ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 324

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

58e jaargang
10 december 2015


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) 2015/2293 van de Commissie van 4 december 2015 tot vaststelling van een verbod op de visserij op kabeljauw in NAFO-gebied 3M door vaartuigen die de vlag van Portugal voeren

1

 

*

Verordening (EU) 2015/2294 van de Commissie van 9 december 2015 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de vaststelling van een nieuwe functionele groep van toevoegingsmiddelen voor diervoeding ( 1 )

3

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2295 van de Commissie van 9 december 2015 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2074/2005 wat lijsten van erkende levensmiddelenbedrijven betreft ( 1 )

5

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2296 van de Commissie van 9 december 2015 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1366/2014 houdende bekendmaking, voor 2015, van de bij Verordening (EEG) nr. 3846/87 vastgestelde landbouwproductennomenclatuur voor de uitvoerrestituties ( 1 )

9

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2297 van de Commissie van 9 december 2015 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

11

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (GBVB) 2015/2298 van het Politiek en Veiligheidscomité van 26 november 2015 houdende benoeming van de EU-missiecommandant voor de militaire missie van de Europese Unie om de Malinese strijdkrachten te helpen opleiden (EUTM Mali) en tot intrekking van Besluit (GBVB) 2015/955 (EUTM Mali/3/2015)

13

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/2299 van de Commissie van 17 november 2015 tot wijziging van Besluit 2009/965/EG wat betreft een bijgewerkte lijst van de parameters voor de classificatie van nationale voorschriften (Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 7869)  ( 1 )

15

 

*

Besluit (EU) 2015/2300 van de Commissie van 8 december 2015 betreffende de betaling in euro door het Verenigd Koninkrijk van bepaalde uitgaven in verband met de sectorale landbouwwetgeving (Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 8576)

35

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/2301 van de Commissie van 8 december 2015 tot wijziging van Beschikking 93/195/EEG inzake veterinairrechtelijke voorschriften en veterinaire certificeringvoorwaarden voor het opnieuw binnenbrengen van geregistreerde paarden voor wedrennen, wedstrijden en culturele manifestaties na tijdelijke uitvoer naar Mexico en de Verenigde Staten van Amerika en tot wijziging van bijlage I bij Beschikking 2004/211/EG wat betreft de gegevens over Mexico in de lijst van derde landen en delen daarvan waaruit levende paardachtigen en sperma, eicellen en embryo's van paarden in de Unie mogen worden ingevoerd (Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 8556)  ( 1 )

38

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten en houdende intrekking van Richtlijn 2004/17/EG ( PB L 94 van 28.3.2014 )

45

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

10.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 324/1


VERORDENING (EU) 2015/2293 VAN DE COMMISSIE

van 4 december 2015

tot vaststelling van een verbod op de visserij op kabeljauw in NAFO-gebied 3M door vaartuigen die de vlag van Portugal voeren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) 2015/104 van de Raad (2) zijn quota voor 2015 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar zijn geregistreerd, het betrokken, voor 2015 toegewezen quotum is opgebruikt.

(3)

Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2015 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbodsbepalingen

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te landen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 4 december 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

João AGUIAR MACHADO

Directeur-generaal Maritieme Zaken en Visserij


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) 2015/104 van de Raad van 19 januari 2015 tot vaststelling, voor 2015, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 43/2014 en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 779/2014 (PB L 22 van 28.1.2015, blz. 1).


BIJLAGE

Nr.

66/TQ104

Lidstaat

Portugal

Bestand

COD/N3M.

Soort

Kabeljauw (Gadus morhua)

Gebied

NAFO 3M

Datum van sluiting

21.11.2015


10.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 324/3


VERORDENING (EU) 2015/2294 VAN DE COMMISSIE

van 9 december 2015

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de vaststelling van een nieuwe functionele groep van toevoegingsmiddelen voor diervoeding

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name artikel 6, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 1831/2003 voorziet in de indeling van de toevoegingsmiddelen voor diervoeding in categorieën en verder in functionele groepen binnen die categorieën overeenkomstig hun functies en eigenschappen.

(2)

Als gevolg van de technologische en wetenschappelijke ontwikkeling kunnen sommige toevoegingsmiddelen voor diervoeders de diervoederhygiëne verbeteren, met name door specifieke bacteriële besmettingen terug te dringen en daardoor de mogelijke schadelijke effecten van micro-organismen op de gezondheid van de dieren te beperken.

(3)

In specifieke gevallen kan het zijn dat marktdeelnemers niet alleen de hygiënevoorschriften en goede praktijken in de voederketen moeten opvolgen, maar ook gebruik moeten maken van hygiënebevorderingsmiddelen en aldus door het verstrekken van aanvullende garanties voor de bescherming van de dier- en de volksgezondheid de kwaliteit van diervoeders verbeteren. Aangezien dergelijke toevoegingsmiddelen voor diervoeding niet kunnen worden ingedeeld in een van de functionele groepen als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1831/2003, moet aan de categorie „technologische toevoegingsmiddelen” een nieuwe functionele groep worden toegevoegd.

(4)

Verordening (EG) nr. 1831/2003 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In punt 1 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 wordt het volgende punt toegevoegd:

„n)   hygiënebevorderingsmiddelen: stoffen of, indien van toepassing, micro-organismen die een gunstig effect hebben op de diervoederhygiëne door specifieke bacteriële besmettingen terug te dringen.”.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 9 december 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.


10.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 324/5


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2295 VAN DE COMMISSIE

van 9 december 2015

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2074/2005 wat lijsten van erkende levensmiddelenbedrijven betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (1), en met name artikel 31, lid 2, onder f),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 882/2004 bevat algemene voorschriften voor de uitvoering van de officiële controles op de naleving van de wetgeving van de Unie inzake diervoeders, levensmiddelen, diergezondheid en dierenwelzijn. Zij bepaalt dat de lidstaten geactualiseerde lijsten van erkende inrichtingen bijhouden, die ter beschikking worden gesteld van de overige lidstaten en van het publiek.

(2)

Overeenkomstig de bij Verordening (EG) nr. 2074/2005 van de Commissie (2) vastgestelde eisen moet de Commissie een website ter beschikking stellen, waarop elke lidstaat een link zet naar zijn eigen nationale website met geactualiseerde lijsten van erkende inrichtingen die voor de andere lidstaten en het publiek toegankelijk zijn. De analyse van die lijsten, onder meer met het oog op effectbeoordelingen en om verbanden te leggen met andere IT-instrumenten van de Commissie, is bijzonder tijdrovend en ingewikkeld gebleken.

(3)

Om de vermelding op de lijst van inrichtingen in de lidstaten eenvoudiger te kunnen analyseren en om een door de Unie erkende inrichting onverwijld in die lijsten te kunnen opnemen, lijkt het passend om het gebruik van Traces toe te staan.

(4)

De voorschriften waarin deze verordening voorziet, betreffen een aanpassing van de huidige praktijken voor zowel exploitanten van levensmiddelenbedrijven als de bevoegde autoriteiten. Bijgevolg moet worden voorzien in een uitgestelde toepassing van deze verordening.

(5)

Verordening (EG) nr. 2074/2005 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage V bij Verordening (EG) nr. 2074/2005 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2016.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 9 december 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 2074/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van uitvoeringsmaatregelen voor bepaalde producten die onder Verordening (EG) nr. 853/2004 vallen en voor de organisatie van officiële controles overeenkomstig de Verordeningen (EG) nr. 854/2002 en (EG) nr. 882/2004, tot afwijking van Verordening (EG) nr. 852/2004 en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 853/2004 en (EG) nr. 854/2004 (PB L 338 van 22.12.2005, blz. 27).


BIJLAGE

„BIJLAGE V

Lijsten van erkende inrichtingen

HOOFDSTUK I

TOEGANG TOT DE LIJSTEN VAN ERKENDE INRICHTINGEN

Om de lidstaten te helpen bij het opstellen van geactualiseerde lijsten van erkende levensmiddelenbedrijven, die voor de andere lidstaten en het publiek toegankelijk zijn, stelt de Commissie een website ter beschikking waarop elke lidstaat een link naar zijn eigen nationale website zet of, in voorkomend geval, kennisgeeft van de bekendmaking van die lijsten via het Traces-systeem.

HOOFDSTUK II

STRUCTUUR VAN DE NATIONALE WEBSITES

A.   Hoofdlijst

1.

Elke lidstaat deelt de Commissie een link mee naar één nationale website met de hoofdlijst van lijsten van erkende levensmiddelenbedrijven voor producten van dierlijke oorsprong zoals gedefinieerd in punt 8.1 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 853/2004.

2.

De in punt 1 bedoelde hoofdlijst beslaat één blad en wordt ingevuld in een of meer officiële talen van de Unie.

B.   Operationeel schema

1.

De website met de hoofdlijst wordt ontwikkeld door de bevoegde autoriteit of, in voorkomend geval, door een van de bevoegde autoriteiten zoals bedoeld in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 882/2004.

2.

De hoofdlijst bevat links naar:

a)

andere webpagina's op dezelfde website;

b)

indien bepaalde lijsten van erkende levensmiddelenbedrijven niet door de in punt 1 bedoelde bevoegde autoriteit worden bijgehouden, andere websites die door andere bevoegde autoriteiten, diensten of organen worden beheerd.

C.   Opname in de lijst via het Traces-systeem

In afwijking van de delen A en B kunnen de lidstaten de lijsten indienen via het Traces-systeem.

HOOFDSTUK III

MODELLEN EN CODES VOOR DE LIJSTEN VAN ERKENDE INRICHTINGEN

Om de informatie over de erkende levensmiddelenbedrijven op ruime schaal toegankelijk te maken en de leesbaarheid van de lijsten te bevorderen, worden modellen met de nodige informatie en codes opgesteld.

HOOFDSTUK IV

TECHNISCHE SPECIFICATIES

De in de hoofdstukken II en III bedoelde taken en activiteiten worden uitgevoerd overeenkomstig de door de Commissie gepubliceerde technische specificaties.”


10.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 324/9


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2296 VAN DE COMMISSIE

van 9 december 2015

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1366/2014 houdende bekendmaking, voor 2015, van de bij Verordening (EEG) nr. 3846/87 vastgestelde landbouwproductennomenclatuur voor de uitvoerrestituties

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),

Gezien Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie van 17 december 1987 tot vaststelling van de landbouwproductennomenclatuur voor de uitvoerrestituties (2), en met name artikel 3, derde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1366/2014 van de Commissie (3) is de bij Verordening (EEG) nr. 3846/87 vastgestelde landbouwproductennomenclatuur voor de uitvoerrestituties bekendgemaakt. De einddatum van toepassing van die uitvoeringsverordening was vastgesteld op 31 december 2015.

(2)

Voor de toepassing van de elektronische douaneprocedures voor de uitvoer moeten de productcodes en omschrijving van de nomenclatuur voor de uitvoerrestituties (ERN) bijtijds vóór de toepassing van uitvoerrestituties worden gecodeerd in het Taric. De geldigheidsperiode van de bekendmaking van een geconsolideerde ERN-versie moet worden verlengd, mochten na het verstrijken van die periode uitvoerrestituties op basis van Verordening (EU) nr. 1308/2013 worden vastgesteld.

(3)

De ERN wordt ook gebruikt voor de nationale toepassing van bijzondere steunmaatregelen voor de ultraperifere gebieden (Posei). Met het oog op een uniforme toepassing van dergelijke maatregelen moet de bekendmaking van de ERN worden verlengd.

(4)

De wijzigingen in de gecombineerde nomenclatuur (GN) voor 2016 vereisen geen technische aanpassing van de ERN voor 2016.

(5)

De periode van toepassing van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1366/2014 moet derhalve met een jaar worden verlengd, d.w.z. tot en met 31 december 2016,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In artikel 2, tweede alinea, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1366/2014 wordt de datum „31 december 2015” vervangen door „31 december 2016”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 9 december 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1.

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1366/2014 van de Commissie van 19 december 2014 houdende bekendmaking, voor 2015, van de bij Verordening (EEG) nr. 3846/87 vastgestelde landbouwproductennomenclatuur voor de uitvoerrestituties (PB L 368 van 23.12.2014, blz. 1).


10.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 324/11


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2297 VAN DE COMMISSIE

van 9 december 2015

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 9 december 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MA

84,6

TR

83,5

ZZ

84,1

0707 00 05

MA

94,1

TR

152,3

ZZ

123,2

0709 93 10

MA

65,2

TR

151,9

ZZ

108,6

0805 10 20

MA

68,7

TR

57,2

ZA

58,4

ZW

32,0

ZZ

54,1

0805 20 10

MA

72,2

ZZ

72,2

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

TR

85,1

ZA

96,8

ZZ

91,0

0805 50 10

TR

88,5

ZZ

88,5

0808 10 80

AU

155,4

CL

81,7

NZ

213,1

US

82,6

ZA

143,1

ZZ

135,2

0808 30 90

CN

58,1

TR

132,0

ZZ

95,1


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


BESLUITEN

10.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 324/13


BESLUIT (GBVB) 2015/2298 VAN HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ

van 26 november 2015

houdende benoeming van de EU-missiecommandant voor de militaire missie van de Europese Unie om de Malinese strijdkrachten te helpen opleiden (EUTM Mali) en tot intrekking van Besluit (GBVB) 2015/955 (EUTM Mali/3/2015)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 38,

Gezien Besluit 2013/34/GBVB van de Raad van 17 januari 2013 betreffende een militaire missie van de Europese Unie om de Malinese strijdkrachten te helpen opleiden (EUTM Mali) (1), en met name artikel 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Uit hoofde van artikel 5, lid 1, van Besluit 2013/34/GBVB heeft de Raad het Politiek en Veiligheidscomité („het PVC”) gemachtigd om, overeenkomstig artikel 38 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, de nodige besluiten te nemen ten behoeve van de politieke controle op en de strategische leiding van EUTM Mali, met inbegrip van de besluiten tot benoeming van de volgende commandanten van de EU-missie.

(2)

Het PVC heeft op 16 juni 2015 Besluit (GBVB) 2015/955 (2) vastgesteld waarbij brigadegeneraal Franz Xaver PFRENGLE wordt benoemd tot commandant van de EU-missie voor EUTM Mali.

(3)

Op 30 september 2015 heeft Duitsland aanbevolen brigadegeneraal Werner ALBL te benoemen tot nieuwe commandant van de EU-missie voor EUTM Mali, ter vervanging van brigadegeneraal Franz Xaver PFRENGLE.

(4)

Het Militair Comité van de EU heeft zijn steun voor de aanbeveling uitgesproken.

(5)

Besluit (GBVB) 2015/955 moet derhalve worden ingetrokken.

(6)

Overeenkomstig artikel 5 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de uitwerking en de uitvoering van besluiten en acties van de Europese Unie die gevolgen hebben op defensiegebied,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Brigadegeneraal Werner ALBL wordt met ingang van 18 december 2015 benoemd tot EU-missiecommandant voor de militaire missie van de Europese Unie om de Malinese strijdkrachten te helpen opleiden (EUTM Mali).

Artikel 2

Besluit (GBVB) 2015/955 wordt ingetrokken.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op 18 december 2015.

Gedaan te Brussel, 26 november 2015.

Voor het Politiek en Veiligheidscomité

De voorzitter

W. STEVENS


(1)  PB L 14 van 18.1.2013, blz. 19.

(2)  Besluit (GBVB) 2015/955 van het Politiek en Veiligheidscomité van 16 juni 2015 houdende benoeming van de EU-missiecommandant voor de militaire missie van de Europese Unie om de Malinese strijdkrachten te helpen opleiden (EUTM Mali) en tot intrekking van Besluit EUTM MALI/3/2014 (EUTM MALI/2/2015) (PB L 156 van 20.6.2015, blz. 20).


10.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 324/15


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2015/2299 VAN DE COMMISSIE

van 17 november 2015

tot wijziging van Besluit 2009/965/EG wat betreft een bijgewerkte lijst van de parameters voor de classificatie van nationale voorschriften

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 7869)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Gemeenschap (1), en met name artikel 27, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 30 november 2009 heeft de Commissie Beschikking 2009/965/EG (2) vastgesteld, met een lijst van de parameters voor de classificatie van nationale voorschriften in het referentiedocument als bedoeld in artikel 27 van Richtlijn 2008/57/EG.

(2)

Het is noodzakelijk om, op basis van een aanbeveling van het Europees Spoorwegbureau (het Bureau), de lijst van parameters te herzien teneinde ze in overeenstemming te brengen met de herziene versie van de technische specificatie inzake interoperabiliteit („TSI”) inzake rollend materieel, goederenwagons, locomotieven en rollend materieel voor passagiersvervoer, geluid, infrastructuur, energie, besturing en seingeving, exploitatie en verkeersbeheer, telematicatoepassingen voor het goederen- en reizigersvervoer, veiligheid in spoorwegtunnels en toegankelijkheid voor personen met beperkte mobiliteit.

(3)

Om, met betrekking tot een bepaalde parameter, de vergelijking en de onderlinge verwijzing mogelijk te maken tussen de in de herziene TSI's opgenomen eisen en de eisen die in de nationale voorschriften zijn vastgesteld, dient de lijst van parameters die moeten worden gecontroleerd voor de indienststelling van niet-TSI-conforme voertuigen enerzijds verenigbaar te zijn met en voort te bouwen op bestaande overeenkomsten die op nationale voorschriften zijn gebaseerd en anderzijds een weergave te zijn van de herziene TSI's. Derhalve dient de lijst van parameters te worden geactualiseerd. Om te zorgen voor een geharmoniseerde interpretatie en toepassing van de lijst, moet een aanvullende toelichting worden gegeven. Het is passend de gedetailleerde lijst van parameters, die is opgesteld op basis van de aanbeveling van het Bureau (ERA-REC-118-2014/REC) van 11 november 2014, vast te stellen als basis voor het referentiedocument als bedoeld in artikel 27, lid 4, van Richtlijn 2008/57/EG.

(4)

Beschikking 2009/965/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

Om duidelijkheidsredenen moet het referentiedocument als bedoeld in artikel 27, lid 4, van Richtlijn 2008/57/EG en zoals omschreven in Besluit 2011/155/EU van de Commissie (3), dienovereenkomstig worden geactualiseerd.

(6)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het overeenkomstig artikel 29, lid 1, van Richtlijn 2008/57/EG ingestelde comité,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Beschikking 2009/965/EG wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de lidstaten en het Europees Spoorwegbureau.

Het is van toepassing met ingang van 1 januari 2016.

Gedaan te Brussel, 17 november 2015.

Voor de Commissie

Violeta BULC

Lid van de Commissie


(1)  PB L 191 van 18.7.2008, blz. 1.

(2)  Beschikking 2009/965/EG van de Commissie van 30 november 2009 betreffende het referentiedocument als bedoeld in artikel 27, lid 4, van Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Gemeenschap (PB L 341 van 22.12.2009, blz. 1).

(3)  Besluit 2011/155/EU van de Commissie van 9 maart 2011 betreffende de publicatie en het beheer van het referentiedocument als bedoeld in artikel 27, lid 4, van Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Gemeenschap (PB L 63 van 10.3.2011, blz. 22).


BIJLAGE

„BIJLAGE

Lijst van criteria voor de classificatie van nationale voorschriften in het referentiedocument als bedoeld in artikel 27 van Richtlijn 2008/57/EG

Referentie

Kenmerk

Toelichting

1

Documentatie

 

1.1

Algemene documentatie

Algemene documentatie, technische beschrijving van het voertuig, ontwerp en beoogd gebruik in het verkeer (langeafstands-, voorstads-, pendelverkeer enz.) met inbegrip van geplande en maximale ontwerpsnelheid, algemene plannen, tekeningen en de nodige gegevens voor registers, bv. lengte van het voertuig, asopstelling, asafstand, massa per eenheid enz.

1.2

Onderhoudsinstructies en -voorschriften

 

1.2.1

Onderhoudsinstructies

Onderhoudsboeken en -fiches, met inbegrip van de nodige eisen om het ontwerpveiligheidsniveau van het voertuig in stand te houden. Elke passende opleiding, d.w.z. de nodige vaardigheden voor het onderhoud van de apparatuur

1.2.2

Onderhoudsspecificaties

In de onderhoudsspecificaties wordt toegelicht hoe onderhoudswerkzaamheden worden omschreven en ontworpen om ervoor te zorgen dat de karakteristieken van rollend materieel tijdens de levensduur ervan binnen de toegestane gebruiksgrenzen blijven.

1.3

Exploitatie-instructies en -documentatie

 

1.3.1

Instructies voor de exploitatie van het voertuig bij normaal en gestoord bedrijf

 

1.4

Nationale beproevingseisen

Dit punt moet betrekking hebben op (eventuele) regels voor proeven.

2

Structuur en mechanische onderdelen

 

2.1

Voertuigstructuur

 

2.1.1

Stijfheid en integriteit

Eisen inzake de mechanische stijfheid van het koetswerk, het onderstel, de veersystemen, koppelingen, geleiderail/baanruimer en sneeuwploeg. De mechanische stijfheid van afzonderlijke onderdelen van deze lijst, zoals draaistellen/loopwerk, aspotten, ophanging, assen, wielen, aslagers en pantografen wordt afzonderlijk gedefinieerd.

2.1.2

Belastbaarheid

 

2.1.2.1

Belastingsomstandigheden en gewogen massa

Belastingsomstandigheden en gewogen massa zijn hoofdzakelijk een operationele kwestie (waarbij verwezen wordt naar de klasse van de spoorlijn). Dit punt heeft betrekking op het begrip van het massasysteem, om ervoor te zorgen dat de massa- en belastingsberekeningen op dezelfde wijze worden uitgelegd. De belastbaarheid is een operationele kwestie, maar de maximale belasting moet in overeenstemming zijn met het ontwerp van het voertuig (stijfheid van de structuur).

2.1.2.2

As- en wielbelasting

De as- en wielbelasting is hoofdzakelijk een operationele kwestie (waarbij verwezen wordt naar de klasse van de spoorlijn). Dit punt heeft betrekking op het begrip van het massasysteem, om ervoor te zorgen dat de massa- en belastingsberekeningen op dezelfde wijze worden uitgelegd (bv. minimum- en maximumasbelasting).

