ISSN 1977-0758 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 229 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
64e jaargang |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst. |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
29.6.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 229/1 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2021/1061 VAN DE COMMISSIE
van 28 juni 2021
tot verlenging van de referentieperiode als vastgesteld bij Verordening (EU) 2020/1429 van het Europees Parlement en de Raad van 7 oktober 2020 tot vaststelling van maatregelen voor een duurzame spoorwegmarkt naar aanleiding van de COVID-19-uitbraak
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2020/1429 van het Europees Parlement en de Raad van 7 oktober 2020 tot vaststelling van maatregelen voor een duurzame spoorwegmarkt naar aanleiding van de COVID-19-uitbraak (1), en met name artikel 5, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De COVID-19-pandemie en de maatregelen die de lidstaten hebben genomen om die pandemie in te dammen, hebben tot een sterke terugval van het spoorverkeer geleid. |
(2) |
Op deze omstandigheden hebben de spoorwegondernemingen, die blijvend geconfronteerd worden met aanzienlijke liquiditeitsproblemen en grote verliezen en in sommige gevallen failliet dreigen te gaan, geen vat. |
(3) |
Om de negatieve economische gevolgen van de COVID-19-pandemie op te vangen en spoorwegondernemingen te ondersteunen, biedt Verordening (EU) 2020/1429 de lidstaten de mogelijkheid om infrastructuurbeheerders toe te staan de heffingen voor de toegang tot spoorweginfrastructuur te verlagen, kwijt te schelden of uit te stellen. Die mogelijkheid was verleend van 1 maart 2020 tot en met 31 december 2020 en is bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/2180 van de Commissie (2) verlengd tot en met 30 juni 2021 (hierna: “de referentieperiode”). |
(4) |
De tijdens de pandemie opgelegde mobiliteitsbeperkingen hadden aanzienlijke gevolgen voor het gebruik van passagierstreinen. Ook het goederenvervoer per spoor werd getroffen, maar in beperktere mate. Uit gegevens van de spoorweginfrastructuurbeheerders in de Unie blijkt dat de pandemie de zwaarste impact had op het passagiersvervoer, met name op de commerciële passagierstreinen; in alle lidstaten werd het aanbod sterk teruggeschroefd en is het nog altijd niet terug op het niveau van 2019. Tussen maart 2020 en februari 2021 daalde het passagiersvervoer uitgedrukt in treinkilometers met 11,5 % ten opzichte van dezelfde periode in 2019-2020 en het goederenvervoer met 6,1 %. Tussen maart 2020 en februari 2021 daalde het passagiersvervoer in het kader van openbaredienstverplichtingen uitgedrukt in treinkilometers met 5,9 % ten opzichte van dezelfde periode in 2019-2020 en het commerciële passagiersvervoer met 33,1 %. In het vierde kwartaal van 2020 is het passagiersverkeer uitgedrukt in passagierskilometers met 56 % gedaald en is het aantal passagiers gehalveerd ten opzichte van dezelfde periode in 2019. Die tendens kan een grote impact hebben op de concurrentie in het passagiersvervoer per spoor, op de ontwikkeling van een echte eengemaakte Europese spoorwegruimte en uiteindelijk op de transitie naar een duurzamere vervoerssector met een groter aandeel van het spoor in het vervoer van passagiers en goederen. Het goederenvervoer uitgedrukt in tonkilometers steeg in het vierde kwartaal van 2020 met 5 % ten opzichte van 2019 en de hoeveelheid per trein vervoerde ton steeg met 3 %. |
(5) |
Uit de gegevens van de Wereldgezondheidsorganisatie blijkt dat het aantal dagelijks geregistreerde gevallen van COVID-19 in Europa nog steeds zeer hoog is; op 9 mei 2021 alleen al werden 107 253 gevallen gemeld. |
(6) |
Eind april 2021 benadrukte het Europees Centrum voor ziektebestrijding dat “Europa zich in een kritieke fase bevindt in zijn strijd tegen COVID-19. Veel landen versoepelen momenteel de beperkingen, hoewel het aantal gevallen stijgt en nieuwe varianten opduiken, en terwijl nationale vaccinatieprogramma’s nog worden opgezet”. |
(7) |
De daling van het spoorwegverkeer ten opzichte van de overeenkomstige periode in de voorgaande jaren blijft aanhouden en zal waarschijnlijk ten minste tot het einde van het vaccinatieproces voortduren. Die situatie is het gevolg van het effect van de COVID-19-uitbraak. |
(8) |
Daarom moet de in artikel 1 van Verordening (EU) 2020/1429 vastgestelde referentieperiode worden verlengd tot eind december 2021. |
(9) |
Als het Europees Parlement en de Raad deze verordening zouden onderzoeken voor de volledige bezwaartermijn als bedoeld in artikel 6, lid 6, van Verordening (EU) 2020/1429, zou deze verordening pas in werking treden na afloop van de momenteel in artikel 1 van Verordening (EU) 2020/1429 bedoelde referentieperiode. Om rechtsonzekerheid te voorkomen, moet de onderhavige verordening worden vastgesteld volgens de spoedprocedure van artikel 7 van Verordening (EU) 2020/1429, en moet zij met spoed in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Artikel 1 van Verordening (EU) 2020/1429 wordt vervangen door:
“Artikel 1
Bij deze verordening worden tijdelijke regels vastgesteld inzake de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur als bedoeld in hoofdstuk IV van Richtlijn 2012/34/EU. Zij is van 1 maart 2020 tot en met 31 december 2021 (“de referentieperiode”) van toepassing op het gebruik van spoorweginfrastructuur voor binnenlands en internationaal spoorvervoer die onder die richtlijn valt.”.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 28 juni 2021.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 333 van 12.10.2020, blz. 1.
(2) Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/2180 van de Commissie van 18 december 2020 tot verlenging van de referentieperiode als vastgesteld bij Verordening (EU) 2020/1429 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van maatregelen voor een duurzame spoorwegmarkt naar aanleiding van de COVID-19-uitbraak (PB L 433 van 22.12.2020, blz. 37).
29.6.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 229/3 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/1062 VAN DE COMMISSIE
van 28 juni 2021
houdende rectificatie van de Zweedse taalversie van Verordening (EU) nr. 965/2012 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures voor vluchtuitvoering, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2018 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart, en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2111/2005, (EG) nr. 1008/2008, (EU) nr. 996/2010, (EU) nr. 376/2014 en de Richtlijnen 2014/30/EU en 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 552/2004 en (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad (1), en met name artikel 31,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Zweedse taalversie van Verordening (EU) nr. 965/2012 (2) bevat fouten in bijlage VII [deel-NCO], subdeel E, sectie 6, punten NCO.SPEC.MCF.100, NCO.SPEC.MCF.110, NCO.SPEC.MCF.120 en NCO.SPEC.MCF.125, en in bijlage VIII [deel-SPO], subdeel E, sectie 5, punten SPO.SPEC.MCF.100 en SPO.SPEC.MCF.125, namelijk onjuiste titels en een onjuiste verwijzing. |
(2) |
De Zweedse taalversie van Verordening (EU) nr. 965/2012 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. Deze rectificatie heeft geen betrekking op de overige taalversies. |
(3) |
De maatregelen van deze verordening zijn in overeenstemming met het advies van het in artikel 127 van Verordening (EU) 2018/1139 bedoelde comité, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
(heeft geen betrekking op het Nederlands)
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 28 juni 2021.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 212 van 22.8.2018, blz. 1.
(2) Verordening (EU) nr. 965/2012 van de Commissie van 5 oktober 2012 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures voor vluchtuitvoering, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 296 van 25.10.2012, blz. 1).
