ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 186

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

60e jaargang
19 juli 2017


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1343 van de Commissie van 18 juli 2017 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1344 van de Commissie van 18 juli 2017 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief

3

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1345 van de Commissie van 18 juli 2017 tot verlaging van de vangstquota voor 2017 voor bepaalde bestanden wegens overbevissing van deze bestanden in de voorgaande jaren

6

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU) 2017/1346 van de Raad van 17 juli 2017 inzake het namens de Europese Unie tijdens de zesde zitting van de vergadering van de partijen bij het Verdrag van Aarhus in te nemen standpunt met betrekking tot naleving in het kader van de zaak ACCC/C/2008/32

15

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Uitvoeringsbesluit (GBVB) 2017/975 van de Raad van 8 juni 2017 tot uitvoering van Besluit (GBVB) 2016/849 betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Volksrepubliek Korea ( PB L 146 van 9.6.2017 )

17

 

*

Rectificatie van Verordening (EU) 2015/1589 van de Raad van 13 juli 2015 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie ( PB L 248 van 24.9.2015 )

17

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

19.7.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 186/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/1343 VAN DE COMMISSIE

van 18 juli 2017

tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), en met name artikel 9, lid 1, onder e),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 is een goederennomenclatuur vastgesteld (hierna „gecombineerde nomenclatuur” of „GN” genoemd), die in bijlage I bij die verordening is opgenomen.

(2)

Omwille van de rechtszekerheid moet de indeling van capsules, tabletten, pastilles en pillen geproduceerd uit meel, gries, griesmeel, zetmeel of moutextract van post 1901 en van goederen van de posten 0401 tot en met 0404 die bestemd zijn om te worden gebruikt als voedingssupplement, worden verduidelijkt.

(3)

Overeenkomstig het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de gevoegde zaken C-410/08 tot en met C-412/08 (2) moeten producten voor menselijke consumptie, zoals voedingssupplementen die hoofdzakelijk zijn samengesteld uit plantaardige of dierlijke olie waaraan vitamines zijn toegevoegd en die in afgemeten hoeveelheden (capsules) zijn opgemaakt, worden ingedeeld onder post 2106 („Producten voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen”).

(4)

In dat arrest heeft het Hof van Justitie uiteengezet dat, in het geval van de betrokken goederen, de presentatiewijze (d.w.z. in een omhulsel) een bepalend element is dat tekenend is voor de functie als voedingssupplement hiervan, aangezien dit de dosering van de voor menselijke consumptie bedoelde producten, de wijze waarop ze worden opgenomen en de plaats waar ze hun werking moeten krijgen, bepaalt. Beide factoren (het omhulsel en de inhoud van het voedingssupplement) bepalen dan ook de bestemming en de aard van de respectieve goederen.

(5)

In de GS-toelichtingen op post 2106 is bepaald dat deze post preparaten omvat, vaak „voedingssupplementen” genoemd, waaraan vitaminen en soms zeer kleine hoeveelheden ijzerverbindingen zijn toegevoegd. Deze preparaten zijn opgemaakt in verpakkingen met de aanduiding dat zij bestemd zijn om het organisme gezond te houden.

(6)

Voedingssupplementen gemaakt van meel, gries, griesmeel, zetmeel of moutextract van post 1901 of gemaakt van goederen van de posten 0401 tot en met 0404, die in afgemeten hoeveelheden zijn opgemaakt, zoals capsules, tabletten, pastilles en pillen, vallen niet onder post 1901 omdat de specifieke presentatiewijze kenmerkend is voor de functie hiervan als voedingssupplement. Voedingssupplementen zijn een erg specifieke soort producten voor menselijke consumptie die alleen in de GS-toelichtingen op post 2106 worden genoemd en die over het algemeen in afgemeten hoeveelheden zijn opgemaakt. Producten voor menselijke consumptie die bestemd zijn om te worden gebruikt als voedingssupplementen, die in afgemeten hoeveelheden zijn opgemaakt en die gemaakt zijn van meel, gries, griesmeel, zetmeel of moutextract van post 1901 of van goederen van de posten 0401 tot en met 0404, kunnen daarom niet aan de vereisten van post 1901 voldoen en moeten worden ingedeeld onder post 2106.

(7)

Omwille van de rechtszekerheid moeten de bepalingen van de gecombineerde nomenclatuur een weergave vormen van bovengenoemde jurisprudentie. Dit is gedeeltelijk bereikt met de invoering van aanvullende aantekening (GN) 5 op hoofdstuk 21 bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 698/2013 van de Commissie (3). Om voor samenhang en uniformiteit met die eerdere maatregel te zorgen, moet er ook een vergelijkbare aanvullende aantekening (GN) op hoofdstuk 19 worden toegevoegd.

(8)

Daarom moet een nieuwe aanvullende aantekening (GN) op hoofdstuk 19 van deel twee van de gecombineerde nomenclatuur worden toegevoegd om in de gehele Unie een uniforme interpretatie te garanderen.

(9)

Verordening (EEG) nr. 2658/87 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(10)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In hoofdstuk 19 van deel twee van de gecombineerde nomenclatuur, die is opgenomen in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87, wordt de volgende aanvullende aantekening (GN) 4 toegevoegd:

„4.

