32, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1290/2005, worden vastgesteld in bijlage I.
Artikel 2
Voor het begrotingsjaar 2012 worden de rekeningen betreffende de door het ELGF gefinancierde uitgaven die zijn ingediend door de in bijlage II genoemde betaalorganen van lidstaten, afgesplitst van het onderhavige besluit; over die rekeningen wordt later een goedkeuringsbesluit vastgesteld.
Artikel 3
Dit besluit is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 26 april 2013.
Voor de Commissie
Dacian CIOLOȘ
Lid van de Commissie
(1) PB L 209 van 11.8.2005, blz. 1.
(2) PB L 171 van 23.6.2006, blz. 1.
(3) PB L 171 van 23.6.2006, blz. 90.
BIJLAGE I
GOEDKEURING VAN DE REKENINGEN VAN DE BETAALORGANEN
BEGROTINGSJAAR 2012
Bij de lidstaat terug te vorderen of aan de lidstaat te betalen bedrag
NB: Nomenclatuuur 2013: 05 07 01 06, 6701, 6702
LS |
|
2012 — Uitgaven/bestemmingsontvangsten van de betaalorganen waarvan de rekeningen worden |
Totaal a + b |
Verlagingen en schorsingen voor het hele begrotingsjaar (1) |
Verlagingen overeenkomstig artikel 32 van Verordening (EG) nr. 1290/2005 |
Totaal na verlagingen en schorsingen |
Betalingen aan de lidstaat voor het begrotingsjaar |
Bij de lidstaat terug te vorderen (–) of aan de lidstaat te betalen (+) bedrag (2) |
|
goedgekeurd |
afgesplitst |
||||||||
= uitgaven/bestemmingsontvangsten in de jaardeclaratie |
= totaal uitgaven/bestemmingsontvangsten in de maanddeclaraties |
||||||||
|
|
a |
b |
|
d |
e |
|
g |
|
BE |
EUR |
626 505 990,43 |
17 563 033,17 |
644 069 023,60 |
– 835 758,00 |
–9 465,76 |
643 223 799,84 |
643 268 110,28 |
–44 310,44 |
BG |
EUR |
409 313 564,46 |
0,00 |
409 313 564,46 |
0,00 |
0,00 |
409 313 564,46 |
409 382 531,46 |
–68 967,00 |
CZ |
EUR |
756 245 858,01 |
0,00 |
756 245 858,01 |
12 287 000,00 |
0,00 |
768 532 858,01 |
768 528 458,42 |
4 399,59 |
DK |
DKK |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
–66 422,98 |
–66 422,98 |
0,00 |
–66 422,98 |
DK |
EUR |
920 591 828,88 |
0,00 |
920 591 828,88 |
0,00 |
0,00 |
920 591 828,88 |
920 419 781,93 |
172 046,95 |
DE |
EUR |
5 208 255 884,14 |
226 507 719,74 |
5 434 763 603,88 |
–10 670,90 |
– 116 714,81 |
5 434 636 218,17 |
5 434 442 720,94 |
193 497,23 |
EE |
EUR |
84 668 605,91 |
0,00 |
84 668 605,91 |
6 584 000,00 |
0,00 |
91 252 605,91 |
91 240 137,57 |
12 468,34 |
IE |
EUR |
1 285 148 754,42 |
0,00 |
1 285 148 754,42 |
–41 641,57 |
–56 295,34 |
1 285 050 817,51 |
1 283 663 941,98 |
1 386 875,53 |
EL |
EUR |
2 291 882 303,19 |
0,00 |
2 291 882 303,19 |
– 261 095,95 |
–1 786 932,58 |
2 289 834 274,66 |
2 291 621 207,24 |
–1 786 932,58 |
ES |
EUR |
5 785 117 916,91 |
0,00 |
5 785 117 916,91 |
– 289 492,07 |
–1 953 186,99 |
5 782 875 237,85 |
5 785 098 764,38 |
–2 223 526,53 |
FR |
EUR |
8 574 978 838,60 |
0,00 |
8 574 978 838,60 |
– 618 018,77 |
–2 836 879,32 |
8 571 523 940,51 |
8 573 913 709,81 |
–2 389 769,30 |
IT |
EUR |
4 584 038 546,05 |
0,00 |
4 584 038 546,05 |
–5 943 018,39 |
–5 281 611,90 |
4 572 813 915,76 |
4 574 209 766,71 |
–1 395 850,95 |
CY |
EUR |
37 135 164,63 |
0,00 |
37 135 164,63 |
115 000,00 |
0,00 |
37 250 164,63 |
37 185 681,72 |
64 482,91 |
LV |
EUR |
126 627 252,89 |
0,00 |
126 627 252,89 |
202 904,04 |
0,00 |
126 830 156,93 |
126 811 515,51 |
18 641,42 |
LT |
LTL |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
– 184,79 |
– 184,79 |
0,00 |
– 184,79 |
LT |
EUR |
323 440 802,21 |
0,00 |
323 440 802,21 |
3 181 000,00 |
0,00 |
326 621 802,21 |
326 572 046,77 |
49 755,44 |
LU |
EUR |
33 823 988,14 |
0,00 |
33 823 988,14 |
–2 597,78 |
– 998,55 |
33 820 391,81 |
33 608 834,43 |
211 557,38 |
HU |
HUF |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
– 250 657 247,00 |
– 250 657 247,00 |
0,00 |
– 250 657 247,00 |
HU |
EUR |
1 156 158 797,34 |
0,00 |
1 156 158 797,34 |
0,00 |
0,00 |
1 156 158 797,34 |
1 156 147 681,97 |
11 115,37 |
MT |
EUR |
5 237 634,56 |
0,00 |
5 237 634,56 |
0,00 |
0,00 |
5 237 634,56 |
5 225 133,76 |
12 500,80 |
NL |
EUR |
865 043 698,77 |
0,00 |
865 043 698,77 |
– 124 990,78 |
–3 055,23 |
864 915 652,76 |
866 711 150,74 |
–1 795 497,98 |
AT |
EUR |
731 289 360,97 |
0,00 |
731 289 360,97 |
0,00 |
0,00 |
731 289 360,97 |
731 300 872,35 |
