ISSN 1977-0758 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 198 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
59e jaargang |
Inhoud |
|
II Niet-wetgevingshandelingen |
Bladzijde |
|
|
INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN |
|
|
* |
||
|
|
||
|
|
VERORDENINGEN |
|
|
* |
Verordening (EU) 2016/1198 van de Commissie van 22 juli 2016 tot wijziging van bijlage V bij Verordening (EG) nr. 1223/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende cosmetische producten ( 1 ) |
|
|
* |
||
|
|
||
|
|
BESLUITEN |
|
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
Besluit (GBVB) 2016/1207 van het Politiek en Veiligheidscomité van 20 juli 2016 tot benoeming van het hoofd van de rechtsstaatmissie van de Europese Unie in Kosovo, EULEX KOSOVO (EULEX KOSOVO/1/2016) ( 2 ) |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
|
(2) Deze benaming laat de standpunten over de status van Kosovo onverlet, en is in overeenstemming met Resolutie 1244 (1999) van de VN-Veiligheidsraad en het advies van het Internationaal Gerechtshof over de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo. |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN
23.7.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 198/1 |
BESLUIT (EU) 2016/1197 VAN DE RAAD
van 26 oktober 2015
betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Kiribati inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 77, lid 2, onder a), in samenhang met artikel 218, lid 5,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EU) nr. 509/2014 van het Europees Parlement en de Raad (1) is de Republiek Kiribati verplaatst van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad (2) naar bijlage II daarbij. |
(2) |
Bij de Republiek Kiribati staat een voetnoot volgens welke de visumvrijstelling geldt vanaf de datum van inwerkingtreding van een met de Europese Unie te sluiten visumvrijstellingsovereenkomst. |
(3) |
Op 9 oktober 2014 heeft de Raad een besluit vastgesteld waarbij de Commissie wordt gemachtigd onderhandelingen te openen met de Republiek Kiribati over het sluiten van een Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Kiribati inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf (de „overeenkomst”). |
(4) |
De onderhandelingen over de overeenkomst zijn op 17 december 2014 geopend en zijn succesvol afgerond door het paraferen ervan middels een uitwisseling van brieven, op 6 mei 2015 door de Republiek Kiribati en op 10 juni 2015 door de Unie. |
(5) |
De overeenkomst dient te worden ondertekend en de aan de overeenkomst gehechte verklaringen dienen te worden goedgekeurd, namens de Unie. In afwachting van de voltooiing van de procedures voor de formele sluiting ervan dient de overeenkomst met ingang van de dag volgende op de datum van de ondertekening ervan voorlopig te worden toegepast. |
(6) |
Dit besluit vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad (3); het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van dit besluit en het besluit is niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat. |
(7) |
Dit besluit vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad (4); Ierland neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van dit besluit en het besluit is niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Er wordt machtiging verleend tot ondertekening namens de Unie van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Kiribati inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf (de „overeenkomst”), onder voorbehoud van de sluiting ervan.
De tekst van de overeenkomst is aan dit besluit gehecht.
Artikel 2
De aan dit besluit gehechte verklaringen worden namens de Unie goedgekeurd.
Artikel 3
De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) de overeenkomst namens de Unie te ondertekenen.
Artikel 4
In afwachting van de voltooiing van de procedures voor de sluiting ervan wordt de overeenkomst voorlopig toegepast vanaf de dag volgende op de datum van de ondertekening ervan (5).
Artikel 5
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Luxemburg, 26 oktober 2015.
Voor de Raad
De voorzitter
C. DIESCHBOURG
(1) Verordening (EU) nr. 509/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld (PB L 149 van 20.5.2014, blz. 67).
(2) Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad van 15 maart 2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld (PB L 81 van 21.3.2001, blz. 1).
(3) Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43).
(4) Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20).
(5) De datum van ondertekening van de overeenkomst zal door het secretariaat-generaal van de Raad worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
23.7.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 198/3 |
OVEREENKOMST
tussen de Europese Unie en de Republiek Kiribati inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf
DE EUROPESE UNIE, hierna „de Unie” of „de EU” genoemd, en
DE REPUBLIEK KIRIBATI, hierna „Kiribati” genoemd,
hierna samen „de partijen” genoemd,
MET HET OOG OP de verdere ontwikkeling van de vriendschappelijke betrekkingen tussen de partijen en vanuit de wens om het reizen gemakkelijker te maken door voor hun burgers te zorgen voor vrijstelling van de visumplicht voor toegang en kort verblijf,
GEZIEN Verordening (EU) nr. 509/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van deze plicht zijn vrijgesteld (1), waarbij onder meer 19 derde landen, waaronder Kiribati, worden verplaatst naar de lijst van derde landen waarvan de onderdanen voor korte verblijven in de lidstaten zijn vrijgesteld van de visumplicht,
INDACHTIG artikel 1 van Verordening (EU) nr. 509/2014, waarin wordt bepaald dat voor deze 19 landen de vrijstelling van de visumplicht pas van toepassing wordt vanaf de datum van inwerkingtreding van een met de Unie te sluiten visumvrijstellingsovereenkomst,
GELEID DOOR DE WENS het beginsel van gelijke behandeling van alle EU-burgers te waarborgen,
REKENING HOUDEND met het feit dat personen die reizen om een bezoldigde bezigheid te verrichten tijdens hun korte verblijf, niet onder deze overeenkomst vallen, en dat derhalve voor deze categorie personen de desbetreffende regels van het Unierecht en het nationale recht van de lidstaten en het nationale recht van Kiribati inzake de visumplicht of de visumvrijstelling en inzake de toegang tot werk van toepassing blijven,
REKENING HOUDEND met het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht en het Protocol betreffende het Schengenacquis dat is opgenomen in het kader van de Europese Unie, beide gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en bevestigend dat de bepalingen van deze overeenkomst niet van toepassing zijn op het Verenigd Koninkrijk en Ierland,
ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:
Artikel 1
Doel
Deze overeenkomst voorziet in visumvrij reizen voor de burgers van de Unie en voor de burgers van Kiribati die naar het grondgebied van de andere partij reizen voor maximaal 90 dagen binnen een tijdvak van 180 dagen.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt verstaan onder:
a) „lidstaat”: alle lidstaten van de Unie met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk en Ierland;
b) „burger van de Unie”: een onderdaan van een lidstaat als bedoeld onder a);
c) „burger van Kiribati”: eenieder die het staatsburgerschap van Kiribati bezit;
d) „Schengengebied”: het gebied zonder binnengrenzen bestaande uit het grondgebied van de lidstaten, als bedoeld onder a), die het Schengenacquis volledig toepassen.
Artikel 3
Toepassingsgebied
1. Burgers van de Europese Unie die in het bezit zijn van een door een lidstaat afgegeven gewoon paspoort, diplomatiek paspoort, dienstpaspoort, officieel paspoort of speciaal paspoort kunnen zonder visum het grondgebied van Kiribati inreizen en er verblijven gedurende de in artikel 4, lid 1, van deze overeenkomst bedoelde periode.
Burgers van Kiribati die in het bezit zijn van een door Kiribati afgegeven gewoon paspoort, diplomatiek paspoort, dienstpaspoort, officieel paspoort of speciaal paspoort kunnen zonder visum het grondgebied van de lidstaten inreizen en er verblijven gedurende de in artikel 4, lid 2, van deze overeenkomst bedoelde periode.
2. Lid 1 is niet van toepassing op personen die reizen om een bezoldigde bezigheid te verrichten.
Voor deze categorie personen kan elke lidstaat afzonderlijk beslissen de visumplicht aan de burgers van Kiribati op te leggen of de visumplicht op te heffen, overeenkomstig artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad (2).
Voor deze categorie personen kan Kiribati over de visumplicht of de visumvrijstelling voor de burgers van elke lidstaat afzonderlijk beslissen overeenkomstig hun nationale wetgeving.
3. De bij deze overeenkomst geregelde visumvrijstelling laat de wetgeving van de partijen inzake de voorwaarden voor toegang en kort verblijf onverlet. De lidstaten en Kiribati behouden zich het recht voor de toegang tot en het kort verblijf op hun grondgebied te weigeren indien aan een of meer van deze voorwaarden niet wordt voldaan.
4. De visumvrijstelling geldt ongeacht de wijze van vervoer die wordt gebruikt om de grenzen van de partijen te overschrijden.
5. Vraagstukken die niet onder deze overeenkomst vallen, worden geregeld door het Unierecht, het nationale recht van de lidstaten en het nationale recht van Kiribati.
Artikel 4
Duur van het verblijf
1. Burgers van de Unie mogen gedurende maximaal 90 dagen per tijdvak van 180 dagen op het grondgebied van Kiribati verblijven.
2. Burgers van Kiribati mogen gedurende maximaal 90 dagen per tijdvak van 180 dagen op het grondgebied verblijven van de lidstaten die het Schengenacquis volledig toepassen. Bij de berekening van deze termijn wordt geen rekening gehouden met het verblijf in lidstaten die het Schengenacquis nog niet volledig toepassen.
De burgers van Kiribati mogen gedurende maximaal 90 dagen per tijdvak van 180 dagen op het grondgebied verblijven van elk van de lidstaten die het Schengenacquis nog niet volledig toepassen, onafhankelijk van de verblijfsperiode die is berekend voor het grondgebied van de lidstaten die het Schengenacquis volledig toepassen.
3. Deze overeenkomst laat onverlet dat zowel Kiribati als de lidstaten de verblijfsduur van 90 dagen kunnen verlengen overeenkomstig hun respectieve nationale recht en het Unierecht.
Artikel 5
Territoriale toepassing
1. De bepalingen van deze overeenkomst zijn, wat de Franse Republiek betreft, uitsluitend van toepassing op het Europese grondgebied van de Franse Republiek.
2. De bepalingen van deze overeenkomst zijn, wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, uitsluitend van toepassing op het Europese grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden.
Artikel 6
Gemengd comité voor het beheer van de overeenkomst
1. De partijen stellen een gemengd comité van deskundigen in, hierna het „comité” genoemd, dat bestaat uit vertegenwoordigers van de Unie en vertegenwoordigers van Kiribati. De Unie wordt vertegenwoordigd door de Europese Commissie.
2. Het comité heeft onder andere de volgende taken:
a) |
het ziet toe op de toepassing van de overeenkomst; |
b) |
het stelt wijzigingen van of toevoegingen aan de overeenkomst voor; |
c) |
het beslecht geschillen die voortvloeien uit de interpretatie of de toepassing van deze overeenkomst. |
3. Het comité wordt op verzoek van een van de partijen bijeengeroepen wanneer dat nodig is.
4. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.
Artikel 7
Verhouding van deze overeenkomst ten opzichte van bestaande bilaterale visumvrijstellingsovereenkomsten tussen de lidstaten en Kiribati
Deze overeenkomst heeft voorrang op de bepalingen van bilaterale overeenkomsten of regelingen die zijn gesloten tussen afzonderlijke lidstaten en Kiribati, voor zover zij betrekking hebben op aangelegenheden die bij deze overeenkomst worden geregeld.
Artikel 8
Slotbepalingen
1. Deze overeenkomst wordt door de partijen volgens hun eigen nationale procedures geratificeerd of goedgekeurd en treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgende op de datum van de laatste van de twee kennisgevingen waarmee de partijen elkaar ervan in kennis stellen dat deze procedures zijn voltooid.
Deze overeenkomst wordt voorlopig toegepast met ingang van de dag volgende op de datum van de ondertekening ervan.
2. Deze overeenkomst wordt voor onbepaalde tijd gesloten, maar kan worden opgezegd overeenkomstig lid 5.
3. Deze overeenkomst kan met wederzijdse schriftelijke instemming van de partijen worden gewijzigd. Wijzigingen worden van kracht nadat de partijen elkaar ervan in kennis hebben gesteld dat hun daartoe benodigde interne procedures zijn voltooid.
4. Elk van beide partijen kan deze overeenkomst geheel of gedeeltelijk opschorten, met name in verband met de openbare orde, de bescherming van de nationale veiligheid of de bescherming van de volksgezondheid, illegale immigratie of bij de herinvoering van de visumplicht door een partij. Het besluit tot opschorting wordt uiterlijk twee maanden vóór de voorgenomen inwerkingtreding ervan meegedeeld aan de andere partij. Een partij die de toepassing van de overeenkomst heeft opgeschort, stelt de andere partij ervan in kennis dat de redenen voor de opschorting niet langer bestaan, zodra dit het geval is, en maakt een einde aan de opschorting.
5. Elke partij kan deze overeenkomst opzeggen door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de andere partij. Deze overeenkomst wordt 90 dagen daarna beëindigd.
6. Kiribati kan deze overeenkomst alleen ten aanzien van alle lidstaten opschorten of beëindigen.
7. De Unie kan deze overeenkomst alleen ten aanzien van al haar lidstaten opschorten of beëindigen.
Gedaan in tweevoud in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Kroatische, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal, waarbij alle teksten gelijkelijk authentiek zijn.
Съставено в Брюксел на двадесет и трети юни през две хиляди и шестнадесета година.
Hecho en Bruselas, el veintitrés de junio de dos mil dieciséis.
V Bruselu dne dvacátého třetího června dva tisíce šestnáct.
Udfærdiget i Bruxelles den treogtyvende juni to tusind og seksten.
Geschehen zu Brüssel am dreiundzwanzigsten Juni zweitausendsechzehn.
Kahe tuhande kuueteistkümnenda aasta juunikuu kahekümne kolmandal päeval Brüsselis.
Έγινε στις Βρυξέλλες, στις είκοσι τρεις Ιουνίου δύο χιλιάδες δεκαέξι.
Done at Brussels on the twenty-third day of June in the year two thousand and sixteen.
Fait à Bruxelles, le vingt-trois juin deux mille seize.
Sastavljeno u Bruxellesu dvadeset trećeg lipnja godine dvije tisuće šesnaeste.
Fatto a Bruxelles, addì ventitré giugno duemilasedici.
Briselē, divi tūkstoši sešpadsmitā gada divdesmit trešajā jūnijā.
Priimta du tūkstančiai šešioliktų metų birželio dvidešimt trečią dieną Briuselyje.
Kelt Brüsszelben, a kétezer-tizenhatodik év június havának huszonharmadik napján.
Magħmul fi Brussell, fit-tlieta u għoxrin jum ta’ Ġunju fis-sena elfejn u sittax.
Gedaan te Brussel, drieëntwintig juni tweeduizend zestien.
Sporządzono w Brukseli dnia dwudziestego trzeciego czerwca roku dwa tysiące szesnastego.
Feito em Bruxelas, em vinte e três de junho de dois mil e dezasseis.
Întocmit la Bruxelles la douăzeci și trei iunie două mii șaisprezece.
V Bruseli dvadsiateho tretieho júna dvetisícšestnásť.
V Bruslju, dne triindvajsetega junija leta dva tisoč šestnajst.
Tehty Brysselissä kahdentenakymmenentenäkolmantena päivänä kesäkuuta vuonna kaksituhattakuusitoista.
Som skedde i Bryssel den tjugotredje juni år tjugohundrasexton.
За Европейския съюз
Рог la Unión Europea
Za Evropskou Unii
For Den Europæiske Union
Für die Europäische Union
Euroopa Liidu nimel
Για την Ευρωπαϊκή Ένωση
For the European Union
Pour l'Union européenne
Za Europsku uniju
Per l'Unione europea
Eiropas Savienības vārdā –
Europos Sąjungos vardu
Az Európai Unió részéről
Għall-Unjoni Ewropea
Voor de Europese Unie
W imieniu Unii Europejskiej
Pela União Europeia
Pentru Uniunea Europeană
Za Európsku úniu
Za Evropsko unijo
Euroopan unionin puolesta
För Europeiska unionen
За Република Кирибати
Por la República de Kiribati
Za Republiku Kiribati
Por Republikken Kiribati
Für die Republik Kiribati
Kiribati Vabariigi nimel
Για τη Δημοκρατία της Kιριμπάτι
For the Republic of Kiribati
Pour la République de Kiribati
Za Republiku Kiribati
Per la Repubblica di Kiribati
Kiribati Republikas vārdā –
Kiribačio Respublikos vardu
Kiribati Köztársaság részéről
Għar-Repubblika ta' Kiribati
Voor de Republiek Kiribati
W imieniu Republiki Kiribati
Pela República da Quiribáti
Pentru Republica Kiribati
Za Kiribatskú republiku
Za Republiko Kiribati
Kiribatin tasavallan puolesta
För Republiken Kiribati
(1) PBEU L 149 van 20.5.2014, blz. 67.
(2) Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad van 15 maart 2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld (PBEU L 81 van 21.3.2001, blz. 1).
GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING
BETREFFENDE IJSLAND, NOORWEGEN, ZWITSERLAND EN LIECHTENSTEIN
De partijen nemen nota van de nauwe band tussen de Europese Unie en Noorwegen, IJsland, Zwitserland en Liechtenstein, met name uit hoofde van de overeenkomsten van 18 mei 1999 en 26 oktober 2004 inzake de wijze waarop deze landen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis.
Daarom is het wenselijk dat de autoriteiten van Noorwegen, IJsland, Zwitserland en Liechtenstein enerzijds, en Kiribati anderzijds, onverwijld bilaterale overeenkomsten sluiten over de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf, die vergelijkbaar zijn met de onderhavige overeenkomst.
GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING
BETREFFENDE DE INTERPRETATIE VAN DE IN ARTIKEL 3, LID 2, VAN DEZE OVEREENKOMST BEDOELDE CATEGORIE PERSONEN DIE REIZEN OM EEN BEZOLDIGDE BEZIGHEID TE VERRICHTEN
Met het oog op een gemeenschappelijke interpretatie komen de partijen overeen dat in de zin van deze overeenkomst de categorie personen die een bezoldigde bezigheid verrichten, personen omvat die naar het grondgebied van de andere partij reizen om daar als werknemer of als dienstverlener winstgevende beroepswerkzaamheden of een betaalde activiteit uit te oefenen.
Onder deze categorie vallen niet:
— |
zakenlieden, dat wil zeggen personen die reizen in verband met zakelijke besprekingen (zonder in loondienst te zijn in het land van de andere partij), |
— |
sporters of artiesten die op ad-hocbasis een activiteit verrichten, |
— |
journalisten die worden uitgezonden door de media van hun land van verblijf, en |
— |
stagiairs van de eigen onderneming. |
In het kader van zijn taken op grond van artikel 6 van deze overeenkomst houdt het gemengd comité toezicht op de uitvoering van deze verklaring en kan het wijzigingen voorstellen indien het dit, op basis van de ervaringen van de partijen, nodig acht.
GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING
BETREFFENDE DE INTERPRETATIE VAN DE TERMIJN VAN 90 DAGEN PER TIJDVAK VAN 180 DAGEN ZOALS BEDOELD IN ARTIKEL 4 VAN DEZE OVEREENKOMST
De partijen komen overeen dat de maximumtermijn van 90 dagen per tijdvak van 180 dagen, als bedoeld in artikel 4 van deze overeenkomst, kan bestaan uit één aaneengesloten bezoek of uit meerdere opeenvolgende bezoeken die in totaal niet meer dan 90 dagen per tijdvak van 180 dagen beslaan.
Hierbij wordt uitgegaan van een referentieperiode van 180 dagen die zodanig wordt berekend dat op elke dag van het verblijf wordt gekeken naar de aan die dag voorafgaande periode van 180 dagen om na te gaan of nog steeds aan de voorwaarde van 90 dagen per 180 dagen wordt voldaan. Dit betekent onder meer dat een ononderbroken afwezigheid van 90 dagen recht geeft op een nieuw verblijf van ten hoogste 90 dagen.
GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING
BETREFFENDE INFORMATIEVERSTREKKING AAN DE BURGERS OVER DE VISUMVRIJSTELLINGSOVEREENKOMST
Gezien het belang van transparantie voor de burgers van de Europese Unie en Kiribati komen de partijen overeen dat zij zullen zorgen voor volledige verspreiding van informatie over de inhoud en de gevolgen van de visumvrijstellingsovereenkomst en aanverwante kwesties, zoals de toegangsvoorwaarden.
VERORDENINGEN
23.7.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 198/10 |
VERORDENING (EU) 2016/1198 VAN DE COMMISSIE
van 22 juli 2016
tot wijziging van bijlage V bij Verordening (EG) nr. 1223/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende cosmetische producten
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 betreffende cosmetische producten (1), en met name artikel 31, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Methylisothiazolinone is door middel van vermelding 57 in bijlage V bij Verordening (EG) nr. 1223/2009 als conserveermiddel in cosmetische producten toegestaan in concentraties van ten hoogste 0,01 gewichtsprocent (100 ppm). |
(2) |
Het Wetenschappelijk Comité voor consumentenveiligheid (WCCV) heeft op 12 december 2013 een advies uitgebracht over de veiligheid van methylisothiazolinone (uitsluitend sensibilisatie) (2). |
(3) |
Het WCCV heeft geconcludeerd dat uit de huidige klinische gegevens blijkt dat 100 ppm methylisothiazolinone in cosmetische producten niet veilig is voor de consument. Voor cosmetische producten die niet worden af-, uit- of weggespoeld (met inbegrip van „vochtige doekjes”) werden geen veilige concentraties van methylisothiazolinone voor de inductie van contactallergie of elicitatie aangetoond. |
(4) |
In het licht van bovenvermeld advies van het WCCV is het van belang het stijgende aantal allergieën ten gevolge van methylisothiazolinone tegen te gaan en derhalve mag deze stof niet worden gebruikt in producten die niet worden af-, uit- of weggespoeld. |
(5) |
Verordening (EG) nr. 1223/2009 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(6) |
De toepassing van bovenvermeld verbod moet worden uitgesteld om de bedrijven in staat te stellen de nodige aanpassingen in hun productformuleringen aan te brengen. In het bijzonder moeten ondernemingen nadat deze verordening in werking is getreden zes maanden de tijd krijgen om producten die aan de eisen voldoen in de handel te brengen en om producten die niet langer aan de eisen voldoen uit de handel te nemen. |
(7) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor cosmetische producten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage V bij Verordening (EG) nr. 1223/2009 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Vanaf 12 februari 2017 worden alleen cosmetische producten die aan de eisen van deze verordening voldoen op de markt van de Unie aangeboden.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 22 juli 2016.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 342 van 22.12.2009, blz. 59.
(2) SCCS/1521/13 Herziening van 27 maart 2014.
BIJLAGE
In bijlage V bij Verordening (EG) nr. 1223/2009 wordt vermelding 57 vervangen door:
Ref. nr. |
Identiteit van de stof |
Voorwaarden |
Te vermelden gebruiksvoorwaarden en waarschuwingen |
|||||
Chemische benaming/INN |
Naam volgens de woordenlijst van gemeenschappelijke benamingen van ingrediënten |
CAS-nummer |
EG-nummer |
Producttype, lichaamsdelen |
Maximumconcentratie in het gebruiksklare product |
Andere |
|
|
a |
b |
c |
d |
e |
f |
g |
h |
i |
„57 |
2-Methyl-2H-isothiazool-3-on |
Methylisothiazolinone (1) |
2682-20-4 |
220-239-6 |
Producten die worden af-, uit- of weggespoeld |
0,01 % |
|
|
(1) Methylisothiazolinone is ook gereguleerd in vermelding 39 van bijlage V in een mengsel met methylchloroisothiazolinone. De twee vermeldingen sluiten elkaar uit: het gebruik van het mengsel van methylchloroisothiazolinone (en) methylisothiazolinone is onverenigbaar met het gebruik van methylisothiazolinone alleen in hetzelfde product.”.
23.7.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 198/13 |
VERORDENING (EU) 2016/1199 VAN DE COMMISSIE
van 22 juli 2016
tot wijziging van Verordening (EU) nr. 965/2012 wat betreft de operationele goedkeuring van prestatiegebaseerde navigatie, certificering en toezicht op leveranciers van datadiensten en offshore-vluchtuitvoeringen met helikopters, en tot rectificatie van die verordening
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, houdende intrekking van Richtlijn 91/670/EEG, Verordening (EG) nr. 1592/2002 en Richtlijn 2004/36/EG van de Raad (1), en met name artikel 8, lid 5,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EU) nr. 965/2012 van de Commissie (2) zijn voorwaarden voor veilige vluchtuitvoering vastgesteld. |
(2) |
Als onjuiste luchtvaartgegevens of -informatie in de boordsystemen worden ingevoerd, kan dat een ernstig gevaar voor de vliegveiligheid inhouden. Er moet derhalve voor worden gezorgd dat leveranciers van datadiensten luchtvaartgegevens en -informatie zodanig verwerken dat de kwaliteit wordt gewaarborgd en dat wordt voldaan aan de eisen die fabrikanten van luchtvaartuigen hebben gesteld voor het door eindgebruikers van het luchtruim beoogde gebruik. |
(3) |
Volgens Verordening (EU) nr. 965/2012 moet, behalve voor enkele basisnavigatiemethoden, specifieke toestemming worden verleend voor alle vluchtuitvoeringen op basis van prestatiegebaseerde navigatie (PBN). Het aantal gevallen waarin specifieke toestemming nodig is, moet aanzienlijk worden verlaagd om onnodige economische en administratieve belasting voor de „general aviation”-exploitanten te vermijden, waarbij rekening wordt gehouden met de reeds bij naderingsoperaties opgedane ervaring en rijpheid door het gebruik van het wereldwijde satellietnavigatiesysteem (global navigation satellite system, GNSS), en om samenhang met de recentste internationale veiligheidsnormen te garanderen. |
(4) |
Om ervoor te zorgen dat exploitanten de regels betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen en betreffende schoudergordels voor cockpitbemanningsstoelen en passagiersstoelen van bepaalde kleine vliegtuigen gemakkelijker kunnen naleven, en om dus de veiligheid te verbeteren, moeten die regels worden aangepast aan het soort vlucht en de complexiteit van het gebruikte luchtvaartuig. |
(5) |
Volgens Verordening (EU) nr. 965/2012 moeten bepaalde kleine niet-commerciële exploitanten binnen hun organisatie een beheersysteem opzetten omdat zij vluchten uitvoeren met complexe motoraangedreven luchtvaartuigen. In bepaalde gevallen, zoals niet-commerciële vluchtuitvoeringen met lichtere vliegtuigen met twin-turbopropmotoren, kan het voor dergelijke exploitanten echter moeilijk zijn om te voldoen aan de vereisten van het beheersysteem in bijlage III bij die verordening. Omdat de inspanning die dergelijke exploitanten moeten leveren om aan die vereisten te voldoen niet in verhouding staat tot de veiligheid die zij daardoor bereiken, moeten die exploitanten worden uitgesloten van het toepassingsgebied van bijlage VI bij Verordening (EU) nr. 965/2012 en moeten zij in plaats daarvan toestemming krijgen om te voldoen aan de vereisten van bijlage VII. Met het oog op de samenhang moet aan opleidingsorganisaties die vliegopleidingen op dezelfde lichtere twin-turbopropvliegtuigen geven, ook worden toegestaan dat zij mogen voldoen aan de voorschriften van bijlage VII. |
(6) |
Volgens bijlage VII bij Verordening (EU) nr. 965/2012 is de aanwezigheid en het gebruik van zuurstof verplicht tijdens het vliegen boven een vaste drukhoogte. Op basis van het beginsel van risicodifferentiatie, waarbij het niveau van de regulerende bescherming die aan belanghebbenden wordt geboden afhangt van hun vermogen om risico's te beoordelen en te beheersen, moet de behoefte aan zuurstof in luchtvaartuigen zonder drukcabine tijdens niet-commerciële vluchtuitvoeringen worden vastgesteld door de piloot van dergelijk luchtvaartuig, waarbij rekening wordt gehouden met bepaalde objectieve factoren. |
(7) |
Offshore-vluchtuitvoeringen met helikopters (helicopter offshore operations, HOFO's) houden bepaalde specifieke veiligheidsrisico's in die door Verordening (EU) nr. 965/2012 in haar huidige vorm onvoldoende worden ondervangen. Om dergelijke risico's te beperken en het veiligheidsniveau te handhaven, hebben sommige lidstaten extra eisen vastgesteld, waaronder het verplichte gebruik van nieuwe technologieën. Om er evenwel voor te zorgen dat de veiligheidsdoelstellingen van Verordening (EG) nr. 216/2008 worden gehaald en om een gelijk speelveld voor alle luchtvaartexploitanten te garanderen, moeten op het niveau van de Unie gemeenschappelijke veiligheidsmaatregelen worden vastgesteld, waarbij rekening wordt gehouden met de ervaring van de lidstaten en de ontwikkelingen in de sector van offshore-vluchtuitvoeringen met helikopters. |
(8) |
In Verordening (EU) nr. 965/2012 zijn ook bepaalde redactionele fouten vastgesteld die de uitvoering bemoeilijken. |
(9) |
Verordening (EU) nr. 965/2012 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd en gerectificeerd. |
(10) |
De betrokken exploitanten en bevoegde autoriteiten van de lidstaten moeten voldoende tijd krijgen om zich aan te passen aan de in deze verordening opgenomen nieuwe regels inzake luchtvaartgegevens en -informatie en offshore-vluchtuitvoeringen met helikopters. |
(11) |
De Commissie is van plan de regels van Verordening (EU) nr. 965/2012 met betrekking tot luchtballonnen en zweefvliegtuigen te herzien in het kader van het initiatief voor een eenvoudigere, lichtere en betere wetgeving voor de burgerluchtvaart. Die herziening wordt momenteel voorbereid. De toepassingsdatum van die regels moet daarom nu worden aangepast, zodat de herziening kan worden afgerond en de regels indien nodig kunnen worden gewijzigd vóór ze van toepassing worden. |
(12) |
In het belang van de juridische duidelijkheid en de geharmoniseerde uitvoering van de gemeenschappelijke eisen in de hele Unie moeten vaste datums voor de toepassing van die eisen worden vastgesteld, hetzij onmiddellijk bij de inwerkingtreding, hetzij op een later tijdstip. De overgangsmaatregelen en taken die alle lidstaten naar behoren moeten uitvoeren, worden in de rechtshandeling opgenomen om juridische bezwaren en onzekerheid te voorkomen. De mogelijkheid om gebruik te maken van opt-outregelingen zoals bedoeld in bepaalde uitvoeringsverordeningen van de Commissie op het gebied van de veiligheid van de luchtvaart, moet worden beperkt tot naar behoren gemotiveerde gevallen waarin dit absoluut noodzakelijk is; in plaats daarvan moet een voorspelbaar en transparant systeem worden gebruikt. Verordening (EU) nr. 965/2012 moet derhalve worden gewijzigd om met deze overwegingen rekening te houden. |
(13) |
De maatregelen van deze verordening zijn gebaseerd op de adviezen (3) die door het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart zijn verstrekt volgens artikel 17, lid 2, onder b), en artikel 19, lid 1, van Verordening (EG) nr. 216/2008. |
(14) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 65 van Verordening (EG) nr. 216/2008 ingestelde comité, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EU) nr. 965/2012 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 5, lid 2, wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
Artikel 10 wordt vervangen door: „Artikel 10 Inwerkingtreding 1. Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Zij is van toepassing vanaf 28 oktober 2012, onder voorbehoud van de leden 2, 3, 4, 5 en 6. 2. Bijlagen II en VII zijn vanaf 25 augustus 2013 van toepassing op niet-commerciële vluchtuitvoeringen met luchtballonnen en zweefvliegtuigen, behalve voor lidstaten die hebben besloten die bijlagen geheel of gedeeltelijk niet toe te passen overeenkomstig de bepalingen die ten tijde van dat besluit van kracht waren, en in welke mate zij besloten hebben dat te doen. Die lidstaten passen de bijlagen II en VII toe op niet-commerciële vluchtuitvoeringen met luchtballonnen vanaf 8 april 2018 en op niet-commerciële vluchtuitvoeringen met zweefvliegtuigen vanaf 8 april 2019, of vanaf de datum die zij in hun besluit hebben opgenomen, al naargelang het geval. 3. Bijlagen II, III, VII en VIII zijn vanaf 1 juli 2014 van toepassing op gespecialiseerde vluchtuitvoeringen met luchtballonnen en zweefvliegtuigen, behalve voor lidstaten die hebben besloten die bijlagen geheel of gedeeltelijk niet toe te passen overeenkomstig de bepalingen die ten tijde van dat besluit van kracht waren, en in welke mate zij besloten hebben dat te doen. Die lidstaten passen de bijlagen II, III, VII en VIII toe op gespecialiseerde vluchtuitvoeringen met luchtballonnen vanaf 8 april 2018 en op gespecialiseerde vluchtuitvoeringen met zweefvliegtuigen vanaf 8 april 2019, of vanaf de datum die zij in hun besluit hebben opgenomen, al naargelang het geval. 4. Bijlagen II, III, VII en VIII zijn vanaf 1 juli 2014 van toepassing op gespecialiseerde vluchtuitvoeringen met vleugelvliegtuigen en helikopters, behalve voor lidstaten die hebben besloten die bijlagen geheel of gedeeltelijk niet toe te passen overeenkomstig de bepalingen die ten tijde van dat besluit van kracht waren, en in welke mate zij besloten hebben dat te doen. Die lidstaten passen de bijlagen II, III, VII en VIII toe op gespecialiseerde vluchtuitvoeringen met vleugelvliegtuigen en helikopters vanaf 21 april 2017, of vanaf de datum die zij in hun besluit hebben opgenomen, al naargelang het geval. 5. Bijlagen II, III en IV zijn van toepassing op:
6. Het volgende is van toepassing gedurende de perioden als bedoeld in de leden 2, 3, 4 en 5 van dit artikel, al naargelang het geval:
|
4) |
De bijlagen I, II, IV, V, VI, VII en VIII worden gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening. |
Artikel 2
Verordening (EU) nr. 965/2012 wordt als volgt gerectificeerd:
1) |
In bijlage IV (Deel-CAT) wordt CAT.POL.A.240, punt b), onder 4), vervangen door:
|
2) |
In bijlage VII (Deel-NCO) wordt de tekst van NCO.GEN.103 vervangen door: „Introductievluchten als bedoeld in artikel 6, lid 4 bis, onder c), van deze verordening, wanneer ze worden uitgevoerd overeenkomstig deze bijlage, moeten:
|
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 25 augustus 2016.
Hierbij geldt echter het volgende:
a) |
punt 1 van artikel 1 en de punten 1 a), 1 b), 1 c), 1 d), 2 c), 3 a), 3 e), 3 g), 3 m), 3 n), 3 o), 4 c), 5 d), 5 j), 5 k), 5 l), 7 d), 7 k) en 7 l), van de bijlage zijn van toepassing vanaf 1 juli 2018; |
b) |
de punten 3 l), 3 q), 5 i), 5 n), 6 k), 6 n), 7 j) en 7 n) van de bijlage zijn van toepassing vanaf 1 januari 2019. |
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 22 juli 2016.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 79 van 19.3.2008, blz. 1.
(2) Verordening (EU) nr. 965/2012 van de Commissie van 5 oktober 2012 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures voor vluchtuitvoering, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 296 van 25.10.2012, blz. 1).
(3) Advies van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart nr. 02/2015 van 12 maart 2015 voor een verordening van de Commissie tot vaststelling van technische eisen en operationele procedures voor de verstrekking van gegevens aan luchtruimgebruikers met het oog op luchtvaartnavigatie; Advies van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart nr. 03/2015 van 31 maart 2015 voor een verordening van de Commissie tot herziening van de operationele goedkeuringscriteria voor prestatiegebaseerde navigatie (PBN); Advies van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart nr. 04/2015 van 8 mei 2015 voor een verordening van de Commissie tot specifieke goedkeuring van offshore-vluchtuitvoeringen met helikopters.
BIJLAGE
De bijlagen I, II, IV, V, VI, VII en VIII bij Verordening (EU) nr. 965/2012 worden als volgt gewijzigd:
(1) |
In bijlage I (Definities):
|
(2) |
In bijlage II (Deel-ARO):
|
(3) |
In bijlage IV (Deel-CAT):
|
(4) |
In bijlage V (Deel-SPA):
|
(5) |
In bijlage VI (Deel-NCC):
|
(6) |
In bijlage VII (Deel-NCO):
|
(7) |
In bijlage VIII (Deel-SPO):
|
(*) De wolkenbasis moet een vlucht op de opgegeven hoogte, eronder en buiten de wolken mogelijk maken.
(**) Er mag met helikopters worden gevlogen wanneer het vliegzicht beperkt is tot 800 m, mits de bestemming of een tussenliggende structuur continu zichtbaar is.
(***) Er mag met helikopters worden gevlogen wanneer het vliegzicht beperkt is tot 1 500 m, mits de bestemming of een tussenliggende structuur continu zichtbaar is.
23.7.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 198/38 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/1200 VAN DE COMMISSIE
van 22 juli 2016
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),
Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 22 juli 2016.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
MA |
144,8 |
ZZ |
144,8 |
|
0707 00 05 |
TR |
103,7 |
ZZ |
103,7 |
|
0709 93 10 |
TR |
142,5 |
ZZ |
142,5 |
|
0805 50 10 |
AR |
187,5 |
AU |
158,0 |
|
BO |
223,6 |
|
CL |
192,7 |
|
TR |
164,0 |
|
UY |
192,0 |
|
ZA |
172,2 |
|
ZZ |
184,3 |
|
0806 10 10 |
EG |
272,8 |
MA |
245,1 |
|
ZZ |
259,0 |
|
0808 10 80 |
AR |
125,6 |
BR |
101,4 |
|
CL |
130,9 |
|
CN |
131,8 |
|
NZ |
137,9 |
|
US |
157,1 |
|
UY |
72,1 |
|
ZA |
109,0 |
|
ZZ |
120,7 |
|
0808 30 90 |
AR |
111,0 |
CL |
122,4 |
|
NZ |
171,3 |
|
TR |
197,6 |
|
ZA |
113,7 |
|
ZZ |
143,2 |
|
0809 10 00 |
TR |
198,0 |
ZZ |
198,0 |
|
0809 29 00 |
TR |
218,9 |
US |
535,2 |
|
ZZ |
377,1 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
BESLUITEN
23.7.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 198/40 |
BESLUIT (EU, Euratom) 2016/1201 VAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN DE COMMISSIE
van 13 juli 2016
betreffende de benoeming van de leden van het Comité van toezicht van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF)
HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,
Gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (1), en met name artikel 15, lid 2, van deze verordening,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Artikel 15, lid 2, van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 bepaalt dat het Comité van toezicht van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) is samengesteld uit vijf onafhankelijke leden, die ervaring hebben in een hoge gerechtelijke of onderzoeksfunctie of in een vergelijkbare functie op de werkterreinen van het Bureau. Zij worden door het Europees Parlement, de Raad en de Commissie in onderlinge overeenstemming aangewezen. Het besluit tot benoeming van de leden van het Comité van toezicht voorziet tevens in een reservelijst met potentiële leden die zijn aangewezen om de leden van het Comité van toezicht voor de verdere duur van hun ambtstermijn te vervangen in het geval dat een of meer van die leden zich terugtrekken, overlijden of permanent arbeidsongeschikt worden. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 15, lid 3, bedraagt de ambtstermijn van de leden van het Comité van toezicht vijf jaar en kan deze niet worden verlengd. Er worden beurtelings drie en twee leden vervangen om ervoor te zorgen dat de deskundigheid van het Comité van toezicht behouden blijft. |
(3) |
Krachtens artikel 21, lid 2, eindigen de taken van de twee leden van het Comité van toezicht, die bij loting worden gekozen, in afwijking van de eerste zin van artikel 15, lid 3, bij het verstrijken van de eerste 36 maanden van hun ambtstermijn. Aan de taken van twee leden die met ingang van 23 januari 2012 waren benoemd, is dan ook op 22 januari 2015 een einde gekomen. Overeenkomstig artikel 15, lid 4, van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013, blijven deze leden na afloop van hun ambtstermijn in functie, totdat de procedure voor de aanstelling van nieuwe leden voor het Comité van toezicht is afgerond. Er moeten dus nieuwe leden worden benoemd om deze leden te vervangen. |
(4) |
Na een selectieprocedure hebben het Europees Parlement, de Raad en de Commissie zich ervan vergewist dat de personen die als leden en potentiële leden van het Comité van toezicht zullen worden benoemd, voldoen aan de vereisten van onafhankelijkheid en ervaring in een hoge gerechtelijke of onderzoeksfunctie of in een vergelijkbare functie op de werkterreinen van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF), zoals vastgelegd in artikel 15, lid 2, van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013, |
HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
1. De volgende personen worden vanaf de datum van inwerkingtreding van onderhavig besluit benoemd tot lid van het Comité van toezicht van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF):
— |
mevrouw Colette DRINAN, |
— |
mevrouw Grażyna Maria STRONIKOWSKA. |
2. De volgende personen worden met ingang van 23 januari 2017 benoemd tot lid van het Comité van toezicht van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF):
— |
mevrouw Maria Helena Pereira Loureiro Correia FAZENDA, |
— |
de heer Petr KLEMENT, |
— |
de heer Jan MULDER. |
3. Indien een van de bovengenoemde personen zich uit het Comité van toezicht terugtrekt, overlijdt of permanent arbeidsongeschikt wordt, wordt hij of zij voor de rest van de ambtstermijn onverwijld vervangen door de eerstgenoemde persoon op de volgende lijst die nog geen lid van het Comité van toezicht heeft vervangen:
— |
de heer Rafael MUÑOZ LÓPEZ-CARMONA, |
— |
mevrouw Anca JURMA, |
— |
mevrouw Dobrinka MIHAYLOVA, |
— |
de heer Gerhard JAROSCH, |
— |
mevrouw Kalliopi THEOLOGITOU, |
— |
de heer Antonio BALSAMO, |
— |
de heer Angelo Maria QUAGLINI. |
Artikel 2
Bij de uitoefening van hun taken vragen noch aanvaarden de leden van het Comité van toezicht instructies van welk(e) regering, instelling, orgaan of instantie dan ook.
Zij behandelen geen aangelegenheden waarbij zij, direct of indirect, enig persoonlijk belang, met name van familiale of financiële aard, hebben dat hun onafhankelijkheid in het gedrang zou kunnen brengen.
De leden van het Comité van toezicht zijn gebonden aan de verplichting van het beroepsgeheim tijdens het uitoefenen van hun functie en blijven na het beëindigen van hun mandaat gehouden aan die verplichting.
Artikel 3
De kosten die de leden van het Comité van toezicht bij de uitoefening van hun taken maken, worden vergoed, en zij ontvangen een dagvergoeding voor elke dag die zij aan de uitoefening van deze taken besteden. De hoogte van deze vergoeding en de uitkeringsprocedure worden door de Commissie vastgesteld.
Artikel 4
De Commissie stelt de bovengenoemde personen van dit besluit in kennis en stelt elke persoon die overeenkomstig artikel 1, lid 3, een lid van het Comité van toezicht vervangt, onverwijld in kennis.
Artikel 5
Dit besluit treedt in werking op 13 juli 2016.
Gedaan te Brussel, 13 juli 2016.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
Martin SCHULZ
Voor de Raad
De voorzitter
Peter KAŽIMÍR
Voor de Commissie
Vicevoorzitter
Kristalina GEORGIEVA
(1) PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1.
23.7.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 198/43 |
BESLUIT (EU) 2016/1202 VAN DE RAAD
van 18 juli 2016
tot vaststelling van het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Algemene Raad van de Wereldhandelsorganisatie over het verzoek van de Verenigde Staten om een WTO-ontheffing met het oog op de verlenging van het systeem van toekenning van een preferentiële behandeling aan het voormalige Trustschap van de Pacifische Eilanden
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 4, eerste alinea, in samenhang met artikel 218, lid 9,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In artikel IX, leden 3 en 4, van de Overeenkomst van Marrakesh tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie („de WTO-overeenkomst”) worden de procedures vastgesteld voor de verlening van ontheffingen van aan een lid door de WTO-overeenkomst of andere multilaterale handelsovereenkomsten opgelegde verplichtingen. |
(2) |
De aan de Verenigde Staten verleende ontheffing van de verplichtingen uit hoofde van artikel I, lid 1, van de Algemene Overeenkomst inzake tarieven en handel 1994 („de GATT 1994”) werd meest recentelijk op 1 augustus 2007 verlengd, voor de periode tot en met 31 december 2016. |
(3) |
De Verenigde Staten hebben overeenkomstig artikel IX, lid 3, van de WTO-overeenkomst een verzoek ingediend om tot en met 31 december 2026 zodanig te worden ontheven van hun verplichtingen uit hoofde van artikel I, lid 1, van de GATT 1994 dat zij in een preferentiële behandeling kunnen blijven voorzien voor in aanmerking komende producten van het voormalige Trustschap van de Pacifische Eilanden (Republiek der Marshalleilanden, de Federale Staten van Micronesia, het Gemenebest der Noordelijke Marianen en de Republiek Palau) die in het douanegebied van de Verenigde Staten worden ingevoerd. |
(4) |
Het inwilligen van het verzoek van de Verenigde Staten om een WTO-ontheffing zou geen negatieve invloed hebben op de economie van de Unie, noch op de handelsbetrekkingen met de begunstigden van de ontheffing. |
(5) |
Daarom moet worden vastgesteld dat namens de Unie in de Algemene Raad van de WTO ten aanzien van het ontheffingsverzoek van de Verenigde Staten een positief standpunt moet worden ingenomen, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Het standpunt dat namens de Unie in de Algemene Raad van de Wereldhandelsorganisatie moet worden ingenomen is dat zij het door de Verenigde Staten ingediende verzoek om een ontheffing van verplichtingen uit hoofde van artikel I, lid 1, van de Algemene Overeenkomst inzake tarieven en handel 1994 tot en met 31 december 2026, in overeenstemming met de voorwaarden in dat verzoek, steunt.
Dit standpunt zal door de Commissie tot uitdrukking worden gebracht.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel, 18 juli 2016.
Voor de Raad
De voorzitter
G. MATEČNÁ
23.7.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 198/44 |
BESLUIT (EU) 2016/1203 VAN DE RAAD
van 18 juli 2016
houdende benoeming van een lid en een plaatsvervanger van het Comité van de Regio's, voorgedragen door het Koninkrijk Spanje
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 305,
Gezien de voordracht door de Spaanse regering,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 26 januari 2015, 5 februari 2015 en 23 juni 2015 heeft de Raad de Besluiten (EU) 2015/116 (1), (EU) 2015/190 (2) en (EU) 2015/994 (3) houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 vastgesteld. |
(2) |
In het Comité van de Regio's is een zetel van lid vrijgekomen door het verstrijken van de ambtstermijn van de heer Francesc HOMS i MOLIST. |
(3) |
In het Comité van de Regio's is een zetel van plaatsvervanger vrijgekomen door het verstrijken van de ambtstermijn van de heer Roger ALBINYANA i SAIGÍ, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Worden benoemd in het Comité van de Regio's voor de resterende duur van de ambtstermijn, te weten tot en met 25 januari 2020:
a) |
tot lid:
en |
b) |
tot plaatsvervangend lid:
|
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel, 18 juli 2016.
Voor de Raad
De voorzitter
G. MATEČNÁ
(1) Besluit (EU) 2015/116 van de Raad van 26 januari 2015 houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 (PB L 20 van 27.1.2015, blz. 42).
(2) Besluit (EU) 2015/190 van de Raad van 5 februari 2015 houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 (PB L 31 van 7.2.2015, blz. 25).
(3) Besluit (EU) 2015/994 van de Raad van 23 juni 2015 houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 (PB L 159 van 25.6.2015, blz. 70).
(*) De omschrijving „permanente vertegenwoordiger van de autonome gemeenschap Catalonië bij de Europese Unie” wordt door de Spaanse regering betwist bij het hooggerechtshof van Catalonië.
23.7.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 198/45 |
BESLUIT (EU) 2016/1204 VAN DE RAAD
van 18 juli 2016
tot benoeming van een lid van het Comité van de Regio's, voorgedragen door de Bondsrepubliek Duitsland
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 305,
Gezien de voordracht van de Duitse regering,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 26 januari 2015, 5 februari 2015 en 23 juni 2015 heeft de Raad de Besluiten (EU) 2015/116 (1), (EU) 2015/190 (2) en (EU) 2015/994 (3) houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 vastgesteld. |
(2) |
In het Comité van de Regio's is een zetel van lid vrijgekomen vanwege het einde van de ambtstermijn van de heer Tilman TÖGEL, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
In het Comité van de Regio's wordt voor de resterende duur van de ambtstermijn, dat wil zeggen tot en met 25 januari 2020, tot lid benoemd:
— |
mevrouw Katrin BUDDE, Mitglied des Landtages von Sachsen-Anhalt. |
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel, 18 juli 2016.
Voor de Raad
De voorzitter
G. MATEČNÁ
(1) Besluit (EU) 2015/116 van de Raad van 26 januari 2015 houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 (PB L 20 van 27.1.2015, blz. 42).
(2) Besluit (EU) 2015/190 van de Raad van 5 februari 2015 houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 (PB L 31 van 7.2.2015, blz. 25).
(3) Besluit (EU) 2015/994 van de Raad van 23 juni 2015 houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 (PB L 159 van 25.6.2015, blz. 70).
23.7.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 198/46 |
BESLUIT (EU) 2016/1205 VAN DE RAAD
van 18 juli 2016
tot benoeming van twee plaatsvervangers van het Comité van de Regio's, voorgedragen door het Koninkrijk der Nederlanden
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 305,
Gezien de voordracht van de Nederlandse regering,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 26 januari 2015, 5 februari 2015 en 23 juni 2015 heeft de Raad de Besluiten (EU) 2015/116 (1), (EU) 2015/190 (2) en (EU) 2015/994 (3) houdende benoeming van de leden en de plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 vastgesteld. Op 13 juli 2015 is de heer N.A. (André) VAN DE NADORT bij Besluit (EU) 2015/1140 van de Raad (4) als plaatsvervanger vervangen door de heer H.J.J. (Henri) LENFERINK. Op 18 september 2015 is de heer J.H.J. (Hans) KONST bij Besluit (EU) 2015/1573 van de Raad (5) als plaatsvervanger vervangen door de heer A. (Ard) VAN DER TUUK. |
(2) |
In het Comité van de Regio's zijn twee zetels van plaatsvervanger vrijgekomen vanwege het einde van de ambtstermijn van de heren H.J.J. (Henri) LENFERINK en A. (Ard) VAN DER TUUK, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
In het Comité van de Regio's wordt voor de resterende duur van de ambtstermijn, dat wil zeggen tot en met 25 januari 2020, tot plaatsvervanger benoemd:
— |
de heer B.R. (Bouke) ARENDS, Wethouder van de gemeente Emmen, |
— |
de heer T. (Tjisse) STELPSTRA, Gedeputeerde van de provincie Drenthe. |
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel, 18 juli 2016.
Voor de Raad
De voorzitter
G. MATEČNÁ
(1) Besluit (EU) 2015/116 van de Raad van 26 januari 2015 houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 (PB L 20 van 27.1.2015, blz. 42).
(2) Besluit (EU) 2015/190 van de Raad van 5 februari 2015 houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 (PB L 31 van 7.2.2015, blz. 25).
(3) Besluit (EU) 2015/994 van de Raad van 23 juni 2015 houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 (PB L 159 van 25.6.2015, blz. 70).
(4) Besluit (EU) 2015/1140 van de Raad van 13 juli 2015 houdende benoeming van twee Nederlandse leden en twee Nederlandse plaatsvervangers van het Comité van de Regio's (PB L 185 van 14.7.2015, blz. 17).
(5) Besluit (EU) 2015/1573 van de Raad van 18 september 2015 houdende benoeming van vier Nederlandse leden en vijf Nederlandse plaatsvervangers van het Comité van de Regio's (PB L 245 van 22.9.2015, blz. 10).
23.7.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 198/47 |
UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2016/1206 VAN DE RAAD
van 18 juli 2016
tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2013/676/EU waarbij Roemenië wordt gemachtigd een bijzondere maatregel te blijven toepassen die afwijkt van artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (1), en met name artikel 395, lid 1,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG is een belastingplichtige die goederen levert of diensten verricht, in de regel ook de persoon die tot voldoening van de btw is gehouden. |
(2) |
Bij Uitvoeringsbesluit 2010/583/EU van de Raad (2) en vervolgens Uitvoeringsbesluit 2013/676/EU van de Raad (3) werd Roemenië gemachtigd om op leveringen van houtproducten door belastingplichtigen een derogatiemaatregel toe te passen waarbij de afnemer tot voldoening van de btw wordt gehouden. |
(3) |
Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 9 februari 2016, heeft Roemenië verzocht om de maatregel te mogen blijven toepassen na 31 december 2016. |
(4) |
Bij brief van 23 maart 2016 heeft de Commissie de overige lidstaten van het verzoek van Roemenië in kennis gesteld. Bij brief van 29 maart 2016 heeft de Commissie Roemenië meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek. |
(5) |
Voordat Roemenië de verleggingsregeling op de leveringen van houtproducten mocht toepassen, had het op de timmerhoutmarkt te maken met problemen die het gevolg waren van het soort markt en de bedrijven die erop actief zijn. Volgens het verslag dat Roemenië samen met het verzoek om verlenging van de derogatie heeft voorgelegd, heeft de maatregel waarbij de afnemer tot voldoening van de btw wordt gehouden, belastingontduiking en -ontwijking in die sector voorkomen en blijft hij derhalve gerechtvaardigd. |
(6) |
De maatregel staat in verhouding tot de beoogde doelstellingen, omdat hij geen algemene strekking heeft, maar slechts geldt voor specifieke handelingen in een sector met aanzienlijke problemen op het gebied van belastingontduiking en -ontwijking. |
(7) |
De Commissie verwacht niet dat de maatregel negatief zal uitwerken ten aanzien van de fraudepreventie op het niveau van de detailhandel, in andere sectoren of in andere lidstaten. |
(8) |
De machtiging moet worden beperkt in de tijd tot en met 31 december 2019. |
(9) |
Indien Roemenië een verdere verlenging na 2019 nodig acht, moet het de Commissie uiterlijk op 1 april 2019 een nieuw verslag voorleggen, samen met het verzoek om verlenging. |
(10) |
De maatregel heeft geen negatieve gevolgen voor de eigen middelen van de Unie uit de btw. |
(11) |
Uitvoeringsbesluit 2013/676/EU moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Uitvoeringsbesluit 2013/676/EU wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In artikel 1 wordt de datum „31 december 2016” vervangen door de datum „31 december 2019”. |
2) |
In artikel 3 wordt de datum „1 april 2016” vervangen door de datum „1 april 2019”. |
Artikel 2
Dit besluit is gericht tot Roemenië.
Gedaan te Brussel, 18 juli 2016.
Voor de Raad
De voorzitter
G. MATEČNÁ
(1) PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1.
(2) Uitvoeringsbesluit 2010/583/EU van de Raad van 27 september 2010 waarbij Roemenië wordt gemachtigd een bijzondere maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 256 van 30.9.2010, blz. 27).
(3) Uitvoeringsbesluit 2013/676/EU van de Raad van 15 november 2013 waarbij Roemenië wordt gemachtigd een bijzondere maatregel te blijven toepassen die afwijkt van artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 316 van 27.11.2013, blz. 31).
23.7.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 198/49 |
BESLUIT (GBVB) 2016/1207 VAN HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ
van 20 juli 2016
tot benoeming van het hoofd van de rechtsstaatmissie van de Europese Unie in Kosovo (*), EULEX KOSOVO (EULEX KOSOVO/1/2016)
HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 38, derde alinea,
Gezien Gemeenschappelijk Optreden 2008/124/GBVB van de Raad van 4 februari 2008 inzake de rechtsstaatmissie van de Europese Unie in Kosovo, EULEX KOSOVO (1), en met name artikel 12, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In artikel 12, lid 2, van Gemeenschappelijk Optreden 2008/124/GBVB is bepaald dat het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) gemachtigd is om overeenkomstig artikel 38 van het Verdrag de relevante besluiten te nemen met het oog op het politieke toezicht op en de strategische aansturing van de rechtsstaatmissie van de Europese Unie in Kosovo (EULEX KOSOVO), met inbegrip van een besluit tot benoeming van het hoofd van de missie. |
(2) |
Op 14 juni 2016 heeft de Raad Besluit (GBVB) 2016/947 (2) tot wijziging van Gemeenschappelijk Optreden 2008/124/GBVB en tot verlenging van EULEX KOSOVO tot en met 14 juni 2018 vastgesteld. |
(3) |
Op 11 juli 2016 heeft de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid voorgesteld mevrouw Alexandra PAPADOPOULOU te benoemen tot missiehoofd van EULEX KOSOVO voor de periode van 1 september 2016 tot en met 14 juni 2017, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Mevrouw Alexandra PAPADOPOULOU wordt benoemd tot hoofd van de rechtsstaatmissie van de Europese Unie in Kosovo, EULEX KOSOVO, voor de periode van 1 september 2016 tot en met 14 juni 2017.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel, 20 juli 2016.
Voor het Politiek en Veiligheidscomité
De voorzitter
W. STEVENS
(*) Deze benaming laat de standpunten over de status van Kosovo onverlet, en is in overeenstemming met Resolutie 1244 (1999) van de VN-Veiligheidsraad en het advies van het Internationaal Gerechtshof over de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo.
(1) PB L 42 van 16.2.2008, blz. 92.
(2) Besluit (GBVB) 2016/947 van de Raad van 14 juni 2016 tot wijziging van Gemeenschappelijk Optreden 2008/124/GBVB inzake de rechtsstaatmissie van de Europese Unie in Kosovo (EULEX KOSOVO) (PB L 157 van 15.6.2016, blz. 26).