ISSN 1977-0758 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 165 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
57e jaargang |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN
4.6.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 165/1 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 22 oktober 2013
betreffende de goedkeuring van de sluiting door de Commissie, namens de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, van het protocol bij de stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Montenegro, anderzijds, om rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie
(2014/315/Euratom)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 101, tweede alinea,
Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 24 september 2012 heeft de Raad de Commissie gemachtigd onderhandelingen te openen met Montenegro met het oog op de sluiting van een protocol bij de stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Montenegro, anderzijds, om rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie („het protocol”). |
(2) |
Die onderhandelingen zijn met succes afgerond door parafering van het protocol op 16 mei 2013. |
(3) |
De sluiting van het protocol door de Commissie dient te worden goedgekeurd met betrekking tot de onderdelen die tot de bevoegdheid van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie behoren. |
(4) |
Het protocol wordt met betrekking tot de onderdelen die tot de bevoegdheid van de Unie en haar lidstaten behoren volgens een afzonderlijke procedure ondertekend en gesloten, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Enig artikel
De sluiting door de Europese Commissie, namens de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, van het protocol bij de stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Montenegro, anderzijds, om rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie wordt goedgekeurd.
De tekst van het protocol is gehecht aan het besluit betreffende de ondertekening.
Gedaan te Luxemburg, 22 oktober 2013.
Voor de Raad
De voorzitter
L. LINKEVIČIUS
4.6.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 165/3 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 15 november 2013
betreffende de ondertekening namens de Europese Unie en haar lidstaten en de voorlopige toepassing van het Protocol bij de Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Albanië, anderzijds, om rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie
(2014/316/EU)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 217, in samenhang met artikel 218, lid 5, en artikel 218, lid 8, tweede alinea,
Gezien de Akte van toetreding van Kroatië, en met name artikel 6, lid 2, tweede alinea,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 24 september 2012 heeft de Raad de Commissie gemachtigd namens de Unie en haar lidstaten en de Republiek Kroatië onderhandelingen te openen met de Republiek Albanië met het oog op de sluiting van een Protocol bij de Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Albanië, anderzijds, om rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie („het protocol”). |
(2) |
Deze onderhandelingen zijn met succes afgerond, en het protocol is middels briefwisseling op 1 augustus 2013 goedgekeurd door de Albanese autoriteiten. |
(3) |
Het protocol moet namens de Unie en haar lidstaten worden ondertekend, onder voorbehoud van de sluiting ervan op een later tijdstip. |
(4) |
De sluiting van het protocol is onderworpen aan een afzonderlijke procedure voor kwesties die onder de bevoegdheid van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie ressorteren. |
(4) |
In het licht van de toetreding van Kroatië tot de Unie op 1 juli 2013 moet het protocol met ingang van die datum voorlopig worden toegepast, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Er wordt namens de Unie en haar lidstaten machtiging verleend tot de ondertekening van het Protocol bij de Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Albanië, anderzijds, om rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie, onder voorbehoud van de sluiting van het protocol.
De tekst van het protocol is aan dit besluit gehecht.
Artikel 2
De voorzitter van de Raad is gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) het protocol namens de Unie en haar lidstaten te ondertekenen.
Artikel 3
Het protocol moet, in afwachting van de voltooiing van de voor de sluiting ervan vereiste procedures, met ingang van 1 juli 2013, voorlopig worden toegepast in overeenstemming met artikel 10 ervan.
Gedaan te Brussel, 15 november 2013.
Voor de Raad
De voorzitter
R. ŠADŽIUS
4.6.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 165/5 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 15 november 2013
houdende goedkeuring van de sluiting door de Europese Commissie, namens de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, van het protocol bij de stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Albanië, anderzijds, om rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie
(2014/317/Euratom)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 101, tweede alinea,
Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 24 september 2012 heeft de Raad de Commissie gemachtigd onderhandelingen te openen met de Republiek Albanië met het oog op de sluiting van een protocol bij de stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Albanië, anderzijds, om rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie („het protocol”). |
(2) |
Deze onderhandelingen zijn met succes afgerond, en het protocol is middels briefwisseling op 1 augustus 2013 goedgekeurd door de Albanese autoriteiten. |
(3) |
De sluiting door de Europese Commissie van het protocol moet, wat betreft aangelegenheden die onder de bevoegdheid van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie ressorteren, worden goedgekeurd. |
(4) |
De ondertekening en de sluiting van het protocol zijn onderworpen aan een afzonderlijke procedure voor wat betreft aangelegenheden die onder de bevoegdheid van de Unie en haar lidstaten ressorteren, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Enig artikel
De sluiting door de Europese Commissie, namens de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, van het protocol bij de stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Albanië, anderzijds, om rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie, wordt goedgekeurd.
De tekst van het protocol is gehecht aan het besluit betreffende de ondertekening ervan.
Gedaan te Brussel, 15 november 2013.
Voor de Raad
De voorzitter
R. ŠADŽIUS
4.6.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 165/6 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 17 februari 2014
betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Russische Federatie inzake drugsprecursoren
(2014/318/EU)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 4, in samenhang met artikel 218, lid 6, onder a),
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Gezien de goedkeuring van het Europees Parlement,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Europese Unie en de Russische Federatie dienen hun samenwerking te intensiveren om misbruik van drugsprecursoren die aan de legale handel worden onttrokken, te voorkomen en daarmee de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen tegen te gaan. |
(2) |
Overeenkomstig Besluit 2013/263/EU van de Raad (1) is de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Russische Federatie inzake drugsprecursoren („de overeenkomst”), ondertekend op 4 juni 2013, onder voorbehoud van de sluiting ervan op een later tijdstip. |
(3) |
De overeenkomst moet garanderen dat de grondrechten, in het bijzonder een hoog niveau van bescherming voor de verwerking en doorgifte van persoonsgegevens tussen de partijen bij de overeenkomst, volledig worden geëerbiedigd. |
(4) |
De overeenkomst dient namens de Europese Unie te worden goedgekeurd, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De overeenkomst tussen de Europese Unie en de Russische Federatie inzake drugsprecursoren wordt namens de Unie goedgekeurd.
De tekst van de overeenkomst is aan dit besluit gehecht.
Artikel 2
De voorzitter van de Raad doet namens de Europese Unie de in artikel 11 van de overeenkomst bedoelde kennisgeving (2).
Artikel 3
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel, 17 februari 2014.
Voor de Raad
De voorzitter
A. TSAFTARIS
(1) Besluit 2013/263/EU van de Raad van 13 mei 2013 betreffende de ondertekening namens de Europese Unie van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Russische Federatie inzake drugsprecursoren (PB L 154 van 6.6.2013, blz. 5).
(2) De datum van de inwerkingtreding van de overeenkomst zal door het secretariaat-generaal van de Raad in het Publicatieblad van de Europese Unie worden bekendgemaakt.
4.6.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 165/7 |
OVEREENKOMST
tussen de Europese Unie en de Russische Federatie inzake drugsprecursoren
DE EUROPESE UNIE,
enerzijds, en
DE RUSSISCHE FEDERATIE,
anderzijds,
hierna „de partijen” genoemd,
BINNEN HET KADER VAN het Verdrag van de Verenigde Naties van 1988 tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, hierna „het Verdrag van 1988” genoemd;
VASTBESLOTEN om de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen te voorkomen en te bestrijden door het misbruik te voorkomen van stoffen die aan de legale handel worden onttrokken en die veelvuldig bij de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen worden gebruikt (hierna „drugsprecursoren” genoemd);
REKENING HOUDEND met het algemeen rechtskader tussen de Russische Federatie en de Europese Unie;
VASTSTELLEND dat de internationale handel een rol kan spelen bij het misbruik van deze precursoren;
OVERTUIGD van de noodzaak overeenkomsten tussen de betrokken partijen te sluiten en uit te voeren om brede samenwerking tot stand te brengen, met name op het gebied van in- en uitvoercontroles;
ERKENNENDE dat precursoren ook hoofdzakelijk en op grote schaal worden gebruikt voor legitieme doeleinden en dat de internationale handel niet door buitensporige toezichtsprocedures mag worden belemmerd;
ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:
Artikel 1
Toepassingsgebied van de overeenkomst
1. In deze overeenkomst worden maatregelen vastgesteld ter intensivering van de samenwerking tussen de partijen om misbruik van precursoren die aan de legale handel worden onttrokken te voorkomen, zonder afbreuk te doen aan de legale handel in deze precursoren.
2. De partijen verlenen elkaar conform deze overeenkomst bijstand, met name door:
— |
toezicht te houden op de handel in precursoren tussen de partijen om het gebruik ervan voor illegale doeleinden te voorkomen, |
— |
wederzijdse bijstand te verlenen om het misbruik van deze precursoren te voorkomen. |
3. De in lid 2 van dit artikel bedoelde maatregelen gelden voor de in bijlage I bij deze overeenkomst vermelde precursoren (hierna „geregistreerde precursoren” genoemd).
Artikel 2
Uitvoeringsmaatregelen
1. De partijen stellen elkaar schriftelijk in kennis van hun respectieve bevoegde autoriteiten. Voor de toepassing van deze overeenkomst onderhouden deze autoriteiten rechtstreeks contact met elkaar.
2. De partijen stellen elkaar in kennis van hun respectieve wettelijke voorschriften en andere toegepaste maatregelen om deze overeenkomst uit te voeren.
Artikel 3
Toezicht op de handel
1. De bevoegde autoriteiten van de partijen stellen elkaar uit eigen beweging in kennis als zij gegronde redenen hebben aan te nemen dat geregistreerde precursoren uit de legitieme handel tussen de partijen voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen kunnen worden misbruikt.
2. Wat de geregistreerde precursoren betreft, doen de bevoegde autoriteiten van de uitvoerende partij de bevoegde autoriteiten van de invoerende partij een voorafgaande kennisgeving van uitvoer toekomen met de in artikel 12, lid 10, onder a), van het Verdrag van 1988 vermelde informatie.
Het schriftelijke antwoord van de bevoegde autoriteiten van de invoerende partij wordt via technische communicatiemiddelen binnen 21 dagen na ontvangst van het bericht van de bevoegde autoriteiten van de uitvoerende partij verstrekt. Wordt binnen deze termijn niet geantwoord, dan geldt dat als toestemming tot invoer. Een weigering wordt binnen deze periode na ontvangst van de voorafgaande kennisgeving van uitvoer via technische communicatiemiddelen schriftelijk aan de bevoegde autoriteiten van de uitvoerende partij meegedeeld en met redenen omkleed.
Artikel 4
Wederzijdse bijstand
1. De partijen verlenen elkaar binnen het toepassingsgebied van deze overeenkomst wederzijdse bijstand door uitwisseling van de in artikel 12, lid 10, onder a), van het Verdrag van 1988 vermelde informatie om het misbruik van geregistreerde precursoren voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen te voorkomen. Zij ondernemen in overeenstemming met de wetgeving van de partijen passende stappen om misbruik te voorkomen.
2. De partijen verlenen elkaar ook op schriftelijk verzoek of uit eigen beweging wederzijdse bijstand als er redenen zijn om aan te nemen dat andere relevante informatie voor de andere partij van belang is.
3. Het verzoek bevat informatie over:
— |
het doel van en de grond voor het verzoek, |
— |
de tijd waarbinnen naar verwachting aan het verzoek zal worden voldaan, |
— |
overige informatie die kan worden gebruikt om aan het verzoek te voldoen. |
4. Het verzoek, dat schriftelijk wordt ingediend met het officiële briefhoofd van de bevoegde autoriteiten van de verzoekende partij, gaat vergezeld van een vertaling in een van de officiële talen van de aangezochte partij en wordt ondertekend door de daartoe gemachtigde personen van de bevoegde autoriteiten van de verzoekende partij.
5. De bevoegde autoriteiten van de aangezochte partij nemen alle nodige maatregelen om zo spoedig en volledig mogelijk aan het verzoek te voldoen.
6. Verzoeken om bijstand worden behandeld overeenkomstig de wetgeving van de aangezochte partij.
7. De bevoegde autoriteiten van de aangezochte partij stellen de bevoegde autoriteiten van de verzoekende partij zo spoedig mogelijk in kennis over de omstandigheden die de behandeling van het verzoek verhinderen of vertragen.
Als de bevoegde autoriteiten van de verzoekende partij oordelen dat er geen noodzaak meer is om aan het verzoek te voldoen, stellen zij de bevoegde autoriteiten van de aangezochte partij daarvan zo spoedig mogelijk in kennis.
8. De partijen werken met elkaar samen om het risico te minimaliseren dat illegale zendingen geregistreerde precursoren het grondgebied van de Russische Federatie en het douanegebied van de Europese Unie worden in- of uitgevoerd.
9. De op grond van dit artikel verstrekte bijstand laat de regels betreffende de wederzijdse bijstand in strafzaken en uitlevering onverlet en geldt niet voor informatie die is verkregen krachtens bevoegdheden die op verzoek van een rechterlijke instantie worden uitgeoefend, tenzij deze instantie ermee instemt dat die informatie wordt verstrekt.
Artikel 5
Vertrouwelijkheid en gegevensbescherming
1. De partijen nemen de nodige maatregelen om de vertrouwelijkheid van de ontvangen informatie te waarborgen. Als het onmogelijk is de vertrouwelijkheid van de gevraagde informatie te waarborgen, brengt de partij die om de informatie verzoekt, de andere partij daarvan op de hoogte waarna laatstgenoemde bepaalt of de informatie onder deze omstandigheden wordt verstrekt.
2. De op grond van deze overeenkomst verkregen informatie, inclusief persoonsgegevens, wordt uitsluitend gebruikt voor de doeleinden van deze overeenkomst en wordt niet langer bewaard dan nodig voor de doeleinden op grond waarvan zij krachtens deze overeenkomst is doorgegeven.
3. In afwijking van lid 2 wordt het gebruik van informatie, inclusief persoonsgegevens, door de autoriteiten of overheidsorganen van de partij die de informatie heeft verkregen, voor verdere doeleinden uitsluitend toegestaan na voorafgaande uitdrukkelijke en schriftelijke toestemming van de autoriteit van de partij die de informatie overeenkomstig de wetgeving van die partij heeft doorgegeven. Een dergelijk gebruik is onderworpen aan de door die autoriteit vastgestelde voorwaarden.
4. De partijen kunnen informatie die zij hebben ontvangen en documenten die zij hebben geraadpleegd overeenkomstig de bepalingen van deze overeenkomst, na voorafgaande schriftelijke toestemming van de bevoegde autoriteiten van de aangezochte partij die de gegevens verstrekte, als bewijsmateriaal gebruiken in procedures wegens niet-naleving van de wetgeving inzake geregistreerde precursoren.
5. Indien persoonsgegevens worden uitgewisseld, dienen zij te worden verwerkt in overeenstemming met de in bijlage II vastgestelde beginselen, die bindend zijn voor de overeenkomstsluitende partijen.
Artikel 6
Gevallen waarin geen wederzijdse bijstand moet worden verleend
1. Het verlenen van bijstand kan worden geweigerd of van bepaalde voorwaarden of eisen afhankelijk worden gesteld wanneer een partij van oordeel is dat bijstand op grond van deze overeenkomst afbreuk kan doen aan de soevereiniteit, de veiligheid, de openbare orde of andere wezenlijke belangen van de Russische Federatie of van een lidstaat van de Europese Unie waaraan op grond van deze overeenkomst om bijstand is gevraagd.
2. In de in dit artikel bedoelde gevallen dienen het besluit van de bevoegde autoriteiten van de aangezochte partij en de redenen die daaraan ten grondslag liggen, zo spoedig mogelijk aan de bevoegde autoriteiten van de verzoekende partij te worden meegedeeld.
Artikel 7
Samenwerking op het gebied van precursoren die niet in bijlage I worden vermeld
1. De partijen kunnen op vrijwillige basis informatie uitwisselen over precursoren die niet in bijlage I bij deze overeenkomst worden vermeld (hierna „niet-geregistreerde precursoren” genoemd).
2. In het geval van lid 1 van dit artikel gelden de bepalingen van artikel 4, leden 2 tot en met 9.
3. De partijen kunnen hun beschikbare lijsten van niet-geregistreerde precursoren uitwisselen.
Artikel 8
Technische en wetenschappelijke samenwerking
De partijen werken samen bij het opsporen van nieuwe methoden van misbruik en het nemen van passende tegenmaatregelen, onder meer via technische samenwerking en met name op het gebied van opleidingen en uitwisselingsprogramma's voor de betrokken ambtenaren, ter versterking van de administratieve en handhavingsstructuren op dit gebied en ter bevordering van de samenwerking met handel en industrie.
Artikel 9
Gemengde follow-up-deskundigengroep
1. Overeenkomstig deze overeenkomst wordt een gemengde follow-up-deskundigengroep ingesteld die bestaat uit vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteiten van de partijen (hierna „de gemengde follow-up-deskundigengroep” genoemd).
2. De gemengde follow-up-deskundigengroep doet aanbevelingen bij consensus.
3. Datum van bijeenkomst alsook plaats en programma worden door de gemengde follow-up-deskundigengroep vastgesteld bij consensus.
4. De gemengde follow-up-deskundigengroep beheert deze overeenkomst en ziet toe op de correcte uitvoering ervan. Om dit doel te verwezenlijken, zal hij:
— |
vragen over de uitvoering van de overeenkomst behandelen, |
— |
de in artikel 8 genoemde technische samenwerkingsmaatregelen bestuderen en erover adviseren, |
— |
andere mogelijke samenwerkingsvormen bestuderen en erover adviseren, |
— |
andere aangelegenheden die de partijen aan de orde stellen in verband met de uitvoering van deze overeenkomst, in overweging nemen. |
5. De gemengde follow-up-deskundigengroep kan de partijen adviseren over wijziging van deze overeenkomst.
Artikel 10
Verplichtingen uit hoofde van andere internationale overeenkomsten
1. Tenzij anders bepaald in deze overeenkomst, laten de bepalingen ervan de verplichtingen van de partijen uit hoofde van andere internationale overeenkomsten onverlet.
2. De uitwisseling van geheime informatie is geregeld in de overeenkomst tussen de regering van de Russische Federatie en de Europese Unie inzake de bescherming van gerubriceerde gegevens (1).
3. De bepalingen in deze overeenkomst hebben voorrang boven de bepalingen van bilaterale of multilaterale internationale overeenkomsten inzake drugsprecursoren tussen de Russische Federatie en de EU-lidstaten.
4. De partijen stellen elkaar in kennis van de sluiting van internationale overeenkomsten met andere landen over bovengenoemde kwesties.
5. Deze overeenkomst moet in het licht van het geldende algemene rechtskader tussen de EU en de Russische Federatie worden gezien en geïnterpreteerd, inclusief wat betreft de daarin vervatte verplichtingen.
Artikel 11
Inwerkingtreding
Deze overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand na de datum van ontvangst van de laatste schriftelijke kennisgeving van de partijen over de voltooiing van hun voor de inwerkingtreding vereiste interne procedures.
Artikel 12
Duur, opzegging en wijzigingen
1. Deze overeenkomst wordt voor vijf jaar gesloten waarna zij automatisch/stilzwijgend voor opeenvolgende perioden van vijf jaar wordt verlengd totdat een van de partijen uiterlijk zes maanden voor het verstrijken van de desbetreffende periode van vijf jaar de andere partij schriftelijk in kennis stelt van haar voornemen om de overeenkomst te beëindigen.
2. Deze overeenkomst kan met wederzijdse instemming van de partijen worden gewijzigd.
Artikel 13
Kosten
Elke partij draagt de kosten die zij maakt als gevolg van de maatregelen om deze overeenkomst uit te voeren.
Gedaan te Jekaterinburg, in tweevoud, op 4 juni 2013 in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Slowaakse, de Sloveense, de Spaanse, de Tsjechische, de Zweedse en de Russische taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.
За Европейския съюз
Por la Unión Europea
Za Evropskou unii
For Den Europæiske Union
Für die Europäische Union
Euroopa Liidu nimel
Για την Ευρωπαϊκή Ένωση
For the European Union
Pour l'Union européenne
Per l'Unione europea
Eiropas Savienības vārdā –
Europos Sąjungos vardu
Az Európai Unió részéről
Għall-Unjoni Ewropea
Voor de Europese Unie
W imieniu Unii Europejskiej
Pela União Europeia
Pentru Uniunea Europeană
Za Európsku úniu
Za Evropsko unijo
Euroopan unionin puolesta
För Europeiska unionen
За Европейский съюз
За Руската Федерация
Por la Federación de Rusia
Za Ruskou Federaci
For Den Russiske Føderation
Für die Russische Föderation
Venemaa Föderatsiooni nimel
Για τη Ρωσική Ομοσπονδία
For the Russian Federation
Pour la Fédération de Russie
Per la Federazione Russa
Krievijas Federācijas vārdā –
Rusijos Federacijos vardu
Az Oroszországi Föderáció részéről
Għall-Federazzjoni Russa
Voor de Russische Federatie
W imieniu Federacji Rosyjskiej
Pela Federação da Rússia
Pentru Federația Rusă
Za Ruskú Federáciu
Za Rusko Federacijo
Venäjän Federaation puolesta
För Ryska Federationen
За Pоссийскую Федерацию
(1) PB L 155 van 22.6.2010, blz. 57.
BIJLAGE I
Azijnzuuranhydride
Aceton
Antranilzuur
Efedrine
Ergometrine
Ergotamine
Ethylether
Zoutzuur
Isosafrool
Lyserginezuur
3,4-Methyleendioxyfenylpropaan-2-on
Methylethylketon
N-Acetylantranilzuur
Norefedrine
Fenylazijnzuur
1-Fenyl-2-propanon
Piperidine
Piperonal
Kaliumpermanganaat
Pseudo-efedrine
Safrool
Zwavelzuur
Tolueen
De zouten van de in deze bijlage opgenomen stoffen zijn vermeld in alle gevallen waarin ze kunnen voorkomen (met uitzondering van de zouten van zoutzuur en zwavelzuur).
BIJLAGE II
DEFINITIES EN BEGINSELEN VAN GEGEVENSBESCHERMING
Definities
Voor de toepassing van deze overeenkomst worden onder:
„persoonsgegevens” gegevens verstaan die betrekking hebben op een geïdentificeerd of identificeerbaar natuurlijk persoon;
„verwerking van persoonsgegevens”: elke bewerking of elk geheel van bewerkingen met betrekking tot persoonsgegevens, al dan niet uitgevoerd met behulp van geautomatiseerde procedés, zoals het verzamelen, vastleggen, ordenen, bewaren, bijwerken of wijzigen, opvragen, raadplegen, gebruiken, verstrekken door middel van doorgifte, verspreiden of op enigerlei andere wijze ter beschikking stellen, samenbrengen, met elkaar in verband brengen, alsmede afschermen, wissen of vernietigen van gegevens.
Beginselen
„Kwaliteit en evenredigheid van gegevens”: de gegevens moeten adequaat, ter zake dienend en niet buitensporig zijn, uitgaande van de doeleinden waarvoor zij worden doorgegeven, en zo nodig worden bijgewerkt. De partijen staan er met name voor in dat de nauwkeurigheid van de uitgewisselde gegevens regelmatig wordt beoordeeld.