–11 511,38 |
PL |
PLN |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
– 519 914,58 |
– 519 914,58 |
0,00 |
– 519 914,58 |
PL |
EUR |
2 819 440 069,24 |
0,00 |
2 819 440 069,24 |
12 429 920,20 |
0,00 |
2 831 869 989,44 |
2 832 111 656,96 |
– 241 667,52 |
PT |
EUR |
753 645 124,44 |
0,00 |
753 645 124,44 |
–2 860 720,53 |
– 424 567,26 |
750 359 836,65 |
750 267 141,91 |
92 694,74 |
RO |
EUR |
989 121 603,72 |
0,00 |
989 121 603,72 |
–65 967,69 |
0,00 |
989 055 636,03 |
991 300 594,37 |
–2 244 958,34 |
SI |
EUR |
124 384 026,71 |
0,00 |
124 384 026,71 |
393 000,00 |
– 954,10 |
124 776 072,61 |
124 777 026,71 |
– 954,10 |
SK |
EUR |
328 103 748,64 |
0,00 |
328 103 748,64 |
3 634 000,00 |
0,00 |
331 737 748,64 |
331 777 829,53 |
–40 080,89 |
FI |
EUR |
550 258 170,47 |
0,00 |
550 258 170,47 |
–73 951,98 |
–23 890,45 |
550 160 328,04 |
550 231 344,07 |
–71 016,03 |
SE |
SEK |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
– 631 641,70 |
– 631 641,70 |
0,00 |
– 631 641,70 |
SE |
EUR |
639 766 558,88 |
0,00 |
639 766 558,88 |
–24 704,47 |
0,00 |
639 741 854,41 |
639 799 725,33 |
–57 870,92 |
UK |
GBP |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
–51 932,23 |
–51 932,23 |
0,00 |
–51 932,23 |
UK |
EUR |
3 313 755 544,68 |
0,00 |
3 313 755 544,68 |
– 578 462,05 |
0,00 |
3 313 177 082,63 |
3 308 426 422,77 |
4 750 659,86 |
LS |
|
Uitgaven (3) |
Bestemmingsontvangsten (3) |
Artikel 32 (= e) |
Totaal (= h) |
05 07 01 06 |
6701 |
6702 |
|||
|
|
i |
j |
k |
|
BE |
EUR |
–34 844,68 |
0,00 |
–9 465,76 |
–44 310,44 |
BG |
EUR |
–68 967,00 |
0,00 |
0,00 |
–68 967,00 |
CZ |
EUR |
4 399,59 |
0,00 |
0,00 |
4 399,59 |
DK |
DKK |
0,00 |
0,00 |
–66 422,98 |
–66 422,98 |
DK |
EUR |
172 046,95 |
0,00 |
0,00 |
172 046,95 |
DE |
EUR |
310 212,04 |
0,00 |
– 116 714,81 |
193 497,23 |
EE |
EUR |
12 468,34 |
0,00 |
0,00 |
12 468,34 |
IE |
EUR |
1 443 170,87 |
0,00 |
–56 295,34 |
1 386 875,53 |
EL |
EUR |
0,00 |
0,00 |
–1 786 932,58 |
–1 786 932,58 |
ES |
EUR |
– 270 339,54 |
0,00 |
–1 953 186,99 |
–2 223 526,53 |
FR |
EUR |
447 110,02 |
0,00 |
–2 836 879,32 |
–2 389 769,30 |
IT |
EUR |
3 885 760,95 |
0,00 |
–5 281 611,90 |
–1 395 850,95 |
CY |
EUR |
64 482,91 |
0,00 |
0,00 |
64 482,91 |
LV |
EUR |
18 641,42 |
0,00 |
0,00 |
18 641,42 |
LT |
LTL |
0,00 |
0,00 |
– 184,79 |
– 184,79 |
LT |
EUR |
199 389,51 |
– 149 634,07 |
0,00 |
49 755,44 |
LU |
EUR |
212 555,93 |
0,00 |
– 998,55 |
211 557,38 |
HU |
HUF |
0,00 |
0,00 |
– 250 657 247,00 |
– 250 657 247,00 |
HU |
EUR |
11 115,37 |
0,00 |
0,00 |
11 115,37 |
MT |
EUR |
12 500,80 |
0,00 |
0,00 |
12 500,80 |
NL |
EUR |
–1 792 442,75 |
0,00 |
–3 055,23 |
–1 795 497,98 |
AT |
EUR |
–11 511,38 |
0,00 |
0,00 |
–11 511,38 |
PL |
PLN |
0,00 |
0,00 |
– 519 914,58 |
– 519 914,58 |
PL |
EUR |
– 241 667,52 |
0,00 |
0,00 |
– 241 667,52 |
PT |
EUR |
517 262,00 |
0,00 |
– 424 567,26 |
92 694,74 |
RO |
EUR |
–2 244 958,34 |
0,00 |
0,00 |
–2 244 958,34 |
SI |
EUR |
0,00 |
0,00 |
– 954,10 |
– 954,10 |
SK |
EUR |
–38 443,34 |
–1 637,55 |
0,00 |
–40 080,89 |
FI |
EUR |
–5 519,31 |
–41 606,27 |
–23 890,45 |
–71 016,03 |
SE |
SEK |
0,00 |
0,00 |
– 631 641,70 |
– 631 641,70 |
SE |
EUR |
–57 870,92 |
0,00 |
0,00 |
–57 870,92 |
UK |
GBP |
0,00 |
0,00 |
–51 932,23 |
–51 932,23 |
UK |
EUR |
4 750 659,86 |
0,00 |
0,00 |
4 750 659,86 |
(1) De verlagingen en schorsingen omvatten die welke in het kader van de regeling voor de betalingen zijn verricht, en voorts met name de correcties wegens de in de maanden augustus, september en oktober 2012 geconstateerde overschrijdingen van de betalingstermijn en de correcties in verband met overschotvoorraden.
(2) Het bedrag waarvan is uitgegaan bij de berekening van het bij de lidstaat terug te vorderen of aan de lidstaat te betalen bedrag, is het totaal van de jaarlijkse declaratie met goedgekeurde uitgaven (kolom a), dan wel het totaal van de maandelijkse declaraties in het geval van de afgesplitste uitgaven (kolom b).
Toe te passen wisselkoers: artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 883/2006.
(3) Een eventuele aanpassing van de bestemmingsontvangsten in het voordeel van de lidstaat moet worden gedeclareerd ten laste van post 05 07 01 06.
NB: Nomenclatuuur 2013: 05 07 01 06, 6701, 6702
BIJLAGE II
GOEDKEURING VAN DE REKENINGEN VAN DE BETAALORGANEN
BEGROTINGSJAAR 2012 — ELGF
Lijst van de betaalorganen waarvan de rekeningen worden afgesplitst en die het voorwerp van een later goedkeuringsbesluit zullen vormen
Lidstaat |
Betaalorgaan |
Duitsland |
Hamburg-Jonas |
Duitsland |
Helaba |
België |
BIRB |
30.4.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 118/37 |
BESLUIT VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK
van 19 april 2013
betreffende de denominaties, specificaties, reproductie, vervanging en het uit circulatie nemen van eurobankbiljetten
(herschikking)
(ECB/2013/10)
(2013/211/EU)
DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, inzonderheid artikel 128, lid 1,
Gezien artikel 16 van de Statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Het toepassingsbereik van Besluit ECB/2003/4 van 20 maart 2003 betreffende de denominaties, specificaties, reproductie, vervanging en het uit circulatie nemen van eurobankbiljetten (1) dient te worden verruimd om toekomstige series van eurobankbiljetten af te dekken. Te dien einde is een aantal technische wijzigingen van Besluit ECB/2003/4 vereist. Gezien de ervaring met de toepassing en de uitlegging van Besluit ECB/2003/4 is het daarenboven noodzakelijk om een aantal regels en procedures nader te verduidelijken en te verbeteren. In het belang van duidelijkheid en transparantie dient Besluit ECB/2003/4 derhalve te worden herschikt om de bovengenoemde wijzigingen op te nemen. |
(2) |
Artikel 128, lid 1, van het Verdrag en artikel 16 van de Statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank bepalen dat de Europese Centrale Bank (ECB) het alleenrecht heeft om machtiging te geven tot de uitgifte van eurobankbiljetten binnen de Unie. Deze bepalingen stipuleren tevens dat de ECB en de nationale centrale banken van de lidstaten die de euro als munt hebben (hierna: „NCB’s”) die bankbiljetten mogen uitgeven. Krachtens artikel 10 van Verordening (EG) nr. 974/98 van de Raad van 3 mei 1998 over de invoering van de euro (2), brengen de ECB en de NCB’s eurobankbiljetten in omloop. |
(3) |
Het Europees Monetair Instituut (EMI) heeft voor de productie en de uitgifte van eurobankbiljetten voorbereidende werkzaamheden verricht, en, in het bijzonder met betrekking tot de ontwerpen van de eurobankbiljetten, heeft het de herkenning en de aanvaarding van de denominaties en specificaties van de nieuwe eurobankbiljetten door gebruikers bevorderd door rekening te houden met de specifieke eisen met betrekking tot visuele en technische aspecten van Europese verenigingen van gebruikers van bankbiljetten. |
(4) |
Als opvolger van het EMI heeft de ECB het auteursrecht op de ontwerpen van de eurobankbiljetten, dat oorspronkelijk berustte bij het EMI. De ECB en de NCB’s, die handelen in naam van de ECB, kunnen dit auteursrecht afdwingen ten aanzien van de op dit auteursrecht inbreukmakende uitgegeven of verdeelde reproducties, waaronder reproducties die de standing van eurobankbiljetten kunnen schaden. |
(5) |
De ECB en de NCB’s zullen van tijd tot tijd nieuwe series van eurobankbiljetten invoeren met aangescherpte veiligheidskenmerken, profiterend van sinds de invoering van de eerste serie geboekte vooruitgang in bankbiljettentechnologie. |
(6) |
Het recht van de ECB en de NCB’s om eurobankbiljetten uit te geven omvat de bevoegdheid tot het nemen van alle noodzakelijke juridische maatregelen ter bescherming van de integriteit van de eurobankbiljetten als betaalmiddel. De ECB dient maatregelen te nemen voor een minimumbeschermingsniveau in alle lidstaten die de euro als munt hebben, teneinde te verzekeren dat het publiek reproducties kan onderscheiden van eurobankbiljetten die worden uitgegeven door de ECB en de NCB’s en volgens artikel 2, onder a) van Verordening (EG) nr. 1338/2001 van de Raad van 28 juni 2001 tot vaststelling van maatregelen die noodzakelijk zijn voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij (3), geen valse bankbiljetten zijn (hierna „echte eurobankbiljetten”). Het is derhalve nodig gemeenschappelijke regels vast te stellen volgens welke de reproductie van de eurobankbiljetten wordt toegestaan. |
(7) |
De bepalingen in dit besluit dienen de toepassing van strafrecht, in het bijzonder inzake valsemunterij, onverlet te laten. |
(8) |
Reproducties van eurobankbiljetten in elektronische vorm worden slechts dan als wetmatig beschouwd, indien door de producent van deze elektronische reproducties voldoende technische maatregelen zijn genomen om het afdrukken van dergelijke elektronische reproducties te voorkomen, indien het publiek deze afdrukken zou kunnen verwarren met echte eurobankbiljetten. |
(9) |
De bevoegdheid tot het nemen van maatregelen ter bescherming van de integriteit van echte eurobankbiljetten als betaalmiddel omvat de bevoegdheid een gemeenschappelijke regeling vast te stellen krachtens welke de NCB’s bereid zijn beschadigde echte eurobankbiljetten te vervangen. Krachtens deze regeling wordt bepaald welke categorieën eurobankbiljetten de NCB’s moeten inhouden indien deze ter vervanging worden aangeboden. |
(10) |
Er gelden minimumvoorschriften ten aanzien van de afmetingen voor het deel van het originele eurobankbiljet dat moet worden aangeboden om voor vervanging in aanmerking te komen. Deze afmetingen dienen te worden uitgedrukt als een percentage van de oppervlakte van het originele eurobankbiljet voor de beschadiging, teneinde verkeerde metingen te voorkomen, bijvoorbeeld wanneer door het krimpen van het eurobankbiljet de beschadiging aan het eurobankbiljet is ontstaan. |
(11) |
Verordening (EG) nr. 1338/2001 vereist dat kredietinstellingen en, binnen het kader van hun betalingswerkzaamheden, overige betalingsdienstaanbieders en andere instellingen alsmede alle andere instellingen die beroepshalve deelnemen aan de verwerking en verstrekking van bankbiljetten en muntstukken aan het publiek, waarborgen dat eurobankbiljetten en munten die zij hebben ontvangen en voornemens zijn weer in omloop te brengen, worden gecontroleerd op echtheid en dat vervalsingen worden opgespoord. |
(12) |
Aangezien antidiefstalapparatuur echte eurobankbiljetten kan beschadigen ingeval van een misdrijf, of een poging daartoe, dient gewaarborgd te worden dat in zulke gevallen alleen het slachtoffer van een dergelijk misdrijf, of een poging daartoe, bankbiljetten ter vervanging kan aanbieden. |
(13) |
Om alle in artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1338/2001 bedoelde instellingen en economische subjecten tot de juiste omgang met antidiefstalapparatuur aan te moedigen, is het aangewezen dat de NCB’s de verwerkers van bankbiljetten een vergoeding aanrekenen voor de analyse, die deze NCB’s uitvoeren in verband met de vervanging van echte eurobankbiljetten die door antidiefstalapparatuur beschadigd zijn. |
(14) |
Deze vergoeding wordt niet aangerekend ingeval de beschadiging voortvloeit uit roof of diefstal of een poging daartoe en, teneinde onbeduidende vergoedingen te vermijden, dient de vergoeding voorts slechts dan in rekening gebracht te worden, indien een minimumaantal beschadigde echte eurobankbiljetten ter vervanging wordt aangeboden. |
(15) |
Echte eurobankbiljetten die door het gebruik van antidiefstalapparatuur in grote hoeveelheden zijn beschadigd, dienen in sets van een minimumaantal eurobankbiljetten ter vervanging worden aangeboden, indien NCB’s zulks verlangen. |
(16) |
Ter ondersteuning van de inspanningen voor een versterkte veiligheid van de cashcyclus en teneinde het bestraffen van het gebruik van antidiefstalapparatuur te vermijden, is het aangewezen de in artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1338/2001 bedoelde instellingen en economische subjecten, die door antidiefstalapparatuur per ongeluk beschadigde echte eurobankbiljetten ter vervanging aanbieden, op de ontvangstdag van die bankbiljetten, te crediteren zoals bij reguliere deponeringen van contanten. |
(17) |
Om de Europese Unie te steunen in het voorkomen van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, is het passend dat het Eurosysteem specificeert hoe het aanvragen door een verzoeker voor de vervanging van beschadigde echte eurobankbiljetten met een waarde van minstens 7 500 EUR behandelt. Die regels laten strengere identificatie- en rapportagevereisten onverlet, zoals goedgekeurd door de lidstaten bij de implementatie van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (4). |
(18) |
Het alleenrecht van de ECB om machtiging te geven tot de uitgifte van eurobankbiljetten binnen de Gemeenschap omvat de bevoegdheid tot het uit circulatie nemen van eurobankbiljetten en de bevoegdheid een gemeenschappelijke regeling in te voeren krachtens welke de ECB en de NCB’s het uit circulatie nemen kunnen uitvoeren, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Denominaties en specificaties
1. Eurobankbiljetten bestaan uit zeven denominaties van eurobankbiljetten, die uiteenlopen van vijf euro tot 500 euro, waarop „perioden en stijlen in Europa” staan afgebeeld en die de volgende basisspecificaties hebben.
Nominale waarde (EUR) |
Afmetingen (eerste serie) |
Afmetingen (tweede serie) |
Hoofdkleur |
Ontwerp |
5 |
120 × 62 mm |
120 × 62 mm |
Grijs |
Klassieke oudheid |
10 |
127 × 67 mm |
127 × 67 mm |
Rood |
Romaanse periode |
20 |
133 × 72 mm |
133 × 72 mm |
Blauw |
Gotiek |
50 |
140 × 77 mm |
140 × 77 mm |
Oranje |
Renaissance |
100 |
147 × 82 mm |
Nader vast te stellen |
Groen |
Barok en rococo |
200 |
153 × 82 mm |
Nader vast te stellen |
Geel-bruin |
Architectuur van staal en glas |
500 |
160 × 82 mm |
Nader vast te stellen |
Purper |
Moderne architectuur van de twintigste eeuw |
2. De zeven denominaties in de serie eurobankbiljetten dragen aan de voorzijde (recto) de afbeelding van poorten en vensters en aan de achterzijde (verso) van bruggen. De zeven denominaties zijn allemaal kenmerkend voor de verschillende hierboven genoemde Europese stijlperioden. Andere elementen van de ontwerpen zijn:
a) |
het symbool van de Europese Unie; |
b) |
de naam van de munteenheid in Romeinse en Griekse lettertekens en daarnaast, voor de tweede serie eurobankbiljetten, de naam van de munt in het Cyrillische alfabet; |
c) |
de initialen van de ECB zoals gebruikt in de verschillende officiële talen van de Europese Unie; voor de eerste serie eurobankbiljetten worden de initialen van de ECB beperkt tot de volgende vijf officiële talen: BCE, ECB, EZB, EKT en EKP en, daarnaast, worden voor de tweede serie eurobankbiljetten de initialen van de ECB beperkt tot de volgende negen officiële talen: BCE, ECB, ЕЦБ, EZB, EKP, EKT, EKB, BĊE en EBC; |
d) |
het ©-symbool om aan te duiden dat het auteursrecht bij de ECB berust; en |
e) |
de handtekening van de president van de ECB. |
Artikel 2
Reproductieregels inzake eurobankbiljetten
1. „Reproductie”: enig tastbaar dan wel niet-tastbaar beeld dat het hele in artikel 1 omschreven eurobankbiljet of een deel daarvan beslaat, dan wel delen van de onderscheiden ontwerpelementen, zoals kleur, afmeting en het gebruik van letters of symbolen, en welk beeld gelijkenis zou kunnen vertonen met een eurobankbiljet of in zijn algemeenheid de indruk wekt dat het een echt eurobankbiljet betreft, ongeacht:
a) |
de afmetingen van het beeld; of |
b) |
de materialen of technieken voor de productie ervan; of |
c) |
of al dan niet elementen van het ontwerp van het eurobankbiljet, bijvoorbeeld letters of symbolen, gewijzigd zijn of toegevoegd. |
2. Reproducties die het publiek zou kunnen verwarren met echte eurobankbiljetten worden onrechtmatig geacht.
3. Reproducties die aan de volgende criteria voldoen, worden als rechtmatig beschouwd, aangezien het publiek deze niet kan verwarren met echte eurobankbiljetten:
a) |
aan één zijde bedrukte reproducties van het eurobankbiljet, zoals in artikel 1 omschreven, mits de afmeting ervan 125 % of meer bedraagt van zowel de lengte als de breedte, of 75 % of minder van zowel de lengte als de breedte van het desbetreffende in artikel 1 omschreven eurobankbiljet; of |
b) |
aan twee zijden bedrukte reproducties van het eurobankbiljet, zoals in artikel 1 omschreven, mits de afmeting ervan 200 % of meer bedraagt van zowel de lengte als de breedte, of 50 % of minder van zowel de lengte als de breedte van het desbetreffende in artikel 1 omschreven eurobankbiljet; of |
c) |
reproducties van onderscheiden ontwerpelementen van een eurobankbiljet, zoals omschreven in artikel 1, met dien verstande dat een dergelijk ontwerpelement niet is afgebeeld op een achtergrond die enige gelijkenis vertoont met een bankbiljet; of |
d) |
aan één zijde bedrukte reproducties van een deel van de voorzijde of de achterzijde van een eurobankbiljet, met dien verstande dat dat deel kleiner is dan één derde van de oorspronkelijke voor-, dan wel achterzijde van het eurobankbiljet, zoals omschreven in artikel 1; of |
e) |
reproducties gemaakt van materiaal dat duidelijk verschilt van papier en dat er duidelijk anders uitziet dan het materiaal dat voor bankbiljetten wordt gebruikt; of |
f) |
niet-tastbare reproducties die elektronisch beschikbaar zijn op websites, per draad of draadloos, of via andere middelen die het publiek de mogelijkheid bieden toegang te verkrijgen tot deze niet-tastbare reproducties op een door hen individueel gekozen plaats en tijdstip, met dien verstande dat:
|
4. Voor reproducties zoals bedoeld in lid 3, onder f),
— |
de lengte van het woord SPECIMEN bedraagt minstens 75 % van de lengte van de reproductie, en |
— |
de hoogte van het woord SPECIMEN bedraagt minstens 15 % van de breedte van de reproductie, en |
— |
het woord SPECIMEN wordt in een niet-doorzichtige (opaak) kleur afgebeeld en contrasteert met de hoofdkleur van het desbetreffende eurobankbiljet, zoals omschreven in artikel 1. |
5. Na ontvangst van een schriftelijk verzoek bevestigen de ECB en de NCB’s dat reproducties die niet voldoen aan de criteria van lid 3 ook rechtmatig zijn, voor zover het publiek deze reproducties niet kan verwarren met het desbetreffende in artikel 1 omschreven echte eurobankbiljet. Indien een reproductie op het grondgebied van slechts één lidstaat die de euro als munt heeft, wordt geproduceerd, dienen voornoemde verzoeken tot de NCB van die lidstaat te worden gericht. In alle overige gevallen worden deze verzoeken tot de ECB gericht.
6. Reproductieregels inzake eurobankbiljetten gelden ook voor eurobankbiljetten die uit circulatie zijn genomen of krachtens dit besluit niet langer wettig betaalmiddel zijn.
Artikel 3
Vervanging van beschadigde echte eurobankbiljetten
1. Op verzoek en onder de in lid 2 en in het desbetreffende in artikel 6 genoemde besluit van de Raad van bestuur vastgelegde voorwaarden, vervangen NCB’s beschadigde echte eurobankbiljetten, indien:
a) |
meer dan 50 % van het eurobankbiljet wordt aangeboden; of |
b) |
50 % of minder van het eurobankbiljet wordt aangeboden, als de aanvrager aantoont dat de ontbrekende delen zijn vernietigd. |
2. Aansluitend op lid 1 zijn de volgende voorwaarden van toepassing op de vervanging van beschadigde echte eurobankbiljetten:
a) |
indien betwijfeld wordt of de aanvrager de rechthebbende is op de eurobankbiljetten: de verzoeker identificeert zich, en bewijst dat hij de eigenaar is of op andere gronden als verzoeker mag optreden; |
b) |
indien betwijfeld wordt dat de eurobankbiljetten echt zijn: dient de aanvrager zich te identificeren; |
c) |
indien met inkt bevlekte, vervuilde of geïmpregneerde echte eurobankbiljetten worden aangeboden: geeft de aanvrager schriftelijk uitleg over de aard van de vlek, vervuiling of impregnatie; |
d) |
indien de echte eurobankbiljetten zijn beschadigd door antidiefstalapparatuur: geeft de verzoeker een schriftelijke verklaring over de oorzaak van de neutralisatie; |
e) |
indien de echte eurobankbiljetten zijn beschadigd door antidiefstalapparatuur in samenhang met roof, diefstal of enige andere criminele activiteit, dan wel een poging daartoe: worden de bankbiljetten slechts vervangen op verzoek van de eigenaar, of diegene die op andere gronden als verzoeker mag optreden, indien deze het slachtoffer is van de desbetreffende criminele activiteit, dan wel een poging daartoe, die resulteert in de beschadiging van de bankbiljetten; |
f) |
indien echte eurobankbiljetten zijn beschadigd door antidiefstalapparatuur en zijn aangeboden door de in artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1338/2001 genoemde instellingen en economische subjecten: geven die instellingen en economische subjecten een schriftelijke verklaring over de oorzaak van de neutralisatie, de verwijzing naar en de kenmerken van antidiefstalapparatuur, details van de partij die de beschadigde bankbiljetten aanbiedt en de aanbiedingsdatum; |
g) |
indien de echte eurobankbiljetten in grote hoeveelheden zijn beschadigd door de activering van antidiefstalapparatuur: voor zover mogelijk en indien door de NCB’s verlangd, dienen zij te worden aangeboden in sets van 100 eurobankbiljetten, met dien verstande dat het aantal aangeboden eurobankbiljetten volstaat om zulke sets samen te stellen; |
h) |
indien de in artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1338/2001 genoemde instellingen en economische subjecten in één of meerdere transacties beschadigde echte eurobankbiljetten met een van waarde van minstens 7 500 EUR ter vervanging aanbieden: verstrekken die instellingen en economische subjecten documentatie inzake de herkomst van de bankbiljetten en de identificatie van de klant of, indien toepasselijk, van de uiteindelijk begunstigde zoals bedoeld in Richtlijn 2005/60/EG. Deze verplichting geldt eveneens indien onzeker is of de drempelwaarde van 7 500 EUR werd bereikt. De regels in dit lid laten eventuele strengere identificatie- en rapportagevereisten onverlet, zoals goedgekeurd door de lidstaten bij de implementatie van Richtlijn 2005/60/EG. |
3. Niettegenstaande het voorgaande:
a) |
indien de NCB’s weten dat de echte eurobankbiljetten moedwillig zijn beschadigd, dan wel zij voldoende redenen hebben om zulks te vermoeden, weigeren zij de vervanging ervan en houden zij de eurobankbiljetten in, teneinde te vermijden dat zulke eurobankbiljetten weer in omloop komen of te voorkomen dat de aanvrager deze eurobankbiljetten aan een andere NCB ter vervanging aanbiedt. Niettemin vervangen zij de beschadigde echte eurobankbiljetten, hetzij indien zij weten dat de aanvragers te goeder trouw zijn, of voldoende redenen hebben om zulks te vermoeden, dan wel indien de aanvragers kunnen bewijzen dat zij te goeder trouw zijn. Eurobankbiljetten die slechts in geringe mate beschadigd zijn, bijvoorbeeld door aantekeningen, cijfers of korte zinnen, worden in beginsel niet beschouwd als moedwillig beschadigde eurobankbiljetten; en |
b) |
indien de NCB’s weten dat een strafbaar feit is gepleegd, dan wel zij voldoende redenen hebben om zulks te vermoeden, weigeren zij de vervanging van de beschadigde echte eurobankbiljetten. Tegen afgifte van een ontvangstbewijs houden zij de beschadigde echte eurobankbiljetten in en overhandigen deze als bewijsmateriaal aan de bevoegde autoriteiten, teneinde strafrechtelijk onderzoek te initiëren of een lopend strafrechtelijk onderzoek te ondersteunen. Na afloop van het onderzoek komen de echte eurobankbiljetten in aanmerking voor vervanging onder de in lid 1 en 2 vastgelegde voorwaarden, tenzij de bevoegde autoriteiten anders beslissen; |
c) |
indien de NCB’s weten, dat de beschadigde echte eurobankbiljetten dusdanig zijn besmet dat zij een gezondheids- en veiligheidsrisico vormen, dan wel zij voldoende redenen hebben om zulks te vermoeden, vervangen zij de beschadigde echte eurobankbiljetten, indien de verzoeker de bevoegde autoriteiten een gezondheids- en veiligheidsbeoordeling kan overleggen. |
Artikel 4
Vaststelling van een vergoeding voor de vervanging van door antidiefstalapparatuur beschadigde echte eurobankbiljetten
1. NCB’s brengen de in artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1338/2001 genoemde instellingen en economische subjecten een vergoeding in rekening wanneer deze NCB’s overeenkomstig artikel 3 verzoeken om door antidiefstalapparatuur beschadigde echte eurobankbiljetten te vervangen.
2. De vergoeding bedraagt 10 eurocent per beschadigd eurobankbiljet.
3. De vergoeding wordt alleen in rekening gebracht, indien ten minste 100 beschadigde eurobankbiljetten worden vervangen. Voor alle vervangen eurobankbiljetten wordt de vergoeding in rekening gebracht.
4. De vergoeding is niet verschuldigd, indien eurobankbiljetten zijn beschadigd in samenhang met roof, diefstal of enige andere criminele activiteit, dan wel een poging daartoe.
Artikel 5
Crediteren van waarde van echte eurobankbiljetten die per ongeluk beschadigd zijn door antidiefstalapparatuur en ter vervanging aangeboden worden
1. NCB’s crediteren de rekening van de in artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1338/2001 bedoelde instellingen en economische subjecten bij de desbetreffende NCB voor de waarde van echte eurobankbiljetten die per ongeluk beschadigd zijn door antidiefstalapparatuur, zulks op de ontvangstdag van die bankbiljetten, mits:
a) |
de eurobankbiljetten niet beschadigd zijn in samenhang met roof, diefstal of enige andere criminele activiteit; |
b) |
de NCB direct kan verifiëren dat het verzochte bedrag ruwweg strookt met de waarde van de aangeboden bankbiljetten; en |
c) |
enige andere door de NCB vereiste informatie werd verstrekt. |
2. Indien na verwerking een discrepantie blijkt te bestaan tussen de waarde van de ter vervanging aangeboden en per ongeluk beschadigde echte eurobankbiljetten enerzijds en het eerder voor de verwerking gecrediteerde bedrag, wordt dit verschil aan de indienende instelling of het economische subject gedebiteerd of gecrediteerd, al naargelang het geval.
3. De in artikel 4 genoemde vergoeding wordt berekend op basis van het door de NCB verwerkte, en werkelijke aantal per ongeluk beschadigde echte eurobankbiljetten.
Artikel 6
Uit circulatie nemen van eurobankbiljetten
Het uit circulatie nemen van een type of serie eurobankbiljetten wordt geregeld bij een besluit van de Raad van bestuur en ter algemene informatie gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie en andere media. In dat besluit komen minimaal de volgende punten aan de orde:
— |
het type dat of de serie eurobankbiljetten die uit circulatie wordt genomen; en |
— |
de duur van de vervangingsperiode; en |
— |
de datum waarop het type of de serie eurobankbiljetten de hoedanigheid van wettig betaalmiddel verliest; en |
— |
de behandeling van de ingeleverde eurobankbiljetten nadat de vervangingsperiode is verstreken en/of deze hun hoedanigheid van wettig betaalmiddel hebben verloren. |
Artikel 7
Inwerkingtreding en intrekking
1. Besluit ECB/2003/4 wordt hierbij ingetrokken.
2. Verwijzingen naar Besluit ECB/2003/4 gelden als verwijzingen naar dit besluit.
3. Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Frankfurt am Main, 19 april 2013.
Namens de Raad van bestuur van de ECB
De president van de ECB
Mario DRAGHI
(1) PB L 78 van 25.3.2003, blz. 16.
(2) PB L 139 van 11.5.1998, blz. 1.
(3) PB L 181 van 4.7.2001, blz. 6.
(4) PB L 309 van 25.11.2005, blz. 15.
BIJLAGE
CONCORDANTIETABEL
Besluit ECB/2003/4 |
Dit besluit |
Artikel 1 |
Artikel 1 |
Artikel 2 |
Artikel 2 |
Artikel 3 |
Artikel 3 |
Artikel 4 |
Artikel 4 |
Artikel 5 |
Artikel 6 |
Artikel 6 |
Artikel 7 |
RICHTSNOEREN
30.4.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 118/43 |
RICHTSNOER VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK
van 19 april 2013
houdende wijziging van Richtsnoer ECB/2003/5 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen tegen niet-conforme reproducties van eurobankbiljetten en betreffende de vervanging en het uit circulatie nemen van eurobankbiljetten
(ECB/2013/11)
(2013/212/EU)
DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, inzonderheid artikel 128, lid 1,
Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, inzonderheid artikel 12.1 en artikel 14.3 en artikel 16,
Gezien Besluit ECB/2013/10 van 19 april 2013 betreffende de denominaties, specificaties, reproductie, vervanging en het uit circulatie nemen van eurobankbiljetten (1),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Gezien de ervaring met de toepassing en de uitleg van Richtsnoer ECB/2003/5 van 20 maart 2003 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen tegen niet-conforme reproducties van eurobankbiljetten (2) en betreffende de vervanging en het uit circulatie nemen van eurobankbiljetten, en in het belang van een consistente verwijzing naar echte eurobankbiljetten, die wettig betaalmiddel zijn, is het aangewezen slechts de term „beschadigd” te gebruiken. |
(2) |
Richtsnoer ECB/2003/5 dient derhalve dienovereenkomstig gewijzigd te worden, |
HEEFT HET VOLGENDE RICHTSNOER VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijziging
Artikel 4 van Besluit ECB/2003/5 komt als volgt te luiden:
„Artikel 4
Vervanging van beschadigde eurobankbiljetten
1. De NCB's passen Besluit ECB/2013/10 (3) naar behoren toe.
2. Bij de toepassing van Besluit ECB/2013/10 en behoudens wettelijke beperkingen, mogen de NCB's beschadigde eurobankbiljetten of delen daarvan vernietigen, tenzij deze om juridische redenen bewaard dienen te worden of aan de aanvrager geretourneerd dienen te worden.
3. De NCB's wijzen één orgaan of instelling aan voor het nemen van besluiten inzake de vervanging van beschadigde eurobankbiljetten in de in artikel 3, lid 1, onder b) van Besluit ECB/2013/10 voorziene gevallen en stellen de ECB hiervan dienovereenkomstig in kennis.
Artikel 2
Vankrachtwording
Dit richtsnoer wordt van kracht op de dag van kennisgeving aan de nationale centrale banken van de lidstaten die de euro als munt hebben.
Artikel 3
Geadresseerden
Dit richtsnoer is gericht tot de nationale centrale banken van de lidstaten die de euro als munt hebben.
Gedaan te Frankfurt am Main, 19 april 2013.
De president van de ECB
Mario DRAGHI
(1) Zie bladzijde 37 van dit Publicatieblad.
(2) PB L 78 van 25.3.2003, blz. 20.
(3) PB L 118 van 30.4.2013, blz. 37.”.
III Andere handelingen
EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE
30.4.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 118/44 |
AANBEVELINGNr. 93/13/COL VAN DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA
van 21 februari 2013
betreffende een gecoördineerd controleplan ter opsporing van frauduleuze praktijken bij de handel in bepaalde levensmiddelen
DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA,
Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (EER), en met name artikel 109 en Protocol 1,
Gezien de Overeenkomst tussen de EVA-staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie, en met name artikel 5, lid 2, onder b), en Protocol 1,
Gezien het besluit waaraan wordt gerefereerd in punt 54zzzi van hoofdstuk XII van bijlage II bij de EER-overeenkomst (Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn), zoals gerectificeerd en gewijzigd, en met name artikel 53,
Gezien Besluit 75/13/COL van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA van 19 februari 2013 waarbij aan het bevoegde lid van het College de bevoegdheid wordt verleend de definitieve, door het Comité Veterinaire en fytosanitaire aangelegenheden van de EVA goedgekeurde aanbeveling (geval nr. 663341) aan te nemen,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens artikel 53 van Verordening (EG) nr. 882/2004 is de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA (de Autoriteit) gemachtigd om indien nodig op ad-hocbasis gecoördineerde plannen aan te bevelen, in het bijzonder om de aanwezigheid van risico's in diervoeders, levensmiddelen of dieren vast te stellen. |
(2) |
In Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgeving van de lidstaten inzake etikettering en presentatie van levensmiddelen en inzake de daarvoor gemaakte reclame (1) zijn voor alle levensmiddelen geldende regels van de EER vastgelegd inzake de etikettering van levensmiddelen. |
(3) |
Overeenkomstig Richtlijn 2000/13/EG mogen de etikettering en de wijze waarop deze is uitgevoerd de consument niet misleiden, met name wat betreft de kenmerken van het levensmiddel, met inbegrip van zijn ware aard en identiteit. Verder moet, bij ontbreken van specifieke EER- of nationale regels, de verkoopbenaming de benaming zijn die gebruikelijk is in de EER-staat waar het levensmiddel wordt verkocht, of een omschrijving van het levensmiddel die zo duidelijk is gesteld dat de koper daaruit de ware aard van het product kan opmaken. |
(4) |
Bovendien moeten alle ingrediënten worden vermeld op het etiket van voor de eindgebruiker of instellingen bestemde voorverpakte levensmiddelen. In het bijzonder moeten levensmiddelen die vlees als ingrediënt bevatten, wanneer zij voor de eindgebruiker of instellingen zijn bestemd, ook de diersoort waarvan het vlees afkomstig is, rechtstreeks op de verpakking of op een daaraan gehecht etiket vermelden. Indien een ingrediënt in de benaming van het levensmiddel wordt vermeld, moet de hoeveelheid ervan, uitgedrukt in procenten, ook in de lijst van ingrediënten worden opgenomen, teneinde te vermijden dat de consument zou worden misleid met betrekking tot de identiteit en de samenstelling van het levensmiddel. |
(5) |
Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 tot vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (2) voorziet in aanvullende voorschriften inzake etikettering die op specifieke levensmiddelen van toepassing zijn. In het bijzonder bepaalt zij dat pakketten die bestemd zijn voor de eindgebruiker en die gehakt vlees bevatten van onder meer eenhoevigen, een opschrift moeten dragen waarop staat dat dergelijke producten vóór consumptie moeten worden gekookt, indien en voor zover de nationale regels van de lidstaat op het grondgebied waarvan het product in de handel wordt gebracht dit voorschrijven. |
(6) |
In sectie III van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 853/2004 wordt voorgeschreven dat exploitanten van een levensmiddelenbedrijf die een slachthuis beheren, de informatie over de voedselketen aangaande alle andere dieren dan vrij wild die naar het slachthuis worden gebracht of daarvoor bestemd zijn, moeten opvragen, ontvangen, controleren en er actief gebruik van maken. De relevante gegevens over de voedselketen dienen met name betrekking te hebben op de toegediende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik die de dieren binnen een relevante periode hebben gekregen en wanneer er een wachttijd is, tezamen met de data van toediening en de wachttijden. In Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (3) wordt onder meer voorgeschreven dat officiële dierenartsen controles en inspecties moeten uitvoeren. In het bijzonder moeten de officiële dierenartsen alle relevante gegevens verkregen uit de documenten van het bedrijf van herkomst van de voor de slacht bestemde dieren, met inbegrip van de gegevens over de voedselketen, controleren en analyseren, en bij de antemortem- en postmortemkeuring met de gedocumenteerde resultaten van die controle en analyse rekening houden. |
(7) |
Na officiële controles die sinds december 2012 in een aantal lidstaten van de Europese Unie worden uitgevoerd, bleek dat bepaalde voorverpakte producten paardenvlees bevatten, dat niet werd vermeld in de lijst van ingrediënten rechtstreeks op de verpakking of op een daaraan gehecht etiket. In plaats daarvan verwees de benaming van bepaalde van dergelijke levensmiddelen en/of de begeleidende lijst van ingrediënten op misleidende wijze uitsluitend naar de aanwezigheid van rundvlees. |
(8) |
Overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (4) moeten de exploitanten van levensmiddelenbedrijven ervoor zorgen dat de levensmiddelen in alle stadia van de productie, verwerking en distributie in de bedrijven onder hun beheer voldoen aan de voorschriften van de levensmiddelenwetgeving die van toepassing zijn op hun bedrijvigheid en controleren of deze voorschriften worden nageleefd. |
(9) |
Paarden vormen een diersoort die “voedselproducerend” of “niet-voedselproducerend” kan zijn. Fenylbutazon is een diergeneesmiddel waarvan het gebruik uitsluitend bij niet-voedselproducerende dieren is toegestaan krachtens Verordening (EU) nr. 37/2010 van de Commissie van 22 december 2009 betreffende farmacologisch werkzame stoffen en de indeling daarvan op basis van maximumwaarden voor residuen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong (5). Dienovereenkomstig mogen niet-voedselproducerende paarden die ooit met fenylbutazon zijn behandeld, niet in de voedselketen komen. Rekening houdend met de frauduleuze praktijken met betrekking tot de aanwezigheid in bepaalde voedselproducten van paardenvlees dat niet op het etiket werd vermeld, is het met het oog op preventie noodzakelijk om na te gaan of niet-voedselproducerende, met fenylbutazon behandelde paarden in de voedselketen zijn terechtgekomen. |
(10) |
Het is derhalve noodzakelijk dat de Autoriteit er bij Noorwegen en IJsland op aandringt om gedurende één maand een gecoördineerd controleplan uit te voeren ter opsporing van frauduleuze praktijken bij de handel in bepaalde levensmiddelen. Deze periode kan met nog twee maanden worden verlengd. |
(11) |
Het aanbevolen controleplan moet bestaan uit twee acties. |
(12) |
De eerste actie moet bestaan uit passende controles, op het niveau van de detailhandel, van levensmiddelen die voor de eindgebruiker of instellingen zijn bestemd en die in de handel gebracht en/of geëtiketteerd zijn als bevattende rundvlees. Deze controles kunnen ook worden uitgebreid tot andere inrichtingen (bijvoorbeeld koelhuizen). Deze controles zijn erop gericht vast te stellen of dergelijke producten paardenvlees bevatten dat niet naar behoren op de verpakking is geëtiketteerd, dan wel of, bij niet-voorverpakte levensmiddelen, informatie met betrekking tot de aanwezigheid ervan niet ter beschikking is gesteld van de consument of instellingen. Dergelijke controles moeten worden uitgevoerd bij een representatief monster. |
(13) |
Er bestaan betrouwbare methoden waarmee met voldoende zekerheid de aanwezigheid van eiwitten van niet-vermelde soorten in een monster kan worden opgespoord. Het referentielaboratorium van de Europese Unie voor dierlijke eiwitten in diervoeders kan nuttig advies over deze methoden en het gebruik ervan verstrekken. De bevoegde autoriteiten van Noorwegen en IJsland dienen zich te baseren op het advies van dat laboratorium met betrekking tot de methoden die kunnen worden gebruikt. |
(14) |
De tweede actie moet bestaan uit passende controles in inrichtingen voor de bewerking van paardenvlees dat voor menselijke consumptie is bestemd, met inbegrip van voedsel van oorsprong uit derde landen, voor de opsporing van residuen van fenylbutazon. Deze controles moeten eveneens worden uitgevoerd bij een representatief monster, rekening houdend met de productie- en invoercijfers. Het is passend in dit geval te verwijzen naar de methoden waarin wordt voorzien door Beschikking 2002/657/EG van de Commissie ter uitvoering van Richtlijn 96/23/EG van de Raad wat de prestaties van analysemethoden en de interpretatie van resultaten betreft (6). |
(15) |
Noorwegen en IJsland moeten de resultaten van deze controles regelmatig aan de Autoriteit mededelen, teneinde de bevindingen te beoordelen en over een passende handelwijze te besluiten. Deze resultaten zullen de Europese Commissie worden meegedeeld. De in deze aanbeveling vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité Veterinaire en fytosanitaire aangelegenheden van de EVA, dat de Toezichthoudende Autoriteit bijstaat, |
HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING VASTGESTELD:
Het is gewenst dat Noorwegen en IJsland een gecoördineerd controleplan toepassen, in overeenstemming met de bijlage bij deze aanbeveling, dat bestaat uit de volgende acties:
(a) |
officiële controles van levensmiddelen die voor de eindgebruiker of instellingen zijn bestemd en die in de handel gebracht en/of geëtiketteerd zijn als bevattende rundvlees; alsmede |
(b) |
officiële controles van paardenvlees dat voor menselijke consumptie is bestemd, om residuen van fenylbutazon op te sporen. |
Gedaan te Brussel, 21 februari 2013.
Voor de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA
Sverrir Haukur GUNNLAUGSSON
Lid van het College
Xavier LEWIS
Directeur
(1) Besluit waaraan wordt gerefereerd in punt 18 van hoofdstuk XII van bijlage II bij de EER-overeenkomst
(2) Besluit waaraan wordt gerefereerd in punt 6.1.17 van hoofdstuk I van bijlage I bij de EER-overeenkomst
(3) Besluit waaraan wordt gerefereerd in punt 1.1.12 van hoofdstuk I van bijlage I bij de EER-overeenkomst
(4) Besluit waaraan wordt gerefereerd in punt 54zzzc van hoofdstuk XII van bijlage II bij de EER-overeenkomst
(5) Besluit waaraan wordt gerefereerd in punt 13 van hoofdstuk XIII van bijlage II bij de EER-overeenkomst
(6) Besluit waaraan wordt gerefereerd in punt 7.2.19 van hoofdstuk I van bijlage I bij de EER-overeenkomst
BIJLAGE
Gecoördineerd controleplan ter opsporing van frauduleuze praktijken bij de handel in bepaalde levensmiddelen
I. ACTIES EN TOEPASSINGSGEBIED VAN HET GECOÖRDINEERD CONTROLEPLAN
Het gecoördineerd controleplan moet bestaan uit twee acties:
ACTIE 1: Controles van levensmiddelen die in de handel gebracht en/of geëtiketteerd zijn als bevattende rundvlees
A. Productomschrijving
1. |
Levensmiddelen die in de handel gebracht en/of geëtiketteerd zijn als bevattende rundvlees (bijvoorbeeld gehakt vlees, vleesproducten en vleesbereidingen) die in de volgende categorieën vallen:
|
2. |
Voor de toepassing van dit gecoördineerd controleplan geldt de definitie van “voorverpakte levensmiddelen” van artikel 1, lid 3, onder b), van Richtlijn 2000113/13/EG. |
3. |
Voor de toepassing van dit gecoördineerd controleplan gelden de definities van “gehakt vlees”, “vleesbereidingen” en “vleesproducten” van de punten 1.13, 1.15 en 7.1 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 853/2004. |
B. Doelstelling
De bevoegde autoriteiten van Noorwegen en IJsland moeten officiële controles uitvoeren om vast te stellen of de in punt A bedoelde producten paardenvlees bevatten dat niet naar behoren op de verpakking is geëtiketteerd, dan wel of, bij niet-voorverpakte levensmiddelen, informatie met betrekking tot de aanwezigheid ervan niet overeenkomstig de wetgeving van de EER en, in voorkomend geval, nationale bepalingen ter beschikking is gesteld van de consument of instellingen.
C. Bemonsteringsplaatsen en -procedure
1. |
Het monster moet representatief zijn voor de betrokken producten en betrekking hebben op een reeks producten. |
2. |
De bemonstering van de producten moet worden uitgevoerd op het niveau van de detailhandel (bijvoorbeeld in supermarkten, kleinere winkels, bij slagers) en kan ook tot andere inrichtingen (bijvoorbeeld koelhuizen) worden uitgebreid. |
D. Aantallen monsters en modaliteiten
Onderstaande tabel biedt een overzicht van het aanbevolen indicatieve minimumaantal monsters dat moet worden genomen in de in sectie II beschreven periode. De bevoegde autoriteiten van Noorwegen en IJsland wordt verzocht indien mogelijk meer monsters te nemen. De verdeling van de monsters per land is gebaseerd op de bevolkingsaantallen, met een minimumaantal van 10 monsters van de betrokken producten per land per kalendermaand, zoals in sectie II wordt aangegeven.
Levensmiddelen die in de handel gebracht en/of geëtiketteerd zijn als bevattende rundvlees |
|
Land van verkoop |
Aanbevolen indicatief aantal monsters per maand |
Noorwegen |
50 |
IJsland |
10 |
E. Methoden
De bevoegde autoriteiten van Noorwegen en IJsland dienen bij voorkeur de methode(n) te gebruiken die zijn aanbevolen door het referentielaboratorium van de Europese Unie voor dierlijke eiwitten in diervoeders.
ACTIE 2: Controles van paardenvlees dat voor menselijke consumptie is bestemd
A. Productomschrijving
Vlees van paarden, ezels, muildieren of muilezels, vers, gekoeld of bevroren, dat is ingedeeld onder code 0205 van de gecombineerde nomenclatuur en dat voor menselijke consumptie is bestemd.
B. Doelstelling
De bevoegde autoriteiten van Noorwegen en IJsland moeten officiële controles uitvoeren om de mogelijke aanwezigheid van residuen van fenylbutazon in de in punt A bedoelde producten op te sporen.
C. Bemonsteringsplaatsen en -procedure
De bemonstering van de producten moet worden uitgevoerd in inrichtingen voor de bewerking van de in punt A bedoelde producten (bijvoorbeeld slachthuizen, grensinspectieposten).
D. Aantallen monsters en modaliteiten
Het aanbevolen minimumaantal van de monsters die binnen de in sectie II vermelde periode moeten worden genomen, moet worden vastgesteld op één monster per 50 ton van het in punt A bedoelde product, met een minimum van vijf monsters per lidstaat.
E. Methoden
De bevoegde autoriteiten van Noorwegen en IJsland moeten gebruikmaken van methoden die aan de hand van Beschikking 2002/657/EG van de Commissie zijn gevalideerd. Voor de residuen die zijn opgenomen in groep A, punt 5, en groep B, punt 2, onder a), b) en e), van de lijst van bijlage I bij Richtlijn 96/23/EG (1), zijn dergelijke methoden beschikbaar op de website van het Europees referentielaboratorium voor residuen van diergeneesmiddelen en contaminanten in levensmiddelen van dierlijke oorsprong.
II. DUUR VAN HET GECOÖRDINEERD CONTROLEPLAN
Het gecoördineerd controleplan moet worden toegepast gedurende een periode van één maand vanaf de datum van goedkeuring van deze aanbeveling of uiterlijk vanaf 1 maart 2013.
III. RAPPORTAGE OVER DE RESULTATEN
1. |
De bevoegde autoriteiten van Noorwegen en IJsland moeten de samenvatting van de volgende gegevens rapporteren voor elk van de in sectie I van deze bijlage bedoelde acties:
Het verslag moet worden medegedeeld aan de Autoriteit binnen de 15 dagen vanaf het einde van de in sectie II vermelde periode van één maand. Het rapport moet worden ingediend in overeenstemming met het model dat door de Autoriteit is vastgesteld. |
2. |
De bevoegde autoriteiten van Noorwegen en IJsland moeten alle positieve resultaten van de officiële controles die zijn uitgevoerd in het kader van de acties 1 en 2, onmiddellijk via het systeem voor snelle waarschuwing voor levensmiddelen en diervoeders aan de Autoriteit rapporteren. |
3. |
De bevoegde autoriteiten van Noorwegen en IJsland moeten ook de resultaten van alle op hun verzoek door de exploitanten van levensmiddelenbedrijven uitgevoerde controles aan de Autoriteit rapporteren. Dergelijke gegevens moeten vergezeld gaan van de in punt 1 bedoelde gegevens en moeten worden ingediend in overeenstemming met het model dat door de Autoriteit is vastgesteld. |
(1) Besluit waaraan wordt gerefereerd in punt 2 van onderdeel 7.1 van hoofdstuk I van bijlage I van de EER-overeenkomst