Verwijs naar punt 3.3 voor de structurele stijfheid van assen en wielen.

2.1.3

Verbindingstechnologie

Eisen voor verbindingen en verbindingstechnologieën (lassen, lijmen, schroeven, met bouten bevestigen enz.).

2.1.4

Heffen en opvijzelen

Bijzondere eisen inzake voertuigontwerp voor het heffen, opvijzelen en hersporen, de bestendigheid van de voertuigbak tegen blijvende vervorming, alsook de geometrie en locatie van de hefpunten.

Niet inbegrepen is de instructie voor heffen en hersporen; zie daarvoor hoofdstuk 1.

2.1.5

Bevestiging van onderdelen aan de wagenbakstructuur

Bijvoorbeeld voor gelaste onderdelen, ook voor vaste inrichtingen in de reizigersruimtes.

2.1.6

Gebruikte verbindingen tussen verschillende delen van het voertuig

Bijvoorbeeld verbinding/vering/demping tussen bijvoorbeeld wagenbak en draaistel of tussen aspot en draaistelframe.

2.2

Koppelingen/koppelingssystemen

 

2.2.1

Automatische koppeling

Eisen en aanvaarde types automatische koppelingssystemen. Het betreft elektrische, mechanische en pneumatische koppelingssystemen.

2.2.2

Kenmerken van afsleepkoppelingen

Eisen voor koppelingsadapters die zorgen voor de verenigbaarheid tussen verschillende koppelingssystemen bij normaal en gestoord bedrijf (bv. afsleepkoppeling).

2.2.3

Conventionele schroefkoppeling en andere niet-automatische koppelingssystemen

Eisen voor conventionele schroefkoppelingssystemen en andere niet-automatische koppelingssystemen (bv. semipermanente treinstelkoppelingen), de onderdelen en de interactie daarvan.

Wel: trekwerk, trekhaak en trekwerkophanging.

Niet: stootblokken en stootsystemen (zie punt 2.2.4 „stootsystemen”), alsook de lucht-, rem-, energie- en controleverbindingen.

2.2.4

Stootsystemen

Eisen voor stootblokken en stootsystemen, voor wat de aankoppeling van voertuigen betreft, met inbegrip van stootblokmarkeringen.

2.2.5

Gangen

Eisen voor gangen waardoor mensen (personeel of passagiers) zich kunnen verplaatsen tussen gekoppelde voertuigen.

2.3

Passieve veiligheid

Eisen inzake passieve veiligheid van het voertuig bij botsingen met obstakels (bv. botsbestendigheid enz.)

Met inbegrip van bv. een baanschuiver, de beheersing van de remvertraging, overlevingsruimte en de structurele integriteit van zones waar zich mensen bevinden, het beperken van het risico op ontsporing en over elkaar schuiven van rijtuigen, het beperken van de gevolgen van een botsing tegen een obstakel, interieurvoorzieningen voor passieve veiligheid, verwijzingen naar botsingsscenario's, overlevingsruimte en structurele integriteit van de zones waar zich mensen bevinden, het beperken van het risico op ontsporing en over elkaar schuiven van rijtuigen, het beperken van de gevolgen van botsing tegen een obstakel.

Eisen inzake geleiderails voor de bescherming van wielen tegen voorwerpen en obstakels op de sporen. Betreft: hoogte van de onderkant van de geleiderail boven de vlakke spoorstaaf, minimale langskracht, zonder blijvende vervorming. Heeft geen betrekking op sneeuwploegen.

3

Wisselwerking voertuig-spoor en omgrenzingsprofiel

 

3.1

Omgrenzingsprofiel

Heeft betrekking op alle vereisten in verband met het voertuigomgrenzingsprofiel/voertuigprofiel. Om het (de) aanvaarde kinematische omgrenzingsprofiel(en), met inbegrip van het profiel van de stroomafnemers, aan te kondigen.

3.2

Voertuigdynamica

 

3.2.1

Rijveiligheid en -dynamica

Eisen inzake rijgedrag en rijveiligheid van het voertuig.

Met inbegrip van: de tolerantie van het voertuig ten aanzien van spoorvervorming, rijden op bogen of scheluw spoor, veilig rijden op wissels en kruisingen enz.

3.2.2

Equivalente coniciteit

Eisen inzake equivalente coniciteitswaarden die moeten worden nageleefd.

3.2.3

Wielprofiel en grenswaarden

Eisen voor wielprofielen in relatie tot de relevante spoorsystemen; om aanvaarde wielprofielen (bv. S1002 is algemeen aanvaard) aan te kondigen.

3.2.4

Compatibiliteitscriteria spoorbelasting

Bijvoorbeeld dynamische wielkracht, door het wiel op het spoor uitgeoefende krachten (quasi statische wielkracht, maximale totale dynamische laterale krachten, quasi statische geleidingskracht), inclusief verticale acceleratie.

3.2.5

Minimale horizontale boogstraal, verticale concave boogstraal, convexe boogstraal

Het mechanisch vermogen van een voertuig om een bocht met een horizontale curve van een bepaalde straal te nemen.

De minimale boogstraal van de verticale convexe curve (heuvel) en concave curve (dal) van het spoor waarover het voertuig moet rijden, moet worden bekendgemaakt; omstandigheden (bv. gekoppeld/ontkoppeld).

3.3

Draaistellen/loopwerk

 

3.3.1

Draaistellen

Eisen inzake ontwerp en sterkte van het draaistelframe en algehele ontwerp van het draaistel.

3.3.2

Wielstel (invullen)

Eisen inzake verbinding van de onderdelen (wielas, wielen, lagers, aspotten trekwerkcomponenten…), toleranties, impedantie tussen wielen.

Tot deze rubriek behoren niet: eisen inzake sterkte en krachtberekening van wielassen, wielen, lagers, trekwerkcomponenten en mogelijkheid tot niet-destructief testen.

3.3.3

Wiel

Eisen met betrekking tot het wiel (bv. sterkte, krachtberekening, materiaal, vervaardigingsmethode, inwendige mechanische spanning, oppervlakteruwheid, oppervlaktebescherming/verflaag, markering, mogelijkheid tot niet-destructief testen).

In geval van wielen met banden: eisen inzake de banden, verbinding en bevestiging van de banden op het wiel, markering.

Voor wielprofiel en grenswaarden, zie 3.2.3.

3.3.4

Systemen voor het beïnvloeden van de wisselwerking tussen wiel en spoorstaaf

Eisen voor alle op voertuigen gemonteerde systemen die van invloed zijn op de wisselwerking tussen wiel en spoorstaaf, zoals de smering van de wielflens, interactie opwaarts slingeren/spoorslijtage, eisen in het kader van tractie, remmen, met uitzondering van zandstrooisystemen. De verenigbaarheid met de baanapparatuur voor besturing en seingeving valt, wat EMC betreft, onder punt 8.4.2, en wat andere verenigbaarheidseisen betreft, onder punt 12.2.4.

3.3.5

Zandstrooisysteem

 

3.3.6

Wielstellagers

Eisen inzake verbinding van de onderdelen (bv. sterkte, krachtberekening, materiaal, vervaardigingsmethode).

3.3.7

Wielas

Eisen inzake de wielas (bv. sterkte, krachtberekening, materiaal, oppervlakteruwheid, oppervlaktebescherming/verflaag, markering, mogelijkheid tot niet-destructief testen).

3.3.8

Aslagerbewaking

Dit punt heeft betrekking op de aspot en de detectie van warmlopers (HABD) (boord-HABD en interfaces met detectoren van de baanapparatuur).

3.4

Grenswaarden van de maximale positieve en negatieve longitudinale versnelling

Beperking van de versnelling als gevolg van de maximaal toegestane langskrachten op het spoor.

4

Reminrichtingen

 

4.1

Functionele eisen inzake de remming van de trein

Dit heeft betrekking op de beschikbaarheid van elementaire remfuncties (gewoonlijk bedrijfsremmen, noodremmen, parkeerremmen) en de kenmerken van het hoofdremsysteem (gewoonlijk automatische werking, continuïteit, onuitputtelijkheid).

4.2

Veiligheidseisen inzake de remming van de trein

 

4.2.1

Betrouwbaarheid van de functies van het hoofdremsysteem

Eis inzake de veilige reactie van het remsysteem teneinde de verwachte remkracht te leveren na het bedienen van de noodremmen.

4.2.2

Betrouwbaarheid van tractie-/remvergrendeling

Vereiste dat tractie veilig wordt verhinderd na activering van de noodrem.

4.2.3

Betrouwbaarheid van de remafstand

Eis inzake de naleving van de berekende remweg na activering van de noodrem.

4.2.4

Betrouwbaarheid van de parkeerrem

Eis inzake de veilige reactie van het remsysteem teneinde het voertuig stationair te houden onder berekende omstandigheden na activering van de parkeerrem.

4.3

Remsysteem — Erkende architectuur en bijbehorende normen

Verwijzing naar bestaande oplossingen, bv. UIC-remsysteem („Union Internationale des Chemins de fer”).

4.4

Bediening van de remmen

 

4.4.1

Bediening van de noodremmen

Eisen inzake de bediening van de noodrem, bv. beschikbaarheid van onafhankelijke noodrembedieningsapparaten, specificatie van het uitzicht van noodrembedieningsapparaten, mogelijkheid van automatische vergrendeling van de noodrembedieningsapparaten, mogelijkheid van activering van de noodrem door het boordsysteem voor besturing en seingeving, specificatie van de noodrem na activering.

4.4.2

Bediening van de bedrijfsremmen

Eisen inzake de bediening van de bedrijfsremmen, bv. specificaties voor de instelbaarheid van de remkracht door de noodrembediening, eis dat er slechts één noodrembediening beschikbaar is en mogelijkheid om de bedrijfsremfunctie te scheiden van de bediening van de bedrijfsremmen, automatisch uitschakelen van alle trekkracht bij het inschakelen van de bedrijfsremmen.

4.4.3

Bediening van de direct werkende remmen

Eisen inzake de bediening van de directe remmen.

4.4.4

Bediening van de dynamische remmen

Eisen inzake de bediening van de dynamische remmen, bv. de mogelijkheid om de dynamische remmen te scheiden van de andere remsystemen of te combineren met de andere remsystemen, de mogelijkheid om de toepassing van de recuperatieremming uit te schakelen.

4.4.5

Bediening van de parkeerremmen

Eisen inzake de bediening van de parkeerremmen, bv. omstandigheden waarin de bediening van de parkeerremmen in staat moet zijn de parkeerremmen te activeren en/of te lossen.

4.5

Remprestaties

 

4.5.1

Prestaties van de noodremmen

Eisen inzake de prestaties van de noodremmen, bv. responstijd, vertraging, remweg, bedrijfsmodi die in aanmerking komen (normale/aangetaste).

Niet: benutting van de adhesie tussen wiel en spoorstaaf (zie punt 4.6.1).

4.5.2

Prestaties van de bedrijfsremmen

Eisen inzake de prestaties van de bedrijfsremmen, bv. niveau en beperking van de maximumprestaties van de bedrijfsremmen

4.5.3

Berekeningen in verband met thermische capaciteit

Eisen inzake de berekeningen in verband met thermische capaciteit, zowel wat de wielen als de remuitrusting betreft, bv. scenario's en belastingsomstandigheden die moeten worden toegepast, in aanmerking te nemen volgorde van remtoepassingen, maximumhelling van de lijn, bijbehorende lengte en bedrijfssnelheid.