„Transparantie”: een betrokkene moet worden geïnformeerd over de doeleinden van de verwerking en de identiteit van de voor de verwerking verantwoordelijke, de ontvangers of categorieën ontvangers van de persoonsgegevens, het bestaan van het recht van toegang en het recht de eigen persoonsgegevens te rectificeren, te wissen of af te schermen, het recht om administratief of juridisch beroep aan te tekenen en andere informatie te verkrijgen voor zover nodig om eerlijke verwerking te waarborgen, tenzij dergelijke informatie reeds door de partijen bij de overeenkomst is verstrekt.
„Recht om toegang te krijgen tot gegevens en deze te rectificeren, te wissen en af te schermen”: een betrokkene heeft zonder beperking het recht op rechtstreekse toegang tot alle hem betreffende gegevens die zijn verwerkt en, in voorkomend geval, het recht gegevens te rectificeren, te wissen of af te schermen waarvan de verwerking niet strookt met deze overeenkomst omdat de gegevens onvolledig of onjuist zijn.
„Verhaalmogelijkheden”: de partijen voorzien erin dat een betrokkene die meent dat zijn/haar recht op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer is geschonden of dat de eigen persoonsgegevens in strijd met deze overeenkomst zijn verwerkt, overeenkomstig hun wetgeving het recht heeft een doeltreffende administratieve voorziening in te stellen bij een bevoegde autoriteit en een juridische voorziening bij een onafhankelijke en onpartijdige instantie die toegankelijk is voor individuen ongeacht hun nationaliteit of land van verblijf.
Dergelijke inbreuken of schendingen worden aan gepaste, evenredige en doeltreffende sancties onderworpen, inclusief een schadevergoeding voor een inbreuk op de gegevensbeschermingsregels. Indien gegevensbeschermingsbepalingen zijn geschonden, moeten in overeenstemming met de toepasselijke nationale regels sancties worden opgelegd, inclusief een schadevergoeding.
Verdere doorgiften:
verdere doorgiften van persoonsgegevens aan andere autoriteiten en overheidsorganen van een derde land zijn alleen toegestaan na voorafgaande schriftelijke toestemming van de autoriteit die de gegevens heeft doorgegeven en voor de doeleinden waarvoor zij zijn doorgegeven, en op voorwaarde dat dit land een passend niveau van gegevensbescherming biedt. Behoudens redelijke juridische beperkingen op grond van nationale wetgeving stellen de partijen de betrokkene in kennis van dergelijke verdere doorgiften van gegevens.
„Toezicht op de gegevensverwerking”: de controle op de naleving van de gegevensbeschermingsregels door elke partij geschiedt door een of meer onafhankelijke overheidsinstanties die effectieve bevoegdheden hebben om onderzoek te verrichten, op te treden en gerechtelijke procedures aan te spannen of die een schending van de gegevensbeschermingsbeginselen van deze overeenkomst onder de aandacht van de bevoegde rechterlijke instanties kunnen brengen. Eenieder kan bij elke onafhankelijke overheidsinstantie een verzoek indienen met betrekking tot de bescherming van zijn of haar rechten en vrijheden in verband met de verwerking van persoonsgegevens overeenkomstig deze overeenkomst. De betrokkene wordt in kennis gesteld van het gevolg dat aan het verzoek wordt gegeven.
„Uitzonderingen op de transparantie en het recht van toegang”: de partijen kunnen indien nodig het recht van toegang en de transparantiebeginselen overeenkomstig hun wetgeving inperken om:
— |
een officieel onderzoek niet in gevaar te brengen, |
— |
de mensenrechten van andere personen niet te schenden. |
4.6.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 165/15 |
Informatie over de datum van inwerkingtreding van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Russische Federatie inzake drugsprecursoren
Na de ondertekening op 4 juni 2013 hebben de regering van de Russische Federatie en de Europese Unie er op respectievelijk 20 en 21 februari 2014 kennis van gegeven dat zij de interne procedures met het oog op de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Russische Federatie inzake drugsprecursoren hebben afgerond.
De overeenkomst is bijgevolg krachtens artikel 11 op 1 april 2014 in werking getreden.
4.6.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 165/16 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 12 mei 2014
betreffende de sluiting van het Protocol bij de Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds, inzake een Kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en Georgië over de algemene beginselen voor de deelname van Georgië aan programma's van de Unie
(2014/319/EU)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 212, juncto artikel 218, lid 6, onder a),
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Gezien de goedkeuring door het Europees Parlement,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Het Protocol bij de Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds, inzake een Kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en Georgië over de algemene beginselen voor de deelname van Georgië aan programma's van de Unie („het protocol”) is namens de Unie ondertekend op 12 december 2013. |
(2) |
Het protocol heeft ten doel de financiële en technische regels vast te leggen volgens welke Georgië aan bepaalde programma's van de Unie kan deelnemen. Het bij het protocol vastgestelde horizontale kader vormt een maatregel voor economische, financiële en technische samenwerking, die toegang geeft tot bijstand, met name financiële bijstand, welke door de Unie op grond van de programma's van de Unie wordt verleend. Dit kader geldt alleen voor de programma's van de Unie waarvoor de toepasselijke oprichtingshandeling voorziet in de mogelijkheid van deelname door Georgië. De sluiting van het protocol heeft derhalve niet tot gevolg dat de bevoegdheden op grond van de verscheidene door de programma's nagestreefde sectorale beleidsmaatregelen worden uitgeoefend; die bevoegdheden worden bij de vaststelling van de programma's uitgeoefend. |
(3) |
Het protocol dient te worden goedgekeurd, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Het Protocol bij de Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds, inzake een Kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en Georgië over de algemene beginselen voor de deelname van Georgië aan programma's van de Unie („het protocol”) wordt namens de Unie goedgekeurd (1).
Artikel 2
De voorzitter van de Raad verricht namens de Unie de in artikel 10 van het protocol bedoelde kennisgeving (2).
Artikel 3
Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel, 12 mei 2014.
Voor de Raad
De voorzitter
C. ASHTON
(1) Het protocol is samen met het ondertekeningsbesluit bekendgemaakt in PB L 8 van 11.1.2014, blz. 3.
(2) De datum van inwerkingtreding van het protocol zal door het secretariaat-generaal van de Raad worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
4.6.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 165/18 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 12 mei 2014
betreffende de sluiting namens de Europese Unie en haar lidstaten van het protocol bij de stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Albanië, anderzijds, om rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie
(2014/320/EU)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 217, in samenhang met artikel 218, lid 6, onder a) i), en artikel 218, lid 8, tweede alinea,
Gezien de Akte van toetreding van Kroatië, en met name artikel 6, lid 2, tweede alinea,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Gezien de goedkeuring van het Europees Parlement,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In overeenstemming met Besluit 2014/316/EU van de Raad (1), is het protocol bij de stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Albanië, anderzijds, om rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie („het protocol”) ondertekend onder voorbehoud van de sluiting ervan. |
(2) |
De sluiting van het protocol is onderworpen aan een afzonderlijke procedure voor kwesties die onder de bevoegdheid van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie ressorteren. |
(3) |
Het protocol dient te worden goedgekeurd, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Het protocol bij de stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Albanië, anderzijds, om rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie, wordt goedgekeurd namens de Unie en haar lidstaten (2).
Artikel 2
De voorzitter van de Raad is gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) om namens de Unie en haar lidstaten over te gaan tot nederlegging van de akten van goedkeuring, als bedoeld in artikel 9, lid 2, van het protocol.
Artikel 3
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel, 12 mei 2014.
Voor de Raad
De voorzitter
C. ASHTON
(1) Zie bladzijde 3 van dit Publicatieblad.
(2) De tekst van het protocol is samen met het besluit betreffende de ondertekening ervan bekendgemaakt (zie bladzijde 19 van dit Publicatieblad).
4.6.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 165/19 |
PROTOCOL
bij de Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Albanië, anderzijds, om rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie
HET KONINKRIJK BELGIË,
DE REPUBLIEK BULGARIJE,
DE TSJECHISCHE REPUBLIEK,
HET KONINKRIJK DENEMARKEN,
DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND,
DE REPUBLIEK ESTLAND,
IERLAND,
DE HELLEENSE REPUBLIEK,
HET KONINKRIJK SPANJE,
DE FRANSE REPUBLIEK,
DE REPUBLIEK KROATIË,
DE ITALIAANSE REPUBLIEK,
DE REPUBLIEK CYPRUS,
DE REPUBLIEK LETLAND,
DE REPUBLIEK LITOUWEN,
HET GROOTHERTOGDOM LUXEMBURG,
HONGARIJE,
MALTA,
HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN,
DE REPUBLIEK OOSTENRIJK,
DE REPUBLIEK POLEN,
DE PORTUGESE REPUBLIEK,
ROEMENIË,
DE REPUBLIEK SLOVENIË,
DE SLOWAAKSE REPUBLIEK,
DE REPUBLIEK FINLAND,
HET KONINKRIJK ZWEDEN,
HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË EN NOORD-IERLAND,
Verdragsluitende partijen bij het Verdrag betreffende de Europese Unie, het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, hierna „de lidstaten” genoemd, en
DE EUROPESE UNIE en DE EUROPESE GEMEENSCHAP VOOR ATOOMENERGIE, hierna „de Europese Unie” genoemd,
enerzijds, en
DE REPUBLIEK ALBANIË, hierna „Albanië” genoemd,
anderzijds,
GEZIEN de toetreding van de Republiek Kroatië (hierna „Kroatië” genoemd) tot de Europese Unie op 1 juli 2013,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Albanië, anderzijds, (hierna „de SAO” genoemd), is op 12 juni 2006 in Luxemburg ondertekend en op 1 april 2009 in werking getreden. |
(2) |
Het Verdrag betreffende de toetreding van de Kroatië tot de Europese Unie (hierna „het Toetredingsverdrag” genoemd) is op 9 december 2011 in Brussel ondertekend. |
(3) |
Kroatië is op 1 juli 2013 tot de Europese Unie toegetreden. |
(4) |
Overeenkomstig artikel 6, lid 2, van de Akte betreffende de voorwaarden voor de toetreding van Kroatië dient de toetreding van Kroatië tot de SAO te worden geregeld door sluiting van een protocol bij de SAO. |
(5) |
Overeenkomstig artikel 36, lid 3, van de SAO heeft overleg plaatsgevonden om ervoor te zorgen dat rekening wordt gehouden met de in die overeenkomst vastgestelde wederzijdse belangen van de Europese Unie en Albanië, |
ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:
DEEL I
Overeenkomstsluitende partijen
Artikel 1
Kroatië wordt partij bij de stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Albanië, anderzijds, die op 12 juni 2006 in Luxemburg is ondertekend (hierna „de SAO”), en dient, op dezelfde wijze als de andere lidstaten van de Europese Unie, de tekst van de SAO en die van de gemeenschappelijke verklaringen en de unilaterale verklaringen die aan de op diezelfde datum ondertekende slotakte zijn gehecht, goed te keuren dan wel er nota van te nemen.
AANPASSINGEN VAN DE TEKST VAN DE SAO EN DE BIJLAGEN EN PROTOCOLLEN DAARBIJ
DEEL II
Landbouwproducten
Artikel 2
Landbouwproducten in strikte zin
Bijlage II(c) bij de SAO wordt vervangen door de tekst van bijlage I bij dit protocol.
DEEL III
Oorsprongsregels
Artikel 3
Bijlage IV bij protocol 4 bij de SAO wordt vervangen door de tekst van bijlage II bij dit protocol.
OVERGANGSBEPALINGEN
DEEL IV
Artikel 4
WTO
Albanië verbindt zich ertoe geen claim, verzoek of beroep in te dienen, noch concessies te wijzigen of in te trekken op grond van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de GATT 1994 naar aanleiding van deze uitbreiding van de Europese Unie.
Artikel 5
Bewijs van oorsprong en administratieve samenwerking
1. Onverminderd de toepassing van maatregelen in het kader van de gemeenschappelijke handelspolitiek worden bewijzen van oorsprong die door Albanië of Kroatië naar behoren zijn afgegeven of opgesteld in het kader van een tussen die landen onderling toegepaste preferentiële overeenkomst, in de respectieve landen aanvaard, mits:
a) |
de verkrijging van de oorsprong met zich meebrengt dat een preferentieel tarief wordt gehanteerd overeenkomstig de in de SAO opgenomen preferentiële tariefmaatregelen; |
b) |
het bewijs van oorsprong en de vervoersdocumenten uiterlijk op de dag voor de toetreding zijn afgegeven of opgesteld; |
c) |
het bewijs van oorsprong binnen vier maanden na de datum van toetreding wordt ingediend. |
Indien goederen vóór de datum van toetreding in Albanië of Kroatië ten invoer zijn aangegeven, kunnen op grond van een preferentiële overeenkomst afgegeven of opgestelde bewijzen van oorsprong eveneens worden aanvaard, mits die bewijzen binnen vier maanden na de datum van toetreding aan de douaneautoriteiten worden overgelegd.
2. Albanië en Kroatië mogen vergunningen waarmee de status van „toegelaten exporteur” is verleend in het kader van een preferentiële overeenkomst die zij onderling toepassen, blijven gebruiken, mits:
a) |
een dergelijke bepaling ook is opgenomen in de tussen Albanië en de Europese Unie vóór de toetreding van Kroatië gesloten SAO; en |
b) |
de toegelaten exporteurs de op grond van die overeenkomst geldende oorsprongsregels toepassen. |
c) |
Deze vergunningen worden uiterlijk één jaar na de datum van de toetreding van Kroatië vervangen door nieuwe vergunningen die onder de voorwaarden van de SAO zijn afgegeven. |
3. Verzoeken om controle achteraf van bewijzen van oorsprong die zijn afgegeven op grond van de in lid 1 bedoelde preferentiële overeenkomst worden gedurende drie jaar na de afgifte van het betrokken bewijs van oorsprong aanvaard door de bevoegde douaneautoriteiten van Albanië of Kroatië, en kunnen door die autoriteiten nog worden ingediend gedurende drie jaar na aanvaarding van een bewijs van oorsprong dat aan die autoriteiten ter staving van een aangifte ten invoer is voorgelegd.
Artikel 6
Goederen in doorvoer
1. De bepalingen van de SAO kunnen worden toegepast op goederen die van Albanië naar Kroatië of van Kroatië naar Albanië worden uitgevoerd, wanneer die goederen voldoen aan de bepalingen van protocol 4 bij de SAO en op de datum van de toetreding van Kroatië ofwel onderweg zijn of in tijdelijke opslag zijn in een douane-entrepot of in een vrije zone in Albanië of Kroatië.
2. In dergelijke gevallen mag preferentiële behandeling worden verleend, mits binnen vier maanden na de datum van de toetreding van Kroatië bij de douaneautoriteiten van het land van invoer een bewijs van oorsprong wordt ingediend dat achteraf is afgegeven door de douaneautoriteiten van het land van uitvoer.
Artikel 7
Tariefcontingenten in 2013
Voor het jaar 2013 worden de hoeveelheden van de nieuwe tariefcontingenten en de toename van de hoeveelheden van de bestaande tariefcontingenten berekend naar rata van de basishoeveelheden, rekening houdend met de tot 1 juli 2013 verstreken periode.
ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN
DEEL V
Artikel 8
Dit protocol en de bijlagen erbij vormen een integrerend onderdeel van de SAO.
Artikel 9
1. Dit protocol wordt door de Europese Unie en haar lidstaten en door de Republiek Albanië volgens hun eigen procedures goedgekeurd.
2. De partijen stellen elkaar in kennis van de voltooiing van de in lid 1 bedoelde procedures. De akten van goedkeuring worden neergelegd bij het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie.
Artikel 10
1. Dit protocol treedt in werking op de eerste dag van de eerste maand volgende op de datum waarop de laatste akte van goedkeuring is neergelegd.
2. Indien niet alle akten van goedkeuring van dit protocol vóór 1 juli 2013 zijn neergelegd, is dit protocol voorlopig van toepassing met ingang van 1 juli 2013.
Artikel 11
Dit protocol is opgesteld in tweevoud in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Kroatische, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische, de Zweedse en de Albanese taal, waarbij alle teksten gelijkelijk authentiek zijn.
Artikel 12
De tekst van de SAO, de bijlagen en de protocollen die daarvan een integrerend onderdeel vormen, de slotakte en de daaraan gehechte verklaringen worden opgemaakt in de Kroatische taal en deze tekst is evenzeer authentiek als de oorspronkelijke teksten. De stabilisatie- en associatieraad keurt deze teksten goed.
Съставено в Брюксел на двадесети февруари две хиляди и четиринадесета година.
Hecho en Bruselas, el veinte de febrero de dos mil catorce.
V Bruselu dne dvacátého února dva tisíce čtrnáct.
Udfærdiget i Bruxelles den tyvende februar to tusind og fjorten.
Geschehen zu Brüssel am zwanzigsten Februar zweitausendvierzehn.
Kahe tuhande neljateistkümnenda aasta veebruarikuu kahekümnendal päeval Brüsselis.
Έγινε στις Βρυξέλλες, στις είκοσι Φεβρουαρίου δύο χιλιάδες δεκατέσσερα.
Done at Brussels on the twentieth day of February in the year two thousand and fourteen.
Fait à Bruxelles, le vingt février deux mille quatorze.
Arna dhéanamh sa Bhruiséil, an fichiú lá de Feabhra an bhliain dhá mhíle agus a ceathair déag.
Sastavljeno u Bruxellesu dvadesetog veljače dvije tisuće četrnaeste.
Fatto a Bruxelles, addì venti febbraio duemilaquattordici.
Briselē, divi tūkstoši četrpadsmitā gada divdesmitajā februārī.
Priimta du tūkstančiai keturioliktų metų vasario dvidešimtą dieną Briuselyje.
Kelt Brüsszelben, a kétezer-tizennegyedik év február havának huszadik napján.
Magħmul fi Brussell, fl-għoxrin jum ta’ Frar tas-sena elfejn u erbatax.
Gedaan te Brussel, de twintigste februari tweeduizend veertien.
Sporządzono w Brukseli dnia dwudziestego lutego roku dwa tysiące czternastego.
Feito em Bruxelas, em vinte de fevereiro de dois mil e catorze.
Întocmit la Bruxelles la douăzeci februarie două mii paisprezece.
V Bruseli dvadsiateho februára dvetisícštrnásť.
V Bruslju, dne dvajsetega februarja leta dva tisoč štirinajst.
Tehty Brysselissä kahdentenakymmenentenä päivänä helmikuuta vuonna kaksituhattaneljätoista.
Som skedde i Bryssel den tjugonde februari tjugohundrafjorton.
Bërë në Bruksel, më njëzet shkurt dymijë e katërmbëdhjetë
За държавите-членки
Por los Estados miembros
Za členské státy
For medlemsstaterne
Für die Mitgliedstaaten
Liikmesriikide nimel
Για τα κράτη μέλη
For the Member States
Pour les États membres
Za države članice
Per gli Stati membri
Dalībvalstu vārdā
Valstybių narių vardu
A tagállamok részéről
Għall-Istati Membri
Voor de lidstaten
W imieniu państw Członkowskich
Pelos Estados-Membros
Pentru statele membre
Za členské štáty
Za države članice
Jäsenvaltioiden puolesta
För medlemsstaterna
Për Vendet Anëtare
За Европейския съюз
Рог la Unión Europea
Za Evropskou unii
For Den Europæiske Union
Für die Europäische Union
Euroopa Liidu nimel
Για την Ευρωπαϊκή Ένωση
For the European Union
Pour l'Union européenne
Za Europsku uniju
Per l'Unione europea
Eiropas Savienības vārdā –
Europos Sąjungos vardu
Az Európai Unió részéről
Għall-Unjoni Ewropea
Voor de Europese Unie
W imieniu Unii Europejskiej
Pela União Europeia
Pentru Uniunea Europeană
Za Európsku úniu
Za Evropsko unijo
Euroopan unionin puolesta
För Europeiska unionen
Për Bashkimin Europian
За Република Албания
Por la República de Albania
Za Albánskou republiku
På Republikken Albaniens vegne
Für die Republik Albanien
Albaania Vabariigi nimel
Για τη Δημοκρατία της Αλβανίας
For the Republic of Albania
Pour la République d'Albanie
Za Republiku Albaniju
Per la Repubblica di Albania
Albānijas Republikas vārdā
Albanijos Respublikos vardu
az Albán Köztársaság részéről
Għar-Repubblika ta' l-Albanija
Voor de Republiek Albanië
W imieniu Republiki Albanii
Pela República da Albânia
Pentru Republica Albania
Za Albánsku republiku
Za Republiko Albanijo
Albanian tasavallan puolesta
För Republiken Albanien
Për Republikën e Shqipërosë
BIJLAGE I
„BIJLAGE II(c)
Tariefconcessies van Albanië voor primaire landbouwproducten van oorsprong uit de Gemeenschap
(bedoeld in artikel 27, lid 3, onder c)
GN-code |
Omschrijving |
Jaarlijks contingent (ton) |
Tarief van contingentrecht |
0401 10 10 |
MELK EN ROOM, NIET INGEDIKT, ZONDER TOEGEVOEGDE SUIKER OF ANDERE ZOETSTOFFEN, MET EEN VETGEHALTE VAN NIET MEER DAN 1 GEWICHTSPERCENT, IN VERPAKKINGEN MET EEN NETTO-INHOUD PER ONMIDDELLIJKE VERPAKKING VAN NIET MEER DAN 2 L |
790 |
0 % |
0401 20 11 |
MELK EN ROOM, NIET INGEDIKT, ZONDER TOEGEVOEGDE SUIKER OF ANDERE ZOETSTOFFEN, MET EEN VETGEHALTE VAN MEER DAN 1 DOCH NIET MEER DAN 3 GEWICHTSPERCENTEN, IN VERPAKKINGEN MET EEN NETTO-INHOUD PER ONMIDDELLIJKE VERPAKKING VAN NIET MEER DAN 2 L |
||
0401 20 91 |
MELK EN ROOM, NIET INGEDIKT, ZONDER TOEGEVOEGDE SUIKER OF ANDERE ZOETSTOFFEN, MET EEN VETGEHALTE VAN MEER DAN 3 DOCH NIET MEER DAN 6 GEWICHTSPERCENTEN, IN VERPAKKINGEN MET EEN NETTO-INHOUD PER ONMIDDELLIJKE VERPAKKING VAN NIET MEER DAN 2 L |
||
1001 91 20 (voorheen 1001 90 91) |
ZACHTE TARWE EN MENGKOREN, ZAAIGOED |
42 000 |
0 % |
1001 99 00 (voorheen 1001 90 99) |
SPELT, ZACHTE TARWE EN MENGKOREN (MET UITZONDERING VAN ZAAIGOED) |
||
1005 90 00 |
MAIS (MET UITZONDERING VAN ZAAIGOED) |
10 000 |
0 %” |
BIJLAGE II
„BIJLAGE IV
Tekst van de factuurverklaring
Bij het opstellen van de factuurverklaring, waarvan de tekst hieronder is weergegeven, dient rekening te worden gehouden met de voetnoten. De tekst van de voetnoten behoeft echter niet te worden overgenomen.
Bulgaarse versie
Износителят на продуктите, обхванати от този документ (митническо разрешение № … (1)) декларира, че освен където ясно е отбелязано друго, тези продукти са с … (2) преференциален произход.
Spaanse versie
El exportador de los productos incluidos en el presente documento (autorización aduanera no … (1)) declara que, salvo indicación en sentido contrario, estos productos gozan de un origen preferencial … (2).
Tsjechische versie
Vývozce výrobků uvedených v tomto dokumentu (číslo povolení … (1)) prohlašuje, že kromě zřetelně označených mají tyto výrobky preferenční původ v … (2).
Deense versie
Eksportøren af varer, der er omfattet af nærværende dokument (toldmyndighedernes tilladelse nr. … (1)), erklærer, at varerne, medmindre andet tydeligt er angivet, har præferenceoprindelse i … (2).
Duitse versie
Der Ausführer (ermächtigter Ausführer; Bewilligungs-Nr. … (1)) der Waren, auf die sich dieses Handelspapier bezieht, erklärt, dass diese Waren, soweit nicht anderes angegeben, präferenzbegünstigte … (2) Ursprungswaren sind.
Estse versie
Käesoleva dokumendiga hõlmatud toodete eksportija (tolli kinnitus nr. … (1)) deklareerib, et need tooted on … (2) sooduspäritoluga, välja arvatud juhul, kui on selgelt näidatud teisiti.
Griekse versie
Ο εξαγωγέας των προϊόντων που καλύπτονται από το παρόν έγγραφο (άδεια τελωνείου υπ'αριθ. … (1)) δηλώνει ότι, εκτός εάν δηλώνεται σαφώς άλλως, τα προϊόντα αυτά είναι προτιμησιακής καταγωγής … (2).
Engelse versie
The exporter of the products covered by this document (customs authorisation No … (1)) declares that, except where otherwise clearly indicated, these products are of … (2) preferential origin.
Franse versie
L'exportateur des produits couverts par le présent document (autorisation douanière no … (1)) déclare que, sauf indication claire du contraire, ces produits ont l'origine préférentielle … (2).
Kroatische versie
Izvoznik proizvoda obuhvaćenih ovom ispravom (carinsko ovlaštenje br. … (1)) izjavljuje da su, osim ako je drukčije izričito navedeno, ovi proizvodi … (2) preferencijalnog podrijetla.
Italiaanse versie
L'esportatore delle merci contemplate nel presente documento (autorizzazione doganale n. … (1)) dichiara che, salvo indicazione contraria, le merci sono di origine preferenziale … (2).
Letse versie
To produktu eksportētājs, kuri ietverti šajā dokumentā (muitas atļauja Nr. … (1)), deklarē, ka, izņemot tur, kur ir citādi skaidri noteikts, šiem produktiem ir preferenciāla izcelsme … (2).
Litouwse versie
Šiame dokumente išvardytų produktų eksportuotojas (muitinės liudijimo Nr. … (1)) deklaruoja, kad, jeigu kitaip nenurodyta, tai yra … (2) preferencinės kilmės produktai.
Hongaarse versie
A jelen okmányban szereplő áruk exportőre (vámfelhatalmazási szám: … (1)) kijelentem, hogy eltérő egyértelmű jelzés hiányában az áruk preferenciális … (2) származásúak.
Maltese versie
L-esportatur tal-prodotti koperti b'dan id-dokument (awtorizzazzjoni tad-dwana nru. … (1)) jiddikjara li, ħlief fejn indikat b'mod ċar li mhux hekk, dawn il-prodotti huma ta' oriġini preferenzjali … (2).
Nederlandse versie
De exporteur van de goederen waarop dit document van toepassing is (douanevergunning nr. … (1)), verklaart dat, behoudens uitdrukkelijke andersluidende vermelding, deze goederen van preferentiële … oorsprong zijn (2).
Poolse versie
Eksporter produktów objętych tym dokumentem (upoważnienie władz celnych nr … (1)) deklaruje, że z wyjątkiem gdzie jest to wyraźnie określone, produkty te mają … (2) preferencyjne pochodzenie.
Portugese versie
O abaixo-assinado, exportador dos produtos abrangidos pelo presente documento (autorização aduaneira n.o … (1)), declara que, salvo indicação expressa em contrário, estes produtos são de origem preferencial … (2).
Roemeense versie
Exportatorul produselor ce fac obiectul acestui document (autorizația vamală nr. … (1)) declară că, exceptând cazul în care în mod expres este indicat altfel, aceste produse sunt de origine preferențială … (2).
Slowaakse versie
Vývozca výrobkov uvedených v tomto dokumente (číslo povolenia … (1)) vyhlasuje, že okrem zreteľne označených, majú tieto výrobky preferenčný pôvod v … (2).
Sloveense versie
Izvoznik blaga, zajetega s tem dokumentom (pooblastilo carinskih organov štr. … (1)) izjavlja, da, razen če ni drugače jasno navedeno, ima to blago preferencialno … (2) poreklo.
Finse versie
Tässä asiakirjassa mainittujen tuotteiden viejä (tullin lupa n:o … (1)) ilmoittaa, että nämä tuotteet ovat, ellei toisin ole selvästi merkitty, etuuskohteluun oikeutettuja … alkuperätuotteita (2).
Zweedse versie
Exportören av de varor som omfattas av detta dokument (tullmyndighetens tillstånd nr. … (1)) försäkrar att dessa varor, om inte annat tydligt markerats, har förmånsberättigande … ursprung (2).
Albanese versie
Eksportuesi i produkteve të përfshira në këtë dokument (autorizim doganor Nr. … (1)) deklaron që, përveç rasteve kur tregohet qartësisht ndryshe, këto produkte janë me origjinë preferenciale … (2)
(Plaats en datum)
(Handtekening van de exporteur en naam van de ondertekenaar in blokletters)”
(1) Indien de factuurverklaring door een toegelaten exporteur wordt opgesteld, moet het nummer van de vergunning van die exporteur hier worden ingevuld. Wanneer de factuurverklaring niet door een toegelaten exporteur wordt opgesteld, wordt het gedeelte tussen haakjes weggelaten of wordt niets ingevuld.
(2) Aanduiding van de oorsprong van de producten. Indien de factuurverklaring geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla, moet de exporteur dit door middel van de letters „CM” duidelijk aangeven op het document waarop de verklaring wordt opgesteld.
(3) Kan achterwege blijven indien deze gegevens al in het document zelf voorkomen.
(4) Indien de exporteur niet hoeft te ondertekenen, hoeft ook diens naam niet te worden vermeld.
4.6.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 165/30 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 13 mei 2014
betreffende de sluiting, namens de Europese Unie en haar lidstaten, van het Protocol bij de Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Montenegro, anderzijds, om rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie
(2014/321/EU)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 217, in samenhang met artikel 218, lid 6, onder a), i), en artikel 218, lid 8, tweede alinea,
Gezien de Akte betreffende de toetreding van Kroatië, en met name artikel 6, lid 2, tweede alinea,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Gezien de goedkeuring door het Europees Parlement,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig Besluit 2014/172/EU van de Raad (1), is het Protocol bij de Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Montenegro, anderzijds, dat bedoeld is om rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie („het protocol”), ondertekend, onder voorbehoud van de sluiting ervan. |
(2) |
Het protocol wordt, met betrekking tot de onderdelen die tot de bevoegdheid van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie behoren, volgens een afzonderlijke procedure gesloten. |
(3) |
Het protocol dient te worden goedgekeurd, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Het Protocol bij de Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Montenegro, anderzijds, dat bedoeld is om rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie, wordt namens de Unie en haar lidstaten goedgekeurd (2).
Artikel 2
De voorzitter van de Raad wordt hierbij gemachtigd om de persoon of personen aan te wijzen die bevoegd is of zijn, om namens de Europese Unie en haar lidstaten, over te gaan tot nederlegging van de akten van goedkeuring, bedoeld in artikel 11, lid 2, van het protocol.
Artikel 3
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel, 13 mei 2014.
Voor de Raad
De voorzitter
E. VENIZELOS
(1) PB L 93 van 28.3.2014, blz. 1.
(2) De tekst van het protocol is samen met het besluit betreffende de ondertekening ervan bekendgemaakt in PB L 93 van 28.3.2014, blz. 2.
VERORDENINGEN
4.6.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 165/31 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 591/2014 VAN DE COMMISSIE
van 3 juni 2014
betreffende de verlenging van de overgangsperioden in verband met de eigenvermogensvereisten voor blootstellingen met betrekking tot centrale tegenpartijen in Verordening (EU) nr. 575/2013 en Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) Nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (1), en met name artikel 497, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Teneinde verstoringen op internationale financiële markten te voorkomen en te vermijden dat instellingen nadeel ondervinden doordat hun hogere eigenvermogensvereisten worden opgelegd tijdens de vergunningverlening aan en de erkenning van een bestaande centrale tegenpartij (hierna „CTP” genoemd) als een gekwalificeerde centrale tegenpartij (hierna „gCTP” genoemd), voorziet artikel 497, leden 1 en 2, van Verordening EU nr. 575/2013 in een overgangsperiode tijdens welke alle CTP's waarmee in de Unie gevestigde instellingen transacties clearen als gCTP's zullen worden beschouwd. |
(2) |
Bij Verordening (EU) nr. 575/2013 wordt ook Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad (2) gewijzigd wat betreft bepaalde inputs voor de berekening van de eigenvermogensvereisten van instellingen voor blootstellingen met betrekking tot CTP's. Overeenkomstig artikel 89, lid 5 bis, van Verordening (EU) nr. 648/2012 moeten bepaalde CTP's daarom gedurende een beperkte periode het totale bedrag rapporteren van de initiële marge die zij van hun clearingleden hebben ontvangen. Die overgangsperiode stemt overeen met de periode die is vastgelegd in artikel 497 van Verordening (EU) nr. 575/2013. |
(3) |
De overgangsperioden in artikel 497, leden 1 en 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013 en in artikel 89, lid 5 bis, eerste en tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 648/2012, lopen af op 15 juni 2014. |
(4) |
Volgens artikel 497, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013 is de Commissie in uitzonderlijke omstandigheden gemachtigd een uitvoeringshandeling vast te stellen tot verlenging van de overgangsperiode met zes maanden. Deze verlenging moet ook gelden voor de in artikel 89, lid 5 bis, van Verordening (EU) nr. 648/2012 vastgelegde termijnen. |
(5) |
Aangezien de vergunningsverlening aan en de erkenning van CTP's nog niet zijn afgerond, moeten de overgangsperioden in artikel 497, leden 1 en 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013 en in artikel 89, lid 5 bis, eerste en tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 648/2012 met zes maanden worden verlengd, d.w.z. tot 15 december 2014. |
(6) |
Als de overgangsperioden niet worden verlengd, zouden in de Unie gevestigde instellingen (of hun buiten de Unie gevestigde dochterondernemingen) te maken krijgen met een aanzienlijke toename van de eigenvermogensvereisten voor hun blootstellingen met betrekking tot de CTP's die, naargelang het geval, nog geen vergunning of erkenning hebben gekregen. Hoewel een dergelijke toename mogelijk maar tijdelijk is, zou deze ertoe kunnen leiden dat zij zich terugtrekken als directe deelnemers aan die CTP's, waardoor de markten waarop deze CTP's actief zijn, zouden kunnen worden verstoord. |
(7) |
Deze verordening moet vóór 16 juni 2014 in werking treden om ervoor te zorgen dat de bestaande overgangsperioden worden verlengd voordat zij aflopen. Een latere inwerkingtreding kan leiden tot verstoringen voor CTP's, voor markten waarop zij actief zijn en voor instellingen met blootstellingen met betrekking tot deze CTP's. |
(8) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Europees Comité voor het bankwezen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De perioden van 15 maanden in respectievelijk artikel 497, leden 1 en 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013 en in artikel 89, lid 5 bis, eerste en tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 648/2012, worden met zes maanden verlengd.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 3 juni 2014.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1.
(2) Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1).
4.6.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 165/33 |
VERORDENING (EU) Nr. 592/2014 VAN DE COMMISSIE
van 3 juni 2014
tot wijziging van Verordening (EU) nr. 142/2011 voor wat betreft het gebruik van dierlijke bijproducten en afgeleide producten als brandstof in stookinstallaties
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (verordening dierlijke bijproducten) (1), en met name artikel 15, lid 1, onder d), artikel 15, lid 1, onder e), artikel 15, lid 1, tweede alinea, artikel 27, eerste alinea, onder h), artikel 27, eerste alinea, onder i), artikel 27, tweede alinea, en artikel 45, lid 4, tweede alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 1069/2009 zijn volks- en diergezondheidsvoorschriften vastgesteld voor dierlijke bijproducten en afgeleide producten om risico's voor de volksgezondheid en de diergezondheid als gevolg van die producten te voorkomen of tot een minimum te beperken. In de verordening zijn die producten in specifieke categorieën ingedeeld op basis van het risiconiveau, en zijn eisen vastgesteld voor een veilig gebruik en veilige verwijdering van die producten. |
(2) |
Verordening (EU) nr. 142/2011 van de Commissie (2) stelt uitvoeringsvoorschriften vast voor Verordening (EG) nr. 1069/2009, met inbegrip van voorschriften voor het gebruik en de verwijdering van mest. |
(3) |
Kippenmest wordt geproduceerd als integraal onderdeel van de pluimveefokkerij en -houderij op landbouwbedrijven dat ter plaatse zonder voorafgaande behandeling als brandstof kan worden verstookt, mits aan de relevante voorschriften inzake de bescherming van het milieu en de gezondheid wordt voldaan en het specifieke gebruik geen nadelige effecten zal hebben op het milieu en de gezondheid van de mens. |
(4) |
Stookinstallaties die kippenmest als brandstof gebruiken moeten de nodige hygiënische maatregelen nemen om de verspreiding van mogelijke ziekteverwekkers te voorkomen. De verwerking van afvalwater afkomstig uit opslagplaatsen voor kippenmest moet ook in die maatregelen worden opgenomen. |
(5) |
Residuen van het stoken van kippenmest, met name as, zijn een rijke bron van mineralen en mogen worden verzameld voor de productie van minerale meststoffen, en de Commissie ontwikkelt momenteel EU-wetgeving voor dergelijke residuen. Daarom moet worden voorzien in de mogelijkheid om van de stookresiduen gebruik te maken in plaats van ze als afval te verwijderen. |
(6) |
Op dit moment beschikt de Commissie alleen over voldoende bewijs van technologieën waarbij kippenmest op landbouwbedrijven als brandstof kan worden gebruikt zonder nadelige effecten voor het milieu en de gezondheid van de mens. Als de Commissie de beschikking krijgt over bewijsmateriaal waaruit blijkt dat mest van andere diersoorten als brandstof kan worden gebruikt terwijl een vergelijkbare mate van bescherming van het milieu en de gezondheid van de mens wordt gegarandeerd, kunnen de relevante bepalingen van Verordening (EU) nr. 142/2011 dienovereenkomstig worden herzien. |
(7) |
Teneinde een wettig verder gebruik van kippenmest als brandstof in stookinstallaties te garanderen moeten aanvullende eisen voor de bescherming van het milieu en de gezondheid voor dit specifieke gebruik worden vastgesteld zodat nadelige effecten voor het milieu en de gezondheid van de mens kunnen worden voorkomen. |
(8) |
Geharmoniseerde, samenhangende voorschriften voor de beperking van risico's voor de menselijke en dierlijke gezondheid en het milieu die voortkomen uit het gebruik van mest als brandstof in stookinstallaties op landbouwbedrijven zouden ook bevorderlijk zijn voor de ontwikkeling van technologieën voor stookinstallaties die kippenmest gebruiken op het landbouwbedrijf als duurzame brandstofbron. |
(9) |
Het is derhalve wenselijk om artikel 6 van Verordening (EU) nr. 142/2011 te wijzigen teneinde te voorzien in aanvullende voorschriften voor het gebruik van dierlijke bijproducten en afgeleide producten als brandstof in stookinstallaties. |
(10) |
De bevoegde autoriteit moet controleren of laten controleren dat de exploitanten zich houden aan bepaalde, in deze verordening vermelde milieunormen. |
(11) |
De verwerkingsnormen zoals beschreven hoofdstuk IV, afdeling 2, punt F van bijlage IV bij Verordening (EU) nr. 142/2011 voor thermische ketels zijn erkend als alternatieve methode overeenkomstig artikel 20 van Verordening (EG) nr. 1069/2009. Het is mogelijk om die normen, met de nodige aanpassingen, ook toe te passen op het gebruik van dierlijke vetten als brandstof in stationaire interne verbrandingsmotoren. |
(12) |
Bijlage III bij Verordening (EU) nr. 142/2011 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(13) |
Voor de toepassing van deze verordening moeten eisen worden vastgesteld voor officiële inspecties van het gebruik van dierlijke vetten en kippenmest als brandstof. Bijlage XVI bij Verordening (EU) nr. 142/2011 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(14) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid en het Europees Parlement noch de Raad heeft zich daartegen verzet, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EU) nr. 142/2011 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
De bijlagen III en XVI worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening. |
Artikel 2
Gedurende een overgangsperiode van twee jaar na de in de eerste alinea van artikel 3 genoemde datum kunnen de lidstaten het bedrijf van stookinstallaties die gesmolten vet of kippenmest gebruiken als brandstof, en die volgens de nationale wetgeving worden erkend, toestaan.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 15 juli 2014.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 3 juni 2014.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 300 van 14.11.2009, blz. 1.
(2) Verordening (EU) nr. 142/2011 van de Commissie van 25 februari 2011tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot uitvoering van Richtlijn 97/78/EG van de Raad wat betreft bepaalde monsters en producten die vrijgesteld zijn van veterinaire controles aan de grens krachtens die richtlijn (PB L 54 van 26.2.2011, blz. 1).
BIJLAGE
De bijlagen III en XVI bij Verordening (EU) nr. 142/2011 worden als volgt gewijzigd:
1) |
Bijlage III wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
Aan bijlage XVI, hoofdstuk III, wordt de volgende afdeling toegevoegd: „Afdeling 12 Officiële inspecties van erkende stookinstallaties die dierlijk vet en kippenmest als brandstof gebruiken De bevoegde autoriteit voert documentencontroles uit in de in hoofdstuk V van bijlage III genoemde erkende stookinstallaties die dierlijk vet en kippenmest gebruik als brandstof, overeenkomstig de in artikel 6, leden 7 en 8 vermelde procedures.”. |
4.6.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 165/41 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 593/2014 VAN DE COMMISSIE
van 3 juni 2014
tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen met betrekking tot de vorm van de kennisgeving als bedoeld in artikel 16, lid 1, van Verordening (EU) nr. 345/2013 van het Europees Parlement en de Raad betreffende Europese durfkapitaalfondsen
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 345/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2013 betreffende Europese durfkapitaalfondsen (1), en met name artikel 16, lid 5,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 16, lid 1, van Verordening (EU) nr. 345/2013 moet de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van een Europees durfkapitaalfonds (EuVECA) de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van ontvangst en de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA, European Securities and Markets Authority) in kennis stellen van alle ontwikkelingen die verband houden met het paspoort van de beheerders van in aanmerking komende durfkapitaalfondsen. Volgens artikel 21, lid 3, van Verordening (EU) nr. 345/2013 moet de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van ontvangst ook in kennis stellen van de schrapping van een beheerder van een EuVECA uit het register. |
(2) |
Rekening houdend met het feit dat de ESMA nog geen specifiek IT-instrument voor die kennisgeving heeft ontwikkeld, is e-mail de meest geschikte vorm voor dit type van kennisgeving tussen de bevoegde autoriteiten en aan de ESMA. Daarom moet de ESMA een lijst van relevante e-mailadressen opstellen en aan alle bevoegde autoriteiten verstrekken. |
(3) |
Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische uitvoeringsnormen die de ESMA aan de Commissie heeft voorgelegd. |
(4) |
Gezien het beperkte toepassingsgebied en effect van de vorm van de kennisgeving en rekening houdend met het feit dat alleen bevoegde autoriteiten gebruik zullen maken van het specifiek daarvoor opgestelde formulier, heeft de ESMA geen openbare raadplegingen gehouden over de invoering van deze vorm van de kennisgeving. De ESMA heeft het advies ingewonnen van de ESMA-Stakeholdergroep effecten en markten die overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (2) werd opgericht, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Onderwerp
In deze verordening wordt de vorm van de kennisgeving tussen bevoegde autoriteiten en aan de ESMA van de toezichtinformatie over de in artikel 16, lid 1, en artikel 21, lid 3, van Verordening (EU) nr. 345/2013 bedoelde ontwikkelingen vastgesteld.
Artikel 2
Vorm van de kennisgeving
De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van een Europees durfkapitaalfonds stelt per e-mail de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van ontvangst en de ESMA in kennis van de in artikel 16, lid 1, en artikel 21, lid 3, van Verordening (EU) nr. 345/2013 beschreven ontwikkelingen door het formulier in de bijlage bij deze verordening in te vullen.
Artikel 3
Lijst van e-mailadressen
Elke bevoegde autoriteit verstrekt de ESMA het relevante e-mailadres voor kennisgeving van toezichtinformatie.
De ESMA verstrekt alle bevoegde autoriteiten de lijst van relevante e-mailadressen, met inbegrip van het relevante e-mailadres van de ESMA.
Artikel 4
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 3 juni 2014.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 115 van 25.4.2013, blz. 1.
(2) Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).
BIJLAGE
Kennisgeving van de registratie van een beheerder van een Europees durfkapitaalfonds (EuVECA) of actualisering van informatie waarvan reeds kennisgeving is gedaan
4.6.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 165/44 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 594/2014 VAN DE COMMISSIE
van 3 juni 2014
tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen met betrekking tot de vorm van de kennisgeving als bedoeld in artikel 17, lid 1, van Verordening (EU) nr. 346/2013 van het Europees Parlement en de Raad inzake Europese sociaalondernemerschapsfondsen
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 346/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2013 inzake Europese sociaalondernemerschapsfondsen (1), en met name artikel 17, lid 5,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 17, lid 1, van Verordening (EU) nr. 346/2013 moet de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van een Europees sociaalondernemerschapsfonds (EuSEF) de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van ontvangst en de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA, European Securities and Markets Authority) in kennis stellen van alle ontwikkelingen die verband houden met het paspoort van de beheerders van in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfondsen. Volgens artikel 22, lid 3, van die verordening moet de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van ontvangst ook in kennis stellen van de schrapping van een beheerder van een EuSEF uit het register. |
(2) |
Rekening houdend met het feit dat de ESMA nog geen specifiek IT-instrument voor die kennisgeving heeft ontwikkeld, is e-mail de meest geschikte vorm voor dit type van kennisgeving tussen de bevoegde autoriteiten en aan de ESMA. Daarom moet de ESMA een lijst van relevante e-mailadressen opstellen en aan alle bevoegde autoriteiten verstrekken. |
(3) |
Deze verordening is gebaseerd op ontwerpen van technische uitvoeringsnormen die de ESMA aan de Commissie heeft voorgelegd. |
(4) |
Gezien het beperkte toepassingsgebied en effect van de vorm van de kennisgeving en rekening houdend met het feit dat alleen bevoegde autoriteiten gebruik zullen maken van het specifiek daarvoor opgestelde formulier, heeft de ESMA geen openbare raadplegingen gehouden over de invoering van deze vorm van de kennisgeving. De ESMA heeft het advies ingewonnen van de ESMA-Stakeholdergroep effecten en markten die overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (2) werd opgericht, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Onderwerp
In deze verordening wordt de vorm van de kennisgeving tussen bevoegde autoriteiten en aan de ESMA van de toezichtinformatie over de in artikel 17, lid 1, en artikel 22, lid 3, van Verordening (EU) nr. 346/2013 bedoelde ontwikkelingen vastgesteld.
Artikel 2
Vorm van de kennisgeving
De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van een Europees sociaalondernemerschapsfonds stelt per e-mail de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van ontvangst en de ESMA in kennis van de in artikel 17, lid 1, en artikel 22, lid 3, van Verordening (EU) nr. 346/2013 beschreven ontwikkelingen door het formulier in de bijlage bij deze verordening in te vullen.
Artikel 3
Lijst van e-mailadressen
Elke bevoegde autoriteit verstrekt de ESMA het relevante e-mailadres voor kennisgeving van toezichtinformatie.
De ESMA verstrekt alle bevoegde autoriteiten de lijst van relevante e-mailadressen, met inbegrip van het relevante e-mailadres van de ESMA.
Artikel 4
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 3 juni 2014.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 115 van 25.4.2013, blz. 18.
(2) Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).
BIJLAGE
Kennisgeving van de registratie van een beheerder van een Europees sociaalondernemerschapsfonds (EuSEF) of actualisering van informatie waarvan reeds kennisgeving is gedaan
4.6.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 165/47 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 595/2014 VAN DE COMMISSIE
van 3 juni 2014
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),
Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 3 juni 2014.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
MK |
77,0 |
TR |
62,5 |
|
ZZ |
69,8 |
|
0707 00 05 |
AL |
25,2 |
MK |
39,8 |
|
TR |
119,2 |
|
ZZ |
61,4 |
|
0709 93 10 |
TR |
112,1 |
ZZ |
112,1 |
|
0805 50 10 |
TR |
121,8 |
ZA |
122,4 |
|
ZZ |
122,1 |
|
0808 10 80 |
AR |
104,5 |
BR |
95,8 |
|
CL |
97,0 |
|
CN |
98,5 |
|
NZ |
135,3 |
|
US |
142,6 |
|
UY |
70,3 |
|
ZA |
139,5 |
|
ZZ |
110,4 |
|
0809 10 00 |
TR |
178,3 |
ZZ |
178,3 |
|
0809 29 00 |
TR |
387,8 |
ZZ |
387,8 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
BESLUITEN
4.6.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 165/49 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 6 mei 2014
betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten voor 2014
(2014/322/EU)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 148, lid 2,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement (1),
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),
Na raadpleging van het Comité van de Regio's,
Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In artikel 145 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) wordt bepaald dat de lidstaten en de Unie moeten streven naar de ontwikkeling van een gecoördineerde strategie voor werkgelegenheid en in het bijzonder voor de bevordering van de scholing, de opleiding en het aanpassingsvermogen van de werknemers en arbeidsmarkten die soepel reageren op economische veranderingen teneinde de doelstellingen van artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie te bereiken. |
(2) |
De door de Commissie voorgestelde Europa 2020-strategie stelt de Unie in staat haar economie te richten op een slimme, duurzame en inclusieve groei, die gepaard gaat met een hoog niveau van werkgelegenheid, productiviteit en sociale samenhang. Op 13 juli 2010 heeft de Raad zijn Aanbeveling betreffende de globale richtsnoeren voor het economische beleid van de lidstaten en de Unie (3) vastgesteld. Bovendien heeft de Raad op 21 oktober 2010 Besluit 2010/707/EU (4) („werkgelegenheidsrichtsnoeren”) vastgesteld. Die richtsnoeren vormen samen de geïntegreerde richtsnoeren voor de uitvoering van de Europa 2020-strategie („geïntegreerde richtsnoeren”). Vijf kerndoelen, die onder de relevante geïntegreerde richtsnoeren worden vermeld, vormen gedeelde doelstellingen die de actie van de lidstaten sturen en rekening houden met hun relatieve uitgangsposities en nationale omstandigheden van de lidstaten, alsook met de posities en de omstandigheden van de Unie. De Europese werkgelegenheidsstrategie speelt de hoofdrol bij de verwezenlijking van de werkgelegenheids- en arbeidsmarktdoelstellingen van de Europa 2020-strategie. |
(3) |
De geïntegreerde richtsnoeren zijn in overeenstemming met de conclusies van de Europese Raad van 17 juni 2010. Zij geven nauwkeurig aan hoe de lidstaten hun nationale hervormingsprogramma's moeten opstellen en hervormingen moeten doorvoeren. De werkgelegenheidsrichtsnoeren dienen de basis te vormen voor eventuele landenspecifieke aanbevelingen die de Raad krachtens artikel 148, lid 4, VWEU tot de lidstaten kan richten, in combinatie met de krachtens artikel 121, lid 2, VWEU tot de lidstaten gerichte landenspecifieke aanbevelingen. De werkgelegenheidsrichtsnoeren dienen ook te worden gebruikt als basis voor het opstellen van het gezamenlijke verslag over de werkgelegenheid dat de Raad en de Commissie jaarlijks toezenden aan de Europese Raad. |
(4) |
Uit het onderzoek van de nationale hervormingsprogramma's van de lidstaten, dat is opgenomen in het op 28 februari 2013 door de Raad vastgestelde gezamenlijke verslag over de werkgelegenheid, blijkt dat de lidstaten alle mogelijke inspanningen moeten blijven richten op de volgende prioritaire gebieden: het vergroten van de arbeidsmarktparticipatie en het verlagen van de structurele werkloosheid, de ontwikkeling van geschoolde arbeidskrachten die aan de behoeften van de arbeidsmarkt voldoen en de bevordering van de arbeidskwaliteit en een leven lang leren, het verbeteren van de prestaties van de onderwijs- en opleidingsstelsels op alle niveaus en het vergroten van de participatie in het tertiair onderwijs, de bevordering van de sociale inclusie en de bestrijding van de armoede. |
(5) |
De werkgelegenheidsrichtsnoeren dienen tot eind 2014 stabiel te blijven, zodat alle aandacht kan uitgaan naar de uitvoering ervan. Tot eind 2014 dienen de werkgelegenheidsrichtsnoeren zo min mogelijk te worden bijgewerkt. In 2011, 2012 en 2013 zijn de werkgelegenheidsrichtsnoeren gehandhaafd. Zij dienen ook voor 2014 te worden gehandhaafd, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten, als vastgesteld in de bijlage bij Besluit 2010/707/EU, worden gehandhaafd voor 2014 en de lidstaten houden er rekening mee in hun werkgelegenheidsbeleid.
Artikel 2
Dit besluit is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 6 mei 2014.
Voor de Raad
De voorzitter
G. STOURNARAS
(1) Advies van 26 februari 2014 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
(2) Advies van 21 januari 2014 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
(3) PB L 191 van 23.7.2010, blz. 28.
(4) Besluit 2010/707/EU van de Raad van 21 oktober 2010 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (PB L 308 van 24.11.2010, blz. 46).
4.6.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 165/51 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 19 mei 2014
tot intrekking van Besluit 2010/371/EU betreffende afsluiting van de overlegprocedure met de Republiek Madagaskar overeenkomstig artikel 96 van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst
(2014/323/EU)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van Staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 (1) zoals gewijzigd te Luxemburg op 25 juni 2005 (2) en te Ouagadougou op 22 juni 2010 (3), hierna de „ACS-EU-partnerschapsovereenkomst” genoemd, en met name artikel 96,
Gezien het intern akkoord tussen de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, inzake maatregelen en procedures voor de tenuitvoerlegging van de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst (4), en met name artikel 3,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
In overleg met de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Besluit 2010/371/EU van de Raad (5) werd vastgesteld met het oog op de uitvoering van de passende maatregelen na de schending van de in artikel 9 van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst bedoelde essentiële elementen. |
(2) |
Deze maatregelen werden bij Besluit 2011/324/EU van de Raad (6) verlengd tot 6 december 2011, en bij Besluit 2011/808/EU van de Raad (7) gewijzigd en verlengd tot 5 december 2012. Op 3 december 2012 werden deze maatregelen bij Besluit 2012/749/EU van de Raad (8) verlengd tot op het ogenblik dat de Raad oordeelt dat in Madagaskar geloofwaardige verkiezingen hebben plaatsgevonden en dat de grondwettelijke orde is hersteld. |
(3) |
De presidents- en parlementsverkiezingen in Madagascar vonden plaats op 25 oktober respectievelijk 20 december 2013, en de officiële resultaten werden bekendgemaakt op 17 januari respectievelijk 6 februari 2014, en de nieuw verkozen instellingen zijn geïnstalleerd, waardoor de grondwettelijke orde in Madagaskar is hersteld. Op 7 februari 2014 heeft de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid zich positief uitgesproken over het verloop van de verkiezingen. |
(4) |
Aan de voorwaarden als opgenomen in de bijlage bij Besluit 2011/808/EU, met inbegrip van het houden van geloofwaardige presidents- en parlementsverkiezingen, de bekendmaking van de officiële resultaten en de installatie van de nieuw verkozen instellingen, waarmee de grondwettelijke orde in Madagaskar is hersteld, is voldaan. Besluit 2010/371/EU moet derhalve worden ingetrokken, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Besluit 2010/371/EU van de Raad wordt ingetrokken.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel, 19 mei 2014.
Voor de Raad
De voorzitter
C. ASHTON
(1) PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3.
(2) Overeenkomst tot wijziging van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 (PB L 209 van 11.8.2005, blz. 27).
(3) Overeenkomst tot tweede wijziging van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 en voor de eerste maal gewijzigd te Luxemburg op 25 juni 2005 (PB L 287 van 4.11.2010, blz. 3).
(4) PB L 317 van 15.12.2000, blz. 376.
(5) Besluit 2010/371/EU van de Raad van 7 juni 2010 houdende afsluiting van het overleg met de Republiek Madagaskar overeenkomstig artikel 96 van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst (PB L 169 van 3.7.2010, blz. 13).
(6) Besluit 2011/324/EU van de Raad van 30 mei 2011 tot verlenging van Besluit 2010/371/EU betreffende afsluiting van de overlegprocedure met de Republiek Madagaskar overeenkomstig artikel 96 van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst (PB L 146 van 1.6.2011, blz. 2).
(7) Besluit 2011/808/EU van de Raad van 5 december 2011 tot wijziging van en tot verlenging van de looptijd van Besluit 2010/371/EU houdende afsluiting van het overleg met de Republiek Madagaskar overeenkomstig artikel 96 van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst (PB L 324 van 7.12.2011, blz. 1).
(8) Besluit 2012/749/EU van de Raad van 3 december 2012 tot verlenging van de looptijd van Besluit 2010/371/EU houdende afsluiting van de overlegprocedure met de Republiek Madagaskar overeenkomstig artikel 96 van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst (PB L 333 van 5.12.2012, blz. 46).
4.6.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 165/53 |
UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 3 juni 2014
inzake de erkenning van de regeling „Gafta Trade Assurance” voor het aantonen van de naleving van de duurzaamheidscriteria overeenkomstig de Richtlijnen 2009/28/EG en 98/70/EG van het Europees Parlement en de Raad
(2014/324/EU)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG (1), en met name artikel 18, lid 6,
Gezien Richtlijn 98/70/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 1998 betreffende de kwaliteit van benzine en van dieselbrandstof en tot wijziging van Richtlijn 93/12/EEG (2), en met name artikel 7 quater, lid 6,
Na raadpleging van het Comité voor de duurzaamheid van biobrandstof en vloeibare biomassa,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Richtlijn 98/70/EG en in Richtlijn 2009/28/EG zijn duurzaamheidscriteria voor biobrandstoffen vastgesteld. De artikelen 7 ter en 7 quater en bijlage IV bij Richtlijn 98/70/EG zijn vergelijkbaar met de artikelen 17 en 18 en bijlage V bij Richtlijn 2009/28/EG. |
(2) |
Wanneer biobrandstoffen en vloeibare biomassa in aanmerking moeten worden genomen voor de doeleinden van artikel 17, lid 1, onder a), b) en c), van Richtlijn 2009/28/EG, verplichten de lidstaten de marktpartijen aan te tonen dat die biobrandstoffen en vloeibare biomassa voldoen aan de duurzaamheidscriteria van artikel 17, leden 2 tot en met 5, van Richtlijn 2009/28/EG. |
(3) |
Wanneer een marktpartij bewijzen of gegevens indient die verkregen zijn overeenkomstig een door de Commissie erkende regeling op basis van vrijwilligheid, mag een lidstaat, voor zover het erkenningsbesluit daarop betrekking heeft, de leverancier niet vragen om verdere bewijzen van de naleving van de duurzaamheidscriteria in te dienen. |
(4) |
Het verzoek om te erkennen dat de regeling „Gafta Trade Assurance”, die is gewijzigd met een „RED-addendum”, aantoont dat leveringen van biobrandstoffen voldoen aan de duurzaamheidscriteria van Richtlijn 98/70/EG en Richtlijn 2009/28/EG werd op 18 februari 2014 bij de Commissie ingediend. De regeling kan betrekking hebben op alle in de EU geteelde grondstoffen en heeft een algemeen bereik. De regeling heeft betrekking op de fasen van handel, vervoer en opslag van landbouwgrondstoffen, van de poort van het landbouwbedrijf tot de eerste verwerker, en doet voor de overige fasen een beroep op andere door de Commissie erkende regelingen op basis van vrijwilligheid. Als zodanig is het de verantwoordelijkheid van de „Gafta Trade Assurance”-regeling om erop toe te zien dat de door de Commissie verleende erkenning voor dergelijke regelingen waarmee nauw wordt samengewerkt, geldig blijft gedurende de gehele looptijd van de samenwerking. De erkende regeling moet worden bekendgemaakt op het bij Richtlijn 2009/28/EG opgerichte transparantieplatform. |
(5) |
Uit de beoordeling van de „Gafta Trade Assurance”-regeling, inclusief het „RED addendum”, is gebleken dat die regeling alle duurzaamheids-criteria van de Richtlijnen 98/70/EG en 2009/28/EG voldoende bestrijkt, met uitzondering van artikel 7 ter, lid 2, van Richtlijn 98/70/EG en van artikel 17, lid 2, van Richtlijn 2009/28/EG. De regeling levert echter nauwkeurige gegevens op inzake elementen die door de marktpartijen verderop in de bewakingsketen vereist zijn om inachtneming aan te tonen van de eisen van artikel 7 ter, lid 2, van Richtlijn 98/70/EG en van artikel 17, lid 2, van Richtlijn 2009/28/EG, en zij past een massabalans-methodologie toe in overeenstemming met de eisen van artikel 7 quater, lid 1, van Richtlijn 98/70/EG en artikel 18, lid 1, van Richtlijn 2009/28/EG. |
(6) |
Uit de evaluatie van de „Gafta Trade Assurance”-regeling inclusief het „RED-addendum” is gebleken dat die regeling beantwoordt aan passende normen inzake betrouwbaarheid, transparantie en onafhankelijke auditing. |
(7) |
De „Gafta Trade Assurance”-regeling inclusief het „RED-addendum” is geëvalueerd aan de hand van de wetgeving die van kracht was op het tijdstip dat dit erkenningsbesluit van de Commissie werd vastgesteld. In het geval van relevante wijzigingen van de rechtsgrondslag zal de Commissie de regeling opnieuw evalueren teneinde vast te stellen of zij nog steeds op adequate wijze voldoet aan de duurzaamheidscriteria waarvoor zij is erkend. |
(8) |
In het geval van wijzigingen van de regeling zal de Commissie de regeling opnieuw evalueren teneinde vast te stellen of zij nog steeds op adequate wijze voldoet aan de duurzaamheidscriteria waarvoor zij is erkend. |
(9) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de duurzaamheid van biobrandstof en vloeibare biomassa, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De regeling „Gafta Trade Assurance” inclusief het „RED-addendum” (hierna „de regeling” genoemd), op 18 februari 2014 bij de Commissie ingediend, toont aan dat leveringen van biobrandstoffen beantwoorden aan de duurzaamheidscriteria van artikel 17, leden 3, 4 en 5, van Richtlijn 2009/28/EG en van artikel 7 ter, leden 3, 4 en 5, van Richtlijn 98/70/EG.
De regeling heeft geen betrekking op artikel 7 ter, lid 2, van Richtlijn 98/70/EG en op artikel 17, lid 2, van Richtlijn 2009/28/EG, maar zij gebruikt nauwkeurige gegevens voor de doeleinden van artikel 17, lid 2, van Richtlijn 2009/28/EG en van artikel 7 ter, lid 2, van Richtlijn 98/70/EG in de zin dat zij waarborgt dat alle relevante informatie van de marktpartijen stroomopwaarts de bewakingsketen wordt doorgegeven aan de marktpartijen stroomafwaarts de bewakingsketen.
De regeling kan worden gebruikt om de naleving aan te tonen van artikel 7 quater, lid 1, van Richtlijn 98/70/EG en artikel 18, lid 1, van Richtlijn 2009/28/EG tot en met de eerste verwerker van de ruwe grondstoffen.
Artikel 2
Wanneer de regeling na de goedkeuring van dit besluit inhoudelijke wijzigingen ondergaat die gevolgen kunnen hebben voor de grondslag van dit besluit, worden dergelijke wijzingen onverwijld aan de Commissie gemeld. De Commissie beoordeelt de gemelde wijzigingen om na te gaan of de regeling nog steeds voldoende betrekking heeft op de duurzaamheidscriteria waarvoor ze is erkend.
Als duidelijk wordt aangetoond dat de regeling elementen die van doorslaggevend belang voor dit besluit worden geacht, niet ten uitvoer heeft gelegd en als een ernstige en structurele inbreuk op deze elementen heeft plaatsgevonden, kan de Commissie dit besluit intrekken.
Artikel 3
Dit besluit is geldig voor een periode van vijf jaar.
Artikel 4
Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 3 juni 2014.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 140 van 5.6.2009, blz. 16.
(2) PB L 350 van 28.12.1998, blz. 58.
4.6.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 165/56 |
UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 3 juni 2014
inzake de erkenning van de regeling „KZR IniG System” voor het aantonen van de naleving van de duurzaamheidscriteria overeenkomstig de Richtlijnen 98/70/EG en 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad
(2014/325/EU)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG (1), en met name artikel 18, lid 6,
Gezien Richtlijn 98/70/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 1998 betreffende de kwaliteit van benzine en van dieselbrandstof, als gewijzigd bij Richtlijn 93/12/EEG van de Raad (2), en met name artikel 7 quater, lid 6,
Na raadpleging van het Comité voor de duurzaamheid van biobrandstof en vloeibare biomassa,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Richtlijn 98/70/EG en in Richtlijn 2009/28/EG zijn duurzaamheidscriteria voor biobrandstoffen vastgesteld. De artikelen 7 ter en 7 quater van en bijlage IV bij Richtlijn 98/70/EG zijn vergelijkbaar met de artikelen 17 en 18 van en bijlage V bij Richtlijn 2009/28/EG. |
(2) |
Wanneer biobrandstoffen en vloeibare biomassa in aanmerking moeten worden genomen voor de doeleinden van artikel 17, lid 1, onder a), b) en c), van Richtlijn 2009/28/EG, verplichten de lidstaten de marktpartijen aan te tonen dat die biobrandstoffen en vloeibare biomassa voldoen aan de duurzaamheidscriteria van artikel 17, leden 2 tot en met 5, van Richtlijn 2009/28/EG. |
(3) |
Als een marktpartij bewijzen of gegevens indient die verkregen zijn overeenkomstig een door de Commissie erkende regeling op basis van vrijwilligheid, mag een lidstaat, voor zover het erkenningsbesluit daarop betrekking heeft, de leverancier niet vragen om verdere bewijzen van de naleving van de duurzaamheidscriteria in te dienen. |
(4) |
Het verzoek om te erkennen dat de regeling „KZR INiG System” aantoont dat leveringen van biobrandstoffen voldoen aan de duurzaamheidscriteria van Richtlijn 98/70/EG en Richtlijn 2009/28/EG werd een eerste keer bij de Commissie ingediend op 17 juli 2012. De versie van de regeling die werd aanvaard, werd aan de Commissie voorgelegd op 17 december 2013. De regeling heeft betrekking op in de EU geteelde grondstoffen, alsook op afvalstoffen en residuën uit de EU. De regeling heeft betrekking op de gehele keten, van de productie van grondstoffen tot de distributie van biobrandstoffen. De erkende regeling wordt bekendgemaakt op het bij Richtlijn 2009/28/EG opgerichte transparantieplatform. |
(5) |
Uit beoordelingen van het „KZR INiG System” is gebleken dat die regeling de duurzaamheidscriteria van Richtlijn 98/70/EG en Richtlijn 2009/28/EG voldoende bestrijkt en dat zij een massabalansmethodologie toepast in overeenstemming met de eisen van artikel 7 quater, lid 1, van Richtlijn 98/70/EG en van artikel 18, lid 1, van Richtlijn 2009/28/EG. |
(6) |
Uit de evaluatie van het „KZR INiG System” is gebleken dat die regeling beantwoordt aan passende normen inzake betrouwbaarheid, transparantie en onafhankelijke auditing, en aan de methodologische eisen van bijlage IV bij Richtlijn 98/70/EG en bijlage V bij Richtlijn 2009/28/EG. |
(7) |
Het „KZR INiG System” is geëvalueerd aan de hand van de wetgeving die van kracht was op het tijdstip dat het erkenningsbesluit van de Commissie is vastgesteld. In het geval van relevante wijzigingen van de rechtsgrondslag zal de Commissie de regeling opnieuw evalueren teneinde vast te stellen of zij nog steeds op adequate wijze voldoet aan de duurzaamheidscriteria waarvoor zij is erkend. |
(8) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de duurzaamheid van biobrandstof en vloeibare biomassa, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De regeling „KZR INiG System” (hierna de „regeling” genoemd) waarvoor op 17 december 2013 een verzoek tot erkenning is ingediend bij de Commissie, toont aan dat leveringen van biobrandstoffen beantwoorden aan de duurzaamheidscriteria van artikel 17, leden 3, 4 en 5, van Richtlijn 2009/28/EG en van artikel 7 ter, leden 3, 4 en 5, van Richtlijn 98/70/EG.
De regeling bevat ook accurate gegevens voor de toepassing van artikel 17, lid 2, van Richtlijn 2009/28/EG en artikel 7 ter, lid 2, van Richtlijn 98/70/EG.
De regeling kan worden gebruikt om de naleving aan te tonen van artikel 7 quater, lid 1, van Richtlijn 98/70/EG en artikel 18, lid 1, van Richtlijn 2009/28/EG.
Artikel 2
Wanneer de regeling na de goedkeuring van dit besluit inhoudelijke wijzigingen ondergaat die gevolgen kunnen hebben voor de grondslag van dit besluit, worden dergelijke wijzingen onverwijld aan de Commissie gemeld. De Commissie beoordeelt de gemelde wijzigingen om na te gaan of de regeling nog steeds voldoende betrekking heeft op de duurzaamheidscriteria waarvoor ze is erkend.
Als duidelijk wordt aangetoond dat de regeling elementen die van doorslaggevend belang voor dit besluit worden geacht, niet ten uitvoer heeft gelegd en als een ernstige en structurele inbreuk op deze elementen heeft plaatsgevonden, kan de Commissie dit besluit intrekken.
Artikel 3
Dit besluit is geldig voor een periode van vijf jaar.
Artikel 4
Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 3 juni 2014.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 140 van 5.6.2009, blz. 16.
(2) PB L 350 van 28.12.1998, blz. 58.