29.6.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 229/4 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/1063 VAN DE COMMISSIE
van 28 juni 2021
tot goedkeuring van alkyl(C12-16)dimethylbenzylammoniumchloride als werkzame stof voor gebruik in biociden van de productsoorten 3 en 4
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (1), en met name artikel 89, lid 1, derde alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1062/2014 van de Commissie (2) is een lijst vastgesteld van bestaande werkzame stoffen die moeten worden beoordeeld met het oog op de mogelijke goedkeuring ervan voor gebruik in biociden. De lijst omvat alkyl(C12-16)dimethylbenzylammoniumchloride (ADBAC/BKC (C12-C16)), dat als gevolg van de beoordeling ervan moet worden hernoemd tot alkyl(C12-16)dimethylbenzylammoniumchloride voor de toepassing van deze verordening. |
(2) |
Alkyl(C12-16)dimethylbenzylammoniumchloride is beoordeeld voor gebruik in biociden van productsoort 3 (biociden voor veterinaire hygiënedoeleinden) en productsoort 4 (ontsmettingsmiddelen voor gebruik in de sector voeding en diervoeders), zoals gedefinieerd in bijlage V bij Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad (3), hetgeen overeenstemt met de productsoorten 3 en 4 zoals omschreven in bijlage V bij Verordening (EU) nr. 528/2012. |
(3) |
Italië is als lidstaat-rapporteur aangewezen en de beoordelende bevoegde autoriteit van Italië heeft op 10 september 2012 het beoordelingsverslag en haar conclusies bij de Commissie ingediend. |
(4) |
Overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1062/2014 heeft het Comité voor biociden op 6 oktober 2020 de adviezen van het Europees Agentschap voor chemische stoffen (4) (“het Agentschap”) aangenomen, rekening houdend met de conclusies van de beoordelende bevoegde autoriteit. |
(5) |
Volgens die adviezen kan van biociden van de productsoorten 3 en 4 die alkyl(C12-16)dimethylbenzylammoniumchloride bevatten, worden verwacht dat zij aan de eisen van artikel 5, lid 1, punten b), c) en d), van Richtlijn 98/8/EG voldoen, mits bepaalde specificaties en voorwaarden betreffende het gebruik ervan worden nageleefd. |
(6) |
Rekening houdend met de adviezen van het Agentschap moet alkyl(C12-16)dimethylbenzylammoniumchloride worden goedgekeurd als werkzame stof voor gebruik in biociden van de productsoorten 3 en 4, mits bepaalde specificaties en voorwaarden in acht worden genomen. |
(7) |
Er moet in een redelijke termijn worden voorzien voordat een werkzame stof wordt goedgekeurd, zodat de betrokken partijen de nodige voorbereidende maatregelen kunnen nemen om aan de nieuwe eisen te voldoen. |
(8) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor biociden, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Alkyl(C12-16)dimethylbenzylammoniumchloride wordt goedgekeurd als werkzame stof voor gebruik in biociden van de productsoorten 3 en 4, mits de in de bijlage vastgestelde specificaties en voorwaarden worden nageleefd.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 28 juni 2021.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1.
(2) Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1062/2014 van de Commissie van 4 augustus 2014 over het in Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde werkprogramma voor het systematische onderzoek van alle bestaande werkzame stoffen van biociden (PB L 294 van 10.10.2014, blz. 1).
(3) Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (PB L 123 van 24.4.1998, blz. 1).
(4) Comité voor biociden: Adviezen over de aanvragen tot goedkeuring van de werkzame stof alkyl(C12-16)dimethylbenzylammoniumchloride; productsoorten: 3 en 4; ECHA/BPC/267/2020 en ECHA/BPC/268/2020, aangenomen op 6 oktober 2020.
BIJLAGE
Triviale naam |
IUPAC-naam Identificatienummers |
Minimale zuiverheidsgraad van de werkzame stof (1) |
Datum van de goedkeuring |
Datum van het verstrijken van de goedkeuring |
Productsoort |
Bijzondere voorwaarden |
||||||||||||
Alkyl(C12-16)dimethylbenzylammoniumchloride |
IUPAC-naam: niet van toepassing EG-nummer: 270-325-2 CAS-nr.: 68424-85-1 |
Minimale zuiverheid van de beoordeelde werkzame stof: 972 g/kg droog gewicht |
1 november 2022 |
31 oktober 2032 |
3 |
Aan de toelating voor biociden worden de volgende voorwaarden verbonden:
|
||||||||||||
4 |
Aan de toelating voor biociden worden de volgende voorwaarden verbonden:
|
(1) De in deze kolom vermelde zuiverheid was de minimale zuiverheidsgraad van de beoordeelde werkzame stof. De werkzame stof in het op de markt gebrachte product kan dezelfde of een andere zuiverheid hebben, voor zover bewezen is dat de werkzame stof technisch gelijkwaardig is aan de beoordeelde stof.
(2) Verordening (EG) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot vaststelling van communautaire procedures voor het vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad en tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 152 van 16.6.2009, blz. 11).
(3) Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (PB L 70 van 16.3.2005, blz. 1).
(4) Verordening (EG) nr. 1935/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 2004 inzake materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in contact te komen en houdende intrekking van de Richtlijnen 80/590/EEG en 89/109/EEG (PB L 338 van 13.11.2004, blz. 4).
29.6.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 229/8 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/1064 VAN DE COMMISSIE
van 28 juni 2021
tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/520 wat betreft de configuratie van de dieridentificatiecode voor de traceerbaarheid van bepaalde gehouden landdieren voor het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (“diergezondheidswetgeving”) (1), en met name artikel 120, lid 1, en artikel 120, lid 2, punten c), d) en f),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EU) 2016/429 bevat regels voor de preventie en bestrijding van dierziekten die op dieren of mensen kunnen worden overgedragen. In deel IV, titel I, hoofdstuk 1 en 2 van die verordening zijn regels vastgesteld voor inrichtingen waar landdieren worden gehouden en voor broederijen, alsmede voor de traceerbaarheid van bepaalde gehouden landdieren en broedeieren binnen de Unie. Verordening (EU) 2016/429 verleent de Commissie ook de bevoegdheid regels vast te stellen om bepaalde niet-essentiële elementen van die verordening door middel van gedelegeerde handelingen aan te vullen. |
(2) |
Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2035 van de Commissie (2) vormt een aanvulling op Verordening (EU) 2016/429 door het vaststellen van de regels voor geregistreerde en erkende inrichtingen voor gehouden landdieren en broedeieren, en voor de traceerbaarheid van bepaalde gehouden landdieren en broedeieren. Deel III van die gedelegeerde verordening bevat regels voor de traceerbaarheid van gehouden landdieren, en meer bepaald zijn in titels I en II van deel III regels vastgesteld voor de traceerbaarheid van gehouden runderen, schapen en geiten. |
(3) |
Om de uniforme toepassing in de Unie van de in Verordening (EU) 2016/429 en Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2035 vastgestelde traceerbaarheidsvoorschriften te waarborgen, worden in Uitvoeringsverordening (EU) 2021/520 van de Commissie (3) uitvoeringsvoorschriften inzake de traceerbaarheid van bepaalde gehouden landdieren vastgesteld. |
(4) |
Overeenkomstig het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (het terugtrekkingsakkoord), en met name artikel 5, lid 4, van het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland, in samenhang met bijlage 2 bij dat protocol, zijn Verordening (EU) 2016/429 en de daarop gebaseerde handelingen van de Commissie na het einde van de in het terugtrekkingsakkoord bedoelde overgangsperiode van toepassing op en in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland. Bijgevolg zijn de in Uitvoeringsverordening (EU) 2021/520 vastgestelde regels van toepassing in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland. Duidelijkheidshalve moet in artikel 1 van die uitvoeringsverordening naar het terugtrekkingsakkoord worden verwezen. |
(5) |
Daarnaast zijn in artikel 12, punt a), van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/520 voorschriften vastgesteld voor de structuur van de identificatiecode van gehouden runderen, schapen, geiten, kameelachtigen en hertachtigen. Het eerste element van de identificatiecode bestaat uit de landcode van de lidstaat waar het identificatiemiddel voor het eerst bij de dieren is aangebracht, of als code van twee letters overeenkomstig ISO-norm 3166-1 alfa-2, behalve voor Griekenland, waarvoor de code van twee letters “EL” wordt gebruikt, of als landcode van drie cijfers overeenkomstig ISO-norm 3166-1 numeriek. Aangezien de in artikel 12 van Verordening (EU) 2021/520 bedoelde ISO-normen geen onderverdelingen voor het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland bevatten, moet die verordening worden gewijzigd om te bepalen welke landcode het eerste element moet zijn van de identificatiecode van gehouden runderen, schapen, geiten, kameelachtigen en hertachtigen die in die regio van het Verenigd Koninkrijk zijn geïdentificeerd. |
(6) |
Bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1470 van de Commissie (4) bevat de nomenclatuur van landen en gebieden voor de Europese statistieken over internationale handel in goederen en bepaalt dat “XI” de tweelettercode is die moet worden gebruikt indien het “Verenigd Koninkrijk (uitsluitend Noord-Ierland)” (d.w.z. het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland) apart moet worden vermeld overeenkomstig de voorwaarden in de bepalingen van de Unie ter zake. Die code moet daarom worden vermeld in artikel 12, punt a), i), van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/520 voor het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland. |
(7) |
Bovendien is er geen corresponderende driecijferige code vastgesteld die moet worden gebruikt wanneer het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland apart moet worden vermeld. In ISO-norm 3166-1 numeriek wordt de driecijferige code “899” niet toegekend. Die code moet daarom worden vermeld in artikel 12, punt a), ii), van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/520 voor het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland. |
(8) |
Uitvoeringsverordening (EU) 2021/520 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(9) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Uitvoeringsverordening (EU) 2021/520 wordt als volgt gewijzigd:
(1) |
in artikel 1 wordt de inleidende zin vervangen door: “In deze verordening worden voorschriften voor lidstaten (*1) vastgesteld inzake: (*1) Voor de toepassing van deze verordening wordt, overeenkomstig het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 5, lid 4, van het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland, in samenhang met bijlage 2 bij dat protocol, bij verwijzingen naar de lidstaten of naar de Unie ook het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland bedoeld.”;" |
(2) |
artikel 12, punt a), wordt vervangen door:
|
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 28 juni 2021.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 84 van 31.3.2016, blz. 1.
(2) Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2035 van de Commissie van 28 juni 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor inrichtingen waar landdieren worden gehouden en broederijen, alsmede voor de traceerbaarheid van bepaalde gehouden landdieren en broedeieren (PB L 314 van 5.12.2019, blz. 115).
(3) Uitvoeringsverordening (EU) 2021/520 van de Commissie van 24 maart 2021 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de traceerbaarheid van bepaalde gehouden landdieren (PB L 104 van 25.3.2021, blz. 39).
(4) Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1470 van de Commissie van 12 oktober 2020 betreffende de nomenclatuur van landen en gebieden voor de Europese statistieken over internationale handel in goederen en betreffende de geografische uitsplitsing voor andere bedrijfsstatistieken (PB L 334 van 13.10.2020, blz. 2).
BESLUITEN
29.6.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 229/11 |
BESLUIT (GBVB) 2021/1065 VAN DE RAAD
van 28 juni 2021
tot wijziging van Gemeenschappelijk Optreden 2005/889/GBVB tot instelling van een missie van de Europese Unie voor bijstandverlening inzake grensbeheer aan de grensovergang bij Rafah (EU BAM Rafah)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 42, lid 4, en artikel 43, lid 2,
Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Raad heeft op 12 december 2005 Gemeenschappelijk Optreden 2005/889/GBVB (1) tot instelling van een missie van de Europese Unie voor bijstandverlening inzake grensbeheer aan de grensovergang bij Rafah (EU BAM Rafah) vastgesteld. |
(2) |
De Raad heeft op 30 juni 2020 Besluit (GBVB) 2020/955 (2) vastgesteld, waarbij Gemeenschappelijk Optreden 2005/889/GBVB werd gewijzigd en verlengd tot en met 30 juni 2021. |
(3) |
Het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) is op 4 maart 2021 in het kader van de strategische evaluatie van EU BAM Rafah overeengekomen dat EU BAM Rafah met nog eens 24 maanden dient te worden verlengd, tot en met 30 juni 2023. |
(4) |
Op 1 juni 2021 heeft het PVC er voorts nota van genomen dat, rekening houdend met de door Israël en de Palestijnse Autoriteit verstrekte informatie, EU BAM Rafah in dit stadium met één jaar moet worden verlengd, tot en met 30 juni 2022. |
(5) |
Gemeenschappelijk Optreden 2005/889/GBVB moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(6) |
EU BAM Rafah zal worden uitgevoerd in een situatie die kan verslechteren en de verwezenlijking van de doelstellingen van het externe optreden van de Unie, als geformuleerd in artikel 21 van het Verdrag, kan belemmeren, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Gemeenschappelijk Optreden 2005/889/GBVB wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Aan artikel 13, lid 1, wordt de volgende alinea toegevoegd: “Het financiële referentiebedrag dat de uitgaven in verband met EU BAM Rafah voor de periode van 1 juli 2021 tot en met 30 juni 2022 moet dekken, is 2 460 000 EUR.”. |
2) |
In artikel 16 wordt de tweede alinea vervangen door: “Het verstrijkt op 30 juni 2022.”. |
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.
Het is van toepassing met ingang van 1 juli 2021.
Gedaan te Luxemburg, 28 juni 2021.
Voor de Raad
De voorzitter
M. do C. ANTUNES
(1) Gemeenschappelijk Optreden 2005/889/GBVB van 25 november 2005 tot instelling van een missie van de Europese Unie voor bijstandverlening inzake grensbeheer aan de grensovergang bij Rafah (EU BAM Rafah) (PB L 327 van 14.12.2005, blz. 28).
(2) Besluit (GBVB) 2020/955 van de Raad van 30 juni 2020 tot wijziging van Gemeenschappelijk Optreden 2005/889/GBVB tot instelling van een missie van de Europese Unie voor bijstandverlening inzake grensbeheer aan de grensovergang bij Rafah (EU BAM Rafah) (PB L 212 van 3.7.2020, blz. 18).
29.6.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 229/13 |
BESLUIT (GBVB) 2021/1066 VAN DE RAAD
van 28 juni 2021
tot wijziging van Besluit 2013/354/GBVB betreffende de politiemissie van de Europese Unie voor de Palestijnse Gebieden (EUPOL COPPS)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 42, lid 4, en artikel 43, lid 2,
Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Raad heeft op 3 juli 2013 Besluit 2013/354/GBVB (1) vastgesteld, waarbij EUPOL COPPS per 1 juli 2013 werd verlengd. |
(2) |
De Raad heeft op 29 juni 2020 Besluit (GBVB) 2020/902 (2) vastgesteld, waarbij Besluit 2013/354/GBVB werd gewijzigd en verlengd van 1 juli 2020 tot en met 30 juni 2021. |
(3) |
Het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) is op 4 maart 2021 in het kader van de strategische evaluatie van EUPOL COPPS overeengekomen dat EUPOL COPPS met nog eens 24 maanden dient te worden verlengd, tot en met 30 juni 2023. |
(4) |
Op 1 juni 2021 heeft het PVC er voorts nota van genomen dat, rekening houdend met de door Israël en de Palestijnse Autoriteit verstrekte informatie, EUPOL COPPS in dit stadium met één jaar moet worden verlengd, tot en met 30 juni 2022. |
(5) |
Besluit 2013/354/GBVB moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(6) |
EUPOL COPPS zal uitgevoerd worden in een situatie die kan verslechteren en de verwezenlijking van de doelstellingen van het externe optreden van de Unie, geformuleerd in artikel 21 van het Verdrag, kan belemmeren, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Besluit 2013/354/GBVB wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Aan artikel 12, lid 1, wordt de volgende alinea toegevoegd: “Het financiële referentiebedrag ter dekking van de uitgaven in verband met EUPOL COPPS voor de periode van 1 juli 2021 tot en met 30 juni 2022 bedraagt 12 600 000 EUR.”. |
2) |
In artikel 15 wordt de derde alinea vervangen door: “Het verstrijkt op 30 juni 2022.”. |
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.
Het is van toepassing met ingang van 1 juli 2021.
Gedaan te Luxemburg, 28 juni 2021.
Voor de Raad
De voorzitter
M. do C. ANTUNES
(1) Besluit 2013/354/GBVB van de Raad van 3 juli 2013 betreffende de politiemissie van de Europese Unie voor de Palestijnse Gebieden (EUPOL COPPS) (PB L 185 van 4.7.2013, blz. 12).
(2) Besluit (GBVB) 2020/902 van de Raad van 29 juni 2020 tot wijziging van Besluit 2013/354/GBVB betreffende de politiemissie van de Europese Unie voor de Palestijnse Gebieden (EUPOL COPPS) (PB L 207 van 30.6.2020, blz. 30).