4.5.4

Prestaties van de parkeerremmen

Voorschriften met betrekking tot de parkeerremwerking, bv. beladingstoestand, ruling spoorhelling.

4.5.5

Berekening van het remvermogen

Eisen inzake de berekening van de remprestaties, bv. toepasselijke wieldiameters, belastingstoestanden wrijvingscoëfficiënten, besturingsmodi.

4.6

Beheer remadhesie

 

4.6.1

Grenswaarde voor adhesie tussen wiel en spoorstaaf

Eisen inzake de beperking van de adhesie tussen wiel en spoorstaaf, bv. beoogde ontwerpwrijvingscoëfficiënten ter beperking van de benutting van de adhesie tussen wiel en spoorstaaf voor wielslipbeveiliging, in aanmerking te nemen voertuigconfiguraties, in aanmerking te nemen wieldiameter en belastingsomstandigheden.

4.6.2

Wielslipbeveiligingssysteem („Wheel Slide Protection, WSP”)

Eisen inzake het wielslipbeveiligingssysteem (WSP), bv. voor welke voertuigen/voertuigconfiguraties is een WSP-systeem verplicht, eisen inzake de prestaties van het WSP-systeem, relevantie voor de veiligheid.

4.7

Remkrachtontwikkeling

 

4.7.1

Onderdelen van wrijvingsremmen

 

4.7.1.1

Remblokken

 

4.7.1.2

Remschijven

 

4.7.1.3

Remvoeringen

 

4.7.2

Aan de tractie gekoppelde dynamische rem

Aanvaarding en eisen inzake noodremmen bij gebruik van een dynamische rem die gekoppeld is aan het tractiesysteem, bv. eisen inzake beschikbaarheid, beperkingen enz.

4.7.3

Magneetschoenrem

Eisen inzake magneetschoenremmen, bv. toegestaan gebruik, geometrische eigenschappen van de magnetische onderdelen, wijze van montage (hoog/laag hangende).

4.7.4

Wervelstroomremmen

Eisen inzake wervelstroomremmen, bv. gevallen waarin de toepassing ervan is toegestaan, beperkingen op het gebruik ervan.

4.7.5

Parkeerrem

Eisen inzake de remkracht van parkeerremmen, de nodige energie voor de bediening ervan (inschakelen/vrijgave).

4.8

Remtoestand en foutmelding

Eisen inzake de indicatie van de remstatus aan de bestuurder/het personeel, bv. beschikbaarheid van de remenergie, status van de verschillende remsystemen.

4.9

Remvereisten voor afsleepdoeleinden

Eisen inzake het vermogen van remsystemen met het oog op het afslepen van een trein/voertuig, bv. de mogelijkheid om alle remmen vrij te geven en te isoleren, de controleerbaarheid van het remsysteem van de afgesleepte trein/voertuig vanuit andere voertuigen, de verenigbaarheid met andere soorten remmen bij gestoord bedrijf. Voor het afslepen van een trein of voertuig is het gewoonlijk noodzakelijk alle remmen te kunnen vrijgeven en isoleren.

5

Passagiersgerelateerde aspecten

 

5.1

Toegang

 

5.1.1

Buitendeuren

Dit heeft betrekking op eisen voor deurvergrendelingssystemen, trappen en openingen voor toegang tot het voertuig via buitendeuren voor passagiers

5.1.2

Instaphulpmiddelen

Dit verwijst naar de technische specificaties van uitrusting die zich aan boord kan bevinden om passagiers te helpen bij het in- of uitstappen.

5.2

Interieur/Binnen

 

5.2.1

Binnendeuren

Eisen inzake het ontwerp van binnendeuren.

5.2.2

Deuren tussen voertuigen

Deuren tussen voertuigen, die zich aan het einde van de trein kunnen bevinden.

5.2.3

Vrije doorgangen

Vrije doorgang (breedte en hoogte) in het voertuig, zodat de passagiers (met inbegrip van passagiers met beperkte mobiliteit) vrije toegang hebben tot alle faciliteiten.

5.2.4

Wijziging vloerhoogte

Eisen inzake wijzigingen van de vloerhoogte in passagiersvoertuigen.

Niet: hoogte van de trede en opening voor de toegang via buitendeuren (zie 5.1.1).

5.2.5

Binnenverlichting

Eisen inzake passagiersgerelateerde verlichting (dit heeft geen betrekking op verlichting van technische uitrusting en signaleringslichten of noodverlichting; deze vallen onder punt 10.2.4).

5.3

Leuningen

Eisen inzake handgrepen voor gebruik door passagiers binnen/buiten het voertuig (specificaties van het ontwerp, plaatsen waar ze dienen te worden gebruikt).

5.4

Ramen

Eisen inzake ramen (ramen die uitgeven op de buitenzijde van het voertuig), bv. mechanische kenmerken.

Dit heeft geen betrekking op:

voorruit van de cabine (zie parameter 9.1.3);

ramen in het voertuig;

brandveiligheid, evacuatie en nooduitgangen (zie punt 10.2.1).

5.5

Toiletten

Eisen inzake het ontwerp en de uitrusting van toiletten (ook met betrekking tot het gebruik door personen met beperkte mobiliteit). Bv. binnenruimte, toegang, noodoproepen, hygiënische vereisten. Met inbegrip van de noodzaak en het ontwerp van toiletten voor personeel.

Niet: toiletemissies (zie punt 6.2.1.1).

5.6

Verwarmings-, ventilatie- en airconditioningsystemen

Bijvoorbeeld luchtkwaliteit in het interieur, eis in geval van brand (uitschakeling)

5.7

Reizigersinformatie

 

5.7.1

Omroepsysteem

Deze parameter wordt beschouwd als een eis voor eenwegscommunicatie. Voor mededelingen van passagiers aan het personeel zie punt 10.2.3 „Passagiersalarm”.

5.7.2

Symbolen en informatie

Eisen inzake symbolen, pictogrammen en weergegeven tekst. Met inbegrip van veiligheidsinstructies en evacuatiemarkeringen voor passagiers.

6

Milieufactoren en aerodynamische effecten

 

6.1

Impact van het milieu op het voertuig

 

6.1.1

Milieufactoren die een invloed hebben op het voertuig

 

6.1.1.1

Hoogte

Dit verwijst naar het hoogtebereik waarmee rekening moet worden gehouden.

6.1.1.2

Temperatuur

Dit verwijst naar het temperatuursbereik waarmee rekening moet worden gehouden.

6.1.1.3

Vochtgehalte

 

6.1.1.4

Regen

 

6.1.1.5

Sneeuw, ijs en hagel

Eisen om te voorkomen dat voertuigen worden aangetast door sneeuw-, ijs- en hagelomstandigheden. Welke sneeuw-, ijs- en hagelomstandigheden moeten in aanmerking worden genomen, er dient rekening te worden gehouden met scenario's als sneeuwdrift, poedersneeuw, grote hoeveelheden lichte sneeuw met een laag waterequivalentgehalte, temperatuur- en vochtigheidsschommelingen tijdens één rit die tot ijsafzetting leiden. Om te bepalen of capaciteit voor het verwijderen van sneeuw voor de trein nodig is. Om rekening te houden met de mogelijke gevolgen van sneeuw/ijs voor de loopstabiliteit, de remwerking en de remvoeding, behoeften aan voorruituitrusting, die voor een aanvaardbaar werkklimaat voor de bestuurder zorgen.

6.1.1.6

Zonnestraling

 

6.1.1.7

Bestendigheid tegen vervuiling

Effecten van luchtverontreiniging die in aanmerking moeten worden genomen, bv. chemisch actieve stoffen, verontreinigende vloeistoffen, biologisch actieve stoffen, stof, stenen, ballast en andere voorwerpen, gras, bladeren, stuifmeel, vliegende insecten, vezels, zand en zout spatwater.

6.1.2

Aerodynamische effecten op het voertuig

 

6.1.2.1

Zijwindgevoeligheid

Dit heeft betrekking op de impact van zijwind op de uitrusting en functies van het voertuig. Kenmerken van wind (bv. windsnelheid) waarmee rekening moet worden gehouden bij het ontwerp van rollend materieel om de veiligheid, functionaliteit en integriteit te garanderen.

6.1.2.2

Maximumdrukvariaties in tunnels

Gevolgen van snelle drukverschillen door het binnenrijden, het rijden in of het verlaten van tunnels.

6.2

Impact van het voertuig op het milieu

 

6.2.1

Externe emissies

 

6.2.1.1

Toiletemissies

Emissies van de toiletafvoer in het milieu

6.2.1.2

Motoruitlaatgassen

Emissies van motoruitlaatgassen in het milieu (zie ook punt 8.6).

6.2.1.3

Emissies van chemische en vaste deeltjes

Andere emissies/lekkages uit het voertuig, zoals het weglekken van olie en vet, flenssmeermiddelen, brandstof enz.

6.2.2

Grenswaarden voor geluidsemissies

 

6.2.2.1

Effecten van stationair geluid

Effecten van het stationair geluid van het voertuig op de omgeving buiten het spoorwegsysteem.

6.2.2.2

Effecten van optrekgeluid

Effecten van het optrekgeluid van het voertuig op de omgeving buiten het spoorwegsysteem.

6.2.2.3

Effecten van passeergeluid

Effecten van het passeergeluid van het voertuig op de omgeving buiten het spoorwegsysteem.

6.2.3

Grenswaarden voor de impact van aerodynamische krachten

Aerodynamische belasting, bv. op mensen op perrons en op de open lijn.

6.2.3.1

Zuigereffect veroorzaakt door de voorzijde van de trein

Het zuigereffect langs het spoor, veroorzaakt door de voorzijde van de trein.

6.2.3.2

Aerodynamische belasting van passagiers/voorwerpen op het perron

Aerodynamische belasting van passagiers/voorwerpen op het perron, met inbegrip van evaluatiemethoden en operationele bedrijfsbelasting.

6.2.3.3

Aerodynamische belasting van spoorwegarbeiders

Aerodynamische verstoringen voor spoorwegarbeiders.

6.2.3.4

Opvliegend ballast en ballastspatten op naburig terrein

Dit kan ook betrekking hebben op opvliegend ijs.

7

Externe waarschuwing, signalering, markeringsfuncties en eisen inzake software-integriteit

 

7.1

Integriteit van de voor veiligheidsfuncties gebruikte software

Eisen inzake de integriteit van software met betrekking tot veiligheidsgerelateerde functies die het gedrag van de trein beïnvloeden, bv. de integriteit van treinbussoftware.

7.2

Visuele en auditieve voertuigidentificatie en waarschuwingsfuncties

 

7.2.1

Markeringen op het voertuig

Dit heeft betrekking op operationele en technische informatie voor spoorwegpersoneel; dergelijke markeringen kunnen aan de binnen- of buitenzijde van het voertuig zijn aangebracht.

7.2.2

Externe verlichting

 

7.2.2.1

Koplampen

„Koplampen” heeft betrekking op de functionaliteit om te zorgen voor voldoende zichtbaarheid voor de bestuurder aan de voorzijde van de trein. Dit kan worden gegarandeerd door het gebruik van dezelfde fysieke hulpmiddelen als voor frontseinen of aanvullende inrichtingen.

7.2.2.2

Frontseinen

„Frontseinen” zijn lichten die zich aan de voorzijde van de trein bevinden, met als functie te wijzen op de voorzijde van de trein. Verscheidene seinbeelden voor de seingeving op de voorzijde van de trein in verschillende omstandigheden (bv. trein die op andere baan rijdt en trein in een noodsituatie enz.) zijn mogelijk.

7.2.2.3

Signaal dat het einde van de trein aangeeft

Eisen voor apparatuur die visueel het einde van een trein kan aangeven (bv. rode lichten).

Niet: steunen voor het monteren van signalen die het einde van een trein aangeven, zie punt 7.2.4.

7.2.2.4

Front- en sluitseinbediening

 

7.2.3

Auditief signalisatiesysteem

Eisen voor op het voertuig gemonteerde auditieve signalisatiesystemen (bv. claxon). Betreft:

de toon van de claxon;

het niveau van de geluidsdruk van de claxon (buiten de cabine, voor het interne geluidsniveau zie punt 9.2.1.2);

bescherming van het toestel;

bediening van het toestel;

verificatie van de geluidsdrukniveaus.

7.2.4

Steunen

Eisen voor middelen die nodig zijn om externe signalisatietoestellen op het voertuig te monteren/bevestigen (bv. signalen die het einde van een trein aangeven, signalisatielampen, vlaggen).

8

Stroomvoorziening- en -regelsystemen aan boord

 

8.1

Eisen inzake tractie-eigenschappen

Vereiste tractieprestaties, bv. acceleratie, tractiecontrole wiel/spoorstaafadhesie enz.

8.2

Functionele en technische specificatie met betrekking tot de interface tussen het voertuig en het subsysteem energie

 

8.2.1

Functionele en technische specificatie inzake de stroomvoorziening

 

8.2.1.1

Specifieke eisen voor de stroomvoorziening

Specifieke eisen voor de stroomvoorziening, bv. vermogensfactor, gevoeligheid van het boordbeschermingssysteem.

8.2.1.2

Spanning en frequentie van door de bovenleiding geleverde stroom

 

8.2.1.3

Recuperatieremming

 

8.2.1.4

Maximaal vermogen en maximale stroom die aan de bovenleiding mogen worden opgenomen

Met inbegrip van maximale stroom bij stilstand.

8.2.2

Functionele en ontwerpcriteria voor stroomafnemers

 

8.2.2.1

Algemeen ontwerp van stroomafnemers

 

8.2.2.2

Afmetingen stroomafnemerkop

 

8.2.2.3

Opdrukkracht stroomafnemer (met inbegrip van statische opdrukkracht, dynamisch gedrag en aerodynamische effecten)

Met inbegrip van de kwaliteit van de stroomafname.

8.2.2.4

Werkbereik van stroomafnemers

 

8.2.2.5

Stroomvoerend vermogen van stroomafnemer, met inbegrip van sleepstuk

 

8.2.2.6

Aantal en verdeling van stroomafnemers

 

8.2.2.7

Isolatie tussen stroomafnemer en voertuig

 

8.2.2.8

Het strijken van stroomafnemers

 

8.2.2.9

Passeren van fase- of systeemscheidingen

 

8.2.3

Functionele en ontwerpcriteria sleepstuk

 

8.2.3.1

Afmetingen sleepstuk

 

8.2.3.2

Materiaal sleepstuk

 

8.2.3.3

Beoordeling sleepstuk

 

8.2.3.4

Detectie van sleepstukbreuk

 

8.3

Stroomvoorziening en tractiesysteem

 

8.3.1

Meting energieverbruik

 

8.3.2

Eisen inzake elektrische installaties aan boord van een spoorvoertuig

 

8.3.3

Hoogspanningscomponenten

 

8.3.4

Aarding

 

8.4

Elektromagnetische compatibiliteit („EMC”)

 

8.4.1

EMC in het voertuig

Geleide emissie en immuniteitsniveaus voor boordapparatuur, magnetische velden voor blootstelling van de mens in rollend materieel (bv. grenswaarden menselijke blootstelling).

8.4.2

EMC tussen het voertuig en het spoorwegnet

 

8.4.2.1

Maximale stroom

 

8.4.2.1.1

Retourstroom in de sporen

Interferentiestroom op het punt van aansluiting op de elektriciteitsvoorziening van de spoorweg — stroomafnemer/remschoen.

8.4.2.1.2

Interferentiestroom verwarmingskabel

Interferentiestroom als gevolg van verhitting bij dieseltractie.

8.4.2.1.3

Interferentiestroom onder het voertuig

Interferentiestromen onder het voertuig, tussen de assen, die hoofdzakelijk worden veroorzaakt door uitrusting aan boord.

8.4.2.1.4

Harmonische kenmerken en daarmee samenhangende overspanningen op de bovenleiding

Voertuigvereisten met betrekking tot de maximale kenmerken van harmonische en aanverwante overspanningen van de bovenleiding.

8.4.2.1.5

De effecten van gelijkstroomcomponenten in wisselstroomvoeding

Voertuigvereisten met betrekking tot de maximale gelijkstroomcomponenten in wisselstroomvoeding.

8.4.2.2

Maximale elektromagnetische velden/inductiespanningen

 

8.4.2.2.1

Elektromagnetische velden/inductiespanningen in het spoor/onder het voertuig

De elektromagnetische velden (of inductie-/interferentiespanningen) op de plaats van spoorwegapparatuur (asteldetectoren, ATP-antennes („Automatic Train Protection”), warmloopdetectoren enz.).

8.4.2.2.2

Elektromagnetische velden/inductiespanningen naast het spoor

De elektromagnetische velden (of inductie-/interferentiespanningen) met shuntende radio's, telecommunicatiesystemen van voertuigen die met radiofrequentie werken (bv. nationale radio of GSM-R („Global System for Mobile communications — Railways”) enz.

8.4.2.3

Ingangsimpedantie van het voertuig

Ingangsimpedantie voor de frequenties van het tractiespectrum die invloed hebben op de spoorcircuits van het netwerk, bv. de ingangsimpedantie van 50 Hz in het geval van spoorcircuits van 50 Hz; ingangsimpedantie om de inschakelstroom te beperken, bv. voor spoorcircuits op gelijkstroom.

8.4.2.4

Psofometrische stroom

Zoals gedefinieerd in EN 50121-3-1 Annex A Interference on telecommunication lines — Psophometric currents

8.4.2.5

Beperkingen van de transversale spanning voor compatibiliteit van stem-/gegevenscircuits

 

8.4.3

EMC tussen het voertuig en de omgeving

 

8.4.3.1

Maximale elektromagnetische velden

Magnetisch veld waaraan mensen mogen worden blootgesteld buiten het rollend materieel (bv. grenswaarden menselijke blootstelling).

8.4.3.2

Geïnduceerde interferentiestroom/-spanning

 

8.4.3.3

Psofometrische stroom

Zoals gedefinieerd in EN 50121-3-1 Annex A Interference on telecommunication lines — Psophometric currents

8.5

Beveiliging tegen elektrische gevaren

De eisen inzake aarding zijn vermeld in punt 8.3.4.

8.6

Eisen inzake dieseltractie en andere vormen van thermische tractie

Voor „Uitlaatgasemissies”, zie punt 6.2.1.2.

8.7

Systemen waarvoor bijzondere toezichts- en beschermingsmaatregelen moeten worden genomen

 

8.7.1

Tanks en leidingen voor ontvlambare vloeistoffen

Bijzondere eisen voor tanks en pijpleidingen voor ontvlambare vloeistoffen (waaronder brandstof).

8.7.2

Drukvaten/drukapparatuur

 

8.7.3

Stoomgeneratoren

 

8.7.4

Technische systemen in omgevingen met ontploffingsgevaar

Bijzondere eisen voor technische systemen in omgevingen met ontploffingsgevaar (bv. vloeibaar gas, aardgas en systemen die worden aangedreven door een batterij, inclusief de bescherming van de omzettingstank).

8.7.5

Hydraulische/pneumatische kracht- en regelsystemen

Functionele en technische specificaties, bv. toevoer van perslucht, capaciteit, type, temperatuurbereik, luchtdrogers (torens), dauwpuntindicatoren, isolatie, kenmerken luchtinlaat, foutmelders enz.

9

Faciliteiten voor het personeel, interfaces en omgeving

 

9.1

Ontwerp van de bestuurderscabine

 

9.1.1

Binneninrichting

Algemene eisen inzake de inrichting van de cabine, zoals anthropometrische metingen van de bestuurder, bewegingsrijheid van het personeel in de cabine, zittende en staande rijposities, aantal stoelen (bv. naargelang het voertuig met één of twee personen moet worden bestuurd).

9.1.2

Toegang tot de bestuurderscabine

 

9.1.2.1

Toegang, uitgang en deuren

Eisen inzake de toegankelijkheid van de bestuurderscabine en het motorcompartiment (ook externe loopbruggen op hood units). Eisen inzake binnen- en buitendeuren, toegangsdeuren tot de motorkap, vrije doorgang, voetstappen, relingen of deurhendels, deurvergrendeling, het voorkomen van toegang door niet-gemachtigde personen.

9.1.2.2

Nooduitgangen van bestuurderscabines

Alle voorzieningen voor de nooduitgang van de bestuurder of de toegang van reddingsdiensten tot de cabine (gewoonlijk buitendeuren, zijramen of noodluiken); definitie van de vrije doorgang van deze voorzieningen.

9.1.3

Voorruit in de bestuurderscabine

 

9.1.3.1

Mechanische eigenschappen

Eisen inzake afmetingen, plaats en projectielbestendigheid van de voorruit.

9.1.3.2

Optische kenmerken

Eisen inzake optische kenmerken van de voorruit, bv. hoek tussen eerste en tweede beeld, toegestane optische vervormingen van het gezichtsbeeld, wazigheid van materialen, lichtdoorlatendheid en kleurbeeld.

9.1.3.3

Uitrusting van de voorruit

bv. ijsvrij maken, condensvrij maken, externe schoonmaakvoorzieningen, bescherming tegen zonlicht enz.

9.1.3.4

Zicht naar voren/gezichtsveld

Definitie van het gezichtsveld van de bestuurder naar de lijn voor hem, in verhouding tot de rijposities. Inclusief het wisbereik van de ruitenwissers.

9.1.4

Ergonomie van de stuurpost

Eisen inzake de ergonomie van de stuurpost, bv. inschakelrichting van hendels en knoppen, ergonomie van noodsystemen.

9.1.5

Bestuurderszitplaats

Eisen inzake de bestuurdersstoel (bv. anthropometrische maten, positie van de stoel teneinde de referentiepositie van de ogen voor extern zicht te meten, ontsnappingsmogelijkheid in noodgevallen, ergonomie en gezondheidsaspecten van het stoelontwerp, instelbaarheid van de stoel om een staande rijpositie mogelijk te maken).

9.2

Gezondheid en veiligheid

 

9.2.1

Omgevingsomstandigheden

 

9.2.1.1

Verwarmings-, ventilatie- en airconditioningssystemen in de bestuurderscabine

Bv. toegestane CO2-concentratie in de cabine, luchtstromen door een ventilatiesysteem dat een hogere luchtsnelheid veroorzaakt dan de grenswaarde voor een goede werkomgeving, temperatuurbereik, de temperaturen moeten worden bereikt onder bepaalde omgevingsomstandigheden.

9.2.1.2

Geluid in de bestuurderscabine

Maximaal toegestaan geluidsniveau in de cabine, inclusief het geluidsniveau van de claxon in de cabine.

9.2.1.3

Verlichting in de bestuurderscabine

Bv. lichtsterkte van de verlichting, verlichting onafhankelijk van de leeszone van het bureau van de bestuurder, bediening van de verlichting, instelbaarheid van de lichtsterkte van de verlichting, toegestane lichtkleur enz.

9.2.2

Andere eisen inzake gezondheid en veiligheid

Andere eisen dan die in de lijst van parameters voor punt 9.2 „Gezondheid en veiligheid”.

9.3

Interface treinbestuurder/machine

 

9.3.1

Snelheidsindicatie

Eisen inzake het snelheidsindicatiesysteem (nauwkeurigheid/toleranties enz.)

Niet: snelheidsregistratie (dit valt onder punt 9.6).

9.3.2

Bestuurdersdisplay en -schermen

Functionele eisen inzake de informatie en opdrachten in de bestuurderscabine. Niet: informatie en bedieningen m.b.t. ERTMS („European Rail Traffic Management System”), inclusief die welke op een display unit worden weergegeven, vallen onder hoofdstuk 12.

9.3.3

Bedieningsknoppen en indicatoren

Functie-eisen worden samen met andere eisen die van toepassing zijn op een specifieke functie gespecificeerd in het punt waarin de functie in kwestie wordt beschreven.

9.3.4

Toezicht op de bestuurder

Eisen inzake de waakzaamheid van de bestuurder, bv. automatisch waakzaamheidssysteem/dodemansknop.

9.3.5

Zicht naar achter en opzij

Eisen inzake zicht naar achter en opzij: opengaande zijramen/panelen aan elke zijde van de cabine (vrije doorgang van het opengaande raam/paneel), buitenspiegels, camerasysteem

9.4

Markering en etikettering in de bestuurderscabine

Eisen inzake symbolen, pictogrammen, etiketten en statisch weergegeven tekst voor gebruik door de bestuurder in het voertuig (cabine, motorcompartiment, bedieningskast). Welke informatie moet worden weergegeven in de bestuurderscabines (gewoonlijk Vmax, nummer van het tractievoertuig, plaats van draagbare uitrusting, bv. zelfreddingstoestellen, signalen, nooduitgang). Gebruik van geharmoniseerde pictogrammen.

9.5

Boorduitrusting en -faciliteiten voor personeel

 

9.5.1

Boordfaciliteiten voor personeel

 

9.5.1.1

Toegang voor het personeel om te koppelen/ontkoppelen

Bv. rechthoek van Bern, relingen onder de buffers.

9.5.1.2

Treeplanken en handgrepen voor rangeerders

 

9.5.1.3

Bergruimten voor personeel

 

9.5.2

Deuren van bagagecompartimenten en dienstdeuren

Deze parameter heeft betrekking op vrachtdeuren en andere personeelsdeuren dan de cabinedeuren. Bv. deuren uitgerust met beveiligingsvoorziening zodat ze alleen door personeel, inclusief cateringpersoneel, kunnen worden geopend, alsmede deuren naar het motorcompartiment.

Niet: deuren voor gebruik door passagiers, cabinedeuren (ook externe loopbruggen op hood units).

9.5.3

Instrumenten en draagbare uitrusting aan boord

Vereiste boordgereedschappen en draagbare uitrusting, bv. een handlamp met rood en wit licht, apparatuur om spoorcircuits te kortsluiten, ademhalingsapparatuur.

Niet: items voor operationele doeleinden, zoals stopblokken, koppelingsadapters, afsleepkoppelingen (zie hoofdstuk 2), brandblusapparatuur (zie hoofdstuk 10); zie ook hoofdstuk 13 „Specifieke operationele eisen”.

9.5.4

Auditief communicatiesysteem

Bijvoorbeeld voor communicatie tussen: het treinpersoneel, of tussen het treinpersoneel (zie parameter 10.2.3) en mensen in/buiten de trein (voor passagiersalarm, zie parameter 10.2.3).

Niet: treinradio (zie hoofdstuk 12).

9.6

Registratietoestel

Registratietoestel voor het volgen van de interactie tussen de treinbestuurder en de trein, alsmede de parameters van de trein. Eisen inzake het registratietoestel, bv. welke informatie moet worden geregistreerd, met welke tijdsintervallen, mogelijkheid om te registreren op welk tijdstip een gebeurtenis heeft plaatsgevonden, registratietechnologie.

9.7

Besturing op afstand van buiten de trein

Eisen inzake besturing op afstand van buiten de trein. Gewoonlijke radiobesturing voor rangeeractiviteiten, ook besturing op afstand met andere middelen, behalve: trek-duwtreinbesturing en trein met voorspan.

10

Brandveiligheid en evacuatie

 

10.1

Concept van de brandbeveiliging en beschermingsmaatregelen

Bv. brandcategorie, indeling, beschermingsmaatregelen voor voertuigen en voertuigonderdelen (bv. bestuurderscabine), materiaaleigenschappen, brandbarrières, rookdetectoren (inclusief ionisatiedetectoren) en brandblusapparatuur.

10.2

Noodsituaties

 

10.2.1

Concept van de passagiersevacuatie

Eisen inzake beschikbaarheid en ontwerp van nooduitgangen voor passagiers en de aanduiding daarvan, beperkingen van het aantal passagiers per voertuig.

10.2.2

Informatie, uitrusting en toegang voor hulpdiensten

Beschrijving van rollend materieel waarmee hulpdiensten kunnen ingrijpen in noodgevallen.

Met name informatie over de wijze waarop ze zich toegang kunnen verschaffen tot rollend materieel.

10.2.3

Alarmmelders ten dienste van reizigers

Eisen inzake passagiersalarm, bv. beschikbaarheid van toestellen voor de activering van het alarm (plaats, aantal), functionaliteit, de wijze waarop deze toestellen kunnen worden gereset, communicatiekanaal tussen passagier en bestuurder/personeel, activering van de noodrem, override van de noodrem.

10.2.4

Noodverlichting

Eisen inzake het noodverlichtingssysteem, bv. minimale werkingsduur, verlichtingsniveau/lichtsterkte.

10.3

Mogelijkheid om te rijden in noodsituaties

Maatregelen om met rollend materieel voor passagiers te kunnen rijden tijdens een brand aan boord.

Niet: override van de noodrem (zie punt 10.2.3).

11

Onderhoud

 

11.1

Reinigingsinstallaties

Reiniging van de binnen- en buitenkant van de trein, bv. reiniging van de buitenkant in een wasstraat.

11.2

Vul- en ledigingsinstallaties

 

11.2.1

Vuilwaterafvoersysteem

Eisen inzake vuilwaterafvoersystemen, inclusief verbinding met toiletafvoersystemen. Gewoonlijk definitie van de evacuatiepijp en de spoelverbinding voor de toilettank.

Niet: toiletemissies (zie punt 6.2.1.1).

11.2.2

Watertoevoersysteem

Naleving van gezondheidsregels met betrekking tot drinkwatervoorziening. Gewoonlijk wordt dit gegarandeerd door specificaties voor de kwaliteit van pijpleidingen en dichtingen. Specificaties van vuladapters (interoperabiliteitsonderdelen).

11.2.3

Overige toevoersystemen

Eisen voor andere toevoersystemen, bv. externe stroomvoorziening voor voertuigen bij het stallen van treinen.

11.2.4

Interface met tankuitrusting voor niet-elektrisch rollend materieel

Eisen inzake tanksystemen voor rollend materieel dat gebruik maakt van diesel, lpg of andere brandstoffen.

12

Boorduitrusting voor besturing en seingeving

 

12.1

Boordradio

 

12.1.1

Ander radiosysteem dan GSM-R

Eisen voor nationale radiosystemen als de installatie in een voertuig verplicht is met het oog op de vergunning.

12.1.2

Radiosysteem dat aan de GSM-R-normen voldoet

 

12.1.2.1

Gebruik van draagbare toestellen als mobiele treinradio

Eisen inzake draagbare toestellen als mobiele treinradio. Geef hier aan of het draagbaar toestel van 2 Watt al dan niet facultatief kan worden gebruikt en wat de bijbehorende eisen, beperkingen enz. zijn, rekening houdende met punt 7.3.3. „Uitrusting met ERTMS” van Besluit 2012/88/EU van de Commissie (1).

12.1.2.2

Overige GSM-R-vereisten

Overige eisen inzake GSM-R-storingen, installatie van filters enz., die niet kunnen worden ingedeeld in de bovenstaande punten.

12.2

Seingeving aan boord

 

12.2.1

Nationale seingevingssystemen aan boord

Vereiste om nationale treinbeschermingssystemen (zoals EBICAB) aan boord te installeren en de bijbehorende functionele vereisten.

12.2.2

STM-vereisten

Vereisten met betrekking tot STM-oplossingen (afzonderlijke STM of geïntegreerd in het ETCS-boordsysteem).

12.2.3

Overgangen

Vereisten inzake de overgangen tussen nationale seingevingssystemen aan boord en ETCS; tussen ETCS en ETCS enz., aan grenzen of binnen een lidstaat.

12.2.4

Verenigbaarheid van rollend materieel met baanapparatuur voor besturing en seingeving

Andere verenigbaarheidseisen dan EMC voor rollend materieel met treindetectiesysteem van de baanapparatuur voor besturing en seingeving; voor EMC zie 8.4.2.

12.2.4.1

Minimale asafstand

Vereiste inzake de werking van astellers, voor v > 350 km/h, zie § 3.1.2.3 van document (ERA/ERTMS/033281): Interfaces tussen baanapparatuur voor besturing en seingeving en andere subsystemen.

12.2.4.2

Minimumwieldiameter

Vereiste inzake de werking van astellers, voor v > 350 km/h, zie § 3.1.3.2 van document (ERA/ERTMS/033281): Interfaces tussen baanapparatuur voor besturing en seingeving en andere subsystemen.

12.2.4.3

Ruimte tussen wielen zonder metaal- en inductieve onderdelen

Vereiste inzake de werking van astellers, zie § 3.1.3.5 van document (ERA/ERTMS/033281): Interfaces tussen baanapparatuur voor besturing en seingeving en andere subsystemen.

12.2.4.4

Metaalmassa van een voertuig

Vereiste inzake de werking van ringdetectiesystemen.

12.2.4.5

Verenigbaarheid met vaste CCS-installaties

Verenigbaarheid met vaste installaties van baanapparatuur voor besturing en seingeving (zie § 3.1.10 van document ERA/ERTMS/033281): Interfaces tussen baanapparatuur voor besturing en seingeving en andere subsystemen.

12.2.5

ETCS (2)-seingevingssysteem in de cabine

 

12.2.5.1

Functionaliteit voor overwegen

Vereiste voor specificatiereeks nr. 1 in tabel A2 van bijlage A bij de technische specificatie inzake interoperabiliteit van de subsystemen besturing en seingeving, zoals vastgesteld in Besluit 2012/88/EU, met betrekking tot de functie overwegen van het ETCS-boordsysteem.

12.2.5.2

Veiligheidsmarges bij het remmen

Vereiste voor specificatiereeks nr. 1 in tabel A2 van bijlage A bij de technische specificatie inzake interoperabiliteit van de subsystemen besturing en seingeving, zoals vastgesteld in Besluit 2012/88/EU, met betrekking tot de betrouwbaarheid van de remcurve van het boordsysteem.

12.2.5.3

Eisen inzake betrouwbaarheid/beschikbaarheid

De minimumvereisten inzake betrouwbaarheid/beschikbaarheid worden gespecificeerd teneinde te voorkomen dat de veiligheid van het systeem verslechtert door frequente gevallen van gestoord bedrijf.

12.2.5.4

Veiligheidseisen

Veiligheidseisen voor DMI-functies van ETCS voor specificatiereeks nr. 1 in tabel A2 van bijlage A bij de technische specificatie inzake interoperabiliteit van de subsystemen besturing en seingeving, zoals vastgesteld in Besluit 2012/88/EU.

12.2.5.5

Ergonomische aspecten van DMI

Ergonomische DMI-eisen voor specificatiereeks nr. 1 in tabel A2 van bijlage A bij de technische specificatie inzake interoperabiliteit van de subsystemen besturing en seingeving, zoals vastgesteld in Besluit 2012/88/EU.

12.2.5.6

Interface met bedrijfsrem

Eisen inzake interface met de bedrijfsrem voor specificatiereeks nr. 1 in tabel A2 van bijlage A bij de technische specificatie inzake interoperabiliteit van de subsystemen besturing en seingeving, zoals vastgesteld in Besluit 2012/88/EU.

12.2.5.7

Overige ETCS-eisen (met betrekking tot bestaande niet-interoperabele netwerken)

ETCS-eisen met betrekking tot pre-B2-boordapparatuur, verenigbaarheid met bestaande lijnen waarop pre-B2-apparatuur is geïnstalleerd. Of facultatieve functies van ETCS die een invloed kunnen hebben op de veilige voortbeweging van de trein.

12.2.5.8

Specificatie van de gebruiksvoorwaarden als ETCS-boordapparatuur niet alle functies, interfaces en prestaties omvat.

Analyse van de gevolgen als het ETCS-boordsubsysteem niet alle in de technische specificatie inzake interoperabiliteit van de subsystemen besturing en seingeving vermelde functies, prestaties en interfaces omvat. Nuttig voor aanvullende vergunningen.

13

Specifieke exploitatievereisten

 

13.1

Specifieke aan boord te installeren apparaten

Om specifieke apparaten aan te kondigen die aan boord worden geïnstalleerd en die nodig zijn om operationele redenen bij normaal en gestoord bedrijf (bv. stopblokken als de prestaties van de parkeerrem niet volstaan voor de helling van het spoor, koppelingsadapters, afsleepkoppelingen enz.). Eisen inzake de distributie en beschikbaarheid van de apparaten kunnen hier worden toegevoegd. Zie ook punt 9.5.3.

13.2

Ferryvervoer

Eisen inzake het gebruik van ferries door het voertuig, inclusief beperkingen inzake loopwerk en omgrenzingsprofiel, eisen voor bevestiging en borging.

14

Goederenaspecten

Specifieke eisen voor goederen

14.1

Ontwerp-, exploitatie- en onderhoudsvoorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen

Bv. eisen uit het RID, nationale of andere regels voor het vervoer van gevaarlijke goederen; inclusief faciliteiten die specifiek vereist zijn voor gevaarlijke goederen.

14.2

Specifieke faciliteiten voor het vervoer van goederen

Bv. vastmaken van goederen, luchttoevoer voor andere doeleinden dan remmen, voorzieningen voor de hydraulische/pneumatische uitrusting van goederenwagons, eisen voor het laden en lossen van vracht, bijzondere eisen voor kipwagons

14.3

Deuren en laadinstallaties

Vereisten inzake vrachtdeuren en -luiken en het sluiten en vergrendelen ervan.


(1)  Besluit 2012/88/EU van de Commissie van 25 januari 2012 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit van de subsystemen besturing en seingeving van het trans-Europese spoorwegsysteem (PB L 51 van 23.2.2012, blz. 1), zoals gewijzigd bij Besluit 2012/696/EU van de Commissie.

(2)  Zie bijlage A, tabel A2, indexnr. 1 van Besluit 2012/88/EU betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit van de subsystemen besturing en seingeving”


10.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 324/35


BESLUIT (EU) 2015/2300 VAN DE COMMISSIE

van 8 december 2015

betreffende de betaling in euro door het Verenigd Koninkrijk van bepaalde uitgaven in verband met de sectorale landbouwwetgeving

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 8576)

(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (1), en met name artikel 108,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 108 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 moeten lidstaten die de euro niet hebben ingevoerd en die besluiten de uitgaven in verband met de sectorale landbouwwetgeving niet in de nationale munteenheid maar in euro te doen, maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat het gebruik van de euro geen systematisch voordeel oplevert vergeleken met het gebruik van de nationale munteenheid.

(2)

Voorheen zijn bij Besluit (EU) 2015/1352 van de Commissie (2) dergelijke door het Verenigd Koninkrijk meegedeelde maatregelen goedgekeurd.

(3)

Op 30 oktober 2015 heeft het Verenigd Koninkrijk de Commissie in kennis gesteld van zijn voornemen om het aantal maatregelen waarvoor het de uitgaven in euro en niet in pond sterling zal betalen, uit te breiden, alsook van de maatregelen die overeenkomstig artikel 108 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 zullen worden toegepast om ervoor te zorgen dat het gebruik van de euro geen systematisch voordeel oplevert vergeleken met het gebruik van het pond sterling.

(4)

De door het Verenigd Koninkrijk overwogen maatregelen kunnen als volgt worden samengevat:

de bedragen die in de EU-regelgeving zijn vastgesteld of die eruit voortvloeien, kunnen in euro aan de marktdeelnemers worden betaald;

de betrokken marktdeelnemers dragen het volledige wisselkoersrisico bij een latere omzetting in pond sterling;

de betrokken marktdeelnemers moeten een vaste verbintenis voor minimaal één jaar aangaan;

ten aanzien van de basisbetaling en andere rechtstreekse betalingen zoals bedoeld in Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3), kiezen de betrokken marktdeelnemers voor betaling in euro bij de indiening van de aanvraag zoals bedoeld in artikel 13, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 van de Commissie (4);

ten aanzien van de marktmaatregelen in het kader van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad (5), Verordening (EU) nr. 1370/2013 van de Raad (6) (andere dan tijdelijke buitengewone steun voor landbouwers in de veehouderijsectoren) en Verordening (EU) nr. 510/2014 van het Europees Parlement en de Raad (7) en de voorlichtings- en afzetbevorderingsacties betreffende landbouwproducten in het kader van Verordening (EU) nr. 1144/2014 van het Europees Parlement en de Raad (8), moet aan de marktdeelnemers minstens drie maanden van tevoren goedkeuring voor de betaling in euro worden verleend; als de marktdeelnemers zich uit die regeling willen terugtrekken, moeten zij dit eveneens drie maanden van tevoren melden; in dat geval zijn nieuwe betalingen in euro pas na een wachttijd van één jaar weer mogelijk;

ten aanzien van de tijdelijke buitengewone steun voor landbouwers in de veehouderijsectoren in het kader van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1853 van de Commissie (9), moeten de betrokken marktdeelnemers er vóór 17 oktober 2015 voor gekozen hebben GLB-betalingen in euro te ontvangen.

(5)

De genoemde maatregelen zijn in overeenstemming met de bij Verordening (EU) nr. 1306/2013 vastgestelde doelstelling, namelijk te voorkomen dat het gebruik van de euro in plaats van de nationale valuta een systematisch voordeel oplevert. Daarom moeten zij worden goedgekeurd.

(6)

Om die reden moet Besluit (EU) 2015/1352 worden ingetrokken en door het onderhavige besluit worden vervangen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De op 30 oktober 2015 door het Verenigd Koninkrijk meegedeelde maatregelen betreffende de betaling in euro van de uitgaven die verband houden met de in de bijlage vermelde sectorale landbouwwetgeving en, waar van toepassing, de op basis van die instrumenten vastgestelde gedelegeerde of uitvoeringshandelingen, worden goedgekeurd.

Artikel 2

Besluit (EU) 2015/1352 wordt ingetrokken.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.

Gedaan te Brussel, 8 december 2015.

Voor de Commissie

Phil HOGAN

Lid van de Commissie


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 549.

(2)  Besluit (EU) 2015/1352 van de Commissie van 30 juli 2015 betreffende de betaling in euro door het Verenigd Koninkrijk van bepaalde bedragen in verband met de sectorale landbouwwetgeving (PB L 208 van 5.8.2015, blz. 33).

(3)  Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 608).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 van de Commissie van 17 juli 2014 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem, plattelandsontwikkelingsmaatregelen en de randvoorwaarden (PB L 227 van 31.7.2014, blz. 69).

(5)  Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671).

(6)  Verordening (EU) nr. 1370/2013 van de Raad van 16 december 2013 houdende maatregelen tot vaststelling van steun en restituties in het kader van de gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten (PB L 346 van 20.12.2013, blz. 12).

(7)  Verordening (EU) nr. 510/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot vaststelling van de handelsregeling voor bepaalde, door verwerking van landbouwproducten verkregen goederen en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 1216/2009 en (EG) nr. 614/2009 van de Raad (PB L 150 van 20.5.2014, blz. 1).

(8)  Verordening (EU) nr. 1144/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties betreffende landbouwproducten uitgevoerd op de interne markt en in derde landen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 3/2008 van de Raad (PB L 317 van 4.11.2014, blz. 56).

(9)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1853 van de Commissie van 15 oktober 2015 tot vaststelling van tijdelijke buitengewone steun voor landbouwers in de veehouderijsectoren (PB L 271 van 16.10.2015, blz. 25).


BIJLAGE

Maatregelen waarvan de bedragen in euro worden uitgedrukt en in euro kunnen worden betaald

Regeling

Verordening

Regelingen voor rechtstreekse betalingen

Verordening (EU) nr. 1307/2013

Voorlichtings- en afzetbevorderingsacties betreffende landbouwproducten

Verordening (EU) nr. 1144/2014

Interventieaankoop rundvlees

Verordening (EU) nr. 1308/2013

Verordening (EU) nr. 1370/2013

Interventieaankoop graan

Interventieaankoop boter

Interventieaankoop mageremelkpoeder

Steun particuliere opslag rundvlees

Steun particuliere opslag boter

Steun particuliere opslag kaas

Steun particuliere opslag vlasvezel

Steun particuliere opslag olijfolie

Steun particuliere opslag varkensvlees

Steun particuliere opslag schapen- en geitenvlees

Steun particuliere opslag mageremelkpoeder

Steun particuliere opslag witte suiker

Steun voor het verstrekken van melk en zuivelproducten aan kinderen

Uitvoerrestituties

Uitvoerrestituties voor verwerkte landbouwproducten en goederen die niet in bijlage I bij het VWEU zijn genoemd

Verordening (EU) nr. 510/2014

Verordening (EU) nr. 1370/2013

Tijdelijke buitengewone steun voor landbouwers in de veehouderijsectoren

Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1853


10.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 324/38


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2015/2301 VAN DE COMMISSIE

van 8 december 2015

tot wijziging van Beschikking 93/195/EEG inzake veterinairrechtelijke voorschriften en veterinaire certificeringvoorwaarden voor het opnieuw binnenbrengen van geregistreerde paarden voor wedrennen, wedstrijden en culturele manifestaties na tijdelijke uitvoer naar Mexico en de Verenigde Staten van Amerika en tot wijziging van bijlage I bij Beschikking 2004/211/EG wat betreft de gegevens over Mexico in de lijst van derde landen en delen daarvan waaruit levende paardachtigen en sperma, eicellen en embryo's van paarden in de Unie mogen worden ingevoerd

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 8556)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 92/65/EEG van de Raad van 13 juli 1992 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van dieren, sperma, eicellen en embryo's waarvoor ten aanzien van de veterinairrechtelijke voorschriften geen specifieke communautaire regelgeving als bedoeld in bijlage A, onder I, van Richtlijn 90/425/EEG geldt (1), en met name artikel 17, lid 3, onder a),

Gezien Richtlijn 2009/156/EG van de Raad van 30 november 2009 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het verkeer van paardachtigen en de invoer van paardachtigen uit derde landen (2), en met name artikel 12, leden 1 en 4, en artikel 19, inleidende zin en onder a) en b),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 2009/156/EG bevat veterinairrechtelijke voorschriften voor de invoer van levende paardachtigen in de Unie. Overeenkomstig artikel 13, lid 1, onder b), van die richtlijn mogen paardachtigen alleen in de Unie worden ingevoerd als het derde land sedert twee jaar vrij is van Venezolaanse paardenencefalomyelitis.

(2)

Beschikking 93/195/EEG van de Commissie (3) bevat modellen van gezondheidscertificaten voor het opnieuw binnenbrengen van geregistreerde paarden voor wedrennen, wedstrijden en culturele manifestaties na tijdelijke uitvoer. Het modelgezondheidscertificaat in bijlage II bij die beschikking bepaalt onder meer dat een geregistreerd paard dat tijdelijk voor een periode van niet meer dan 30 dagen wordt uitgevoerd, vanaf het moment dat het de Unie heeft verlaten alleen in het derde land mag zijn geweest waaruit het opnieuw in de Unie mag worden binnengebracht, of in een derde land dat overeenkomstig bijlage I bij die beschikking tot dezelfde gezondheidscategorie behoort.

(3)

Bijlage I van Beschikking 2004/211/EG van de Commissie (4) bevat een lijst van derde landen of delen daarvan waar regionaliseringsmaatregelen van toepassing zijn, waaruit de lidstaten de invoer van levende paardachtigen en sperma, eicellen en embryo's van paardachtigen moeten toestaan en vermeldt de overige invoervoorwaarden („de lijst”). Mexico is in de lijst opgenomen en behoort tot gezondheidscategorie „D”, terwijl de Verenigde Staten van Amerika in de lijst onder gezondheidscategorie „C” vallen.

(4)

De lijst specificeert ook dat de tijdelijke toelating van geregistreerde paarden, het opnieuw binnenbrengen van geregistreerde paarden voor wedrennen, wedstrijden en culturele manifestaties na tijdelijke uitvoer, de invoer van geregistreerde paardachtigen en van als fok- en gebruiksdier gehouden paardachtigen en de invoer van sperma, eicellen en embryo's van paarden uit Mexico momenteel niet is toegestaan, terwijl dergelijke verplaatsingen van geregistreerde paarden uit de Verenigde Staten van Amerika wel zijn toegestaan.

(5)

Uitvoeringsbesluit 2014/86/EU van de Commissie (5) werd vastgesteld naar aanleiding van de culturele manifestatie Théâtre équestre Zingaro in Mexico-City in 2014. Bij Uitvoeringsbesluit 2014/86/EU werd artikel 1 van Beschikking 93/195/EEG gewijzigd om toe te staan dat geregistreerde paarden die tijdelijk werden uitgevoerd om aan die manifestatie deel te nemen, opnieuw in de Unie konden worden binnengebracht, mits de dieren voldeden aan de eisen van het gezondheidscertificaat dat is opgesteld overeenkomstig het in bijlage X bij die beschikking vastgestelde model. Uitvoeringsbesluit 2014/86/EU heeft Beschikking 93/195/EEG ook gewijzigd om een nieuwe bijlage X met dat modelgezondheidscertificaat toe te voegen.

(6)

Voorts heeft Uitvoeringsbesluit 2014/86/EU Beschikking 2004/211/EG gewijzigd om toe te staan dat geregistreerde paarden voor wedrennen, wedstrijden en culturele manifestaties na tijdelijke uitvoer opnieuw tot 15 april 2014 uit het hoofdstedelijk gebied Mexico-City konden worden binnengebracht.

(7)

De paardensportevenementen van de LG Global Champions Tour heeft van 7 tot 9 april 2016 en van 15 tot 17 april 2016 respectievelijk in Miami (deVerenigde Staten) en het hoofdstedelijk gebied Mexico-City (Mexico) plaats onder toezicht van de Fédération Equestre Internationale.

(8)

Beide evenementen van de LG Global Champions Tour — in de Verenigde Staten en in het hoofdstedelijk gebied Mexico-City -zullen onder officieel veterinair toezicht staan. Gezien het hoge niveau van dat toezicht kunnen specifieke veterinairrechtelijke voorschriften en veterinaire certificeringsvoorwaarden worden vastgesteld voor het opnieuw binnenbrengen van die paarden, nadat ze tijdelijk voor niet langer dan 30 dagen waren uitgevoerd om aan de paardensportevenementen van de LG Global Champions Tour in Miami en Mexico-City deel te nemen.

(9)

Beschikking 93/195/EEG moet worden gewijzigd om toe te staan dat geregistreerde paarden voor wedrennen, wedstrijden en culturele manifestaties opnieuw tot 30 april 2016 in de Unie worden binnengebracht, nadat de dieren tijdelijk waren uitgevoerd om aan de LG Global Champions Tour in Miami en Mexico-City deel te nemen, en om te voorzien in een modelgezondheidscertificaat voor dergelijke geregistreerde paarden. Tegelijkertijd moeten de verouderde bepalingen van Beschikking 93/195/EEG, zoals gewijzigd bij Uitvoeringsbesluit 2014/86/EU, worden geschrapt.

(10)

Beschikking 93/195/EEG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(11)

Aangezien het hoofdstedelijk gebied Mexico-City een regio op grote hoogte is met een verminderd risico op door vectoren overgedragen vesiculeuze stomatitis of bepaalde subtypes van Venezolaanse paardenencefalomyelitis, moet worden toegestaan dat geregistreerde paarden voor wedrennen, wedstrijden en culturele manifestaties opnieuw worden binnengebracht nadat ze tijdelijk voor minder dan 30 dagen waren uitgevoerd naar het hoofdstedelijk gebied Mexico-City, een regio waarin Venezolaanse paardenencefalomyelitis sedert meer dan twee jaar niet is gerapporteerd. De gegevens over Mexico in de lijst moeten daarom worden gewijzigd zodat geregistreerde paarden voor wedrennen, wedstrijden en culturele manifestaties opnieuw van 30 maart 2016 tot en met 30 april 2016 uit het hoofdstedelijk gebied Mexico-City in de Unie mogen worden binnengebracht, nadat de dieren tijdelijk waren uitgevoerd.

(12)

De gegevens over dat derde land in de lijst van bijlage I bij Beschikking 2004/211/EG moeten daarom worden gewijzigd.

(13)

Beschikking 2004/211/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(14)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Beschikking 93/195/EEG wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 1, laatste streepje, wordt vervangen door:

„—

aan de paardensportevenementen van de LG Global Champions Tour in Miami (Verenigde Staten) en Mexico-City (Mexico) hebben deelgenomen, aan de eisen voldoen van het gezondheidscertificaat dat is opgesteld overeenkomstig het in bijlage X bij dit besluit vastgestelde model, en uiterlijk 30 april 2016 opnieuw in de Unie worden binnengebracht.”.

2)

Bijlage X wordt vervangen door de tekst in bijlage I bij dit besluit.

Artikel 2

Bijlage I bij Beschikking 2004/211/EG wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij dit besluit.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 8 december 2015.

Voor de Commissie

Vytenis ANDRIUKAITIS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 268 van 14.9.1992, blz. 54.

(2)  PB L 192 van 23.7.2010, blz. 1.

(3)  Beschikking 93/195/EEG van de Commissie van 2 februari 1993 inzake veterinairrechtelijke voorschriften en veterinaire certificering voor het opnieuw binnenbrengen, na tijdelijke uitvoer, van geregistreerde paarden voor wedrennen, wedstrijden en culturele manifestaties (PB L 86 van 6.4.1993, blz. 1).

(4)  Beschikking 2004/211/EG van de Commissie van 6 januari 2004 tot vaststelling van de lijst van derde landen en delen van hun grondgebied waaruit de lidstaten de invoer toestaan van levende paardachtigen en sperma, eicellen en embryo's van paarden en tot wijziging van de Beschikkingen 93/195/EEG en 94/63/EG (PB L 73 van 11.3.2004, blz. 1).

(5)  Uitvoeringsbesluit 2014/86/EU van de Commissie van 13 februari 2014 tot wijziging van Beschikking 93/195/EEG wat betreft veterinairrechtelijke voorschriften en veterinaire certificering voor het opnieuw binnenbrengen, na tijdelijke uitvoer naar Mexico, van geregistreerde paarden voor wedrennen, wedstrijden en culturele manifestaties en tot wijziging van bijlage I bij Beschikking 2004/211/EG wat betreft de gegevens over Mexico in de lijst van derde landen en delen van hun grondgebied waaruit de lidstaten de invoer toestaan van levende paardachtigen en sperma, eicellen en embryo's van paarden (PB L 45 van 15.2.2014, blz. 24).


BIJLAGE I

BIJLAGE X

Image

Image

Image


BIJLAGE II

In bijlage I bij Beschikking 2004/211/EG worden de gegevens over Mexico vervangen door:

„MX

Mexico

MX-0

Het hele land

D

 

MX-1

Hoofdstedelijk gebied Mexico-City

D

X

Geldig van 30 maart tot en met 30 april 2016”


Rectificaties

10.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 324/45


Rectificatie van Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten en houdende intrekking van Richtlijn 2004/17/EG

( Publicatieblad van de Europese Unie L 94 van 28 maart 2014 )

Bladzijde 324, artikel 89, lid 1, onder c), i):

in plaats van:

„… omstandigheden die een zorgvuldige ondernemer niet kon voorzien;”,

lezen:

„… omstandigheden die een zorgvuldige aanbestedende instantie niet kon voorzien;”.


  翻译: