ISSN 1977-0758 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 250 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
62e jaargang |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst. |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
30.9.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 250/1 |
VERORDENING (EU) 2019/1601 VAN DE RAAD
van 26 september 2019
tot wijziging van Verordeningen (EU) 2018/2025 en (EU) 2019/124 met betrekking tot bepaalde vangstmogelijkheden
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EU) 2019/124 van de Raad (1) zijn voor 2019 voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden de vangstmogelijkheden vastgesteld welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn. |
(2) |
In Verordening (EU) 2019/124 was de totale toegestane vangst (TAC) voor ansjovis (Engraulis encrasicolus) in de ICES-deelgebieden 9 en 10 en in de wateren van de Unie van Cecaf 34.1.1 op nul vastgesteld. Met het oog op de voortzetting van de visserij werd bij Verordening (EU) 2019/1097 van de Raad (2) een voorlopige TAC vastgesteld. Ansjovis is een kortlevende soort waarvoor onderzoeken in mei worden afgerond. Het desbetreffende wetenschappelijke advies van de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) is op 28 juni 2019 uitgebracht. De vangstbeperkingen voor ansjovis in de ICES-deelgebieden 9 en 10 en in de wateren van de Unie van Cecaf 34.1.1 moeten nu worden gewijzigd op basis van dat advies. |
(3) |
De flexibiliteit tussen de gebieden (bijzondere voorwaarde) voor kabeljauw (Gadus morhua) van de Noordzee en het oostelijke deel van het Kanaal dient alleen te gelden ten aanzien van de lidstaten die in beide gebieden quota hebben. De desbetreffende tabel met de vangstmogelijkheden moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(4) |
De ICES bracht op 17 december 2018 wetenschappelijk advies uit over de flexibiliteit tussen de gebieden voor horsmakreel (Trachurus spp.) van de ICES-sectoren 8c en 9a. De ICES adviseerde dat de flexibiliteit tussen de gebieden van twee bestanden niet groter mag zijn dan het verschil tussen de vangst die overeenkomt met een visserijsterfte van Fp.05 en de vastgestelde TAC's. TAC's mogen ook niet worden overgedragen naar een bestand met een paaibiomassa onder het grensreferentiepunt (Blim). Overeenkomstig de voorwaarden van dat wetenschappelijk advies moet de flexibiliteit tussen de gebieden (bijzondere voorwaarde) voor horsmakreel van ICES-deelgebied 9 en ICES-sector 8c voor 2019 worden verhoogd van 5 % tot 10 %. |
(5) |
Wat betreft Groenlandse heilbot/zwarte heilbot (Reinhardtius hippoglossoides) in internationale wateren van 1 en 2, moeten de lidstaten die een wetenschappelijke studie over bijvangsten in de garnaalvisserij uitvoeren, de mogelijkheid krijgen om een algemeen totaal van 130 ton toe te wijzen aan de aan de studie deelnemende vaartuigen met waarnemers aan boord. Die vangstmogelijkheden moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(6) |
Verordening (EU) 2018/2025 van de Raad (3) stelt voor 2019 en 2020 de vangstmogelijkheden vast voor vissersvaartuigen van de Unie voor bepaalde bestanden van diepzeevissen. In die verordening is de TAC voor zeebrasem (Pagellus bogaraveo) in ICES-deelgebied 10 voor beide jaren vastgesteld op basis van het wetenschappelijk advies voor 2019, in afwachting van het wetenschappelijk advies voor 2020. De ICES heeft het wetenschappelijk advies voor 2020 op 11 juni 2019 gepubliceerd. De TAC moet worden vastgesteld op basis van het meest recente wetenschappelijke advies. |
(7) |
De desbetreffende TAC's voor ansjovis die in Verordening (EU) 2019/124 zijn vastgesteld, gelden met ingang van 1 juli 2019. De desbetreffende TAC's voor zeebrasem die in Verordening (EU) 2018/2025 zijn vastgesteld, gelden met ingang van 1 januari 2019 maar de door onderhavige verordening aangebrachte wijziging heeft enkel betrekking op de vangstbeperkingen voor 2020. De door onderhavige verordening ingevoerde bepalingen over die bestanden moeten derhalve met ingang van 1 juli 2019 gelden. |
(8) |
De desbetreffende TAC's voor Groenlandse heilbot/zwarte heilbot en de bijzondere voorwaarden voor kabeljauw en horsmakreel gelden met ingang van 1 januari 2019. De door onderhavige verordening ingevoerde bepalingen over die bestanden moeten derhalve met ingang van die datum gelden. |
(9) |
Een dergelijke retroactieve toepassing doet geen afbreuk aan de beginselen van rechtszekerheid en bescherming van het gewettigd vertrouwen, aangezien de betrokken vangstmogelijkheden niet zijn verlaagd en nog niet zijn opgebruikt. |
(10) |
Verordeningen (EU) 2018/2025 en (EU) 2019/124 moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlage bij Verordening (EU) 2018/2025 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening.
Bijlagen IA en IB bij Verordening (EU) 2019/124 worden gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 juli 2019. Lid 1, punten 2, 3 en 4, en lid 2 van bijlage II zijn echter van toepassing met ingang van 1 januari 2019.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 26 september 2019.
Voor de Raad
De voorzitter
T. HARAKKA
(1) Verordening (EU) 2019/124 van de Raad van 30 januari 2019 tot vaststelling, voor 2019, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn (PB L 29 van 31.1.2019, blz. 1).
(2) Verordening (EU) 2019/1097 van de Raad van 26 juni 2019 tot wijziging van Verordening (EU) 2019/124 wat bepaalde vangstmogelijkheden betreft (PB L 175 van 28.6.2019, blz. 3).
(3) Verordening (EU) 2018/2025 van de Raad van 17 december 2018 tot vaststelling, voor 2019 en 2020, van de vangstmogelijkheden voor vissersvaartuigen van de Unie voor bepaalde bestanden van diepzeevissen (PB L 325 van 20.12.2018, blz. 7).
BIJLAGE I
In de bijlage bij Verordening (EU) 2018/2025 wordt de tabel met de vangstmogelijkheden voor zeebrasem in de wateren van de Unie en de internationale wateren van ICES-deelgebied 10 vervangen door de volgende tabel:
“Soort: |
Zeebrasem Pagelluse bogaraveo |
Gebied: |
Wateren van de Unie en internationale wateren van 10 (SBR/10-) |
||
Jaar |
2019 |
2020 |
|
|
|
Spanje |
5 |
5 |
|
|
|
Portugal |
566 |
543 |
|
|
|
Verenigd Koninkrijk |
5 |
5 |
|
|
|
Unie |
576 |
553 |
|
|
|
TAC |
576 |
553 |
|
Voorzorgs-TAC”
|
BIJLAGE II
1.
Bijlage IA bij Verordening (EU) 2019/124 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
de tabel met de vangstmogelijkheden voor ansjovis in de ICES-deelgebieden 9 en 10 en in de wateren van de Unie van Cecaf 34.1.1 wordt vervangen door:
|
2) |
de tabel met de vangstmogelijkheden voor kabeljauw in ICES-deelgebied 4 en de wateren van de Unie van ICES-sector 2a en het gedeelte van ICES-sector 3a dat niet tot het Skagerrak en het Kattegat behoort, wordt vervangen door:
|
3) |
de tabel met de vangstmogelijkheden voor horsmakreel in ICES-sector 8c wordt vervangen door:
|
4) |
de tabel met de vangstmogelijkheden voor horsmakreel in ICES-deelgebied 9 wordt vervangen door:
|
2.
In bijlage IB bij Verordening (EU) 2019/124 wordt de tabel met de vangstmogelijkheden voor Groenlandse heilbot/zwarte heilbot in internationale wateren van 1 en 2 vervangen door:
“Soort: |
Groenlandse heilbot/ zwarte heilbot Reinhardtius hippoglossoides |
Gebied: |
Internationale wateren van 1 en 2 (GHL/1/2INT) |
|
Unie |
|
|
||
TAC |
Niet relevant |
|
Voorzorgs-TAC
|
(1) Dit quotum mag slechts worden gevangen van 1 juli 2019 tot en met 30 juni 2020.”
(2) Bijzondere voorwaarde: hiervan mag tot 5 % worden gevist in: 7d (COD/*07D.).
(3) Mag in de wateren van de Unie worden gevangen. Binnen dit quotum gedane vangsten moeten in mindering worden gebracht op het Noorse TAC-aandeel.
(4) Bijzondere voorwaarde: tot 10 % van dit quotum mag worden gevangen in 9 (JAX/*09.).”
(5) Bijzondere voorwaarde: tot 10 % van dit quotum mag worden gevangen in 8c (JAX/*08C.).”
(6) Uitsluitend voor bijvangsten. In het kader van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan.
(7) Bovenop deze TAC mogen de lidstaten die een wetenschappelijke studie over bijvangsten in de garnaalvisserij uitvoeren een algemeen totaal van 130 ton toewijzen aan de aan de studie deelnemende vaartuigen met waarnemers aan boord (GHL/*12INT). Alvorens enige aanlanding toe te staan, delen de betrokken lidstaten de naam of de namen van het vaartuig of van de vaartuigen mee aan de Commissie.”
30.9.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 250/6 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2019/1602 VAN DE COMMISSIE
van 23 april 2019
tot aanvulling van Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het gemeenschappelijk gezondheidsdocument van binnenkomst dat zendingen van dieren en goederen tot hun bestemming vergezelt
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, (EG) nr. 396/2005, (EG) nr. 1069/2009, (EG) nr. 1107/2009, (EU) nr. 1151/2012, (EU) nr. 652/2014, (EU) 2016/429 en (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 1/2005 en (EG) nr. 1099/2009 van de Raad en de Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG en 2008/120/EG van de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad, de Richtlijnen 89/608/EEG, 89/662/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG, 96/23/EG, 96/93/EG en 97/78/EG van de Raad en Besluit 92/438/EEG van de Raad (verordening officiële controles) (1), en met name artikel 50, lid 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EU) 2017/625 zijn voorschriften vastgesteld voor de uitvoering van officiële controles door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten op dieren en goederen die de Unie binnenkomen om de naleving van de agro-voedselketenwetgeving van de Unie te verifiëren. |
(2) |
Aangezien de voorschriften betreffende de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder het GGB zendingen in doorvoer moet vergezellen, in een afzonderlijke, overeenkomstig artikel 51, lid 1, van Verordening (EU) 2017/625 vast te stellen gedelegeerde handeling moeten worden vastgesteld, dient deze verordening uitsluitend van toepassing te zijn op zendingen die bestemd zijn om in de Unie in de handel te worden gebracht. |
(3) |
In Verordening (EU) 2017/625 is bepaald dat zendingen van dieren en goederen die de Unie binnenkomen via aangewezen grenscontroleposten vergezeld moeten gaan van het gemeenschappelijk gezondheidsdocument van binnenkomst (“GGB”). Zodra de officiële controles zijn uitgevoerd en het GGB is voltooid, kunnen de zendingen naargelang van de commerciële behoeften van de exploitant in verschillende delen worden gesplitst. |
(4) |
Met het oog op de traceerbaarheid van zendingen en een goede communicatie met de bevoegde autoriteit op de plaats van bestemming moeten voorschriften worden vastgesteld betreffende de voorwaarden en de praktische regelingen waaronder het GGB zendingen die zijn bestemd om op de markt te worden gebracht, tot hun bestemming moet vergezellen. Met name moeten gedetailleerde voorschriften met betrekking tot het GGB worden vastgesteld voor de gevallen waarin zendingen worden gesplitst. |
(5) |
Om de traceerbaarheid te waarborgen van zendingen die aan de grenscontrolepost worden gesplitst nadat officiële controles zijn uitgevoerd en het GGB door de bevoegde autoriteit is voltooid, moet worden vereist dat de voor de zending verantwoordelijke exploitant via het in artikel 131 van Verordening (EU) 2017/625 bedoelde informatiemanagementsysteem voor officiële controles (“Imsoc”) ook voor elk deel van de gesplitste zending een GGB indient dat door de bevoegde autoriteiten van de grenscontrolepost moet worden voltooid en elk deel van de gesplitste zending tot de in het desbetreffende GGB aangegeven bestemming moet vergezellen. |
(6) |
Om frauduleus hergebruik van het GGB te voorkomen, is het passend van de douaneautoriteiten te eisen dat zij in het Imsoc de informatie over de in de douaneaangifte vermelde hoeveelheid van de zending verstrekken om ervoor te zorgen dat de in die douaneaangifte aangegeven hoeveelheden in mindering worden gebracht op de totale toegestane hoeveelheid die in het GGB is aangegeven. De douaneautoriteiten moeten informatie uitwisselen met behulp van de in artikel 6, lid 1, van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad (2) bedoelde elektronische gegevensverwerkingstechnieken van de douane. Deze elektronische gegevensverwerkingstechnieken moeten voor de toepassing van deze verordening worden gebruikt. Om de douaneautoriteiten voldoende tijd te geven om deze technieken op te zetten, is het passend te bepalen dat de verplichting om de informatie over de hoeveelheid van de zendingen in het Imsoc mee te delen, in elke lidstaat van toepassing is vanaf de datum waarop deze technieken in die lidstaat operationeel worden of, als dat eerder is, vanaf 1 maart 2023. |
(7) |
Aangezien Verordening (EU) 2017/625 van toepassing is met ingang van 14 december 2019, dient de onderhavige verordening vanaf dezelfde datum te worden toegepast, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Onderwerp en toepassingsgebied
1. Bij deze verordening worden de gevallen vastgesteld waarin en de voorwaarden waaronder het in artikel 56 van Verordening (EU) 2017/625 bedoelde gemeenschappelijk gezondheidsdocument van binnenkomst (“GGB”) elke zending van de in artikel 47, lid 1, van Verordening (EU) 2017/625 bedoelde categorieën dieren en goederen die bestemd is om in de handel te worden gebracht (“zending”), tot de plaats van bestemming moet vergezellen.
2. Deze verordening is niet van toepassing op zendingen in doorvoer.
Artikel 2
Definitie
Voor de toepassing van deze verordening wordt onder “plaats van bestemming” de plaats waar de zending wordt geleverd voor de uiteindelijke lossing, zoals vermeld in het GGB, verstaan.
Artikel 3
Gevallen waarin het GGB zendingen tot hun plaats van bestemming moet vergezellen
Elke zending, ongeacht of deze al dan niet is gesplitst aan de grenscontrolepost of na het verlaten van de grenscontrolepost, maar vóór zij voor het vrije verkeer wordt vrijgegeven overeenkomstig artikel 57, lid 2, onder b), van Verordening (EU) 2017/625, gaat vergezeld van een GGB.
Artikel 4
Voorwaarden voor het GGB dat zendingen vergezelt die niet zijn gesplitst
Wanneer een zending niet is gesplitst vóór zij voor het vrije verkeer wordt vrijgegeven overeenkomstig artikel 57, lid 2, onder b), van Verordening (EU) 2017/625, zijn de volgende voorschriften van toepassing:
a) |
de voor een zending verantwoordelijke exploitant zorgt ervoor dat een kopie van het GGB, op papier of in elektronische vorm, de zending vergezelt tot de plaats van bestemming en totdat zij voor het vrije verkeer wordt vrijgegeven overeenkomstig artikel 57, lid 2, onder b), van Verordening (EU) 2017/625; |
b) |
de voor de zending verantwoordelijke exploitant vermeldt het referentienummer van het GGB in de bij de douaneautoriteiten ingediende douaneaangifte en houdt een kopie van dit GGB ter beschikking van de douaneautoriteiten overeenkomstig artikel 163 van Verordening (EU) nr. 952/2013; |
c) |
de douaneautoriteiten delen in het Imsoc de informatie mee over de in de douaneaangifte vermelde hoeveelheid van de zending en staan slechts toe dat de zending onder een douaneregeling wordt geplaatst als de totale hoeveelheid die in het GGB is vermeld, niet wordt overschreden. Dit voorschrift is niet van toepassing wanneer de zending onder de in artikel 210, onder a) en b), van Verordening (EU) nr. 952/2013 bedoelde douaneregelingen moet worden geplaatst. |
Artikel 5
Voorwaarden voor het GGB dat zendingen vergezelt die aan de grenscontrolepost zijn gesplitst
1. Wanneer een zending aan de grenscontrolepost moet worden gesplitst, zijn de volgende voorschriften van toepassing:
a) |
bij de voorafgaande kennisgeving overeenkomstig artikel 56, lid 3, van Verordening (EU) 2017/625 geeft de voor de zending verantwoordelijke exploitant de grenscontrolepost aan als plaats van bestemming in het GGB voor de gehele zending; |
b) |
na de voltooiing van het GGB voor de gehele zending door de bevoegde autoriteit van de grenscontrolepost overeenkomstig artikel 56, lid 5, van Verordening (EU) 2017/625 verzoekt de voor de zending verantwoordelijke exploitant de zending te splitsen en dient hij voor elk deel van de gesplitste zending via het Imsoc een GGB in, waarin hij de hoeveelheid, het vervoermiddel en de plaats van bestemming voor het desbetreffende deel van de gesplitste zending vermeldt; |
c) |
de bevoegde autoriteit van de grenscontrolepost voltooit de GGB's voor de afzonderlijke delen van de gesplitste zending overeenkomstig artikel 56, lid 5, van Verordening (EU) 2017/625, op voorwaarde dat de som van de in die GGB's aangegeven hoeveelheden niet groter is dan de totale hoeveelheid die in het GGB voor de hele zending is vermeld; |
d) |
de voor de zending verantwoordelijke exploitant zorgt ervoor dat een kopie van het GGB, op papier of in elektronische vorm, voor elk deel van de gesplitste zending het desbetreffende deel van de gesplitste zending vergezelt tot de hierin vermelde plaats van bestemming en totdat het voor het vrije verkeer wordt vrijgegeven overeenkomstig artikel 57, lid 2, onder b), van Verordening (EU) 2017/625; |
e) |
de voor de zending verantwoordelijke exploitant vermeldt het referentienummer van het GGB voor elk deel van de gesplitste zending in de bij de douaneautoriteiten ingediende douaneaangifte en houdt een kopie van dit GGB ter beschikking van de douaneautoriteiten overeenkomstig artikel 163 van Verordening (EU) nr. 952/2013; |
f) |
de douaneautoriteiten delen in het Imsoc de informatie mee over de in de douaneaangifte vermelde hoeveelheid van het desbetreffende deel van de gesplitste zending en staan slechts toe dat dit deel onder een douaneregeling wordt geplaatst als de totale hoeveelheid die in het GGB voor dat deel van de gesplitste zending is vermeld, niet wordt overschreden. Dit voorschrift is niet van toepassing wanneer de zending onder de in artikel 210, onder a) en b), van Verordening (EU) nr. 952/2013 bedoelde douaneregelingen moet worden geplaatst. |
2. In geval van een niet-conforme zending die aan de grenscontrolepost moet worden opgesplitst en wanneer de bevoegde autoriteit van de grenscontrolepost de exploitant gelast slechts voor een deel van de zending een of meer van de in artikel 66, lid 4, van Verordening (EU) 2017/625 bedoelde acties te ondernemen, zijn de volgende voorschriften van toepassing:
a) |
na voltooiing van het GGB voor de gehele zending dient de voor de zending verantwoordelijke exploitant een GGB in voor elk deel van de gesplitste zending en geeft hij daarin de hoeveelheid, het vervoermiddel en de plaats van bestemming voor dat deel aan; |
b) |
de bevoegde autoriteit van de grenscontrolepost voltooit de GGB's voor de afzonderlijke delen van de gesplitste zending overeenkomstig artikel 56, lid 5, van Verordening (EU) 2017/625, rekening houdend met de beslissing die is genomen voor elk deel van de gesplitste zending; |
c) |
lid 1, onder d), e) en f), is van toepassing op elk deel van de gesplitste zending. |
Artikel 6
Voorwaarden voor het GGB dat zendingen onder douanetoezicht vergezelt die zijn gesplitst nadat zij de grenscontrolepost hebben verlaten
Wanneer een zending moet worden gesplitst nadat zij de grenscontrolepost heeft verlaten en vóór zij voor het vrije verkeer wordt vrijgegeven overeenkomstig artikel 57, lid 2, onder b), van Verordening (EU) 2017/625, zijn de volgende voorschriften van toepassing:
a) |
de voor de zending verantwoordelijke exploitant zorgt ervoor dat een kopie van het GGB, op papier of in elektronische vorm, elk deel van de gesplitste zending vergezelt tot de plaats van bestemming en totdat zij voor het vrije verkeer wordt vrijgegeven overeenkomstig artikel 57, lid 2, onder b), van Verordening (EU) 2017/625; |
b) |
voor elk deel van de gesplitste zending vermeldt de voor de zending verantwoordelijke exploitant het referentienummer van het GGB in de bij de douaneautoriteiten ingediende douaneaangifte en houdt hij een kopie van dit GGB ter beschikking van de douaneautoriteiten overeenkomstig artikel 163 van Verordening (EU) nr. 952/2013; |
c) |
voor elk deel van de gesplitste zending delen de douaneautoriteiten in het Imsoc de informatie mee over de in de douaneaangifte vermelde hoeveelheid voor dat deel en staan zij slechts toe dat dit deel onder een douaneregeling wordt geplaatst als de totale hoeveelheid die in het GGB is vermeld, niet wordt overschreden. Dit voorschrift is niet van toepassing wanneer de zending onder de in artikel 210, onder a) en b), van Verordening (EU) nr. 952/2013 bedoelde douaneregelingen moet worden geplaatst. |
Artikel 7
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 14 december 2019.
De volgende bepalingen zijn evenwel in elke lidstaat van toepassing vanaf de datum waarop de in artikel 6, lid 1, van Verordening (EU) nr. 952/2013 bedoelde elektronische gegevensverwerkingstechnieken van de douane in die lidstaat operationeel worden of, als de hiervoor genoemde datum niet eerder is, met ingang van 1 maart 2023:
a) |
artikel 4, onder c); |
b) |
artikel 5, lid 1, onder f); |
c) |
artikel 6, onder c). |
De lidstaten stellen de Commissie en de overige lidstaten in kennis van de datum waarop die elektronische gegevensverwerkingstechnieken operationeel worden.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 23 april 2019.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 95 van 7.4.2017, blz. 1.
(2) Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1).
30.9.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 250/10 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2019/1603 VAN DE COMMISSIE
van 18 juli 2019
tot aanvulling van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie aangenomen maatregelen voor de monitoring, rapportage en verificatie van luchtvaartemissies ter uitvoering van een wereldwijde marktgebaseerde maatregel
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (1), en met name artikel 28 quater,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op grond van artikel 28 quater van Richtlijn 2003/87/EG is de Commissie bevoegd om bepalingen vast te stellen voor de passende monitoring, rapportage en verificatie van de emissies met het oog op de uitvoering van de wereldwijde marktgebaseerde maatregel van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) voor alle routes die onder die maatregel vallen. Ter wille van de rechtszekerheid en -duidelijkheid moeten de vluchten waarop die bepalingen van toepassing zijn, onder verwijzing naar de betrokken routes en vliegtuigexploitanten worden gespecificeerd. |
(2) |
Voor de doeleinden van de EU-regeling voor de emissiehandel zijn regelingen voor de monitoring en rapportage van emissies en voor de verificatie van emissieverslagen van toepassing overeenkomstig Verordening (EU) nr. 601/2012 van de Commissie (2) en Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2067 van de Commissie (3). Deze regelingen zijn wat betreft de monitoring en rapportage van emissies, geactualiseerd en verder ontwikkeld bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066 van de Commissie (4), die van toepassing zal zijn met ingang van 1 januari 2021. In de Uitvoeringsverordeningen (EU) 2018/2066 en (EU) 2018/2067 is rekening gehouden met de eerste editie van de internationale normen en aanbevolen praktijken die op 27 juni 2018 door de ICAO is aangenomen. Met het oog op administratieve efficiëntie en om de nalevingskosten voor de exploitanten zo laag mogelijk te houden, dienen de bepalingen voor de uitvoering van de wereldwijde marktgebaseerde maatregel van de ICAO in overeenstemming te worden gebracht met de bepalingen van Verordening (EU) nr. 601/2012 en van die uitvoeringsverordeningen. |
(3) |
Op grond van Verordening (EU) nr. 601/2012 van de Commissie kunnen de lidstaten het gebruik van elektronische modellen en specifieke bestandsformaten voorschrijven voor de rapportage van emissies van luchtvaartactiviteiten in het kader van Richtlijn 2003/87/EG. Om ervoor te zorgen dat vliegtuigexploitanten ook aan deze vereisten kunnen voldoen wanneer zij emissies rapporteren in het kader van de wereldwijde marktgebaseerde maatregel van de ICAO, moet de Commissie een specifiek formaat voor elektronische gegevensuitwisseling publiceren. |
(4) |
Het uitsluitend ten aanzien van in de EER gevestigde vliegtuigexploitanten toepassen van monitoring-, rapportage- en verificatievereisten voor bepaalde vluchten wordt niet geacht tot verstoring van de mededinging te leiden. Daarom kunnen dergelijke vereisten op grond van artikel 28 quater van Richtlijn 2003/87/EG worden vastgesteld. |
(5) |
Op basis van een onderlinge samenwerkingsovereenkomst heeft de Commissie, ter waarborging van de kwaliteit van de emissiegegevens, het recht te verzoeken om bijstand van Eurocontrol. Omwille van de volledigheid en nauwkeurigheid van de emissiegegevens die de lidstaten in het door de ICAO verwachte formaat moeten indienen, moeten zij de Commissie kunnen verzoeken deze bijstand van Eurocontrol te vragen. |
(6) |
De lidstaten moeten relevante geverifieerde emissiegegevens verstrekken aan het ICAO-secretariaat en ervoor zorgen dat emissiegegevens met betrekking tot alle relevante vluchten volledig en tijdig worden gerapporteerd. |
(7) |
Overeenkomstig artikel 28 ter, lid 2, van Richtlijn 2003/87/EG moet in het in dat artikel genoemde verslag worden nagegaan of deze verordening moet worden herzien, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. De in artikel 2 bedoelde rapportageverplichtingen gelden alleen voor vliegtuigexploitanten die:
a) |
in het bezit zijn van een vergunning tot vluchtuitvoering die is afgegeven door een lidstaat of in een lidstaat zijn geregistreerd, met inbegrip van de ultraperifere gebieden, de onderhorigheden en de gebiedsdelen van die lidstaat, en |
b) |
bij vluchten tussen luchtvaartterreinen gelegen in verschillende landen in de Europese Economische Ruimte (EER) of vluchten als bedoeld in artikel 2, lid 1, door vliegtuigen met een gecertificeerde maximale startmassa van meer dan 5 700 kg vanaf 1 januari 2019 jaarlijks meer dan 10 000 ton CO2-emissies produceren. |
2. Voor de toepassing van lid 1, onder b), wordt geen rekening gehouden met emissies van de volgende soorten vluchten:
a) |
staatsvluchten; |
b) |
humanitaire vluchten; |
c) |
medische hulpvluchten; |
d) |
militaire vluchten; |
e) |
vluchten in het kader van brandbestrijding. |
Artikel 2
1. Vliegtuigexploitanten rapporteren emissies van de volgende vluchten:
a) |
vluchten tussen luchtvaartterreinen die gelegen zijn in lidstaten en luchtvaartterreinen die gelegen zijn in derde landen; |
b) |
vluchten tussen luchtvaartterreinen die gelegen zijn in lidstaten en luchtvaartterreinen die gelegen zijn in ultraperifere gebieden, onderhorigheden of gebiedsdelen van andere lidstaten; |
c) |
vluchten tussen luchtvaartterreinen die gelegen zijn in ultraperifere gebieden, onderhorigheden of gebiedsdelen van lidstaten en luchtvaartterreinen die gelegen zijn in derde landen of onderhorigheden of gebiedsdelen van andere lidstaten. |
2. Lid 1 is ook van toepassing op commerciële luchtvervoersondernemingen die per periode van drie opeenvolgende perioden van vier maanden minder dan 243 vluchten uitvoeren die vertrekken van of aankomen op een luchtvaartterrein dat gelegen is op het grondgebied van een lidstaat.
3. Vliegtuigexploitanten wordt aanbevolen hun emissies van vluchten tussen luchtvaartterreinen die gelegen zijn in twee verschillende derde landen, eveneens te verifiëren en te rapporteren.
4. De leden 1 en 3 zijn van toepassing op emissies van om het even welke soort vlucht, met uitzondering van de in artikel 1, lid 2, bedoelde soorten vluchten, met inbegrip van:
a) |
vluchten met het oog op opleiding of opsporing en redding; |
b) |
vluchten volgens zichtvliegvoorschriften; |
c) |
vluchten voor wetenschappelijk onderzoek en tests; |
d) |
vluchten in het kader van openbaredienstverplichtingen. |
Artikel 3
1. Voor de rapportage van hun emissies overeenkomstig artikel 2 van deze verordening gelden voor vliegtuigexploitanten dezelfde voorschriften als die van artikel 14 van Richtlijn 2003/87/EG en Verordening (EU) nr. 601/2012. Met ingang van 1 januari 2021 vallen zij onder dezelfde voorschriften als die welke zijn vastgesteld in Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066.
2. Met het oog op de rapportage van de emissies van de in artikel 2 bedoelde vluchten publiceert de Commissie een formaat voor elektronische gegevensuitwisseling. Vliegtuigexploitanten gebruiken dat formaat voor elektronische gegevensuitwisseling.
Artikel 4
De verificatie van de overeenkomstig artikel 2 van deze verordening te rapporteren emissiegegevens en de accreditatie van verificateurs die die verificatie uitvoeren, zijn onderworpen aan dezelfde voorschriften als die van artikel 15 van Richtlijn 2003/87/EG en bijlage V, deel B, bij die richtlijn, alsook Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2067.
Artikel 5
Vliegtuigexploitanten die in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 748/2009 van de Commissie (5) zijn opgenomen, melden hun emissies aan hun administrerende lidstaten zoals gespecificeerd in die bijlage.
Vliegtuigexploitanten die niet in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 748/2009 zijn opgenomen, melden hun emissies aan de lidstaat die hun vergunning tot vluchtuitvoering heeft afgegeven of, als een dergelijk door een lidstaat afgegeven certificaat ontbreekt, aan de lidstaat waar de vliegtuigexploitant in kwestie wettelijk is geregistreerd.
Artikel 6
Op verzoek van een lidstaat kan de Commissie, met het oog op de toezending van emissiegegevens overeenkomstig artikel 7, Eurocontrol verzoeken om de nauwkeurigheid van die emissiegegevens te helpen verbeteren.
Artikel 7
Onverminderd de herziening van Richtlijn 2003/87/EG door het Europees Parlement en de Raad zenden de lidstaten de relevante emissiegegevens die uit hoofde van artikel 14 van Richtlijn 2003/87/EG en uit hoofde van deze verordening zijn gerapporteerd, aan het secretariaat van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie. De bevoegde autoriteiten controleren vóór verzending of de te verstrekken gegevens van de juiste orde van grootte zijn. Tegelijkertijd verstrekken de lidstaten deze emissiegegevens ook aan de Commissie.
Voor de indiening van emissiegegevens overeenkomstig de eerste alinea van dit artikel wordt de emissiefactor voor vliegtuigkerosine (Jet A1 of Jet A) gebruikt als vermeld in bijlage 16, deel IV, bij het op 7 december 1944 ondertekende Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart (het Verdrag van Chicago).
Artikel 8
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 18 juli 2019.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32.
(2) Verordening (EU) nr. 601/2012 van de Commissie van 21 juni 2012 inzake de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 181 van 12.7.2012, blz. 30).
(3) Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2067 van de Commissie van 19 december 2018 inzake de verificatie van gegevens en de accreditatie van verificateurs krachtens Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 334 van 31.12.2018, blz. 94).
(4) Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066 van de Commissie van 19 december 2018 inzake de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 601/2012 van de Commissie (PB L 334 van 31.12.2018, blz. 1).
(5) Verordening (EG) nr. 748/2009 van de Commissie van 5 augustus 2009 betreffende de lijst van vliegtuigexploitanten die op of na 1 januari 2006 een in bijlage I bij Richtlijn 2003/87/EG genoemde luchtvaartactiviteit hebben uitgeoefend, met specificatie van de administrerende lidstaat van elke vliegtuigexploitant (PB L 219 van 22.8.2009, blz. 1).
30.9.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 250/14 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/1604 VAN DE COMMISSIE
van 27 september 2019
tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2568/91 inzake de kenmerken van olijfoliën en oliën uit afvallen van olijven en de desbetreffende analysemethoden
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 91, eerste alinea, onder d),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Verordening (EEG) nr. 2568/91 van de Commissie (2) zijn de fysisch-chemische en organoleptische kenmerken van olijfolie en van olie uit perskoeken van olijven vastgesteld, alsmede de methoden om die kenmerken te beoordelen. |
(2) |
De methoden en de grenswaarden voor het bepalen van de kenmerken van de oliën worden regelmatig bijgewerkt op basis van het advies van chemisch deskundigen en het werk dat in de Internationale Olijfraad (IOR) is verricht. |
(3) |
Om de implementatie op Unieniveau van de meest recente, door de IOR vastgestelde internationale normen te waarborgen, moeten bepaalde analysemethoden zoals vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 2568/91, worden bijgewerkt. |
(4) |
De handelsnorm van de IOR is gewijzigd wat betreft de uitdrukking van de grenswaarde van het gehalte aan vrije zuren, het peroxidegetal, de organoleptische beoordeling (mediaan voor de gebreken en mediaan van de fruitigheid) en het verschil tussen ECN42 (HPLC) en ECN42 (theoretische berekening), zulks omwille van de consistentie met de nauwkeurigheidswaarden van de analysemethode. |
(5) |
Overeenkomstig artikel 2 bis, lid 5, van Verordening (EEG) nr. 2568/91 moeten de lidstaten nagaan of een monster olijfolie overeenstemt met de opgegeven categorie door de in bijlage I bij die verordening vermelde kenmerken te controleren in om het even welke volgorde of in de volgorde die is opgenomen in het beslissingsschema in bijlage I ter bij die verordening. |
(6) |
In het licht van recente ontwikkelingen is het passend de tabellen in bijlage I ter bij Verordening (EEG) nr. 2568/91 en het bijbehorende aanhangsel waar nodig bij te werken. Voorts blijkt de term “stroomschema” beter aan te sluiten op de inhoud van die bijlage I ter dan de term “beslissingsschema”. |
(7) |
In punt 9.4 van bijlage XII bij Verordening (EEG) nr. 2568/91 is de mediaan van de gebreken gedefinieerd als de mediaan van het gebrek dat met de grootste intensiteit is waargenomen. Aangezien de conformiteit van de olie door verschillende panels moet worden beoordeeld, moet worden verduidelijkt dat, in het kader van tegenanalyses, het besluit betreffende de conformiteit van de kenmerken van een olie met de opgegeven categorie uitsluitend verband houdt met de waarde van de mediaan van het voornaamste gebrek, ongeacht de aard ervan. |
(8) |
Verordening (EEG) nr. 2568/91 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(9) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EEG) nr. 2568/91 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
In artikel 2 bis, lid 5, wordt punt b) vervangen door:
|
3) |
De tabel “BIJLAGEN Inhoudsopgave” wordt vervangen door de tabel in bijlage I bij deze verordening. |
4) |
Bijlage I wordt vervangen door de tekst in bijlage II bij deze verordening. |
5) |
In bijlage I bis wordt punt 2.1 vervangen door:
|
6) |
Bijlage I ter wordt vervangen door de tekst in bijlage III bij deze verordening. |
7) |
Bijlage V wordt geschrapt. |
8) |
In bijlage VII wordt punt 4.2 vervangen door:
|
9) |
Bijlage XII wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage IV bij deze verordening. |
10) |
Bijlage XVII wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage V bij deze verordening. |
11) |
Bijlage XVIII wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage VI bij deze verordening. |
12) |
Bijlage XIX wordt vervangen door de tekst in bijlage VII bij deze verordening. |
13) |
In bijlage XX wordt punt 4.2 vervangen door:
|
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 27 september 2019.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) Verordening (EEG) nr. 2568/91 van de Commissie van 11 juli 1991 inzake de kenmerken van olijfoliën en oliën uit afvallen van olijven en de desbetreffende analysemethoden (PB L 248 van 5.9.1991, blz. 1).
BIJLAGE I
“BIJLAGEN
INHOUDSOPGAVE
Bijlage I |
Kenmerken van olijfolie |
Bijlage I bis |
Bemonstering van olijfolie of olie uit perskoeken van olijven die worden geleverd in onmiddellijke verpakkingen |
Bijlage I ter |
Stroomschema om na te gaan of een monster olijfolie overeenstemt met de opgegeven categorie |
Bijlage II |
Bepaling van vrije vetzuren, koude methode |
Bijlage III |
Bepaling van het peroxidegetal |
Bijlage IV |
Bepaling van het wasgehalte met behulp van gaschromatografie met capillaire kolommen |
Bijlage VII |
Bepaling van het percentage glycerol-2-monopalmitaat |
Bijlage IX |
Spectrofotometrisch onderzoek in het ultraviolette gebied |
Bijlage X |
Gaschromatografische bepaling van methylesters van vetzuren |
Bijlage XI |
Bepaling van het gehalte aan gehalogeneerde oplosmiddelen |
Bijlage XII |
Methode van de Internationale Olijfolieraad voor de organoleptische beoordeling van olijfolie van de eerste persing |
Bijlage XV |
Bepaling van het oliegehalte van de afvallen van olijven |
Bijlage XVI |
Bepaling van het joodgetal |
Bijlage XVII |
Methode voor de bepaling van stigmastadiënen in plantaardige oliën |
Bijlage XVIII |
Bepaling van het verschil tussen het werkelijke en het theoretische gehalte aan triacylglycerolen met ECN 42 |
Bijlage XIX |
Bepaling van de sterolsamenstelling en het sterolgehalte en van de alcoholische verbindingen met behulp van capillaire gaschromatografie |
Bijlage XX |
Methode voor de bepaling van het gehalte aan wassen, methylesters van vetzuren en ethylesters van vetzuren met behulp van capillaire gaschromatografie |
Bijlage XXI |
Resultaten van de conformiteitscontroles van olijfoliën als bedoeld in artikel 8, lid 2 |
BIJLAGE II
“BIJLAGE I
KENMERKEN VAN OLIJFOLIE
Kwaliteitskenmerken
Ethylesters van vetzuren (mg/kg) |
≤ 35 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
|||||||||||||||||
Organoleptische beoordeling |
Mediaan “fruitig” (Mf) |
Mf > 0,0 |
Mf > 0,0 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
||||||||||||||||
Mediaan voor de gebreken (Md) (*) |
Md = 0,0 |
Md ≤ 3,5 |
Md > 3,5 (1) |
|
|
|
|
|
|||||||||||||||||
Delta-K |
≤ 0,01 |
≤ 0,01 |
— |
≤ 0,16 |
≤ 0,15 |
— |
≤ 0,20 |
≤ 0,18 |
|||||||||||||||||
K268 of K270 |
≤ 0,22 |
≤ 0,25 |
— |
≤ 1,25 |
≤ 1,15 |
— |
≤ 2,00 |
≤ 1,70 |
|||||||||||||||||
K232 |
≤ 2,50 |
≤ 2,60 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
|||||||||||||||||
Peroxidegetal (mEq O2/kg) |
≤ 20,0 |
≤ 20,0 |
— |
≤ 5,0 |
≤ 15,0 |
— |
≤ 5,0 |
≤ 15,0 |
|||||||||||||||||
Zuurgraad (%) (*) |
≤ 0,80 |
≤ 2,0 |
> 2,0 |
≤ 0,30 |
≤ 1,00 |
— |
≤ 0,30 |
≤ 1,00 |
|||||||||||||||||
Categorie |
|
|
|
|
|
|
|
|
Zuiverheidskenmerken
Glycerol-2-monopalmitaat (%) |
≤ 0,9 als % palmitinezuur totaal ≤ 14,00 % |
≤ 1,0 als % palmitinezuur totaal > 14,00 % |
≤ 0,9 als % palmitinezuur totaal ≤ 14,00 % |
≤ 1,0 als % palmitinezuur totaal > 14,00 % |
≤ 0,9 als % palmitinezuur totaal ≤ 14,00 % |
≤ 1,1 als % palmitinezuur totaal > 14,00 % |
≤ 0,9 als % palmitinezuur totaal ≤ 14,00 % |
≤ 1,1 als % palmitinezuur totaal > 14,00 % |
≤ 0,9 als % palmitinezuur totaal ≤ 14,00 % |
≤ 1,0 als % palmitinezuur totaal > 14,00 % |
≤ 1,4 |
≤ 1,4 |
≤ 1,2 |
|||||||||||||||||
Verschil: ECN42 (HPLC) en ECN42 (theoretische berekening) |
≤ |0,20| |
≤ |0,20| |
≤ |0,30| |
≤ |0,30| |
≤ |0,30| |
≤ |0,60| |
≤ |0,50| |
≤ |0,50| |
||||||||||||||||||||||
Stigmastadiënen (mg/kg) (3) |
≤ 0,05 |
≤ 0,05 |
≤ 0,50 |
— |
— |
— |
— |
— |
||||||||||||||||||||||
Totaal translinolzuur en translinoleenzuurisomeren (%) |
≤ 0,05 |
≤ 0,05 |
≤ 0,10 |
≤ 0,30 |
≤ 0,30 |
≤ 0,10 |
≤ 0,35 |
≤ 0,35 |
||||||||||||||||||||||
Totaal transoliezuurisomeren (%) |
≤ 0,05 |
≤ 0,05 |
≤ 0,10 |
≤ 0,20 |
≤ 0,20 |
≤ 0,20 |
≤ 0,40 |
≤ 0,40 |
||||||||||||||||||||||
Vetzuursamenstelling (2) |
Lignocerinezuur (%) |
≤ 0,20 |
≤ 0,20 |
≤ 0,20 |
≤ 0,20 |
≤ 0,20 |
≤ 0,20 |
≤ 0,20 |
≤ 0,20 |
|||||||||||||||||||||
Beheenzuur (%) |
≤ 0,20 |
≤ 0,20 |
≤ 0,20 |
≤ 0,20 |
≤ 0,20 |
≤ 0,30 |
≤ 0,30 |
≤ 0,30 |
||||||||||||||||||||||
Eicosaanzuur (%) |
≤ 0,50 |
≤ 0,50 |
≤ 0,50 |
≤ 0,50 |
≤ 0,50 |
≤ 0,50 |
≤ 0,50 |
≤ 0,50 |
||||||||||||||||||||||
Arachidezuur (%) |
≤ 0,60 |
≤ 0,60 |
≤ 0,60 |
≤ 0,60 |
≤ 0,60 |
≤ 0,60 |
≤ 0,60 |
≤ 0,60 |
||||||||||||||||||||||
Linoleenzuur (%) |
≤ 1,00 |
≤ 1,00 |
≤ 1,00 |
≤ 1,00 |
≤ 1,00 |
≤ 1,00 |
≤ 1,00 |
≤ 1,00 |
||||||||||||||||||||||
Myristinezuur (%) |
≤ 0,03 |
≤ 0,03 |
≤ 0,03 |
≤ 0,03 |
≤ 0,03 |
≤ 0,03 |
≤ 0,03 |
≤ 0,03 |
||||||||||||||||||||||
Categorie |
|
|
|
|
|
|
|
|
Was (mg/kg) (**) |
C42 + C44 + C46 ≤ 150 |
C42 + C44 + C46 ≤ 150 |
C40 + C42 + C44 + C46 ≤ 300 (6) |
C40 + C42 + C44 + C46 ≤ 350 |
C40 + C42 + C44 + C46 ≤ 350 |
C40 + C42 + C44 + C46 > 350 (7) |
C40 + C42 + C44 + C46 > 350 |
C40 + C42 + C44 + C46 > 350 |
|||||||||||||||||
Erytrodiol en uavol (%) (**) |
≤ 4,5 |
≤ 4,5 |
≤ 4,5 (6) |
≤ 4,5 |
≤ 4,5 |
> 4,5 (7) |
> 4,5 |
> 4,5 |
|||||||||||||||||
Totaal sterolen (mg/kg) |
≥ 1 000 |
≥ 1 000 |
≥ 1 000 |
≥ 1 000 |
≥ 1 000 |
≥ 2 500 |
≥ 1 800 |
≥ 1 600 |
|||||||||||||||||
Sterolsamenstelling |
Delta-7-stigmastenol (4) (%) |
≤ 0,5 |
≤ 0,5 |
≤ 0,5 |
≤ 0,5 |
≤ 0,5 |
≤ 0,5 |
≤ 0,5 |
≤ 0,5 |
||||||||||||||||
App β-sitosterol (5) (%) |
≥ 93,0 |
≥ 93,0 |
≥ 93,0 |
≥ 93,0 |
≥ 93,0 |
≥ 93,0 |
≥ 93,0 |
≥ 93,0 |
|||||||||||||||||
Stigmasterol (%) |
< Camp. |
< Camp. |
- |
< Camp. |
< Camp. |
- |
< Camp. |
< Camp. |
|||||||||||||||||
Campesterol (4) (%) |
≤ 4,0 |
≤ 4,0 |
≤ 4,0 |
≤ 4,0 |
≤ 4,0 |
≤ 4,0 |
≤ 4,0 |
≤ 4,0 |
|||||||||||||||||
Brassicasterol (%) |
≤ 0,1 |
≤ 0,1 |
≤ 0,1 |
≤ 0,1 |
≤ 0,1 |
≤ 0,2 |
≤ 0,2 |
≤ 0,2 |
|||||||||||||||||
Cholesterol (%) |
≤ 0,5 |
≤ 0,5 |
≤ 0,5 |
≤ 0,5 |
≤ 0,5 |
≤ 0,5 |
≤ 0,5 |
≤ 0,5 |
|||||||||||||||||
Categorie |
|
|
|
|
|
|
|
|
Opmerkingen:
(a) |
De resultaten van de analyses moeten worden opgegeven met hetzelfde aantal decimale cijfers als in de normen voor elk kenmerk. De laatste significante decimaal wordt naar boven afgerond als de volgende decimaal hoger is dan 4. |
(b) |
Om olie in een andere categorie in te delen of niet-conform in de zin van deze verordening te verklaren, volstaat het dat een van de kenmerken niet aan de vastgestelde normen beantwoordt. |
(c) |
Voor olijfolie voor verlichting mogen beide met een asterisk (*) aangegeven kwaliteitskenmerken tegelijkertijd afwijken van de voor die categorie vastgestelde grenswaarden. |
(d) |
Bij de kenmerken met dubbele asterisk (**) geldt voor ruwe olie uit perskoeken van olijven dat beide relevante grenswaarden tegelijkertijd mogen afwijken van de vermelde waarden. Voor olie uit perskoeken van olijven en geraffineerde olie uit perskoeken van olijven mag een van de relevante grenswaarden afwijken van de vermelde waarden. |
Aanhangsel
Beslissingsschema's
Beslissingssschema betreffende campesterol voor olijfolie van de eerste persing en extra olijfolie van de eerste persing:
De andere parameters moeten aan de in deze verordening vastgestelde grenswaarden voldoen.
Beslissingsschema betreffende delta-7-stigmastenol voor:
— |
Olijfolie van de eerste persing en extra olijfolie van de eerste persing
|
De andere parameters moeten aan de in deze verordening vastgestelde grenswaarden voldoen.
— |
Olie uit perskoeken van olijven (ruw en geraffineerd)
|
De andere parameters moeten aan de in deze verordening vastgestelde grenswaarden voldoen.
(1) Of de mediaan voor de gebreken is lager dan of gelijk aan 3,5 terwijl de mediaan “fruitig” gelijk is aan 0,0.
(2) Gehalte aan andere vetzuren (%): palmitinezuur: 7,50-20,00; palmitoleïnezuur: 0,30-3,50; heptadecaanzuur: ≤ 0,40; heptadeceenzuur ≤ 0,60; stearinezuur: 0,50-5,00; oliezuur: 55,00-83,00; linolzuur: 2,50-21,00.
(3) Totaal van de isomeren dat (al dan niet) kan worden gescheiden over een capillaire kolom.
(4) Zie het aanhangsel bij deze bijlage.
(5) App β-sitosterol: delta-5,23-stigmastadiënol + clerosterol + beta-sitosterol + sitostanol + delta-5-avenasterol + delta-5,24-stigmastadiënol.
(6) Olie met een wasgehalte van 300 mg/kg tot 350 mg/kg wordt als olijfolie voor verlichting aangemerkt wanneer het totaalgehalte aan alifatische alcoholen niet hoger is dan 350 mg/kg of wanneer het gehalte aan erytrodiol en uvaol niet meer bedraagt dan 3,5 %.
(7) Olie met een wasgehalte van 300 mg/kg tot 350 mg/kg wordt als ruwe olie uit perskoeken van olijven aangemerkt wanneer het totaalgehalte aan alifatische alcoholen hoger is dan 350 mg/kg en wanneer het gehalte aan erytrodiol en uvaol meer bedraagt dan 3,5 %.
BIJLAGE III
“BIJLAGE I ter
STROOMSCHEMA OM NA TE GAAN OF EEN MONSTER OLIJFOLIE OVEREENSTEMT MET DE OPGEGEVEN CATEGORIE
Algemene tabel
Tabel 1 — extra olijfolie van de eerste persing — kwaliteitscriteria
Tabel 2 — olijfolie van de eerste persing — kwaliteitscriteria
Tabel 3 — extra olijfolie van de eerste persing en olijfolie van de eerste persing — zuiverheidscriteria
Tabel 4 — olijfolie voor verlichting — zuiverheidscriteria
Tabel 5 — geraffineerde olijfolie — kwaliteitscriteria
Tabel 6 — olijfolie (bestaande uit een mengsel van geraffineerde olijfolie en olijfolie van de eerste persing) — kwaliteitscriteria
Tabel 7 — geraffineerde olijfolie en olijfolie die bestaat uit een mengsel van geraffineerde olijfolie en olijfolie van de eerste persing — zuiverheidscriteria
Tabel 8 — ruwe olie uit perskoeken van olijven — zuiverheidscriteria
Tabel 9 — geraffineerde olie uit perskoeken van olijven — kwaliteitscriteria
Tabel 10 — olie uit perskoeken van olijven — kwaliteitscriteria
Tabel 11 — geraffineerde olie uit perskoeken van olijven en olie uit perskoeken van olijven — zuiverheidscriteria
BIJLAGE IV
Bijlage XII wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Punt 3.3 wordt vervangen door: “3.3. Facultatieve terminologie voor de etikettering Op verzoek kan de voorzitter van het panel uitsluitend voor de volgende termen certificeren dat de beoordeelde olie, afhankelijk van de intensiteit en de waarneming van de kenmerken, aan de definities voldoet en binnen het desbetreffende bereik valt: Positieve kenmerken (fruitig, bitter en scherp): afhankelijk van de intensiteit van de gewaarwording:
Lijst van termen volgens de intensiteit van de gewaarwording:
|
2) |
Punt 9.4 wordt vervangen door: “9.4. Indeling van de olie De olie wordt aan de hand van de mediaan van de gebreken en de mediaan van het kenmerk fruitigheid in een van onderstaande categorieën ingedeeld. De mediaan van de gebreken wordt gedefinieerd als de mediaan van het gebrek dat met de grootste intensiteit is waargenomen. De mediaan van de gebreken en de mediaan van de fruitigheid worden met één decimaal weergegeven. De indeling van de olie gebeurt door de waarde van de mediaan van de gebreken en de mediaan van de fruitigheid met onderstaande referentie-intervallen te vergelijken. Aangezien bij de vaststelling van de grenzen van deze intervallen rekening is gehouden met de fout van de methode, worden zij als absoluut beschouwd. Met de computerprogramma's kan de indeling als een tabel met statistische gegevens of als een grafiek zichtbaar worden gemaakt.
Wanneer een analyse wordt uitgevoerd om na te gaan of aan de normen wordt voldaan, wordt één bepaling gedaan. Bij tegenanalyses moet de analyse in duplo in verschillende proefsessies worden uitgevoerd. De resultaten van de duplicaatanalyse moeten statistisch homogeen zijn (zie punt 9.5). Als dat niet het geval is, moet het monster opnieuw twee keer worden geanalyseerd. De definitieve waarde van de mediaan van de indelingskenmerken wordt berekend als het gemiddelde van de beide medianen.”. |
BIJLAGE V
Bijlage XVII wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Punt 5.1 wordt vervangen door:
|
2) |
Aan punt 6.3.3 wordt de volgende tekst toegevoegd: “NB 10 Wanneer stigmastadiënen in concentraties van meer dan 4 mg/kg voorkomen, moet voor een eventuele kwantificering de methode van de Internationale Olijfraad voor de bepaling van sterenen in geraffineerde olie worden toegepast.”. |
BIJLAGE VI
Bijlage XVIII wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Punt 4.2.1 wordt vervangen door:
|
2) |
Het volgende punt 4.2.12 wordt toegevoegd:
|
BIJLAGE VII
“BIJLAGE XIX
BEPALING VAN DE STEROLSAMENSTELLING EN HET STEROLGEHALTE EN VAN DE ALCOHOLISCHE VERBINDINGEN MET BEHULP VAN CAPILLAIRE GASCHROMATOGRAFIE
1. TOEPASSINGSGEBIED
Deze methode beschrijft een werkwijze voor de bepaling van het individuele en het totale gehalte aan alcoholische verbindingen van olijfolie en olie uit perskoeken van olijven en van mengsels van deze twee soorten olie.
Tot de alcoholische verbindingen van olijfolie en olie uit perskoeken van olijven behoren alifatische alcoholen, sterolen en triterpeendialcoholen.
2. PRINCIPE
De oliën, waaraan α-cholestanol en 1-eicosanol als interne standaarden zijn toegevoegd, worden verzeept met ethanolische kaliumhydroxideoplossing, waarna de onverzeepbare bestanddelen worden geëxtraheerd met ethylether.
De verschillende fracties van de alcoholische verbindingen worden van de onverzeepbare bestanddelen gescheiden met behulp van dunnelaagchromatografie op basische platen met silicagel (referentiemethode) of HPLC met een silicagelkolom. De fractie die na de scheiding op silicagel is opgevangen, wordt omgezet in trimethylsilylethers en via gaschromatografie met capillaire kolommen geanalyseerd.
DEEL 1
BEREIDING VAN DE ONVERZEEPBARE BESTANDDELEN
1. TOEPASSINGSGEBIED
Dit deel omvat een beschrijving van de bereiding en de extractie van de onverzeepbare bestanddelen. Het heeft betrekking op de bereiding en de extractie van de onverzeepbare bestanddelen van olijfolie en olie uit perskoeken van olijven.
2. PRINCIPE
Een proefeenheid wordt verzeept door onder terugvloeikoeling te koken met een ethanolische kaliumhydroxideoplossing. De onverzeepbare bestanddelen worden geëxtraheerd met di-ethylether.
3. APPARATUUR
De gebruikelijke laboratoriumuitrusting en in het bijzonder het volgende:
3.1. |
Rondbodemkolf van 250 ml, voorzien van een refluxkoeler met slijpstukken. |
3.2. |
Scheitrechter van 500 ml. |
3.3. |
Kolven van 250 ml. |
3.4. |
Micro-injectiespuiten van 100 μL en 500 μL. |
3.5. |
Filterkroes G3 (porositeit 15-40 μm) met een diameter van ongeveer 2 cm en een hoogte van ongeveer 5 cm, geschikt om onder vacuüm te filtreren en voorzien van een slijpstuk 12/21 (uitwendig). |
3.6. |
Erlenmeyer van 50 ml, voorzien van een slijpstuk 12/21 (inwendig), waarmee deze op de filterkroes kan worden aangesloten (3.5). |
3.7. |
Conisch afgeronde centrifugebuis van 10 ml, afsluitbaar. |
3.8. |
Met calciumchloride gevulde exsiccator. |
4. REAGENTIA
4.1. |
Kaliumhydroxideoplossing met een minimumgehalte van 85 %. |
4.2. |
Kaliumhydroxideoplossing, ongeveer 2 M in ethanol. Los 130 g kaliumhydroxide (4.1) onder koeling op in 200 ml gedistilleerd water en vul aan tot 1 liter met ethanol (4.7). Bewaar de oplossing maximaal twee dagen in goed afgesloten flessen van donker glas. |
4.3. |
Ethylether, p.a. |
4.4. |
Natriumsulfaat, p.a., watervrij. |
4.5. |
Aceton, voor chromatografische doeleinden. |
4.6. |
Ethylether, voor chromatografische doeleinden. |
4.7. |
Ethanol, p.a. |
4.8. |
Ethylacetaat, p.a. |
4.9. |
Interne standaard: α-cholestanol, zuiverheid meer dan 99 % (zuiverheid moet worden gecontroleerd door gaschromatografische analyse). |
4.10. |
α-cholestanoloplossing (interne standaard), 0,2 % (m/v) oplossing in ethylacetaat (4.8). |
4.11. |
Fenolftaleïne-oplossing, 10 g/l in ethanol (4.7). |
4.12. |
1-eicosanol, 0,1 % (m/v) oplossing in ethylacetaat (interne standaard). |
5. WERKWIJZE
Breng in de kolf van 250 ml (3.1) met behulp van de injectiespuit van 500 μl (3.4) een hoeveelheid α-cholestanoloplossing (interne standaard) (4.10) en een hoeveelheid 1-eicosanol (4.12) in die een hoeveelheid cholestanol en eicosanol bevat die overeenkomt met ongeveer 10 % van het sterol- en het alcoholgehalte van het monster. Bijvoorbeeld: voeg voor een monster olijfolie van 5 g 500 μl α-cholestanoloplossing (4.10) en 250 μl 1-eicosanoloplossing (4.12) toe. Voor olie uit perskoeken van olijven: voeg 1 500 μl α-cholestanoloplossing (4.10) en 1 500 μl 1-eicosanoloplossing (4.12) toe. Damp met behulp van een lichte stikstofstroom droog in een warmwaterbad. Weeg na afkoeling van de kolf in dezelfde kolf 5,00 ± 0,01 g van het gedroogde gefiltreerde monster af.
Opmerking 1: |
Dierlijke of plantaardige oliën en vetten die een aanmerkelijke hoeveelheid cholesterol bevatten, kunnen een piek vertonen met dezelfde retentietijd als cholestanol. Is dit het geval, dan moet de sterolfractie tevens zonder interne standaard worden geanalyseerd. |
Voeg 50 ml 2 M ethanolische kaliumhydroxideoplossing (4.2) met wat puimsteen toe, bevestig de refluxkoeler en verhit tot zachtjes koken tot de verzeping heeft plaatsgevonden (de oplossing wordt helder). Verhit verder gedurende 20 minuten, voeg dan 50 ml gedistilleerd water toe via de bovenkant van de koeler, verwijder de koeler en laat de kolf afkoelen tot ongeveer 30 °C.
Breng de inhoud van de kolf kwantitatief over in een 500 ml scheitrechter (3.2), met behulp van meerdere porties gedistilleerd water (50 ml). Voeg ongeveer 80 ml ethylether (4.6) toe, schud krachtig gedurende ongeveer 60 seconden, waarbij u regelmatig de druk laat ontsnappen door de scheitrechter om te keren en de plugkraan te openen. Laat de oplossing staan tot de twee fasen volledig gescheiden zijn (opmerking 2). Laat de zeepoplossing daarna zo volledig mogelijk in een tweede scheitrechter lopen. Herhaal de extractie van de water-alcohollaag twee keer op dezelfde manier en gebruik hierbij telkens 60-70 ml ethylether (4.6).
Opmerking 2: |
Eventuele emulsies kunnen worden vernietigd door kleine hoeveelheden ethanol (4.7) toe te voegen. |
Verzamel de drie etherextracten in een scheitrechter met 50 ml water. Ga verder met wassen met water (50 ml) tot het waswater niet meer roze kleurt na toevoeging van een druppel fenolftaleïne-oplossing (4.11). Verwijder het waswater en filtreer over watervrij natriumsulfaat (4.4) in een van tevoren gewogen kolf van 250 ml, was de trechter en het filter na met kleine hoeveelheden ethylether (4.6).
Verdamp het oplosmiddel in een rotatieverdamper bij 30 °C onder vacuüm. Voeg 5 ml aceton (4.5) toe en verwijder het vluchtige oplosmiddel volledig in een lichte stikstofstroom. Droog het residu in de oven bij 103 ± 2 °C gedurende 15 min. Laat afkoelen in de exsiccatoren en weeg tot de dichtstbijzijnde 0,1 mg.
DEEL 2
SCHEIDING VAN DE FRACTIES VAN DE ALCOHOLISCHE VERBINDINGEN
1. TOEPASSINGSGEBIED
De volgens deel 1 bereide onverzeepbare bestanddelen worden gefractioneerd in de verschillende alcoholische verbindingen, namelijk alifatische alcoholen, sterolen en triterpeendialcoholen (erytrodiol en uvaol).
2. PRINCIPE
De onverzeepbare bestanddelen kunnen worden gefractioneerd met behulp van gewone dunnelaagchromatografie (referentiemethode), waarbij de platen worden ontwikkeld en de overeenkomstige banden worden afgeschraapt en geëxtraheerd. Als alternatieve scheidingsmethode kan worden gebruikgemaakt van HPLC in een silicagelkolom met een uv-detector, waarna de verschillende fracties worden opgevangen. De alifatische en triterpeenalcoholen en de sterolen en triterpeendialcoholen worden samen afgezonderd.
3. APPARATUUR
De gebruikelijke laboratoriumuitrusting en in het bijzonder het volgende:
3.1. |
Volledige uitrusting voor dunnelaagchromatografie met 20 × 20 cm glasplaten. |
3.2. |
Ultravioletlamp met een golflengte van 366 of 254 nm. |
3.3. |
Micro-injectiespuiten van 100 μL en 500 μL. |
3.4. |
Filterkroes G3 (porositeit 15-40 μm) met een diameter van ongeveer 2 cm en een hoogte van ongeveer 5 cm, geschikt om onder vacuüm te filtreren en voorzien van een slijpstuk 12/21 (uitwendig). |
3.5. |
Erlenmeyer van 50 ml, voorzien van een slijpstuk 12/21 (inwendig), waarmee deze op de filterkroes kan worden aangesloten (3.4). |
3.6. |
Conisch afgeronde centrifugebuis van 10 ml, afsluitbaar. |
3.7. |
Met calciumchloride gevulde exsiccator. |
3.8. |
HPLC-systeem bestaande uit:
|
3.9. |
HPLC-kolom (25 cm × 4 mm i.d.) met silicagel 60 (korrelgrootte 5 μm). |
3.10. |
Spuitfilter van 0,45 μm. |
3.11. |
Erlenmeyer van 25 ml. |
4. REAGENTIA
4.1. |
Kaliumhydroxideoplossing met een minimumgehalte van 85 %. |
4.2. |
Kaliumhydroxideoplossing, ongeveer 2 M in ethanol. Los 130 g kaliumhydroxide (4.1) onder koeling op in 200 ml gedistilleerd water en vul aan tot 1 liter met ethanol (4.9). Bewaar de oplossing maximaal twee dagen in goed afgesloten flessen van donker glas. |
4.3. |
Ethylether, p.a. |
4.4. |
Kaliumhydroxideoplossing, ongeveer 0,2 M in ethanol. Los 13 g kaliumhydroxide (4.1) op in 20 ml gedistilleerd water en vul aan tot 1 liter met ethanol (4.9). |
4.5. |
Glasplaten (20 × 20 cm) gecoat met silicagel, zonder fluorescentie-indicator, met een dikte van 0,25 mm (deze zijn gebruiksklaar in de handel te verkrijgen). |
4.6. |
Aceton, voor chromatografische doeleinden. |
4.7. |
n-hexaan, voor chromatografische doeleinden. |
4.8. |
Ethylether, voor chromatografische doeleinden. |
4.9. |
Ethanol, p.a. |
4.10. |
Ethylacetaat, p.a. |
4.11. |
Dunnelaagchromatografische (TLC) referentieoplossing: cholesterol, fytosterolen, alcoholen en een 5 %-oplossing van erytrodiol in ethylacetaat (4.10). |
4.12. |
2,7-dichloorfluoresceïne, 0,2 % oplossing in ethanol. Deze oplossing moet licht basisch worden gemaakt door toevoeging van enkele druppels 2 M alcoholische kaliumhydroxideoplossing (4.2). |
4.13. |
Mengsel van n-hexaan (4.7)/ethylether (4.8) met een 65:35-verhouding (v/v). |
4.14. |
HLPC-mobiele fase n-hexaan (4.7)/ethylether (4.8) (1:1) (v/v). |
5. REFERENTIEMETHODE: SCHEIDING VAN DE ALCOHOLISCHE VERBINDINGEN MET BEHULP VAN DUNNELAAGCHROMATOGRAFIE (TLC) MET BASISCHE PLATEN
Bereiding van de basische platen voor dunnelaagchromatografie: dompel de silicagelplaten (4.5) gedurende 10 seconden ongeveer 4 cm in de 0,2 M ethanolische kaliumhydroxideoplossing (4.4), laat de platen gedurende twee uur in een zuurkast drogen en plaats ze ten slotte gedurende één uur in een stoof bij 100 °C.
Verwijder de platen uit de stoof en bewaar ze tot het moment van gebruik in een met calciumchloride gevulde exsiccator (3.7) (op deze manier bereide platen moeten binnen 15 dagen worden gebruikt).
Breng een mengsel van hexaan/ethylether (4.13) (opmerking 3) in de ontwikkeltank, tot een hoogte van ongeveer 1 cm. Sluit de tank af met een geschikt deksel en laat hem gedurende minstens een halfuur staan op een koele plaats zodat een vloeistof-dampevenwicht kan worden bereikt. Stroken filtreerpapier, hangend in de loopvloeistof, kunnen tegen de binnenkant van de tank worden bevestigd. Dit bekort de benodigde ontwikkeltijd met ongeveer een derde en zorgt tevens voor een meer uniforme en regelmatige elutie van de componenten.
Opmerking 3: |
Bij elke bepaling dient de loopvloeistof te worden ververst om volkomen reproduceerbare elutiecondities te verwezenlijken. Als alternatief kan een mengsel van n-hexaan/ethylether, 50:50 (v/v), worden gebruikt. |
Bereid een oplossing van ongeveer 5 % van de volgens deel 1 bereide onverzeepbare bestanddelen in ethylacetaat (4.10) en breng hiervan aan de onderkant van de chromatografische plaat (2 cm) (4.5) met behulp van de 100 μl micro-injectiespuit (3.3) 0,3 ml aan in een dunne uniforme lijn. Breng op dezelfde hoogte tevens 2-3 μl aan van de referentieoplossing (4.11) zodat de sterol-, triterpeendialcohol- en alcoholbanden na de ontwikkeling kunnen worden geïdentificeerd.
Plaats de plaat in de ontwikkeltank (3.1). De omgevingstemperatuur dient te liggen tussen 15 en 20 °C (opmerking 4). Sluit de tank onmiddellijk af met het deksel en laat elueren tot het vloeistoffront tot ongeveer 1 cm van de bovenkant van de plaat is gekomen. Verwijder de plaat uit de tank en laat de loopvloeistof verdampen in een hete luchtstroom of door de plaat gedurende korte tijd in een zuurkast te zetten.
Opmerking 4: |
Een hogere temperatuur kan de scheiding verergeren. |
Besproei de plaat licht en uniform met de 2,7-dichloorfluoresceïneoplossing (4.12) en laat drogen. De sterol-, triterpeendialcohol- en alcoholbanden kunnen door bekijken onder een ultravioletlamp (3.2) worden geïdentificeerd aangezien deze op dezelfde hoogte liggen als de vlek van de referentieoplossing (4.11). Markeer de grenzen van de banden aan de zijkanten van de fluorescentie met een zwart potlood (zie de plaat voor dunnelaagchromatografie in afbeelding 1).
Schraap met een metalen spatel de silicagel in het gemarkeerde gebied af. Breng het afgeschraapte, fijngemaakte materiaal over in de filterkroes (3.4). Voeg 10 ml heet ethylacetaat (4.10) toe, meng zorgvuldig met de metalen spatel en filtreer, indien nodig onder vacuüm. Verzamel het filtraat in de erlenmeyer (3.5), verbonden aan de filterkroes.
Was het residu in de filterkroes driemaal met ethylether (4.3) (telkens ongeveer 10 ml), vang het filtraat op in dezelfde kolf die is verbonden aan de kroes. Damp het filtraat in tot een volume van 4-5 ml, breng de resterende oplossing over in de van tevoren gewogen 10 ml centrifugebuis (3.6), damp droog door voorzichtige verwarming in een zachte stikstofstroom, voeg enkele druppels aceton (4.6) toe, damp weer droog. Het in de centrifugebuis aanwezige materiaal bestaat uit de sterol- en triterpeendialcoholfracties of de alcohol- en triterpeenalcoholfracties.
6. SCHEIDING VAN DE ALCOHOLFRACTIE MET BEHULP VAN HPLC
Los de volgens deel 1 verkregen onverzeepbare bestanddelen op in 3 ml van de mobiele fase (4.14), filter de oplossing met een spuitfilter (3.10) en zet opzij.
Injecteer 200 μl van de gefilterde onverzeepbare oplossing in de HPLC (3.8).
Pas HPLC-scheiding toe bij een loopsnelheid van 0,8 ml/min, gooi het eluaat van de eerste 5 minuten weg en vang het eluaat tussen 5 en 10 minuten voor alifatische en triterpeenalcoholen en tussen 11 en 25 minuten voor sterolen en erytrodiol en uavol op in erlenmeyers van 25 ml (3.11) (opmerking 5).
De scheiding kan worden gecontroleerd met een uv-detector bij een golflengte van 210 nm of een refractieve indexdetector (zie figuur 6).
De fracties worden drooggedampt en klaargemaakt voor de chromatografische analyse.
Opmerking 5: |
Controleer zorgvuldig de druk van de HPLC-pomp, de ethylether kan de druk immers doen toenemen. Pas de doorloopsnelheid aan om de druk onder controle te houden. |
DEEL 3
GASCHROMATOGRAFISCHE ANALYSE VAN DE FRACTIES VAN DE ALCOHOLISCHE VERBINDINGEN
1. TOEPASSINGSGEBIED
Dit deel bevat richtsnoeren voor de kwalitatieve en kwantitatieve gaschromatografische bepaling met capillaire kolom van de alcoholische verbindingen die overeenkomstig de in deel 2 vermelde methode zijn afgezonderd.
2. PRINCIPE
De met behulp van TLC of HPLC van de onverzeepbare bestanddelen verzamelde fracties worden gederivatiseerd tot trimethylsilylethers en via capillaire gaschromatografie met splitinjectie en een vlamionisatiedetector geanalyseerd.
3. APPARATUUR
De gebruikelijke laboratoriumuitrusting en in het bijzonder het volgende:
3.1. |
Conisch afgeronde centrifugebuis van 10 ml, afsluitbaar. |
3.2. |
Gaschromatograaf, geschikt voor het werken met een capillaire kolom, voorzien van een splitsysteem bestaande uit:
|
3.3. |
Fused-silica capillaire kolom met een lengte van 20-30 m, inwendige diameter 0,25-0,32 mm, inwendig gecoat met 5 % difenyl-95 % simethylpolysiloxaan (SE-52 of SE-54 stationaire fase of equivalent) in een uniforme dikte tussen 0,10 en 0,30 μm. |
3.4. |
Gaschromatografische micro-injectiespuit van 10 μl met een geharde naald voor splitinjectie. |
4. REAGENTIA
4.1. |
Pyridine, watervrij, voor chromatografische doeleinden. |
4.2. |
Hexamethyldisilazaan, p.a. |
4.3. |
Trimethylchloorsilaan, p.a. |
4.4. |
Standaardoplossingen van steroltrimethylsilylethers. Direct vóór gebruik te bereiden uit sterolen en erytrodiol verkregen uit oliën die deze bevatten. |
4.5. |
Standaardoplossingen van de trimethylsilylethers van de C20-C28 alifatische alcoholen. Deze kunnen direct vóór gebruik worden bereid uit een mengsel van zuivere alcoholen. |
4.6. |
Draaggas: waterstof of helium, gaschromatografisch zuiver. |
4.7. |
Hulpgassen: waterstof, helium, stikstof en lucht, gaschromatografisch zuiver. |
4.8. |
Silyleringsreagens, bestaande uit een mengsel van pyridine/hexamethyldisilazaan/trimethylchloorsilaan 9:3:1 (v/v/v). |
4.9. |
n-hexaan, voor chromatografische doeleinden. |
5. BEREIDING VAN DE TRIMETHYLSILYLETHERS
Voeg aan de in de centrifugebuis (3.1) aanwezige alcoholische verbindingen een hoeveelheid silyleringsreagens (4.8) (opmerking 6) toe, waarbij voor elke mg alcoholische bestanddelen 50 μl wordt toegevoegd. Vermijd hierbij bevochtiging (opmerking 7).
Opmerking 6: |
Deze oplossing is kant-en-klaar in de handel verkrijgbaar. Andere silyleringsreagentia zijn ook beschikbaar, zoals bijvoorbeeld bistrimethylsilyltrifluoaceetamide + 1 % trimethylchloorsilaan, wat moet worden verdund met een gelijk volume watervrije pyridine. Pyridine kan worden vervangen door dezelfde hoeveelheid acetonitril. |
Opmerking 7: |
De lichte opaalachtige weerschijn die kan worden gevormd, is normaal en veroorzaakt geen afwijking. De vorming van witte vlokken of de verschijning van een roze kleur zijn aanwijzingen voor de aanwezigheid van vocht of van veroudering van het reagens. In deze gevallen moet opnieuw worden begonnen (alleen wanneer hexamethyldisilizaan/trimethylchloorsilaan wordt gebruikt). |
Sluit de centrifugebuis (3.1), schud voorzichtig (zonder de buis om te draaien) tot de verbindingen volledig zijn opgelost. Laat ten minste 15 minuten staan bij kamertemperatuur en centrifugeer enkele minuten. De heldere oplossing is gereed voor de gaschromatografische analyse.
6. GASCHROMATOGRAFISCHE ANALYSE
6.1. Voorbereidende werkzaamheden, conditionering van de capillaire kolom
Bevestig de kolom (3.3) in de gaschromatograaf, waarbij het inlaatstuk wordt aangesloten aan het splitsysteem en het uiteinde aan de detector.
Voer de gebruikelijke controle uit van het gaschromatografische systeem (lekken in de gasvoorziening, detectorefficiëntie, efficiëntie van het splitsysteem en van het recordersysteem enz.).
Indien de kolom voor de eerste keer wordt gebruikt, is het aangeraden deze te conditioneren. Laat een kleine gasstroom door de kolom gaan, zet de gaschromatografische eenheid aan en verwarm geleidelijk tot een temperatuur van ten minste 20 °C boven de bij de analyse gebruikelijke temperatuur (opmerking 8). Houd deze temperatuur aan gedurende ten minste twee uur, stel vervolgens de hele apparatuur in gebruik (regeling van de gassnelheid en het splitsysteem, ontsteking van de vlam, aansluiting van het computersysteem, regeling van de temperatuur van de kolomruimte, de detector en de injector enz.) en registreer het signaal met een gevoeligheid die ten minste twee keer groter is dan gebruikelijk bij de analyse. De basislijn moet lineair zijn, zonder enige piek en mag niet verlopen. Een rechtlijnig negatief verloop vormt een indicatie voor lekkage bij de kolomverbindingen; een positief verloop wijst op een onvoldoende conditionering van de kolom.
Opmerking 8: |
De temperatuur van het conditioneren moet altijd ten minste 20 °C lager zijn dan de maximumtemperatuur die voor de gebruikte stationaire fase is aangegeven. |
6.2. Bedrijfsomstandigheden
Optimaliseer het temperatuurprogramma en het debiet van het draaggas zodanig dat chromatogrammen worden verkregen die vergelijkbaar zijn met die in de figuren 3 tot en met 6.
De volgende parameters zijn getest en nuttig bevonden:
6.2.1. Alifatische alcoholen
Ovenprogramma |
180 °C (8 min.) → 260 °C (5 °C/min) → 260 °C (15 min.) |
Injectortemperatuur |
280 °C |
Detectortemperatuur |
290 °C |
Lineaire snelheid van het draaggas |
Helium (20-30 cm/s); waterstof (30-50 cm/s) |
Splitverhouding |
van 1:50 tot 1:100 |
Geïnjecteerd volume |
0,5-1 μl TMSE-oplossing |
6.2.2. Sterolen en triterpeendialcoholen
Ovenprogramma |
260 ± 5 °C, isothermische omstandigheden |
Injectortemperatuur |
280-300 °C |
Detectortemperatuur |
280-300 °C |
Lineaire snelheid van het draaggas |
Helium (20-30 cm/s); waterstof (30-50 cm/s) |
Splitverhouding |
van 1:50 tot 1:100 |
Geïnjecteerd volume |
0,5-1 μl TMSE-oplossing |
Deze omstandigheden kunnen worden gewijzigd, afhankelijk van de karakteristieken van de kolom en de gaschromatograaf zodat chromatogrammen worden verkregen die aan de volgende eisen voldoen:
— |
De retentietijd van de C26-alcohol moet ongeveer 18 ± 5 minuten zijn. |
— |
De piek van de C22-alcohol moet de volgende grootte hebben: voor olijfolie 80 ± 20 % volle schaaluitslag en voor olie uit perskoeken van olijven 40 ± 20 % volle schaaluitslag. |
— |
De retentietijd van de ß-sitosterolpiek moet ongeveer 20 ± 5 minuten zijn. |
— |
De campesterolpiek moet de volgende grootte hebben: voor olijfolie (gemiddeld gehalte 3 %) 20 ± 5 % volle schaaluitslag. |
— |
Alle aanwezige sterolen moeten gescheiden zijn. Daarnaast moeten andere pieken volledig gescheiden zijn, dat wil zeggen dat het signaal tussen pieken volledig naar de basislijn moet terugkeren. Onvolledige scheiding kan echter getolereerd worden mits de piek met een relatieve retentietijd van 1,02 (sitostanol) met behulp van een loodlijn kan worden gekwantificeerd. |
6.3. Bepaling
Zuig in de 10 μl microinjectiespuit (3.4) 1 μl hexaan, 0,5 μl lucht en ten slotte 0,5-1,0 μl monsteroplossing. Trek de plunjer van de spuit zover uit dat de naald leeg is. Penetreer met de naald het membraan van de injector en injecteer snel na 1-2 seconden, verwijder daarna voorzichtig na ongeveer 5 seconden de naald. Er kan ook een automatische injector worden gebruikt.
Neem het chromatogram op tot de TMSE van de aanwezige overeenkomstige alcoholische verbindingen volledig zijn geëlueerd. De basislijn moet blijven voldoen aan de eisen van de overeenkomstige bedrijfsomstandigheden (6.2.1 of 6.2.2).
6.4. Identificatie van de pieken
Identificeer de individuele pieken op basis van de retentietijden en door een vergelijking met de mengsels van TMSE van de alifatische en triterpeenalcoholen en van de sterolen en triterpeendialcoholen die onder dezelfde omstandigheden zijn geanalyseerd. In figuur 3 wordt een chromatogram van de fractie van alifatische en triterpeenalcoholen getoond en in figuur 2 worden het overeenkomstige chromatogram voor sterolen en triterpeendialcoholen getoond.
De alifatische alcoholen worden geëlueerd in de volgende volgorde: C20-ol (I.S.), C22-ol, C23-ol, C24-ol, C25-ol, C26-ol, C27-ol en C28-ol.
De sterolen en triterpeendialcoholen worden geëlueerd in de volgende volgorde: cholesterol, brassicasterol, ergosterol, 24-methyleencholesterol, campesterol, campestanol, stigmasterol, Δ7-campesterol, Δ5,23-stigmastadienol, clerosterol, β-sistosterol, sitostanol, Δ5-avenasterol, Δ5,24-stigmastadienol, Δ7-stigmastenol, Δ7-avenasterol, erytrodiol en uvaol.
6.5. Berekening
Bereken met een gegevensverzamelsysteem de piekoppervlakten van 1-eicosanol en de alifatische alcoholen C22, C24, C26 en C28. De responsfactor van 1-eicosanol wordt op 1 gesteld.
Bereken met behulp van het computersysteem het oppervlak van de pieken van het α-cholestanol en de sterolen en triterpeendialcoholen. Houd geen rekening met pieken van stoffen die niet (ergosterol hoeft niet te worden berekend) op de lijst van tabel 1 voorkomen. De responsfactor van α-cholestanol wordt op 1 gesteld.
Bereken de concentratie van elke individuele alcoholische verbinding in mg/kg vethoudend materiaal als volgt:
waarbij:
Ax |
= |
piekoppervlak van alcoholisch bestanddeel x, in computersysteemeenheden |
As |
= |
oppervlak van de 1-eicosanol/α-cholestanolpiek, in computersysteemeenheden |
ms |
= |
massa van het toegevoegde 1-eicosanol/α-cholestanol, in milligram |
m |
= |
massa van het onderzochte monster, in gram |
7. WEERGAVE VAN DE RESULTATEN
Geef de gehaltes van de individuele alifatische en triterpeenalcoholen op in mg/kg vethoudend materiaal en hun som als “totaalgehalte aan alifatische alcoholen”. Het totaalgehalte is de som van C22, C24, C26 en C28.
De samenstelling van alle individuele alcoholische verbindingen moet worden uitgedrukt met één cijfer na de komma.
De totale concentratie van sterolen moet worden uitgedrukt zonder cijfers na de komma.
Het percentage van elk individueel sterol wordt berekend door de verhouding te bepalen tussen het betrokken piekoppervlak en de som van de piekoppervlakken van de sterolen:
waarbij:
Ax |
= |
piekoppervlak van sterol x |
ΣA |
= |
som van de piekoppervlakken van alle sterolen |
Kennelijke β-sitosterol: Δ5,23-stigmastadienol + clerosterol + β-sitosterol + sitostanol + Δ5-avenasterol + Δ5,24-stigmastadienol
Berekenen van het percentage erytrodiol en uvaol:
waarbij:
AEr |
= |
oppervlak van erytrodiol in computersysteemtellingen |
AUv |
= |
oppervlak van uvaol in computersysteemtellingen |
Σ ΑΤ |
= |
totale oppervlak voor sterolen + erytrodio + uavol in computersysteemtellingen |
Naast de berekening van het relatieve percentage van individuele sterolen en triterpeendialcoholen en van de totale concentratie van sterolen, moeten ook de concentratie van erytrodiol en van uavol, en de som daarvan, uitgedrukt in mg/kg vethoudend materiaal, worden berekend, volgens de volgende formule:
waarbij:
AEr |
= |
piekoppervlak van erytrodiol in computersysteemtellingen |
AUv |
= |
oppervlak van uvaol in computersysteemtellingen |
As |
= |
oppervlak van de α-cholestanolpiek, in computersysteemeenheden |
ms |
= |
massa van het toegevoegde α-cholestanol, in milligram |
m |
= |
massa van het onderzochte monster, in gram |
Aanhangsel
|
|
Figuur 1 — TLC van de onverzeepbare fractie van olie uit perskoeken van olijven, tweemaal geëlueerd met hexaan:di-ethylether (65:35), ontwikkeld met SO4H2 (50 %) en verwarmd. De af te schrapen banden liggen in rechthoek 1 voor alifatische alcoholen en in rechthoek 2 voor sterolen en triterpeendialcoholen.
Tabel I — relatieve retentietijden voor de sterolen
Piek |
Identificatie |
Relatieve retentietijd |
||
SE 54-kolom |
SE 52-kolom |
|||
1 |
Cholesterol |
Δ5-cholesteen-3ß-ol |
0,67 |
0,63 |
2 |
Cholestanol |
5α-cholestaan-3ß-ol |
0,68 |
0,64 |
3 |
Brassicasterol |
[24S]-24-methyl-Δ5,22-cholestadieen-3β-ol |
0,73 |
0,71 |
* |
Ergosterol |
[24S]-24-methyl-Δ-5,7,22 cholestatrieen-3β-ol |
0,78 |
0,76 |
4 |
24-methyleencholesterol |
24-methyleen-Δ5,24-cholestadieen-3ß-ol |
0,82 |
0,80 |
5 |
Campesterol |
(24R)-24-methyl-Δ5-cholesteen-3ß-ol |
0,83 |
0,81 |
6 |
Campestanol |
(24R)-24-methyl-cholestaan-3ß-ol |
0,85 |
0,82 |
7 |
Stigmasterol |
(24S)-24-ethyl-Δ5,22-cholestadieen-3ß-ol |
0,88 |
0,87 |
8 |
Δ7-campesterol |
(24R)-24-methyl-Δ7-cholesteen-3ß-ol |
0,93 |
0,92 |
9 |
Δ5,23-stigmastadienol |
(24S)-24-ethyl-Δ5,23-cholestadieen-3ß-ol |
0,95 |
0,95 |
10 |
Clerosterol |
(24S)-24-ethyl-Δ5,25-cholestadieen-3ß-ol |
0,96 |
0,96 |
11 |
ß-sitosterol |
(24R)-24-ethyl-Δ5-cholesteen-3ß-ol |
1,00 |
1,00 |
12 |
Sitostanol |
24-ethyl-cholestaan-3ß-ol |
1,02 |
1,02 |
13 |
Δ5-avenasterol |
(24Z)-24-ethylideen-Δ-cholesteen-3ß-ol |
1,03 |
1,03 |
14 |
Δ-5,24-stigmastadienol |
(24R,S)-24-ethyl-Δ5,24-cholestadieen-3ß-ol |
1,08 |
1,08 |
15 |
Δ7-stigmastenol |
(24R,S)-24-ethyl-Δ7-cholesteen-3ß-ol |
1,12 |
1,12 |
16 |
Δ-7-avenasterol |
(24Z)-24-ethylideen-Δ7-cholesteen-3ß-ol |
1,16 |
1,16 |
17 |
Erytrodiol |
5α-oleaan-12-en-3β,28-diol |
1,41 |
1,41 |
18 |
Uvaol |
Δ12-urseen-3β,28-diol |
1,52 |
1,52 |
Figuur 2 — Met behulp van GC-FID verkregen chromatografisch profiel van sterolen en triterpeendialcoholen van geraffineerde olijfolie. (1) Cholesterol, (2) α-cholestanol (I.S.), (3) 24-methyleencholesterol, (4) campesterol, (5) campestanol, (6) stigmasterol, (7) Δ5,23-stigmastadienol, (8) clerosterol, (9) β-sitosterol, (10) sitostanol, (11) Δ5-avenasterol, (12) Δ5,24-stigmastadienol, (13) Δ7-stigmastenol, (14) Δ7-avenasterol, (15) erytrodiol, (16) uvaol.
Figuur 3 — Met behulp van GC-FID verkregen chromatografisch profiel van sterolen en triterpeendialcoholen van een olijfolie voor verlichting. (1) Cholesterol, (2) α-cholestanol (I.S.), (3) brassicasterol, (4) 24-methyleencholesterol, (5) campesterol, (6) campestanol, (7) stigmasterol, (8) Δ7-campesterol, (9) Δ5,23-stigmastadienol, (10) clerosterol, (11) β-sitosterol, (12) sitostanol, (13) Δ5-avenasterol, (14) Δ5,24-stigmastadienol, (15) Δ7-stigmastenol, (16) Δ7-avenasterol, (17) erytrodiol, (18) uvaol.
Figuur 4 — Met behulp van GC-FID verkregen chromatografisch profiel van alifatische en triterpeenalcoholen van olijfolie. (I.S.) C20-ol, (1) C22-ol, (2) C24-ol, (3) C26-ol, (4) C28-ol, (5) triterpeenalcoholen.
Figuur 5 — Met behulp van GC-FID verkregen chromatografisch profiel van alifatische en triterpeenalcoholen van een geraffineerde olijfolie en een bij de tweede centrifugering verkregen olijfolie. (I.S.) C20-ol, (1) C22-ol, (2) C24-ol, (3) C26-ol, (4) C28-ol, (5) triterpeenalcoholen.
Figuur 6 — HPLC-chromatogram van de onverzeepbare fractie van een olijfolie, gescheiden met behulp van HPLC met een uv-detector. (1) Alifatische en triterpeenalcoholen; (2) sterolen en triterpeendialcoholen
30.9.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 250/49 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/1605 VAN DE COMMISSIE
van 27 september 2019
tot goedkeuring van de werkzame stof met een laag risico Bacillus subtilis stam IAB/BS03, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 13, lid 2, in samenhang met artikel 22,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 16 december 2014 heeft Nederland overeenkomstig artikel 7, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van Investigaciones y Aplicaciones Biotecnológicas S.L. een aanvraag voor de goedkeuring van de werkzame stof Bacillus subtilis stam IAB/BS03 ontvangen. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 9, lid 3, van die verordening heeft Nederland, als lidstaat-rapporteur, de aanvrager, de andere lidstaten, de Commissie en de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) op 23 juni 2015 op de hoogte gebracht van de ontvankelijkheid van de aanvraag. |
(3) |
Op 24 februari 2017 heeft de lidstaat-rapporteur een ontwerpbeoordelingsverslag ingediend bij de Commissie, met kopie aan de EFSA, waarin wordt beoordeeld of de werkzame stof naar verwachting aan de in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 vermelde goedkeuringscriteria zal voldoen. |
(4) |
De EFSA heeft zich aan artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 gehouden. Overeenkomstig artikel 12, lid 3, van die verordening heeft zij de aanvrager verzocht de lidstaten, de Commissie en de EFSA aanvullende informatie te verstrekken. De beoordeling van de aanvullende informatie door de lidstaat-rapporteur is op 14 december 2017 bij de EFSA in de vorm van een bijgewerkt ontwerpbeoordelingsverslag ingediend. |
(5) |
Op 18 april 2018 heeft de EFSA aan de aanvrager, de lidstaten en de Commissie haar conclusie (2) meegedeeld met betrekking tot de vraag of de werkzame stof Bacillus subtilis stam IAB/BS03 naar verwachting voldoet aan de goedkeuringscriteria zoals vermeld in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1107/2009. De EFSA heeft haar conclusie toegankelijk gemaakt voor het publiek. |
(6) |
Op 12 december 2018 heeft de Commissie het evaluatieverslag voor Bacillus subtilis stam IAB/BS03 en een ontwerpverordening tot goedkeuring van Bacillus subtilis stam IAB/BS03 aan het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders voorgelegd. |
(7) |
De aanvrager heeft de mogelijkheid gekregen om opmerkingen over het evaluatieverslag in te dienen. |
(8) |
Voor een of meer representatieve gebruiksdoeleinden van minstens één gewasbeschermingsmiddel dat de werkzame stof bevat, en met name voor de gebruiksdoeleinden die zijn onderzocht en zijn opgenomen in het evaluatieverslag, is vastgesteld dat aan de goedkeuringscriteria van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 is voldaan. |
(9) |
Het is derhalve passend Bacillus subtilis stam IAB/BS03 goed te keuren. |
(10) |
De Commissie is van oordeel dat Bacillus subtilis stam IAB/BS03 een werkzame stof met een laag risico is in de zin van artikel 22 van Verordening (EG) nr. 1107/2009. Bacillus subtilis stam IAB/BS03 is geen tot bezorgdheid aanleiding gevende stof en voldoet aan de voorwaarden die zijn vastgesteld in bijlage II, punt 5, bij Verordening (EG) nr. 1107/2009. |
(11) |
Het is derhalve passend Bacillus subtilis stam IAB/BS03 goed te keuren als stof met een laag risico voor een periode van 15 jaar. |
(12) |
Overeenkomstig artikel 13, lid 2, in samenhang met artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1107/2009, en in het licht van de huidige wetenschappelijke en technische kennis is het noodzakelijk bepaalde voorwaarden vast te stellen. |
(13) |
Overeenkomstig artikel 13, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 moet Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie (3) dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(14) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Goedkeuring van de werkzame stof
De in bijlage I gespecificeerde werkzame stof Bacillus subtilis stam IAB/BS03 wordt goedgekeurd onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden.
Artikel 2
Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.
Artikel 3
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 27 september 2019.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.
(2) EFSA (European Food Safety Authority), 2018. Conclusion on the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance Bacillus subtilis strain IAB/BS03. EFSA Journal 2018;16(6):5261. doi:10.2903/j.efsa.2018.5261.
(3) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat de lijst van goedgekeurde werkzame stoffen betreft (PB L 153 van 11.6.2011, blz. 1).
BIJLAGE I
Benaming, identificatienummers |
IUPAC-benaming |
Zuiverheid (1) |
Datum van goedkeuring |
Geldigheidsduur |
Specifieke bepalingen |
||||
Bacillus subtilis stam IAB/BS03 Volgnummer in de Spaanse typekweekverzameling (CECT), Spanje: CECT 7254 Volgnummer in de Duitse typekweekverzameling (DSMZ), Duitsland: DSM 24682 |
Niet van toepassing |
Minimumconcentratie: 1 × 1013 kve/kg Maximumconcentratie: 5 × 1013 kve/kg |
20 oktober 2019 |
20 oktober 2034 |
Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over Bacillus subtilis stam IAB/BS03, en met name met de aanhangsels I en II daarvan. Bij deze algemene beoordeling moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan:
De producent moet een strikte handhaving van de omgevingsomstandigheden en een analyse van de kwaliteitscontrole tijdens het productieproces waarborgen, om te zorgen voor de naleving van de grenswaarden inzake microbiologische besmetting als bedoeld in de discussienota inzake microbiële verontreinigingsgrenswaarden voor microbiële ongediertebestrijdingsmiddelen van de OESO, vervat in werkdocument SANCO/12116/2012 (2). De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten. |
(1) Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.
(2) Https://ec.europa.eu/food/sites/food/files/plant/docs/pesticides_ppp_app-proc_guide_phys-chem-ana_microbial-contaminant-limits.pdf
BIJLAGE II
Aan deel D van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt de volgende vermelding toegevoegd:
“17 |
Bacillus subtilis stam IAB/BS03 Volgnummer in de Spaanse typekweekverzameling (CECT), Spanje: CECT 7254 Volgnummer in de Duitse typekweekverzameling (DSMZ), Duitsland: DSM 24682 |
Niet van toepassing |
Minimumconcentratie: 1 × 1013 kve/kg Maximumconcentratie: 5 × 1013 kve/kg |
20 oktober 2019 |
20 oktober 2034 |
Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over Bacillus subtilis stam IAB/BS03, en met name met de aanhangsels I en II daarvan. Bij deze algemene beoordeling moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan:
De producent moet een strikte handhaving van de omgevingsomstandigheden en een analyse van de kwaliteitscontrole tijdens het productieproces waarborgen, om te zorgen voor de naleving van de grenswaarden inzake microbiologische besmetting als bedoeld in de discussienota inzake microbiële verontreinigingsgrenswaarden voor microbiële ongediertebestrijdingsmiddelen van de OESO, vervat in werkdocument SANCO/12116/2012 (1). De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten. |
(1) Https://ec.europa.eu/food/sites/food/files/plant/docs/pesticides_ppp_app-proc_guide_phys-chem-ana_microbial-contaminant-limits.pdf”
30.9.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 250/53 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/1606 VAN DE COMMISSIE
van 27 september 2019
tot niet-verlenging van de goedkeuring van de werkzame stof methiocarb overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 20, lid 1, en artikel 78, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Richtlijn 2007/5/EG van de Commissie (2) is methiocarb als werkzame stof opgenomen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (3). |
(2) |
De in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG opgenomen werkzame stoffen worden geacht te zijn goedgekeurd krachtens Verordening (EG) nr. 1107/2009 en zijn opgenomen in de bijlage, deel A, bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie (4). |
(3) |
De goedkeuring van de in de bijlage, deel A, bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 opgenomen werkzame stof methiocarb vervalt op 31 juli 2020. |
(4) |
Er is een aanvraag tot verlenging van de goedkeuring van methiocarb ingediend overeenkomstig artikel 1 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 844/2012 van de Commissie (5) binnen de in dat artikel vastgestelde termijn. |
(5) |
De aanvrager heeft de overeenkomstig artikel 6 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 844/2012 vereiste aanvullende dossiers ingediend. De lidstaat-rapporteur heeft vastgesteld dat de aanvraag volledig was. |
(6) |
De lidstaat-rapporteur heeft in overleg met de lidstaat-corapporteur een beoordelingsverslag over de verlenging opgesteld en dit verslag op 13 juli 2017 bij de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) en de Commissie ingediend. |
(7) |
De EFSA heeft het beoordelingsverslag over de verlenging voor opmerkingen aan de aanvrager en de lidstaten doorgestuurd en de ontvangen opmerkingen aan de Commissie doen toekomen. De EFSA heeft het aanvullende beknopte dossier tevens toegankelijk gemaakt voor het publiek. |
(8) |
Op 24 september 2018 heeft de EFSA de Commissie haar conclusie meegedeeld (6) met betrekking tot de vraag of methiocarb naar verwachting zal voldoen aan de goedkeuringscriteria van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1107/2009. De Commissie heeft het ontwerp van het verslag over de verlenging voor methiocarb op 24 januari 2019 aan het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders voorgelegd. |
(9) |
De EFSA heeft een onaanvaardbaar risico voor werknemers vastgesteld, zelfs wanneer rekening wordt gehouden met het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen, alsmede een hoog risico voor vogels, zoogdieren en regenwormen. Bovendien kon de EFSA de beoordeling van het risico voor de consument niet uitvoeren omdat de residudefinitie voor de risicobeoordeling in plantenproducten niet kon worden afgerond aangezien de mogelijk genotoxische werking van de metaboliet M01 niet kon worden uitgesloten op basis van de beschikbare gegevens. |
(10) |
De Commissie heeft de aanvrager verzocht zijn opmerkingen over de conclusie van de EFSA in te dienen. Overeenkomstig artikel 14, lid 1, derde alinea, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 844/2012 heeft de Commissie de aanvrager ook verzocht opmerkingen over het ontwerp van het verslag over de verlenging in te dienen. De aanvrager heeft zijn opmerkingen ingediend en deze zijn zorgvuldig onderzocht. |
(11) |
Ondanks de argumenten van de aanvrager konden de punten van zorg met betrekking tot de werkzame stof echter niet worden weggenomen. |
(12) |
Bijgevolg is het niet mogelijk geweest met betrekking tot een of meer representatieve gebruiksdoeleinden van minstens één gewasbeschermingsmiddel vast te stellen dat aan de goedkeuringscriteria van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 is voldaan. Het is dan ook passend de goedkeuring van de werkzame stof methiocarb overeenkomstig artikel 20, lid 1, onder b), van die verordening niet te verlengen. |
(13) |
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(14) |
De lidstaten moeten voldoende tijd krijgen om de toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die methiocarb bevatten, in te trekken. Rekening houdend met het risico dat is vastgesteld voor werknemers, als gevolg van het laden en zaaien van behandeld zaad, en voor vogels, in het wild levende zoogdieren en regenwormen, als gevolg van behandeld zaad, moet, als de lidstaten overeenkomstig artikel 46 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 een respijtperiode toekennen voor gewasbeschermingsmiddelen die methiocarb bevatten, deze periode uiterlijk op 3 april 2020 aflopen. |
(15) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/707 van de Commissie (7) is de goedkeuringsperiode voor methiocarb verlengd tot en met 31 juli 2020, opdat de verlengingsprocedure vóór het verstrijken van de goedkeuring van die stof kan worden voltooid. Aangezien er echter vóór die verlengde vervaldatum een besluit over de niet-verlenging van de goedkeuring is genomen, moet deze verordening zo snel mogelijk van toepassing worden. |
(16) |
Deze verordening laat de mogelijkheid om een nieuwe aanvraag voor de goedkeuring van methiocarb in te dienen overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 onverlet. |
(17) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Niet-verlenging van de goedkeuring van de werkzame stof
De goedkeuring van de werkzame stof methiocarb wordt niet verlengd.
Artikel 2
Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011
In de bijlage, deel A, bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt de vermelding over methiocarb in rij 148 geschrapt.
Artikel 3
Overgangsmaatregelen
De lidstaten trekken alle toelatingen van gewasbeschermingsmiddelen die de werkzame stof methiocarb bevatten uiterlijk op 3 januari 2020 in.
Artikel 4
Respijtperiode
Een door de lidstaten overeenkomstig artikel 46 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 toegekende respijtperiode moet zo kort mogelijk zijn en uiterlijk op 3 april 2020 aflopen.
Artikel 5
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 27 september 2019.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.
(2) Richtlijn 2007/5/EG van de Commissie van 7 februari 2007 tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad teneinde captan, folpet, formetanaat en methiocarb op te nemen als werkzame stoffen (PB L 35 van 8.2.2007, blz. 11).
(3) Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1).
(4) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat de lijst van goedgekeurde werkzame stoffen betreft (PB L 153 van 11.6.2011, blz. 1).
(5) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 844/2012 van de Commissie van 18 september 2012 tot vaststelling van de nodige bepalingen voor de uitvoering van de verlengingsprocedure voor werkzame stoffen, als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PB L 252 van 19.9.2012, blz. 26).
(6) EFSA (Europese Autoriteit voor voedselveiligheid), 2018. Conclusion on the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance methiocarb, EFSA Journal 2018;16(10):5429.
(7) Uitvoeringsverordening (EU) 2019/707 van de Commissie van 7 mei 2019 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wat betreft de verlenging van de goedkeuringsperiode voor de werkzame stoffen alfa-cypermethrin, beflubutamide, benalaxyl, benthiavalicarb, bifenazaat, boscalid, bromoxynil, captan, cyazofamide, desmedifam, dimethoaat, dimethomorf, diuron, ethefon, etoxazool, famoxadone, fenamifos, fenmedifam, flumioxazine, fluoxastrobin, folpet, foramsulfuron, formetanaat, fosmet, metalaxyl-M, methiocarb, metribuzin, milbemectin, Paecilomyces lilacinus stam 251, pirimifos-methyl, propamocarb, prothioconazool, S-metolachloor en tebuconazool (PB L 120 van 8.5.2019, blz. 16).
30.9.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 250/56 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/1607 VAN DE COMMISSIE
van 27 september 2019
tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1239 wat betreft de toepasselijke uiterste data voor de indiening van certificaataanvragen
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 178, onder b),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1239 van de Commissie (2) voorziet in gemeenschappelijke bepalingen betreffende de aanvraag en afgifte van invoer- en uitvoercertificaten voor landbouwproducten. De verordening bevat bepalingen over de termijnen voor certificaataanvragen en verzoeken om annulering. In het bijzonder behelst zij voorschriften voor het bepalen van de eerste en de laatste dag van een in die verordening vastgestelde termijn voor bepaalde procedures, in gevallen waarin de eerste of de laatste dag van die termijn een zaterdag, zondag of feestdag is. |
(2) |
Om het beheer van tariefcontingenten in heel de Unie te vergemakkelijken, moet worden gewaarborgd dat alle onder een certificaat vallende tariefcontingenten voor landbouwproducten onderworpen zijn aan dezelfde regels voor het vaststellen van de termijnen voor certificaataanvragen. |
(3) |
De aanvragers moeten de certificaataanvragen kunnen indienen zonder rekening te houden met feestdagen in de lidstaten. Momenteel worden verschillende manieren gebruikt voor het bepalen van de uiterste data voor de indiening van certificaataanvragen die op een zaterdag, een zondag of een feestdag vallen, al naargelang de aanvraagperiode is aangeduid aan de hand van een specifieke datum of aan de hand van de lengte van die periode. In het laatste geval is in artikel 3, lid 4, van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad (3) bepaald dat, indien de termijn eindigt op een zaterdag, een zondag of een feestdag, de uiterste datum voor de indiening van de aanvraag de werkdag na die zaterdag, zondag of feestdag is. Overeenkomstig artikel 5 van die verordening duurt een aanvraagperiode die is aangeduid aan de hand van een specifieke datum, tot het einde van het laatste uur van de laatste dag. Dat betekent dat indien er geen specifieke regel bestaat voor gevallen waarin de laatste dag van een aanvraagperiode die is aangeduid aan de hand van een specifieke datum, op een zaterdag, een zondag of een feestdag valt, de aanvraag in zulke gevallen zou moeten worden ingediend op de laatste werkdag die aan die zaterdag, zondag of feestdag voorafgaat. |
(4) |
Teneinde zekerheid te verkrijgen over de relevante uiterste datum dienen de uiterste data voor de indiening van certificaataanvragen die op een zaterdag, een zondag of een feestdag vallen, in alle gevallen te worden vervroegd, ongeacht of de aanvraagperiode is aangeduid aan de hand van een specifieke datum of aan de hand van de lengte van die periode. Voorts moeten de lidstaten die de nodige werkregelingen willen treffen om de indiening van certificaataanvragen op een zaterdag, zondag, of feestdag mogelijk te maken, daartoe de mogelijkheid krijgen. Om te zorgen voor een transparant beheer van de certificaataanvragen, moeten voor zulke gevallen voorschriften worden vastgesteld, zodat aanvragers worden ingelicht over deze regelingen. |
(5) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Artikel 3, lid 3, van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1239 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Punt b) wordt vervangen door:
|
2) |
De volgende tweede alinea wordt toegevoegd: “Punt b) van de eerste alinea is ook van toepassing indien de toepasselijke laatste dag is aangeduid aan de hand van een specifieke datum en die datum op een zaterdag, een zondag of een feestdag valt.”. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 27 september 2019.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1239 van de Commissie van 18 mei 2016 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het stelsel van invoer- en uitvoercertificaten (PB L 206 van 30.7.2016, blz. 44).
(3) Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad van 3 juni 1971 houdende vaststelling van de regels die van toepassing zijn op termijnen, data en aanvangs- en vervaltijden (PB L 124 van 8.6.1971, blz. 1).
BESLUITEN
30.9.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 250/58 |
BESLUIT (EU) 2019/1608 VAN DE RAAD
van 16 september 2019
betreffende het namens de Europese Unie in het Europees Comité voor de opstelling van standaarden voor de binnenvaart en in de Centrale Commissie voor de Rijnvaart in te nemen standpunt over de vaststelling van modellen voor beroepskwalificaties in de binnenvaart
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 91, lid 1, in samenhang met artikel 218, lid 9,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Herziene Rijnvaartakte (“de akte”) is op 14 april 1967 in werking getreden. |
(2) |
Op grond van artikel 46 van de akte kan de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) resoluties aannemen die bindend zijn voor haar leden. |
(3) |
Het Europees Comité voor de opstelling van standaarden voor de binnenvaart (Cesni) is op 3 juni 2015 opgericht in het kader van de CCR, met het oog op de ontwikkeling van technische standaarden voor de binnenvaart op verschillende gebieden, met name voor vaartuigen, informatietechnologie en bemanning. |
(4) |
Op zijn volgende vergadering, die op 15 oktober 2019 moet plaatsvinden, zal het Cesni standaarden goedkeuren voor modellen voor beroepskwalificaties in de binnenvaart. De CCR zal ook een resolutie aannemen waarbij die modellen worden opgenomen in het Reglement betreffende het scheepvaartpersoneel op de Rijn. |
(5) |
Aangezien de standaarden voor modellen voor beroepskwalificaties een beslissende invloed zullen hebben op de inhoud van het Unierecht, namelijk Richtlijn (EU) 2017/2397 van het Europees Parlement en de Raad (1), is het passend het standpunt vast te stellen dat namens de Unie moet worden ingenomen in het Cesni en in de CCR. |
(6) |
Om de mobiliteit te bevorderen en de veiligheid te verzekeren, is het belangrijk dat de modellen die door bemanningsleden worden gebruikt om de erkenning van hun kwalificaties te waarborgen, zoveel mogelijk worden geharmoniseerd onder de verschillende rechtsstelsels in Europa. Met name dienen de lidstaten die ook leden van de CCR zijn, te worden gemachtigd besluiten te steunen die de CCR-regels harmoniseren met de regels die in de Unie worden toegepast. |
(7) |
De door het Cesni ontwikkelde modellen voor kwalificatiecertificaten, voor het dienstboekje, voor het vaartijdenboek, voor een enkelvoudig document waarin kwalificatiecertificaten en het dienstboekje worden gecombineerd en voor de praktijkdiploma's vormen een harmonisering van Europese standaarden. |
(8) |
Het standpunt van de Unie moet tot uiting worden gebracht door de gezamenlijk optredende lidstaten van de Unie die lid zijn van het Cesni en de CCR, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het het Europees Comité voor de opstelling van standaarden voor de binnenvaart (Cesni) op 15 oktober 2019, houdt in dat wordt ingestemd met de vaststelling van de Europese standaarden voor modellen voor beroepskwalificaties in de binnenvaart zoals vervat in het aanhangsel bij dit besluit.
2. Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen op de plenaire vergadering van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR), houdt in dat steun wordt verleend aan alle voorstellen ter harmonisering van de vereisten van het Reglement betreffende het scheepvaartpersoneel op de Rijn met die van de Europese standaarden voor modellen voor beroepskwalificaties in de binnenvaart zoals vervat in het aanhangsel bij dit besluit.
Artikel 2
1. Het in artikel 1, lid 1, bedoelde standpunt wordt tot uitdrukking gebracht door de gezamenlijk optredende lidstaten die lid zijn van het Cesni.
2. Het in artikel 1, lid 2, bedoelde standpunt wordt tot uitdrukking gebracht door de gezamenlijk optredende lidstaten die lid zijn van de CCR.
Artikel 3
Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel, 16 september 2019.
Voor de Raad
De voorzitter
T. TUPPURAINEN
(1) Richtlijn (EU) 2017/2397 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties in de binnenvaart en tot intrekking van de Richtlijnen 91/672/EEG en 96/50/EG van de Raad (PB L 345 van 27.12.2017, blz. 53).
AANHANGSEL
CESNI-STANDAARDEN VOOR MODELLEN VOOR BEROEPSKWALIFICATIES IN DE BINNENVAART
1. STANDAARDEN VOOR MODELLEN VOOR HET KWALIFICATIECERTIFICAAT VOOR SCHIPPER, VOOR DESKUNDIGE OP HET GEBIED VAN VLOEIBAAR AARDGAS (LNG) EN VOOR DESKUNDIGE VOOR DE PASSAGIERSVAART
1.1. Standaard voor een elektronische versie van kwalificatiecertificaten
Het model van het kwalificatiecertificaat voor schipper, voor LNG-deskundige en deskundige voor de passagiersvaart heeft de vorm van een PDF/A-document waarin gegevens zijn opgenomen over het desbetreffende certificaat. Deze gegevens zijn afkomstig uit het persoonlijke dossier van het bemanningslid dat is opgeslagen in de databank zoals bedoeld in artikel 25, tweede lid, van Richtlijn (EU) 2017/2397 van het Europees Parlement en de Raad (1). Het kwalificatiecertificaat wordt afgegeven in elektronisch formaat met een 2D-streepjescode met inbegrip van veiligheidskenmerken waarmee de authenticiteit van de herkomst en de integriteit van de gegevens overeenkomstig Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad (2) (eIDAS-Verordening) wordt gewaarborgd.
Instructies:
1. |
Huidige achternaam (-namen) van de houder |
2. |
Huidige voornaam (-namen) van de houder
|
3a. |
Geboortedatum (dd/mm/jjjj) |
3b. |
Geboorteplaats (plaats) |
4. |
Bemanningslididentificatienummer van de houder zoals vastgelegd in de databank als bedoeld in artikel 25, tweede lid, van Richtlijn (EU) 2017/2397 |
5. |
Fysieke identificatie van de houder door een elektronisch beeldbestand te importeren |
6. |
Serienummer van het certificaat |
7. |
Datum van afgifte van het certificaat |
8. |
Geldigheidsdatum |
9. |
Naam van de autoriteit van afgifte |
10. |
Codes specifieke vergunning(-en): R (varen met behulp van radar); M (bevaren van binnenwateren van maritieme aard); Riviergedeelten met specifieke risico's overeenkomstig de codes in het Europees systeem voor referentiegegevensbeheer (ERDMS); C (varen met grote konvooien), codes voor de autoriteiten van afgifte en vermelding van het serienummer van de vergunning |
11. |
Mitigerende maatregelen of beperkingen in verband met de medische geschiktheid (code 01 t/m 09 overeenkomstig ES-QIN) |
Nrs. 10 en 11 gelden niet voor het kwalificatiecertificaat voor LNG-deskundige en deskundige voor de passagiersvaart.
Wat de kwalificatiecertificaten van de Unie betreft, kan de titel van het document worden vervangen door
“EU-kwalificatiecertificaat binnenvaart”
en de afbeelding van de vlag kan in dat geval de vlag van de Europese Unie zijn.
Wat betreft de kwalificatiecertificaten die worden afgegeven overeenkomstig het Reglement betreffende het Scheepvaartpersoneel op de Rijn, kan de titel van het document worden vervangen door
“Kwalificatiecertificaat van de CCR”
en kan de afbeelding van de vlag in dat geval de vlag van de CCR zijn.
Visuele kenmerken van het kwalificatiecertificaat: de kleur van de achtergrond is lichtblauw en het certificaat kan worden afgedrukt op A4-formaat.
1.2. Standaard voor de fysieke versie van het kwalificatiecertificaat voor schipper
1.2.1. Model voor het kwalificatiecertificaat voor schipper
Instructies:
1. |
Huidige achternaam (-namen) van de houder |
2. |
Huidige voornaam (-namen) van de houder
|
3a. |
Geboortedatum (dd/mm/jjjj) |
3b. |
Geboorteplaats (plaats) |
4. |
Bemanningslididentificatienummer van de houder zoals vastgelegd in de databank als bedoeld in artikel 25, tweede lid, van Richtlijn (EU) 2017/2397 |
5. |
Fysieke identificatie van de houder door een elektronisch beeldbestand te importeren |
6. |
Serienummer van het certificaat |
7. |
Datum van afgifte van het certificaat |
8. |
Geldigheidsdatum |
9. |
Naam van de autoriteit van afgifte |
10. |
Codes specifieke vergunning(-en): R (varen met behulp van radar); M (bevaren van binnenwateren van maritieme aard); Riviergedeelten met specifieke risico's overeenkomstig de codes in het ERDMS; C (varen met grote konvooien) |
11. |
Mitigerende maatregelen of beperkingen in verband met de medische geschiktheid (code overeenkomstig ES-QIN) |
Wat de kwalificatiecertificaten van de Unie betreft, kan de titel op de voor- en achterzijde van het document worden vervangen door
“EU-kwalificatiecertificaat binnenvaart”
Schipper”
en de afbeelding van de vlag kan in dat geval de vlag van de Europese Unie zijn.
Wat betreft de kwalificatiecertificaten die worden afgegeven overeenkomstig het Reglement betreffende het Scheepvaartpersoneel op de Rijn, kan de titel op de voor- en achterzijde van het document worden vervangen door
“Kwalificatiecertificaat van de CCR
Schipper”
en kan de afbeelding van de vlag in dat geval de vlag van de CCR zijn.
Materiaalkenmerken van het kwalificatiecertificaat voor schipper: de kleur van de achtergrond is lichtblauw. Kaart in ID1-formaat overeenkomstig ISO / IEC 7810.
1.2.2. Het model van het kwalificatiecertificaat voor deskundige op het gebied van vloeibaar aardgas (LNG) of voor deskundige voor de passagiersvaart
Instructies:
1. |
Huidige achternaam (-namen) van de houder |
2. |
Huidige voornaam (-namen) van de houder
|
3a. |
Geboortedatum (dd/mm/jjjj) |
3b. |
Geboorteplaats (plaats) |
4. |
Bemanningslididentificatienummer van de houder zoals vastgelegd in de databank als bedoeld in artikel 25, tweede lid, van Richtlijn (EU) 2017/2397 |
5. |
Fysieke identificatie van de houder door een elektronisch beeldbestand te importeren |
6. |
Serienummer van het certificaat |
7. |
Datum van afgifte van het certificaat |
8. |
Geldigheidsdatum |
9. |
Autoriteit van afgifte |
Wat de kwalificatiecertificaten van de Unie betreft, kan de titel op de voorzijde van het document worden vervangen door
“EU-kwalificatiecertificaat binnenvaart
LNG-deskundige”
of
“EU-kwalificatiecertificaat binnenvaart
Deskundige passagiersvaart”
en de afbeelding van de vlag kan in dat geval de vlag van de Europese Unie zijn.
Wat betreft de kwalificatiecertificaten die worden afgegeven overeenkomstig het Reglement betreffende het Scheepvaartpersoneel op de Rijn, kan de titel op de voorzijde van het document worden vervangen door
“Kwalificatiecertificaat van de CCR
LNG-deskundige”
of
“Kwalificatiecertificaat van de CCR
Deskundige passagiersvaart”
en kan de afbeelding van de vlag in dat geval de vlag van de CCR zijn.
Materiaalkenmerken van het kwalificatiecertificaat voor deskundige op het gebied van vloeibaar aardgas (LNG) of voor deskundige voor de passagiersvaart: de kleur van de achtergrond is lichtblauw. Kaart in ID1-formaat overeenkomstig ISO / IEC 7810.
2. MODEL VAN HET DIENSTBOEKJE
Pagina 1
Naam land
Vlag
Dienstboekje
Identificatie van de houder
1. |
Achternaam (-namen) van de houder: |
2. |
Voornaam (-namen): |
3a. |
Geboortedatum: |
3b. |
Geboorteplaats: |
4. |
Identificatienummer van het bemanningslid: |
5. |
Foto |
Identificatie van het dienstboekje
1. |
Serienummer: |
2. |
Datum van afgifte: |
3. |
Autoriteit van afgifte: |
4. |
Ondertekening en stempel van de autoriteit van afgifte: |
5. |
Nummer van het voorafgaande dienstboekje: |
Serienummer SRB
Pagina 2 van het model
Zonder inhoud
Pagina 3 van het model
Tijd op de werkplek
aan boord, vaartuignaam: UNTERWALDEN
Uniek Europees scheepsidentificatienummer: 07000281 …
Vaartuigtype (1): …
Land van registratie: CH …
Vaartuiglengte in m*, / aantal passagiers* 105 m …
Naam en adres van de eigenaar: …
TSAG, Hauptstrasse 55, CH-4127 Riehen, Basel-Stadt …
Houder in dienst getreden als: …
Aanvang tijd op werkplek (datum): 22.10.1995 …
Einde tijd op werkplek (datum): 22.11.1996 …
Schipper (naam en adres): …
K. Huber, Rheinstrasse 55, D-76497 Wintersdorf …
Plaats, datum en handtekening van de schipper: Rotterdam, 20.11.1996 K. Huber …
…
aan boord, vaartuignaam: …
Uniek Europees scheepsidentificatienummer: …
Vaartuigtype: …
Land van registratie: …
Vaartuiglengte in m*, / aantal passagiers*: …
Eigenaar (naam en adres): …
…
Houder in dienst getreden als: …
Aanvang tijd op werkplek (datum): …
Einde tijd op werkplek (datum): …
Schipper (naam en adres): …
Plaats, datum en handtekening van de schipper: …
aan boord, vaartuignaam: …
Uniek Europees scheepsidentificatienummer: …
Vaartuigtype: …
Land van registratie: …
Vaartuiglengte in m*, / aantal passagiers*: …
Eigenaar (naam en adres): …
…
(1) |
Voor het vaartuigtype altijd aangeven of het een tankschip van type C of G betreft, of een groot konvooi of vaartuig dat LNG als brandstof gebruikt. |
* |
Schrappen wat niet van toepassing is. |
…
Houder in dienst getreden als: …
Aanvang tijd op werkplek (datum): …
Einde tijd op werkplek (datum): …
Schipper (naam en adres): …
Plaats, datum en handtekening van de schipper: …
aan boord, vaartuignaam: …
Uniek Europees scheepsidentificatienummer: …
Vaartuigtype: …
Land van registratie: …
Vaartuiglengte in m*, / aantal passagiers*: …
Eigenaar (naam en adres): …
…
Houder in dienst getreden als: …
Aanvang tijd op werkplek (datum): …
Einde tijd op werkplek (datum): …
Schipper (naam en adres): …
Plaats, datum en handtekening van de schipper: … Serienummer SRB
Pagina's 4 tot en met 23 zoals pagina 3
Pagina 24 van het model
Vaartijd en scheepsreizen op binnenwateren in de afgelopen vijftien maanden
Het aantal vaardagen moet overeenkomen met de vaartijd in het vaartijdenboek!
Vaartuignaam of uniek Europees scheepsidentificatienummer |
Reis van (km) |
via |
naar (km) |
Begin van de reis (datum) |
Dagen van onderbreking |
Einde van de reis (datum) |
Totaal aantal vaardagen |
Handtekening van de schipper |
A |
|
B |
|
C |
D |
E |
F |
G |
1 |
|
|
|
|
|
|
|
|
2 |
|
|
|
|
|
|
|
|
3 |
|
|
|
|
|
|
|
|
Volledig ingevuld
☐ |
ja |
☐ |
neen |
Twijfel bij de regel(s) …
Twijfel weggenomen door het overleggen van
☐ |
(een uittreksel van) het vaartijdenboek |
☐ |
of andere officiële documenten |
Op de volgende pagina's 26 t/m 55 zijn de opschriften van de kolommen A tot G niet afgedrukt.
Kader gereserveerd voor de bevoegde instantie
In te vullen door de autoriteit: Totaal van de aan te rekenen vaardagen op deze bladzijde |
|
|
Stempel van de bevoegde autoriteit
Overgelegd op (datum)
Ondertekening en stempel van de autoriteit
Pagina 25 van het model
Vaartijd en scheepsreizen op binnenwateren in de afgelopen 15 maanden Jaar: 2015/2016
Het aantal vaardagen moet overeenkomen met de vaartijd in het vaartijdenboek!
A |
B |
C |
D |
E |
F |
G |
||
|
Rotterdam (999,00) Mainz (500,00) Wien (1 930,00 ) |
22.11.15 |
11 |
17.12.15 |
15 |
Handtekening Huber |
||
|
Wien (1 930,00 ) Mainz (500,00) Basel (169,90) |
20.12.15 |
4 |
04.01.16 |
12 |
Handtekening Huber |
||
|
Basel (169,90) Rotterdam (999,90) |
06.01.16 |
0 |
10.01.16 |
5 |
Handtekening Huber |
||
|
Rotterdam (999,90) Antwerpen (20,00) Basel (169,90) |
13.01.16 |
1 |
23.01.16 |
10 |
Handtekening Huber |
||
|
Basel (169,90) Antwerpen (20,00) |
25.01.16 |
0 |
29.01.16 |
5 |
Handtekening Huber |
||
|
Antwerpen (20,00) Basel (169,90) |
01.02.16 |
0 |
07.02.16 |
7 |
Handtekening Huber |
||
|
Basel (169,90) Mainz (500,00) Bratislava (1 867,00 ) |
09.02.16 |
5 |
22.02.16 |
9 |
Handtekening Huber |
||
|
Bratislava (1 867,00 ) Regensburg (2 376,30 ) |
27.02.16 |
0 |
02.03.16 |
5 |
Handtekening Huber |
||
|
Regensburg (2 376,30 ) Mainz (500,00) Rotterdam (999,90) |
03.03.16 |
0 |
09.03.16 |
7 |
Handtekening Huber |
||
|
Rotterdam (999,90) Basel (169,90) |
12.03.16 |
0 |
17.03.16 |
6 |
Handtekening Huber |
Volledig ingevuld
☐ |
ja |
☐ |
neen |
Twijfel bij de regel(s)
Twijfel weggenomen door het overleggen van
☐ |
(een uittreksel van) het vaartijdenboek |
☐ |
of andere officiële documenten |
Kader gereserveerd voor de bevoegde instantie
In te vullen door de autoriteit: Totaal van de aan te rekenen vaardagen op deze bladzijde |
81 |
|
Stempel van de bevoegde autoriteit
Overgelegd op (datum)
…
Ondertekening en stempel van de autoriteit
Pagina 26 van het model
Vaartijd en scheepsreizen op binnenwateren in de afgelopen 15 maanden Jaar: ….
Het aantal vaardagen moet overeenkomen met de vaartijd in het vaartijdenboek!
A |
B |
C |
D |
E |
F |
G |
1 |
|
|
|
|
|
|
2 |
|
|
|
|
|
|
3 |
|
|
|
|
|
|
4 |
|
|
|
|
|
|
5 |
|
|
|
|
|
|
6 |
|
|
|
|
|
|
7 |
|
|
|
|
|
|
8 |
|
|
|
|
|
|
9 |
|
|
|
|
|
|
10 |
|
|
|
|
|
|
Volledig ingevuld
☐ |
ja |
☐ |
neen |
Twijfel bij de regel(s)
…
Twijfel weggenomen door het overleggen van
☐ |
(een uittreksel van) het vaartijdenboek |
☐ |
of andere officiële documenten |
Kader gereserveerd voor de bevoegde instantie
In te vullen door de autoriteit: Totaal van de aan te rekenen vaardagen op deze bladzijde |
|
|
Stempel van de bevoegde autoriteit
Overgelegd op (datum) …
Ondertekening en stempel van de autoriteit
Pagina's 27 tot en met 55 zoals pagina 26
Instructies voor de autoriteiten van afgifte
Vlag: de afbeelding is de vlag van de EU, de CCR of een derde land, als van toepassing.
Identificatie van de houder
1. |
Huidige achternaam (-namen) van de houder |
2. |
Huidige voornaam (-namen) van de houder
|
3a. |
Geboortedatum (dd/mm/jjjj) |
3b. |
Geboorteplaats (plaats) |
4. |
Bemanningslidnummer van de houder zoals vastgelegd in de databank als bedoeld in artikel 25, tweede lid, van Richtlijn (EU) 2017/2397 (3) |
Identificatie van het dienstboekje
1. |
Het serienummer van het dienstboekje dient onderaan elke pagina te worden herhaald. |
Materiaalkenmerken van het dienstboekje
Kleur: witte achtergrond. Formaat: A5-formaat overeenkomstig ISO 216.
3. MODEL VAN HET DIENSTBOEKJE GECOMBINEERD MET KWALIFICATIECERTIFICATEN
Pagina 1 van het model
Naam land
Vlag
Dienstboekje gecombineerd met kwalificatiecertificaten
Identificatie van de houder
2D-code
1. |
Achternaam (-namen) van de houder: |
2. |
Voornaam (-namen): |
3a. |
Geboortedatum: |
3b. |
Geboorteplaats: |
4. |
Identificatienummer van het bemanningslid: |
5. |
Foto |
Identificatie van het dienstboekje
1. |
Serienummer: |
2. |
Datum van afgifte: |
3. |
Autoriteit van afgifte: |
4. |
Ondertekening en stempel van de autoriteit van afgifte: |
5. |
Nummer van het voorafgaande dienstboekje: |
Pagina 2 van het model
Kwalificatiecertificaten van de Europese Unie en kwalificatiecertificaten afgegeven overeenkomstig het Reglement betreffende het scheepvaartpersoneel op de Rijn als lichtmatroos, deksman, matroos, volmatroos en stuurman
Titel van het certificaat: …
Mitigerende maatregelen en beperkingen in verband met de medische geschiktheid:
Serienummer:
Datum van afgifte:
Geldigheidsdatum:
Autoriteit van afgifte:
Ondertekening en stempel van de autoriteit van afgifte:
Titel van het certificaat: …
Mitigerende maatregelen en beperkingen in verband met de medische geschiktheid:
Serienummer:
Datum van afgifte:
Geldigheidsdatum:
Autoriteit van afgifte:
Ondertekening en stempel van de autoriteit van afgifte:
Titel van het certificaat: …
Mitigerende maatregelen en beperkingen in verband met de medische geschiktheid:
Serienummer:
Datum van afgifte:
Geldigheidsdatum:
Autoriteit van afgifte:
Ondertekening en stempel van de autoriteit van afgifte:
Titel van het certificaat: …
Mitigerende maatregelen en beperkingen in verband met de medische geschiktheid:
Serienummer:
Datum van afgifte:
Geldigheidsdatum:
Autoriteit van afgifte:
Ondertekening en stempel van de autoriteit van afgifte:
Titel van het certificaat: …
Mitigerende maatregelen en beperkingen in verband met de medische geschiktheid:
Serienummer:
Datum van afgifte:
Geldigheidsdatum:
Autoriteit van afgifte:
Ondertekening en stempel van de autoriteit van afgifte:
Pagina 3 van het model
Andere certificaten betreffende kwalificaties die relevant zijn voor de binnenvaart
Titel van het certificaat: …
Mitigerende maatregelen en beperkingen in verband met de medische geschiktheid:
Serienummer:
Datum van afgifte:
Geldigheidsdatum:
Autoriteit van afgifte:
Ondertekening en stempel van de autoriteit van afgifte:
Titel van het certificaat: …
Mitigerende maatregelen en beperkingen in verband met de medische geschiktheid:
Serienummer:
Datum van afgifte:
Geldigheidsdatum:
Autoriteit van afgifte:
Ondertekening en stempel van de autoriteit van afgifte:
Titel van het certificaat: …
Mitigerende maatregelen en beperkingen in verband met de medische geschiktheid:
Serienummer:
Datum van afgifte:
Geldigheidsdatum:
Autoriteit van afgifte:
Ondertekening en stempel van de autoriteit van afgifte:
Pagina 4 van het model
Tijd op de werkplek
aan boord, vaartuignaam: UNTERWALDEN
Uniek Europees scheepsidentificatienummer: 07000281 …
Vaartuigtype (1): …
Land van registratie: CH …
Vaartuiglengte in m*, / aantal passagiers* 105 m …
Naam en adres van de eigenaar: …
TSAG, Hauptstrasse 55, CH-4127 Riehen, Basel-Stadt …
Houder in dienst getreden als: 2 …
Aanvang tijd op werkplek (datum): 22.10.1995 …
Einde tijd op werkplek (datum): 22.11.1996 …
Schipper (naam en adres): …
K. Huber, Rheinstrasse 55, D-76497 Wintersdorf …
Plaats, datum en handtekening van de schipper: Rotterdam, 20.11.1996 …
K. Huber …
…
aan boord, vaartuignaam: …
Uniek Europees scheepsidentificatienummer: …
Vaartuigtype: …
Land van registratie: …
Vaartuiglengte in m*, / aantal passagiers*: …
Eigenaar (naam en adres):…
…
Houder in dienst getreden als: …
Aanvang tijd op werkplek (datum): …
Einde tijd op werkplek (datum): …
Schipper (naam en adres): …
Plaats, datum en handtekening van de schipper: …
aan boord, vaartuignaam: …
Uniek Europees scheepsidentificatienummer: …
Vaartuigtype: …
Land van registratie: …
Vaartuiglengte in m*, / aantal passagiers*: …
Eigenaar (naam en adres): …
…
…
(1) |
Voor het vaartuigtype altijd aangeven of het een tankschip van type C of G betreft, of een groot konvooi of vaartuig dat LNG als brandstof gebruikt |
* |
Schrappen wat niet van toepassing is. |
Houder in dienst getreden als: …
Aanvang tijd op werkplek (datum): …
Einde tijd op werkplek (datum): …
Schipper (naam en adres): …
Plaats, datum en handtekening van de schipper: …
aan boord, vaartuignaam: …
Uniek Europees scheepsidentificatienummer: …
Vaartuigtype: …
Land van registratie: …
Vaartuiglengte in m*, / aantal passagiers*: …
Eigenaar (naam en adres): …
…
Houder in dienst getreden als: …
Aanvang tijd op werkplek (datum): …
Einde tijd op werkplek (datum): …
Schipper (naam en adres): …
Plaats, datum en handtekening van de schipper: …
Pagina's 5 tot en met 23 zoals pagina 4
Pagina 24 van het model
Vaartijd en scheepsreizen op binnenwateren in de afgelopen 15 maanden
Het aantal vaardagen moet overeenkomen met de vaartijd in het vaartijdenboek!
Vaartuignaam of uniek Europees scheepsidentificatienummer of ander officieel vaartuignummer |
Reis van (km) |
via |
naar (km) |
Begin van de reis (datum) |
Dagen van onderbreking |
Einde van de reis (datum) |
Totaal aantal vaardagen |
Handtekening van de schipper |
A |
|
B |
|
C |
D |
E |
F |
G |
1 |
|
|
|
|
|
|
|
|
2 |
|
|
|
|
|
|
|
|
3 |
|
|
|
|
|
|
|
|
Volledig ingevuldt
☐ |
ja |
☐ |
neen |
Twijfel bij de regel(s) …
Twijfel weggenomen door het overleggen van
☐ |
(een uittreksel van) het vaartijdenboek |
☐ |
of andere officiële documenten |
…
Op de volgende pagina's 25 t/m 55 zijn de opschriften van de kolommen A tot G niet afgedrukt.
Kader gereserveerd voor de bevoegde instantie
In te vullen door de autoriteit: Totaal van de aan te rekenen vaardagen op deze bladzijde |
|
|
Stempel van de bevoegde autoriteit
Overgelegd op (datum)
Ondertekening en stempel van de autoriteit
Pagina 25 van het model
Vaartijd en scheepsreizen op binnenwateren in de afgelopen 15 maanden … Jaar: 2015/2016
Het aantal vaardagen moet overeenkomen met de vaartijd in het vaartijdenboek!
A |
B |
C |
D |
E |
F |
G |
||
|
Rotterdam (999,90) Mainz (500,00) Wien (1 930,00 ) |
22.11.15 |
11 |
17.12.15 |
15 |
Handtekening Huber |
||
|
Wien (1 930,00 ) Mainz (500,00) Basel (169,90) |
20.12.15 |
4 |
04.01.16 |
12 |
Handtekening Huber |
||
|
Basel (169,90) Rotterdam (999,90) |
06.01.16 |
0 |
10.01.16 |
5 |
Handtekening Huber |
||
|
Rotterdam (999,90) Antwerpen (20,00) Basel (169,90) |
13.01.16 |
1 |
23.01.16 |
10 |
Handtekening Huber |
||
|
Basel (169,90) Antwerpen (20,00) |
25.01.16 |
0 |
29.01.16 |
5 |
Handtekening Huber |
||
|
Antwerpen (20,00) Basel (169,90) |
01.02.16 |
0 |
07.02.16 |
7 |
Handtekening Huber |
||
|
Basel (169,90) Mainz (500,00) Bratislava (1 867,00 ) |
09.02.16 |
5 |
22.02.16 |
9 |
Handtekening Huber |
||
|
Bratislava (18 657,00 ) Regensburg (2 376,30 ) |
27.02.16 |
0 |
02.03.16 |
5 |
Handtekening Huber |
||
|
Regensburg (2 376,30 ) Mainz (500,00) Rotterdam (999,90) |
03.03.16 |
0 |
09.03.16 |
7 |
Handtekening Huber |
||
|
Rotterdam (999,90) Basel (169,90) |
12.03.16 |
0 |
17.03.16 |
6 |
Handtekening Huber |
Volledig ingevuld
☐ |
ja |
☐ |
neen |
Twijfel bij de regel(s)
…
Twijfel weggenomen door het overleggen van
☐ |
(een uittreksel van) het vaartijdenboek |
☐ |
of andere officiële documenten |
Kader gereserveerd voor de bevoegde instantie
In te vullen door de autoriteit: Totaal van de aan te rekenen vaardagen op deze bladzijde |
81 |
|
Stempel van de bevoegde autoriteit
Overgelegd op (datum) …
Ondertekening en stempel van de autoriteit
Pagina 26 van het model
Vaartijd en scheepsreizen op binnenwateren in de afgelopen 15 maanden … Jaar: …
Het aantal vaardagen moet overeenkomen met de vaartijd in het vaartijdenboek!
A |
B |
C |
D |
E |
F |
G |
1 |
|
|
|
|
|
|
2 |
|
|
|
|
|
|
3 |
|
|
|
|
|
|
4 |
|
|
|
|
|
|
5 |
|
|
|
|
|
|
6 |
|
|
|
|
|
|
7 |
|
|
|
|
|
|
8 |
|
|
|
|
|
|
9 |
|
|
|
|
|
|
10 |
|
|
|
|
|
|
Volledig ingevuld
☐ |
ja |
☐ |
neen |
Twijfel bij de regel(s)
…
Twijfel weggenomen door het overleggen van
☐ |
(een uittreksel van) het vaartijdenboek |
☐ |
of andere officiële documenten |
Kader gereserveerd voor de bevoegde instantie
In te vullen door de autoriteit: Totaal van de aan te rekenen vaardagen op deze bladzijde |
|
|
Stempel van de bevoegde autoriteit
Overgelegd op (datum) …
Ondertekening en stempel van de autoriteit
Pagina's 27 tot en met 55 zoals pagina 26
Instructies voor de autoriteiten van afgifte
Identificatie van de houder
1. |
Huidige achternaam (-namen) van de houder |
2. |
Huidige voornaam (-namen) van de houder
|
3a. |
Geboortedatum (dd/mm/jjjj) |
3b. |
Geboorteplaats (plaats) |
4. |
Bemanningslididentificatienummer van de houder zoals vastgelegd in de databank als bedoeld in artikel 25, tweede lid, van Richtlijn (EU) 2017/2397 van het Europees Parlement en de Raad (1) |
Identificatie van het dienstboekje
1. |
Het serienummer van het dienstboekje dient onderaan elke pagina te worden herhaald. |
Kwalificatiecertificaten
2. |
De titel van het afgegeven certificaat dient (in hoofdletters) door de desbetreffende bevoegde autoriteit te worden ingevuld. Hij dient te worden aangevuld met het volgende relevante nummer tussen haakjes: “(2)” voor stuurman, “(3)” voor volmatroos, “(4)” voor matroos, “(5)” voor deksman en “(6)” voor lichtmatroos. |
Wat de kwalificatiecertificaten van de Unie betreft, dient de titel “EU-kwalificatiecertificaat binnenvaart”, vergezeld van de desbetreffende kwalificatie, bv. “EU-kwalificatiecertificaat binnenvaart — volmatroos (3)” te worden vermeld.
Voor kwalificatiecertificaten die zijn afgegeven overeenkomstig het Reglement betreffende het scheepvaartpersoneel op de Rijn dient de titel “CCR-kwalificatiecertificaat”, vergezeld van de desbetreffende kwalificatie, bijvoorbeeld “CCR-kwalificatiecertificaat — volmatroos (3)” te worden vermeld.
Tijd op de werkplek
Houder in dienst getreden als: de functie wordt genummerd volgens de instructies voor het bijhouden van het vaartijdenboek.
Materiaalkenmerken van het certificaat: witte achtergrond. A5-formaat overeenkomstig ISO 216.
(1) |
Richtlijn (EU) 2017/2397 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties in de binnenvaart en tot intrekking van de Richtlijnen 91/672/EEG en 96/50/EG (PB L 345 van 27.12.2017, blz. 53). |
4. MODEL VAN HET VAARTIJDENBOEK
Pagina 1
Naam land
Vlag
Vaartijdenboek
Serienummer van het vaartijdenboek: …
Datum van afgifte: …
Vaartuignaam: …
Uniek Europees scheepsidentificatienummer: …
Autoriteit van afgifte: …
Ondertekening en stempel van de autoriteit van afgifte: …
Pagina 2 van het model
Instructies voor het bijhouden van het vaartijdenboek
Dit vaartijdenboek omvat 200 bladzijden, genummerd van 1 tot en met 200. De aantekeningen dienen met inkt en duidelijk leesbaar (bv. in drukletters) te worden aangebracht.
De aantekeningen in het vaartijdenboek dienen overeenkomstig de toepasselijke bemanningsvoorschriften te worden aangebracht. In het geval van binnenwateren waarvan gedeelten niet volledig binnen het toepassingsgebied van een bemanningsvoorschrift vallen, dient tevens rekening te worden gehouden met vaar- en rusttijden die op gedeelten buiten het toepassingsgebied van het reglement gemaakt zijn.
Indien voor het laden en lossen actieve scheepvaartoperaties nodig zijn, zoals baggerwerkzaamheden of manoeuvres tussen laad- en losplaats, dient de schipper de tijd die daarvoor nodig is als vaartijd aan te tekenen.
De activiteiten van de bemanningsleden dienen overeenkomstig hun functies en de respectieve nummers als volgt te worden aangeduid:
1 |
Schipper |
2 |
Stuurman |
3 |
Volmatroos |
4 |
Matroos |
5 |
Deksman |
6 |
Lichtmatroos |
7 |
Machinist |
8 |
Matroos-motordrijver |
9 |
|
Indien de nationale regelgevingen in andere dan de bovenvermelde functies voorzien, dienen dergelijke functies te worden aangeduid als nummer 9 e.v. met de vermelding van de respectieve nationale benaming voor de functie.
Op iedere bladzijde dient de schipper het volgende aan te tekenen:
— |
de exploitatiewijze (aantekeningen in verband met een wijziging van de exploitatiewijze dienen steeds op een nieuwe bladzijde te worden aangebracht); |
— |
het jaar; |
— |
zodra het vaartuig de vaart begint:
|
— |
zodra het vaartuig de vaart onderbreekt:
|
— |
zodra het vaartuig de vaart voortzet: dezelfde aantekeningen als bij het begin van de vaart; |
— |
zodra het vaartuig de vaart beëindigt: dezelfde aantekeningen als bij een onderbreking van de vaart. |
Pagina 3 van het model
— |
De 8e kolom moet worden ingevuld (functie, naam/namen, voornaam/namen, serienummer van het dienstboekje van het bemanningslid of serienummer van het vaarbevoegdheidsbewijs) wanneer de bemanning voor de eerste keer aan boord komt en vervolgens telkens wanneer deze van samenstelling verandert. |
— |
In de kolommen 9 t/m 1 moeten het begin en einde van de rusttijd van elk bemanningslid worden aangetekend. Deze aantekeningen dienen uiterlijk om 8.00 uur de volgende ochtend in het vaartijdenboek te worden aangebracht. Als de bemanningsleden hun rust nemen volgens een vast rooster, kan per reis met één schema worden volstaan. |
— |
In de kolommen 12 en 13 moet bij wisseling van de bemanning telkens het tijdstip van aan boord komen of van boord gaan van elk bemanningslid worden vermeld. |
Pagina 4 van het model
RUSTTIJDEN
Exploitatiewijze (*1) …
Jaar |
VAARTUIG |
BEMANNING |
|||||||||||||||
|
Begin van de vaart |
Einde van de vaart |
Leden van de bemanning |
Dienstboekje |
Rusttijden van de bemanningsleden |
Aan boord gekomen |
Van boord gegaan |
||||||||||
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
6 |
7 |
8 |
9 |
10 |
11 |
12 |
13 |
|||||
Datum |
Tijd |
Plaats |
(km) |
Tijd |
Plaats |
(km) |
Functie |
Naam en voornaam |
Nr. |
van |
tot |
van |
tot |
van |
tot |
Tijd |
Tijd |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Instructies voor de autoriteiten van afgifte
Vlag: de afbeelding is de vlag van de EU, de CCR of een derde land, als van toepassing.
De vermeldingen dienen in UNICODE te worden opgenomen. Namen worden opgenomen in UNICODE zoals vermeld op de identiteitskaart of in het paspoort van de betrokken persoon.
Indien een naam in UNICODE anders wordt gespeld dan in ASCII, moet een transcriptie in ASCII tussen haakjes worden vermeld.
Het serienummer van het vaartijdenboek dient onderaan elke pagina te worden herhaald.
Materiaalkenmerken: kleur: omslag (4), binnenpagina's met witte achtergrond. Liggend A4-formaat overeenkomstig ISO 216.
5. MODEL VAN HET DIPLOMA
Ondergetekenden, naam van het exameninstituut, verklaren hierbij met document nummer … dat
met goed gevolg het praktijkexamen heeft afgelegd [ter verkrijging van het kwalificatiecertificaat voor schipper] [en] [voor een specifieke vergunning voor het varen met behulp van een radar] op de simulator (naam van de simulator), goedgekeurd door (naam van de bevoegde autoriteit). Plaats en datum van afgifte Handtekening en stempel van het exameninstituut |
Instructies:
Namen worden opgenomen in UNICODE zoals vermeld op de identiteitskaart of in het paspoort van de betrokken persoon.
Indien een naam in UNICODE anders wordt gespeld dan in ASCII, moet een transcriptie in ASCII tussen haakjes worden vermeld.
Kies het toepasselijke examen en streep door wat niet van toepassing is.
Kenmerken van het diploma: kleur: witte achtergrond. Formaat A4 overeenkomstig ISO 216.
(1) Richtlijn (EU) 2017/2397 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties in de binnenvaart en tot intrekking van Richtlijnen 91/672/EEG en 96/50/EG (PB L 345 van 27.12.2017, blz. 53).
(2) Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 73).
(3) Richtlijn (EU) 2017/2397 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties in de binnenvaart en tot intrekking van de Richtlijnen 91/672/EEG en 96/50/EG (PB L 345 van 27.12.2017, blz. 53).
(*1) Indien van toepassing.
(4) Moet nog bepaald worden.
30.9.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 250/80 |
BESLUIT (EU) 2019/1609 VAN DE RAAD
van 24 september 2019
tot benoeming van een lid van het Comité van de Regio's, voorgedragen door de Helleense Republiek
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 305,
Gezien de voordracht van de Griekse regering,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 26 januari 2015, 5 februari 2015 en 23 juni 2015 heeft de Raad de Besluiten (EU) 2015/116 (1), (EU) 2015/190 (2) en (EU) 2015/994 (3) houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 vastgesteld. |
(2) |
Er is een zetel van lid vrijgekomen vanwege het einde van de ambtstermijn van de heer Georgios KAMINIS, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
In het Comité van de Regio's wordt voor de resterende duur van de ambtstermijn, dat wil zeggen tot en met 25 januari 2020, tot lid benoemd:
— |
De heer Dimitrios BIRMPAS, Electorate Mandate Municipality of Egaleo. |
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel, 24 september 2019.
Voor de Raad
De voorzitter
K. KULMUNI
(1) Besluit (EU) 2015/116 van de Raad van 26 januari 2015 houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 (PB L 20 van 27.1.2015, blz. 42).
(2) Besluit (EU) 2015/190 van de Raad van 5 februari 2015 houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 (PB L 31 van 7.2.2015, blz. 25).
(3) Besluit (EU) 2015/994 van de Raad van 23 juni 2015 houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 (PB L 159 van 25.6.2015, blz. 70).
30.9.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 250/81 |
BESLUIT (EU) 2019/1610 VAN DE RAAD
van 24 september 2019
tot benoeming van vier leden van het Comité van de Regio's, voorgedragen door Malta
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 305,
Gezien de voordracht van de Maltese regering,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 26 januari 2015, 5 februari 2015 en 23 juni 2015 heeft de Raad de Besluiten (EU) 2015/116 (1), EU 2015/190 (2) en EU 2015/994 (3) houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 vastgesteld. Op 30 mei 2016 is de heer Samuel AZZOPARDI bij Besluit (EU) 2016/878 van de Raad (4) op basis van een ander mandaat opnieuw benoemd tot lid. Op 10 november 2015, is de heer Peter BONELLO bij Besluit (EU) 2015/2029 van de Raad (5) als lid vervangen door de heer Anthony MIFSUD. |
(2) |
In het Comité van de Regio's zijn vier zetels van lid vrijgekomen vanwege het einde van de mandaten op grond waarvan de heer Samuel AZZOPARDI (Councillor, Rabat Citta Victoria, Local Council, Gozo), de heer Joseph CORDINA (Mayor of Xaghra), de heer Paul FARRUGIA (Mayor of Ħal Tarxien) en de heer Anthony MIFSUD (Councillor, Imtarfa Local Council) waren voorgedragen, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
In het Comité van de Regio's worden voor de resterende duur van de ambtstermijn, dat wil zeggen tot en met 25 januari 2020, tot lid benoemd:
— |
de heer Samuel AZZOPARDI, president Reġjun Għawdex/Gozo Regional Committee president (wijziging mandaat), |
— |
de heer Joseph CORDINA, Member of the Local Councils' Executive Committee (wijziging mandaat), |
— |
de heer Paul FARRUGIA, president Reġjun Xlokk/South East Regional Committee president (wijziging mandaat), |
— |
de heer Anthony MIFSUD, president Regjun Tramuntana/President Northern Region (wijziging mandaat). |
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel, 24 september 2019.
Voor de Raad
De voorzitter
K. KULMUNI
(1) Besluit (EU) 2015/116 van de Raad van 26 januari 2015 houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 (PB L 20 van 27.1.2015, blz. 42).
(2) Besluit (EU) 2015/190 van de Raad van 5 februari 2015 houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 (PB L 31 van 7.2.2015, blz. 25).
(3) Besluit (EU) 2015/994 van de Raad van 23 juni 2015 houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 (PB L 159 van 25.6.2015, blz. 70).
(4) Besluit (EU) 2016/878 van de Raad van 30 mei 2016 tot benoeming van een lid van het Comité van de Regio's, voorgedragen door Malta (PB L 145 van 2.6.2016, blz. 48).
(5) Besluit (EU) 2015/2029 van de Raad van 10 november 2015 houdende benoeming van een lid (Malta) en twee plaatsvervangers (Malta) in het Comité van de Regio's (PB L 297 van 13.11.2015, blz. 8).
30.9.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 250/82 |
BESLUIT (EU) 2019/1611 VAN DE RAAD
van 24 september 2019
tot benoeming van een plaatsvervanger van het Comité van de Regio's, voorgedragen door de Bondsrepubliek Duitsland
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 305,
Gezien de voordracht van de Duitse regering,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 26 januari 2015, 5 februari 2015 en 23 juni 2015 heeft de Raad de Besluiten (EU) 2015/116 (1), (EU) 2015/190 (2) en (EU) 2015/994 (3) tot benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 vastgesteld. |
(2) |
In het Comité van de Regio's is een zetel van plaatsvervanger vrijgekomen vanwege het einde van het mandaat op grond waarvan de heer Heinz-Joachim Höfer (Bürgermeister der Stadt Altenkirchen) was voorgedragen, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
In het Comité van de Regio's wordt voor de resterende duur van de ambtstermijn, dat wil zeggen tot en met 25 januari 2020, tot plaatsvervanger benoemd:
— |
de heer Heinz-Joachim Höfer, Mitglied des Stadtrates der Kreisstadt Altenkirchen (Westerwald) (mandaatswijziging). |
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel, 24 september 2019.
Voor de Raad
De voorzitter
K. KULMUNI
(1) Besluit (EU) 2015/116 van de Raad van 26 januari 2015 houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 (PB L 20 van 27.1.2015, blz. 42).
(2) Besluit (EU) 2015/190 van de Raad van 5 februari 2015 tot benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 (PB L 31 van 7.2.2015, blz. 25).
(3) Besluit (EU) 2015/994 van de Raad van 23 juni 2015 houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 (PB L 159 van 25.6.2015, blz. 70).
30.9.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 250/83 |
BESLUIT (EU) 2019/1612 VAN DE RAAD
van 24 september 2019
tot benoeming van een plaatsvervanger van het Comité van de Regio's, voorgedragen door het Koninkrijk Denemarken
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 305,
Gezien de voordracht van de Deense regering,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 26 januari 2015, 5 februari 2015 en 23 juni 2015 heeft de Raad de Besluiten (EU) 2015/116 (1), (EU) 2015/190 (2) en (EU) 2015/994 (3) houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 vastgesteld. Op 4 juni 2018, is de heer Henrik BRADE JOHANSEN bij Besluit (EU) 2018/839 van de Raad (4) als plaatsvervanger vervangen door mevrouw Karen MELCHIOR. |
(2) |
In het Comité van de Regio's is een zetel van plaatsvervanger vrijgekomen vanwege het einde van de ambtstermijn van mevrouw Karen MELCHIOR, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
In het Comité van de Regio's wordt voor de resterende duur van de ambtstermijn, dat wil zeggen tot en met 25 januari 2020, tot plaatsvervanger benoemd:
— |
mevrouw EVA BORCHORST MEJNERTZ, Councillor, Municipality of Aarhus. |
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel, 24 september 2019.
Voor de Raad
De voorzitter
K. KULMUNI
(1) Besluit (EU) 2015/116 van de Raad van 26 januari 2015 houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 (PB L 20 van 27.1.2015, blz. 42).
(2) Besluit (EU) 2015/190 van de Raad van 5 februari 2015 houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 (PB L 31 van 7.2.2015, blz. 25).
(3) Besluit (EU) 2015/994 van de Raad van 23 juni 2015 houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 (PB L 159 van 25.6.2015, blz. 70).
(4) Besluit (EU) 2018/839 van de Raad van 4 juni 2018 tot benoeming van twee leden en zes plaatsvervangers van het Comité van de Regio's, voorgedragen door het Koninkrijk Denemarken (PB L 141 van 7.6.2018, blz. 7).
30.9.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 250/84 |
BESLUIT (GBVB) 2019/1613 VAN HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ
van 25 september 2019
tot benoeming van de operationeel commandant van de EU voor de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen tot het ontmoedigen, het voorkomen en bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust (Atalanta) (ATALANTA/3/2019)
HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 38,
Gezien Gemeenschappelijk Optreden 2008/851/GBVB van de Raad van 10 november 2008 inzake de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen tot het ontmoedigen, het voorkomen en bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust (1) (Atalanta), en met name artikel 6,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op grond van artikel 6, lid 1, van Gemeenschappelijk Optreden 2008/851/GBVB heeft de Raad het Politiek en Veiligheidscomité (“PVC”) gemachtigd besluiten te nemen over de benoeming van de operationeel commandant van de EU voor de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen tot het ontmoedigen, het voorkomen en bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust (“operationeel commandant van de EU”). |
(2) |
Op 30 juli 2018 is bij Besluit (GBVB) 2018/1083 van de Raad (2) viceadmiraal Antonio MARTORELL LACAVE met ingang van 29 maart 2019 benoemd tot de nieuwe operationeel commandant van de EU. |
(3) |
De Spaanse militaire autoriteiten hebben generaal-majoor Antonio PLANELLS PALAU voorgedragen als opvolger van viceadmiraal Antonio MARTORELL LACAVE als operationeel commandant van de EU. |
(4) |
Op 5 september 2019 heeft het Militair Comité van de EU ingestemd met de benoeming met ingang van 1 oktober 2019 van generaal-majoor Antonio PLANELLS PALAU tot operationeel commandant van de EUNAVFOR-operatie Atalanta. |
(5) |
Overeenkomstig artikel 5 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de uitwerking en de uitvoering van besluiten en acties van de Unie die gevolgen hebben op defensiegebied, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Generaal-majoor Antonio PLANELLS PALAU wordt met ingang van 1 oktober 2019 benoemd tot operationeel commandant van de EU voor de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen tot het ontmoedigen, het voorkomen en bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust.
Artikel 2
Dit besluit is van toepassing met ingang van 1 oktober 2019.
Gedaan te Brussel, 25 september 2019.
Voor het Politiek en Veiligheidscomité
De voorzitter
S. FROM-EMMESBERGER
(1) PB L 301 van 12.11.2008, blz. 33.
(2) Besluit (GBVB) 2018/1083 van de Raad van 30 juli 2018 tot wijziging van Gemeenschappelijk Optreden 2008/851/GBVB inzake de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen tot het ontmoedigen, het voorkomen en bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust (PB L 194 van 31.7.2018, blz. 142).
30.9.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 250/85 |
UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2019/1614 VAN DE COMMISSIE
van 26 september 2019
tot machtiging van de lidstaten om voor andere dan voor opplant bestemde aardappelen uit de regio's Akkar en Bekaa in Libanon af te wijken van sommige bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2019) 6819)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (1), en met name artikel 15, lid 1, eerste streepje,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2000/29/EG, juncto punt 12 van bijlage III, deel A, bij deze richtlijn, schrijven de lidstaten voor dat andere dan voor opplant bestemde aardappelen uit Libanon niet in de Unie mogen worden binnengebracht. Krachtens artikel 15, lid 1, van die richtlijn kunnen de lidstaten echter afwijken van deze bepaling indien er geen risico is op de verspreiding van schadelijke organismen. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 5, lid 1, van Richtlijn 2000/29/EG, juncto punt 25.2 van bijlage IV, deel A, rubriek I bij die richtlijn, schrijven de lidstaten voor dat aardappelen slechts in de Unie mogen worden binnengebracht indien zij van oorsprong zijn uit landen die bekend staan als zijnde vrij van Clavibacter michiganensis (Smith) Davis et al. ssp. sepedonicus (Spieckermann en Kotthoff) Davis et al., hierna “het nader omschreven organisme” genoemd, of die zich houden aan bepalingen die als gelijkwaardig zijn erkend aan de communautaire bepalingen inzake de bestrijding van dat organisme. Libanon voldoet aan geen van beide voorwaarden. Krachtens artikel 15, lid 1, van die richtlijn kunnen de lidstaten echter afwijken van deze bepaling indien er geen risico is op de verspreiding van schadelijke organismen. |
(3) |
Uitvoeringsbesluit 2013/413/EU van de Commissie (2) tot machtiging van de lidstaten om voor andere dan voor opplant bestemde aardappelen uit de regio's Akkar en Bekaa in Libanon af te wijken van sommige bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG is verstreken op 31 oktober 2018. |
(4) |
Libanon heeft nieuwe informatie verstrekt om aan te tonen dat andere dan voor opplant bestemde aardappelen uit de regio's Akkar en Bekaa onder adequate fytosanitaire omstandigheden worden geteeld om de bescherming van het grondgebied van de Unie tegen het nader omschreven organisme te waarborgen. |
(5) |
Bijgevolg moet het binnenbrengen van andere dan voor opplant bestemde aardappelen uit de regio's Akkar en Bekaa in Libanon in de Unie worden toegestaan voor zover zij voldoen aan de voorwaarden die ervoor zorgen dat het nader omschreven organisme niet aanwezig is op de aardappelen wanneer zij op het grondgebied van de Unie worden binnengebracht. Deze voorwaarden moeten de productie in gebieden die vrij zijn van het nader omschreven organisme, de uitvoering van onderzoeken in deze gebieden, de productie op basis van gecertificeerde pootaardappelen en vereisten op het gebied van behandeling, opslag, verpakking en voorbereiding omvatten. |
(6) |
De aardappelen moeten in de Unie worden binnengebracht via bepaalde plaatsen van binnenkomst zodat ze doeltreffend kunnen worden gecontroleerd en fytosanitaire risico's worden beperkt. |
(7) |
Er moeten controlevereisten worden vastgesteld ter beheersing van de fytosanitaire risico's. Er moet worden bepaald dat er monsters moeten worden genomen, en tests moeten worden uitgevoerd, overeenkomstig het bestaande testschema dat is vastgesteld bij Richtlijn 93/85/EEG van de Raad (3). |
(8) |
De aardappelen mogen uitsluitend in de Unie worden binnengebracht en in het verkeer worden gebracht indien ze zijn voorzien van een etiket met daarop de vermelding dat ze uit Libanon komen en andere relevante informatie, om te vermijden dat de aardappelen worden gepoot en ervoor te zorgen dat de aardappelen kunnen worden geïdentificeerd en getraceerd. |
(9) |
De afwijking moet in de tijd zijn beperkt. |
(10) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Plantenziektekundig Comité, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Machtiging om af te wijken
In afwijking van artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2000/29/EG, juncto punt 12 van bijlage III, deel A, bij die richtlijn, en van artikel 5, lid 1, van die richtlijn, juncto punt 25.2 van bijlage IV, deel A, rubriek I, van die richtlijn, mogen lidstaten toelaten dat aardappelen, als bepaald in punt 12 van bijlage III, deel A, bij die richtlijn (hierna “aardappelen” genoemd), uit de regio's Akkar of Bekaa in Libanon op hun grondgebied worden binnengebracht indien ze voldoen aan de voorwaarden in de bijlage bij dit besluit.
Artikel 2
Fytosanitair certificaat
Het in artikel 13 bis, lid 3, van Richtlijn 2000/29/EG genoemde fytosanitair certificaat wordt in Libanon afgegeven. Onder “Aanvullende verklaring” wordt de volgende informatie opgenomen:
a) |
de verklaring “In overeenstemming met de EU-vereisten van Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1614 van de Commissie”; |
b) |
het nummer van de partij; |
c) |
de naam van het gebied dat vrij is van het schadelijk organisme, in de zin van punt 1 van de bijlage. |
Artikel 3
Plaatsen van binnenkomst
1. De aardappelen waarop de in artikel 1 genoemde machtiging betrekking heeft, mogen slechts in de Unie worden binnengebracht via een of meer plaatsen van binnenkomst die door de lidstaat waarin de plaats van binnenkomst is gelegen specifiek voor dit doel is aangeduid.
2. De lidstaat brengt de andere lidstaten, de Commissie en Libanon op de hoogte van de plaatsen van binnenkomst en de naam en het adres van de in Richtlijn 2000/29/EG genoemde verantwoordelijke officiële instantie voor elke plaats van binnenkomst.
Artikel 4
Inspecties door lidstaten
1. Van elke partij in een zending worden stalen genomen voor een officieel onderzoek op Clavibacter michiganensis (Smith) Davis et al. ssp. sepedonicus (Spieckermann en Kotthoff) Davis et al., hierna “het nader omschreven organisme” genoemd. Elk monster bestaat uit minstens 200 knollen. Indien een partij meer dan 25 ton weegt, wordt een monster per 25 ton genomen en een voor het resterende deel van de partij.
2. De verantwoordelijke officiële instanties onderzoeken visueel op doorgesneden knollen of de monsters symptomen vertonen van het nader omschreven organisme. Tijdens dit onderzoek blijven alle partijen van de betrokken zending onder officiële controle en worden ze niet verplaatst of gebruikt.
3. Indien tijdens het in lid 2 genoemde onderzoek symptomen van het nader omschreven organisme worden ontdekt, worden tests uitgevoerd overeenkomstig punt 1.1 en de punten 4 tot en met 10 van bijlage I bij Richtlijn 93/85/EEG om te bepalen of het nader omschreven organisme aanwezig is.
Tijdens deze tests blijven alle partijen van de betrokken zending, en alle andere zendingen met een partij uit hetzelfde van het schadelijk organisme vrije gebied die onder de controle van de verantwoordelijke officiële instantie staan, onder officiële controle en worden ze niet verplaatst of gebruikt.
4. Indien overeenkomstig lid 3 de aanwezigheid van het nader omschreven organisme in een monster wordt bevestigd, wordt het resterende aardappelextract bijgehouden en op een passende manier bewaard en mag de betrokken partij de Unie niet binnenkomen.
Alle resterende partijen waarvan sprake is in de tweede alinea van lid 3 worden getest overeenkomstig punt 1.1 en de punten 4 tot en met 10 van bijlage I bij Richtlijn 93/85/EEG.
5. Indien tijdens het in lid 2 genoemde onderzoek in de monsters geen symptomen van het nader omschreven organisme worden ontdekt, worden op alle partijen tests uitgevoerd overeenkomstig punt 1.2 en de punten 3 tot en met 10 van bijlage I bij Richtlijn 93/85/EEG om te bepalen of er sprake is van latente infectie.
Tijdens deze tests blijft die partij onder officiële controle en wordt ze niet verplaatst of gebruikt.
Indien de aanwezigheid van het nader omschreven organisme in een in de eerste alinea bedoeld monster wordt bevestigd, wordt het resterende aardappelextract bijgehouden en op een passende manier bewaard en mag de betrokken partij de Unie niet binnenkomen.
Artikel 5
Kennisgeving van verdachte partijen of bevestigde resultaten
1. De lidstaten brengen de Commissie en Libanon onmiddellijk op de hoogte wanneer de aanwezigheid van het nader omschreven organisme wordt vermoed op basis van de snelle screeningtest als bedoeld in punt 1.1 van bijlage I bij Richtlijn 93/85/EEG, of de screeningtest als bedoeld in punt 1.2 van bijlage I bij die richtlijn.
2. De lidstaten brengen de Commissie en Libanon onmiddellijk op de hoogte wanneer de aanwezigheid van het nader omschreven organisme overeenkomstig de punten 1.1 en 1.2 van bijlage I bij Richtlijn 93/85/EEG is bevestigd.
Artikel 6
Etikettering
1. De aardappelen mogen uitsluitend in de Unie worden binnengebracht en in het verkeer worden gebracht met een etiket. Het etiket moet in een van de officiële talen van de Unie zijn opgesteld en de volgende informatie bevatten:
a) |
de vermelding dat ze uit Libanon komen; |
b) |
de naam van het gebied dat vrij is van het schadelijk organisme; |
c) |
de naam en het identificatienummer van de producent; |
d) |
het nummer van de partij. |
2. Het in lid 1 bedoelde etiket wordt afgegeven onder toezicht van de Libanese plantenbeschermingsorganisatie.
Artikel 7
Verwijdering van afval
Het afval dat overblijft na het verpakken en verwerken van de aardappelen in de Unie wordt zo verwijderd dat het nader omschreven organisme zich niet kan vestigen of verspreiden.
Artikel 8
Kennisgevingsverplichtingen van importeurs
1. De importeur brengt de verantwoordelijke officiële instantie van de plaats van binnenkomst in de betrokken lidstaat voldoende van tevoren op de hoogte van zijn intentie om een zending binnen te brengen.
2. De in lid 1 bedoelde kennisgeving bevat de volgende elementen:
a) |
de omvang van de betrokken zending(en); |
b) |
de datum waarop de zending zal worden binnengebracht; |
c) |
de naam en het adres van de importeur. |
Artikel 9
Vervaldatum
Dit besluit vervalt op 31 maart 2023.
Dit besluit is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 26 september 2019.
Voor de Commissie
Vytenis ANDRIUKAITIS
Lid van de Commissie
(1) PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1.
(2) Uitvoeringsbesluit 2013/413/EU van de Commissie van 30 juli 2013 tot machtiging van de lidstaten om voor andere dan voor opplant bestemde aardappelen uit de regio's Akkar en Bekaa in Libanon af te wijken van sommige bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad (PB L 205 van 1.8.2013, blz. 13).
(3) Richtlijn 93/85/EEG van de Raad van 4 oktober 1993 betreffende de bestrijding van aardappelringrot (PB L 259 van 18.10.1993, blz. 1).
BIJLAGE
VOORWAARDEN VOOR DE INVOER ALS BEDOELD IN ARTIKEL 1
De afwijking waarvan sprake is in artikel 1 is van toepassing op aardappelen die voldoen aan de voorwaarden in de punten 1 tot en met 9.
1. Productiegebieden
De aardappelen worden geproduceerd in de regio's Akkar of Bekaa in gebieden die officieel door de Libanese plantenbeschermingsorganisatie, in overeenstemming met de internationale norm voor fytosanitaire maatregelen nr. 4 “Requirements for the establishment of pest free areas (1)”, zijn verklaard vrij te zijn van het nader omschreven organisme (“gebieden die vrij zijn van het schadelijk organisme”) en die jaarlijks door Libanon aan de Commissie zijn meegedeeld.
2. Onderzoek van gebieden die vrij zijn van het schadelijk organisme
De gebieden die vrij zijn van het schadelijk organisme worden jaarlijks op systematische en representatieve wijze onderzocht om na te gaan of het in artikel 4, lid 1, bedoelde nader omschreven organisme aanwezig is. Deze onderzoeken worden uitgevoerd door de Libanese autoriteiten tijdens de productie en in de periode van vijf jaar die daaraan voorafgaat.
De onderzoeken worden uitgevoerd op de aardappelvelden in de gebieden die vrij zijn van het schadelijk organisme en op de geoogste aardappelen in deze gebieden.
De onderzoeken omvatten:
a) |
visuele inspecties van de velden tijdens het groeiseizoen; |
b) |
visueel onderzoek van de geoogste aardappelen naar symptomen van het nader omschreven organisme op doorgesneden knollen; |
c) |
laboratoriumtesten op aardappelen met en zonder symptomen van het nader omschreven organisme. |
De onderzoeken leiden niet tot vaststelling van de aanwezigheid van het nader omschreven organisme, of reiken geen andere bewijzen aan die erop wijzen dat het gebied niet vrij is van het schadelijk organisme in de zin van punt 1. De resultaten van de onderzoeken worden op verzoek ter beschikking van de Commissie gesteld.
3. Producenten
De aardappelen worden geteeld door producenten die bij de Libanese plantenbeschermingsorganisatie zijn geregistreerd.
4. Productie op basis van gecertificeerde pootaardappelen
De aardappelen voldoen aan een van de volgende eisen:
a) |
zij worden geteeld op basis van in de Unie gecertificeerde pootaardappelen die vanuit de Unie in Libanon worden ingevoerd; |
b) |
zij worden geteeld op basis van gecertificeerde pootaardappelen, of delen ervan, die in Libanon worden ingevoerd vanuit een derde land waarvoor overeenkomstig bijlage III bij Richtlijn 2000/29/EG geen verbod op binnenkomst in de Unie van pootaardappelen van toepassing is, en die in dat derde land zijn gecertificeerd. |
5. Productievelden
De aardappelen worden geteeld op velden waar gedurende de vijf voorgaande jaren geen andere dan de in punt 4 genoemde aardappelen zijn geteeld.
6. Behandeling
De aardappelen worden behandeld met machines die voldoen aan een van de volgende voorwaarden:
a) |
zij worden alleen gebruikt voor de behandeling van aardappelen die voldoen aan de punten 1 tot en met 5; |
b) |
indien zij zijn gebruikt voor andere dan de onder a) bedoelde doeleinden, zijn zij op een passende manier gereinigd en gedesinfecteerd voordat zij worden gebruikt voor de onder a) bedoelde doeleinden. |
7. Opslag
De aardappelen worden opgeslagen in opslagruimten die voldoen aan een van de volgende voorwaarden:
a) |
zij worden alleen gebruikt voor de opslag van aardappelen die voldoen aan de punten 1 tot en met 6; |
b) |
indien zij zijn gebruikt voor andere dan de onder a) bedoelde doeleinden, worden passende hygiënische maatregelen toegepast voordat zij worden gebruikt voor de onder a) bedoelde doeleinden. |
8. Verpakking
Het gebruikte verpakkingsmateriaal voor de aardappelen is ofwel nieuw, dan wel gereinigd en gedesinfecteerd.
9. Voorbereiding van de aardappelen en partijen voor binnenkomst in de Unie
De aardappelen voldoen aan de volgende voorwaarden betreffende hun voorbereiding:
a) |
zij zijn vrij van aarde, bladeren en andere plantresten; |
b) |
zij worden voor binnenkomst in de Unie aangeboden in partijen, waarbij elke partij bestaat uit aardappelen die zijn geproduceerd door een enkele producent en geoogst in een enkel gebied als bedoeld in punt 1, en |
c) |
zij zijn verpakt in zakken, pakketten of andere verpakkingen die elk een etiket dragen in overeenstemming met artikel 6. |
(1) ISPM 4. 1995. Requirements for the establishment of pest free areas. Rome, IPPC, FAO.
30.9.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 250/91 |
UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2019/1615 VAN DE COMMISSIE
van 26 september 2019
tot vaststelling van noodmaatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van het tomato brown rugose fruit virus (ToBRFV) te voorkomen
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2019) 6826)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (1), en met name artikel 16, lid 3, derde zin,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Het tomato brown rugose fruit virus, hierna het “nader omschreven organisme” genoemd, is een schadelijk organisme dat momenteel niet is opgenomen in bijlage I of bijlage II bij Richtlijn 2000/29/EG. |
(2) |
Eind 2018 hebben Duitsland en Italië echter melding gemaakt van uitbraken van het nader omschreven organisme bij tomatenplanten op hun grondgebied en van de maatregelen die zijn genomen om het te bestrijden. Uit een door Italië verrichte analyse van het fytosanitaire risico is gebleken dat het nader omschreven organisme en de schadelijke effecten ervan een belangrijk fytosanitair probleem voor de Unie kunnen opleveren, met name voor de productie van Solanum lycopersicum L. en Capsicum annuum. |
(3) |
De lidstaten moeten er daarom voor zorgen dat eenieder die verantwoordelijk is voor planten die mogelijk door het nader omschreven organisme kunnen worden aangetast, wordt geïnformeerd over de mogelijke aanwezigheid ervan en over de te nemen maatregelen. |
(4) |
De lidstaten moeten bovendien jaarlijkse onderzoeken verrichten naar de aanwezigheid van het nader omschreven organisme op hun grondgebied met het oog op een meer proactieve aanpak om de vestiging en verspreiding van dat organisme te voorkomen. |
(5) |
Gezien het bewijsmateriaal uit Duitsland en Italië en de verspreiding van het nader omschreven organisme in een toenemend aantal derde landen, moeten gevoelige nader omschreven voor opplant bestemde planten, met inbegrip van zaaizaad, bij de invoer in de Unie aan specifieke maatregelen worden onderworpen en moeten zij vergezeld gaan van een fytosanitair certificaat. |
(6) |
Die specifieke maatregelen moeten ervoor zorgen dat het nader omschreven organisme tijdig op het grondgebied van de Unie wordt opgespoord, dat er eisen worden gesteld voor het binnenbrengen van de nader omschreven voor opplant bestemde planten, met inbegrip van zaaizaad, en dat bij het binnenbrengen van de nader omschreven voor opplant bestemde planten, met inbegrip van zaaizaad, in de Unie officiële controles worden verricht. |
(7) |
Die maatregelen zijn noodzakelijk om het grondgebied van de Unie beter te beschermen tegen de binnenkomst, vestiging en verspreiding van het nader omschreven organisme. |
(8) |
Om de bevoegde officiële instanties en de professionele exploitanten de gelegenheid te bieden zich aan die nieuwe eisen aan te passen, moet dit besluit van toepassing zijn vanaf 1 november 2019. |
(9) |
Dit moet een tijdelijk besluit zijn dat tot en met 31 maart 2022 van toepassing is, om herziening ervan voor die datum mogelijk te maken. |
(10) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Definities
Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
a) “nader omschreven organisme”: tomato brown rugose fruit virus (ToBRFV);
b) “nader omschreven voor opplant bestemde planten”: voor opplant bestemde planten van de soorten Solanum lycopersicum L. en Capsicum annuum.
Artikel 2
Verbod op het binnenbrengen in en het verkeer binnen de Unie
Het binnenbrengen in en het verkeer binnen de Unie van het nader omschreven organisme wordt verboden.
Artikel 3
Opsporing of vermoedelijke aanwezigheid van het nader omschreven organisme
De lidstaten zorgen ervoor dat eenieder die verantwoordelijk is voor planten die mogelijk door het nader omschreven organisme kunnen worden aangetast, onmiddellijk op de hoogte wordt gebracht van de aanwezigheid of de vermoedelijke aanwezigheid van het nader omschreven organisme en wordt voorgelicht over de mogelijke gevolgen en risico's, alsook de te nemen maatregelen om de vestiging en verspreiding van het nader omschreven organisme te voorkomen.
Artikel 4
Onderzoeken met betrekking tot het nader omschreven organisme op het grondgebied van de lidstaten en aantoning ervan
1. De lidstaten verrichten op hun grondgebied jaarlijks onderzoeken naar de aanwezigheid van het nader omschreven organisme op waardplanten.
2. Deze onderzoeken worden verricht door de bevoegde officiële instantie of onder officieel toezicht van de bevoegde officiële instantie. De onderzoeken omvatten laboratoriumtests en worden gebaseerd op deugdelijke wetenschappelijke en technische beginselen wat de capaciteit om het nader omschreven organisme op te sporen betreft.
3. De lidstaten stellen de Commissie en de andere lidstaten uiterlijk op 31 januari van elk jaar in kennis van de resultaten van de in het voorgaande kalenderjaar verrichte onderzoeken.
Artikel 5
Verkeer van de nader omschreven voor opplant bestemde planten binnen de Unie
De nader omschreven voor opplant bestemde planten van oorsprong uit het grondgebied van de Unie mogen binnen de Unie slechts in het verkeer zijn als zij vergezeld gaan van een plantenpaspoort dat overeenkomstig Richtlijn 92/105/EEG van de Commissie (2) is opgesteld en afgegeven en als zij aan een van de volgende vereisten voldoen:
a) |
zij zijn van oorsprong uit gebieden waarvan bekend is dat het nader omschreven organisme er niet voorkomt; |
b) |
wanneer het gaat om voor opplant bestemde planten, met uitzondering van zaden:
|
c) |
in het geval van zaaizaad zijn officiële bemonsteringen en tests op het nader omschreven organisme verricht, op een representatief monster met behulp van passende methoden, en is het bij deze tests vrij bevonden van het nader omschreven organisme. |
Artikel 6
Eisen voor het binnenbrengen in de Unie van de nader omschreven voor opplant bestemde planten
Nader omschreven voor opplant bestemde planten mogen slechts in de Unie worden binnengebracht als zij vergezeld gaan van een in artikel 13, lid 1, punt ii), van Richtlijn 2000/29/EG bedoeld fytosanitair certificaat en als zij aan een van de volgende vereisten voldoen:
a) |
de nader omschreven voor opplant bestemde planten zijn van oorsprong uit een derde land dat door de nationale plantenziektekundige organisatie overeenkomstig de desbetreffende internationale normen voor fytosanitaire maatregelen vrij is bevonden van het nader omschreven organisme. Die informatie wordt vermeld in het fytosanitair certificaat onder “Aanvullende verklaring”; |
b) |
de nader omschreven voor opplant bestemde planten zijn van oorsprong uit een gebied dat door de nationale plantenziektekundige organisatie overeenkomstig de desbetreffende internationale normen voor fytosanitaire maatregelen vrij is bevonden van het nader omschreven organisme. De naam van dat gebied wordt onder “plaats van oorsprong” van het fytosanitair certificaat vermeld; |
c) |
wanneer de nader omschreven voor opplant bestemde planten van oorsprong zijn uit andere derde landen of gebieden dan die bedoeld onder a) en b), moeten zij aan de volgende eisen voldoen:
|
Artikel 7
Officiële controles bij het binnenbrengen in de Unie
Alle zendingen van de nader omschreven voor opplant bestemde planten die in de Unie worden binnengebracht, worden op de plaats van binnenkomst in de Unie of op de plaats van bestemming als vastgesteld overeenkomstig Richtlijn 2004/103/EG van de Commissie (3) officieel gecontroleerd.
Artikel 8
Datum van toepassing
Dit besluit is van toepassing met ingang van 1 november 2019.
Artikel 9
Datum van verstrijken
Dit besluit is van toepassing tot en met 31 maart 2022.
Artikel 10
Adressaten
Dit besluit is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 26 september 2019.
Voor de Commissie
Vytenis ANDRIUKAITIS
Lid van de Commissie
(1) PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1.
(2) Richtlijn 92/105/EEG van de Commissie van 3 december 1992 tot een zekere mate van standaardisering van plantenpaspoorten voor het verkeer van bepaalde planten, plantaardige producten en andere materialen in de Gemeenschap, en tot vaststelling van nadere regels voor de afgifte van deze paspoorten en van de voorwaarden en nadere regels voor de vervanging ervan (PB L 4 van 8.1.1993, blz. 22).
(3) Richtlijn 2004/103/EG van de Commissie van 7 oktober 2004 betreffende de controles van de identiteit en de fytosanitaire controles van in deel B van bijlage V bij Richtlijn 2000/29/EG van de Raad opgenomen planten, plantaardige producten en andere materialen, die kunnen worden uitgevoerd op een andere plaats dan de plaats van binnenkomst in de Gemeenschap of op een dichtbijgelegen plaats en tot vaststelling van de eisen met betrekking tot deze controles (PB L 313 van 12.10.2004, blz. 16).
30.9.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 250/95 |
UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2019/1616 VAN DE COMMISSIE
van 27 september 2019
betreffende de ter ondersteuning van Richtlijn 2014/68/EU van het Europees Parlement en de Raad opgestelde geharmoniseerde normen voor drukapparatuur
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende Europese normalisatie, tot wijziging van de Richtlijnen 89/686/EEG en 93/15/EEG van de Raad alsmede de Richtlijnen 94/9/EG, 94/25/EG, 95/16/EG, 97/23/EG, 98/34/EG, 2004/22/EG, 2007/23/EG, 2009/23/EG en 2009/105/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Beschikking 87/95/EEG van de Raad en Besluit nr. 1673/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (1), en met name artikel 10, lid 6,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 12 van Richtlijn 2014/68/EU van het Europees Parlement en de Raad (2) worden drukapparatuur of de in artikel 4, leden 1 en 2, van die richtlijn bedoelde samenstellen die in overeenstemming zijn met geharmoniseerde normen of delen daarvan waarvan de referenties in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, geacht in overeenstemming te zijn met de in bijlage I bij die richtlijn bedoelde essentiële veiligheidseisen die door die normen of delen daarvan worden bestreken. |
(2) |
Bij brief M/071 van 1 augustus 1994 heeft de Commissie het Europees Comité voor normalisatie (CEN) verzocht om in verband met de drukapparatuur de productgerelateerde normen en de normen van horizontale aard op te stellen ter ondersteuning van Richtlijn 97/23/EG van het Europees Parlement en de Raad (3). Die richtlijn is vervangen door Richtlijn 2014/68/EU zonder dat de in bijlage I bij Richtlijn 97/23/EG bedoelde essentiële veiligheidseisen zijn veranderd. |
(3) |
Op basis van verzoek M/071 heeft het CEN de nieuwe geharmoniseerde normen EN ISO 4126-2:2019 voor veiligheidsvoorzieningen voor bescherming tegen ontoelaatbare overdruk, EN ISO 15494:2018 voor kunststofleidingsystemen voor industriële toepassingen en EN ISO 21028-2:2018 voor cryogene vaten opgesteld. Norm EN ISO 21028-2:2018 is een nieuwe norm die norm EN 1252-2:2001 vervangt. Om de stand van de techniek te weerspiegelen, heeft het CEN enkele bestaande normen gewijzigd en herzien. Het CEN heeft met name de normen EN 13445-2:2014, EN 13445-3:2014, EN 13445-5:2014 en EN 13445-6:2014 voor niet aan vlambelasting blootgestelde drukvaten en de normen EN 13480-2:2017 en EN 13480-5:2017 voor metalen industriële leidingsystemen gewijzigd. Het CEN heeft ook de normen EN 1562:2012 en EN 1563:2011 voor gietijzer, de normen EN 12516-1:2014 en EN 12516-4:2014 voor industriële afsluiters en norm EN 13136:2013 voor koelsystemen en warmtepompen herzien. |
(4) |
Samen met het CEN en is de Commissie nagegaan of de normen betreffende de drukapparatuur zoals door het CEN opgesteld, gewijzigd of herzien, voldoen aan verzoek M/071. |
(5) |
De normen betreffende de drukapparatuur zoals door het CEN opgesteld, gewijzigd of herzien, voldoen aan in bijlage I bij Richtlijn 2014/68/EU bedoelde eisen die zij beogen te bestrijken. Daarom is het passend de referentienummers van deze normen in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken. |
(6) |
Voor de normen EN 13445-2:2014, EN 13445-3:2014, EN 13445-5:2014, EN 13445-6:2014, EN 13480-2:2017, EN 13480-5:2017, EN 1562:2012, EN 1563:2011, EN 12516-1:2014, EN 12516-4:2014 en EN 13136:2013 moeten de referenties van de gewijzigde of herziene versies van de normen worden bekendgemaakt. Norm EN 1252-2:2001 moet door een nieuwe norm worden vervangen. Daarom moeten de referenties van de normen EN 13445-2:2014, EN 13445-2:2014/A1:2016, EN 13445-2:2014/A2:2018, EN 13445-3:2014, EN 13445-3:2014/A1:2015, EN 13445-3:2014/A2:2016, EN 13445-3:2014/A3:2017, EN 13445-3:2014/A4:2018, EN 13445-5:2014, EN 13445-6:2014, EN 13480-2:2017, EN 13480-5:2017, EN 1252-2:2001, EN 1562:2012, EN 1563:2011, EN 12516-1:2014, EN 12516-4:2014 en EN 13136:2013 uit het Publicatieblad van de Europese Unie (4) worden geschrapt. Om de fabrikanten voldoende tijd te geven hun producten aan de nieuwe normen voor cryogene vaten en de herziene normen voor gietijzer, industriële afsluiters en koelsystemen en warmtepompen aan te passen, moet de intrekking van de referenties van die normen worden uitgesteld. |
(7) |
Door naleving van een geharmoniseerde norm wordt een vermoeden van conformiteit gevestigd met de overeenkomstige essentiële eisen die in de harmonisatiewetgeving van de Unie zijn opgenomen, vanaf de datum van bekendmaking van de referentie van deze norm in het Publicatieblad van de Europese Unie. Dit besluit moet derhalve in werking treden op de datum van de bekendmaking ervan, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De referenties van de in bijlage I bij dit besluit vermelde geharmoniseerde normen voor drukapparatuur die ter ondersteuning van Richtlijn 2014/68/EU zijn opgesteld, worden hierbij in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.
Artikel 2
De referenties van de in bijlage II bij dit besluit vermelde geharmoniseerde normen voor drukapparatuur die ter ondersteuning van Richtlijn 2014/68/EU zijn opgesteld, worden met ingang van de in die bijlage vermelde data uit het Publicatieblad van de Europese Unie geschrapt.
Artikel 3
Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 27 september 2019.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 316 van 14.11.2012, blz. 12.
(2) Richtlijn 2014/68/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van drukapparatuur (PB L 189 van 27.6.2014, blz. 164).
(3) Richtlijn 97/23/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 mei 1997 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende drukapparatuur (PB L 181 van 9.7.1997, blz. 1).
BIJLAGE I
Nr. |
Referentienummer van de norm |
1. |
EN 1562:2019 Gieterijtechniek — Smeedbaar gietijzer |
2. |
EN 1563:2018 Gieterijtechniek — Nodulair gietijzer |
3. |
EN ISO 4126-2:2019 Veiligheidsvoorzieningen voor de bescherming tegen ontoelaatbare overdruk — Deel 2: Veiligheidsvoorzieningen met een breekplaat (ISO 4126-2:2018) |
4. |
EN 12516-1:2014+A1:2018 Industriële afsluiters — Ontwerpsterkte van de behuizing — Deel 1: Tabellarische methode voor de behuizing van stalen afsluiters |
5. |
EN 12516-4:2014+A1:2018 Industriële afsluiters — Ontwerpsterkte van de behuizing — Deel 4: Berekeningsmethode voor industriële afsluiters gefabriceerd in metalen anders dan staal |
6. |
EN 13136:2013+A1:2018 Koelsystemen en warmtepompen — Overdrukbeveiligingen en hun bijbehorende leidingen — Berekeningsmethode |
7. |
EN 13445-2:2014 Niet aan vlambelasting blootgestelde drukvaten — Deel 2: Materialen EN 13445-2:2014/A1:2016 EN 13445-2:2014/A2:2018 EN 13445-2:2014/A3:2018 |
8. |
EN 13445-3:2014 Niet aan vlambelasting blootgestelde drukvaten — Deel 3: Ontwerp EN 13445-3:2014/A1:2015 EN 13445-3:2014/A2:2016 EN 13445-3:2014/A3:2017 EN 13445-3:2014/A4:2018 EN 13445-3:2014/A5:2018 EN 13445-3:2014/A6:2019 |
9. |
EN 13445-5:2014 Niet aan vlambelasting blootgestelde drukvaten — Deel 5: Keuring en beproeving EN 13445-5:2014/A1:2018 |
10. |
EN 13445-6:2014 Niet aan vlambelasting blootgestelde drukvaten — Deel 6: Eisen voor het ontwerp en de fabricage van drukvaten en drukhoudende delen gemaakt van nodulair gietijzer EN 13445-6:2014/A2:2018 |
11. |
EN 13480-2:2017 Metalen industriële leidingsystemen — Deel 2: Materialen EN 13480-2:2017/A1:2018 EN 13480-2:2017/A2:2018 EN 13480-2:2017/A3:2018 |
12. |
EN 13480-5:2017 Metalen industriële leidingsystemen — Deel 5: Inspectie en beproeving EN 13480-5:2017/A1:2019 |
13. |
EN ISO 15494:2018 Kunststofleidingsystemen voor industriële toepassingen — Polybuteen (PB), polyetheen (PE), polyethyleen met verhoogde temperatuurweerstand (PE-RT), vernet polyethyleen (PE-X), polypropyleen (PP) — Specificaties voor onderdelen en leidingsystemen — Metrische reeks (ISO 15494:2015) |
14. |
EN ISO 21028-2:2018 Cryogene vaten — Vervormingseisen voor materialen bij cryogene temperatuur — Deel 2: Temperaturen van – 80 °C tot – 20 °C (ISO 21028-2: 2018) |
BIJLAGE II
Nr. |
Referentienummer van de norm |
Datum van intrekking |
1. |
EN 13445-2:2014 Niet aan vlambelasting blootgestelde drukvaten — Deel 2: Materialen EN 13445-2:2014/A1:2016 EN 13445-2:2014/A2:2018 |
30 september 2019 |
2. |
EN 13445-3:2014 Niet aan vlambelasting blootgestelde drukvaten — Deel 3: Ontwerp EN 13445-3:2014/A1:2015 EN 13445-3:2014/A2:2016 EN 13445-3:2014/A3:2017 EN 13445-3:2014/A4:2018 |
30 september 2019 |
3. |
EN 13445-5:2014 Niet aan vlambelasting blootgestelde drukvaten — Deel 5: Keuring en beproeving |
30 september 2019 |
4. |
EN 13445-6:2014 Niet aan vlambelasting blootgestelde drukvaten — Deel 6: Eisen voor het ontwerp en de fabricage van drukvaten en drukhoudende delen gemaakt van nodulair gietijzer |
30 september 2019 |
5. |
EN 13480-2:2017 Metalen industriële leidingsystemen — Deel 2: Materialen |
30 september 2019 |
6. |
EN 13480-5:2017 Metalen industriële leidingsystemen — Deel 5: Inspectie en beproeving |
30 september 2019 |
7. |
EN 1252-2:2001 Cryogene vaten — Materialen — Deel 2: Eisen aan de taaiheid voor temperaturen van – 80 °C tot – 20 °C |
30 maart 2020 |
8. |
EN 1562:2012 Gieterijtechniek — Smeedbaar gietijzer |
30 maart 2020 |
9. |
EN 1563:2011 Gieterijtechniek — Nodulair gietijzer |
30 maart 2020 |
10. |
EN 12516-1:2014 Industriële afsluiters — Ontwerpsterkte van de behuizing — Deel 1: Tabellarische methode voor de behuizing van stalen afsluiters |
30 maart 2020 |
11. |
EN 12516-4:2014 Industriële afsluiters — Ontwerpsterkte van de behuizing — Deel 4: Berekeningsmethode voor industriële afsluiters gefabriceerd in metalen anders dan staal |
30 maart 2020 |
12. |
EN 13136:2013 Koelsystemen en warmtepompen — Overdrukbeveiligingen en hun bijbehorende leidingen — Berekeningsmethode |
30 maart 2020 |
30.9.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 250/100 |
UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2019/1617 VAN DE COMMISSIE
van 27 september 2019
tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU betreffende maatregelen op het gebied van de diergezondheid in verband met Afrikaanse varkenspest in sommige lidstaten
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2019) 7044)
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (1), en met name artikel 9, lid 4,
Gezien Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire controles in het intra-uniale handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (2), en met name artikel 10, lid 4,
Gezien Richtlijn 2002/99/EG van de Raad van 16 december 2002 houdende vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de productie, de verwerking, de distributie en het binnenbrengen van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (3), en met name artikel 4, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU van de Commissie (4) zijn in bepaalde lidstaten, waar gevallen van Afrikaanse varkenspest in tamme of wilde varkens zijn bevestigd (“de betrokken lidstaten”), maatregelen op het gebied van de diergezondheid vastgesteld in verband met die ziekte. In de bijlage bij dat uitvoeringsbesluit zijn bepaalde gebieden in de betrokken lidstaten afgebakend, die in de lijsten in de delen I tot en met IV van die bijlage zijn opgenomen, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen verschillende risiconiveaus op basis van de epidemiologische situatie van die ziekte. De bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU is verscheidene keren gewijzigd om rekening te houden met veranderingen in de epidemiologische situatie ten aanzien van Afrikaanse varkenspest in de Unie die in die bijlage moeten worden weerspiegeld. De bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU is laatstelijk gewijzigd bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1392 van de Commissie (5), naar aanleiding van gevallen van Afrikaanse varkenspest in Bulgarije. |
(2) |
Het risico van verspreiding van Afrikaanse varkenspest bij wilde dieren hangt samen met de natuurlijke trage verspreiding van die ziekte bij wilde varkens en met menselijke activiteiten, zoals is gebleken uit de recente epidemiologische ontwikkeling van de ziekte in de Unie en zoals is gedocumenteerd door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) in het op 14 juli 2015 gepubliceerde wetenschappelijk advies van het Panel voor diergezondheid en dierenwelzijn, het op 23 maart 2017 gepubliceerde wetenschappelijk verslag van de EFSA over het epidemiologisch onderzoek naar Afrikaanse varkenspest in de Baltische staten en Polen, het op 8 november 2017 gepubliceerde wetenschappelijk verslag van de EFSA over het epidemiologisch onderzoek naar Afrikaanse varkenspest in de Baltische staten en Polen en het op 29 november 2018 gepubliceerde wetenschappelijk verslag van de EFSA (6) over het epidemiologisch onderzoek naar Afrikaanse varkenspest in de Europese Unie. |
(3) |
Bij Richtlijn 2002/60/EG van de Raad zijn de in de Unie te treffen minimummaatregelen ter bestrijding van Afrikaanse varkenspest vastgesteld. Zo voorziet met name artikel 9 van Richtlijn 2002/60/EG in de instelling van een beschermings- en een toezichtsgebied indien in een bedrijf bij varkens Afrikaanse varkenspest officieel wordt bevestigd en bevatten de artikelen 10 en 11 van die richtlijn de maatregelen die moeten worden genomen in de beschermings- en toezichtsgebieden om de verspreiding van die ziekte te voorkomen. Uit recente ervaringen is gebleken dat de bij Richtlijn 2002/60/EG vastgestelde maatregelen, en met name de maatregelen voor het reinigen en ontsmetten van de besmette bedrijven en andere maatregelen met betrekking tot de uitroeiing van de ziekte, doeltreffend zijn om de verspreiding van die ziekte tegen te gaan. |
(4) |
Rekening houdend met de doeltreffendheid van de maatregelen die overeenkomstig Richtlijn 2002/60/EG in de lidstaten worden toegepast, en met name de maatregelen die zijn neergelegd in artikel 10, lid 4, onder b), en artikel 10, lid 5, van die richtlijn, en in overeenstemming met de risicobeperkende maatregelen ten aanzien van Afrikaanse varkenspest die zijn vermeld in de Gezondheidscode voor landdieren van de Wereldorganisatie voor diergezondheid (OIE), moeten bepaalde gebieden in de districten Lubelski, Bialski, Siedlecki en Hrubieszowski in Polen en in de districten Saldus en Brocēnu in Letland die momenteel in de lijst in deel III van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU zijn opgenomen, nu in deel II van die bijlage worden opgenomen in het licht van het verstrijken van de periode van drie maanden na de datum van de definitieve reiniging en ontsmetting van de besmette bedrijven, en gezien de afwezigheid van uitbraken van Afrikaanse varkenspest in die gebieden gedurende de afgelopen twaalf maanden. Aangezien deel III van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU de gebieden bevat waar de epidemiologische situatie zeer dynamisch is en zich nog steeds ontwikkelt, moet bij het aanbrengen van wijzigingen aan de in dat deel opgenomen gebieden altijd bijzondere aandacht worden besteed aan de gevolgen voor de omliggende gebieden. |
(5) |
Sinds de datum waarop Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1392 is vastgesteld, hebben zich verdere uitbraken van Afrikaanse varkenspest bij tamme varkens en gevallen van Afrikaanse varkenspest bij wilde varkens voorgedaan in Litouwen, Bulgarije, Roemenië en Polen. Naar aanleiding van deze recente uitbraken en gevallen van die ziekte, en rekening houdend met de huidige epidemiologische situatie in de Unie, is de regionalisering in deze vier lidstaten opnieuw geëvalueerd en geactualiseerd. Bovendien zijn de bestaande risicobeheersmaatregelen ook opnieuw geëvalueerd en geactualiseerd. Deze wijzigingen moeten worden weerspiegeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU. |
(6) |
In september 2019 is een uitbraak van Afrikaanse varkenspest vastgesteld bij tamme varkens in het district Kaunas in Litouwen, in een gebied dat momenteel is opgenomen in de lijst in deel II van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU. Door deze uitbraak van Afrikaanse varkenspest moet in die bijlage met een hoger risiconiveau rekening worden gehouden. Bijgevolg moet dit door Afrikaanse varkenspest getroffen gebied in Litouwen nu in de lijst in deel III in plaats van in deel II van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU worden opgenomen. |
(7) |
In september 2019 is een uitbraak van Afrikaanse varkenspest vastgesteld bij tamme varkens in de regio Kardzhali in Bulgarije, in een gebied dat momenteel is opgenomen in de lijst in deel I van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU. Door deze uitbraak van Afrikaanse varkenspest moet in die bijlage met een hoger risiconiveau rekening worden gehouden. Bijgevolg moet dit door Afrikaanse varkenspest getroffen gebied in Bulgarije nu in de lijst in deel III in plaats van in deel I van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU worden opgenomen. |
(8) |
In september 2019 is een geval van Afrikaanse varkenspest vastgesteld bij wilde varkens in de regio Lovech in Bulgarije, in een gebied dat momenteel is opgenomen in de lijst in deel III van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU, in de onmiddellijke nabijheid van een gebied dat momenteel is opgenomen in deel I van die bijlage. Door dit geval van Afrikaanse varkenspest moet in die bijlage met een hoger risiconiveau rekening worden gehouden. Bijgevolg moet dit door Afrikaanse varkenspest getroffen gebied in Bulgarije nu in de lijst in deel II in plaats van in deel I van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU worden opgenomen. |
(9) |
In september 2019 is een uitbraak van Afrikaanse varkenspest vastgesteld bij tamme varkens in het district Iași in Roemenië in een gebied dat momenteel is opgenomen in de lijst in deel I van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU. Door deze uitbraak van Afrikaanse varkenspest moet in die bijlage met een hoger risiconiveau rekening worden gehouden. Bijgevolg moet dit door Afrikaanse varkenspest getroffen gebied in Roemenië nu in de lijst in deel III in plaats van in deel I van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU worden opgenomen. |
(10) |
In september 2019 zijn enkele gevallen van Afrikaanse varkenspest vastgesteld bij wilde varkens in de districten Lubelski en Zwoleński in Polen, in een gebied dat momenteel is opgenomen in de lijst in deel II van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU, in de onmiddellijke nabijheid van gebieden die momenteel zijn opgenomen in deel I van die bijlage. Door deze gevallen van Afrikaanse varkenspest moet in die bijlage met een hoger risiconiveau rekening worden gehouden. Bijgevolg moeten deze door Afrikaanse varkenspest getroffen gebieden in Polen nu in de lijst in deel II in plaats van in deel I van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU worden opgenomen. |
(11) |
In september 2019 is een uitbraak van Afrikaanse varkenspest vastgesteld bij tamme varkens in het district Lidzbarski in Polen, in een gebied dat momenteel is opgenomen in de lijst in deel II van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU. Door deze uitbraak van Afrikaanse varkenspest moet in die bijlage met een hoger risiconiveau rekening worden gehouden. Bijgevolg moet dit door Afrikaanse varkenspest getroffen gebied in Polen nu in de lijst in deel III in plaats van in deel II van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU worden opgenomen. |
(12) |
Om rekening te houden met recente ontwikkelingen in de epidemiologische evolutie van Afrikaanse varkenspest in de Unie, en met het oog op de proactieve bestrijding van de met de verspreiding van die ziekte samenhangende risico's, moet voor Litouwen, Bulgarije, Roemenië en Polen een nieuw gebied met een hoog risico van voldoende omvang worden afgebakend en in de lijsten in de delen II en III van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU worden opgenomen. De bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(13) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij dit besluit.
Artikel 2
Dit besluit is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 27 september 2019.
Voor de Commissie
Vytenis ANDRIUKAITIS
Lid van de Commissie
(1) PB L 395 van 30.12.1989, blz. 13.
(2) PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29.
(3) PB L 18 van 23.1.2003, blz. 11.
(4) Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU van de Commissie van 9 oktober 2014 betreffende maatregelen op het gebied van de diergezondheid in verband met Afrikaanse varkenspest in sommige lidstaten en tot intrekking van Uitvoeringsbesluit 2014/178/EU (PB L 295 van 11.10.2014, blz. 63).
(5) Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1392 van de Commissie van 9 september 2019 tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU betreffende maatregelen op het gebied van de diergezondheid in verband met Afrikaanse varkenspest in sommige lidstaten (PB L 233 van 10.9.2019, blz. 3).
(6) EFSA Journal 2015;13(7):4163; EFSA Journal 2017;15(3):4732; EFSA Journal 2017;15(11):5068; EFSA Journal 2018;16(11):5494.
BIJLAGE
De bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU wordt vervangen door:
“BIJLAGE
DEEL I
1. België
De volgende gebieden in België:
in de provincie Luxemburg:
— |
het gebied dat met de wijzers van de klok mee wordt afgebakend door: |
— |
de grens met Frankrijk, |
— |
Rue Mersinhat, |
— |
de N818 tot de kruising met de N83, |
— |
de N83 tot de kruising met de N884, |
— |
de N884 tot de kruising met de N824, |
— |
de N824 tot de kruising met Le Routeux, |
— |
Le Routeux, |
— |
Rue d'Orgéo, |
— |
Rue de la Vierre, |
— |
Rue du Bout-d'en-Bas, |
— |
Rue Sous l'Eglise, |
— |
Rue Notre-Dame, |
— |
Rue du Centre, |
— |
de N845 tot de kruising met de N85, |
— |
de N85 tot de kruising met de N40, |
— |
de N40 tot de kruising met de N802, |
— |
de N802 tot de kruising met de N825, |
— |
de N825 tot de kruising met de E25-E411, |
— |
de E25-E411 tot de kruising met de N40, |
— |
N40: Burnaimont, Rue de Luxembourg, Rue Ranci, Rue de la Chapelle, |
— |
Rue du Tombois, |
— |
Rue Du Pierroy, |
— |
Rue Saint-Orban, |
— |
Rue Saint-Aubain, |
— |
Rue des Cottages, |
— |
Rue de Relune, |
— |
Rue de Rulune, |
— |
Route de l'Ermitage, |
— |
N87: Route de Habay, |
— |
Chemin des Ecoliers, |
— |
Le Routy, |
— |
Rue Burgknapp, |
— |
Rue de la Halte, |
— |
Rue du Centre, |
— |
Rue de l'Eglise, |
— |
Rue du Marquisat, |
— |
Rue de la Carrière, |
— |
Rue de la Lorraine, |
— |
Rue du Beynert, |
— |
Millewée, |
— |
Rue du Tram, |
— |
Millewée, |
— |
N4: Route de Bastogne, Avenue de Longwy, Route de Luxembourg, |
— |
de grens met het Groothertogdom Luxemburg, |
— |
de grens met Frankrijk, |
— |
de N87 tot de kruising met de N871 ter hoogte van Rouvroy, |
— |
de N871 tot de kruising met de N88, |
— |
de N88 tot de kruising met de Rue Baillet Latour, |
— |
de Rue Baillet Latour tot de kruising met de N811, |
— |
de N811 tot de kruising met de N88, |
— |
de N88 tot de kruising met de N883 ter hoogte van Aubange, |
— |
de N883 tot de kruising met de N81 ter hoogte van Aubange, |
— |
de N81 tot de kruising met de E25-E411, |
— |
de E25-E411 tot de kruising met de N40, |
— |
de N40 tot de kruising met de Rue du Fet, |
— |
Rue du Fet, |
— |
de Rue de l'Accord tot de kruising met de Rue de la Gaume, |
— |
de Rue de la Gaume tot de kruising met de Rue des Bruyères, |
— |
Rue des Bruyères, |
— |
Rue de Neufchâteau, |
— |
Rue de la Motte, |
— |
de N894 tot de kruising met de N85, |
— |
de N85 tot de kruising met de grens met Frankrijk. |
2. Bulgarije
De volgende gebieden in Bulgarije:
— |
the whole region of Haskovo, |
— |
the whole region of Yambol, |
— |
the whole region of Sliven, |
— |
the whole region of Stara Zagora. |
3. Estland
De volgende gebieden in Estland:
— |
Hiiu maakond. |
4. Hongarije
De volgende gebieden in Hongarije:
— |
Békés megye 950150, 950250, 950350, 950450, 950750, 950850, 951460, 951550, 951650, 951750, 956250, 956350 és 956450 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe, |
— |
Hajdú-Bihar megye 900750, 901250, 901260, 901270, 901350, 901551, 901560, 901570, 901580, 901590, 901650, 901660, 902450, 902550, 902650, 902660, 902670, 902750, 903250, 903650, 903750, 903850, 903950, 903960, 904050, 904060, 904150, 904250, 904350, 904750, 904760, 904850, 904860, 904950, 904960, 905050, 905060, 905070, 905080, 905150, 905250, 905260, 905350, 905360, 905450 és 905550 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe, |
— |
Heves megye 702550, 703360, 704150, 704250, 704350, 704450, 704550, 704650, 704750 és 705350 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe, |
— |
Jász-Nagykun-Szolnok megye 750150, 750160, 750250, 750260, 750350, 750450, 750460, 750550, 750750, 750850, 751250, 751260,751850, 751950, 752850, 753550, 753650, 753660, 753750, 753850, 753950, 753960, 754050, 754150, 754250, 754360, 754370, 754450, 754550, 754560, 754570, 754650, 754750, 754850, 754950 és 755650 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe, |
— |
Nógrád megye 552010, 552150, 552250, 552350, 552450, 552460, 552520, 552550, 552610, 552620, 552710, 552850, 552860, 552950, 552970, 553050, 553110, 553250, 553260, 553350, 553650, 553750, 553850, 553910 és 554050 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe, |
— |
Pest megye 571250, 571350, 571550, 571610, 571750, 571760, 572250, 572350, 572550, 572850, 572950, 573360, 573450, 575050, 576050, 577150, 577250, 579750, 580050 és 580450 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe, |
— |
Szabolcs-Szatmár-Bereg megye 851950, 852350, 852450, 852550, 852750, 853560, 853650, 853751, 853850, 853950, 853960, 854050, 854150, 854250, 854350, 855350, 855450, 855550, 855650, 855660 és 855850 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe. |
5. Letland
De volgende gebieden in Letland:
— |
Aizputes novada Cīravas pagasta daļa uz ziemeļiem no autoceļa 1192, Lažas pagasta daļa uz ziemeļrietumiem no autoceļa 1199 un uz ziemeļiem no Padures autoceļa, |
— |
Alsungas novads, |
— |
Durbes novada Dunalkas pagasta daļa uz rietumiem no autoceļiem P112, 1193 un 1192, un Tadaiķu pagasts, |
— |
Kuldīgas novada Gudenieku pagasts, |
— |
Pāvilostas novads, |
— |
Stopiņu novada daļa, kas atrodas uz rietumiem no autoceļa V36, P4 un P5, Acones ielas, Dauguļupes ielas un Dauguļupītes, |
— |
Ventspils novada Jūrkalnes pagasts, |
— |
Grobiņas novads, |
— |
Rucavas novada Dunikas pagasts. |
6. Litouwen
De volgende gebieden in Litouwen:
— |
Klaipėdos rajono savivaldybės: Agluonėnų, Priekulės, Veiviržėnų, Judrėnų, Endriejavo ir Vėžaičių seniūnijos, |
— |
Plungės rajono savivaldybės: Alsėdžių, Babrungo, Kulių, Nausodžio, Paukštakių, Platelių, Plungės miesto, Šateikių ir Žemaičių Kalvarijos seniūnijos, |
— |
Skuodo rajono savivaldybė, |
7. Polen
De volgende gebieden in Polen:
w województwie warmińsko-mazurskim:
|
w województwie podlaskim:
|
w województwie mazowieckim:
|
w województwie lubelskim:
|
w województwie podkarpackim:
|
w województwie świętokrzyskim:
|
w województwie łódzkim:
|
w województwie pomorskim:
|
8. Roemenië
De volgende gebieden in Roemenië:
— |
Județul Alba, |
— |
Județul Cluj, |
— |
Județul Harghita, |
— |
Județul Neamț, |
— |
Județul Suceava, |
— |
Județul Mureș, |
— |
Județul Sibiu, |
— |
Județul Caraș-Severin. |
9. Slowakije
De volgende gebieden in Slowakije:
— |
the whole district of Kosice-okolie (including its urban areas), |
— |
the whole district of Vranov nad Topľou, |
— |
the whole district of Humenné, |
— |
the whole district of Snina, |
— |
the whole district of Sobrance, |
— |
in the district of Michalovce, the whole municipalities of Tušice, Moravany, Pozdišovce, Michalovce, Zalužice, Lúčky, Závadka, Hnojné, Poruba pod Vihorlatom, Jovsa, Kusín, Klokočov, Kaluža, Vinné, Trnava pri Laborci, Oreské, Staré, Zbudza, Petrovce nad Laborcom, Lesné, Suché, Rakovec nad Ondavou, Nacina Ves, Voľa, Pusté Čemerné and Strážske. |
DEEL II
1. België
De volgende gebieden in België:
in de provincie Luxemburg:
— |
het gebied dat met de wijzers van de klok mee wordt afgebakend door: |
— |
de grens met Frankrijk ter hoogte van Florenville, |
— |
de N85 tot de kruising met de N894 ter hoogte van Florenville, |
— |
de N894 tot de kruising met de Rue de la Motte, |
— |
de Rue de la Motte tot de kruising met de Rue de Neufchâteau, |
— |
Rue de Neufchâteau, |
— |
de Rue des Bruyères tot de kruising met Rue de la Gaume, |
— |
de Rue de la Gaume tot de kruising met Rue de l'Accord, |
— |
Rue de l'Accord, |
— |
Rue du Fet, |
— |
de N40 tot de kruising met de E25-E411, |
— |
de E25-E411 tot de kruising met de N81 ter hoogte van Weyler, |
— |
de N81 tot de kruising met de N883 ter hoogte van Aubange, |
— |
de N883 tot de kruising met de N88 ter hoogte van Aubange, |
— |
de N88 tot de kruising met de N811, |
— |
de N811 tot de kruising met de Rue Baillet Latour, |
— |
de Rue Baillet Latour tot de kruising met de N88, |
— |
de N88 tot de kruising met de N871, |
— |
de N871 tot de kruising met de N87 ter hoogte van Rouvroy, |
— |
de N87 tot de kruising met de grens met Frankrijk. |
2. Bulgarije
De volgende gebieden in Bulgarije:
— |
the whole region of Gabrovo, |
— |
the whole region of Pernik, |
— |
the whole region of Kyustendil, |
— |
the whole region of Dobrich, |
— |
the whole region of Plovdiv, |
— |
the whole region of Pazardzhik, |
— |
the whole region of Smolyan, |
— |
the whole region of Burgas excluding the areas in Part III, |
— |
the whole region of Veliko Tarnovo excluding the areas in Part III, |
— |
the whole region of Shumen excluding the areas in Part III, |
— |
the whole region of Varna excluding the areas in Part III. |
3. Estland
De volgende gebieden in Estland:
— |
Eesti Vabariik (välja arvatud Hiiu maakond). |
4. Hongarije
De volgende gebieden in Hongarije:
— |
Borsod-Abaúj-Zemplén megye 650100, 650200, 650300, 650400, 650500, 650600, 650700, 650800, 650900, 651000, 651100, 651200, 651300, 651400, 651500, 651610, 651700, 651801, 651802, 651803, 651900, 652000, 652100, 652200, 652300, 652601, 652602, 652603, 652700, 652900, 653000, 653100,653200, 653300, 653401, 653403, 653500, 653600, 653700, 653800, 653900, 654000, 654201, 654202, 654301, 654302, 654400, 654501, 654502, 654600, 654700, 654800, 654900, 655000, 655100, 655200, 655300, 655400, 655500, 655600, 655700, 655800, 655901, 655902, 656000, 656100, 656200, 656300, 656400, 656600, 656701, 656702, 656800, 656900, 657010, 657100, 657300, 657400, 657500, 657600, 657700, 657800, 657900, 658000, 658100, 658201, 658202, 658310, 658401, 658402, 658403, 658404, 658500, 658600, 658700, 658801, 658802, 658901, 658902, 659000, 659100, 659210, 659220, 659300, 659400, 659500, 659601, 659602, 659701, 659800, 659901, 660000, 660100, 660200, 660400, 660501, 660502, 660600 és 660800, valamint 652400, 652500 és 652800 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe, |
— |
Hajdú-Bihar megye 900150, 900250, 900350, 900450, 900550, 900650, 900660, 900670, 901850,900850, 900860, 900930, 900950, 901050, 901150, 901450, 901750, 901950, 902050, 902150, 902250, 902350, 902850, 902860, 902950, 902960, 903050, 903150, 903350, 903360, 903370, 903450, 903550, 904450, 904460, 904550 és 904650 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe, |
— |
Heves megye 700150, 700250, 700260, 700350, 700450, 700460, 700550, 700650, 700750, 700850, 700860, 700950, 701050, 701111, 701150, 701250, 701350, 701550, 701560, 701650, 701750, 701850, 701950, 702050, 702150, 702250, 702260, 702350, 702450, 702750, 702850, 702950, 703050, 703150, 703250, 703350, 703370, 703450, 703550, 703610, 703750, 703850, 703950, 704050, 704850, 704950, 705050, 705150,705250, 705450, 705510 és 705610 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe, |
— |
Jász-Nagykun-Szolnok megye 750650, 750950, 751050, 751150, 751160, 751350, 751360, 751450, 751460, 751470, 751550, 751650, 751750, 752150, 752250, 752350, 752450, 752460, 752550, 752560, 752650, 752750, 752950, 753060, 753070, 753150, 753250, 753310, 753450, 755550 és 755750 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe, |
— |
Nógrád megye 550110, 550120, 550130, 550210, 550310, 550320, 550450, 550460, 550510, 550610, 550710, 550810, 550950, 551010, 551150, 551160, 551250, 551350, 551360, 551450, 551460, 551550, 551650, 551710, 551810, 551821, 552360 és 552960 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe, |
— |
Szabolcs-Szatmár-Bereg megye 850950, 851050, 851150, 851250, 851350, 851450, 851550, 851560, 851650, 851660, 851751, 851752, 852850, 852860, 852950, 852960, 853050, 853150, 853160, 853250, 853260, 853350, 853360, 853450, 853550, 854450, 854550, 854560, 854650, 854660, 854750, 854850, 854860, 854870, 854950, 855050, 855150, 855250, 855460, 855750, 855950, 855960, 856051, 856150, 856250, 856260, 856350, 856360, 856450, 856550, 856650, 856750, 856760, 856850, 856950, 857050, 857150, 857350, 857450, 857650, valamint 850150, 850250, 850260, 850350, 850450, 850550, 852050, 852150, 852250, 857550, 850650, 850850, 851851 és 851852 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe. |
5. Letland
De volgende gebieden in Letland:
— |
Ādažu novads, |
— |
Aizputes novada Kalvenes pagasts pagasta daļa uz dienvidiem no autoceļa A9, |
— |
Aglonas novads, |
— |
Aizkraukles novads, |
— |
Aknīstes novads, |
— |
Alojas novads, |
— |
Alūksnes novads, |
— |
Amatas novads, |
— |
Apes novads, |
— |
Auces novads, |
— |
Babītes novads, |
— |
Baldones novads, |
— |
Baltinavas novads, |
— |
Balvu novads, |
— |
Bauskas novads, |
— |
Beverīnas novads, |
— |
Brocēnu novads, Burtnieku novads, |
— |
Carnikavas novads, |
— |
Cēsu novads, |
— |
Cesvaines novads, |
— |
Ciblas novads, |
— |
Dagdas novads, |
— |
Daugavpils novads, |
— |
Dobeles novads, |
— |
Dundagas novads, |
— |
Durbes novada Durbes pagasta daļa uz dienvidiem no dzelzceļa līnijas Jelgava-Liepāja, |
— |
Engures novads, |
— |
Ērgļu novads, |
— |
Garkalnes novads, |
— |
Gulbenes novads, |
— |
Iecavas novads, |
— |
Ikšķiles novads, |
— |
Ilūkstes novads, |
— |
Inčukalna novads, |
— |
Jaunjelgavas novads, |
— |
Jaunpiebalgas novads, |
— |
Jaunpils novads, |
— |
Jēkabpils novads, |
— |
Jelgavas novads, |
— |
Kandavas novads, |
— |
Kārsavas novads, |
— |
Ķeguma novads, |
— |
Ķekavas novads, |
— |
Kocēnu novads, |
— |
Kokneses novads, |
— |
Krāslavas novads, |
— |
Krimuldas novads, |
— |
Krustpils novads, |
— |
Kuldīgas novada Ēdoles, Īvandes, Padures, Rendas, Kabiles, Rumbas, Kurmāles, Pelču, Snēpeles, Turlavas, Laidu un Vārmes pagasts, Kuldīgas pilsēta, |
— |
Lielvārdes novads, |
— |
Līgatnes novads, |
— |
Limbažu novads, |
— |
Līvānu novads, |
— |
Lubānas novads, |
— |
Ludzas novads, |
— |
Madonas novads, |
— |
Mālpils novads, |
— |
Mārupes novads, |
— |
Mazsalacas novads, |
— |
Mērsraga novads, |
— |
Naukšēnu novads, |
— |
Neretas novads, |
— |
Ogres novads, |
— |
Olaines novads, |
— |
Ozolnieku novads, |
— |
Pārgaujas novads, |
— |
Pļaviņu novads, |
— |
Preiļu novads, |
— |
Priekules novads, |
— |
Priekuļu novads, |
— |
Raunas novads, |
— |
republikas pilsēta Daugavpils, |
— |
republikas pilsēta Jelgava, |
— |
republikas pilsēta Jēkabpils, |
— |
republikas pilsēta Jūrmala, |
— |
republikas pilsēta Rēzekne, |
— |
republikas pilsēta Valmiera, |
— |
Rēzeknes novads, |
— |
Riebiņu novads, |
— |
Rojas novads, |
— |
Ropažu novads, |
— |
Rugāju novads, |
— |
Rundāles novads, |
— |
Rūjienas novads, |
— |
Salacgrīvas novads, |
— |
Salas novads, |
— |
Salaspils novads, |
— |
Saldus novads, Saulkrastu novads, |
— |
Sējas novads, |
— |
Siguldas novads, |
— |
Skrīveru novads, |
— |
Skrundas novads, |
— |
Smiltenes novads, |
— |
Stopiņu novada daļa, kas atrodas uz austrumiem no autoceļa V36, P4 un P5, Acones ielas, Dauguļupes ielas un Dauguļupītes, |
— |
Strenču novads, |
— |
Talsu novads, |
— |
Tērvetes novads, |
— |
Tukuma novads, |
— |
Vaiņodes novads, |
— |
Valkas novads, |
— |
Varakļānu novads, |
— |
Vārkavas novads, |
— |
Vecpiebalgas novads, |
— |
Vecumnieku novads, |
— |
Ventspils novada Ances, Tārgales, Popes, Vārves, Užavas, Piltenes, Puzes, Ziru, Ugāles, Usmas un Zlēku pagasts, Piltenes pilsēta, |
— |
Viesītes novads, |
— |
Viļakas novads, |
— |
Viļānu novads, |
— |
Zilupes novads. |
6. Litouwen
De volgende gebieden in Litouwen:
— |
Alytaus miesto savivaldybė, |
— |
Alytaus rajono savivaldybė: Alytaus, Alovės, Butrimonių, Daugų, Nemunaičio, Pivašiūnų, Punios, Raitininkų seniūnijos, |
— |
Anykščių rajono savivaldybė, |
— |
Akmenės rajono savivaldybė: Ventos ir Papilės seniūnijos, |
— |
Biržų miesto savivaldybė, |
— |
Biržų rajono savivaldybė, |
— |
Druskininkų savivaldybė, |
— |
Elektrėnų savivaldybė, |
— |
Ignalinos rajono savivaldybė, |
— |
Jonavos rajono savivaldybė, |
— |
Joniškio rajono savivaldybė: Kepalių, Kriukų, Saugėlaukio ir Satkūnų seniūnijos, |
— |
Jurbarko rajono savivaldybė, |
— |
Kaišiadorių rajono savivaldybė, |
— |
Kalvarijos savivaldybė: Akmenynų, Liubavo, Kalvarijos seniūnijos dalis į pietus nuo kelio Nr. 131 ir į pietus nuo kelio Nr. 200 ir Sangrūdos seniūnijos, |
— |
Kauno miesto savivaldybė, |
— |
Kauno rajono savivaldybė: Domeikavos, Garliavos, Garliavos apylinkių, Karmėlavos, Lapių, Linksmakalnio, Neveronių, Rokų, Samylų, Taurakiemio, Vandžiogalos ir Vilkijos seniūnijos, Babtų seniūnijos dalis į rytus nuo kelio A1, Užliedžių seniūnijos dalis į rytus nuo kelio A1 ir Vilkijos apylinkių seniūnijos dalis į vakarus nuo kelio Nr. 1907, |
— |
Kelmės rajono savivaldybė, Kėdainių rajono savivaldybė, |
— |
Kupiškio rajono savivaldybė, |
— |
Lazdijų rajono savivaldybė: Būdviečio, Kapčiamieščio, Kučiūnų ir Noragėlių seniūnijos, |
— |
Marijampolės savivaldybė: Degučių, Mokolų ir Narto seniūnijos, |
— |
Mažeikių rajono savivaldybė: Šerkšnėnų, Sedos ir Židikų seniūnijos, |
— |
Molėtų rajono savivaldybė, |
— |
Pagėgių savivaldybė, |
— |
Pakruojo rajono savivaldybė, |
— |
Panevėžio rajono savivaldybė, |
— |
Panevėžio miesto savivaldybė, |
— |
Pasvalio rajono savivaldybė, |
— |
Radviliškio rajono savivaldybė, |
— |
Rietavo savivaldybė, |
— |
Prienų rajono savivaldybė: Stakliškių ir Veiverių seniūnijos, |
— |
Plungės rajono savivaldybė: Žlibinų ir Stalgėnų seniūnijos, |
— |
Raseinių rajono savivaldybė, |
— |
Rokiškio rajono savivaldybė, |
— |
Šakių rajono savivaldybė: Barzdų, Griškabūdžio, Kidulių, Kudirkos Naumiesčio, Lekėčių, Sintautų, Slavikų. Sudargo, Žvirgždaičių seniūnijos ir Kriūkų seniūnijos dalis į rytus nuo kelio Nr. 3804, Lukšių seniūnijos dalis į rytus nuo kelio Nr. 3804, Šakių seniūnijos dalis į pietus nuo kelio Nr. 140 ir į pietvakarius nuo kelio Nr. 137, |
— |
Šalčininkų rajono savivaldybė, |
— |
Šiaulių miesto savivaldybė, |
— |
Šiaulių rajono savivaldybė: Šiaulių kaimiškoji seniūnija, |
— |
Šilutės rajono savivaldybė, |
— |
Širvintų rajono savivaldybė, |
— |
Šilalės rajono savivaldybė, |
— |
Švenčionių rajono savivaldybė, |
— |
Tauragės rajono savivaldybė, |
— |
Telšių rajono savivaldybė, |
— |
Trakų rajono savivaldybė, |
— |
Ukmergės rajono savivaldybė, |
— |
Utenos rajono savivaldybė, |
— |
Varėnos rajono savivaldybė, |
— |
Vilniaus miesto savivaldybė, |
— |
Vilniaus rajono savivaldybė, |
— |
Vilkaviškio rajono savivaldybė: Bartninkų, Gražiškių, Keturvalakių, Kybartų, Klausučių, Pajevonio, Šeimenos, Vilkaviškio miesto, Virbalio, Vištyčio seniūnijos, |
— |
Visagino savivaldybė, |
— |
Zarasų rajono savivaldybė. |
7. Polen
De volgende gebieden in Polen:
w województwie warmińsko-mazurskim:
|
w województwie podlaskim:
|
w województwie mazowieckim:
|
w województwie lubelskim:
|
w województwie podkarpackim:
|
w województwie pomorskim:
|
w województwie świętokrzyskim:
|
8. Roemenië
De volgende gebieden in Roemenië:
— |
Restul județului Maramureș care nu a fost inclus în Partea III cu următoarele comune:
|
— |
Județul Bistrița-Năsăud. |
DEEL III
1. Bulgarije
De volgende gebieden in Bulgarije:
— |
the whole region of Kardzhali, |
— |
the whole region of Blagoevgrad, |
— |
the whole region of Montana, |
— |
the whole region of Ruse, |
— |
the whole region of Razgrad, |
— |
the whole region of Silistra, |
— |
the whole region of Pleven, |
— |
the whole region of Vratza, |
— |
the whole region of Vidin, |
— |
the whole region of Targovishte, |
— |
the whole region of Lovech, |
— |
the whole region of Sofia city, |
— |
the whole region of Sofia Province, |
— |
in the region of Shumen:
|
— |
in the region of Varna:
|
— |
in the region of Veliko Tarnovo:
|
— |
in Burgas region:
|
2. Letland
De volgende gebieden in Letland:
— |
Aizputes novada Aizputes pagasts, Cīravas pagasta daļa uz dienvidiem no autoceļa 1192, Kazdangas pagasts, Kalvenes pagasta daļa uz ziemeļiem no autoceļa A9, Lažas pagasta dienvidaustrumu daļa un pagasta daļa uz dienvidaustrumiem no autoceļa 1199 un uz dienvidiem no Padures autoceļa, Aizputes pilsēta, |
— |
Durbes novada Vecpils pagasts, Durbes pagasta daļa uz ziemeļiem no dzelzceļa līnijas Jelgava-Liepāja, Dunalkas pagasta daļa uz austrumiem no autoceļiem P112, 1193 un 1192, Durbes pilsēta. |
3. Litouwen
De volgende gebieden in Litouwen:
— |
Akmenės rajono savivaldybė: Akmenės, Kruopių, Naujosios Akmenės kaimiškoji ir Naujosios Akmenės miesto seniūnijos, |
— |
Alytaus rajono savivaldybė: Simno, Krokialaukio ir Miroslavo seniūnijos, |
— |
Birštono savivaldybė, |
— |
Joniškio rajono savivaldybė: Gaižaičių, Gataučių, Joniškio, Rudiškių, Skaistgirio, Žagarės seniūnijos, |
— |
Kalvarijos savivaldybė: Kalvarijos seniūnijos dalis į šiaurę nuo kelio Nr. 131 ir į šiaurę nuo kelio Nr. 200, |
— |
Kauno rajono savivaldybė: Akademijos, Alšėnų, Batniavos, Čekiškės, Ežerėlio, Kačerginės, Kulautuvos, Raudondvario, Ringaudų ir Zapyškio seniūnijos, Babtų seniūnijos dalis į vakarus nuo kelio A1, Užliedžių seniūnijos dalis į vakarus nuo kelio A1 ir Vilkijos apylinkių seniūnijos dalis į rytus nuo kelio Nr. 1907, |
— |
Kazlų Rudos savivaldybė: Antanavo, Kazlų Rudos, Jankų ir Plutiškių seniūnijos, |
— |
Lazdijų rajono savivaldybė: Krosnos, Lazdijų miesto, Lazdijų, Seirijų, Šeštokų, Šventežerio ir Veisiejų seniūnijos, |
— |
Marijampolės savivaldybė: Gudelių, Igliaukos, Liudvinavo, Marijampolės, Sasnavos ir Šunskų seniūnijos, |
— |
Mažeikių rajono savivaldybės: Laižuvos, Mažeikių apylinkės, Mažeikių, Reivyčių, Tirkšlių ir Viekšnių seniūnijos, |
— |
Prienų rajono savivaldybė: Ašmintos, Balbieriškio, Išlaužo, Jiezno, Naujosios Ūtos, Pakuonio, Prienų ir Šilavotos seniūnijos, |
— |
Šakių rajono savivaldybė: Gelgaudiškio ir Plokščių seniūnijos ir Kriūkų seniūnijos dalis į vakarus nuo kelio Nr. 3804, Lukšių seniūnijos dalis į vakarus nuo kelio Nr. 3804, Šakių seniūnijos dalis į šiaurę nuo kelio Nr. 140 ir į šiaurės rytus nuo kelio Nr. 137, |
— |
Šiaulių rajono savivaldybės: Bubių, Ginkūnų, Gruzdžių, Kairių, Kuršėnų kaimiškoji, Kuršėnų miesto, Kužių, Meškuičių, Raudėnų ir Šakynos seniūnijos, |
— |
Šakių rajono savivaldybė: Gelgaudiškio ir Plokščių seniūnijos ir Kriūkų seniūnijos dalis į vakarus nuo kelio Nr. 3804, Lukšių seniūnijos dalis į vakarus nuo kelio Nr. 3804, Šakių seniūnijos dalis į šiaurę nuo kelio Nr. 140 ir į šiaurės rytus nuo kelio Nr. 137, |
— |
Vilkaviškio rajono savivaldybės: Gižų ir Pilviškių seniūnijos. |
4. Polen
De volgende gebieden in Polen:
w województwie warmińsko-mazurskim:
|
w województwie podlaskim:
|
w województwie mazowieckim:
|
w województwie lubelskim:
|
w województwie podkarpackim:
|
5. Roemenië
De volgende gebieden in Roemenië:
— |
Zona orașului București, |
— |
Județul Constanța, |
— |
Județul Satu Mare, |
— |
Județul Tulcea, |
— |
Județul Bacău, |
— |
Județul Bihor, |
— |
Județul Brăila, |
— |
Județul Buzău, |
— |
Județul Călărași, |
— |
Județul Dâmbovița, |
— |
Județul Galați, |
— |
Județul Giurgiu, |
— |
Județul Ialomița, |
— |
Județul Ilfov, |
— |
Județul Prahova, |
— |
Județul Sălaj, |
— |
Județul Vaslui, |
— |
Județul Vrancea, |
— |
Județul Teleorman, |
— |
Partea din județul Maramureș cu următoarele delimitări:
|
— |
Județul Mehedinți, |
— |
Județul Gorj, |
— |
Județul Argeș, |
— |
Județul Olt, |
— |
Județul Dolj, |
— |
Județul Arad, |
— |
Județul Timiș, |
— |
Județul Covasna, |
— |
Județul Brașov, |
— |
Județul Botoșani, |
— |
Județul Vâlcea, |
— |
Județul Iași, |
— |
Județul Hunedoara. |
6. Slowakije
De volgende gebieden in Slowakije:
— |
the whole district of Trebisov, |
— |
in the district of Michalovce, the whole municipalities of the district not already included in Part I. |
DEEL IV
Italië
De volgende gebieden in Italië:
— |
tutto il territorio della Sardegna. |