Producten voor menselijke consumptie van meel, gries, griesmeel, zetmeel of moutextract van post 1901, evenals die van goederen van de posten 0401 tot en met 0404, die in afgemeten hoeveelheden zijn opgemaakt, zoals capsules, tabletten, pastilles en pillen en die bestemd zijn om te worden gebruikt als voedingssupplement, zijn uitgesloten van indeling onder post 1901. Een voedingssupplement ontleent zijn wezenlijke karakter niet alleen aan zijn ingrediënten, maar ook aan zijn specifieke presentatiewijze die tekenend is voor zijn functie als voedingssupplement, aangezien deze bepalend is voor de dosering, de wijze waarop het wordt opgenomen en de plaats waar het zijn werking moet krijgen. Dergelijke producten voor menselijke consumptie moeten worden ingedeeld onder post 2106 voor zover zij elders genoemd noch elders onder begrepen zijn.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 juli 2017.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.

(2)  Arrest van 17 december 2009, Swiss Caps AG, C-410/08–C-412/08, ECLI:EU:C:2009:794.

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 698/2013 van de Commissie van 19 juli 2013 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 198 van 23.7.2013, blz. 35).


19.7.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 186/3


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/1344 VAN DE COMMISSIE

van 18 juli 2017

tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), en met name artikel 9, lid 1, onder e),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 is een goederennomenclatuur vastgesteld (hierna „gecombineerde nomenclatuur” of „GN” genoemd), die in bijlage I bij die verordening is opgenomen.

(2)

De huidige tekst van de aanvullende aantekeningen (GN) 4 en 5 op hoofdstuk 17 en van de aanvullende aantekeningen (GN) 3 en 4 op hoofdstuk 21 van de gecombineerde nomenclatuur verwijst naar artikel 42 van Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie (2) waarin de methoden voor de berekening van het sacharosegehalte van ruwe suiker en bepaalde stropen zijn beschreven.

(3)

De leden 2, 3 en 4 van artikel 42 van Verordening (EG) nr. 951/2006 worden met ingang van 1 oktober 2017 geschrapt als gevolg een wijziging van het quotastelsel voor de suikerproductie naar aanleiding van veranderingen in het landbouwbeleid. Daarom vervallen de verwijzingen naar artikel 42 van Verordening (EG) nr. 951/2006 in de aanvullende aantekeningen (GN) 4 en 5 op hoofdstuk 17 en de aanvullende aantekeningen (GN) 3 en 4 op hoofdstuk 21.

(4)

Omwille van de rechtszekerheid en om het ontstaan van een juridische leemte te vermijden, moeten deze aanvullende aantekeningen (GN) worden gewijzigd en de toepasselijke analysemethoden rechtstreeks in deze aantekeningen worden geïntegreerd.

(5)

Gezien de verbeteringen in de analysemethoden om het suikergehalte te bepalen, moet de thans gebruikte analysemethode om het suikergehalte te bepalen van bepaalde producten van hoofdstuk 17, die door de monstermatrix of storende verbindingen kan worden beïnvloed, door de HPLC-methode (hogedrukvloeistofchromatografie) worden vervangen.

(6)

Op een aantal andere producten van hoofdstuk 17 en producten van hoofdstuk 21, waarvan het suikergehalte niet alleen is gebaseerd op sacharose, fructose, glucose en maltose als gevolg van de aanwezigheid van andere suikers, kan de HPLC-methode echter niet worden toegepast. Voor deze producten moet het sacharosegehalte, inclusief andere suikers berekend als sacharose, met behulp van de refractometermethode worden bepaald overeenkomstig de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 974/2014 van de Commissie (3).

(7)

Om in de gehele Unie een uniforme interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur met betrekking tot de bepaling van het suikergehalte van bepaalde producten te garanderen, moeten de aanvullende aantekeningen (GN) 4 en 5 op hoofdstuk 17 en de aanvullende aantekeningen (GN) 3 en 4 op hoofdstuk 21 van deel twee van de gecombineerde nomenclatuur worden gewijzigd.

(8)

Verordening (EEG) nr. 2658/87 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

De leden 2, 3 en 4 van artikel 42 van Verordening (EG) nr. 951/2006 worden met ingang van 1 oktober 2017 ingetrokken. Deze verordening moet daarom vanaf diezelfde datum van toepassing zijn.

(10)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I, deel II, bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 wordt als volgt gewijzigd:

a)

In hoofdstuk 17 worden de aanvullende aantekeningen (GN) 4 en 5 vervangen door:

4.

Voor de toepassing van de onderverdelingen 1702 20 10, 1702 60 95 en 1702 90 71 wordt het suikergehalte (sacharose, fructose, glucose en maltose, waarbij de fructose en glucose worden berekend in sacharose-equivalent) bepaald met behulp van de HPLC-methode (hogedrukvloeistofchromatografie), volgens onderstaande formule:

S + 0,95 × (F + G) + M

waarbij:

 

„S” het met behulp van de HPLC-methode bepaalde sacharosegehalte is,

 

„F” het met behulp van de HPLC-methode bepaalde fructosegehalte is,

 

„G” het met behulp van de HPLC-methode bepaalde glucosegehalte is,

 

„M” het met behulp van de HPLC-methode bepaalde maltosegehalte is.

Voor producten van de onderverdelingen 1702 60 80, 1702 90 80 en 1702 90 95 moet het sacharosegehalte, inclusief andere suikers berekend als sacharose, met behulp van de refractometermethode worden bepaald (uitgedrukt in graden Brix overeenkomstig de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 974/2014 van de Commissie  (*1). Voor producten van de onderverdelingen 1702 60 80 en 1702 90 80 moet de omzetting van de resultaten worden verkregen door de graden Brix met de coëfficiënt 0,95 te vermenigvuldigen.

5.

Voor de toepassing van de onderverdelingen 1702 30 10, 1702 40 10, 1702 60 10 en 1702 90 30 wordt met de term „isoglucose” het uit glucose of glucosepolymeren verkregen product bedoeld, dat ten minste 10 gewichtspercenten fructose bevat, berekend op de droge stof.

Voor producten van deze onderverdelingen moet het sacharosegehalte, inclusief andere suikers berekend als sacharose, met behulp van de refractometermethode worden bepaald (uitgedrukt in graden Brix overeenkomstig de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 974/2014).

(*1)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 974/2014 van de Commissie van 11 september 2014 tot vaststelling van de refractometermethode voor de bepaling van het gehalte aan oplosbaar droog residu in op basis van groenten en fruit verwerkte producten met het oog op de indeling ervan in de gecombineerde nomenclatuur (PB L 274 van 16.9.2014, blz. 6).”;"

b)

In hoofdstuk 21 worden de aanvullende aantekeningen (GN) 3 en 4 vervangen door:

3.

Voor de toepassing van onderverdeling 2106 90 30 wordt met de term „isoglucose” het uit glucose of glucosepolymeren verkregen product bedoeld dat 10 of meer gewichtspercenten fructose bevat, berekend op de droge stof.

4.

Voor producten van de onderverdelingen 2106 90 30 en 2106 90 59 moet het sacharosegehalte, inclusief andere suikers berekend als sacharose, met behulp van de refractometermethode worden bepaald (uitgedrukt in graden Brix overeenkomstig de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 974/2014 van de Commissie  (*2).

(*2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 974/2014 van de Commissie van 11 september 2014 tot vaststelling van de refractometermethode voor de bepaling van het gehalte aan oplosbaar droog residu in op basis van groenten en fruit verwerkte producten met het oog op de indeling ervan in de gecombineerde nomenclatuur (PB L 274 van 16.9.2014, blz. 6).”."

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 oktober 2017.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 juli 2017.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006, wat betreft de handel met derde landen in de sector suiker (PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 974/2014 van de Commissie van 11 september 2014 tot vaststelling van de refractometermethode voor de bepaling van het gehalte aan oplosbaar droog residu in op basis van groenten en fruit verwerkte producten met het oog op de indeling ervan in de gecombineerde nomenclatuur (PB L 274 van 16.9.2014, blz. 6).


19.7.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 186/6


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/1345 VAN DE COMMISSIE

van 18 juli 2017

tot verlaging van de vangstquota voor 2017 voor bepaalde bestanden wegens overbevissing van deze bestanden in de voorgaande jaren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (1), en met name artikel 105, leden 1, 2 en 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De vangstquota voor 2016 zijn vastgesteld bij:

Verordening (EU) nr. 1367/2014 van de Raad (2),

Verordening (EU) 2015/2072 van de Raad (3),

Verordening (EU) 2016/72 van de Raad (4), en

Verordening (EU) 2016/73 van de Raad (5).

(2)

De vangstquota voor 2017 zijn vastgesteld bij:

Verordening (EU) 2016/1903 van de Raad (6),

Verordening (EU) 2016/2285 van de Raad (7),

Verordening (EU) 2016/2372 van de Raad (8), en

Verordening (EU) 2017/127 van de Raad (9).

(3)

Overeenkomstig artikel 105, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 moet de Commissie, wanneer zij vaststelt dat een lidstaat de hem toegewezen vangstquota heeft overschreden, de toekomstige vangstquota van die lidstaat verlagen.

(4)

In artikel 105, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 is bepaald dat de vangstquota het volgende jaar of de volgende jaren moeten worden verlaagd door toepassing van bepaalde vermenigvuldigingsfactoren die in die leden zijn vastgesteld.

(5)

Sommige lidstaten hebben hun vangstquota voor 2016 overschreden. Derhalve moeten de aan die lidstaten toegewezen vangstquota voor de overbeviste bestanden in 2017 en in voorkomend geval ook in de daaropvolgende jaren worden verlaagd.

(6)

Bij Uitvoeringsverordeningen (EU) 2016/2226 (10) en (EU) 2017/162 (11) van de Commissie zijn voor 2016 de vangstquota voor bepaalde landen en soorten verlaagd. Voor sommige lidstaten waren de voor een aantal soorten toe te passen verlagingen evenwel groter dan de desbetreffende quota voor 2016 en konden die verlagingen in dat jaar bijgevolg niet volledig worden toegepast. Om ervoor te zorgen dat in dergelijke gevallen de volledige verlaging voor de desbetreffende bestanden wordt toegepast, moeten de resterende hoeveelheden in aanmerking worden genomen bij de vaststelling van de verlagingen van de quota voor 2017 en, in voorkomend geval, voor de daaropvolgende jaren.

(7)

In het kader van artikel 3, lid 3, van Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad (12) heeft België de Commissie bij brief van 16 november 2016 om toestemming verzocht om extra hoeveelheden tarbot en griet — tot 10 % van het quotum — aan te landen in de Uniewateren van IIa en IV (T/B/2AC4-C). De extra hoeveelheden die in het kader van die procedure worden toegekend voor 2016, moeten worden aangemerkt als overschrijding van de toegestane aanlandingen zodat de in artikel 105 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 bedoelde verlagingen worden toegepast.

(8)

Verlagingen van vangstquota waarin de onderhavige verordening voorziet, moeten gelden onverminderd de verlagingen van de quota voor 2017 overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) nr. 185/2013 van de Commissie (13).

(9)

Aangezien quota worden uitgedrukt in ton, dienen overbevissingshoeveelheden van minder dan één ton niet in aanmerking te worden genomen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De vangstquota die voor 2017 zijn vastgesteld in de Verordeningen (EU) 2016/1903, (EU) 2016/2285, (EU) 2016/2372 en (EU) 2017/127, worden overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening verlaagd.

2.   Lid 1 is van toepassing onverminderd de verlagingen waarin Uitvoeringsverordening (EU) nr. 185/2013 voorziet.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 juli 2017.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 1367/2014 van de Raad van 15 december 2014 tot vaststelling, voor 2015 en 2016, van de vangstmogelijkheden voor vissersvaartuigen van de Unie voor bepaalde bestanden van diepzeevissen (PB L 366 van 20.12.2014, blz. 1).

(3)  Verordening (EU) 2015/2072 van de Raad van 17 november 2015 tot vaststelling, voor 2016, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1221/2014 en Verordening (EU) 2015/104 (PB L 302 van 19.11.2015, blz. 1).

(4)  Verordening (EU) 2016/72 van de Raad van 22 januari 2016 tot vaststelling, voor 2016, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Uniewateren en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, en tot wijziging van Verordening (EU) 2015/104 (PB L 22 van 28.1.2016, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) 2016/73 van de Raad van 18 januari 2016 tot vaststelling, voor 2016, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden in de Zwarte Zee (PB L 16 van 23.1.2016, blz. 1).

(6)  Verordening (EU) 2016/1903 van de Raad van 28 oktober 2016 tot vaststelling, voor 2017, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn en tot wijziging van de Verordening (EU) 2016/72 (PB L 295 van 29.10.2016, blz. 1).

(7)  Verordening (EU) 2016/2285 van de Raad van 12 december 2016 tot vaststelling, voor 2017 en 2018, van de vangstmogelijkheden voor vaartuigen van de Unie voor bepaalde bestanden van diepzeevissen en tot wijziging van Verordening (EU) 2016/72 (PB L 344 van 17.12.2016, blz. 32).

(8)  Verordening (EU) 2016/2372 van de Raad van 19 december 2016 tot vaststelling, voor 2017, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden in de Zwarte Zee (PB L 352 van 23.12.2016, blz. 26).

(9)  Verordening (EU) 2017/127 van de Raad van 20 januari 2017 tot vaststelling, voor 2017, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn (PB L 24 van 28.1.2017, blz. 1).

(10)  Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2226 van de Commissie van 9 december 2016 tot verlaging van de vangstquota voor 2016 voor bepaalde bestanden wegens overbevissing van deze bestanden in de voorgaande jaren (PB L 336 van 10.12.2016, blz. 28).

(11)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/162 van de Commissie van 31 januari 2017 tot verlaging van de vangstquota voor 2016 voor bepaalde bestanden wegens overbevissing van andere bestanden in de voorgaande jaren en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2226 tot verlaging van de vangstquota voor 2016 voor bepaalde bestanden wegens overbevissing van deze bestanden in de voorgaande jaren (PB L 27 van 1.2.2017, blz. 101).

(12)  Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad van 6 mei 1996 tot invoering van aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC's en quota (PB L 115 van 9.5.1996, blz. 3).

(13)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 185/2013 van de Commissie van 5 maart 2013 tot verlaging van bepaalde aan Spanje toegewezen vangstquota in 2013 en de daaropvolgende jaren wegens overbevissing van een bepaald makreelquotum in 2009 (PB L 62 van 6.3.2013, blz. 1).


BIJLAGE

VERLAGINGEN VAN QUOTA VOOR BESTANDEN DIE ZIJN OVERBEVIST

Lidstaat

Soortcode

Gebiedscode

Soortnaam

Benaming gebied

Oorspronkelijk quotum 2016 (in kg)

Toegestane aanlandingen 2016 (totale aangepaste hoeveelheid in kg) (1)

Totale vangsten 2016 (hoeveelheid in kg)

Benutting quotum in verhouding tot toegestane aanlandingen

Overbevissing in verhouding tot de toegestane aanlandingen (hoeveelheid in kg)

Vermenigvuldigingsfactor (2)

Aanvullende vermenigvuldigingsfactor (3)  (4)

Nog uitstaande verlagingen uit voorgaande jaren (5) (hoeveelheid in kg)

In 2017 toe te passen verlagingen (hoeveelheid in kg)

(1)

(2)

(3)

(4)

(5)

(6)

(7)

(8)

(9)

(10)

(11)

(12)

(13)

(14)

BE

SRX

07D.

Roggen

Uniewateren van VIId

87 000

86 919

91 566

105,35 %

4 647

/

/

/

4 647

BE

SOL

7FG.

Tong

VIIf en VIIg

487 000

549 565

563 401

102,52 %

13 836

/

/

/

13 836

BE

SOL

8AB.

Tong

VIIIa en VIIIb

42 000

281 638

287 659

102,14 %

6 021

/

C (6)

/

6 021

BE

T/B

2AC4-C

Tarbot en griet

Uniewateren van IIa en IV

329 000

481 000

514 275

106,92 %

33 275  (7)

/

/

/

33 275

DE

DGS

2AC4-C

Doornhaai

Uniewateren van IIa en IV

0

0

2 118

N.v.t.

2 118

/

/

/

2 118

DE

MAC

2CX14-

Makreel

VI, VII, VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe; Uniewateren en internationale wateren van Vb; internationale wateren van IIa, XII en XIV

22 751 000

21 211 759

22 211 517

104,71 %

999 758

/

/

/

999 758

DK

DGS

2AC4-C

Doornhaai

Uniewateren van IIa en IV

0

0

1 350

N.v.t.

1 350

/

/

/

1 350

DK

HER

1/2-

Haring

Uniewateren, wateren van de Faeröer, wateren van Noorwegen, en internationale wateren van I en II

7 069 000

10 331 363

10 384 320

100,51 %

52 957

/

/

/

52 957

DK

JAX

4BC7D

Horsmakreel en bijvangsten

Uniewateren van IVb, IVc en VIId

5 519 000

264 664

265 760

100,42 %

1 096

/

/

/

1 096

DK

MAC

2A34.

Makreel

IIIa en IV; Uniewateren van IIa, IIIb, IIIc en deelsectoren 22-32

19 461 000

13 354 035

14 677 440

109,91 %

1 323 405

/

/

/

1 323 405

DK

MAC

2A4A-N

Makreel

Noorse wateren van IIa en IVa

14 043 000

14 886 020

16 351 930

109,85 %

1 465 910

/

/

/

1 465 910

DK

NOP

04-N.

Kever

Noorse wateren van IV

0

0

22 880

N.v.t.

22 880

/

/

/

22 880

DK

OTH

*2AC4C

Andere soorten

Uniewateren van IIa en IV

6 018 300

3 994 920

4 508 050

112,84 %

513 130

1,2

/

/

615 756

DK

POK

1N2AB.

Koolvis

Noorse wateren van I en II

/

0

3 920

N.v.t.

3 920

/

/

/

3 920

DK

SAN

234_1

Zandspiering

Uniewateren van het voor zandspiering ingestelde beheersgebied 1

12 263 000

12 517 900

12 525 750

100,06 %

7 850

/

/

/

7 850

DK

SAN

04-N.

Zandspiering

Noorse wateren van IV

0

0

19 860

N.v.t.

19 860

/

/

/

19 860

ES

ALB

AN05N

Noord-Atlantische witte tonijn

Atlantische Oceaan, ten noorden van 5° NB

14 917 370

14 754 370

16 645 500

112,82 %

1 891 130

1,2

/

/

2 269 356

ES

ALF

3X14-

Beryciden

Uniewateren en internationale wateren van III, IV, V, VI, VII, VIII, IX, X, XII en XIV

67 000

86 159

79 185

91,90 %

– 6 974

/

/

817

0

ES

BSF

8910-

Zwarte haarstaartvis

Uniewateren en internationale wateren van VIII, IX en X

12 000

24 004

16 419

68,41 %

– 7 585

/

/

2 703

0

ES

BUM

ATLANT

Blauwe marlijn

Atlantische Oceaan

0

0

13 396

N.v.t.

13 396

/

A

/

20 094

ES

COD

1/2B.

Kabeljauw

I en IIb

13 192 000

9 730 876

9 731 972

100,01 %

1 096

/

/

/

1 096

ES

GHL

1N2AB.

Groenlandse heilbot/zwarte heilbot

Noorse wateren van I en II

/

9 000

27 600

306,67 %

18 600

1,0

A

/

27 900

ES

GHL

N3LMNO

Groenlandse heilbot/zwarte heilbot

NAFO 3 LMNO

4 067 000

4 070 000

4 072 999

100,07 %

2 999

/

C (6)

/

2 999

ES

SRX

67AKXD

Roggen

Uniewateren van VIa, VIb, VIIa-c en VIIe-k

876 000

459 287

469 586

102,24 %

10 299

/

/

/

10 299

ES

SRX

89-C.

Roggen

Uniewateren van VIII en IX

1 057 000

925 232

956 878

103,42 %

31 646

/

A

131 767

179 236

ES

WHM

ATLANT

Witte marlijn

Atlantische Oceaan

2 460

2 460

9 859

400,77 %

7 399

1,0

A

138 994

150 092

FR

LIN

04-C.

Leng

Uniewateren van IV

162 000

262 351

304 077

115,91 %

41 726

1,0

/

/

41 726

FR

POK

1/2/INT

Koolvis

Internationale wateren van I en II

0

0

2 352

N.v.t.

2 352

/

/

/

2 352

FR

RED

51214S

Roodbaarzen (ondiep water)

Uniewateren en internationale wateren van V; internationale wateren van XII en XIV

0

0

29 827

N.v.t.

29 827

/

/

/

29 827

FR

SBR

678-

Zeebrasem

Uniewateren en internationale wateren van VI, VII en VIII

6 000

28 817

31 334

108,72 %

2 517

/

/

/

2 517

FR

SRX

07D.

Roggen

Uniewateren van VIId

663 000

630 718

699 850

110,96 %

69 132

1,0

A

/

103 698

FR

SRX

67AKXD

Roggen

Uniewateren van VIa, VIb, VIIa-c en VIIe-k

3 255 000

3 641 000

39 254

101,08 %

39 254

/

/

/

39 254

FR

WHG

08.

Wijting

VIII

1 524 000

2 406 000

2 441 333

101,47 %

35 333

/

/

/

35 333

IE

PLE

7FG.

Schol

VIIf en VIIg

200 000

66 332

67 431

101,66 %

1 099

/

/

/

1 099

IE

POK

1N2AB.

Koolvis

Noorse wateren van I en II

/

0

5 969

N.v.t.

5 969

/

/

/

5 969

IE

SRX

67AKXD

Roggen

Uniewateren van VIa, VIb, VIIa-c en VIIe-k

1 048 000

949 860

980 960

103,27 %

31 056

/

A (6)

/

31 056

NL

DGS

2AC4-C

Doornhaai

Uniewateren van IIa en IV

0

0

1 260

N.v.t.

1 260

/

/

/

1 260

NL

HAD

7X7A34

Schelvis

VIIb-k, VIII, IX en X; Uniewateren van Cecaf 34.1.1

/

559

26 220

N.v.t.

25 661

/

/

/

25 661

NL

HER

*25B-F

Haring

II, Vb benoorden 62° N (wateren van de Faeröer)

736 000

477 184

476 491

99,86 %

– 693

/

/

23 551

22 858

NL

OTH

*2A-14

Bijvangsten bij horsmakreel (evervis, wijting en makreel)

Uniewateren van IIa, IVa, VI, VIIa-c, VIIe-k, VIIIa, VIIIb, VIIId, VIIIe; Uniewateren en internationale wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV

1 663 800

1 777 300

2 032 689

114,37 %

255 389

1,2

/

/

306 467

NL

POK

2A34.

Koolvis

IIIa en IV; Uniewateren van IIa, IIIb, IIIc en deelsectoren 22-32

68 000

110 846

110 889

100,04 %

43 (8)

/

/

1 057

1 057

NL

T/B

2AC4-C

Tarbot en griet

Uniewateren van IIa en IV

2 493 000

2 551 261

2 737 636

107,31 %

186 375

/

/

/

186 375

PT

BUM

ATLANT

Blauwe marlijn

Atlantische Oceaan

49 550

49 550

50 611

102,14 %

1 061

/

/

/

1 061

PT

GHL

1N2AB

Groenlandse heilbot

Noorse wateren van I en II

/

18 487

18 487

N.v.t.

18 487

/

/

/

18 487

PT

MAC

8C3411

Makreel

VIIIc, IX en X; Uniewateren van Cecaf 34.1.1

6 971 000

6 313 658

6 823 967

108,08 %

510 309

/

/

/

510 309

PT

SRX

89-C.

Roggen

Uniewateren van VIII en IX

1 051 000

1 051 000

1 068 676

101,68 %

17 676

/

/

/

17 676

PT

SWO

AN05N

Zwaardvis

Atlantische Oceaan, ten noorden van 5° NB

1 161 950

1 541 950

1 561 142

101,24 %

19 192

/

/

/

19 192

UK

DGS

15X14

Doornhaai

Uniewateren en internationale wateren van I, V, VI, VII, VIII, XII en XIV

0

0

12 585

N.v.t.

12 585

/

/

/

12 585

UK

DGS

2AC4-C

Doornhaai

Uniewateren van IIa en IV

0

0

17 776

N.v.t.

17 776

/

/

/

17 776

UK

HER

4AB.

Haring

Uniewateren en Noorse wateren van IV ten noorden van 53° 30′ NB

70 348 000

70 710 390

73 419 998

103,83 %

2 709 608

/

/

 

2 709 608

UK

MAC

2CX14-

Makreel

VI, VII, VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe; Uniewateren en internationale wateren van Vb; internationale wateren van IIa, XII en XIV

208 557 000

195 937 403

209 143 232

106,74 %

13 205 829

/

A (6)

/

13 205 829

UK

SAN

234_1

Zandspiering

Uniewateren van het voor zandspiering ingestelde beheersgebied 1

268 000

0

0

N.v.t.

0

/

/

1 466 168

1 466 168

UK

SRX

67AKXD

Roggen

Uniewateren van VIa, VIb, VIIa-c en VIIe-k

2 076 000

2 006 000

2 008 431

100,12 %

2 431

/

/

/

2 431

UK

T/B

2AC4-C

Tarbot en griet

Uniewateren van IIa en IV

693 000

522 000

544 680

104,34 %

22 680

/

/

/

22 680


(1)  Quota die op grond van de betrokken verordeningen inzake de vangstmogelijkheden beschikbaar zijn voor de lidstaten, rekening houdend met het ruilen van vangstmogelijkheden overeenkomstig artikel 16, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22), het overdragen van quota van 2015 naar 2016 overeenkomstig artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad (PB L 115 van 9.5.1996, blz. 3), overeenkomstig artikel 5 bis van Verordening (EU) nr. 1221/2014 van de Raad (PB L 330 van 15.11.2014, blz. 16), overeenkomstig artikel 18 bis van Verordening (EU) 2015/104 van de Raad (PB L 22 van 28.1.2015, blz. 1) en overeenkomstig artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 of het opnieuw toewijzen en verlagen van vangstmogelijkheden overeenkomstig de artikelen 37 en 105 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

(2)  Overeenkomstig artikel 105, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1224/2009. Een verlaging gelijk aan de overbevissing van * 1,00 geldt in alle gevallen van overbevissing ter hoogte van maximaal 100 ton.

(3)  Als vastgesteld in artikel 105, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 en mits de overbevissing meer dan 10 % bedraagt.

(4)  Met de letter „A” wordt aangegeven dat een aanvullende vermenigvuldigingsfactor van 1,5 is toegepast vanwege overbevissing in de opeenvolgende jaren 2014, 2015 en 2016. Met de letter „C” wordt aangegeven dat een aanvullende vermenigvuldigingsfactor van 1,5 is toegepast omdat het betrokken bestand onder een meerjarenplan valt.

(5)  Resterende hoeveelheden die in 2016 niet overeenkomstig Verordening (EU) 2016/2226 als gewijzigd bij Verordening (EU) 2017/162, in mindering konden worden gebracht omdat er geen of geen toereikend quotum beschikbaar was.

(6)  Aanvullende vermenigvuldigingsfactor niet van toepassing omdat de overbevissing niet meer dan 10 % van de toegestane aanlandingen bedraagt.

(7)  Op verzoek van België heeft de Commissie overeenkomstig artikel 3, lid 3, van Verordening (EG) nr. 847/96 toestemming verleend voor extra aanlandingen van ten hoogste 10 % van het T/G-quotum.

(8)  Hoeveelheden van minder dan één ton worden niet in aanmerking genomen.


BESLUITEN

19.7.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 186/15


BESLUIT (EU) 2017/1346 VAN DE RAAD

van 17 juli 2017

inzake het namens de Europese Unie tijdens de zesde zitting van de vergadering van de partijen bij het Verdrag van Aarhus in te nemen standpunt met betrekking tot naleving in het kader van de zaak ACCC/C/2008/32

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 192, lid 1, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 17 februari 2005 is bij Besluit 2005/370/EG van de Raad (1) het Verdrag van Aarhus betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden (2) („het Verdrag van Aarhus”) namens de Europese Gemeenschap goedgekeurd.

(2)

Wat de instellingen en organen van de Unie betreft, zijn de verplichtingen uit hoofde van het Verdrag van Aarhus uitgevoerd, met name bij Verordening (EG) nr. 1367/2006 van het Europees Parlement en de Raad (3).

(3)

Krachtens artikel 15 van het Verdrag van Aarhus is het comité van toezicht op de naleving van het Verdrag van Aarhus („het comité”) opgericht dat bevoegd is voor het toezicht op de naleving van de bepalingen van het Verdrag van Aarhus door de partijen.

(4)

Op 17 maart 2017 heeft de Unie bevindingen ontvangen in het kader van de zaak ACCC/C/2008/32 inzake toegang tot de rechter op Unie-niveau („de bevindingen”). In punt 123 van de bevindingen kwam het comité tot het oordeel dat „de betrokken partij niet voldoet aan artikel 9, leden 3 en 4, van het Verdrag van Aarhus met betrekking tot toegang tot de rechter voor het publiek aangezien noch in de Aarhus-verordening, noch in de rechtspraak van het HvJ-EU de verplichtingen die voortvloeien uit die leden worden uitgevoerd of nagekomen.”.

(5)

Middels hetgeen de Unie heeft verklaard bij de ondertekening van het verdrag en zoals zij heeft herhaald bij de goedkeuring ervan, zijn de organen van het Verdrag van Aarhus erop gewezen dat „de communautaire instellingen, binnen de institutionele en juridische context van de Gemeenschap, het Verdrag van Aarhus zullen toepassen in het kader van hun bestaande en toekomstige regelgeving inzake toegang tot documenten en andere relevante voorschriften van het Gemeenschapsrecht op het door dat verdrag bestreken gebied.”.

(6)

Een van de bevindingen in zaak ACCC/C/2008/32, namelijk dat de Unie niet voldoet aan artikel 9, leden 3 en 4, van het Verdrag van Aarhus, is opgenomen in ontwerpbesluit VI/8f, dat zal worden voorgelegd tijdens de zesde zitting van de vergadering van de partijen bij het Verdrag van Aarhus, die zal plaatsvinden in september 2017 in Budva, Montenegro.

(7)

De Unie moet op zoek gaan naar manieren en middelen om aan het Verdrag van Aarhus te voldoen op een wijze die verenigbaar is met de grondbeginselen van de rechtsorde van de Unie en met haar stelsel van rechterlijke toetsing.

(8)

In het licht van de scheiding der machten in de Unie kan de Raad het Hof van Justitie van de Europese Unie ( „het Hof van Justitie”) geen instructies geven of aanbevelingen doen met betrekking tot zijn justitiële activiteiten. De aanbevelingen in ontwerpbesluit VI/8f met betrekking tot het Hof van Justitie en zijn jurisprudentie kunnen derhalve niet worden aanvaard.

(9)

De Unie blijft de belangrijke doelstellingen van het Verdrag van Aarhus ten volle ondersteunen.

(10)

De Unie dient het standpunt te bepalen dat moet worden ingenomen tijdens de zesde zitting van de vergadering van de partijen bij het Verdrag van Aarhus met betrekking tot ontwerpbesluit VI/8f,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Het door de Unie in te nemen standpunt tijdens de zesde zitting van de vergadering van de partijen bij het Verdrag van Aarhus met betrekking tot ontwerpbesluit VI/8f betreffende de naleving door de Unie van haar verplichtingen uit hoofde van het Verdrag van Aarhus, bestaat erin ontwerpbesluit VI/8f te aanvaarden, onder voorbehoud van:

de schrapping van het laatste deel van punt 6 van ontwerpbesluit VI/8f, alsmede van de vervanging van „Onderschrijft” door „Neemt kennis van”, zodat de tekst als volgt komt te luiden: „Neemt kennis van de bevinding van het comité van toezicht op de naleving met betrekking tot mededeling ACCC/C/2008/32 (deel II) dat de betrokken partij niet voldoet aan artikel 9, leden 3 en 4, van het verdrag.”;

de aanhef van punt 7 van ontwerpbesluit VI/8f komt als volgt te luiden: „Beveelt de betrokken partij aan te overwegen dat: …”;

de schrapping van de woorden „voor het Hof van Justitie van de Europese Unie” uit punt 7, onder b), i), van ontwerpbesluit VI/8f, alsmede

de schrapping van punt , onder c), van ontwerpbesluit VI/8f.

2.   Andere kleine wijzigingen in overeenstemming met de geest van dit besluit kunnen via coördinatie ter plaatse en in het licht van mogelijke onderhandelingen over ontwerpbesluit VI/8f worden overeengekomen.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 17 juli 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

T. TAMM


(1)  Besluit 2005/370/EG van de Raad van 17 februari 2005 betreffende het sluiten, namens de Europese Gemeenschap, van het Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden (PB L 124 van 17.5.2005, blz. 1).

(2)  PB L 124 van 17.5.2005, blz. 4.

(3)  Verordening (EG) nr. 1367/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 betreffende de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van Aarhus betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden op de communautaire instellingen en organen (PB L 264 van 25.9.2006, blz. 13).


Rectificaties

19.7.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 186/17


Rectificatie van Uitvoeringsbesluit (GBVB) 2017/975 van de Raad van 8 juni 2017 tot uitvoering van Besluit (GBVB) 2016/849 betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Volksrepubliek Korea

( Publicatieblad van de Europese Unie L 146 van 9 juni 2017 )

Bladzijde 145, slotformule:

in plaats van:

„Gedaan te Brussel, 8 juni 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

L. GRECH”,

lezen:

„Gedaan te Luxemburg, 8 juni 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

K. SIMSON”.


19.7.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 186/17


Rectificatie van Verordening (EU) 2015/1589 van de Raad van 13 juli 2015 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

( Publicatieblad van de Europese Unie L 248 van 24 september 2015 )

Bladzijde 18, artikel 12, lid 1, tweede alinea:

in plaats van:

„De Commissie onderzoekt een klacht die een belanghebbende overeenkomstig artikel 24, lid 2, heeft ingediend, zo snel mogelijk en zorgt ervoor dat de betrokken lidstaat volledig en regelmatig van de vooruitgang en het resultaat van het onderzoek op de hoogte wordt gehouden.”,

lezen:

„De Commissie onderzoekt een klacht die een belanghebbende overeenkomstig artikel 24, lid 2, heeft ingediend, zonder ongegronde vertraging en zorgt ervoor dat de betrokken lidstaat volledig en regelmatig van de vooruitgang en het resultaat van het onderzoek op de hoogte wordt gehouden.”.


  翻译: