ISSN 1977-0758 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 314 |
|
![]() |
||
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
65e jaargang |
Inhoud |
|
I Wetgevingshandelingen |
Bladzijde |
|
|
VERORDENINGEN |
|
|
* |
||
|
* |
Verordening (EU) 2022/2371 van het Europees Parlement en de Raad van 23 november 2022 inzake ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen en tot intrekking van Besluit nr. 1082/2013/EU ( 1 ) |
|
|
II Niet-wetgevingshandelingen |
|
|
|
VERORDENINGEN |
|
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
|
BESLUITEN |
|
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst. |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
I Wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
6.12.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 314/1 |
VERORDENING (EU) 2022/2370 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 23 november 2022
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 851/2004 tot oprichting van een Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 168, lid 5,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Gezien het advies van het Comité van de Regio’s (2),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Unie zet zich prioritair in voor de bescherming en verbetering van de menselijke gezondheid door middel van ziektepreventie en de bestrijding van ernstige grensoverschrijdende bedreigingen van de gezondheid aan de hand van monitoring, beoordeling, verspreiding van informatie, betere paraatheid en vroegtijdige waarschuwing. |
(2) |
Het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (het “Centrum”) werd opgericht bij Verordening (EG) nr. 851/2004 van het Europees Parlement en de Raad (4) als een onafhankelijk Europees agentschap met als opdracht het opsporen en beoordelen van reeds aanwezige en nieuwe bedreigingen van de menselijke gezondheid als gevolg van overdraagbare ziekten en het verspreiden van informatie daarover. |
(3) |
Op 11 maart 2020 heeft de Wereldgezondheidsorganisatie (World Health Organisation — WHO) de COVID-19-uitbraak uitgeroepen tot een wereldwijde pandemie. Gezien de uitdagingen bij het reageren op de pandemie is duidelijk geworden dat het EU-kader voor paraatheid en respons op gezondheidscrises moet worden versterkt teneinde het potentieel van de capaciteiten van de Unie en haar lidstaten om te reageren op toekomstige pandemieën beter te benutten. |
(4) |
In zijn besluit van 5 februari 2021 in het kader van strategisch onderzoek OI/3/2020/TE heeft de Europese Ombudsman een aantal belangrijke gebreken vastgesteld in de doeltreffendheid van de respons van het Centrum op de COVID-19-pandemie, onder meer wat betreft volledige en vergelijkbare gegevens, de mate van transparantie en de communicatie met het publiek. Deze tekortkomingen moeten in deze verordening worden aangepakt. |
(5) |
De capaciteit van het Centrum om nieuwe taken uit te voeren zal afhangen van de hoogte van de financiële steun die door de Unie beschikbaar wordt gesteld, alsook van de beschikbare interne en externe personele middelen. Om de nieuwe taken te kunnen vervullen waarmee het als gevolg van de COVID-19-pandemie wordt belast, heeft het Centrum voldoende financiële middelen en personeel nodig. Projectgerichte fondsen, zoals de middelen die zijn toegewezen in het kader van het EU4Health-programma, dat is vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/522 van het Europees Parlement en de Raad (5), volstaan niet om in de toekomst te voorzien in de behoeften van het Centrum. |
(6) |
De overexploitatie van wilde dieren en andere natuurlijke hulpbronnen en het versnelde verlies aan biodiversiteit vormen een risico voor de menselijke gezondheid. Aangezien de gezondheid van mens, dier en milieu onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden, is het van cruciaal belang de “één gezondheid”-benadering te volgen om bestaande en opkomende crises het hoofd te bieden. |
(7) |
In een gezamenlijk advies, getiteld “Improving pandemic preparedness and management” (De paraatheid en beheersing van pandemieën verbeteren) van de groep van wetenschappelijk hoofdadviseurs van de Commissie, de Europese Groep ethiek van de exacte wetenschappen en de nieuwe technologieën en de speciale adviseur van de voorzitter van de Commissie over de respons op COVID-19 wordt aanbevolen een permanent EU-adviesorgaan voor gezondheidsbedreigingen en -crises op te richten. |
(8) |
Bij deze verordening moeten de opdracht en de taken van het Centrum daarom worden uitgebreid teneinde het Centrum beter in staat te stellen de vereiste robuuste en onafhankelijke wetenschappelijke expertise te leveren en acties te ondersteunen die relevant zijn voor de preventie van, paraatheid voor, responsplanning voor en bestrijding van ernstige grensoverschrijdende bedreigingen van de gezondheid in de Unie, overeenkomstig Verordening (EU) 2022/2371 van het Europees Parlement en de Raad (6). |
(9) |
De COVID-19-pandemie heeft duidelijk gemaakt dat op grote schaal voorkomende overdraagbare ziekten ernstige gevolgen kunnen hebben voor patiënten met niet-overdraagbare ziekten, zoals uitstel of de onderbreking van behandelingen van (ex-)kankerpatiënten en mensen met geestelijkegezondheidsproblemen. Zorgverleners die zorg droegen voor patiënten met niet-overdraagbare ziekten stonden voor de uitdaging bij patiënten diagnoses te stellen en behandelingen te verrichten terwijl ze zelf veilig proberen te blijven. Bovendien liep de diagnosticering van bepaalde ziekten enorme vertragingen op, waardoor die ziekten soms pas in een vergevorderd stadium aan het licht kwamen. Daarnaast moet er nog veel kennis worden vergaard over het effect van overdraagbare ziekten op niet-overdraagbare ziekten, zoals de post-COVID-19-verschijnselen. De COVID-19-pandemie heeft ook de geestelijke en neurologische gezondheid in de schijnwerpers gezet. Mensen met dementie, hun mantelzorgers en familie hebben aangegeven dat de verschillende afstandsregels en lockdownmaatregelen grote gevolgen hebben gehad voor hun welzijn, en er zijn aanwijzingen dat de voortgang van de ziekte hierdoor werd versneld. Daarom moet rekening worden gehouden met de gevolgen van een ernstige uitbraak van een overdraagbare ziekte voor de preventie en behandeling van niet-overdraagbare ziekten en comorbiditeiten, gezien de aanzienlijke druk die hierdoor op de capaciteit van de gezondheidszorgstelsels wordt uitgeoefend. |
(10) |
Het Centrum moet worden belast met het tijdig verstrekken van epidemiologische informatie en de analyse daarvan, epidemiologische modellering, anticipatie en prognose, relevante risicobeoordelingen en wetenschappelijk gemotiveerde aanbevelingen, waarin opties voor de preventie en bestrijding van overdraagbare ziekten uiteen worden gezet. Risicobeoordelingen moeten in een zo kort mogelijk tijdsbestek worden uitgevoerd, waarbij ervoor moet worden gezorgd dat noodzakelijke informatie desondanks in voldoende mate wordt verzameld. Het optreden van het Centrum moet in overeenstemming zijn met de “één gezondheid”-benadering, waarbij de onderlinge verbanden tussen de gezondheid van mens, dier en milieu worden erkend, aangezien veel uitbraken van overdraagbare ziekten zoönotisch van oorsprong zijn. Het Centrum moet, in nauwe samenwerking met de lidstaten, toezicht houden op de capaciteit van de gezondheidszorgstelsels van de lidstaten om uitbraken van overdraagbare ziekten op te sporen, te voorkomen, erop te reageren en van zulke uitbraken te herstellen, gebreken vaststellen en wetenschappelijk gemotiveerde aanbevelingen verstrekken om gezondheidszorgstelsels te verbeteren. Het toezicht op de capaciteit van de gezondheidszorgstelsels van de lidstaten moet gebaseerd zijn op overeengekomen indicatoren. Het Centrum moet bezoeken aan de lidstaten organiseren om aanvullende steun te verlenen voor preventie-, paraatheids- en responsplanningsactiviteiten. Het Centrum moet de uitvoering ondersteunen van acties die worden gefinancierd uit de desbetreffende financieringsprogramma’s en -instrumenten van de Unie en die verband houden met overdraagbare ziekten. Het moet ook richtsnoeren verstrekken voor patiëntenbeheer en professionele netwerken ondersteunen om behandelrichtlijnen te verbeteren op basis van een grondige beoordeling van het meest recente bewijsmateriaal. Het Centrum moet ondersteuning bieden bij de respons op epidemieën en uitbraken in de lidstaten en derde landen, met inbegrip van respons ter plaatse en opleiding van personeel, en tijdig objectieve, betrouwbare en gemakkelijk toegankelijke informatie over overdraagbare ziekten verstrekken aan het publiek. Het Centrum moet ook duidelijke samenwerkingsprocedures vaststellen met actoren op het gebied van de volksgezondheid in derde landen, alsook met internationale organisaties die bevoegd zijn op het gebied van de volksgezondheid, zoals de WHO, om zo bij te dragen tot de toezegging van de Unie om de paraatheids- en responscapaciteit van de partners te versterken. |
(11) |
Alle aanbevelingen, adviezen of richtsnoeren die het Centrum in het kader van deze verordening verstrekt zijn per definitie niet bindend voor de adressaten ervan. De aanbevelingen van het Centrum stellen het in staat zijn standpunten kenbaar te maken en een gedragslijn voor te stellen zonder de adressaten ervan wettelijke verplichtingen op te leggen. |
(12) |
Het is van essentieel belang dat het Centrum toegang heeft tot tijdige en volledige gegevens zodat het tijdig risicobeoordelingen kan uitvoeren en relevante aanbevelingen kan doen. Om de werkzaamheden van het Centrum doeltreffend te ondersteunen en de uitvoering van zijn opdracht te waarborgen, moet derhalve van de lidstaten worden verlangd dat zij tijdig, vergelijkbare gegevens aan het Centrum verstrekken over de surveillance van overdraagbare ziekten, zoals hiv, virale hepatitis B en C en tuberculose, alsook over gerelateerde bijzondere gezondheidsproblemen, namelijk antimicrobiële resistentie en gezondheidszorggerelateerde infecties, die verband houden met overdraagbare ziekten. De lidstaten moeten ook de beschikbare, voor de opdracht van het Centrum relevante wetenschappelijke en technische gegevens en informatie verstrekken, het Centrum in kennis stellen van ernstige grensoverschrijdende bedreigingen van de gezondheid, en informatie verstrekken over preventie-, paraatheids- en responsplanning en over de capaciteit van gezondheidszorgstelsels. Met het oog op de surveillance moeten er tijdschema’s, gevalsdefinities, indicatoren, normen, protocollen en procedures worden afgesproken tussen het Centrum en de lidstaten. De lidstaten moeten het Centrum over eventuele vertragingen bij de mededeling van gegevens informeren. De lidstaten moeten in ieder geval de bij deze verordening vereiste gegevens verstrekken, voor zover deze niet in strijd zijn met de waarborging van de nationale veiligheid. |
(13) |
De Commissie moet, in samenwerking met het Centrum, het Europees Milieuagentschap, het Europees Agentschap voor chemische stoffen en de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid, stimuleren dat de analyse en de beoordeling van risico’s in verband met milieu-, klimaat- en voedselfactoren systematisch worden gecombineerd met epidemiologische surveillance, een en ander rekening houdend met de zwakke punten van de nationale gezondheidszorgstelsels en gericht op de kwetsbare groepen in de bevolking, teneinde toe te werken naar een holistische benadering van de preventie en vroegtijdige opsporing van overdraagbare ziekten. |
(14) |
Om de preventie-, paraatheids- en responsplanningsactiviteiten in de Unie te verbeteren, moet het beheer van speciale netwerken en netwerkactiviteiten van het Centrum worden uitgebreid om rekening te houden met het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2022/2371. Daartoe moet het Centrum zorgen voor coördinatie met en de Commissie, de lidstaten en het bij die verordening opgerichte Gezondheidsbeveiligingscomité (Health Security Committee — HSC) voorzien van wetenschappelijke en technische expertise via speciale netwerken van coördinerende bevoegde instanties, onder meer door stimulering van de samenwerking binnen de nieuw opgerichte netwerken voor diensten van de Unie die het gebruik van stoffen van menselijke oorsprong ondersteunen. |
(15) |
Om de doeltreffendheid van de epidemiologische surveillance in de Unie te vergroten, moet het Centrum worden belast met de voortdurende ontwikkeling van beveiligde en interoperabele digitale platforms en applicaties die de epidemiologische surveillance op het niveau van de Unie ondersteunen, het gebruik mogelijk maken van digitale technologieën, zoals kunstmatige intelligentie en computermodellering en -stimulatie, bij het verzamelen en analyseren van gegevens, en met het voorzien van de lidstaten van wetenschappelijk en technisch advies ten behoeve van de ontwikkeling van geïntegreerde epidemiologische surveillancesystemen. |
(16) |
Om de Unie en de lidstaten beter in staat te stellen de epidemiologische situatie in te schatten en een nauwkeurige risicobeoordeling en -respons uit te voeren, moet het Centrum zich met name toeleggen op het in kaart brengen van opkomende gezondheidsbedreigingen, het toezicht op en de verslaglegging over trends in overdraagbare ziekten, het ondersteunen, coördineren en faciliteren van empirisch onderbouwde respons en het doen van aanbevelingen voor de verbetering van de programma’s ter preventie en bestrijding van overdraagbare ziekten die op nationaal en Unieniveau zijn vastgesteld. Daarnaast heeft het Centrum tot taak om, in nauwe samenwerking met de lidstaten, de capaciteit van de nationale gezondheidszorgstelsels op het gebied van diagnose, preventie en behandeling van overdraagbare ziekten te monitoren , onder meer op genderbewuste wijze, de risicogroepen te identificeren die specifieke maatregelen vereisen, de correlatie te analyseren tussen ziekte-incidentie en maatschappelijke, omgevings- en klimaatfactoren, en de risicofactoren voor de overdracht en ernst van overdraagbare ziekten, alsook de onderzoeksbehoeften en -prioriteiten in kaart te brengen. Het Centrum moet deze taken uitvoeren op basis van een reeks gemeenschappelijke indicatoren die in nauwe samenwerking en samenspraak met de lidstaten worden ontwikkeld. Het Centrum moet samenwerken met aangewezen nationale knooppunten voor surveillance, die een netwerk vormen dat het Centrum strategisch advies verschaft over dergelijke aangelegenheden en dat het gebruik van ondersteunende sectoren, zoals gegevens en diensten van de EU-gegevensruimte, bevordert. Waar mogelijk en om overlapping van middelen en inspanningen tot een minimum te beperken, moeten de nationale knooppunten dezelfde zijn als de uit hoofde van de Internationale Gezondheidsregeling (IGR) bepaalde nationale knooppunten. |
(17) |
Het Centrum moet bijdragen tot de versterking van de capaciteit binnen de Unie om infectieuze agentia die een bedreiging van de volksgezondheid kunnen vormen, te diagnosticeren, op te sporen, in kaart te brengen en te karakteriseren door te zorgen voor de werking van een speciaal netwerk van EU-referentielaboratoria voor volksgezondheid, dat is opgezet overeenkomstig Verordening (EU) 2022/2371, en te waarborgen dat die werking geïntegreerd verloopt. Dat netwerk is verantwoordelijk voor de bevordering van goede praktijken bij en het op elkaar afstemmen van diagnostiek, testmethoden, opleidingen in huidige en innovatieve procedures en het gebruik van tests, om te zorgen voor uniforme surveillance en melding en gestandaardiseerde procedures voor rapportage van ziekten en voor een betere kwaliteit van tests en surveillance. |
(18) |
In het geval van een ernstige grensoverschrijdende bedreiging van de gezondheid als gevolg van een overdraagbare ziekte, moet het Centrum samenwerken met de lidstaten om patiënten die een behandeling nodig hebben waarbij gebruik wordt gemaakt van een stof van menselijke oorsprong, te beschermen tegen de overdracht van die ziekte. Om dit doel te bereiken moet het Centrum daarom een netwerk oprichten en beheren voor diensten die het gebruik van stoffen van menselijke oorsprong ondersteunen. |
(19) |
Met het oog op het terugdringen van epidemieën en het versterken van de capaciteit om overdraagbare ziekten in de Unie te voorkomen, moet het Centrum, in samenwerking met de lidstaten zodat rekening kan worden gehouden met hun ervaringen en respectieve omstandigheden, een kader ontwikkelen voor de preventie van overdraagbare ziekten, waarin kwesties als ziekten die door vaccinatie kunnen worden voorkomen, terughoudendheid tegenover vaccins, kennis van transmissieroutes, antimicrobiële resistentie, gezondheidseducatie, gezondheidskennis, ziektepreventie en gedragsverandering worden aangepakt. |
(20) |
Het Centrum moet de paraatheids- en responscapaciteit op Unie- en nationaal niveau verbeteren door de lidstaten en de Commissie wetenschappelijke en technische expertise te verstrekken. In dit verband heeft het Centrum, in nauwe samenwerking met de lidstaten en de Commissie, verschillende taken waaronder het leveren van een bijdrage aan de ontwikkeling van kaders voor preventie-, paraatheids- en responsplannen op Unieniveau, het regelmatig evalueren en actualiseren van die kaders, het doen van wetenschappelijk onderbouwde aanbevelingen over de capaciteit die nodig is om ziekte-uitbraken te voorkomen, erop voorbereid te zijn en erop te reageren, en over de versterking van de nationale gezondheidszorgstelsels, onder meer door opleidingen te verzorgen en beste praktijken te delen. De kaders voor preventie-, paraatheids- en responsplannen van de Unie moeten als niet-bindende instrumenten worden beschouwd. Het Centrum moet meer gegevens verzamelen en analyseren over epidemiologische surveillance en gerelateerde bijzondere gezondheidsproblemen, de progressie van epidemische situaties, ongebruikelijke epidemische verschijnselen en nieuwe ziekten van onbekende oorsprong, ook in derde landen, alsook gegevens over moleculaire ziekteverwekkers en gezondheidszorgstelsels. Daartoe moet het Centrum zorgen voor passende datasets en procedures om raadpleging en een beveiligde overdracht van en toegang tot gegevens te vergemakkelijken, en moet het Centrum toewerken naar het in real time delen van gegevens, om wetenschappelijke en technische evaluaties van preventie- en bestrijdingsmaatregelen op het niveau van de Unie uit te voeren en samen te werken met de WHO, relevante agentschappen van de Unie en andere bevoegde instanties en organisaties die actief zijn op het gebied van gegevensverzameling. |
(21) |
Binnen zijn mandaat moet het Centrum tijdig reageren op de verzoeken van de lidstaten of de Commissie. |
(22) |
Verordening (EU) 2022/2371 voorziet in het systeem voor vroegtijdige waarschuwing en respons (Early Warning and Response System — EWRS) waarmee op Unieniveau waarschuwingen in verband met ernstige grensoverschrijdende bedreigingen van de gezondheid kunnen worden gemeld en dat nog steeds door het Centrum wordt beheerd. Aangezien moderne technologieën een wezenlijke bijdrage kunnen leveren om gezondheidsbedreigingen te bestrijden en epidemieën in te dammen en tegen te gaan, moet het Centrum werken aan de actualisering van het EWRS zodat gebruik kan worden gemaakt van kunstmatige-intelligentietechnologieën en interoperabele en privacy-conserverende digitale instrumenten, zoals mobiele applicaties, met traceerfuncties voor personen die een risico lopen. Bij de uitvoering van die actualisering moet het Centrum de risico’s, zoals risico’s in verband met vertekende datasets, een gebrekkig systeemontwerp, een gebrek aan kwaliteitsgegevens en een te grote afhankelijkheid van geautomatiseerde besluitvorming, beperken en moet het niet vergeten hoe belangrijk het is waarborgen in te bouwen om die risico’s tijdens de ontwerp- en uitvoeringsfase van technologieën op het gebied van kunstmatige intelligentie te verminderen. |
(23) |
Het Centrum moet passende capaciteit creëren om de respons op internationaal en grensoverschrijdend interregionaal niveau en ter plaatse te ondersteunen, overeenkomstig Verordening (EU) 2022/2371. Deze capaciteit moet het Centrum in staat stellen “EU-taskforce voor gezondheid”-teams te mobiliseren en in te zetten om de lokale respons op ziekteuitbraken ondersteunen en om gegevens in het veld te verzamelen. Het Centrum moet daarom zorgen voor een permanente capaciteit om missies in de lidstaten en derde landen uit te voeren en wetenschappelijk onderbouwde aanbevelingen te doen over de respons op gezondheidsbedreigingen. De “EU-taskforce voor gezondheid”-teams moeten ook kunnen worden ingezet in het kader van het Uniemechanisme voor civiele bescherming met de steun van het Coördinatiecentrum voor respons in noodsituaties. De doeltreffende werking van de EU-taskforce voor gezondheid moet gebaseerd zijn op een grondige kennis van de landen, die kan worden verkregen door de inbreng van nationale deskundigen. Het Centrum moet ook steun verlenen aan de versterking van de paraatheidscapaciteit in het kader van de IGR in derde landen, teneinde ernstige grensoverschrijdende bedreigingen van de gezondheid en de gevolgen daarvan te bestrijden. Om de operationele interface tussen het Centrum en de lidstaten te versterken, moet het Centrum mechanismen in stand houden voor regelmatige detacheringen tussen het Centrum, de Commissie, deskundigen van de lidstaten en internationale organisaties, en moet het systematische en permanente regelingen binnen het Centrum invoeren, bijvoorbeeld via desk officers. |
(24) |
De nog door het Centrum op te zetten EU-taskforce voor gezondheid ter ondersteuning van de respons op uitbraken van ziekten die zich binnen of naar de Unie kunnen verspreiden, moet permanent zijn en vergezeld gaan van een kader voor het mobiliseren ervan. Daarnaast moet het Centrum de deelname van deskundigen inzake respons ter plaatse aan internationale responsteams vergemakkelijken ter ondersteuning van en in nauwe coördinatie met het Uniemechanisme voor civiele bescherming. Het Centrum moet zijn personeel en deskundigen uit de lidstaten en EER-landen, uit kandidaat-lidstaten en uit potentiële kandidaat-lidstaten, alsook uit landen van het Europees nabuurschapsbeleid en de partnerlanden, zoals bedoeld in Verordening (EU) 2021/947 van het Europees Parlement en de Raad (7), beter in staat stellen effectief deel te nemen aan missies ter plaatse en crisisbeheersing. |
(25) |
Deskundigen en belanghebbenden, met inbegrip van maatschappelijke organisaties, moeten worden betrokken bij en bijdragen aan de adviesprocessen van het Centrum. Inachtneming van de regels inzake transparantie en inzake belangenconflicten met betrekking tot de deelname van belanghebbenden moet worden gewaarborgd. |
(26) |
Het Centrum moet nauw samenwerken met de bevoegde instanties en internationale organisaties op het gebied van volksgezondheid, met name de WHO. Bij dergelijke samenwerking moet erop worden gelet dat dubbel werk wordt voorkomen. |
(27) |
Het Centrum moet op doeltreffende en transparante wijze communiceren met het publiek over bestaande en opkomende gezondheidsrisico’s. Wetenschappelijke studies van het Centrum moeten toegankelijk zijn. |
(28) |
Ter beoordeling van de doeltreffendheid en efficiëntie van de wettelijke bepalingen die op het Centrum van toepassing zijn, is het passend dat de Commissie de prestaties van het Centrum regelmatig evalueert. |
(29) |
Bij deze verordening mogen geen regelgevende bevoegdheden aan het Centrum worden verleend. |
(30) |
Het Centrum moet een informatiesysteem voor de uitwisseling van gerubriceerde en gevoelige niet-gerubriceerde informatie invoeren dat waarborgt dat die informatie met grote discretie wordt beheerd. |
(31) |
Persoonsgegevens over gezondheid worden in het kader van de toepasselijke wetgeving van de Unie op het gebied van gegevensbescherming als gevoelige gegevens beschouwd en genieten daarom een hoger beschermingsniveau. Alle verwerkingsactiviteiten van persoonsgegevens op grond van deze verordening door de lidstaten of het Centrum zijn onderworpen aan respectievelijk Verordening (EU) 2016/679 (8) en Verordening (EU) 2018/1725 (9) van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2002/58/EG (10) van het Europees Parlement en de Raad. De verwerking van persoonsgegevens uit hoofde van deze verordening moeten voldoen aan de gegevensbeschermingsbeginselen van rechtmatigheid, billijkheid, transparantie, doelbinding, minimalisering van de gegevensverwerking, nauwkeurigheid, opslagbeperking, integriteit en vertrouwelijkheid. Waar mogelijk moeten de persoonsgegevens worden geanonimiseerd. Indien het specifieke doel van de verwerking niet kan worden verwezenlijkt met anonieme gegevens, moeten de persoonsgegevens waar mogelijk worden gepseudonimiseerd. In het geval van samenwerking tussen de gezondheidsautoriteiten van de Unie en derde landen, de WHO of andere internationale organisaties moet de doorgifte van persoonsgegevens aan derde landen of internationale organisaties altijd voldoen aan de voorschriften van Verordening (EU) 2018/1725. |
(32) |
Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening betreffende de snelle mobilisatie en het snelle reactievermogen van de EU-taskforce voor gezondheid, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (11). |
(33) |
Daar de doelstellingen van deze verordening, namelijk de uitbreiding van de opdracht en de taken van het Centrum zodat het beter in staat is de vereiste wetenschappelijke expertise te verstrekken en acties ter bestrijding van ernstige grensoverschrijdende bedreigingen van de gezondheid in de Unie te ondersteunen, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege het grensoverschrijdend karakter van de gezondheidsbedreigingen en de noodzaak van een snelle, beter gecoördineerde en coherente respons op nieuwe opkomende gezondheidsbedreigingen, beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken. |
(34) |
Verordening (EG) nr. 851/2004 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 851/2004 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 2 wordt vervangen door: “Artikel 2 Definities Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
(*1) Verordening (EU) 2022/2371 van het Europees Parlement en de Raad van 23 november 2022 inzake ernstige grensoverschrijdende bedreigingen van de gezondheid en houdende intrekking van Besluit nr. 1082/2013/EU (PB L 314 van 6.12.2022, blz. 26).”." |
2) |
Artikel 3 wordt vervangen door: “Artikel 3 Opdracht en taken van het Centrum 1. Teneinde de Unie en de lidstaten beter in staat te stellen de menselijke gezondheid te beschermen door overdraagbare ziekten bij mensen en de daaraan gerelateerde bijzondere gezondheidsproblemen te voorkomen en bestrijden, heeft het Centrum tot taak bestaande en opkomende bedreigingen van de menselijke gezondheid als gevolg van overdraagbare ziekten en gerelateerde bijzondere gezondheidsproblemen in kaart te brengen en te beoordelen, daarover verslag uit te brengen, en, indien van toepassing, ervoor te zorgen dat informatie over die bedreigingen en gezondheidsproblemen op een gemakkelijk toegankelijke manier wordt gepresenteerd in samenwerking met de bevoegde instanties van de lidstaten of op eigen initiatief. Het Centrum handelt in samenwerking met bevoegde instanties van de lidstaten of op eigen initiatief via een speciaal netwerk. Het mandaat van het Centrum is ook om wetenschappelijk onderbouwde aanbevelingen en steun te verstrekken bij de coördinatie van de respons op dergelijke bedreigingen op nationaal niveau, het niveau van de Unie, en eventueel op grensoverschrijdend interregionaal en regionaal niveau. Bij het verstrekken van deze aanbevelingen werkt het Centrum waar nodig samen met de lidstaten en houdt het rekening met bestaande nationale plannen voor crisisbeheersing en de omstandigheden in elke lidstaat. In geval van andere uitbraken van ziekten van onbekende oorsprong die zich in of naar de Unie kunnen verspreiden, handelt het Centrum op eigen initiatief totdat de bron van de uitbraak bekend is. In geval van een uitbraak die duidelijk niet door een overdraagbare ziekte wordt veroorzaakt, handelt het Centrum uitsluitend in samenwerking met en op verzoek van de coördinerende bevoegde instanties en verstrekt het een risicobeoordeling. Bij de vervulling van zijn opdracht respecteert het Centrum de verantwoordelijkheden van de lidstaten, de Commissie en andere organen en agentschappen van de Unie alsmede de verantwoordelijkheden van derde landen en internationale organisaties die actief zijn op volksgezondheidsgebied, met name de WHO, teneinde de volledigheid, samenhang en complementariteit van het optreden te waarborgen en ervoor te zorgen dat het optreden wordt gecoördineerd. Het Centrum ondersteunt de werkzaamheden van het bij artikel 4 van Verordening (EU) 2022/2371 opgerichte Gezondheidsbeveiligingscomité (Health Security Committee — HSC), de Raad, de lidstaten en, in voorkomend geval, andere structuren van de Unie om een doeltreffende samenhang tussen hun respectieve activiteiten te bevorderen en om de respons op ernstige grensoverschrijdende bedreigingen van de gezondheid binnen zijn mandaat te coördineren. 2. Het Centrum voert de volgende taken uit:
3. Het Centrum, de Commissie, de relevante organen en agentschappen van de Unie en de lidstaten werken op transparante wijze samen om een effectieve samenhang en synergieën tussen hun respectieve werkzaamheden te bevorderen.”. |
3) |
Artikel 4 wordt vervangen door: “Artikel 4 Verplichtingen van de lidstaten De lidstaten dragen zorg voor de coördinatie en de samenwerking met het Centrum met betrekking tot de in artikel 3 genoemde opdracht en taken door:
|
4) |
Artikel 5 wordt vervangen door: “Artikel 5 Beheer van speciale netwerken en netwerkactiviteiten 1. Het Centrum ondersteunt en zorgt voor de voortdurende ontwikkeling van de netwerkactiviteiten van de bevoegde instanties door het verstrekken van coördinatie en wetenschappelijke en technische expertise aan de Commissie en de lidstaten en door het beheer van speciale netwerken. 2. Het Centrum zorgt voor het geïntegreerde beheer van het netwerk voor epidemiologische surveillance bedoeld in artikel 13, lid 1, van Verordening (EU) 2022/2371, de surveillance van gezondheidsgerelateerde milieugevaren bedoeld in artikel 2, lid 1, punt c), van die verordening, en het geïntegreerde beheer van het netwerk van EU-referentielaboratoria, als bedoeld in artikel 15 van die verordening. Het betreft hier met name de volgende werkzaamheden:
3. Het Centrum neemt door het beheer van het netwerk voor epidemiologische surveillance de volgende taken op zich:
4. Elke lidstaat wijst een coördinerende bevoegde instantie aan, en wijst tevens een nationale coördinator, nationale knooppunten en operationele contactpunten aan voor taken op het gebied van de volksgezondheid, waaronder epidemiologische surveillance, en voor verschillende ziektegroepen en individuele ziekten, alsook voor het verlenen van steun voor paraatheid en respons. De nationale knooppunten vormen netwerken die het Centrum van wetenschappelijk en technisch advies voorzien. De nationale knooppunten en operationele contactpunten die zijn aangewezen voor ziektespecifieke interacties met het Centrum vormen ziektespecifieke of ziektegroepspecifieke netwerken die onder andere als taak krijgen nationale surveillancegegevens aan het Centrum te zenden en het Centrum voorstellen te doen voor de preventie en bestrijding van overdraagbare ziekten. De lidstaten stellen het Centrum en de andere lidstaten in kennis van de aanwijzingen als bedoeld in dit lid en van eventuele wijzigingen daarvan. 5. Het Centrum werkt samen met de bevoegde instanties, in het bijzonder bij voorbereidende werkzaamheden voor wetenschappelijke adviezen, wetenschappelijke en technische bijstand, verzameling van vergelijkbare gegevens gebaseerd op gemeenschappelijke formaten waardoor ze gemakkelijk samengevoegd kunnen worden, en het in kaart brengen van nieuwe gezondheidsbedreigingen. 6. Het Centrum zorgt voor het beheer en de coördinatie van het in artikel 15 van Verordening (EU) 2022/2371 bedoelde netwerk van EU-referentielaboratoria ten behoeve van de diagnose, detectie, identificatie, genetische sequencing en karakterisering van infectieuze agentia die een bedreiging van de volksgezondheid kunnen vormen. 7. Het Centrum verleent wetenschappelijke en technische bijstand om de lidstaten te helpen hun detectie- en sequencingcapaciteit te ontwikkelen, met name in lidstaten die over onvoldoende capaciteit beschikken. 8. Het Centrum moedigt de ontwikkeling aan van voldoende capaciteit in de Unie voor de diagnose, detectie, identificatie en karakterisering van infectieuze agentia die de volksgezondheid kunnen bedreigen, door de samenwerking tussen deskundigen en referentielaboratoria te stimuleren. Het Centrum houdt de samenwerking in stand en breidt deze uit, en steunt de toepassing van kwaliteitsborgingsprogramma’s. 9. Het Centrum zorgt voor het beheer en de coördinatie van het netwerk van diensten van de lidstaten dat het gebruik van stoffen van menselijke oorsprong ondersteunt, teneinde te helpen waarborgen dat die stoffen microbiologisch veilig zijn, door relevante uitbraken van ziekten die ernstige grensoverschrijdende bedreigingen van de gezondheid kunnen vormen te monitoren, te beoordelen en te helpen bestrijden, en door patiënten die dergelijke stoffen nodig hebben, te beschermen.” |
5) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: “Artikel 5 bis Preventie van overdraagbare ziekten 1. Het Centrum ondersteunt de lidstaten bij de versterking van hun capaciteit voor preventie en bestrijding van overdraagbare ziekten, en bij de verbetering en facilitering van het gegevensverzamelingsproces met interoperabele gegevensuitwisseling. 2. Het Centrum ontwikkelt, in nauwe samenwerking met de lidstaten, het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) en andere relevante organen en agentschappen van de Unie, alsook met internationale organisaties, een kader voor de preventie van overdraagbare ziekten en gerelateerde bijzondere gezondheidsproblemen, waaronder sociaal-economische risicofactoren, ziekten die door vaccinatie kunnen worden voorkomen, antimicrobiële resistentie, gezondheidsbevordering, gezondheidseducatie, kennis op het gebied van gezondheid en gedragsverandering. 3. Het Centrum kan richtsnoeren verstrekken voor het opzetten van programma’s ter preventie en bestrijding van overdraagbare ziekten. Het evalueert en monitort dergelijke programma’s teneinde de gegevens te leveren waarop wetenschappelijk onderbouwde aanbevelingen ten behoeve van de coördinatie, versterking en verbetering van deze programma’s worden gebaseerd op nationaal, grensoverschrijdend interregionaal en Unieniveau en zo nodig op internationaal niveau. 4. Het Centrum houdt toezicht op de vaccinatiegraad inzake ernstige overdraagbare ziekten in elke lidstaat, rekening houdend met de specifieke kenmerken van de nationale en regionale vaccinatieschema’s. 5. Het Centrum coördineert onafhankelijke monitoringstudies naar de veiligheid en werkzaamheid van vaccins na het in de handel brengen ervan, en verzamelt nieuwe informatie, maakt gebruik van door de bevoegde instanties verzamelde relevante gegevens, of beide. Die werkzaamheden worden samen met het EMA verricht, met name via een nieuw vaccinmonitoringplatform.”. |
6) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: “Artikel 5 ter Preventie-, paraatheids- en responsplanning 1. Het Centrum levert wetenschappelijk onderbouwde aanbevelingen en wetenschappelijke en technische expertise aan de lidstaten en de Commissie, in samenwerking met relevante organen en agentschappen van de Unie, internationale organisaties en, in voorkomend geval, vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld, zoals vertegenwoordigers van patiëntenorganisaties en organisaties op het gebied van de volksgezondheid, overeenkomstig passende werkafspraken met de Commissie op het gebied van preventie-, paraatheids- en responsplanning. 2. Het Centrum voert, in nauwe samenwerking met de lidstaten en de Commissie, de volgende taken uit:
|
7) |
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
|
8) |
Artikel 7 wordt vervangen door: “Artikel 7 Procedure voor wetenschappelijke adviezen 1. Het Centrum brengt wetenschappelijk advies uit over aangelegenheden die tot zijn opdracht behoren:
2. In de in lid 1 bedoelde verzoeken om wetenschappelijk advies wordt het aan te pakken wetenschappelijke vraagstuk en het betrokken belang daarvan voor de Unie duidelijk aangegeven, en wordt voldoende achtergrondinformatie over dat vraagstuk verstrekt. Indien de wetenschappelijke adviezen op een specifieke lidstaat zijn gericht, krijgt de betrokken lidstaat indien nodig de gelegenheid om een bijdrage te leveren in de vorm van expertise. 3. Het Centrum zorgt ervoor dat het snel op verzoeken om wetenschappelijke adviezen kan anticiperen en reageren zodat het de wetenschappelijke adviezen binnen een wederzijds overeengekomen tijdsbestek kan uitbrengen. De wetenschappelijke adviezen van het Centrum moeten toegankelijk en bruikbaar zijn voor beleidsmakers. 4. Ingeval er verschillende verzoeken worden gedaan in verband met dezelfde vraagstukken of ingeval het verzoek niet met lid 2 strookt, kan het Centrum weigeren een wetenschappelijk advies uit te brengen of in overleg met de verzoekende instelling, het verzoekend comité, het verzoekende agentschap of de verzoekende lidstaat, wijzigingen van dat verzoek om advies voorstellen. Afwijzingen van verzoeken worden door het Centrum ten overstaan van de verzoekende instelling, het verzoekend comité, het verzoekende agentschap of de verzoekende lidstaat gemotiveerd. 5. Ingeval het Centrum reeds een wetenschappelijk advies heeft uitgebracht over het specifieke onderwerp waarop een verzoek betrekking heeft en tot de conclusie is gekomen dat er geen wetenschappelijke elementen zijn die een nieuw onderzoek rechtvaardigen, verstrekt het de informatie die deze conclusie ondersteunt, aan de verzoekende instelling, het verzoekend comité, het verzoekende agentschap of de verzoekende lidstaat. 6. Het huishoudelijk reglement van het Centrum legt de vorm-, motiverings- en transparantievereisten voor de bekendmaking van een wetenschappelijk advies vast.”. |
9) |
Artikel 8 wordt vervangen door: “Artikel 8 Werking van het systeem voor vroegtijdige waarschuwing en respons 1. Het Centrum ondersteunt en assisteert de Commissie door het EWRS te beheren overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EU) 2022/2371 en door samen met de lidstaten te zorgen voor de capaciteit voor gecoördineerde en tijdige respons op gezondheidsbedreigingen. 2. De taken van het Centrum omvatten het:
3. Het Centrum werkt samen met de Commissie, het HSC en de lidstaten om de rapportage van relevante gegevens via het EWRS te verbeteren, met als doel de digitalisering van dit proces en de integratie ervan in de nationale surveillancesystemen aan te moedigen. 4. Het Centrum werkt samen met de Commissie en het HSC om het EWRS permanent te actualiseren, onder meer voor het gebruik van moderne technologieën, zoals digitale mobiele applicaties, kunstmatige intelligentie, computermodellering en simulatiemodellen, of andere technologieën voor geautomatiseerde contacttracering en waarschuwingsapplicaties, daarbij voortbouwend op de door de lidstaten ontwikkelde technologieën voor contacttracering, en om de functionele eisen van het EWRS te definiëren. 5. Het Centrum werkt samen met de Commissie, het HSC, het e-gezondheidsnetwerk en deskundigen in de lidstaten om de functionele eisen voor contacttracerings- en waarschuwingsapplicaties of indien nodig andere digitale tools, en de interoperabiliteit daarvan nader te bepalen, rekening houdend met de bestaande infrastructuur en diensten, zoals plaatsbepalingsdiensten die door het ruimtevaartprogramma van de EU worden geleverd. 6. Het Centrum is verantwoordelijk voor de wettigheid, beveiliging en vertrouwelijkheid van de verwerking van persoonsgegevens in het EWRS en in het kader van de interoperabiliteit van contacttracerings- en waarschuwingsapplicaties, of indien nodig andere digitale tools, overeenkomstig de artikelen 33 en 36 van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (*2). (*2) Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).”." |
10) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: “Artikel 8 bis Beoordeling van risico’s voor de volksgezondheid 1. Het Centrum verstrekt risicobeoordelingen overeenkomstig artikel 20 van Verordening (EU) 2022/2371, in het geval van een ernstige grensoverschrijdende bedreiging van de gezondheid als bedoeld in artikel 2, lid 1, punt a), i) en punt a), ii), van die verordening, met inbegrip van die welke verband houden met voor stoffen van menselijke oorsprong die mogelijk door overdraagbare ziekten worden getroffen, of in artikel 2, lid 1, punt d), van die verordening. Dergelijke risicobeoordelingen worden tijdig verstrekt. 2. De in lid 1 bedoelde risicobeoordelingen omvatten algemene en gerichte empirisch onderbouwde aanbevelingen en responsopties als basis voor de coördinatie in het HSC, zoals met betrekking tot:
3. Voor de toepassing van lid 1 coördineert het Centrum de opstelling van risicobeoordelingen door, waar passend, nationale knooppunten of deskundigen van de lidstaten, desbetreffende agentschappen of internationale organisaties zoals de WHO te betrekken. Het Centrum stelt een reglement van orde vast voor risicobeoordelingen, met name wat betreft de betrokkenheid van deskundigen, om ervoor te zorgen dat de deskundigheid van de lidstaten onafhankelijk en representatief is. 4. Indien de risicobeoordeling buiten het mandaat van het Centrum valt, en op verzoek van het agentschap of orgaan dat de risicobeoordeling binnen zijn mandaat uitvoert, verstrekt het Centrum aan het agentschap of orgaan onverwijld alle betreffende informatie en gegevens waarover het beschikt. 5. Het Centrum werkt samen met de lidstaten om hun risicobeoordelingscapaciteit te verbeteren.” |
11) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: “Artikel 8 ter Coördinatie van de respons 1. Het Centrum ondersteunt de coördinatie van de respons in het HSC als bedoeld in artikel 21 van Verordening (EU) 2022/2371, in het geval van een ernstige grensoverschrijdende bedreiging van de gezondheid als bedoeld in artikel 2, lid 1, punt a), i), en punt a), ii), van die verordening, met inbegrip van die welke verband houden met voor stoffen van menselijke oorsprong die mogelijk door overdraagbare ziekten kunnen worden getroffen, of in artikel 2, lid 1, punt d), van die verordening, met name door empirisch onderbouwde aanbevelingen en opties te verstrekken voor:
2. Het Centrum ondersteunt een gecoördineerde respons van de Unie op verzoek van een lidstaat, de Raad, de Commissie, het HSC of van organen of agentschappen van de Unie.”. |
12) |
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
|
13) |
Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:
|
14) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: “Artikel 11 bis Ondersteuning van de internationale paraatheid en respons ter plaatse 1. Het Centrum richt een EU-taskforce voor gezondheid op en zorgt voor een permanente capaciteit en een versterkte noodcapaciteit om deze te mobiliseren en te gebruiken. De EU-taskforce voor gezondheid verleent bijstand met betrekking tot verzoeken om preventie-, paraatheids- en responsplanning, lokale reacties op uitbraken van overdraagbare ziekten en evaluaties na afloop van de actie in de lidstaten en in derde landen, een en ander in samenwerking met de WHO. De EU-taskforce voor gezondheid omvat het personeel van het Centrum en deskundigen uit de lidstaten, fellowshipprogramma’s en internationale en non-profitorganisaties. Onder gebruikmaking van het specifieke netwerk van EU-referentielaboratoria of van zijn eigen middelen ontwikkelt het Centrum capaciteiten om veldepidemiologie en -onderzoek uit te voeren en relevante gegevens te verzamelen, bijvoorbeeld over varianten van overdraagbare ziekten. 2. Het Centrum ontwikkelt in samenwerking met de Commissie een kader voor de vaststelling van de organisatiestructuur en het gebruik van de permanente capaciteit van de EU-taskforce voor gezondheid. Op gezamenlijk verzoek van de Commissie en de lidstaten wordt de versterkte noodcapaciteit van de EU-taskforce voor gezondheid gemobiliseerd. De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen de procedures vast voor de mobilisering van de versterkte noodcapaciteit van de EU-taskforce voor gezondheid. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 30 bis, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld. 3. Het Centrum zorgt ervoor dat de EU-taskforce voor gezondheid wordt gecoördineerd met de capaciteiten van het Europees medisch korps, andere relevante capaciteiten in het kader van het Uniemechanisme voor civiele bescherming en mechanismen van internationale organisaties, en dat de taskforce complementair is aan deze capaciteiten en ze integreert. 4. Via de EU-taskforce voor gezondheid stelt het Centrum Uniedeskundigen inzake respons ter plaatse ter beschikking van de internationale responsteams die worden gemobiliseerd in het kader van het mechanisme van het WHO-programma voor noodsituaties in de volksgezondheid en het wereldwijde netwerk voor alarmering en interventie (Global Outbreak Alert and Response Network — GOARN), overeenkomstig passende werkafspraken met de Commissie. 5. Op verzoek van de Commissie bevordert het Centrum in samenwerking met de lidstaten de ontwikkeling van de capaciteiten voor respons ter plaatse en van de deskundigheid op het gebied van crisisbeheersing bij zijn personeel en bij experts uit de lidstaten en EER-landen, en uit kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten, alsook uit landen van het Europees nabuurschapsbeleid en de partnerlanden. 6. Door een mechanisme in te stellen voor het mobiliseren en gebruiken van de EU-taskforce voor gezondheid, houdt het Centrum de permanente capaciteit van de EU-taskforce voor gezondheid in stand en vergroot het de landspecifieke kennis die nodig is om, op gezamenlijk verzoek van de Commissie en de betrokken lidstaten, missies naar de lidstaten uit te voeren om empirisch onderbouwde aanbevelingen te doen inzake paraatheid voor en respons op bedreigingen van de gezondheid en om binnen het kader van zijn mandaat evaluaties na afloop van de actie uit te voeren. 7. Op verzoek van de Commissie en de lidstaten neemt het Centrum deel aan langdurige capaciteitsopbouwprojecten ter versterking van de paraatheidscapaciteiten in het kader van de IGR in niet-Europese derde landen, met name in partnerlanden.”. |
15) |
Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:
|
16) |
Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:
|
17) |
In artikel 16, lid 2, wordt punt b) vervangen door:
|
18) |
Artikel 17 wordt vervangen door: “Artikel 17 Benoeming van de directeur 1. De directeur wordt door de raad van bestuur benoemd op basis van een lijst van ten minste drie kandidaten die de Commissie opstelt na een open sollicitatieprocedure waarvoor in het Publicatieblad van de Europese Unie en elders een door de raad van bestuur gevalideerde oproep tot het indienen van blijken van belangstelling is verschenen. Deze benoeming geldt voor een periode van vijf jaar, die eenmaal met maximaal vijf jaar kan worden verlengd. 2. Alvorens te worden benoemd, wordt de door de raad van bestuur voorgedragen kandidaat onverwijld verzocht voor het Europees Parlement een verklaring af te leggen en vragen van leden van deze instelling te beantwoorden.”. |
19) |
Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:
|
20) |
In artikel 19 wordt lid 2 vervangen door: “2. De leden van de raad van bestuur, de directeur, de leden van het adviesforum en de externe deskundigen die aan de wetenschappelijke panels deelnemen, leggen een verbintenisverklaring af alsmede een verklaring omtrent hun belangen, waarin zij hetzij verklaren dat zij geen belangen hebben die geacht zouden kunnen worden afbreuk te doen aan hun onafhankelijkheid, hetzij al hun directe en indirecte belangen vermelden die geacht zouden kunnen worden afbreuk te doen aan hun onafhankelijkheid. Deze verklaringen worden jaarlijks schriftelijk afgelegd en zijn beschikbaar voor het publiek.”. |
21) |
Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:
|
22) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: “Artikel 20 bis Bescherming van persoonsgegevens 1. Deze verordening doet geen afbreuk aan de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens in het kader van Verordening (EU) 2016/679 (*4) en Richtlijn 2002/58/EG (*5) van het Europees Parlement en de Raad, noch aan de verplichtingen van instellingen, organen en instanties van de Unie met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens in het kader van Verordening (EU) 2018/1725 bij het uitoefenen van hun taken. 2. Het Centrum verwerkt geen persoonsgegevens, tenzij zulks noodzakelijk is voor de uitvoering van zijn opdracht. In voorkomend geval worden de persoonsgegevens zodanig geanonimiseerd dat de betrokkene niet kan worden geïdentificeerd. (*4) Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1)." (*5) Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) (PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37).”." |
23) |
Artikel 21 wordt vervangen door: “Artikel 21 Beroepsgeheim en vertrouwelijkheid 1. Onverminderd artikel 20 maakt het Centrum informatie die het ontvangt met een met redenen omkleed verzoek om die informatie als vertrouwelijk te behandelen, niet aan derden bekend, tenzij het gaat om informatie die ter bescherming van de volksgezondheid openbaar gemaakt moet worden als de omstandigheden dat vereisen. Door een lidstaat ter beschikking gestelde vertrouwelijke informatie wordt niet bekend gemaakt zonder voorafgaande toestemming van deze lidstaat. De veiligheidsvoorschriften van de Commissie betreffende de bescherming van gerubriceerde EU-informatie, die zijn neergelegd in de Besluiten (EU, Euratom) 2015/443 (*6) en (EU, Euratom) 2015/444 (*7) van de Commissie zijn van toepassing op de werkzaamheden van het Centrum en zijn personeel. 2. De leden van de raad van bestuur, de directeur, de leden van de adviescommissie, de externe deskundigen die aan de wetenschappelijke panels deelnemen en het personeel van het Centrum zijn ook na beëindiging van hun functie onderworpen aan de geheimhoudingsplicht overeenkomstig artikel 339 VWEU. 3. De conclusies van de door het Centrum uitgebrachte wetenschappelijke adviezen met betrekking tot de te verwachten gezondheidseffecten worden in geen geval geheimgehouden. 4. Het Centrum legt in zijn huishoudelijk reglement de praktische regeling voor de uitvoering van de in de leden 1 en 2 bedoelde geheimhoudingsregels vast. 5. Het Centrum treft alle maatregelen om ervoor te zorgen dat de voor het uitoefenen van zijn taak relevante informatie wordt uitgewisseld met de Commissie, de lidstaten, en waar nodig andere instellingen, organen en instanties van de Unie, en internationale organisaties en derde landen, een en ander overeenkomstig passende werkafspraken met de Commissie. 6. Het Centrum ontwikkelt, gebruikt en beheert een informatiesysteem voor de uitwisseling van gerubriceerde en gevoelige niet-gerubriceerde informatie als bedoeld in dit artikel. (*6) Besluit (EU, Euratom) 2015/443 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende veiligheid binnen de Commissie (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 41)." (*7) Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende de veiligheidsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 53).”." |
24) |
Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:
|
25) |
Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:
|
26) |
Artikel 24 wordt vervangen door: “Artikel 24 Toepassing van het Financieel Reglement Artikel 70 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 is van toepassing op de kwijting voor de uitvoering van de begroting, de controles en de boekhoudregels van het Centrum.”. |
27) |
Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:
|
28) |
Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:
|
29) |
In artikel 27 wordt lid 1 vervangen door: “1. De contractuele aansprakelijkheid van het Centrum wordt beheerst door de wet die op het betrokken contract van toepassing is. Het Hof van Justitie van de Europese Unie is bevoegd uitspraak te doen wanneer een door het Centrum gesloten overeenkomst een arbitragebeding bevat.”. |
30) |
Artikel 28 wordt vervangen door: “Artikel 28 Toetsing van de wettigheid van handelingen 1. De lidstaten, de leden van de raad van bestuur en de rechtstreeks en individueel betrokken derden kunnen elke uitdrukkelijk of stilzwijgend gestelde handeling van het Centrum ter toetsing van de wettigheid ervan aan de Commissie voorleggen (“administratief beroep”). 2. Elk administratief beroep bij de Commissie geschiedt binnen 15 dagen vanaf de dag waarop de betrokken derde voor het eerst kennis van de handeling heeft gekregen. 3. De Commissie neemt een besluit binnen een maand. Indien binnen die termijn geen besluit is genomen, geldt dit als impliciet besluit tot verwerping van het administratief beroep. 4. Overeenkomstig artikel 263 VWEU kan bij het Hof van Justitie van de Europese Unie een procedure aanhangig worden gemaakt om een expliciet of impliciet besluit van de Commissie ter verwerping van het administratief beroep als bedoeld in lid 3 van dit artikel, ongedaan te maken.”. |
31) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: “Artikel 30 bis Comitéprocedure 1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij Verordening (EU) 2022/2371 ingestelde comité inzake ernstige grensoverschrijdende bedreigingen van de gezondheid. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (*12). 2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. Indien het comité geen advies uitbrengt, neemt de Commissie de ontwerpuitvoeringshandeling niet aan en is artikel 5, lid 4, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. (*12) Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).”." |
32) |
Artikel 31 wordt vervangen door: “Artikel 31 Herzieningsclausule 1. Uiterlijk in 2025 dient de Commissie bij het Europees Parlement, de Raad en de raad van bestuur een verslag in over de activiteiten van het Centrum, met inbegrip van een beoordeling van:
2. Uiterlijk in 2025, en vervolgens om de 5 jaar, geeft de Commissie opdracht tot een onafhankelijke externe evaluatie van de prestaties van het Centrum aan zijn doelstellingen, mandaat, taken en procedures. Deze onafhankelijke externe evaluatie wordt uitgevoerd op basis van een taakomschrijving, die indien nodig met de raad van bestuur wordt besproken. De onafhankelijke externe evaluatie richt zich met name op de vraag of het noodzakelijk is het mandaat van het Centrum te wijzigen, en op de financiële implicaties daarvan. Bij de eerste evaluatie wordt nagegaan of het haalbaar is het mandaat van het Centrum uit te breiden tot het aanpakken van de gevolgen van grensoverschrijdende bedreigingen van de gezondheid voor niet-overdraagbare ziekten. De raad van bestuur bestudeert de conclusies van de onafhankelijke externe evaluatie en kan, indien nodig, aanbevelingen doen aan de Commissie voor wijzigingen in het Centrum, zijn werkmethoden en de reikwijdte van zijn opdracht. De Commissie zendt het evaluatieverslag en de aanbevelingen toe aan het Europees Parlement en de Raad. 3. De Commissie kan op basis van de in lid 2 bedoelde onafhankelijke externe evaluatie of indien zij van oordeel is dat voortzetting van de werkzaamheden van het Centrum niet langer gerechtvaardigd is in het licht van zijn doelstellingen, mandaat en taken, voorstellen de desbetreffende bepalingen van deze verordening dienovereenkomstig te wijzigen. 4. De Commissie brengt verslag uit aan het Europees Parlement, de Raad en de raad van bestuur, indien nodig, over de aanbeveling van de raad van bestuur en over de resultaten van haar evaluaties uit hoofde van de leden 2 en 3. Die resultaten worden openbaar gemaakt.”. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Straatsburg, 23 november 2022.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
R. METSOLA
Voor de Raad
De voorzitter
M. BEK
(1) PB C 286 van 16.7.2021, blz. 109.
(2) PB C 300 van 27.7.2021, blz. 76.
(3) Standpunt van het Europees Parlement van 4 oktober 2022 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 24 oktober 2022.
(4) Verordening (EG) nr. 851/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot oprichting van een Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (PB L 142 van 30.4.2004, blz. 1).
(5) Verordening (EU) 2021/522 van het Europees Parlement en de Raad van 24 maart 2021 tot vaststelling van een actieprogramma voor de Unie op het gebied van gezondheid (“EU4Health-programma”) voor de periode 2021-2027, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 282/2014 (PB L 107 van 26.3.2021, blz. 1).
(6) Verordening (EU) 2022/2371 van het Europees Parlement en de Raad van 23 november 2022 inzake ernstige grensoverschrijdende bedreigingen van de gezondheid en houdende intrekking van Besluit nr. 1082/2013/EU (zie bladzijde 26 van dit Publicatieblad).
(7) Verordening (EU) 2021/947 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juni 2021 tot vaststelling van het Instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking – “Global Europe”, tot wijziging en intrekking van Besluit nr. 466/2014/EU van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Verordening (EU) 2017/1601 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG, Euratom) nr. 480/2009 van de Raad (PB L 209 van 14.6.2021, blz. 1).
(8) Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
(9) Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).
(10) Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) (PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37).
(11) Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
6.12.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 314/26 |
VERORDENING (EU) 2022/2371 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 23 november 2022
inzake ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen en tot intrekking van Besluit nr. 1082/2013/EU
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 168, lid 5,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Gezien het advies van het Comité van de Regio's (2),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Beschikking nr. 2119/98/EG van het Europees Parlement en de Raad (4) is een netwerk voor epidemiologische surveillance en beheersing van overdraagbare ziekten opgericht. Het toepassingsgebied daarvan is uitgebreid bij Besluit nr. 1082/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad (5) ter versterking en vaststelling van een meer gecoördineerde en bredere benadering van de gezondheidsbeveiliging op Unieniveau. De uitvoering van die wetgeving bevestigt dat een gecoördineerd optreden van de Unie op het gebied van de monitoring van, de vroegtijdige waarschuwing bij en de bestrijding van die bedreigingen een meerwaarde oplevert voor de bescherming en verbetering van de menselijke gezondheid. |
(2) |
In het licht van de ervaring die is opgedaan tijdens de huidige COVID-19-pandemie en om in de gehele Unie passende paraatheid voor en respons op alle grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen mogelijk te maken, moet het juridisch kader voor epidemiologische surveillance en monitoring van, vroegtijdige waarschuwing bij, en bestrijding van, ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen, met inbegrip van zoönosegerelateerde bedreigingen, zoals uiteengezet in Besluit nr. 1082/2013/EU, worden verruimd met betrekking tot aanvullende verslagleggingsvereisten en een analyse van indicatoren van gezondheidszorgstelsels, en met betrekking tot samenwerking tussen de lidstaten en de agentschappen en organen van de Unie, met name het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (European Centre for Disease Prevention and Control — ECDC), het Europees Geneesmiddelenbureau (European Medicines Agency — EMA), alsook internationale organisaties, met name de Wereldgezondheidsorganisatie (World Health Organization — WHO), rekening houdend met de lasten die de nationale bevoegde autoriteiten ondervinden als gevolg van de actuele volksgezondheidssituatie. Om ervoor te zorgen dat de Unie doeltreffend kan reageren op nieuwe grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen moet het juridisch kader voor de aanpak van ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen het bovendien mogelijk maken om gevalsdefinities vast te stellen voor de surveillance van nieuwe bedreigingen en moet het kader voorzien in de oprichting van een netwerk van EU-referentielaboratoria en een netwerk ter ondersteuning van de monitoring van uitbraken van ziekten die relevant zijn voor stoffen van menselijke oorsprong. De capaciteit voor het traceren van contacten moet worden versterkt via de instelling van een geautomatiseerd systeem, met gebruikmaking van moderne technologieën en met inachtneming van Uniewetgeving inzake gegevensbescherming zoals Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (6). |
(3) |
Het is belangrijk dat overheidsinvesteringen in onderzoek, ontwikkeling, vervaardiging, productie, aankoop, aanleg van voorraden, levering en distributie van medische tegenmaatregelen met het oog op de voorbereiding en respons op grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen overeenkomstig de toepasselijke wetgeving transparant zijn. |
(4) |
Het Gezondheidsbeveiligingscomité (Health Security Committee — HSC), dat formeel werd opgericht bij Besluit nr. 1082/2013/EU, speelt een belangrijke rol bij de coördinatie van de preventie-, paraatheids- en responsplanning bij ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen. Het HSC moet aanvullende verantwoordelijkheden krijgen met betrekking tot de goedkeuring van richtsnoeren en adviezen zodat de lidstaten beter worden ondersteund bij de preventie en beheersing van ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen, en bij het verbeteren van hun onderlinge coördinatie bij het bestrijden daarvan. In het HSC moet een door het Europees Parlement aangewezen vertegenwoordiger als waarnemer kunnen zetelen. |
(5) |
Om de paraatheid voor en de respons op ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen doeltreffender te maken, moeten de Commissie, met inbegrip van, indien passend, de bij besluit van de Commissie van 16 september 2021 (7) als dienst van de Commissie opgerichte Autoriteit voor paraatheid en respons inzake noodsituaties op gezondheidsgebied (Health Emergency Preparedness and Response Authority — HERA), en het HSC, het ECDC, het EMA en andere relevante agentschappen en organen van de Unie, op het gebied van paraatheid en respons samenwerken en hun inspanningen coördineren. De coördinatie tussen die organen moet gebaseerd zijn op de betrokkenheid van relevante belanghebbenden en ervoor zorgen dat dubbel werk wordt voorkomen. |
(6) |
In een gezamenlijk advies van de groep van wetenschappelijk hoofdadviseurs van de Commissie, de Europese Groep ethiek van de exacte wetenschappen en de nieuwe technologieën en de speciaal adviseur van de voorzitter van de Commissie voor de respons op COVID-19, getiteld “Improving pandemic preparedness and management” (De paraatheid voor en beheersing van pandemieën verbeteren), wordt aanbevolen een permanent EU-adviesorgaan voor gezondheidsbedreigingen en -crises op te richten. |
(7) |
Alle aanbevelingen, adviezen en richtsnoeren in deze verordening zijn per definitie niet-bindend voor diegenen tot wie ze gericht zijn. Aanbevelingen stellen de Commissie, het ECDC en het HSC in staat hun standpunten kenbaar te maken en een gedragslijn voor te stellen zonder diegenen tot wie dergelijke aanbevelingen gericht zijn, wettelijke verplichtingen op te leggen. |
(8) |
Deze verordening moet van toepassing zijn onverminderd andere bindende maatregelen met betrekking tot specifieke activiteiten of kwaliteits- en veiligheidsnormen voor bepaalde goederen, die voorzien in bijzondere verplichtingen en instrumenten voor de monitoring van, de vroegtijdige waarschuwing bij en de bestrijding van specifieke bedreigingen van grensoverschrijdende aard, zoals de in 2005 vastgestelde Internationale Gezondheidsregeling (IGR) van de WHO. Die maatregelen omvatten met name de toepasselijke wetgeving van de Unie inzake gemeenschappelijke veiligheidsvraagstukken op het gebied van volksgezondheid en milieu, die betrekking heeft op goederen als geneesmiddelen, medische hulpmiddelen, medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek en levensmiddelen, stoffen van menselijke oorsprong zoals bloed, plasma, weefsels en cellen, en organen, alsook op blootstelling aan ioniserende straling. |
(9) |
De overexploitatie van wilde dieren en planten en andere natuurlijke hulpbronnen en het versnelde verlies aan biodiversiteit vormen een risico voor de menselijke gezondheid. Aangezien de gezondheid van mens, dier en milieu onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden, is het van cruciaal belang de “één gezondheid”-benadering te hanteren om bestaande en opkomende crises het hoofd te bieden. |
(10) |
In lijn met de “één gezondheid”-benadering en de “gezondheid op alle beleidsgebieden”-benadering is de bescherming van de menselijke gezondheid een sectoroverschrijdende aangelegenheid en ter zake doend voor talrijke beleidsterreinen en activiteiten van de Unie. Het is van cruciaal belang dat de Unie de lidstaten ondersteunt bij het verkleinen van ongelijkheden op gezondheidsgebied in en tussen de lidstaten, bij het bewerkstelligen van universele gezondheidszorg, bij het aanpakken van de uitdagingen waarmee kwetsbare groepen te maken krijgen en bij het vergroten van de veerkracht, het reactievermogen en de paraatheid van gezondheidszorgstelsels om toekomstige uitdagingen, waaronder pandemieën, het hoofd te bieden. Teneinde een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid te verwezenlijken en elke overlapping van optreden, doublures of tegenstrijdige maatregelen te voorkomen, moet de Commissie, in samenspraak met de lidstaten en alle relevante belanghebbenden zorgen voor de coördinatie en wederzijdse informatieverstrekking tussen de mechanismen en structuren die krachtens deze verordening worden ingesteld en andere mechanismen en structuren die op Unieniveau en krachtens het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (“het Euratom-Verdrag”) zijn ingesteld en waarvan het optreden relevant is voor preventie--, paraatheids- en responsplanning, en voor monitoring van, vroegtijdige waarschuwing bij, en bestrijding van, ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen. Met name moet de Commissie ervoor zorgen dat nuttige informatie van de diverse op Unieniveau en krachtens het Euratom-Verdrag ingestelde snellewaarschuwings- en informatiesystemen wordt verzameld en via het bij Besluit nr. 1082/2013/EU ingestelde systeem voor vroegtijdige waarschuwing en respons (Early Warning and Response System — EWRS) ter beschikking wordt gesteld van de lidstaten. Het EWRS moet voorzien in robuuste, nauwkeurige en met de lidstaten interoperabele gegevensprocessen om de kwaliteit en consistentie van de gegevens te waarborgen. Het ECDC moet tijdens dergelijke gegevensprocessen, gaande van de beoordeling van de gegevensvereisten en de overdracht en verzameling van gegevens tot de actualisering en uitlegging van gegevens, zorgen voor coördinatie met de lidstaten, om een sterke samenwerking tussen de Commissie, het ECDC en nationale en regionale bevoegde instanties te bevorderen. |
(11) |
Preventie-, paraatheids- en responsplanning is een essentieel element om tot een doeltreffende monitoring van, vroegtijdige waarschuwing bij, en bestrijding van, ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen te komen. De Commissie moet derhalve een plan van de Unie voor gezondheidscrises en pandemieën opstellen, dat door het HSC moet worden goedgekeurd. Dat moet worden gekoppeld aan updates van de preventie-, paraatheids- en responsplannen van de lidstaten om te waarborgen dat zij binnen de regionale structuren verenigbaar zijn. Het is van cruciaal belang dat bij het opstellen van die plannen van de Unie en nationale plannen bijzondere aandacht wordt besteed aan grensoverschrijdende regio's teneinde hun samenwerking op gezondheidsgebied te verbeteren. Waar van toepassing moeten de regionale autoriteiten worden betrokken bij het opstellen van die nationale plannen. Om de lidstaten bij die onderneming te ondersteunen, moeten de Commissie en de betrokken agentschappen en organen van de Unie voorzien in gerichte opleidingsactiviteiten en de uitwisseling van beste praktijken ten behoeve van zorgverleners en volksgezondheidswerkers zodat zij hun kennis kunnen vergroten en de nodige vaardigheden kunnen ontwikkelen. Waar relevant moeten in het plan van de Unie ook grensoverschrijdende elementen worden opgenomen om de uitwisseling van beste praktijken en van informatie in crisistijden te bevorderen, bijvoorbeeld met betrekking tot de capaciteit voor gespecialiseerde behandelingen en intensieve zorg in naburige gebieden. Om ervoor te zorgen dat het plan van de Unie wordt uitgevoerd, moet de Commissie stresstests, simulatieoefeningen en evaluaties tijdens en na afloop van de acties met de lidstaten bevorderen. Het plan van de Unie moet functioneel en actueel zijn en over voldoende middelen voor de operationalisering ervan beschikken. Na de evaluaties van de nationale plannen, moeten de voorgestelde aanbevelingen deel uitmaken van een actieplan en moet de Commissie op de hoogte worden gehouden van grondige herzieningen van de nationale plannen. |
(12) |
De lidstaten moeten aan de Commissie de recentste stand van zaken meedelen met betrekking tot hun preventie-, paraatheids- en responsplanning en de uitvoering op nationaal niveau en, waar van toepassing, op regionaal niveau. De door de lidstaten aan de Commissie verstrekte informatie moet onder meer betrekking hebben op de elementen die zij in het kader van de IGR aan de WHO moeten melden. Toegang tot tijdig beschikbare en volledige gegevens is een voorwaarde voor snelle risicobeoordelingen en crisisbeperking. Om dubbel werk en uiteenlopende aanbevelingen te voorkomen, moet voor de agentschappen en organen van de Unie, de WHO en de nationale bevoegde autoriteiten, waar mogelijk, worden voorzien in gestandaardiseerde definities en een onderling, beveiligd netwerk. De Commissie moet op haar beurt elke drie jaar aan het Europees Parlement en de Raad verslag uitbrengen over de stand van zaken en de vooruitgang die is geboekt met preventie-, paraatheids- en responsplanning en met de uitvoering op Unieniveau, onder meer wat aanbevolen maatregelen betreft, om ervoor te zorgen dat de nationale preventie-, paraatheids- en responsplannen adequaat zijn. Ter ondersteuning van de beoordeling van die plannen moet het ECDC in de lidstaten beoordelingen uitvoeren, in overleg met andere agentschappen en organen van de Unie. Die planning moet met name voorzien in een adequate paraatheid van kritieke maatschappelijke sectoren, zoals landbouw, energie, vervoer, communicatie en civiele bescherming, die in een crisissituatie afhankelijk zijn van goed voorbereide genderbewuste volksgezondheidsdiensten die op hun beurt afhangen van het functioneren van die sectoren en van de instandhouding van essentiële diensten op een passend niveau. In het geval van een ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreiging door een zoönotische infectie is het zaak de interoperabiliteit tussen de gezondheidssector en de veterinaire sector met het oog op de preventie-, paraatheids- en responsplanning te verzekeren via de “één gezondheid”-benadering. De verplichtingen van de lidstaten inzake informatieverstrekking uit hoofde van deze verordening doen geen afbreuk aan de toepassing van artikel 346, lid 1, punt a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), op grond waarvan geen lidstaat gehouden is inlichtingen te verstrekken waarvan de verbreiding naar zijn mening strijdig zou zijn met wezenlijke belangen van zijn veiligheid. |
(13) |
De ervaring met de aanhoudende COVID-19-pandemie heeft aangetoond dat verdere en daadkrachtigere maatregelen op Unieniveau moeten worden genomen om de samenwerking en coördinatie tussen de lidstaten, en met name tussen naburige grensgebieden, te ondersteunen. De nationale preventie-, paraatheids- en responsplannen van lidstaten die een grens met ten minste één andere lidstaat delen, moeten daarom ook plannen omvatten ter verbetering van de paraatheid voor, de preventie van en de respons op gezondheidscrises in grensgebieden in naburige regio’s, onder meer door grensoverschrijdende opleidingen voor volksgezondheidswerkers en coördinatieoefeningen voor de medische overdracht van patiënten. |
(14) |
Kennis over gezondheid speelt een fundamentele rol bij de preventie en de beperking van het effect van grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen en helpt de bevolking de tegenmaatregelen voor en de risicobeoordeling van diverse bedreigingen beter te begrijpen. Gezondheidsvoorlichtingscampagnes op basis van de meest recente beschikbare gegevens kunnen het gedrag van de bevolking op dat gebied helpen verbeteren. |
(15) |
Voortbouwend op de lessen die uit de COVID-19-pandemie zijn getrokken, moet deze verordening een sterker mandaat voor coördinatie op Unieniveau creëren. Indien een noodsituatie op het gebied van de volksgezondheid op Unieniveau zou worden afgekondigd, zou dat leiden tot meer coördinatie en de ruimte bieden om tijdig medische tegenmaatregelen op te stellen, voorraden ervan aan te leggen en gezamenlijke aanbestedingen ervoor uit te schrijven uit hoofde van Verordening (EU) 2022/2372- van de Raad (8). |
(16) |
Deze verordening moet de instrumenten versterken om de voorzieningszekerheid van kritieke medische tegenmaatregelen binnen de Unie veilig te stellen, met inachtneming van de goede werking van de interne markt in geval van ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen. |
(17) |
Om tekorten aan kritieke medische tegenmaatregelen te voorkomen en de voorzieningszekerheid ervan op Unie- en nationaal niveau te beschermen, en om een doeltreffende en strategische opslagplaats te ondersteunen, moet de Commissie zorgen voor coördinatie en informatie-uitwisseling tussen de entiteiten die acties organiseren en deelnemen aan acties in het kader van de verschillende mechanismen die uit hoofde van deze verordening zijn ingesteld en andere relevante structuren van de Unie in verband met de aankoop en het aanleggen van voorraden van medische tegenmaatregelen, zoals het kader van maatregelen dat uit hoofde van Verordening (EU) 2022/2372 is vastgesteld, en de strategische rescEU-reserve die werd opgezet uit hoofde van Besluit nr. 1313/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad (9), waarbij terdege rekening wordt gehouden met de toegankelijkheid van die medische tegenmaatregelen voor mensen in afgelegen, plattelands- en ultraperifere gebieden. |
(18) |
Op 10 april 2014 heeft de Commissie een gezamenlijke aanbestedingsovereenkomst voor medische tegenmaatregelen goedgekeurd. Die gezamenlijke aanbestedingsovereenkomst voorziet in een vrijwillig mechanisme waarmee deelnemende landen en de instellingen van de Unie gezamenlijk medische tegenmaatregelen kunnen aankopen voor verschillende categorieën grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen, waaronder vaccins, antivirale middelen en andere behandelingen. In de overeenkomst zijn gemeenschappelijke regels vastgesteld voor de praktische organisatie van gezamenlijke aanbestedingsprocedures. Deze verordening moet het kader voor de gezamenlijke aanbesteding voor medische tegenmaatregelen versterken en uitbreiden, overeenkomstig de maatregelen inzake monitoring van, vroegtijdige waarschuwing bij, en bestrijding van, ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen, zoals vastgelegd in Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (10). In geval van een ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreiging moet de gezamenlijke aanbesteding voor medische tegenmaatregelen waarin deze verordening voorziet, een doeltreffend operationeel instrument voor de Unie vormen, naast de andere aanbestedingsinstrumenten waarin de wetgeving van de Unie voorziet. Met name kunnen in tijden van crisis uit hoofde van de gezamenlijke aanbestedingsprocedure van deze verordening contracten worden gesloten of geactiveerd op grond van Verordening (EU) 2022/2372. In die gevallen moeten die contracten in overeenstemming zijn met de voorwaarden van de gezamenlijke aanbestedingsovereenkomst, zoals bepaald in deze verordening. De Commissie moet zorgen voor coördinatie en informatie-uitwisseling tussen de entiteiten die acties organiseren en deelnemen aan acties in het kader van de verschillende mechanismen die uit hoofde van deze verordening en andere relevante handelingen van de Unie zijn ingesteld in verband met de aankoop en het aanleggen van voorraden van medische tegenmaatregelen. |
(19) |
De Commissie moet de gezamenlijke aanbesteding voor medische tegenmaatregelen ondersteunen en faciliteren door alle informatie te verstrekken die nuttig is voor de onderhandelingen over een dergelijke gezamenlijke aanbesteding, zoals informatie over voorgenomen prijzen, fabrikanten, leveringstermijnen en voorwaarden van de gezamenlijke aanbesteding. De gezamenlijke aanbestedingsovereenkomst waarin de praktische regelingen voor de gezamenlijke aanbestedingsprocedure uit hoofde van artikel 5 van Besluit nr. 1082/2013/EU worden bepaald, moet ook worden aangepast om er een exclusiviteitsbeding in op te nemen met betrekking tot onderhandelingen en aankoop voor landen die aan een gezamenlijke aanbestedingsprocedure deelnemen, om betere coördinatie binnen de Unie mogelijk te maken, de onderhandelingspositie te versterken en de voorzieningszekerheid van de Unie doeltreffender te beschermen. In het kader van het exclusiviteitsbeding verbinden deelnemende landen zich ertoe dat zij de betrokken medische tegenmaatregel niet via andere kanalen aankopen en geen parallelle onderhandelingen voor die tegenmaatregel voeren. De Commissie moet de lidstaten helpen beslissen over een eventuele deelname door onder meer een beoordeling te verstrekken van de toepassing van het exclusiviteitsbeding en de noodzaak en voorwaarden daarvan, waarover gezamenlijk met de deelnemende landen overeenstemming moet worden bereikt. Zodra de lidstaten alle nodige informatie hebben ontvangen, moeten zij beslissen over hun deelname aan de gezamenlijke aanbestedingsprocedure. Parallelle aankoopactiviteiten en desbetreffende onderhandelingen mogen uitsluitend worden beperkt wanneer de deelnemende landen met die beperkingen hebben ingestemd. Gezien de gevoelige inhoud van de beoordeling en de relevantie ervan voor de financiële belangen van de Unie en de deelnemende lidstaten tijdens een gezamenlijke aanbestedingsprocedure, moet de mogelijkheid om die openbaar te maken naar behoren worden getoetst aan de uitzonderingen waarin Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (11), en met name artikel 4 van die verordening, voorziet. |
(20) |
Aangezien ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen niet stoppen bij de grenzen van de Unie, moet de Unie een gecoördineerde benadering voor het bestrijden van die bedreigingen vaststellen, die wordt gekenmerkt door solidariteit en verantwoordelijkheid. Daarom moeten bij de gezamenlijke aanbesteding voor medische tegenmaatregelen ook staten van de Europese Vrijhandelsassociatie, kandidaat-lidstaten van de Unie, overeenkomstig de toepasselijke wetgeving van de Unie, het Vorstendom Andorra, het Vorstendom Monaco, de Republiek San Marino en Vaticaanstad, in afwijking van artikel 165, lid 2, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 en overeenkomstig artikel 3, lid 2, van die verordening, worden betrokken. De gezamenlijke aanbesteding voor medische tegenmaatregelen is erop gericht de onderhandelingspositie van de deelnemende landen te versterken, bij te dragen aan de voorzieningszekerheid van de aanbestedende diensten en te zorgen voor billijke toegang tot medische tegenmaatregelen tegen ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen. Gezamenlijke aanbestedingsprocedures moeten ten aanzien van de instellingen van de Unie, met inbegrip van de Europese Rekenkamer, en de burgers van de Unie, in overeenstemming zijn met hoge normen inzake transparantie, overeenkomstig het transparantiebeginsel als bedoeld in artikel 15 VWEU. Rekening houdend met de bescherming van commercieel gevoelige informatie en van essentiële nationale veiligheidsbelangen, moet ook worden aangemoedigd transparant te communiceren over het leveringsschema van medische tegenmaatregelen, de voorwaarden voor aansprakelijkheid en schadeloosstelling en het aantal productielocaties. Er moet overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1049/2001 een hoge mate van transparantie worden toegepast. Dat omvat het in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 vastgestelde recht van burgers om toegang te vragen tot documenten betreffende gezamenlijk aangekochte medische tegenmaatregelen. Bij een gezamenlijke aanbesteding moeten in de gunningsprocedure naast de kosten ook kwalitatieve criteria in aanmerking worden genomen. |
(21) |
Preventie is volgens de WHO een essentiële stap in de crisisbeheersingscyclus. Een aantal activiteiten onder de vier internationaal erkende preventiecategorieën, namelijk de primaire, secundaire, tertiaire en quartaire categorie, vormen een hoeksteen voor vroegtijdige waarschuwing bij, monitoring van, en bestrijding van, ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen. Die activiteiten omvatten de monitoring van de vaccinatiegraad voor overdraagbare ziekten, surveillancesystemen voor de preventie van overdraagbare ziekten en maatregelen om het risico op verspreiding van overdraagbare ziekten op persoonlijk en gemeenschapsniveau te verminderen, in overeenstemming met de “één gezondheid”-benadering. Investeringen in activiteiten voor de preventie van ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen zouden rechtstreeks bijdragen tot de doelstellingen van deze verordening. Onder “preventie” of “ziektepreventie” moet voor de toepassing van deze verordening derhalve preventieactiviteiten worden verstaan die erop gericht zijn de last van overdraagbare ziekten en de daarmee samenhangende risicofactoren tot een minimum te beperken met het oog op de vroegtijdige waarschuwing bij, de monitoring van en de bestrijding van ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen. |
(22) |
Het versterkte gezondheidskader van de Unie voor de aanpak van ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen moet samengaan met en een aanvulling vormen op met andere beleidsmaatregelen en fondsen van de Unie, zoals acties die worden uitgevoerd in het kader van het bij Verordening (EU) 2021/522 van het Europees Parlement en de Raad (12) vastgestelde EU4Health-programma; de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESIF), namelijk het bij Verordening (EU) 2021/1058 van het Europees Parlement en de Raad (13) opgerichte Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en het Cohesiefonds, het bij Verordening (EU) 2021/1057 van het Europees Parlement en de Raad (14) opgerichte Europees Sociaal Fonds Plus, het bij Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad (15) opgerichte Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het bij Verordening (EU) 2021/1139 van het Europees Parlement en de Raad (16) opgerichte Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur; het bij Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad (17) vastgestelde Horizon Europa; het bij Verordening (EU) 2021/694 van het Europees Parlement en de Raad (18) vastgestelde programma Digitaal Europa; de rescEU-reserve; het in Verordening (EU) 2016/369 van de Raad (19) bedoelde instrument voor noodhulp (Emergency Support Instrument — ESI); het bij Verordening (EU) 2021/690 van het Europees Parlement en de Raad (20) vastgestelde programma voor de interne markt. |
(23) |
Tijdens de buitengewone zitting van 1 december 2021 van de Wereldgezondheidsvergadering is besloten een wereldwijd proces op gang te brengen voor een verdrag, overeenkomst of ander internationaal instrument van de WHO inzake pandemiepreventie, -paraatheid en -respons. Overeenkomstig Besluit (EU) 2022/451 van de Raad (21) moet de Unie met de WHO en haar lidstaten samenwerken om een verdrag, overeenkomst of ander internationaal instrument van de WHO inzake pandemiepreventie, -paraatheid en -respons uit te werken. De Unie zal met de WHO en haar lidstaten samenwerken om een nieuw juridisch bindend instrument ter aanvulling van de IGR uit te werken, en zal zo ook het multilateralisme en de mondiale gezondheidsarchitectuur versterken. De Unie moet ook de inspanningen ondersteunen om de uitvoering en naleving van de IGR te versterken. |
(24) |
De COVID-19-pandemie heeft duidelijk gemaakt dat op grote schaal voorkomende ziekten de capaciteit van gezondheidszorgstelsels ernstig onder druk kunnen zetten, met negatieve gevolgen voor bijvoorbeeld de verlening van gezondheidszorg aan patiënten met andere overdraagbare of niet-overdraagbare ziekten, zoals een onderbroken gezondheidszorg, of een uitgestelde of onderbroken behandeling van kankerpatiënten en mensen met geestelijkegezondheidsproblemen. De gevolgen van ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen kunnen dus verdere uitdagingen met zich meebrengen om een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid te kunnen waarborgen. Zonder afbreuk te doen aan de verantwoordelijkheden van de lidstaten met betrekking tot de bepaling van hun gezondheidsbeleid en de organisatie en verstrekking van gezondheidsdiensten en geneeskundige verzorging, moet rekening worden gehouden met de gevolgen van noodsituaties op het gebied van de volksgezondheid voor de verlening van gezondheidsdiensten in het kader van andere ziekten en aandoeningen, zodat andere ernstige ziekten kunnen worden opgespoord en behandeld met zo weinig mogelijk uitstel of onderbrekingen. Daarom moet rekening worden gehouden met de gevolgen van een grootschalige uitbraak van een overdraagbare ziekte, die een groot deel van de capaciteit van de gezondheidsstelsels opeist, voor de continuïteit van de gezondheidszorg en voor de preventie en behandeling van niet-overdraagbare ziekten en comorbiditeiten. |
(25) |
In crisistijden is het van het grootste belang dat de voorzieningszekerheid van kritieke medische tegenmaatregelen binnen de Unie gewaarborgd is, maar uit de ervaring met de COVID-19-pandemie is gebleken dat dat door een aantal factoren kan worden belemmerd. Uniemaatregelen om verbintenissen na te komen en de levering van medische tegenmaatregelen te beschermen, omvatten onder meer een mechanisme voor uitvoervergunningen op grond van Verordening (EU) 2015/479 van het Europees Parlement en de Raad (22), betere samenwerkingsovereenkomsten en aanbestedingsactiviteiten. Waar nodig moet bij het nemen van maatregelen in het kader van deze verordening worden overwogen om die mechanismen op grond van de toepasselijke wetgeving van de Unie te activeren. |
(26) |
In tegenstelling tot overdraagbare ziekten, waarop op Unieniveau permanent wordt toegezien door het ECDC, vereisen andere ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen momenteel geen systematische monitoring door agentschappen en organen van de Unie. Een risicogebaseerde aanpak, waarbij de monitoring wordt verricht door de monitoringsystemen van de lidstaten en beschikbare informatie wordt uitgewisseld via het EWRS, is voor die bedreigingen dan ook meer aangewezen. |
(27) |
De Commissie moet de samenwerking en activiteiten met de lidstaten, het ECDC, het EMA, andere agentschappen en organen van de Unie, onderzoeksinfrastructuren en de WHO versterken aan de hand van de “één gezondheid”-benadering, om de preventie van overdraagbare ziekten, zoals ziekten die door vaccinatie kunnen worden voorkomen, en van andere gezondheidsvraagstukken, zoals antimicrobiële resistentie, te verbeteren. |
(28) |
In geval van grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen als gevolg van een overdraagbare ziekte, moet het ECDC samenwerken met de lidstaten om patiënten die behandeling met stoffen van menselijke oorsprong nodig hebben te beschermen tegen de overbrenging van een dergelijke overdraagbare ziekte. Het ECDC moet derhalve een netwerk opzetten en beheren voor diensten die het gebruik van stoffen van menselijke oorsprong ondersteunen. |
(29) |
Bij Besluit nr. 1082/2013/EU is het EWRS ingevoerd, een systeem dat het mogelijk maakt om waarschuwingen in verband met ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen op Unieniveau te melden, zodat de voor de volksgezondheid bevoegde autoriteiten in de lidstaten en de Commissie naar behoren en tijdig worden geïnformeerd. Alle onder deze verordening vallende ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen vallen onder het EWRS. Om waarschuwingssystemen voor grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen doeltreffender te maken, moet de Commissie worden aangemoedigd om informatie uit verschillende belangrijke databanken, zoals databanken met milieugegevens, klimaatgegevens, gegevens over waterirrigatie en andere gegevens die relevant zijn voor ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen, automatisch te integreren, zodat het risico van potentiële gezondheidsbedreigingen beter kan worden begrepen en beperkt. De werking van het EWRS moet onder de bevoegdheid van het ECDC blijven vallen. Een alarmmelding mag alleen worden verlangd indien de omvang en de ernst van de bedreiging in kwestie zo groot zijn of kunnen worden dat meer dan één lidstaat daardoor wordt getroffen of kan worden getroffen en een gecoördineerde respons op Unieniveau noodzakelijk is of kan zijn. Het EWRS moet verder worden ontwikkeld en verbeterd om informatieverzameling en -analyse meer te automatiseren, de administratieve lasten te verminderen en de standaardisatie van meldingen te verbeteren. Om doublures te voorkomen en voor coördinatie in de waarschuwingssystemen van de Unie te zorgen, moeten de Commissie en het ECDC erop toezien dat alarmmeldingen in het kader van het EWRS en andere snellewaarschuwingssystemen op Unieniveau zoveel mogelijk interoperabel en — onder menselijk toezicht — automatisch met elkaar verbonden zijn, zodat de bevoegde autoriteiten van de lidstaten zo weinig mogelijk hetzelfde alarm via verschillende systemen op Unieniveau hoeven te melden en om het even welke gevarenmelding uit één enkele gecoördineerde bron kunnen ontvangen. Die nationale bevoegde autoriteiten moeten de desbetreffende ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen in het EWRS melden. Daardoor kunnen gebeurtenissen die noodsituaties op het gebied van de volksgezondheid van internationaal belang vormen in de zin van artikel 6 van de IGR tegelijkertijd aan de WHO worden gemeld. |
(30) |
Om ervoor te zorgen dat de beoordeling van de volksgezondheidsrisico's die op Unieniveau uitgaan van ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen uit het oogpunt van de volksgezondheid samenhangend en alomvattend is, moet de beschikbare wetenschappelijke expertise afhankelijk van de soort bedreiging in kwestie op gecoördineerde en multidisciplinaire wijze worden ingezet via passende kanalen of structuren. Die beoordeling van de risico's voor de volksgezondheid moet op volledig transparante wijze worden ontwikkeld, en moet gebaseerd zijn op de beginselen van uitmuntendheid, onafhankelijkheid, onpartijdigheid en transparantie. De agentschappen en organen van de Unie moeten, in overeenstemming met hun vakgebied, ruimer bij die risicobeoordelingen worden betrokken om een alle risico's omvattende aanpak te waarborgen, via een permanent netwerk van agentschappen en organen en betrokken diensten van de Commissie ter ondersteuning van de voorbereiding van risicobeoordelingen. Het is belangrijk dat de Commissie, op verzoek van het HSC of op eigen initiatief, en in nauwe samenwerking met de betrokken agentschappen en organen van de Unie of de diensten van de Commissie, alle nuttige informatie, gegevens en expertise waarover zij beschikt, verstrekt. Voor de beoordeling en analyse van ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen kan een multidisciplinaire aanpak vereist zijn; coördinatie tussen de agentschappen en organen van de Unie of de diensten van de Commissie kan derhalve van essentieel belang zijn voor een snelle en gecoördineerde respons. Die coördinatie kan met name de vorm aannemen van een op meerdere bronnen gebaseerde risicobeoordeling, onder leiding van een specifiek agentschap of orgaan van de Unie dat door de Commissie is aangewezen. De agentschappen en organen van de Unie moeten over voldoende financiële en personele middelen beschikken zodat zij in het kader van hun mandaat voldoende expertise kunnen opbouwen en doeltreffend kunnen worden. |
(31) |
De lidstaten, de Commissie en de agentschappen en organen van de Unie moeten bij het volgen van de “één gezondheid”-benadering een overzicht opstellen van erkende volksgezondheidsorganisaties en -deskundigen en andere relevante belanghebbenden uit alle sectoren die beschikbaar zijn om de Unie te helpen bij haar respons op gezondheidsbedreigingen. Die deskundigen en belanghebbenden, met inbegrip van maatschappelijke organisaties, moeten worden betrokken bij de paraatheids- en responsactiviteiten van de Unie zodat zij, waar relevant, kunnen bijdragen aan de besluitvorming. Waar passend moeten de nationale autoriteiten ook vertegenwoordigers van patiëntenorganisaties en nationale sociale partners in de sector gezondheidszorg en sociale diensten raadplegen en bij de uitvoering van deze verordening betrekken. Het is voor de betrokkenheid van belanghebbenden van essentieel belang dat de regels inzake transparantie en belangenconflicten in acht worden genomen. |
(32) |
De lidstaten zijn verantwoordelijk voor het beheersen van volksgezondheidscrises op nationaal niveau. Maatregelen van individuele lidstaten kunnen echter andere lidstaten beïnvloeden indien zij onsamenhangend zijn of indien zij op uiteenlopende risicobeoordelingen gebaseerd zijn. Derhalve moet er met de coördinatie van de respons op Unieniveau onder meer naar worden gestreefd dat de op nationaal niveau genomen maatregelen evenredig zijn, uitsluitend betrekking hebben op volksgezondheidsrisico's die uitgaan van ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen, en niet strijdig zijn met de in het VWEU neergelegde rechten en plichten, zoals die welke betrekking hebben op het vrije verkeer van personen, goederen en diensten. |
(33) |
Het HSC, dat verantwoordelijk is voor de coördinatie van de respons op Unieniveau, moet meer verantwoordelijkheid opnemen voor de goedkeuring van adviezen en richtsnoeren voor de lidstaten in verband met de preventie en beheersing van ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen. Voorts moet de Commissie de lidstaten verder ondersteunen door aanbevelingen over tijdelijke volksgezondheidsmaatregelen goed te keuren, indien de coördinatie van nationale volksgezondheidsmaatregelen ontoereikend blijkt om een adequate respons van de Unie te waarborgen. Daarnaast moet de regelmatige dialoog tussen het HSC en de bevoegde Raadsinstanties worden versterkt om te zorgen voor een betere follow-up van de werkzaamheden van het HSC op nationaal niveau. |
(34) |
Onsamenhangende communicatie met het publiek en belanghebbenden, zoals gezondheids- en volksgezondheidswerkers, kan een negatief effect hebben op de doeltreffendheid van de respons uit het oogpunt van de volksgezondheid en op de marktdeelnemers. De coördinatie van de respons binnen het HSC, dat door relevante subgroepen wordt bijgestaan, moet daarom snelle informatie-uitwisseling inzake communicatiestrategieën en boodschappen behelzen en uitdagingen op communicatiegebied aanpakken, teneinde de risico- en crisiscommunicatie die, waar relevant, moet worden aangepast aan nationale en regionale behoeften en omstandigheden, op basis van een holistische, robuuste en onafhankelijke evaluatie van de volksgezondheidsrisico's, te coördineren. Die informatie-uitwisseling is bedoeld om de controle op de helderheid en samenhang van voor het publiek en voor gezondheidswerkers bestemde boodschappen te bevorderen. Daartoe moeten de betrokken overheidsinstellingen bijdragen aan het delen van geverifieerde informatie en het bestrijden van desinformatie. Gezien de sectoroverschrijdende aard van gezondheidscrises, moet ook de coördinatie met andere relevante mechanismen, zoals de EU-gemeenschap voor civiele bescherming, worden gewaarborgd. |
(35) |
De erkenning van noodsituaties op het gebied van de volksgezondheid en de juridische gevolgen van die erkenning krachtens Besluit nr. 1082/2013/EU moeten worden verruimd. Daartoe moet de Commissie op basis van deze verordening een noodsituatie op het gebied van de volksgezondheid op Unieniveau formeel kunnen erkennen. Om een dergelijke noodsituatie te erkennen, moet de Commissie een onafhankelijk Raadgevend Comité oprichten dat expertise zal verstrekken over de vraag of een bedreiging al dan niet een noodsituatie op het gebied van de volksgezondheid op Unieniveau is, en dat advies zal uitbrengen over responsmaatregelen op het gebied van de volksgezondheid en over de beëindiging van een dergelijke erkenning. Het Raadgevend Comité moet zijn samengesteld uit onafhankelijke deskundigen, met inbegrip van vertegenwoordigers van gezondheidszorg- en maatschappelijke werkers en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld, die door de Commissie geselecteerd zijn uit de vakgebieden en volgens de ervaring die het meest relevant zijn voor de specifieke bedreiging waarvan sprake is. Vertegenwoordigers van de lidstaten, van het ECDC, van het EMA, en van andere agentschappen en organen van de Unie of van de WHO moeten als waarnemers kunnen deelnemen. Alle leden van het Raadgevend Comité moeten belangenverklaringen indienen. De erkenning van een noodsituatie op het gebied van de volksgezondheid op Unieniveau moet als basis dienen voor het nemen van operationele volksgezondheidsmaatregelen voor geneesmiddelen en medische hulpmiddelen, flexibele mechanismen voor het ontwikkelen, aankopen, beheren en uitvoeren van medische tegenmaatregelen, en voor het activeren van steun van het ECDC om teams voor bijstand bij uitbraken, die bekendstaan als de “EU-taskforce voor gezondheid”, te mobiliseren en in te zetten. |
(36) |
Alvorens te erkennen dat er sprake is van een noodsituatie op het gebied van de volksgezondheid op Unieniveau moet de Commissie zich in verbinding stellen met de WHO teneinde de analyse van de Commissie van de uitbraak te delen en de WHO in kennis te stellen van haar voornemen een dergelijk erkenningsbesluit vast te stellen. Indien een dergelijk erkenningsbesluit wordt vastgesteld, moet de Commissie ook de WHO daarvan in kennis stellen. |
(37) |
Opdat sprake is van een incident met een ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreiging, dat waarschijnlijk een Uniebrede reikwijdte heeft, moeten de betrokken lidstaten in coördinatie bijzondere beheersingsmaatregelen of maatregelen tot tracering van contacten nemen, om in kaart te brengen welke personen reeds besmet zijn en welke personen blootstaan aan een risico. Die coördinatie kan vergen dat persoonsgegevens worden uitgewisseld tussen de lidstaten die direct betrokken zijn bij de contacttraceringsmaatregelen, waaronder gevoelige gegevens betreffende de gezondheid en gegevens over bevestigde of vermoedelijke ziektegevallen of infecties bij mensen. |
(38) |
De samenwerking met derde landen en internationale organisaties op het gebied van volksgezondheid moet worden bevorderd. Het is met name belangrijk om de uitwisseling van informatie met de WHO over de op grond van deze verordening genomen maatregelen te waarborgen. Die nauwere samenwerking is ook nodig om bij te dragen tot de toezegging van de Unie dat zij de steun aan gezondheidszorgstelsels en de paraatheids- en responscapaciteit van de partners zal versterken. Het zou voordelig kunnen zijn voor de Unie als zij internationale samenwerkingsovereenkomsten met derde landen of internationale organisaties, de WHO daaronder begrepen, zou sluiten om de uitwisseling van relevante informatie uit monitoring- en waarschuwingssystemen voor ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen te bevorderen. Binnen de grenzen van de bevoegdheden van de Unie kunnen die overeenkomsten waar passend voorzien in deelname van die derde landen of internationale organisaties aan het monitoringnetwerk voor epidemiologische surveillance, zoals het Europees surveillanceportaal inzake overdraagbare ziekten dat door het ECDC wordt beheerd, en het EWRS, de uitwisseling van goede praktijken inzake paraatheids- en responscapaciteit en -planning, de beoordeling van volksgezondheidsrisico's en de samenwerking op het gebied van coördinatie van de respons, met inbegrip van de onderzoeksrespons. Via die internationale samenwerkingsovereenkomsten kunnen medische tegenmaatregelen ook gemakkelijker worden gedoneerd aan met name laag- en middeninkomenslanden. |
(39) |
Alle verwerkingsactiviteiten van persoonsgegevens bij de uitvoering van deze verordening moeten volledig in overeenstemming zijn met Verordening (EU) 2016/679, met Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (23) en met Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad (24). De verwerking van persoonsgegevens moet worden beperkt tot wat strikt noodzakelijk is en die gegevens moeten waar mogelijk worden geanonimiseerd. In het bijzonder moet de werking van het EWRS voorzien in specifieke waarborgen voor de veilige en legale uitwisseling van persoonsgegevens bij maatregelen tot tracering van contacten die lidstaten op nationaal niveau ontplooien. In dat opzicht bevat het EWRS een berichtenfunctie waarin persoonsgegevens, zoals contact- en gezondheidsgegevens, indien nodig kunnen worden doorgegeven aan de autoriteiten die betrokken zijn bij maatregelen tot tracering van contacten, medische evacuatie of andere grensoverschrijdende procedures. In het geval van samenwerking tussen de gezondheidsautoriteiten van de Unie en derde landen, de WHO of andere internationale organisaties moet de doorgifte van persoonsgegevens aan derde landen of internationale organisaties altijd voldoen aan de verplichtingen uit hoofde van Verordening (EU) 2018/1725. |
(40) |
Om administratieve lasten en dubbel werk te voorkomen, moet overlapping van rapportage- en evaluatieactiviteiten met bestaande structuren en mechanismen voor preventie-, paraatheids- en responsplanning en -uitvoering op nationaal niveau met betrekking tot ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen zoveel mogelijk worden vermeden. Daartoe mag van de lidstaten niet worden verlangd dat zij gegevens en informatie rapporteren indien de Commissie of andere agentschappen en organen van de Unie dat reeds verlangen op grond van de toepasselijke wetgeving van de Unie. Daarnaast moet de Unie haar samenwerking met de WHO versterken, met name in het kader van de IGR-kaders voor rapportage, monitoring en evaluatie. |
(41) |
Aangezien de doelstellingen van deze verordening, namelijk het aanpakken van ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen en van de gevolgen daarvan, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar beter op het niveau van de Unie kunnen worden bereikt, kan de Unie maatregelen vaststellen overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken. |
(42) |
Aangezien de bevoegdheid voor volksgezondheid in sommige lidstaten geen exclusieve nationale bevoegdheid is, maar in belangrijke mate is gedecentraliseerd, moeten nationale autoriteiten, waar passend, de ter zake bevoegde autoriteiten bij de uitvoering van deze verordening betrekken. |
(43) |
Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend met betrekking tot: modellen die moeten worden gebruikt bij het verstrekken van informatie over de paraatheids- en responsplanning; de organisatie van de opleidingsactiviteiten en -programma's voor zorgverleners en volksgezondheidswerkers; de opstelling en actualisering van een lijst van overdraagbare ziekten en gerelateerde bijzondere gezondheidsvraagstukken die onder het netwerk voor epidemiologische surveillance en de procedures voor het beheer van dat netwerk vallen; de vaststelling van gevalsdefinities voor die overdraagbare ziekten en bijzondere gezondheidsvraagstukken die onder het netwerk voor epidemiologische surveillance vallen en, indien nodig, voor andere ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen waarop ad-hocmonitoring van toepassing is; de werking van het digitale platform voor surveillance; de aanwijzing van EU-referentielaboratoria die bijstand zullen verlenen aan nationale referentielaboratoria; de procedures voor informatie-uitwisseling, raadpleging van de lidstaten en coördinatie van de respons van de lidstaten; de erkenning van noodsituaties op het gebied van de volksgezondheid op Unieniveau en de beëindiging van die erkenning; de procedures voor de onderlinge koppeling van het EWRS met systemen voor de tracering van contacten en de procedures die nodig zijn om ervoor te zorgen dat de gegevensverwerking in overeenstemming is met de wetgeving inzake gegevensbescherming. |
(44) |
Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (25). Aangezien de uitvoeringshandelingen waarin deze verordening voorziet, betrekking hebben op de bescherming van de gezondheid van mensen, mag de Commissie de ontwerpuitvoeringshandeling niet vaststellen indien door het Comité inzake ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen geen advies is uitgebracht, overeenkomstig artikel 5, lid 4, tweede alinea, punt a), van Verordening (EU) nr. 182/2011. |
(45) |
De Commissie moet onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vaststellen indien dat, in naar behoren gemotiveerde gevallen die verband houden met de ernst of het nieuwe karakter van een ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreiging of de snelheid van de verspreiding ervan tussen de lidstaten, om dwingende redenen van urgentie vereist is. |
(46) |
Teneinde bepaalde aspecten van deze verordening aan te vullen en de stand van uitvoering van de nationale en regionale paraatheidsplannen en de samenhang daarvan met het plan van de Unie te beoordelen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen met betrekking tot: de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder derde landen en internationale organisaties gedeeltelijke toegang kunnen krijgen tot de functies van het digitale platform voor surveillance, bepaalde gegevens, informatie en documenten die via het platform kunnen worden doorgegeven en de voorwaarden waaronder het ECDC kan deelnemen aan en toegang kan krijgen tot de gezondheidsgegevens die via digitale infrastructuur worden geraadpleegd of uitgewisseld, de gedetailleerde vereisten die nodig zijn om ervoor te zorgen dat de werking van het EWRS en de gegevensverwerking in overeenstemming zijn met de gegevensbeschermingsvoorschriften, een lijst van categorieën persoonsgegevens die kunnen worden uitgewisseld met het oog op de tracering van contacten en de procedures, normen en criteria voor de beoordeling van de preventie-, paraatheids- en responsplanning op nationaal niveau. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (26). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen, ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van gedelegeerde handelingen. |
(47) |
De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming werd geraadpleegd overeenkomstig artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1725 en heeft op 8 maart 2021 formele opmerkingen op zijn website bekendgemaakt. |
(48) |
Deze verordening eerbiedigt de grondrechten ten volle en neemt de in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie erkende beginselen in acht. |
(49) |
Besluit nr. 1082/2013/EU moet daarom worden ingetrokken en door deze verordening worden vervangen, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Onderwerp
1. Om ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen en de gevolgen daarvan aan te pakken, worden in deze verordening regels vastgesteld inzake:
a) |
het Gezondheidsbeveiligingscomité (Health Security Committee — HSC); |
b) |
preventie-, paraatheids- en responsplanning, met inbegrip van:
|
c) |
de gezamenlijke aanbesteding voor medische tegenmaatregelen; |
d) |
onderzoek en innovatie in noodsituaties; |
e) |
epidemiologische surveillance en monitoring; |
f) |
het netwerk voor epidemiologische surveillance; |
g) |
het systeem voor vroegtijdige waarschuwing en respons (Early Warning and Response System — EWRS); |
h) |
risicobeoordeling; |
i) |
de coördinatie van de respons, en |
j) |
de erkenning van een noodsituatie op het gebied van de volksgezondheid op Unieniveau. |
2. Bij deze verordening worden opgericht:
a) |
een netwerk van EU-referentielaboratoria voor volksgezondheid; |
b) |
een netwerk voor stoffen van menselijke oorsprong, en |
c) |
een raadgevend comité inzake noodsituaties op het gebied van de volksgezondheid op Unieniveau en de erkenning van dergelijke noodsituaties. |
3. In overeenstemming met de “één gezondheid”-benadering en de “gezondheid op alle beleidsgebieden”-benadering wordt de uitvoering van deze verordening ondersteund door financiering uit de desbetreffende programma's en instrumenten van de Unie.
Artikel 2
Toepassingsgebied
1. Deze verordening is van toepassing op volksgezondheidsmaatregelen ten aanzien van de volgende categorieën van ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen:
a) |
bedreigingen van biologische oorsprong, te weten:
|
b) |
bedreigingen van chemische oorsprong; |
c) |
bedreigingen van ecologische oorsprong, onder meer die als gevolg van het klimaat; |
d) |
bedreigingen van onbekende oorsprong, en |
e) |
gebeurtenissen die noodsituaties op het gebied van de volksgezondheid van internationaal belang kunnen vormen uit hoofde van de Internationale Gezondheidsregeling (IGR) (“noodsituatie op het gebied van de volksgezondheid van internationaal belang”), mits zij onder een van de categorieën van bedreigingen in de punten a) tot en met d) vallen. |
2. Deze verordening is tevens van toepassing op de epidemiologische surveillance van overdraagbare ziekten en gerelateerde bijzondere gezondheidsvraagstukken.
3. De bepalingen van deze verordening doen geen afbreuk aan bepalingen van andere rechtshandelingen van de Unie inzake specifieke aspecten van de monitoring van en de vroegtijdige waarschuwing bij ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen, en de coördinatie van preventie-, paraatheids- en responsplanning bij, en de coördinatie van de bestrijding van, ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen, waaronder maatregelen tot vaststelling van kwaliteits- en veiligheidsnormen voor specifieke goederen en maatregelen voor specifieke economische activiteiten.
4. In uitzonderlijke noodsituaties kan een lidstaat of de Commissie om coördinatie van de respons door het HSC verzoeken, zoals bedoeld in artikel 21, voor andere ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen dan die welke onder artikel 2, lid 1, vallen, indien eerder genomen volksgezondheidsmaatregelen ontoereikend worden geacht om een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid te waarborgen.
5. De Commissie zorgt in overleg met de lidstaten voor de coördinatie en wederzijdse informatieverstrekking tussen de mechanismen en structuren die uit hoofde van deze verordening worden ingesteld en soortgelijke mechanismen en structuren op internationaal niveau, Unieniveau of uit hoofde van het Euratom-Verdrag die van belang zijn bij preventie-, paraatheids- en responsplanning bij, monitoring van, vroegtijdige waarschuwing bij, en bestrijding van, ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen.
6. De lidstaten behouden het recht om voor hun nationaal systeem op het onder deze verordening vallende gebied aanvullende regelingen, procedures en maatregelen te handhaven of in te voeren, met inbegrip van regelingen in bestaande of toekomstige bilaterale of multilaterale overeenkomsten of verdragen, op voorwaarde dat die aanvullende regelingen, procedures en maatregelen de uitvoering van deze verordening niet in de weg staan.
Artikel 3
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
1) |
“ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreiging”: een levensbedreigend of anderszins ernstig gevaar voor de gezondheid van biologische, chemische, ecologische of onbekende oorsprong als bedoeld in artikel 2, lid 1, dat de nationale grenzen van de lidstaten overschrijdt of een belangrijk risico daarop inhoudt, en dat coördinatie op Unieniveau kan vereisen om een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid te waarborgen; |
2) |
“gevalsdefinitie”: een reeks algemeen aanvaarde diagnostische criteria waaraan moet zijn voldaan om gevallen van een ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreiging in een bepaalde populatie nauwkeurig vast te stellen, waarbij de opsporing van niet-verwante bedreigingen wordt uitgesloten; |
3) |
“overdraagbare ziekte”: een besmettelijke ziekte die wordt veroorzaakt door een besmettelijk agens en die van mens tot mens wordt overgedragen door direct contact met een besmet persoon of door indirect contact, zoals blootstelling aan een vector, dier, fomiet, product of omgeving, of de uitwisseling van een met het besmettelijke agens besmette vloeistof; |
4) |
“contactonderzoek”: maatregelen om personen die zijn blootgesteld aan een bron van een ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreiging en die het gevaar lopen besmet te worden of besmettelijk te zijn, of die een overdraagbare ziekte hebben ontwikkeld, met behulp van manuele of technologische middelen te identificeren, met als enig doel mogelijk nieuw besmette personen die met bestaande gevallen in contact kunnen zijn gekomen, snel te identificeren teneinde verdere verspreiding te beperken; |
5) |
“epidemiologische surveillance”: het systematisch verzamelen, registreren, analyseren, interpreteren en verspreiden van gegevens en analyses inzake overdraagbare ziekten en gerelateerde bijzondere gezondheidsvraagstukken; |
6) |
“monitoring”: de voortdurende observatie, detectie of beoordeling van wijzigingen in een ziekte of omstandigheid, een situatie, of activiteiten, waaronder een permanente functie die gebruikmaakt van de systematische verzameling van gegevens over en analyses van welbepaalde indicatoren voor ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen; |
7) |
“één gezondheid-benadering”: een multisectorale benadering waarbij wordt erkend dat de menselijke gezondheid verbonden is met de diergezondheid en het milieu, en dat maatregelen voor het bestrijden van gezondheidsbedreigingen met die drie dimensies rekening moeten houden; |
8) |
“gezondheid op alle beleidsgebieden”: een benadering van de ontwikkeling, tenuitvoerlegging en herziening van overheidsbeleid, ongeacht de sector, waarbij rekening wordt gehouden met de gezondheidsimplicaties van besluiten en ernaar wordt gestreefd synergie-effecten tot stand te brengen en schadelijke gezondheidseffecten van een dergelijk beleid te voorkomen, teneinde de volksgezondheid en de gelijkheid op het gebied van gezondheid te vergroten; |
9) |
“volksgezondheidsmaatregel”: een beslissing of activiteit die gericht is op het voorkomen, monitoren of beheersen van de verspreiding van ziekten of besmetting, het bestrijden van ernstige risico's voor de volksgezondheid of het beperken van de gevolgen daarvan voor de volksgezondheid; |
10) |
“medische tegenmaatregelen”: geneesmiddelen voor menselijk gebruik als gedefinieerd in Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad (27) , medische hulpmiddelen als gedefinieerd in punt 12) van dit artikel en andere goederen of diensten die nodig zijn voor de paraatheid bij en respons op ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen; |
11) |
“Internationale Gezondheidsregeling”: de in 2005 door de Wereldgezondheidsorganisatie (World Health Organization — WHO) aangenomen Internationale Gezondheidsregeling (IGR); |
12) |
“medisch hulpmiddel”: zowel een medisch hulpmiddel als gedefinieerd in artikel 2, punt 1), van Verordening (EU) 2017/745 van het Europees Parlement en de Raad (28), gelezen in samenhang met artikel 1, lid 2 en lid 6, punt a), van die verordening, als een medisch hulpmiddel voor in-vitrodiagnostiek als gedefinieerd in artikel 2, punt 2), van Verordening (EU) 2017/746 van het Europees Parlement en de Raad (29); |
13) |
“capaciteit van het gezondheidszorgstelsel”: de mate waarin een gezondheidszorgstelsel zijn prestaties op de volgende zes kerncomponenten of bouwstenen van het gezondheidszorgstelsel maximaliseert: i) dienstverlening, ii) gezondheidswerkers, iii) gezondheidsinformatiesystemen, iv) toegang tot medische tegenmaatregelen, v) financiering en vi) leiderschap/bestuur; voor de toepassing van deze verordening is deze definitie alleen van toepassing op de componenten of bouwstenen van gezondheidsstelsels die worden getroffen door ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen. |
Artikel 4
Gezondheidsbeveiligingscomité
1. Bij deze verordening wordt het Gezondheidsbeveiligingscomité (Health Security Committee — HSC) opgericht. Het bestaat uit vertegenwoordigers van de lidstaten, op twee niveaus:
a) |
een werkgroep op hoog niveau voor regelmatige besprekingen over ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen en voor de goedkeuring van adviezen en richtsnoeren als bedoeld in lid 3, punt d), en |
b) |
indien nodig technische werkgroepen om specifieke onderwerpen van technische aard te bespreken. |
2. Vertegenwoordigers van betrokken agentschappen en organen van de Unie kunnen als waarnemer deelnemen aan de vergaderingen van het HSC.
3. Het HSC heeft in samenwerking met de betrokken deelnemende agentschappen en organen van de Unie de volgende taken:
a) |
een gecoördineerd optreden van de Commissie en de lidstaten mogelijk maken met het oog op de uitvoering van deze verordening; |
b) |
de preventie-, paraatheids- en responsplanning in overleg met de Commissie coördineren, overeenkomstig artikel 10; |
c) |
de risico- en crisiscommunicatie en de respons van de lidstaten op ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen in overleg met de Commissie coördineren, overeenkomstig artikel 21; |
d) |
adviezen en richtsnoeren aannemen, onder meer over specifieke responsmaatregelen voor de lidstaten voor de preventie van en de controle op ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen, op basis van het deskundig advies van betrokken technische agentschappen of organen van de Unie, en |
e) |
jaarlijks een werkprogramma met prioriteiten en doelstellingen vaststellen. |
4. Voor zover mogelijk neemt het HSC zijn richtsnoeren en adviezen aan bij consensus.
Wanneer er wordt gestemd, wordt de uitslag van de stemming bepaald met een tweederdemeerderheid van zijn leden.
De leden die tegen hebben gestemd of zich hebben onthouden, hebben het recht een document met een samenvatting van de motivering van hun standpunt aan de richtsnoeren of adviezen te laten hechten.
5. Het HSC wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie, die geen stemrecht heeft. Het HSC vergadert regelmatig, en op verzoek van de Commissie of een lidstaat wanneer de situatie dat vereist.
6. Het secretariaat van het HSC wordt verzorgd door de Commissie.
7. Het HSC en de Commissie plegen regelmatig overleg met volksgezondheidsdeskundigen, internationale organisaties en belanghebbenden, met inbegrip van gezondheidswerkers, afhankelijk van de gevoeligheid van het onderwerp.
8. Het HSC stelt met een tweederdemeerderheid van zijn leden zijn reglement van orde vast. In dat reglement van orde zijn de regels met betrekking tot de werkregeling vastgesteld, en meer bepaald met betrekking tot:
a) |
de procedures voor plenaire vergaderingen; |
b) |
de deelname van deskundigen aan plenaire vergaderingen, de status van mogelijke waarnemers, onder meer van het Europees Parlement, agentschappen en organen van de Unie, derde landen en de WHO, en |
c) |
het onderzoek door het HSC van de vraag of een aan het HSC voorgelegde aangelegenheid onder zijn mandaat valt en of het HSC kan aanbevelen die aangelegenheid door te verwijzen naar een instantie die bevoegd is uit hoofde van een andere rechtshandeling van de Unie of uit hoofde van het Euratom-Verdrag. |
De werkregeling betreffende de eerste alinea, punt c), laat de verplichtingen van de lidstaten uit hoofde van de artikelen 10 en 21 van deze verordening onverlet.
9. De lidstaten wijzen één vertegenwoordiger en ten hoogste twee plaatsvervangende leden van het HSC aan.
De lidstaten stellen de Commissie en de overige lidstaten in kennis van de in de eerste alinea bedoelde aanwijzingen en van eventuele wijzigingen daarvan. In het geval van een wijziging stelt de Commissie de leden van het HSC een geactualiseerde lijst van die aanwijzingen ter beschikking.
10. Het Europees Parlement wijst een technische vertegenwoordiger aan om als waarnemer aan het HSC deel te nemen.
11. De lijst met autoriteiten, organisaties of organen waartoe de HSC-deelnemers behoren, wordt bekendgemaakt op de website van de Commissie.
12. Het reglement van orde, de richtsnoeren, de agenda's en de notulen van de vergaderingen van het HSC worden op de website van de Commissie bekendgemaakt, tenzij die bekendmaking afbreuk doet aan de bescherming van een openbaar of particulier belang, zoals gedefinieerd in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001.
HOOFDSTUK II
PREVENTIE-, PARAATHEIDS- EN RESPONSPLANNING
Artikel 5
Preventie-, paraatheids- en responsplan van de Unie
1. De Commissie stelt in samenwerking met de lidstaten en de betrokken agentschappen en organen van de Unie, en in overeenstemming met het in de IGR vastgestelde WHO-kader voor paraatheid en respons bij noodsituaties, een plan van de Unie voor gezondheidscrises en -pandemieën op (“het preventie-, paraatheids- en responsplan van de Unie”) om een doeltreffende en gecoördineerde respons op grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen op Unieniveau te bevorderen.
2. Het preventie-, paraatheids- en responsplan van de Unie vormt een aanvulling op de overeenkomstig artikel 6 opgestelde nationale preventie-, paraatheids- en responsplannen en bevordert doeltreffende synergieën tussen de lidstaten, de Commissie, het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (European Centre for Disease Prevention and Control — ECDC) en andere betrokken agentschappen of organen van de Unie.
3. Het preventie-, paraatheids- en responsplan van de Unie bevat met name bepalingen betreffende gezamenlijke regelingen inzake bestuur, capaciteiten en middelen voor:
a) |
de tijdige samenwerking tussen de Commissie, de Raad, de lidstaten, het HSC, en de betrokken agentschappen en organen van de Unie. In het preventie-, paraatheids- en responsplan van de Unie wordt rekening gehouden met de diensten en steun die mogelijk beschikbaar zijn in het kader van het Uniemechanisme voor civiele bescherming, en met name met de voorraden in het kader van de rescEU-reserve als vastgesteld in Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/570 van de Commissie (30) of andere mechanismen, de capaciteit en middelen die de Unie en de lidstaten voor de doeleinden ervan beschikbaar stellen, en de samenwerking met de WHO voor grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen; |
b) |
de veilige uitwisseling van informatie tussen de Commissie, de lidstaten, met name de bevoegde autoriteiten of aangewezen organen die op nationaal niveau verantwoordelijk zijn, het HSC en de betrokken agentschappen en organen van de Unie; |
c) |
epidemiologische surveillance en monitoring; |
d) |
vroegtijdige waarschuwing en risicobeoordeling, met name met betrekking tot grensoverschrijdende interregionale paraatheid en respons; |
e) |
risico- en crisiscommunicatie, onder meer met gezondheidswerkers en burgers; |
f) |
paraatheid en respons op het gebied van gezondheid en multisectorale samenwerking, zoals het in kaart brengen van risicofactoren voor de overdracht van ziekten en de daaraan verbonden ziektelast, met inbegrip van sociale, economische en milieudeterminanten, volgens de “één gezondheid”-benadering voor zoönotische, door voedsel en water overgedragen ziekten en desbetreffende andere ziekten en gerelateerde bijzondere gezondheidskwesties; |
g) |
het opstellen van een overzicht van de totale productiecapaciteit in de Unie voor kritieke medische tegenmaatregelen om ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen aan te pakken, zoals bedoeld in artikel 2; |
h) |
onderzoek en innovatie in noodsituaties; |
i) |
het beheer van het plan, en |
j) |
ondersteuning van de lidstaten voor de monitoring van de gevolgen van een ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreiging voor de verlening en continuïteit van gezondheidsdiensten, onder meer voor andere ziekten en aandoeningen tijdens noodsituaties op gezondheidsgebied. |
4. Het preventie-, paraatheids- en responsplan van de Unie omvat grensoverschrijdende interregionale paraatheidselementen ter ondersteuning van op elkaar afgestemde, multisectorale, grensoverschrijdende volksgezondheidsmaatregelen, met name wat betreft de capaciteiten voor surveillance, tests, contactonderzoek, laboratoria, opleiding van zorgpersoneel en gespecialiseerde behandelingen of intensieve zorg over de grenzen van naburige regio's heen. Het preventie-, paraatheids- en responsplan van de Unie houdt rekening met de respectieve nationale omstandigheden en omvat middelen voor paraatheid en respons waarmee de situatie van burgers die een hoger risico lopen, kan worden aangepakt.
5. Om de uitvoering van het preventie-, paraatheids- en responsplan van de Unie te waarborgen, faciliteert de Commissie, in samenwerking met de lidstaten en, indien van toepassing, met betrokken agentschappen of organen van de Unie of met internationale organisaties, stresstests, simulatieoefeningen en evaluaties tijdens en na afloop van de acties met de lidstaten, en actualiseert zij het plan zo nodig.
6. De Commissie kan op verzoek van de lidstaten technische bijstand verlenen om de ontwikkeling van hun personeelsplannen te ondersteunen teneinde tegemoet te komen aan specifieke zorgbehoeften en de uitwisseling van personeel tussen de lidstaten in geval van een ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreiging te vergemakkelijken.
7. De evaluaties van en eventuele latere aanpassingen van het plan worden bekendgemaakt.
Artikel 6
Nationale preventie-, paraatheids- en responsplannen
1. Onverminderd de bevoegdheden van de lidstaten op dat gebied, werken de lidstaten bij het opstellen van nationale preventie-, paraatheids- en responsplannen met elkaar samen binnen het HSC en coördineren zij hun werkzaamheden met de Commissie, met het oog op een zo groot mogelijke samenhang met het preventie-, paraatheids- en responsplan van de Unie.
2. De nationale preventie-, paraatheids- en responsplannen kunnen elementen bevatten met betrekking tot bestuur, capaciteiten en middelen die zijn vastgelegd in het preventie-, paraatheids- en responsplan van de Unie als bedoeld in artikel 5.
3. De lidstaten stellen de Commissie en het HSC ook onverwijld in kennis van elke substantiële herziening van hun nationale preventie-, paraatheids- en responsplan.
4. Voor de toepassing van lid 1 kunnen de lidstaten waar relevant ook patiëntenorganisaties, organisaties van gezondheidswerkers, belanghebbenden uit de sector en de toeleveringsketen, en nationale sociale partners raadplegen.
Artikel 7
Verslaglegging over preventie-, paraatheids- en responsplanning
1. Uiterlijk op 27 december 2023 en vervolgens om de drie jaar dienen de lidstaten bij de Commissie en de betrokken agentschappen en organen van de Unie een geactualiseerd verslag in over de preventie-, paraatheids- en responsplanning en de uitvoering daarvan op nationaal niveau en, waar passend, op grensoverschrijdende interregionale niveaus.
Dat verslag is beknopt, is gebaseerd op gemeenschappelijke indicatoren, geeft een overzicht van de door de lidstaten genomen maatregelen, en bevat:
a) |
de identificatie van, en de geactualiseerde stand van uitvoering van de capaciteitsnormen voor preventie-, paraatheids- en responsplanning die zijn vastgesteld op nationaal en, waar passend, grensoverschrijdend interregionaal niveau voor de gezondheidssector, als verstrekt aan de WHO overeenkomstig de IGR, en, indien beschikbaar, de interoperabiliteitsregelingen tussen de gezondheidssector en andere kritieke sectoren in noodsituaties; |
b) |
een actualisering, indien nodig, van de elementen van de preventie-, paraatheids- en responsplanning, met name wat betreft:
|
c) |
de invoering van nationale preventie-, paraatheids- en responsplannen, waar relevant met inbegrip van de uitvoering daarvan op regionaal en, zo nodig, lokaal niveau, inzake de bestrijding van epidemieën, antimicrobiële resistentie, gezondheidszorggerelateerde infecties en andere ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen als bedoeld in artikel 2; |
d) |
indien van toepassing, overleg met betrokken partners over risicobeoordeling en nationale preventie-, paraatheids- en responsplannen, en |
e) |
maatregelen om de lacunes te verhelpen die zijn vastgesteld bij de uitvoering van de nationale preventie-, paraatheids- en responsplannen. |
Het verslag bevat, indien relevant, grensoverschrijdende interregionale en intersectorale preventie-, paraatheids- en responselementen met betrekking tot naburige regio's. Die elementen omvatten coördinatiemechanismen voor de betreffende elementen van de preventie-, paraatheids- en responsplannen van de Unie en van de lidstaten, met inbegrip van grensoverschrijdende opleiding en de uitwisseling van beste praktijken voor zorgpersoneel en volksgezondheidspersoneel, en coördinatiemechanismen voor de medische overdracht van patiënten.
2. De Commissie stelt om de drie jaar de overeenkomstig lid 1 van dit artikel ontvangen informatie ter beschikking van het HSC in een verslag dat in samenwerking met het ECDC en andere betrokken agentschappen en organen van de Unie wordt opgesteld.
Dat verslag bevat landenprofielen voor het monitoren van de vooruitgang en het ontwikkelen van actieplannen, met inachtneming van de respectieve nationale omstandigheden, om de vastgestelde lacunes op nationaal niveau aan te pakken. Daartoe kan de Commissie algemene aanbevelingen doen, rekening houdend met de resultaten van de uit hoofde van artikel 8 uitgevoerde beoordeling.
Op basis van het verslag start de Commissie tijdig in het HSC besprekingen over de vooruitgang en lacunes op het gebied van de paraatheid, waardoor voortdurende verbetering mogelijk is.
Een overzicht van de aanbevelingen in het verslag over de paraatheid voor en de respons op ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen als bedoeld in artikel 2, lid 1, wordt gepubliceerd op de websites van de Commissie en het ECDC.
3. De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen modellen vast die door de lidstaten moeten worden gebruikt bij het verstrekken van de in lid 1 van dit artikel bedoelde informatie, teneinde de relevantie ervan voor de in dat lid genoemde doelstellingen en de onderlinge vergelijkbaarheid ervan te waarborgen, en overlapping van de gevraagde en ingediende informatie te vermijden.
De modellen worden opgesteld in samenwerking met het HSC en zijn, voor zover mogelijk, consistent met de modellen die worden gebruikt in het rapportagekader van de staten die partij zijn bij de IGR.
Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 29, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
4. Bij ontvangst van gerubriceerde informatie die op grond van lid 1 is ingediend, passen de Commissie, het ECDC en het HSC de beveiligingsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde informatie van de Europese Unie toe, die zijn neergelegd in de Besluiten (EU, Euratom) 2015/443 (31) en (EU, Euratom) 2015/444 (32) van de Commissie.
5. Iedere lidstaat zorgt ervoor dat zijn nationale beveiligingsvoorschriften van toepassing zijn op alle op hun grondgebied verblijvende natuurlijke personen en aldaar gevestigde rechtspersonen die werken met de in de leden 1 en 2 bedoelde gegevens, wanneer die als “gerubriceerde informatie van de Europese Unie” zijn ingedeeld. Die nationale beveiligingsvoorschriften waarborgen ten minste eenzelfde mate van bescherming van gerubriceerde informatie als de veiligheidsvoorschriften die zijn vastgelegd in de bijlage bij Besluit (EU, Euratom) 2015/444 en in Besluit 2013/488/EU van de Raad (33).
Artikel 8
Beoordeling van de preventie-, paraatheids- en responsplanning
1. Om de drie jaar beoordeelt het ECDC de stand van uitvoering door de lidstaten van hun nationale preventie-, paraatheids- en responsplannen en hun verhouding tot het preventie-, paraatheids- en responsplan van de Unie. Dergelijke beoordelingen zijn gebaseerd op een reeks van overeengekomen indicatoren, worden uitgevoerd in samenwerking met de betrokken agentschappen en organen van de Unie en hebben als doel de preventie-, paraatheids- en responsplanning op nationaal niveau te beoordelen met betrekking tot de in artikel 7, lid 1, bedoelde informatie.
2. Indien van toepassing dient het ECDC bij de lidstaten en de Commissie op basis van de in lid 1 bedoelde beoordelingen tot de lidstaten gerichte aanbevelingen in, rekening houdend met de respectieve nationale omstandigheden.
3. Indien van toepassing dienen de lidstaten tijdig binnen negen maanden na ontvangst van de conclusies van het ECDC bij de Commissie en het ECDC een actieplan in waarin gevolg wordt gegeven aan de voorgestelde aanbevelingen van de beoordeling, samen met de overeenkomstige aanbevolen acties en mijlpalen.
Indien een lidstaat besluit een aanbeveling niet op te volgen, zet hij de redenen daarvoor uiteen.
Die acties kunnen met name het volgende omvatten:
a) |
regelgevingsmaatregelen, indien nodig; |
b) |
opleidingsinitiatieven; |
c) |
een overzicht van goede praktijken. |
4. De Commissie stelt overeenkomstig artikel 31 gedelegeerde handelingen vast ter aanvulling van deze verordening met betrekking tot de procedures, normen en criteria voor de in lid 1 van dit artikel bedoelde beoordelingen.
Artikel 9
Verslag van de Commissie over preventie-, paraatheids- en responsplanning
1. Op basis van de door de lidstaten overeenkomstig artikel 7 verstrekte informatie en de resultaten van de in artikel 8 bedoelde beoordeling dient de Commissie uiterlijk op 27 december 2023 en vervolgens om de drie jaar bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de stand van zaken en de vorderingen inzake de preventie-, paraatheids- en responsplanning op Unieniveau.
2. Het verslag van de Commissie bevat, indien van toepassing, grensoverschrijdende paraatheids- en responselementen in naburige regio's.
3. Op basis van haar verslag kan de Commissie het optreden van de lidstaten ondersteunen door algemene aanbevelingen inzake preventie-, paraatheids- en responsplanning vast te stellen.
Artikel 10
Coördinatie van preventie-, paraatheids- en responsplanning in het HSC
1. De Commissie, de betrokken agentschappen en organen van de Unie, en de lidstaten werken binnen het HSC samen met het oog op de coördinatie van hun inspanningen voor de ontwikkeling, versterking en handhaving van hun capaciteit voor monitoring van, vroegtijdige waarschuwing bij, evaluatie van, en respons op, ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen.
De coördinatie heeft met name tot doel:
a) |
het uitwisselen van beste praktijken en ervaringen inzake preventie-, paraatheids- en responsplanning; |
b) |
het bevorderen van de interoperabiliteit van nationale preventie- en paraatheidsplanning en van de multisectorale dimensie van preventie-, paraatheids- en responsplanning op Unieniveau; |
c) |
het ondersteunen van de implementering van capaciteitsvereisten voor de surveillance- en responsmechanismen als bedoeld in de IGR; |
d) |
het ondersteunen van de ontwikkeling van de in de artikelen 5 en 6 bedoelde preventie-, paraatheids- en responsplannen; |
e) |
het monitoren en bespreken van de vooruitgang met betrekking tot vastgestelde lacunes en acties ter versterking van de preventie-, paraatheids- en responsplanning, ook op het gebied van onderzoek, op grensoverschrijdend regionaal, nationaal en Unieniveau, en |
f) |
het faciliteren van de uitwisseling, buiten de in artikel 12 bedoelde gezamenlijke aankoopprocedure, van informatie over medische tegenmaatregelen, ook, waar passend, over prijsstelling en leveringsdata. |
2. De Commissie en de lidstaten voeren, waar passend, een dialoog met belanghebbenden, waaronder organisaties van gezondheidswerkers en zorgverleners, het bedrijfsleven en belanghebbenden in de toeleveringsketen, en patiënten- en consumentenorganisaties.
3. Het HSC coördineert, waar relevant, ook de respons op noodsituaties op het gebied van de volksgezondheid met de Raad voor gezondheidscrises, wanneer die is opgericht overeenkomstig Verordening (EU) 2022/2372, en draagt dienovereenkomstig bij tot de coördinatie en informatie-uitwisseling binnen dat orgaan.
Artikel 11
Opleiding van zorgpersoneel en volksgezondheidswerkers
1. De Commissie kan, in nauwe samenwerking met de betrokken agentschappen en organen van de Unie, met professionele gezondheidsorganisaties en met patiëntenorganisaties, opleidingsactiviteiten organiseren voor zorgpersoneel, maatschappelijk werkers en volksgezondheidswerkers in de lidstaten, met name interdisciplinaire opleidingen in verband met de “één-gezondheid”-benadering, ook met betrekking tot paraatheidscapaciteiten in het kader van de IGR.
De Commissie organiseert die activiteiten in samenwerking met de betrokken lidstaten en met het ECDC, met name de EU-taskforce voor gezondheid, en waar mogelijk in coördinatie met de WHO. De Commissie maakt ten volle gebruik van het potentieel van leren op afstand om het aantal deelnemers te vergroten.
In grensoverschrijdende regio's wordt gezamenlijke grensoverschrijdende opleiding, uitwisseling van beste praktijken en vertrouwdheid met volksgezondheidsstelsels voor zorgpersoneel en volksgezondheidswerkers bevorderd.
2. De in lid 1 bedoelde opleidingsactiviteiten hebben tot doel het in dat lid bedoelde personeel te voorzien van de kennis en vaardigheden die nodig zijn, met name om de nationale preventie-, paraatheids- en responsplannen te ontwikkelen en uit te voeren, en activiteiten uit te voeren om de crisisparaatheid en de surveillancecapaciteit te versterken, met name wat betreft de vastgestelde lacunes, ook wat betreft het gebruik van digitale instrumenten, en zijn in overeenstemming met de “één gezondheid”-benadering.
3. Personeelsleden van de bevoegde autoriteiten van derde landen mogen aan de in lid 1 bedoelde opleidingsactiviteiten deelnemen, en die activiteiten mogen buiten de Unie worden georganiseerd, zo mogelijk in coördinatie met de activiteiten van het ECDC op dat gebied.
4. De organen waarvan het personeel deelneemt aan de in lid 1 bedoelde opleidingsactiviteiten zorgen ervoor dat de tijdens die activiteiten verworven kennis waar nodig wordt verspreid en op passende wijze wordt gebruikt in de door hen georganiseerde opleidingsactiviteiten voor het personeel.
5. De Commissie en de betrokken agentschappen en organen van de Unie kunnen, in samenwerking met de lidstaten en kandidaat-lidstaten van de Unie, de organisatie ondersteunen van programma's voor de uitwisseling van zorgpersoneel en volksgezondheidswerkers, en voor de tijdelijke detachering van personeel tussen lidstaten, kandidaat-lidstaten van de Unie of agentschappen en organen van de Unie. Bij het organiseren van die programma's moet rekening worden gehouden met de bijdrage van medische beroepsverenigingen in elk van de lidstaten.
6. De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen voorschriften vaststellen voor de organisatie van de in lid 1 bedoelde opleidingsactiviteiten en de in lid 5 bedoelde programma's.
Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 29, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
Artikel 12
Gezamenlijke aanbesteding voor medische tegenmaatregelen
1. De Commissie en iedere lidstaat kunnen als contracterende partijen deelnemen aan een gezamenlijke aanbestedingsprocedure op grond van artikel 165, lid 2, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 teneinde binnen een redelijke termijn vooraf medische tegenmaatregelen bij ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen in te kopen.
2. Een gezamenlijke aanbestedingsprocedure als bedoeld in lid 1 wordt voorafgegaan door een gezamenlijke aanbestedingsovereenkomst tussen de partijen houdende de praktische regelingen betreffende die procedure en de wijze waarop wordt besloten over de keuze van de procedure, de gezamenlijke aanbestedingsbeoordeling als bedoeld in lid 3, punt c), de beoordeling van de inschrijvingen en de gunning van de opdracht.
3. De in lid 1 van dit artikel bedoelde gezamenlijke aanbestedingsprocedure voldoet, wanneer die wordt gebruikt voor de aankoop van medische tegenmaatregelen overeenkomstig deze verordening, onder meer in het kader van artikel 8, lid 1, van Verordening (EU) 2022/2372-, aan de volgende voorwaarden:
a) |
deelname aan de gezamenlijke aanbestedingsprocedure staat open voor alle lidstaten, landen van de Europese Vrijhandelsassociatie en kandidaat-lidstaten van de Unie, evenals voor het Prinsdom Andorra, het Vorstendom Monaco, de Republiek San Marino en de Staat Vaticaanstad, in afwijking van artikel 165, lid 2, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046; |
b) |
de rechten en plichten van de in punt a) bedoelde landen die niet deelnemen aan de gezamenlijke aanbesteding worden geëerbiedigd, in het bijzonder die welke betrekking hebben op de bescherming en verbetering van de menselijke gezondheid; |
c) |
vóór de start van een gezamenlijke aanbestedingsprocedure stelt de Commissie een gezamenlijke aanbestedingsbeoordeling op waarin de beoogde algemene voorwaarden van de gezamenlijke aanbestedingsprocedure worden vermeld, ook wat mogelijke beperkingen betreft van parallelle aanbestedings- en onderhandelingsactiviteiten van de deelnemende landen voor de tegenmaatregel in kwestie tijdens de specifieke gezamenlijke aanbestedingsprocedure; bij die beoordeling wordt rekening gehouden met de noodzaak om de voorzieningszekerheid van de betrokken medische tegenmaatregelen voor de deelnemende landen te waarborgen. Op basis van de gezamenlijke aanbestedingsbeoordeling en de daarin verstrekte relevante informatie, bijvoorbeeld over de beoogde prijsmarges, fabrikanten, leveringstermijnen en de voorgestelde termijn voor het nemen van een besluit over deelname, geven de partijen bij de gezamenlijke aanbestedingsovereenkomst in een vroeg stadium blijk van hun belangstelling om deel te nemen. De partijen bij de gezamenlijke aanbestedingsovereenkomst die hun belangstelling kenbaar hebben gemaakt, beslissen vervolgens over hun deelname aan de gezamenlijke aanbestedingsprocedure volgens de voorwaarden die gezamenlijk met de Commissie zijn overeengekomen, rekening houdend met de in de gezamenlijke aanbestedingsbeoordeling aangereikte informatie; |
d) |
de gezamenlijke aanbesteding doet geen afbreuk aan de interne markt, levert geen discriminatie of beperking van de handel op en leidt niet tot verstoring van de mededinging, en |
e) |
de gezamenlijke aanbesteding heeft geen rechtstreekse financiële gevolgen voor de begroting van de in punt a) bedoelde landen die er niet aan deelnemen. |
4. De Commissie zorgt, in overleg met de lidstaten, voor coördinatie en de uitwisseling van informatie tussen de instanties die acties organiseren en eraan deelnemen, met inbegrip van, maar niet beperkt tot, gezamenlijke aanbestedingsprocedures voor medische tegenmaatregelen en het ontwikkelen, het aanleggen van voorraden, het verdelen en het doneren van, medische tegenmaatregelen, in het kader van verschillende mechanismen die op Unieniveau zijn vastgesteld, met name in het kader van:
a) |
het aanleggen van voorraden uit hoofde van het in artikel 12 van Besluit nr. 1313/2013/EU bedoelde rescEU; |
b) |
Verordening (EU) 2016/369; |
c) |
de farmaceutische strategie voor Europa; |
d) |
het bij Verordening (EU) 2021/522 vastgestelde EU4Health-programma; |
e) |
Verordening (EU) 2021/697 van het Europees Parlement en de Raad (34) , en |
f) |
andere programma's en instrumenten ter ondersteuning van biomedisch onderzoek en biomedische ontwikkeling op Unieniveau met het oog op een grotere capaciteit en paraatheid om te reageren op grensoverschrijdende dreigingen en noodsituaties, zoals maatregelen die vastgesteld werden uit hoofde van Verordening (EU) 2022/2372. |
5. De Commissie stelt het Europees Parlement in kennis van procedures voor de gezamenlijke aanbesteding voor medische tegenmaatregelen en verleent op verzoek toegang tot de contracten die volgens die procedures worden gesloten, met inachtneming van de passende bescherming van de zakelijke geheimhouding, de handelsbetrekkingen en de belangen van de Unie. De Commissie verstrekt het Europees Parlement informatie over gevoelige documenten overeenkomstig artikel 9, lid 7, van Verordening (EG) nr. 1049/2001.
HOOFDSTUK III
EPIDEMIOLOGISCHE SURVEILLANCE, EU-REFERENTIELABORATORIA EN AD-HOCMONITORING
Artikel 13
Epidemiologische surveillance
1. Het netwerk voor epidemiologische surveillance van overdraagbare ziekten, waaronder ook ziekten van zoönotische oorsprong, en gerelateerde bijzondere gezondheidsvraagstukken als bedoeld in artikel 2, lid 1, punt a), i) en ii), (“het netwerk voor epidemiologische surveillance”) zorgt voor een permanente communicatie tussen de Commissie, het ECDC en de bevoegde autoriteiten die op nationaal niveau verantwoordelijk zijn voor epidemiologische surveillance.
Het ECDC zorgt voor de geïntegreerde werking van het netwerk voor epidemiologische surveillance als bedoeld in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 851/2004 van het Europees Parlement en de Raad (35).
Waar relevant werkt het netwerk voor epidemiologische surveillance nauw samen met de bevoegde instanties van de organisaties die actief zijn op het gebied van epidemiologische surveillance van overdraagbare ziekten en gerelateerde bijzondere gezondheidsvraagstukken, uit de Unie, derde landen, de WHO en andere internationale organisaties.
2. Het netwerk voor epidemiologische surveillance heeft tot doel:
a) |
de trends in de lidstaten en in derde landen op het gebied van overdraagbare ziekten in de loop der tijd te volgen, om de situatie te beoordelen, te reageren op overschrijdingen van waarschuwingsdrempels en passende, empirisch onderbouwde acties te faciliteren; |
b) |
eventuele uitbraken van grensoverschrijdende overdraagbare ziekten op te sporen en te monitoren met betrekking tot de bron, de tijd, de populatie en de plaats, ter rechtvaardiging van acties op het gebied van de volksgezondheid; |
c) |
bij te dragen tot de evaluatie en monitoring van programma's ter preventie en bestrijding van overdraagbare ziekten, teneinde de feiten te leveren waarop aanbevelingen ter versterking en verbetering van die programma's op nationaal en Unieniveau worden gebaseerd; |
d) |
risicofactoren voor ziekteoverdracht en risicogroepen waarvoor gerichte preventiemaatregelen nodig zijn, in kaart te brengen en te monitoren; |
e) |
bij te dragen aan de beoordeling van de last van overdraagbare ziekten voor de bevolking, aan de hand van gegevens zoals ziekteprevalentie, complicaties, ziekenhuisopnames en sterftecijfers; |
f) |
bij te dragen aan de beoordeling van de capaciteit van gezondheidszorgstelsels om specifieke overdraagbare ziekten te diagnosticeren, te voorkomen en te behandelen, teneinde bij te dragen tot de patiëntveiligheid in de context van ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen; |
g) |
bij te dragen aan de modellering en ontwikkeling van responsscenario's; |
h) |
bij te dragen tot de identificatie van onderzoeksprioriteiten en -behoeften, en relevante onderzoeksactiviteiten uit te voeren die gericht zijn op de versterking van de volksgezondheid, en |
i) |
de maatregelen van de bevoegde gezondheidsautoriteiten op het gebied van de tracering van contacten te ondersteunen. |
3. De in lid 1 bedoelde nationale bevoegde autoriteiten verstrekken de volgende, op overeengekomen indicatoren en normen gebaseerde informatie aan de autoriteiten die deelnemen aan het netwerk voor epidemiologische surveillance:
a) |
vergelijkbare en compatibele gegevens en informatie over de epidemiologische surveillance van overdraagbare ziekten en gerelateerde bijzondere gezondheidsvraagstukken als bedoeld in artikel 2, lid 1, punt a), i) en ii); |
b) |
relevante informatie over de ontwikkeling van epidemische situaties, onder meer voor modellering en de ontwikkeling van scenario's; |
c) |
relevante informatie over ongebruikelijke epidemische verschijnselen of nieuwe overdraagbare ziekten van onbekende oorsprong, ook in derde landen; |
d) |
gegevens over moleculaire pathogenen, indien nodig voor het opsporen of onderzoeken van ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen; |
e) |
gegevens van gezondheidssystemen die nodig zijn om ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen te bestrijden, en |
f) |
informatie over op nationaal niveau ontwikkelde monitoringsystemen voor de tracering van contacten. |
4. De door de in lid 3, punt a), bedoelde nationale bevoegde autoriteiten verstrekte informatie kan, indien beschikbaar, tijdig en ten minste op NUTS II-niveau worden gemeld aan het door het ECDC beheerde Europees surveillanceportaal inzake overdraagbare ziekten.
5. Bij de rapportage van informatie over epidemiologische surveillance gebruiken de nationale bevoegde autoriteiten, indien beschikbaar, de gevalsdefinities die overeenkomstig lid 10 zijn vastgesteld, voor elke overdraagbare ziekte en elk gerelateerd bijzonder gezondheidsvraagstuk als bedoeld in lid 1.
6. De Commissie en de lidstaten werken samen om de capaciteit van de lidstaten voor het verzamelen en delen van gegevens te versterken en om ziektespecifieke Europese surveillancenormen vast te stellen op basis van het voorstel van het ECDC, in overleg met de relevante surveillancenetwerken.
7. Het ECDC monitort en evalueert de epidemiologische surveillanceactiviteiten van speciale surveillancenetwerken, met inbegrip van de naleving van de in lid 6 bedoelde surveillancenormen, ondersteunt de lidstaten met wetenschappelijk en technisch advies om ervoor te zorgen dat de gerapporteerde surveillancegegevens vaker tijdig worden ingediend en de volledigheid en de kwaliteit ervan verbetert, en deelt geregeld monitoringverslagen met het HSC en de Commissie. Het ECDC stelt ook, indien van toepassing en in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 851/2004, zijn deskundigheid op het gebied van epidemiologische surveillance ter beschikking van derde landen.
Het ECDC verschaft het HSC geregeld een verslag over de tijdigheid, volledigheid en kwaliteit van de aan het ECDC gerapporteerde surveillancegegevens.
Het ECDC ondersteunt de lidstaten bij het verzamelen en delen van gegevens in tijden van gezondheidscrisis voor de toepassing van lid 2.
8. De Commissie kan het optreden van de lidstaten aanvullen door aan de lidstaten gerichte aanbevelingen inzake surveillance aan te nemen. Het HSC kan aan de lidstaten, het ECDC en de Commissie gerichte mededelingen en aanbevelingen inzake surveillance aannemen.
9. Elke lidstaat wijst de bevoegde autoriteiten aan die binnen die lidstaat verantwoordelijk zijn voor de epidemiologische surveillance als bedoeld in lid 1.
10. De Commissie stelt vast, en actualiseert, door middel van uitvoeringshandelingen:
a) |
de lijst, op basis van de in deel 1 van bijlage I opgenomen criteria, van de in artikel 2, lid 1, punt a), i) en ii), bedoelde overdraagbare ziekten en gerelateerde bijzondere gezondheidsvraagstukken, teneinde ervoor te zorgen dat overdraagbare ziekten en gerelateerde bijzondere gezondheidsvraagstukken onder de dekking van het netwerk voor epidemiologische surveillance vallen; |
b) |
gevalsdefinities, op basis van de in deel 2 van bijlage I opgenomen criteria, voor elk van de overdraagbare ziekten en gerelateerde bijzondere gezondheidsvraagstukken die aan epidemiologische surveillance onderworpen zijn, teneinde ervoor te zorgen dat de verzamelde gegevens op Unieniveau vergelijkbaar en compatibel zijn, en |
c) |
in deel 3 van bijlage I bij deze verordening vastgestelde procedures voor de werking van het netwerk voor epidemiologische surveillance, zoals ontwikkeld op grond van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 851/2004. |
Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 29, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
11. Om naar behoren gemotiveerde dwingende redenen van urgentie die verband houden met de ernst of het onbekende karakter van een ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreiging, of de snelheid van de verspreiding ervan in de lidstaten, kan de Commissie overeenkomstig de in artikel 29, lid 3, bedoelde procedure onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vaststellen om in geval van een ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreiging als bedoeld in artikel 2, lid 1, punt a), i) en ii), gevalsdefinities, procedures en indicatoren vast te stellen voor surveillance in de lidstaten. Die indicatoren voor surveillance dienen ook ter ondersteuning van de beoordeling van de capaciteit voor diagnose, preventie en behandeling.
Artikel 14
Digitaal platform voor surveillance
1. Nadat het gegevensbeschermingseffectbeoordelingen heeft uitgevoerd en waar passend eventuele risico's voor de rechten en vrijheden van betrokkenen heeft beperkt, zorgt het ECDC voor de continue ontwikkeling van het digitale platform voor surveillance waarmee gegevens worden beheerd en automatisch worden uitgewisseld teneinde geïntegreerde en op elkaar afgestemde surveillancesystemen op te zetten die waar nodig surveillance in realtime mogelijk maken ter ondersteuning van de preventie en bestrijding van overdraagbare ziekten. Het ECDC zorgt ervoor dat de werking van het digitale platform voor surveillance aan menselijk toezicht wordt onderworpen, beperkt de risico's die kunnen voortvloeien uit de overdracht van onjuiste, onvolledige of dubbelzinnige gegevens tussen gegevensbanken tot een minimum, en stelt robuuste procedures vast voor de beoordeling van de gegevenskwaliteit. Het ECDC waarborgt, in nauwe samenwerking met de lidstaten, ook de interoperabiliteit van het digitale platform voor surveillance met de nationale systemen.
2. Het digitale platform voor surveillance:
a) |
maakt het mogelijk surveillance- en laboratoriumgegevens automatisch te verzamelen, maakt gebruik van relevante niet-persoonsgebonden gezondheidsgegevens uit een eerder vastgestelde en goedgekeurde lijst die is opgesteld op basis van elektronische patiëntendossiers en gezondheidsdatabanken, en maakt tevens gebruik van mediamonitoring, en past artificiële intelligentie toe voor gegevensvalidatie, -analyse en geautomatiseerde rapportage, waaronder statistische rapportage, en |
b) |
maakt het mogelijk informatie, gegevens en documenten automatisch te verwerken en uit te wisselen. |
3. De lidstaten zorgen ervoor dat het geïntegreerd surveillancesysteem regelmatig wordt gevoed met actuele, volledige en accurate informatie, gegevens en documenten die via het digitale platform worden doorgegeven en uitgewisseld. De lidstaten kunnen de automatisering van dat proces tussen de nationale surveillancesystemen en dat van de Unie bevorderen.
4. Het ECDC monitort de werking van het geïntegreerd surveillancesysteem en wisselt geregeld monitoringverslagen uit met de lidstaten en de Commissie.
5. Voor epidemiologische surveillancedoeleinden krijgt het ECDC ook toegang tot relevante gezondheidsgegevens die geraadpleegd kunnen worden of beschikbaar worden gesteld via digitale infrastructuur die het gebruik van gezondheidsgegevens voor onderzoeks-, beleidsvormings-, advies- en regelgevingsdoeleinden mogelijk maakt.
6. Ten behoeve van de werking van het digitale platform voor surveillance stelt de Commissie uitvoeringshandelingen vast waarin het volgende wordt vastgesteld:
a) |
de technische specificaties van het digitale platform voor surveillance, waaronder het mechanisme voor elektronische gegevensuitwisseling met bestaande internationale en nationale systemen, de beschrijving van toepasselijke normen, de definitie van berichtstructuren, de “data dictionaries”, de uitwisseling van protocollen en procedures; |
b) |
de specifieke regels voor de werking van het digitale platform voor surveillance, onder meer ter bescherming van persoonsgegevens en de beveiliging van de informatie-uitwisseling; |
c) |
de noodregelingen, waaronder beveiligde gegevensback-ups, die moeten worden toegepast indien een van de functies van het digitale platform voor surveillance niet beschikbaar is, en |
d) |
regelingen voor de bevordering van standaardinfrastructuur voor de opslag, verwerking en analyse van gegevens. |
Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 29, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
7. De Commissie stelt overeenkomstig artikel 31 gedelegeerde handelingen vast teneinde deze verordening aan te vullen inzake:
a) |
de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder aan de betrokken derde landen en internationale organisaties gedeeltelijke toegang tot de functies van het digitale platform voor surveillance kan worden gegeven en de praktische regelingen voor die toegang; |
b) |
de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder de in artikel 13 bedoelde gegevens, informatie en documenten via het digitale platform voor surveillance moeten worden doorgegeven en de lijst van die gegevens, informatie en documenten, en |
c) |
de voorwaarden waaronder het ECDC daaraan kan deelnemen en toegang kan krijgen tot gezondheidsgegevens die via de in lid 5 bedoelde digitale infrastructuur kunnen worden geraadpleegd of uitgewisseld. |
Artikel 15
EU-referentielaboratoria
1. Op het gebied van volksgezondheid of voor specifieke gebieden van volksgezondheid die relevant zijn voor de uitvoering van deze verordening of van de nationale preventie-, paraatheids- en responsplannen, kan de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen EU-referentielaboratoria aanwijzen die nationale referentielaboratoria moeten ondersteunen bij het bevorderen van goede praktijken en bij het aanmoedigen van de lidstaten om hun diagnose- en testmethoden, het gebruik van bepaalde tests voor uniforme surveillance en de melding en rapportage van ziekten vrijwillig op elkaar af te stemmen.
Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 29, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
2. De EU-referentielaboratoria zijn verantwoordelijk voor het coördineren van het netwerk van nationale referentielaboratoria, met name op de volgende gebieden:
a) |
referentiediagnostiek, met inbegrip van testprotocollen; |
b) |
aanbevolen materiële middelen; |
c) |
externe kwaliteitsbeoordelingen; |
d) |
wetenschappelijk advies en technische bijstand; |
e) |
samenwerking en onderzoek; |
f) |
monitoring, alarmmeldingen en ondersteuning inzake respons bij uitbraken, met inbegrip van nieuwe overdraagbare ziekten en pathogene bacteriën en virussen, en |
g) |
opleiding. |
3. Het netwerk van EU-referentielaboratoria wordt door het ECDC, in samenwerking met de WHO-referentielaboratoria, beheerd en gecoördineerd. De bestuursstructuur van dat netwerk is bevoegd voor de samenwerking en coördinatie met bestaande nationale en regionale referentielaboratoria en -netwerken.
4. De in lid 1 bedoelde aanwijzingen zijn het resultaat van een openbare selectieprocedure, beperkt in de tijd, met een minimale aanwijzingsperiode van vier jaar, en worden regelmatig geëvalueerd. Bij die aanwijzingen worden de verantwoordelijkheden en taken van de aangewezen EU-referentielaboratoria vastgelegd.
5. De in lid 1 bedoelde EU-referentielaboratoria:
a) |
zijn onpartijdig, vrij van elk belangenconflict, en bevinden zich met name niet een situatie die direct of indirect de onpartijdigheid in hun professioneel handelen bij de uitoefening van hun taken als nationaal referentielaboratorium kan aantasten; |
b) |
beschikken over of hebben contractuele toegang tot voldoende gekwalificeerd personeel met de passende opleiding op hun bevoegdheidsgebied; |
c) |
bezitten of hebben toegang tot de infrastructuur, uitrusting en producten die noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van de hun toegewezen taken; |
d) |
zorgen ervoor dat zowel hun statutaire als bij tijdelijke arbeidsovereenkomst in dienst genomen personeelsleden een goede kennis van de internationale normen en praktijken hebben en dat bij hun werk rekening wordt gehouden met de laatste ontwikkelingen inzake onderzoek op nationaal niveau, op Unieniveau en op internationaal niveau; |
e) |
beschikken over of hebben toegang tot de noodzakelijke uitrusting om hun taken in noodsituaties te verrichten, en |
f) |
zijn, waar relevant, uitgerust om aan de relevante bioveiligheidsnormen te voldoen. |
Naast de in de eerste alinea van dit lid vastgestelde eisen worden de EU-referentielaboratoria ook geaccrediteerd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad (36).
6. Aan de in lid 1 bedoelde EU-referentielaboratoria kunnen subsidies worden toegekend voor de kosten die zij maken bij de uitvoering van jaarlijkse of meerjarige werkprogramma's die zijn opgesteld in overeenstemming met de doelstellingen en prioriteiten van de werkprogramma's die de Commissie overeenkomstig het EU4Health-programma vaststelt.
Artikel 16
Netwerk voor stoffen van menselijke oorsprong
1. Bij deze verordening wordt een netwerk opgericht van diensten van de lidstaten ter ondersteuning van het gebruik van stoffen van menselijke oorsprong, met inbegrip van transfusie en transplantatie (“het netwerk voor stoffen van menselijke oorsprong”) om uitbraken van ziekten die relevant zijn voor stoffen van menselijke oorsprong, te monitoren, te beoordelen en mee aan te pakken. Het netwerk voor stoffen van menselijke oorsprong zorgt er ook voor dat eventuele problemen bij medisch geassisteerde voortplanting die verband houden met de uitbraak van een ziekte, indien relevant, worden aangepakt.
2. Het netwerk voor stoffen van menselijke oorsprong wordt door het ECDC beheerd en gecoördineerd.
3. Elke lidstaat wijst de bevoegde autoriteiten aan die op zijn grondgebied verantwoordelijk zijn voor de in lid 1 bedoelde diensten ter ondersteuning van het gebruik van stoffen van menselijke oorsprong, waaronder transfusie en transplantatie.
Artikel 17
Ad-hocmonitoring
1. Na een alarmmelding op grond van artikel 19 met betrekking tot een in artikel 2, lid 1, punt a), iii), of in artikel 2, lid 1, punt b), c), of d), bedoelde ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreiging informeren de lidstaten, in overleg met de Commissie en op basis van de beschikbare informatie uit hun monitoringsystemen, elkaar via het EWRS en, indien de urgentie van de situatie dat vereist, via het HSC, over ontwikkelingen op nationaal niveau met betrekking tot de ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreiging in kwestie.
2. Het Europees surveillanceportaal inzake overdraagbare ziekten dat door het ECDC wordt beheerd, wordt gebruikt voor ad-hocmonitoring van een ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreiging als bedoeld in artikel 2, lid 1, punt a), iii), of artikel 2, lid 1, punt b), c) of d).
3. De op grond van lid 1 doorgegeven informatie omvat met name elke wijziging in de geografische verdeling, de verspreiding en de ernst van de ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreiging in kwestie, en in de middelen om die op te sporen, indien beschikbaar.
4. Teneinde te waarborgen dat de verzamelde gegevens op Unieniveau vergelijkbaar en compatibel zijn, stelt de Commissie, indien nodig, door middel van uitvoeringshandelingen de gevalsdefinities vast die moeten worden gebruikt voor de ad-hocmonitoring.
Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 29, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
Om naar behoren gemotiveerde dwingende redenen van urgentie in verband met de ernst van een ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreiging of de snelheid waarmee die zich in de lidstaten verspreidt, kan de Commissie de in de eerste alinea van dit lid bedoelde gevalsdefinities door middel van rechtstreeks toepasselijke uitvoeringshandelingen vaststellen of actualiseren volgens de in artikel 29, lid 3, bedoelde procedure.
HOOFDSTUK IV
VROEGTIJDIGE WAARSCHUWING EN RESPONS
Artikel 18
Systeem voor vroegtijdige waarschuwing en respons
1. Het EWRS maakt permanente communicatie mogelijk tussen de Commissie, het ECDC en de nationale bevoegde autoriteiten met het oog op paraatheid, vroegtijdige waarschuwing en respons, alarmmeldingen, beoordeling van de risico's voor de volksgezondheid en het bepalen welke maatregelen met het oog op de bescherming van de volksgezondheid nodig kunnen zijn.
2. In het kader van het beheer en het operationeel gebruik van het EWRS worden in specifieke gevallen waarin de desbetreffende rechtsinstrumenten voorzien, persoonsgegevens uitgewisseld. Een dergelijk beheer en operationeel gebruik omvat:
a) |
de verwerking van persoonsgegevens van gemachtigde gebruikers van het systeem, en |
b) |
de verwerking van gezondheidsgegevens en andere persoonsgegevens wanneer dat strikt noodzakelijk is voor het doel waarvoor die gegevens zijn doorgegeven, via de EWRS-functie voor selectieve berichtenuitwisseling, overeenkomstig artikel 28. |
Rekening houdend met de opinie van de lidstaten zal het ECDC het EWRS voortdurend upgraden met het oog op het gebruik van moderne technologieën zoals digitale mobiele applicaties, modellen voor artificiële intelligentie, satellietplaatsbepalingssystemen of andere technologieën voor geautomatiseerde tracering van contacten, voortbouwend op de door de lidstaten of de Unie ontwikkelde technologieën voor de tracering van contacten die worden gebruikt voor de bestrijding van ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen. Het ECDC faciliteert, in nauwe samenwerking met de lidstaten, de interoperabiliteit met de nationale systemen ten behoeve van het EWRS.
Het ECDC verstrekt ook technische bijstand aan de op nationaal niveau verantwoordelijke bevoegde autoriteiten, met inbegrip van opleiding na actualisering van het EWRS.
3. Elke lidstaat wijst de bevoegde autoriteit of autoriteiten aan die op nationaal niveau verantwoordelijk is of zijn voor het melden van alarmen en het beslissen welke maatregelen nodig zijn ter bescherming van de volksgezondheid, met het oog op vroegtijdige waarschuwing en respons, overeenkomstig de leden 1 en 2 van dit artikel, evenals de artikelen 19 en 20.
4. Teneinde in een gecoördineerde “één gezondheid”-benadering de goede werking van het EWRS te waarborgen en te voorkomen dat activiteiten overlappen of maatregelen tegenstrijdig zijn met bestaande structuren en mechanismen voor paraatheid voor, monitoring van, vroegtijdige waarschuwing van, en bestrijding van, ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen, stelt de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen procedures vast voor de uitwisseling van informatie met andere systemen voor vroegtijdige waarschuwing op Unie- en internationaal niveau.
Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 29, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
Artikel 19
Alarmmelding
1. De nationale bevoegde autoriteiten of de Commissie melden een alarm in het EWRS indien de opkomst of ontwikkeling van een ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreiging aan de volgende criteria voldoet:
a) |
de bedreiging is ongewoon of onverwacht voor de desbetreffende plaats en tijd, leidt of kan leiden tot grote morbiditeit of mortaliteit bij mensen, breidt zich snel uit of kan zich snel uitbreiden, of overschrijdt de nationale responscapaciteit of kan die overschrijden; |
b) |
zij treft meer dan één lidstaat of kan dat doen, en |
c) |
zij vergt een gecoördineerde respons op Unieniveau of kan zo'n respons vergen. |
2. Wanneer de nationale bevoegde autoriteiten de WHO in kennis stellen van gebeurtenissen die noodsituaties op het gebied van de volksgezondheid van internationaal belang kunnen vormen, en wanneer er geen volledige interoperabiliteit bestaat tussen het WHO-kennisgevingssysteem en het EWRS, melden de nationale bevoegde autoriteiten op hetzelfde tijdstip een alarm in het EWRS indien de bedreiging in kwestie onder artikel 2, lid 1, van deze verordening valt.
3. Wanneer zij een alarm melden, delen de nationale bevoegde autoriteiten en de Commissie via het EWRS onverwijld alle beschikbare relevante informatie mee die zij in hun bezit hebben en die nuttig kan zijn voor de coördinatie van de respons, zoals:
a) |
de soort en de herkomst van het agens; |
b) |
de datum en de plaats van het incident of de uitbraak; |
c) |
manieren van overdracht of verspreiding; |
d) |
toxicologische gegevens; |
e) |
methoden voor opsporing en bevestiging; |
f) |
risico's voor de volksgezondheid; |
g) |
volksgezondheidsmaatregelen die op nationaal niveau uitgevoerd of gepland zijn; |
h) |
andere maatregelen dan volksgezondheidsmaatregelen, waaronder multisectorale maatregelen; |
i) |
de vraag of er een dringende behoefte of een tekort aan medische tegenmaatregelen is; |
j) |
verzoeken om en aanbiedingen van grensoverschrijdende noodhulp, zoals de medische overdracht van patiënten of de beschikbaarstelling van zorgverleners door de ene lidstaat aan de andere, met name in grensoverschrijdende gebieden in naburige regio's; |
k) |
persoonsgegevens voor de tracering van contacten overeenkomstig artikel 28; |
l) |
alle andere informatie die relevant is met betrekking tot de ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreiging in kwestie. |
4. De Commissie verstrekt de nationale bevoegde autoriteiten via het EWRS alle informatie die nuttig kan zijn voor de coördinatie van de respons bedoeld in artikel 21, met inbegrip van informatie met betrekking tot ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen en volksgezondheidsmaatregelen in verband met ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen die reeds is doorgegeven via snellewaarschuwings- en informatiesystemen die krachtens andere bepalingen van het Unierecht of het Euratom-Verdrag zijn ingesteld.
5. De lidstaten actualiseren de in lid 3 bedoelde informatie zodra er nieuwe gegevens beschikbaar zijn.
Artikel 20
Beoordeling van risico's voor de volksgezondheid
1. Wanneer een alarm is gemeld op grond van artikel 19, verstrekt de Commissie, indien dat nodig is voor de in artikel 21 bedoelde coördinatie van de respons op Unieniveau of op verzoek van het HSC of op eigen initiatief, aan de nationale bevoegde autoriteiten en aan het HSC, onverwijld via het EWRS een risicobeoordeling van de potentiële ernst van de bedreiging voor de volksgezondheid, inclusief mogelijke volksgezondheidsmaatregelen. Die risicobeoordeling wordt uitgevoerd door een of meer van de volgende agentschappen en organen van de Unie:
a) |
het ECDC, overeenkomstig artikel 8 bis van Verordening (EG) nr. 851/2004 in het geval van een ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreiging als bedoeld in artikel 2, lid 1, punt a), i) en ii), ook wanneer het stoffen van menselijke oorsprong betreft die mogelijk door overdraagbare ziekten kunnen worden getroffen, of in artikel 2, lid 1, punt d), van deze verordening; |
b) |
het Europees Geneesmiddelenbureau (European Medicines Agency — EMA), overeenkomstig artikel 1 van Verordening (EU) 2022/123 van het Europees Parlement en de Raad (37), wanneer de ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreiging verband houdt met geneesmiddelen en medische hulpmiddelen; |
c) |
de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (European Food Safety Authority — EFSA), overeenkomstig artikel 23 van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad (38) in het geval van een in artikel 2 van deze verordening bedoelde ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreiging die onder het mandaat van de EFSA valt; |
d) |
het Europees Agentschap voor chemische stoffen (European Chemicals Agency — ECHA), overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad (39) in het geval van een in artikel 2, lid 1, punt b) of c), van deze verordening bedoelde ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreiging die onder het mandaat van het ECHA valt; |
e) |
het Europees Milieuagentschap (European Environment Agency — EEA), overeenkomstig Verordening (EG) nr. 401/2009 van het Europees Parlement en de Raad (40) in het geval van een in artikel 2, lid 1, punt c), van deze verordening bedoelde ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreiging die onder het mandaat van het EEA valt; |
f) |
het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction — EMCDDA), overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1920/2006 van het Europees Parlement en de Raad (41) in het geval van een in artikel 2, lid 1, punt b), van deze verordening bedoelde ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreiging die onder het mandaat van het EMCDDA valt. |
In het geval van een in artikel 2, lid 1, van deze verordening bedoelde bedreiging wordt de risicobeoordeling uitgevoerd in samenwerking met het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol) wanneer de ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreiging het gevolg is van terroristische of criminele activiteiten als bedoeld in artikel 3 van Verordening (EU) 2016/794 van het Europees Parlement en de Raad (42), en in samenwerking met het EMA, wanneer de ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreiging verband houdt met geneesmiddelen.
2. Op verzoek van het agentschap of orgaan van de Unie dat de risicobeoordeling in het kader van zijn mandaat uitvoert, verstrekken de in lid 1 van dit artikel bedoelde agentschappen en organen van de Unie zonder onnodige vertraging alle relevante informatie en gegevens waarover zij beschikken. De verwerking van persoonsgegevens vindt, in voorkomend geval, plaats in overeenstemming met de gegevensbeschermingsvereisten van artikel 27.
3. Indien de noodzakelijke risicobeoordeling geheel of gedeeltelijk buiten het mandaat van de in lid 1 bedoelde agentschappen en organen van de Unie valt en nodig wordt geacht voor de coördinatie van de respons op Unieniveau, verricht de Commissie, op verzoek van het HSC of op eigen initiatief, een ad-hocrisicobeoordeling.
4. De Commissie stelt de risicobeoordelingen onverwijld ter beschikking van de nationale bevoegde autoriteiten via het EWRS en van het HSC en, waar passend, via gekoppelde alarmsystemen. Indien de risicobeoordeling openbaar moet worden gemaakt, wordt zij 24 uur vóór die openbaarmaking aan de nationale bevoegde autoriteiten toegezonden, tenzij de risicobeoordeling wegens redenen van urgentie en noodzakelijkheid onmiddellijk moet worden bekendgemaakt.
Bij die risicobeoordeling wordt rekening gehouden met eventueel beschikbare relevante informatie die is verstrekt door andere instanties, in het bijzonder door de WHO, in het geval van een noodsituatie van internationaal belang op het gebied van de volksgezondheid.
5. De Commissie zorgt ervoor dat informatie die relevant kan zijn voor de risicobeoordeling via het EWRS aan de nationale bevoegde autoriteiten en het HSC ter beschikking wordt gesteld.
Artikel 21
Coördinatie van de respons in het HSC
1. Na een alarmmelding op grond van artikel 19 overleggen de lidstaten, op verzoek van de Commissie of van een lidstaat en aan de hand van de beschikbare informatie, met inbegrip van de in artikel 19 bedoelde informatie en de in artikel 20 bedoelde risicobeoordelingen, met elkaar en coördineren zij hun acties in het HSC en samen met de Commissie met het oog op:
a) |
de nationale respons, met inbegrip van de behoeften aan onderzoek, op de ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreiging, ook indien overeenkomstig de IGR een noodsituatie op het gebied van de volksgezondheid van internationaal belang is uitgeroepen die onder de toepassing van artikel 2 van deze verordening valt; |
b) |
de aan de behoeften en omstandigheden van de lidstaten aan te passen risico- en crisiscommunicatie die tot doel heeft in de Unie te zorgen voor een consequente en gecoördineerde verstrekking van informatie aan het publiek, aan gezondheidswerkers en aan volksgezondheidswerkers; |
c) |
de goedkeuring van adviezen en richtsnoeren, onder meer over specifieke responsmaatregelen voor de lidstaten voor de preventie en beheersing van een ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreiging, op basis van het deskundig advies van technische agentschappen of organen ter zake van de Unie, en |
d) |
steun voor de geïntegreerde EU-regeling politieke crisisrespons (integrated political crisis response arrangements — IPCR-regeling) als bedoeld in Besluit 2014/415/EU van de Raad (43) wanneer die wordt geactiveerd. |
2. Indien een lidstaat voornemens is volksgezondheidsmaatregelen ter bestrijding van een ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreiging vast te stellen of te beëindigen, informeert en raadpleegt hij, alvorens die maatregelen vast te stellen of te beëindigen, de andere lidstaten, in het bijzonder aangrenzende lidstaten, en de Commissie omtrent de aard, het doel en de reikwijdte van die maatregelen, en coördineert hij daarvoor zijn maatregelen met hen, tenzij de volksgezondheid zo dringend moet worden beschermd dat de maatregelen onmiddellijk moeten worden vastgesteld.
3. Indien een lidstaat wegens het opduiken of opnieuw opflakkeren van een ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreiging dringend volksgezondheidsmaatregelen moet vaststellen, stelt hij na de vaststelling daarvan onverwijld de andere lidstaten en de Commissie in kennis van de aard, het doel en de reikwijdte van die maatregelen, vooral in grensoverschrijdende regio's.
4. Indien nodig kunnen de lidstaten, in geval van een ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreiging, andere lidstaten om bijstand verzoeken via het Coördinatiecentrum voor respons in noodsituaties (Emergency Response Coordination Centre — ERCC) waarin Besluit nr. 1313/2013/EU voorziet.
5. De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen de nodige procedures vast ter waarborging van de eenvormige toepassing van de informatie-uitwisseling, onderlinge raadpleging en coördinatie zoals bedoeld in de leden 1, 2 en 3 van dit artikel.
Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 29, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
Artikel 22
Aanbevelingen inzake gemeenschappelijke tijdelijke volksgezondheidsmaatregelen
1. De Commissie kan het optreden van de lidstaten aanvullen door aanbevelingen inzake gemeenschappelijke tijdelijke volksgezondheidsmaatregelen aan te nemen.
2. De uit hoofde van lid 1 aangenomen aanbevelingen inzake gemeenschappelijke tijdelijke volksgezondheidsmaatregelen moeten:
a) |
gebaseerd zijn op aanbevelingen van het ECDC en het WHO, van andere relevante agentschappen of organen van de Unie of van het in artikel 24 bedoelde Raadgevend Comité; |
b) |
de verantwoordelijkheden van de lidstaten eerbiedigen met betrekking tot de bepaling van hun gezondheidsbeleid en de organisatie en de verstrekking van gezondheidsdiensten en geneeskundige verzorging; |
c) |
noodzakelijk en geschikt zijn en in verhouding staan tot de risico's voor de volksgezondheid die uitgaan van de ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreiging in kwestie, waarbij met name onnodige belemmeringen van het vrije verkeer van personen, goederen en diensten worden vermeden en de coördinatie van maatregelen tussen de lidstaten wordt bevorderd, en |
d) |
onverwijld ter beschikking worden gesteld van de nationale bevoegde autoriteiten via het EWRS en van het HSC en, waar passend, via gekoppelde alarmsystemen; wanneer de aanbeveling openbaar moet worden gemaakt, ontvangen de nationale bevoegde autoriteiten die 24 uur vóór de bekendmaking ervan, tenzij de aanbeveling zo dringend nodig is dat de onmiddellijke bekendmaking ervan noodzakelijk is. |
HOOFDSTUK V
NOODSITUATIE OP HET GEBIED VAN DE VOLKSGEZONDHEID OP UNIENIVEAU
Artikel 23
Erkenning van noodsituaties op het gebied van de volksgezondheid op Unieniveau
1. Voor ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen als bedoeld in artikel 2, lid 1, kan de Commissie, na bestudering van een deskundig advies van het ECDC, andere relevante agentschappen of organen van de Unie of het in artikel 24 bedoelde Raadgevend Comité, formeel een noodsituatie op het gebied van de volksgezondheid op Unieniveau erkennen; daaronder vallen situaties zoals pandemieën waarbij de desbetreffende ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreiging de volksgezondheid op Unieniveau bedreigt.
2. De Commissie beëindigt de in lid 1 bedoelde erkenning zodra niet langer wordt voldaan aan de voorwaarde op grond van lid 1.
3. Alvorens te erkennen dat er sprake is van een noodsituatie op het gebied van de volksgezondheid op Unieniveau stelt de Commissie zich in verbinding met de WHO teneinde de analyse van de Commissie van de stand van zaken betreffende de uitbraak te delen en de WHO in kennis te stellen van haar voornemen een dergelijk besluit vast te stellen.
4. De Commissie stelt de in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde maatregelen door middel van uitvoeringshandelingen vast.
Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 29, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
Om naar behoren gemotiveerde dwingende redenen van urgentie in verband met de ernst van een ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreiging of in verband met de snelheid waarmee die zich in de lidstaten verspreidt, kan de Commissie door middel van rechtstreeks toepasselijke uitvoeringshandelingen volgens de in artikel 29, lid 3, bedoelde procedure, op grond van lid 1 van dit artikel een noodsituatie op het gebied van de volksgezondheid op Unieniveau erkennen.
Artikel 24
Raadgevend Comité inzake noodsituaties op het gebied van de volksgezondheid
1. Ter ondersteuning van het besluitvormingsproces inzake de formele erkenning van een noodsituatie op het gebied van de volksgezondheid op Unieniveau richt de Commissie een Raadgevend Comité inzake noodsituaties op het gebied van de volksgezondheid (“Raadgevend Comité”) op, dat, op vraag van de Commissie of het HSC, de Commissie of het HSC adviseert door zijn standpunten te delen over:
a) |
de vraag of een bedreiging een noodsituatie op het gebied van de volksgezondheid op Unieniveau vormt; |
b) |
de beëindiging van een noodsituatie op het gebied van de volksgezondheid op Unieniveau, en |
c) |
respons, met inbegrip van:
|
Het uit hoofde van punt c) verstrekte advies over respons bouwt voort op aanbevelingen van het ECDC, het EMA, de WHO en andere relevante agentschappen of organen van de Unie, naargelang het geval.
2. Het Raadgevend Comité bestaat uit onafhankelijke deskundigen, waaronder vertegenwoordigers van gezondheidswerkers en maatschappelijk werkers en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld, die door de Commissie worden geselecteerd op basis van de vakgebieden en ervaring van die vertegenwoordigers, die het meest relevant zijn voor de specifieke bedreiging die zich voordoet, en met inbegrip van vertegenwoordigers van het ECDC en het EMA als permanente waarnemers. Het Raadgevend Comité beschikt over leden uit verschillende disciplines, zodat het advies kan geven over sociaal-hygiënische, biomedische, gedragsmatige, sociale, economische, culturele en internationale aspecten. De vertegenwoordigers van het WHO kunnen ook als waarnemers in het Raadgevend Comité zetelen. De vertegenwoordigers van andere agentschappen of organen van de Unie die relevant zijn voor de specifieke bedreiging kunnen indien nodig als niet-permanente waarnemers aan het Raadgevend Comité deelnemen. De Commissie kan deskundigen met een specifieke expertise ten aanzien van een agendapunt verzoeken om op ad-hocbasis aan de werkzaamheden van het Raadgevend Comité deel te nemen, in het bijzonder deskundigen uit landen waar de bedreiging zich voordoet. De lidstaten kunnen de benoeming van bedoelde deskundigen aan de Commissie voorstellen, afhankelijk van het specifieke agendapunt.
3. De Commissie publiceert informatie over het Raadgevend Comité overeenkomstig het reglement van de Europese Commissie inzake deskundigengroepen (44), met inbegrip van de namen van de deskundigen die zijn geselecteerd om deel uit te maken van het Raadgevend Comité en bijzonderheden over de professionele of wetenschappelijke achtergrond die hun benoeming rechtvaardigt. De Commissie maakt op haar website de lijst met leden van het Raadgevend Comité bekend, alsook de kwalificaties op grond waarvan zij zijn benoemd.
4. In voorkomend geval treedt het Raadgevend Comité op samen met de Raad voor gezondheidscrises, wanneer die is opgericht overeenkomstig Verordening (EU) 2022/2372.
5. Het Raadgevend Comité vergadert telkens wanneer de situatie dat vereist, op verzoek van de Commissie, het HSC of een lidstaat. De Commissie deelt alle relevante informatie over de vergaderingen van het Raadgevend Comité met de lidstaten via het HSC.
6. Het Raadgevend Comité wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie.
7. Het secretariaat van het Raadgevend Comité wordt verzorgd door de Commissie.
8. Het Raadgevend Comité stelt zijn reglement van orde vast, met inbegrip van de regels voor de aanneming van adviezen en aanbevelingen, stemregels en de waarborging van gegevensbescherming en privacy. Dat reglement van orde treedt in werking na ontvangst van een gunstig advies van de Commissie. De notulen van de vergaderingen van het Raadgevend Comité worden openbaar gemaakt.
Artikel 25
Rechtsgevolgen van de erkenning
De erkenning van een noodsituatie op het gebied van de volksgezondheid op Unieniveau op grond van artikel 23 heeft als rechtsgevolg dat de volgende niet-uitputtende reeks maatregelen kan worden ingevoerd:
a) |
maatregelen die van toepassing zijn tijdens een noodsituatie op het gebied van de volksgezondheid, in verband met geneesmiddelen en medische hulpmiddelen als bedoeld in Verordening (EU) 2022/123; |
b) |
een mechanisme om tekorten aan medische tegenmaatregelen te monitoren en om medische tegenmaatregelen te ontwikkelen, aan te kopen, te beheren en in te zetten, overeenkomstig artikel 12 van deze verordening en de toepasselijke wetgeving van de Unie, met name Verordening (EU) 2022/123 en Verordening (EU) 2022/2372; |
c) |
activering van de steun van het ECDC zoals bedoeld in Verordening (EG) nr. 851/2004 om de EU-taskforce voor gezondheid te mobiliseren en in te zetten, en |
d) |
activering van de IPCR-regeling. |
HOOFDSTUK VI
SLOTBEPALINGEN
Artikel 26
Transparantie en belangenconflicten
1. Het HSC en het Raadgevend Comité voeren hun werkzaamheden uit op onafhankelijke, onpartijdige en transparante wijze en verbinden zich ertoe in het algemeen belang te handelen.
2. De bij het HSC en het Raadgevend Comité benoemde vertegenwoordigers en, waar relevant, waarnemers mogen geen financiële of andere belangen hebben die geacht zouden kunnen worden afbreuk te doen aan hun onafhankelijkheid.
3. De bij het HSC en het Raadgevend Comité benoemde vertegenwoordigers en, waar relevant, waarnemers leggen een verklaring af over hun financiële en andere belangen en actualiseren die jaarlijks en telkens wanneer dat nodig is. Zij maken alle andere feiten bekend waarvan zij kennis hebben gekregen en waarvan oprecht en redelijkerwijs kan worden verwacht dat die een belangenconflict vormen of daartoe aanleiding geven.
4. Vertegenwoordigers en, waar relevant, waarnemers die aan de vergaderingen van het HSC of van het Raadgevend Comité deelnemen, maken vóór elke vergadering belangen bekend die geacht zouden kunnen worden afbreuk te doen aan hun onafhankelijkheid of onpartijdigheid ten aanzien van de agendapunten.
5. Indien de Commissie besluit dat een bekendgemaakt belang van een vertegenwoordiger een belangenconflict vormt, neemt die vertegenwoordiger niet deel aan besprekingen of aan de besluitvorming, noch krijgt hij of zij informatie over het betrokken agendapunt. Die bekendmakingen van vertegenwoordigers en het besluit van de Commissie worden in de notulen van de vergadering opgenomen.
6. Vertegenwoordigers en, waar relevant, waarnemers die deelnemen aan de vergaderingen van het HSC of van het Raadgevend Comité zijn gebonden aan het beroepsgeheim, zelfs na beëindiging van hun taak.
Artikel 27
Bescherming van persoonsgegevens
1. Deze verordening doet geen afbreuk aan de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens in het kader van Verordening (EU) 2016/679 en Richtlijn 2002/58/EG, noch aan de verplichtingen van de instellingen, organen en instanties van de Unie met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens in het kader van Verordening (EU) 2018/1725 bij het uitoefenen van hun taken.
2. De Commissie en, in voorkomend geval, andere instellingen, organen en instanties van de Unie verwerken geen persoonsgegevens, behalve in gevallen waarin dat noodzakelijk is voor de uitvoering van hun opdracht. Waar passend worden de persoonsgegevens zodanig geanonimiseerd dat de betrokkene niet kan worden geïdentificeerd.
Artikel 28
Bescherming van persoonsgegevens met betrekking tot de functie voor selectieve berichten van het EWRS
1. Het EWRS omvat een functie voor selectieve berichten die het mogelijk maakt persoonsgegevens, waaronder contact- en gezondheidsgegevens, uitsluitend mee te delen aan de nationale bevoegde autoriteiten die betrokken zijn bij maatregelen tot tracering van contacten en bij medische-evacuatieprocedures. Die functie voor selectieve berichten wordt zodanig ontworpen en gebruikt dat de veilige en rechtmatige verwerking van persoonsgegevens gewaarborgd is en koppeling met systemen voor de contacttracering op Unieniveau mogelijk is.
2. Wanneer nationale bevoegde autoriteiten die maatregelen tot tracering van contacten of medische-evacuatieprocedures vaststellen, via het EWRS persoonlijke gegevens uitwisselen voor de contacttracering op grond van artikel 19, lid 3, gebruiken zij de in lid 1 van dit artikel bedoelde functie voor selectieve berichten en wisselen zij die gegevens enkel uit met de andere lidstaten die betrokken zijn bij de maatregelen tot tracering van contacten of medische evacuatie.
3. Bij het uitwisselen van de in lid 2 bedoelde gegevens verwijzen de nationale bevoegde autoriteiten naar het alarm dat eerder via het EWRS is gemeld.
4. De functie voor selectieve berichten wordt uitsluitend gebruikt voor contacttracering en medische evacuatie. De nationale bevoegde autoriteiten mogen via de functie uitsluitend gegevens ontvangen die hun door andere nationale bevoegde autoriteiten zijn toegezonden. Het ECDC heeft alleen toegang tot de gegevens die nodig zijn om de goede werking van de functie voor selectieve berichten te waarborgen. Berichten die persoonsgegevens bevatten, worden ten laatste na een termijn van 14 dagen te rekenen vanaf de datum van het plaatsen ervan automatisch uit de functie voor selectieve berichten gewist.
5. Indien nodig voor de contacttracering kunnen persoonsgegevens ook worden uitgewisseld met behulp van technologieën voor contacttracing. De nationale bevoegde autoriteiten bewaren de via de functie voor selectieve berichten ontvangen contact- en gezondheidsgegevens niet langer dan de bewaringstermijn die van toepassing is op hun nationale contacttraceringsactiviteiten.
6. De Commissie stelt overeenkomstig artikel 31 gedelegeerde handelingen vast teneinde deze verordening aan te vullen met:
a) |
de nodige gedetailleerde voorschriften om te waarborgen dat de werking van het EWRS en de verwerking van gegevens in overeenstemming zijn met Verordeningen (EU) 2016/679 en (EU) 2018/1725, ook met betrekking tot de respectieve verantwoordelijkheden van de nationale bevoegde autoriteiten en van het ECDC, en |
b) |
een lijst met de categorieën van persoonsgegevens die mogen worden uitgewisseld met het oog op de coördinatie van maatregelen betreffende contacttracering. |
7. De Commissie stelt, door middel van uitvoeringshandelingen, het volgende vast:
a) |
procedures voor de koppeling van het EWRS met systemen voor contacttracering op Unieniveau en op internationaal niveau, en |
b) |
de nadere voorschriften voor de verwerking door technologieën voor contacttracering en de interoperabiliteit ervan, alsook voor de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder aan derde landen toegang kan worden verleend tot die interoperabiliteit voor contacttracering en de praktische regelingen voor die toegang, met volledige inachtneming van Verordening (EU) 2016/679 en de toepasselijke jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie. |
Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 29, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
Artikel 29
Comitéprocedure
1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité inzake ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
Indien het comité inzake ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen geen advies uitbrengt, neemt de Commissie de ontwerpuitvoeringshandeling niet aan en is artikel 5, lid 4, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011, in samenhang met artikel 5 van die verordening van toepassing.
Artikel 30
Samenwerking met de WHO
De Unie stelt een kader vast voor nauwere samenwerking met de WHO, met name op het gebied van rapportage en evaluatie.
Artikel 31
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
2. De in artikel 8, lid 4, artikel 14, lid 7, en artikel 28, lid 6, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van 27 december 2022.
3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 8, lid 4, artikel 14, lid 7, en artikel 28, lid 6, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
4. Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.
5. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
6. Een op grond van artikel 8, lid 4, artikel 14, lid 7, of artikel 28, lid 6, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.
Artikel 32
Spoedprocedure
1. Een uit hoofde van dit artikel vastgestelde gedelegeerde handeling treedt onverwijld in werking en is van toepassing zolang geen bezwaar wordt gemaakt overeenkomstig lid 2. In de kennisgeving van de gedelegeerde handeling aan het Europees Parlement en de Raad wordt vermeld om welke redenen wordt gebruikgemaakt van de spoedprocedure.
2. Het Europees Parlement of de Raad kan overeenkomstig de in artikel 31, lid 6, bedoelde procedure bezwaar maken tegen een gedelegeerde handeling. In dat geval trekt de Commissie de handeling onmiddellijk in na de kennisgeving van het besluit waarbij het Europees Parlement of de Raad bezwaar maakt.
Artikel 33
Evaluaties met betrekking tot deze verordening
Uiterlijk op 31 december 2024 en vervolgens uiterlijk om de vijf jaar verricht de Commissie een evaluatie van deze verordening en brengt zij over de belangrijkste bevindingen van die evaluatie verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad. De evaluatie omvat met name een beoordeling van de werking van het EWRS en het netwerk voor epidemiologische surveillance, alsook van de coördinatie van de respons door het HSC.
De in de eerste alinea bedoelde evaluatie omvat ook een evaluatie van de werkzaamheden van de Commissie op het gebied van de paraatheids- en responsactiviteiten waarin deze verordening voorziet, met inbegrip van, waar relevant, een evaluatie van de uitvoering van deze verordening door de Autoriteit voor paraatheid en respons inzake noodsituaties op gezondheidsgebied (HERA), alsook een beoordeling van de noodzaak om de HERA op te richten als een afzonderlijke entiteit, rekening houdend met agentschappen of autoriteiten die actief zijn op het gebied van paraatheid en respons op gezondheidsgebied. Op basis van dat verslag dient de Commissie zo nodig wetgevingsvoorstellen in om deze verordening te wijzigen of nadere voorstellen te doen.
Artikel 34
Intrekking
1. Besluit nr. 1082/2013/EU wordt ingetrokken.
2. Verwijzingen naar het ingetrokken besluit gelden als verwijzingen naar deze verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II.
Artikel 35
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Straatsburg, 23 november 2022
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
R. METSOLA
Voor de Raad
De voorzitter
M. BEK
(1) PB C 286 van 16.7.2021, blz. 109.
(2) PB C 300 van 27.7.2021, blz. 76.
(3) Standpunt van het Europees Parlement van 4 oktober 2022 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 24 oktober 2022.
(4) Beschikking nr. 2119/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 1998 tot oprichting van een netwerk voor epidemiologische surveillance en beheersing van overdraagbare ziekten in de Europese Gemeenschap (PB L 268 van 3.10.1998, blz. 1).
(5) Besluit nr. 1082/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 over ernstige grensoverschrijdende bedreigingen van de gezondheid en houdende intrekking van Beschikking nr. 2119/98/EG (PB L 293 van 5.11.2013, blz. 1).
(6) Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
(7) Besluit van de Commissie van 16 september 2021 tot oprichting van de Autoriteit voor paraatheid en respons inzake noodsituaties op gezondheidsgebied (PB C 393 I van 29.9.2021, blz. 3).
(8) Verordening (EU) 2022/2372 van de Raad van 24 oktober 2022 betreffende een kader van maatregelen ter waarborging van de levering van in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen in geval van een noodsituatie op het gebied van de volksgezondheid op Unieniveau (zie bladzijde 64 van dit Publicatieblad).
(9) Besluit nr. 1313/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 924).
(10) Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).
(11) Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43).
(12) Verordening (EU) 2021/522 van het Europees Parlement en de Raad van 24 maart 2021 tot vaststelling van een actieprogramma voor de Unie op het gebied van gezondheid (“EU4Health-programma”) voor de periode 2021-2027, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 282/2014 (PB L 107 van 26.3.2021, blz. 1).
(13) Verordening (EU) 2021/1058 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en het Cohesiefonds (PB L 231 van 30.6.2021, blz. 60).
(14) Verordening (EU) 2021/1057 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 tot oprichting van het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+) en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1296/2013 (PB L 231 van 30.6.2021, blz. 21).
(15) Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 487).
(16) Verordening (EU) 2021/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2021 tot oprichting van het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1004 (PB L 247 van 13.7.2021, blz. 1).
(17) Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 tot vaststelling van Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, tot vaststelling van de regels voor deelname en verspreiding en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1290/2013 en (EU) nr. 1291/2013 (PB L 170 van 12.5.2021, blz. 1).
(18) Verordening (EU) 2021/694 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2021 tot vaststelling van het programma Digitaal Europa en tot intrekking van Besluit (EU) 2015/2240 (PB L 166 van 11.5.2021, blz. 1).
(19) Verordening (EU) 2016/369 van de Raad van 15 maart 2016 betreffende de verstrekking van noodhulp binnen de Unie (PB L 70 van 16.3.2016, blz. 1).
(20) Verordening (EU) 2021/690 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 tot vaststelling van een programma voor de interne markt, het concurrentievermogen van ondernemingen, met inbegrip van kleine en middelgrote ondernemingen, het gebied van planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, en Europese statistieken (programma voor de interne markt), en tot intrekking van de Verordeningen (EU) nr. 99/2013, (EU) nr. 1287/2013, (EU) nr. 254/2014, en (EU) nr. 652/2014 (PB L 153 van 3.5.2021, blz. 1).
(21) Besluit (EU) 2022/451 van de Raad van 3 maart 2022 tot machtiging tot het openen van onderhandelingen namens de Europese Unie voor een internationale overeenkomst inzake pandemiepreventie, -paraatheid en -respons, alsook voor aanvullende wijzigingen van de Internationale Gezondheidsregeling (2005) (PB L 92 van 21.3.2022, blz. 1).
(22) Verordening (EU) 2015/479 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2015 betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de uitvoer (PB L 83 van 27.3.2015, blz. 34).
(23) Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).
(24) Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) (PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37).
(25) Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
(26) PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.
(27) Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik (PB L 311 van 28.11.2001, blz. 67).
(28) Verordening (EU) 2017/745 van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2017 betreffende medische hulpmiddelen, tot wijziging van Richtlijn 2001/83/EG, Verordening (EG) nr. 178/2002 en Verordening (EG) nr. 1223/2009, en tot intrekking van Richtlijnen 90/385/EEG en 93/42/EEG van de Raad (PB L 117 van 5.5.2017, blz. 1).
(29) Verordening (EU) 2017/746 van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2017 betreffende medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek en tot intrekking van Richtlijn 98/79/EG en Besluit 2010/227/EU van de Commissie (PB L 117 van 5.5.2017, blz. 176).
(30) Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/570 van de Commissie van 8 april 2019 tot vaststelling van regels voor de uitvoering van Besluit nr. 1313/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende de rescEU-capaciteit en tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2014/762/EU van de Commissie (PB L 99 van 10.4.2019, blz. 41).
(31) Besluit (EU, Euratom) 2015/443 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende veiligheid binnen de Commissie (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 41).
(32) Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende de veiligheidsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 53).
(33) Besluit 2013/488/EU van de Raad van 23 september 2013 betreffende de beveiligingsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 274 van 15.10.2013, blz. 1).
(34) Verordening (EU) 2021/697 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2021 tot oprichting van het Europees Defensiefonds en tot intrekking van Verordening (EU) 2018/1092 (PB L 170 van 12.5.2021, blz. 149).
(35) Verordening (EG) nr. 851/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot oprichting van een Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (PB L 142 van 30.4.2004, blz. 1).
(36) Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 30).
(37) Verordening (EU) 2022/123 van het Europees Parlement en de Raad van 25 januari 2022 betreffende een grotere rol van het Europees Geneesmiddelenbureau inzake crisisparaatheid en -beheersing op het gebied van geneesmiddelen en medische hulpmiddelen (PB L 20 van 31.1.2022, blz. 1).
(38) Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1).
(39) Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1).
(40) Verordening (EG) nr. 401/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake het Europees Milieuagentschap en het Europees milieuobservatie- en -informatienetwerk (PB L 126 van 21.5.2009, blz. 13).
(41) Verordening (EG) nr. 1920/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (PB L 376 van 27.12.2006, blz. 1).
(42) Verordening (EU) 2016/794 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol) en tot vervanging en intrekking van de Besluiten 2009/371/JBZ, 2009/934/JBZ, 2009/935/JBZ, 2009/936/JBZ en 2009/968/JBZ van de Raad (PB L 135 van 24.5.2016, blz. 53).
(43) Besluit 2014/415/EU van de Raad van 24 juni 2014 inzake de regeling voor de toepassing van de solidariteitsclausule door de Unie (PB L 192 van 1.7.2014, blz. 53).
(44) Besluit van de Commissie van 30 mei 2016 tot vaststelling van horizontale regels over de oprichting en werking van deskundigengroepen van de Commissie (niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
BIJLAGE I
Deel 1
Criteria voor de selectie van overdraagbare ziekten en gerelateerde bijzondere gezondheidsvraagstukken die onder de dekking van het netwerk voor epidemiologische surveillance moeten vallen
Surveillance door de Unie moet resulteren in informatie voor Unie-acties op het gebied van de volksgezondheid. Meer in het bijzonder moet aan een van de volgende criteria zijn voldaan:
1. |
significante morbiditeit, significante sterfte of nieuwe ziekte (toenemende tendens over een periode vijf jaar) in een aanzienlijk aantal lidstaten; |
2. |
mogelijkheid van grensoverschrijdende uitbraken; |
3. |
pathogeen met een hoge dreiging (overdraagbaarheid en ernst); |
4. |
specifiek gerichte volksgezondheidsprogramma's op nationaal of Unieniveau die monitoring en evaluatie vereisen; |
5. |
surveillance door de Unie biedt een meerwaarde voor nationale surveillancesystemen door het verstrekken van andere volksgezondheidsinformatie dan de onder de criteria 1 tot en met 4 bedoelde informatie. |
Deel 2
Criteria die voor de definitie en indeling van gevallen moeten worden gebruikt:
1. |
klinische criteria; |
2. |
laboratoriumcriteria; |
3. |
epidemiologische criteria. |
Indeling van gevallen:
1. |
mogelijk geval; |
2. |
waarschijnlijk geval; |
3. |
bevestigd geval. |
Deel 3
Procedures voor het beheer van het netwerk voor epidemiologische surveillance
De procedures van het netwerk voor epidemiologische surveillance hebben minstens betrekking op de volgende punten:
1. |
lidmaatschap en benoeming; |
2. |
mandaat (met beschrijving van de verantwoordelijkheden van de nationale vertegenwoordigers en het ECDC-secretariaat van het netwerk, met inbegrip van rollen en taken); |
3. |
administratieve werkprocedures, bijvoorbeeld met betrekking tot het bijeenroepen van vergaderingen en besluitvorming, en technische werkprocedures, bijvoorbeeld met betrekking tot mechanismen, instrumenten en platforms voor gegevensrapportage, gegevensanalyse en verspreiding van gegevens, en |
4. |
mechanisme voor periodieke evaluatie/herziening van administratieve en technische werkprocedures. |
BIJLAGE II
Concordantietabel
Besluit nr. 1082/2013/EU |
Deze verordening |
Artikel 1 |
Artikel 1 |
Artikel 2 |
Artikel 2 |
Artikel 3 |
Artikel 3 |
Artikel 4, lid 1 |
Artikel 6 |
Artikel 4, lid 2 |
Artikel 7 |
Artikel 5 |
Artikel 12 |
Artikel 6 |
Artikel 13 |
Artikel 7 |
Artikel 17 |
Artikel 8 |
Artikel 18 |
Artikel 9 |
Artikel 19 |
Artikel 10 |
Artikel 20 |
Artikel 11 |
Artikel 21 |
Artikel 12 |
Artikel 23, leden 1, 3 en 4 |
Artikel 13 |
Artikel 25 |
Artikel 14 |
Artikel 23, lid 2 |
Artikel 15 |
– |
Artikel 16, lid 1 |
Artikel 27 |
Artikel 16, leden 2 tot en met 8 |
Artikel 28 |
Artikel 17 |
Artikel 4 |
Artikel 18 |
Artikel 29 |
Artikel 19 |
Artikel 33 |
Artikel 20 |
Artikel 34 |
Artikel 21 |
Artikel 35 |
Artikel 22 |
– |
Bijlage |
Bijlage I |
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
6.12.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 314/64 |
VERORDENING (EU) 2022/2372 VAN DE RAAD
van 24 oktober 2022
betreffende een kader van maatregelen ter waarborging van de levering van in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen in geval van een noodsituatie op het gebied van de volksgezondheid op Unieniveau
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 122, lid 1,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De ad-hocmaatregelen die de Commissie heeft genomen om de verspreiding van COVID-19 te beperken, waren responsmaatregelen, en de Unie was onvoldoende voorbereid om de efficiënte ontwikkeling, productie, aanbesteding en verdeling van in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen te waarborgen, voornamelijk in de vroege fase van de COVID-19-pandemie. De pandemie heeft ook aangetoond dat er geen toereikend overzicht van de onderzoeksactiviteiten en productiecapaciteiten is en dat er zwakke schakels in de wereldwijde toeleveringsketens zijn. |
(2) |
Uit de opgedane ervaring is gebleken dat er een kader van maatregelen moet komen voor het waarborgen van de levering van in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen in geval van een noodsituatie op het gebied van de volksgezondheid, zodat de Unie, indien dat in het licht van de economische situatie passend is, de maatregelen kan nemen die nodig zijn om de toereikende en tijdige beschikbaarheid en levering van dergelijke medische tegenmaatregelen te waarborgen. Daartoe beoogt deze verordening een instrument van economisch beleid vast te stellen dat van fundamenteel belang is om de negatieve economische gevolgen van gezondheidscrises, zoals negatieve groei, werkloosheid, marktverstoringen, versnippering van de interne markt en belemmeringen voor snelle productie — gevolgen die op grote schaal speelden tijdens de COVID-19-pandemie — te voorkomen en de economische stabiliteit van de Unie en haar lidstaten te waarborgen. |
(3) |
Indien op Unieniveau een noodsituatie op het gebied van de volksgezondheid wordt erkend, moet de Raad, op voorstel van de Commissie op grond van artikel 122, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) kunnen besluiten het kader van maatregelen te activeren, voor zover die maatregelen in het licht van de economische situatie passend zijn, rekening houdend met de noodzaak om een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid te waarborgen overeenkomstig artikel 9 VWEU en rekening houdend met mogelijke risico’s van de wereldwijde verstoring van de levering van in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen die gevolgen kunnen hebben voor de gezondheidsstelsels van de lidstaten. In het voorstel van de Commissie moeten de beweegredenen en de noodzaak worden uitgelegd van de voorgestelde activering van een noodkader van maatregelen voor het waarborgen van de levering van in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen in geval van een noodsituatie op het gebied van de volksgezondheid, zoals vastgesteld door deze Verordening (“het noodkader”), alsook van elke voorgestelde maatregel, en moet voor elk van de voorgestelde maatregelen ook een analyse van de verwachte impact, subsidiariteit, evenredigheid en financiële gevolgen worden opgenomen. Het gebruik van maatregelen van het noodkader moet tot een periode van maximaal zes maanden worden beperkt. Het moet mogelijk zijn het gebruik van dergelijke maatregelen te verlengen indien de situatie dat vereist. Bij de uitvoering van dergelijke maatregelen moeten de verantwoordelijkheden van de lidstaten met betrekking tot de organisatie en verstrekking van gezondheidsdiensten en geneeskundige verzorging geëerbiedigd worden, met inbegrip van de allocatie van middelen op nationaal niveau, als bedoeld in artikel 168, lid 7, VWEU. |
(4) |
Het noodkader moet onder andere bestaan uit de oprichting van een Raad voor gezondheidscrises die de inspanningen op het gebied van in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen op Unieniveau coördineert. Dat is van bijzonder belang gezien de verdeling van de verantwoordelijkheden tussen het Unieniveau en het nationale niveau. Ter ondersteuning van de Raad voor gezondheidscrises moet de Commissie, op eigen initiatief of op voorstel van de Raad voor gezondheidscrises, subgroepen of ad-hocwerkgroepen kunnen oprichten, alsook, indien nodig, voor industriële aspecten. Om ervoor te zorgen dat de lidstaten effectief en systematisch bij de besluiten ter uitvoering van deze verordening betrokken worden, moeten regels voor de beraadslagingen van de Raad voor gezondheidscrises vastgesteld worden. De leden van de Raad voor gezondheidscrises moeten bij hun beraadslagingen alles in het werk stellen om tot een consensus te komen. Indien geen consensus bereikt kan worden, en teneinde over een soepel overlegmechanisme te beschikken, moet de Raad voor gezondheidscrises beslissen met een tweederdemeerderheid, waarbij elke lidstaat over één stem beschikt. Bovendien is het voor de doeltreffende werking en snelle besluitvorming van de Raad voor gezondheidscrises nuttig dat hij ondersteund wordt door de paraatheids- en responsplanning van de bij een besluit van de Commissie (1) van 16 september 2021 opgerichte Autoriteit voor paraatheid en respons inzake noodsituaties op gezondheidsgebied (Health Emergency Preparedness and Response Authority — HERA). Die paraatheids- en responsplanning dienen te voorzien in een beoordeling met het oog op de activering van maatregelen op grond van deze verordening, procedureregels van de Raad voor gezondheidscrises voor te stellen, ontwerpen van onderhandelingsmandaten en procedureregels voor gezamenlijke aanbestedingen op te stellen, en relevante informatie te verstrekken voor het opstellen van een inventaris van de productie en de productiefaciliteiten van in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen. De betrokkenheid van de lidstaten moet ook bijdragen tot de noodzakelijke coördinatie tussen de uitvoering van deze verordening en de activiteiten van de HERA. De Raad voor gezondheidscrises moet waar passend ook met de raad van bestuur van de HERA als bedoeld in het besluit van de Commissie van 16 september 2021, kunnen coördineren. |
(5) |
De lidstaten en de Commissie moeten hun vertegenwoordiger en plaatsvervangend vertegenwoordiger in de Raad voor gezondheidscrises benoemen. |
(6) |
De Commissie moet zorgen voor een lijst van in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen en grondstoffen en voor de monitoring van de vraag naar en het aanbod van dergelijke medische tegenmaatregelen en grondstoffen. Dat moet leiden tot een uitgebreid overzicht van de noodzakelijke, in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen en van de capaciteit van de Unie om aan die behoefte te voldoen en om de relevante besluitvorming tijdens noodsituaties op het gebied van de volksgezondheid te sturen. |
(7) |
Gezien het mandaat van het Europees Geneesmiddelenbureau (European Medicines Agency — EMA) en de rol ervan bij het monitoren en beperken van potentiële en daadwerkelijke tekorten aan geneesmiddelen, medische hulpmiddelen en medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek, met inbegrip van het opstellen van lijsten van kritieke geneesmiddelen en kritieke medische hulpmiddelen, uit hoofde van Verordening (EU) 2022/123 van het Europees Parlement en de Raad (2), moet gezorgd worden voor nauwe samenwerking en coördinatie tussen de Commissie en het EMA bij de uitvoering van de in deze verordening vastgestelde maatregelen. Bij de uitvoering van de in de artikelen 7 tot en met 13 van deze verordening vermelde taken, moet de Commissie, met inbegrip van de HERA, de verantwoordelijkheden van het EMA volledig eerbiedigen. Een vertegenwoordiger van de uitvoerende stuurgroep voor medische hulpmiddelen zoals opgericht bij artikel 21 van Verordening (EU) 2022/123, een vertegenwoordiger van de taskforce voor noodsituaties zoals opgericht bij artikel 15 van die verordening, en een vertegenwoordiger van de uitvoerende stuurgroep inzake tekorten aan geneesmiddelen en de veiligheid ervan, zoals opgericht bij artikel 3 van die verordening, moeten als waarnemers in de Raad voor gezondheidscrises uitgenodigd worden. Dat moet een aanvulling vormen op de vlotte overdracht van gegevens en informatie tijdens noodsituaties op het gebied van de volksgezondheid op Unieniveau, onder meer via geïntegreerde IT-systemen. |
(8) |
Wat de monitoring van de vraag naar en het aanbod van medische tegenmaatregelen in de derde landen betreft, moet de Commissie een dialoog met haar tegenhangers aldaar onderhouden om de internationale samenwerking te bevorderen. |
(9) |
Voor de maatregelen moet ook rekening worden gehouden met de structuren en mechanismen die zijn ingesteld bij de handelingen van de Unie inzake ernstige grensoverschrijdende bedreigingen van de gezondheid, namelijk Verordening (EU) 2022/2371 van het Europees Parlement en de Raad (3), en inzake het uitgebreide mandaat van het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (European Centre for Disease Prevention and Control — ECDC) zoals vastgesteld bij Verordening (EU) 2022/2370 van het Europees Parlement en de Raad (4), om coördinatie van de respons binnen het Gezondheidsbeveiligingscomité en het Raadgevend Comité inzake noodsituaties op het gebied van de volksgezondheid te waarborgen, zoals vastgesteld bij respectievelijk artikel 4 en artikel 24 van Verordening (EU) 2022/2371, rekening houdend met de inbreng van het ECDC inzake epidemiologische surveillance en monitoring. De directeur van het ECDC en een vertegenwoordiger van het Raadgevend Comité inzake noodsituaties op het gebied van de volksgezondheid moeten worden uitgenodigd om de vergaderingen van de Raad voor gezondheidscrises bij te wonen. Een lid van het Gezondheidsbeveiligingscomité moet eveneens worden uitgenodigd, als waarnemer, in de Raad voor gezondheidscrises. |
(10) |
Er moet worden gezorgd voor efficiënte aanbestedingsprocedures voor in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen en grondstoffen. In dat verband kan de Commissie als centrale aankoopinstantie optreden voor de deelnemende lidstaten, volgens de regels en procedures die zijn vastgelegd in Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (5), en waar passend, in Verordening (EU) 2016/369 van de Raad (6), alsook voor gezamenlijke aanbestedingsprocedures als bedoeld in artikel 12 van Verordening (EU) 2022/2371. Om in crisistijden snel en efficiënt aanbesteden mogelijk te maken, kunnen procedurele vereenvoudigingen nodig zijn. Op basis van de geleerde lessen uit de ervaring met aanbestedingen tijdens de COVID-19-pandemie moet er voorts voor worden gezorgd dat de lidstaten beter worden betrokken bij de voorbereiding en gunning van contracten. Overeenkomsten tussen de Commissie en de lidstaten moeten ervoor zorgen dat alle lidstaten gelijke en tijdige toegang hebben tot alle informatie en dat terdege rekening wordt gehouden met hun behoeften. Aanbestedingen voor in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen die uit hoofde van deze verordening worden uitgevoerd, kunnen al dan niet exclusief zijn, afhankelijk van de instemming van de deelnemende lidstaten met dergelijke beperkingen. |
(11) |
Op basis van de behoeften van de lidstaten, zoals geadviseerd door de Raad voor gezondheidscrises, moet de Commissie trachten ervoor te zorgen dat alle in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen die in het kader van deze verordening worden aanbesteed of ontwikkeld, voldoen aan de toepasselijke regelgevingsvereisten van de Unie- en, indien van toepassing, de toepasselijke nationale regelgevingsvereisten, en tegelijkertijd afwijkingen of andere nationale vrijstellingen toestaan, naargelang het geval. |
(12) |
Die aanbestedingsprocedures kunnen worden ondersteund door alle noodzakelijke voorbereidende stappen, waaronder bezoeken aan de productiefaciliteiten van in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen. Dat moet de tijdige aanbesteding en aankoop van in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen in de hele Unie mogelijk maken en de toegankelijkheid in de lidstaten bevorderen, met als hoofddoel ervoor te zorgen dat de in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen zo snel mogelijk en op billijke wijze, in de door elke lidstaat benodigde hoeveelheid en met alle nodige garanties worden geleverd en verdeeld. Op het moment van aankoop moet reeds contractueel rekening worden gehouden met de mogelijkheid van hertoewijzing, herverdeling, wederverkoop, leen en donaties. |
(13) |
In de gevallen die onder deze verordening vallen, kunnen de onmiddellijke gunning en uitvoering van de opdrachten die voortvloeien uit aanbestedingsprocedures die voor de toepassing van deze verordening worden uitgevoerd, gerechtvaardigd zijn gezien de uiterst urgente aard van de gezondheidscrisis en de daaruit voortvloeiende economische moeilijkheden. Het kan ook nodig zijn om wijzigingen aan de contracten aan te brengen die strikt noodzakelijk zijn om die aan te kunnen passen aan de ontwikkeling van de noodsituatie op het gebied van de volksgezondheid, alsook om aanbestedende diensten toe te voegen tijdens de uitvoering van de opdracht. Voor dat specifieke doel moet er worden voorzien in afwijkingen op een aantal specifieke bepalingen van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046, die duidelijk moeten worden vermeld door de aanbestedende dienst. Aangezien die afwijkingen worden ingevoerd met het oog op de toepassing van het noodkader, moeten zij tijdelijk zijn en uitsluitend gelden voor de periode waarin de in artikel 8 van deze verordening bedoelde maatregel wordt geactiveerd. |
(14) |
Tijdens een noodsituatie op het gebied van de volksgezondheid op Unieniveau kan de vraag naar in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen het aanbod overstijgen. In een dergelijke situatie is het van essentieel belang dat de productie van in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen snel kan worden opgevoerd en moet de Commissie, onder meer in het kader van het netwerk van voortdurend beschikbare productiecapaciteit voor de fabricage van vaccins en geneesmiddelen (“EU-FAB”), derhalve worden belast met het activeren van de nodige productiecapaciteiten van de Unie voor in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen bij een toenemende vraag, met inbegrip van het waarborgen van veerkrachtige toeleveringsketens voor de benodigde grondstoffen en aanvullende benodigdheden. Zoals vermeld in de mededeling van de Commissie van 17 februari 2021, met als titel “HERA Incubator: samen anticiperen op de dreiging van COVID-19-varianten”, is een “EU-FAB”-project een netwerk van voortdurend beschikbare productiecapaciteiten voor vaccins en geneesmiddelen op het Europese niveau, voor één en/of meerdere gebruikers en voor één of meer technologieën. |
(15) |
Op het niveau van de Unie moeten doeltreffende mechanismen worden uitgewerkt en overeengekomen om te zorgen voor herverdeling indien de snelle toename van de productie leidt tot een situatie waarbij het aanbod de vraag overstijgt. |
(16) |
Er zijn passende instrumenten op het gebied van intellectuele eigendom nodig om het risico te beperken dat de ontwikkeling of de levering van in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen tijdens een noodsituatie op het gebied van de volksgezondheid wordt stopgezet, vooral wanneer overheidsinstanties financiële steun hebben verleend voor de ontwikkeling en de productie van dergelijke medische tegenmaatregelen. Daarom moet de Commissie kunnen eisen dat intellectuele-eigendomsrechten en knowhow met betrekking tot dergelijke medische tegenmaatregelen, in gerechtvaardigde uitzonderlijke gevallen en als vangnet en stimulans, onder eerlijke en redelijke voorwaarden in licentie worden gegeven, wanneer de Commissie de ontwikkeling en de productie ervan heeft gefinancierd. Bij het bevorderen van het in licentie geven van intellectuele-eigendomsrechten en knowhow met betrekking tot dergelijke medische tegenmaatregelen, moet de Commissie rekening houden met de voorschotfinanciering door de Union of door de lidstaten van de ontwikkeling en de productie van dergelijke medische tegenmaatregelen. |
(17) |
De activering van plannen voor noodonderzoek en -innovatie, de herbestemming van geneesmiddelen en de activering van netwerken voor klinische proeven, en de uitvoering van klinische proeven moeten gewaarborgd worden om vertragingen in de ontwikkelingsfase van in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen te beperken. Voor onderzoeks- en innovatieactiviteiten moet zowel een beroep gedaan kunnen worden op Europese digitale infrastructuren als op de platforms die onder de Europese openwetenschapscloud zijn ondergebracht en andere toegankelijke digitale platforms van de EU, om voor een snelle analyse toegang tot (werkelijke) gegevens te krijgen. Daarvoor, alsook voor regelgevingsaspecten met betrekking tot de verlening van vergunningen voor geneesmiddelen, waaronder voor de vestiging van nieuwe productielocaties voor toegelaten geneesmiddelen, en om de aanvaardbaarheid van klinische proeven en het daaruit voortvloeiende bewijsmateriaal voor de verlening van vergunningen voor nieuwe of herbestemde geneesmiddelen te waarborgen, moet de Commissie nauw samenwerken met het ECDC en met het EMA, als agentschap dat verantwoordelijk is voor wetenschappelijk advies en wetenschappelijke beoordeling van nieuwe en herbestemde geneesmiddelen. Noodonderzoek kan ook diagnostische paraatheid omvatten. Dat moet ervoor zorgen dat in noodsituaties op het gebied van de volksgezondheid belangrijke actoren en relevante infrastructuur onmiddellijk operationeel zijn, waardoor eventuele vertragingen worden beperkt. |
(18) |
Tijdens een noodsituatie op het gebied van de volksgezondheid vormen gedetailleerde overzichten van de al beschikbare en op korte termijn beschikbare productiecapaciteiten van de Unie voor in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen een integrerend onderdeel van het beheer van vraag en aanbod. Daarom moet een inventaris van de productie, en van productiefaciliteiten, van in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen worden opgesteld en regelmatig worden bijgewerkt op basis van de informatie die de betrokken marktdeelnemers verplicht moeten doorgeven. |
(19) |
Tekorten aan grondstoffen, verbruiksgoederen, medische hulpmiddelen, uitrusting of infrastructuur kunnen gevolgen hebben voor de productie van in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen. De inventaris moet bij vastgestelde of dreigende bevoorradingsproblemen ook die elementen omvatten. Dat vormt een aanvulling op de gedetailleerde overzichten van de al beschikbare en op korte termijn beschikbare productiecapaciteiten van de Unie en zorgt ervoor dat rekening gehouden kan worden met bevoorradingskwesties die gevolgen kunnen hebben voor de productiecapaciteit, en dat de vraag naar en het aanbod van in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen op Unieniveau beter beheerd kunnen worden. |
(20) |
Op basis van de gedetailleerde overzichten van de productiecapaciteiten, grondstoffen, verbruiksgoederen, medische hulpmiddelen, uitrusting en infrastructuur kan het duidelijk worden dat verdere maatregelen nodig zijn om de toeleveringsketens en de productiecapaciteiten te versterken. Indien de markt niet voor een toereikende levering van de nodige in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen zorgt of kan zorgen, moet de Commissie op die gebieden maatregelen kunnen nemen om de beschikbaarheid en toegankelijkheid van in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen en grondstoffen te verhogen. |
(21) |
Verordening (EU) 2016/369 voorziet in een flexibel kader voor financiële noodhulp. Die verordening biedt de mogelijkheid om buiten de bestaande uitgavenprogramma’s steun te verlenen. Een dergelijk instrument moet beschikbaar worden indien op Unieniveau een noodsituatie op het gebied van de volksgezondheid wordt erkend, voor zover dat in het licht van de economische situatie passend is, rekening houdend met de noodzaak om een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid te waarborgen. Noodfinanciering moet worden verstrekt door het instrument voor noodhulp, in overeenstemming met de passende begrotingsprocedures. |
(22) |
Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (7). De Commissie moet onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vaststellen wanneer dat in naar behoren gerechtvaardigde gevallen in verband met een noodsituatie op het gebied van de volksgezondheid, om dwingende redenen van urgentie vereist is. |
(23) |
Indien voor de op grond van deze verordening uit te voeren activiteiten persoonsgegevens verwerkt moeten worden, moet die verwerking de relevante Uniewetgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens naleven, namelijk Verordeningen (EU) 2016/679 (8) en (EU) 2018/1725 (9) van het Europees Parlement en de Raad. |
(24) |
De uitvoering van het noodkader moet door de Commissie geëvalueerd worden. Bij die evaluatie moeten de crisisactiviteiten van de HERA samen met haar paraatheidsactiviteiten beschouwd worden. Ook moet er aandacht zijn voor relevante lessen, uit zowel de voorbereidings- als de crisismodus, en voor de noodzaak om een afzonderlijke entiteit, zoals een agentschap, op te richten. |
(25) |
Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk de vaststelling van een kader van maatregelen ter waarborging van de levering van in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen in geval van een noodsituatie op het gebied van de volksgezondheid op Unieniveau, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen van de maatregelen die nodig zijn om de toereikende en tijdige beschikbaarheid en levering van dergelijke medische tegenmaatregelen in de lidstaten, beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, een kader van maatregelen vaststellen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Onderwerp en toepassingsgebied
1. Bij deze verordening wordt een kader van maatregelen vastgesteld ter waarborging van de levering van in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen in geval van een noodsituatie op het gebied van de volksgezondheid (“het noodkader”).
2. Het noodkader omvat:
a) |
de oprichting van een Raad voor gezondheidscrises; |
b) |
de monitoring, aanbesteding en aankoop van in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen en grondstoffen; |
c) |
de activering van plannen voor noodonderzoek en -innovatie, met inbegrip van het gebruik van Uniebrede netwerken voor klinische proeven en platforms voor het uitwisselen van gegevens; |
d) |
Unie-noodfinanciering, onder meer in het kader van Verordening (EU) 2016/369; |
e) |
maatregelen betreffende de productie, beschikbaarheid en levering van in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen, met inbegrip van het opstellen van een inventaris van de productie en de productiefaciliteiten van in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen, en, waar passend, van in een crisissituatie relevante grondstoffen, verbruiksgoederen, medische hulpmiddelen, uitrusting en infrastructuur, met inbegrip van maatregelen die erop gericht zijn de productie ervan in de Unie te verhogen. |
3. Het noodkader kan alleen worden geactiveerd voor zover dat in het licht van de economische situatie passend is, rekening houdend met de noodzaak om een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid te waarborgen.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
1) |
“monitoring”: monitoring zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 6), van Verordening (EU) 2022/2371; |
2) |
“noodsituatie op het gebied van de volksgezondheid”: een noodsituatie op het gebied van de volksgezondheid op Unieniveau, zoals erkend door de Commissie overeenkomstig artikel 23 van Verordening (EU) 2022/2371; |
3) |
“medische tegenmaatregelen”: medische tegenmaatregelen in de zin van artikel 3, punt 10), van Verordening (EU) 2022/2371, met inbegrip van persoonlijke beschermingsmiddelen en stoffen van menselijke oorsprong; |
4) |
“grondstoffen”: de materialen die nodig zijn om de vereiste hoeveelheden in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen te produceren; |
5) |
“werkelijke gegevens”: gegevens over de gezondheidstoestand van patiënten of de verstrekking van gezondheidszorg uit andere bronnen dan klinische proeven. |
Artikel 3
Activering van het noodkader
1. In geval van de erkenning van een noodsituatie op het gebied van de volksgezondheid kan de Raad, na een voorstel van de Commissie, een verordening vaststellen om het noodkader te activeren, voor zover dat in het licht van de economische situatie passend is, rekening houdend met de noodzaak om een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid te waarborgen.
2. Indien de Raad een of meer van de in de artikelen 7 tot en met 13 genoemde maatregelen activeert, is artikel 5 van toepassing.
3. De Raad bepaalt in de verordening tot activering van het noodkader welke van de in de artikelen 7 tot en met 13 genoemde maatregelen in het licht van de economische situatie passend zijn, rekening houdend met de noodzaak om een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid te waarborgen, en derhalve geactiveerd moeten worden.
4. Het noodkader wordt geactiveerd voor een periode van maximaal zes maanden. Die periode kan overeenkomstig de procedure van artikel 4 verlengd worden.
5. De verordening tot activering van het noodkader doet geen afbreuk aan Besluit nr. 1313/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad (10) en de algemene coördinerende rol van het Coördinatiecentrum voor respons in noodsituaties in het kader van het Uniemechanisme voor civiele bescherming, beide ingesteld bij dat besluit, noch aan de politieke-coördinatierol van de geïntegreerde regeling politieke crisisrespons (Integrated Political Crisis Response — IPCR), vastgesteld uit hoofde van Besluit 2014/415/EU van de Raad (11).
Artikel 4
Verlenging, deactivering en afloop van de periode waarvoor het noodkader geactiveerd is
1. Uiterlijk drie weken vóór afloop van de periode waarvoor het noodkader geactiveerd is, dient de Commissie bij de Raad een in overleg met de Raad voor gezondheidscrises opgesteld verslag in waarin zij beoordeelt of die periode moet worden verlengd. In het verslag analyseert de Commissie met name de volksgezondheidssituatie en de economische gevolgen van de volksgezondheidscrisis in de Unie als geheel en in de lidstaten, alsook de impact van de eerder uit hoofde van deze verordening geactiveerde maatregelen.
2. Indien uit de in lid 1 bedoelde beoordeling blijkt dat het passend is de periode waarvoor het noodkader geactiveerd is, te verlengen, kan de Commissie bij de Raad een voorstel tot verlenging indienen waarin aangegeven wordt welke van de maatregelen geschikt zijn om te verlengen. De verlenging mag maximaal zes maanden bedragen. De Raad kan herhaaldelijk besluiten de periode waarvoor het noodkader geactiveerd is, te verlengen wanneer dat gelet op de economische situatie passend is, rekening houdend met de noodzaak om een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid te waarborgen.
3. De Commissie kan de Raad voorstellen een verordening vast te stellen tot activering van aanvullende maatregelen of tot deactivering van in de artikelen 7 tot en met 13 genoemde geactiveerde maatregelen, naast de maatregelen die zij reeds heeft geactiveerd, indien dat gelet op de economische situatie passend is, rekening houdend met de noodzaak om een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid te waarborgen.
4. Na afloop van de periode waarvoor het noodkader geactiveerd is, zijn de overeenkomstig de artikelen 7 tot en met 13 genomen maatregelen niet langer van toepassing.
5. De in de artikelen 7 tot en met 13 genoemde maatregelen worden automatisch gedeactiveerd indien de noodsituatie op het gebied van de volksgezondheid beëindigd is overeenkomstig artikel 23, lid 2, van Verordening (EU) 2022/2371.
Artikel 5
De Raad voor gezondheidscrises
1. Indien de Raad een of meer van de in de artikelen 7 tot en met 13 genoemde maatregelen overeenkomstig artikel 3 activeert, wordt de Raad voor gezondheidscrises opgericht, die zorgt voor de coördinatie van het optreden van de Raad, de Commissie, de betrokken instellingen, organen en instanties van de Unie, en de lidstaten, teneinde de levering van in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen en de toegang daartoe te waarborgen.
De Raad voor gezondheidscrises helpt en begeleidt de Commissie bij de voorbereiding en uitvoering van op grond van de artikelen 7 tot en met 13 te nemen maatregelen. Daartoe blijft de Commissie voortdurend informatie verstrekken aan de Raad voor gezondheidscrises over geplande of getroffen maatregelen.
2. De Raad voor gezondheidscrises houdt op actief te zijn wanneer alle in de artikelen 7 tot en met 13 genoemde maatregelen gedeactiveerd zijn of aflopen.
3. De Raad voor gezondheidscrises bestaat uit de Commissie en één vertegenwoordiger van elke lidstaat. Elke lidstaat benoemt zijn vertegenwoordiger en plaatsvervangend vertegenwoordiger. Het secretariaat van de Raad voor gezondheidscrises wordt verzorgd door de Commissie.
4. De Raad voor gezondheidscrises wordt gezamenlijk voorgezeten door de Commissie en de lidstaat die het roulerende voorzitterschap van de Raad bekleedt.
De Raad voor gezondheidscrises zorgt voor de deelname, als waarnemer, van alle relevante instellingen, organen en instanties van de Unie, waaronder het Europees Geneesmiddelenbureau (European Medicines Agency — EMA), het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (European Centre for Disease Prevention and Control — ECDC) en het Raadgevend Comité inzake noodsituaties op het gebied van de volksgezondheid. De Raad voor gezondheidscrises nodigt een vertegenwoordiger van het Europees Parlement en een vertegenwoordiger van een lidstaat van het Gezondheidsbeveiligingscomité en, indien relevant en overeenkomstig het reglement van orde van de Raad voor gezondheidscrises, een vertegenwoordiger van de Wereldgezondheidsorganisatie (World Health Organization — WHO) uit als waarnemer.
5. De Raad voor gezondheidscrises zorgt voor coördinatie en informatie-uitwisseling met de structuren die zijn opgericht uit hoofde van:
a) |
Verordening (EU) 2022/123 tijdens de noodsituatie op het gebied van de volksgezondheid, voor wat geneesmiddelen en medische hulpmiddelen betreft; |
b) |
Verordening (EG) nr. 851/2004 van het Europees Parlement en de Raad (12) tijdens de noodsituatie op het gebied van de volksgezondheid; |
c) |
Verordening (EU) 2022/2371, met name met het Gezondheidsbeveiligingscomité en het Raadgevend Comité inzake noodsituaties op het gebied van de volksgezondheid; |
d) |
Besluit nr. 1313/2013/EU, en met name met het Coördinatiecentrum voor respons in noodsituaties, om operationele leemten in de toegang tot in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen en grondstoffen te vullen en, waar nodig, overeenkomstige monitoring- en coördinatietaken ter plaatse uit te voeren. |
6. De Raad voor gezondheidscrises zorgt voor informatie-uitwisseling met de IPCR.
7. De medevoorzitters van de Raad voor gezondheidscrises kunnen voor een bepaald agendapunt deskundigen met specifieke deskundigheid uitnodigen om op ad-hocbasis, als waarnemer, deel te nemen aan de werkzaamheden van de Raad voor gezondheidscrises of subgroepen daarvan. Dergelijke deskundigen kunnen vertegenwoordigers van de instellingen, organen of instanties van de Unie zijn, alsook vertegenwoordigers van nationale autoriteiten, met inbegrip van centrale aankoopinstanties en gezondheidszorgorganisaties en -verenigingen, vertegenwoordigers van internationale organisaties zoals de WHO, de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (Food and Agriculture Organization — FAO) en de Wereldorganisatie voor dierengezondheid (World Organisation for Animal Health — WOAH), alsook deskundigen uit de particuliere sector en van andere belanghebbenden.
8. De Raad voor gezondheidscrises vergadert telkens wanneer de situatie dat vereist, op verzoek van de Commissie of van een lidstaat.
9. Bij de voorbereiding en uitvoering van de in de artikelen 7 tot en met 13 genoemde maatregelen handelt de Commissie in nauwe samenwerking met de Raad voor gezondheidscrises. Waar mogelijk raadpleegt de Commissie met name de Raad voor gezondheidscrises tijdig alvorens actie te ondernemen en houdt ze zo veel mogelijk rekening met het resultaat van de beraadslagingen in de Raad voor gezondheidscrises. De Commissie brengt aan de Raad voor gezondheidscrises verslag uit over de genomen maatregelen.
10. De Raad voor gezondheidscrises kan op verzoek van de Commissie of op eigen initiatief advies uitbrengen. Indien de Commissie het advies van de Raad voor gezondheidscrises niet volgt, licht zij de redenen voor haar optreden toe aan de Raad voor gezondheidscrises, onverminderd het initiatiefrecht van de Commissie.
11. Voor zover mogelijk beraadslaagt de Raad voor gezondheidscrises bij consensus. Indien er geen consensus kan worden bereikt, beraadslaagt de Raad voor gezondheidscrises bij tweederdemeerderheid van de vertegenwoordigers van de lidstaten. Elke lidstaat heeft één stem.
De Raad voor gezondheidscrises stelt zijn reglement van orde vast op basis van een voorstel van de Commissie. Het reglement van orde bepaalt wanneer waarnemers worden uitgenodigd, en wanneer ze niet worden uitgenodigd, om deel te nemen aan de beraadslagingen van de Raad voor gezondheidscrises en hoe er met potentiële belangenconflicten moet worden omgegaan.
12. Teneinde de Raad voor gezondheidscrises te ondersteunen bij zijn werkzaamheden, kan de Commissie op eigen initiatief of op voorstel van de Raad voor gezondheidscrises ad hoc werkgroepen oprichten om specifieke vraagstukken te onderzoeken op basis van de in lid 1 bedoelde taken. De werkgroepen beraadslagen overeenkomstig de regels van lid 11. De lidstaten wijzen deskundigen voor de werkgroepen aan.
13. De Commissie zorgt voor transparantie en biedt alle vertegenwoordigers van de lidstaten gelijke toegang tot informatie, zodat het besluitvormingsproces de situatie en de behoeften van alle lidstaten weerspiegelt.
Artikel 6
Belangenverklaring
1. De leden van de Raad voor gezondheidscrises verbinden zich ertoe in het algemeen belang te handelen.
2. De leden van de Raad voor gezondheidscrises, alsook de waarnemers en externe deskundigen die aan de vergaderingen deelnemen, leggen een verbintenisverklaring af evenals een verklaring omtrent hun belangen waarin zij hetzij verklaren dat zij geen belangen hebben die mogelijk afbreuk doen aan hun onafhankelijkheid, hetzij al hun directe en indirecte belangen vermelden die mogelijk afbreuk doen aan hun onafhankelijkheid. Die verklaringen worden schriftelijk afgelegd bij de oprichting van de Raad voor gezondheidscrises en tijdens elke vergadering zodat opgave wordt gedaan van belangen die mogelijk afbreuk doen aan hun onafhankelijkheid met betrekking tot elk punt op de agenda. Indien er sprake is van belangen die mogelijk afbreuk doen aan hun onafhankelijkheid met betrekking tot een agendapunt, worden de betrokken personen van de desbetreffende beraadslagingen en besluiten uitgesloten.
Artikel 7
Mechanisme voor de monitoring van in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen
1. Bij activering van deze maatregel stelt de Commissie, na het advies van de Raad voor gezondheidscrises te hebben ingewonnen, door middel van uitvoeringshandelingen een lijst op van in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen en grondstoffen, alsook een model voor het monitoren van vraag en aanbod, met inbegrip van productiecapaciteiten, voorraden, mogelijke kritieke aspecten of het risico op verstoring van de toeleveringsketens, en aankoopovereenkomsten, en werkt ze die lijst regelmatig bij.
Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 14, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure en, om naar behoren gemotiveerde dwingende redenen van urgentie, volgens de in artikel 14, lid 3, bedoelde procedure voor onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen.
2. De in lid 1 bedoelde lijst bevat een selectie van specifieke in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen en grondstoffen ter voorbereiding van de overeenkomstig dit artikel en de artikelen 8 tot en met 13 te nemen maatregelen, rekening houdend met de informatie die is verkregen op grond van:
a) |
Verordening (EU) 2022/123, en met name de artikelen 3 tot en met 14 en de artikelen 21 tot en met 30 daarvan, betreffende de monitoring en beperking van tekorten aan geneesmiddelen en medische hulpmiddelen die respectievelijk in de lijsten van kritieke geneesmiddelen en in de lijst van in een noodsituatie op het gebied van de volksgezondheid kritieke medische hulpmiddelen zijn opgenomen; |
b) |
Verordening (EG) nr. 851/2004, en met name artikel 3, lid 2, punt f), daarvan, betreffende beschikbare gegevens over de capaciteit van de gezondheidszorgstelsels van de lidstaten die nodig is voor het beheer van en de respons op bedreigingen van overdraagbare ziekten. |
3. Onverminderd nationale veiligheidsbelangen verstrekken de lidstaten de Commissie waar passend aanvullende informatie die nog niet is verzameld door de agentschappen van de Unie op basis van het in lid 1 bedoelde model.
4. Onverminderd nationale veiligheidsbelangen en de bescherming van vertrouwelijke bedrijfsinformatie die voortkomt uit door de lidstaten gesloten overeenkomsten, kan een lidstaat die voornemens is op nationaal niveau maatregelen vast te stellen voor de aanbesteding, aankoop of productie van in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen of grondstoffen van de in lid 1 bedoelde lijst, de Raad voor gezondheidscrises daarvan tijdig in kennis stellen.
5. Op verzoek van de Commissie, onder meer namens de Raad voor gezondheidscrises, verstrekt het EMA aan de Commissie informatie over de monitoring van geneesmiddelen en medische hulpmiddelen, met inbegrip van informatie over vraag en aanbod, overeenkomstig artikel 9, lid 2, punten c) en d), en artikel 25, lid 2, punten c) en d), van Verordening (EU) 2022/123.
6. De Commissie verzamelt aanvullende, nog niet door de agentschappen van de Unie verzamelde informatie via een beveiligd IT-systeem en monitort op basis van het in lid 1 bedoelde model alle relevante informatie betreffende de vraag naar en het aanbod van in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen en grondstoffen binnen en buiten de Unie. De Commissie waarborgt de interoperabiliteit van het IT-systeem met de elektronische monitoring- en rapportagesystemen die het EMA op grond van artikel 9, lid 1, punt c), van Verordening (EU) 2022/123 heeft ontwikkeld.
7. De Commissie verstrekt het Europees Parlement en de Raad regelmatig informatie over de resultaten van de monitoring van in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen en grondstoffen.
De Commissie stelt, waar passend met de steun van relevante agentschappen van de Unie, modellen en prognoses met betrekking tot de behoeften aan in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen en grondstoffen ter beschikking van het Europees Parlement, van de Raad en van het Gezondheidsbeveiligingscomité.
De Commissie stelt vervolgens de Raad voor gezondheidscrises in kennis van de monitoring en van de resultaten daarvan.
Artikel 8
Aanbesteding, aankoop en productie van in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen en grondstoffen
1. Bij activering van deze maatregelen adviseert de Raad voor gezondheidscrises de Commissie over het passende mechanisme voor de aankoop van in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen en grondstoffen: ofwel via de activering van bestaande contracten of onderhandelingen over nieuwe contracten, met gebruikmaking van beschikbare instrumenten, zoals artikel 4 van Verordening (EU) 2016/369, ofwel via de gezamenlijke aanbestedingsprocedure als bedoeld in artikel 12 van Verordening (EU) 2022/2371, ofwel via de Europese innovatiepartnerschappen die zijn ingesteld bij Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad (13).
In het bijzonder adviseert de Raad voor gezondheidscrises de Commissie over de noodzaak gebruik te maken van een aankoopmodus waarbij de Commissie optreedt als centrale aankoopinstantie namens de lidstaten, hetzij in combinatie met andere beschikbare instrumenten, hetzij als autonome aanbestedingsprocedure.
2. Waar passend kunnen de lidstaten de Commissie machtigen op te treden als centrale aankoopinstantie om in hun naam in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen en grondstoffen te kopen, onder de in dit artikel vastgelegde voorwaarden.
Het staat de lidstaten vrij deel te nemen aan de aanbestedingsprocedure, onder meer via opt-out-mechanismen en, in naar behoren gemotiveerde gevallen, via opt-in-mechanismen.
De Commissie stelt in nauwe samenwerking met de Raad voor gezondheidscrises het voorstel voor een kaderovereenkomst op die zal worden ondertekend door de lidstaten die zich wensen te laten vertegenwoordigen door de Commissie (“deelnemende lidstaten”), waarbij zij haar machtigen om op te treden als centrale aankoopinstantie voor in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen.
3. De in lid 2 bedoelde kaderovereenkomst bevat procedureregels voor de inleiding en voorbereiding van aanbestedingsprocedures als bedoeld in dit artikel, de praktische regelingen voor vrije deelname van de lidstaten, met inbegrip van de voorwaarden en termijnen voor mogelijke opt-in en opt-out door de lidstaten, de praktische regelingen voor de betrokkenheid van deelnemende lidstaten gedurende het aanbestedingsproces, en toewijzingsprocedures voor aangekochte in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen.
4. Ondersteund door de Raad voor gezondheidscrises, voert de Commissie de aanbestedingsprocedures namens de deelnemende lidstaten uit en sluit zij de daaruit voortvloeiende overeenkomsten met de marktdeelnemers, overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) 2018/1046.
De Commissie informeert de Raad voor gezondheidscrises regelmatig over de voortgang van het aanbestedingsproces en over de inhoud van de onderhandelingen. De Commissie houdt zo veel mogelijk rekening met het advies van de Raad voor gezondheidscrises en met de werkelijke behoeften van de lidstaten. De Commissie mag met name alleen onderhandelingen starten indien voldoende lidstaten daar hun steun voor hebben uitgesproken.
5. Alle deelnemende lidstaten worden bij het aanbestedingsproces betrokken. Daartoe nodigt de Commissie de deelnemende lidstaten uit vertegenwoordigers aan te wijzen om deel te nemen aan de voorbereiding van de aanbestedingsprocedures en aan de onderhandelingen over de aankoopovereenkomsten. De vertegenwoordigers van deelnemende lidstaten hebben de status van bij de aanbestedingsprocedure betrokken deskundigen, overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) 2018/1046.
Indien de Commissie voornemens is een contract te sluiten met een verplichting om in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen aan te kopen, stelt zij de deelnemende lidstaten van dat voornemen en de gedetailleerde voorwaarden in kennis. De deelnemende lidstaten krijgen de gelegenheid hun opmerkingen over de ontwerpcontracten kenbaar te maken, waarna de Commissie die in aanmerking neemt. Indien het opt-out-mechanisme van toepassing is, kunnen de deelnemende lidstaten daarvan gedurende ten minste vijf dagen gebruikmaken.
6. De in lid 2 bedoelde aanbesteding wordt door de Commissie uitgevoerd in overeenstemming met de voorschriften van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 voor haar eigen aanbestedingen. Indien gerechtvaardigd gezien de uiterst urgente aard van de gezondheidscrisis of wanneer dat strikt noodzakelijk is om zich te kunnen aanpassen aan onvoorziene omstandigheden inzake de ontwikkeling van de noodsituatie op het gebied van de volksgezondheid, kunnen de aanbestedingsprocedures als volgt vereenvoudigd worden:
a) |
in afwijking van artikel 137 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 kan worden voorzien in de mogelijkheid om, na de ondertekening van het contract, bewijzen of bewijsstukken inzake uitsluitings- en selectiecriteria over te leggen, op voorwaarde dat vóór de gunning in dat verband een verklaring op erewoord is ingediend; |
b) |
in afwijking van artikel 172, lid 2, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 kan de Commissie het contract zo nodig aanpassen aan de ontwikkeling van de noodsituatie op het gebied van de volksgezondheid; |
c) |
in afwijking van artikel 165 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 kan worden voorzien in de mogelijkheid om, na de ondertekening van het contract, niet in de aanbestedingsstukken vermelde aanbestedende diensten toe te voegen; |
d) |
in afwijking van artikel 172, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 mogen de aanbestedende diensten reeds vanaf de datum waarop ze de ontwerpcontracten in het kader van de aanbesteding voor de toepassing van deze verordening hebben verstuurd, uiterlijk 24 uur na de gunning, verzoeken om de levering van goederen of diensten. |
7. Overeenkomstig de in lid 2 bedoelde kaderovereenkomst kan de Commissie namens alle deelnemende lidstaten en naargelang hun behoeften, de bevoegdheid en verantwoordelijkheid krijgen om met marktdeelnemers, met inbegrip van individuele producenten van in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen, aankoopovereenkomsten te sluiten. Die aankoopovereenkomsten kunnen een vooruitbetalingsmechanisme omvatten voor de productie of de ontwikkeling van dergelijke medische tegenmaatregelen in ruil voor het recht op het resultaat.
Om, namens alle deelnemende lidstaten, aankoopovereenkomsten met marktdeelnemers te sluiten, kunnen vertegenwoordigers van de Commissie of door de Commissie aangewezen deskundigen de faciliteiten waar in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen worden geproduceerd, bezoeken in samenwerking met de betrokken nationale autoriteiten.
8. De Commissie heeft de bevoegdheid en verantwoordelijkheid om de faciliteiten van het netwerk van voortdurend beschikbare productiecapaciteit voor de fabricage van vaccins en geneesmiddelen (EU-FAB) te activeren, teneinde gereserveerde productiecapaciteiten bij een snel toenemende vraag beschikbaar te stellen en bijgevolg de levering van in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen en grondstoffen in de overeengekomen hoeveelheden en in overeenstemming met het tijdschema van de EU-FAB-contracten te waarborgen. Voor die overeengekomen hoeveelheden van in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen voert de Commissie specifieke aanbestedingsprocedures uit.
9. Wanneer de Commissie financiering verstrekt voor de productie en/of ontwikkeling van in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen, heeft de Commissie het recht te eisen dat de intellectuele eigendom en knowhow met betrekking tot dergelijke medische tegenmaatregelen onder eerlijke en redelijke voorwaarden in licentie worden gegeven, indien een marktdeelnemer de ontwikkeling ervan stopzet of de toereikende en tijdige levering ervan overeenkomstig de voorwaarden van de overeenkomst niet kan waarborgen. Verdere voorwaarden en procedures met betrekking tot de uitoefening van dat recht kunnen in specifieke overeenkomsten met marktdeelnemers worden vastgelegd.
10. De uitrol en het gebruik van in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen blijven de bevoegdheid van de deelnemende lidstaten. In gevallen waarin de overeengekomen hoeveelheden hoger liggen dan de vraag, werkt de Commissie op verzoek van de betrokken lidstaten een mechanisme voor hertoewijzing, wederverkoop en donaties uit.
11. De Commissie zorgt ervoor dat de deelnemende lidstaten gelijk worden behandeld bij de uitvoering van de aanbestedingsprocedures en bij de uitvoering van de daaruit voortvloeiende overeenkomsten.
Artikel 9
Noodonderzoeks- en noodinnovatieaspecten van de paraatheids- en responsplannen en het gebruik van netwerken voor klinische proeven en platforms voor het uitwisselen van gegevens
1. Bij activering van deze maatregelen activeren de Commissie en de lidstaten, na raadpleging van de Raad voor gezondheidscrises, de noodonderzoeks- en noodinnovatieaspecten van het in Verordening (EU) 2022/2371 bedoelde preventie-, paraatheids- en responsplan van de Unie.
2. De Commissie ondersteunt de toegang tot relevante gegevens van klinische proeven, maar ook tot werkelijke gegevens. De Commissie bouwt, indien mogelijk, voort op bestaande onderzoeksinitiatieven op het gebied van paraatheid, zoals Uniebrede en internationale netwerken voor klinische proeven, alsook observatiestudies, met inbegrip van strategische cohorten, ondersteund door digitale platforms en infrastructuren, zoals high-performance computing, die het open delen van vindbare, toegankelijke, interoperabele en herbruikbare gegevens mogelijk maken, alsook op de activiteiten van de nationale bevoegde instanties ter ondersteuning van de beschikbaarheid van en de toegang tot gegevens, met inbegrip van gezondheidsgegevens overeenkomstig artikel 15.
3. De Commissie betrekt de bij Verordening (EU) 2022/123 opgerichte EMA-taskforce voor noodsituaties alsook bestaande netwerken zoals het Europees netwerk voor klinische onderzoeksinfrastructuur, bij het opzetten van acties inzake klinische proeven, en waarborgt daarbij de naleving van Verordening (EU) nr. 536/2014 van het Europees Parlement en de Raad (14) en coördinatie met het ECDC.
4. De deelname en bijdrage van de Unie, en die van de lidstaten, aan de noodonderzoeks- en noodinnovatieaspecten van het preventie-, paraatheids- en responsplan van de Unie zijn in overeenstemming met de regels en procedures van de programma’s van het meerjarig financieel kader.
Artikel 10
Inventaris van de productie en de productiefaciliteiten van in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen
1. Bij activering van deze maatregel kan de Commissie, door middel van uitvoeringshandelingen, een inventaris opstellen van de productie en de productiefaciliteiten van in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen, alsook een model voor het monitoren van productiecapaciteit en voorraden, en werkt ze die regelmatig bij.
Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 14, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure en, om naar behoren gemotiveerde dwingende redenen van urgentie, volgens de in artikel 14, lid 3, bedoelde procedure voor onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vastgesteld.
2. De Commissie kan, met behulp van het in lid 1 bedoelde model, de producenten van in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen verzoeken de Commissie binnen vijf dagen in kennis te stellen van de werkelijke totale productiecapaciteit en eventuele bestaande voorraden van de in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen en bestanddelen daarvan in hun productiefaciliteiten in de Unie en in de faciliteiten in derde landen die zij exploiteren, waarmee zij contracten hebben, of van waaruit zij leveringen aankopen, met volledige inachtneming van handels- en bedrijfsgeheimen. De Commissie kan die producenten ook verzoeken om haar voor elke productiefaciliteit in de Unie een overzicht van de verwachte productie voor de volgende drie maanden toe te zenden.
3. Op verzoek van de Commissie stelt elke producent van in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen de Commissie uiterlijk binnen vijf dagen in kennis van elke door hem in de Unie geëxploiteerde productiefaciliteit van in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen, en informeert hij de Commissie regelmatig over de productiecapaciteit ervan met betrekking tot dergelijke medische tegenmaatregelen. Voor geneesmiddelen heeft die informatie betrekking op faciliteiten voor eindproducten en faciliteiten voor werkzame farmaceutische bestanddelen.
4. De Commissie informeert het Europees Parlement en de Raad regelmatig over de productie van in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen en de verwachte productiesnelheid binnen de Unie en over de productie van leveringen vanuit faciliteiten in derde landen, ongeacht of het een eindproduct, tussenproduct of ander bestanddeel betreft, alsook over de capaciteit van productiefaciliteiten in de Unie en derde landen voor in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen, waarbij zij de commercieel gevoelige informatie van de producenten afdoende beschermt.
Artikel 11
Inventaris van in een crisissituatie relevante grondstoffen, verbruiksgoederen, medische hulpmiddelen, uitrusting en infrastructuur
Bij activering van deze maatregel breidt de Commissie de inventaris en het model die zijn bedoeld in artikel 10 uit tot in een crisissituatie relevante grondstoffen, verbruiksgoederen, medische hulpmiddelen, uitrusting en infrastructuur, indien zij van oordeel is dat er een risico bestaat op een onvoldoende levering van in een crisissituatie relevante grondstoffen, verbruiksgoederen, medische hulpmiddelen of uitrusting, of een risico op infrastructuurproblemen.
Artikel 12
Maatregelen om de beschikbaarheid en levering van in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen te waarborgen
1. Bij activering van deze maatregelen kan de Commissie, indien zij van oordeel is dat er een risico bestaat op een tekort aan in een crisissituatie relevante grondstoffen, verbruiksgoederen, medische en andere apparatuur, uitrusting of infrastructuur, in overleg met de betrokken lidstaten en na raadpleging van de betrokken marktdeelnemers, zo snel mogelijk specifieke maatregelen nemen om te zorgen voor een efficiënte reorganisatie van toeleveringsketens en productielijnen, en gebruikt zij de bestaande voorraden om de beschikbaarheid en levering van in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen te vergroten.
2. De maatregelen in lid 1 kunnen met name betrekking hebben op:
a) |
het faciliteren van de uitbreiding of herbestemming van de bestaande productiecapaciteiten voor in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen, of van de totstandbrenging van nieuwe productiecapaciteit daarvoor; |
b) |
het faciliteren van de uitbreiding van de bestaande, of de totstandbrenging van nieuwe, capaciteiten met betrekking tot activiteiten en de invoering van maatregelen ter waarborging van flexibele regelgeving, teneinde de productie en het in de handel brengen van in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen te ondersteunen, met inachtneming van de verantwoordelijkheden van het EMA en nationale geneesmiddelenautoriteiten met betrekking tot de evaluatie van en het toezicht op geneesmiddelen; |
c) |
het uitvoeren van aanbestedingsinitiatieven, het reserveren van voorraden en productiecapaciteiten om inspanningen te coördineren, en het voorzien in kritieke leveringen, diensten en middelen voor de productie van in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen; |
d) |
het faciliteren van de samenwerking tussen relevante ondernemingen in een gezamenlijke inspanning van de industrie om de beschikbaarheid en levering van in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen te waarborgen, en |
e) |
het faciliteren van het in licentie geven van intellectuele eigendom en knowhow met betrekking tot in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen. |
3. De Commissie kan tijdig de nodige financiële stimuleringsmechanismen voor een snelle uitvoering van de in lid 2 genoemde maatregelen bieden.
Artikel 13
Noodfinanciering
Indien deze maatregel wordt geactiveerd en aan de vereisten van Verordening (EU) 2016/369 wordt voldaan, wordt de noodhulp uit hoofde van die verordening geactiveerd om de uitgaven te financieren die nodig zijn om de noodsituatie op het gebied van de volksgezondheid aan te pakken.
Artikel 14
Comitéprocedure
1. De Commissie wordt bijgestaan door een uitvoerend comité voor gezondheidscrises. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
Indien door het comité geen advies wordt uitgebracht, neemt de Commissie de ontwerpuitvoeringshandeling niet aan en is artikel 5, lid 4, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
3. Om naar behoren gemotiveerde dwingende redenen van urgentie in verband met een noodsituatie op het gebied van de volksgezondheid stelt de Commissie volgens de in artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011 bedoelde procedure onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast.
Artikel 15
Bescherming van persoonsgegevens
1. Deze verordening doet geen afbreuk aan de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens in het kader van Verordening (EU) 2016/679 en Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad (15), noch aan de verplichtingen van de Commissie en, waar passend, andere instellingen, organen en instanties van de Unie, met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens in het kader van Verordening (EU) 2018/1725 bij het uitoefenen van hun taken.
2. Persoonsgegevens worden niet verwerkt of verstrekt, behalve in de gevallen waarin dat strikt noodzakelijk is voor de doeleinden van deze verordening. In dergelijke gevallen zijn naargelang het geval de voorwaarden van Verordening (EU) 2016/679 of Verordening (EU) 2018/1725 van toepassing.
3. Indien de verwerking van persoonsgegevens niet strikt noodzakelijk is voor de uitvoering van de bij deze verordening ingestelde mechanismen, worden persoonsgegevens zodanig geanonimiseerd dat de betrokkene niet identificeerbaar is.
4. De Commissie stelt door middel van een uitvoeringshandeling gedetailleerde regels vast om ervoor te zorgen dat volledig wordt voldaan aan de voorschriften van de Uniewetgeving betreffende de rol van de actoren die betrokken zijn bij het verzamelen en verwerken van persoonsgegevens.
Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 14, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.
Artikel 16
Evaluatie
Uiterlijk in 2024 verricht de Commissie een evaluatie van deze verordening en brengt zij over de belangrijkste bevindingen van die evaluatie verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad. Die evaluatie gaat onder meer in op de werkzaamheden van de Autoriteit voor paraatheid en respons inzake noodsituaties op gezondheidsgebied (HERA) in het kader van het bij deze verordening vastgestelde noodkader en haar verhouding tot de paraatheidsactiviteiten van de HERA. Die evaluatie omvat ook een beoordeling van de noodzaak om de HERA op te richten als een afzonderlijke entiteit, rekening houdend met relevante agentschappen of autoriteiten die reeds actief zijn op het gebied van gezondheidscrises. De lidstaten worden geraadpleegd en hun standpunten en aanbevelingen over de uitvoering van het noodkader worden weergegeven in het eindverslag. Op basis van dat verslag dient de Commissie indien passend voorstellen in om deze verordening te wijzigen of nadere voorstellen te doen.
Artikel 17
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Luxemburg, 24 oktober 2022.
Voor de Raad
De voorzitter
A. HUBÁČKOVÁ
(1) Besluit van de Commissie van 16 september 2021 tot oprichting van de Autoriteit voor paraatheid en respons inzake noodsituaties op gezondheidsgebied (PB C 393 I van 29.9.2021, blz. 3).
(2) Verordening (EU) 2022/123 van het Europees Parlement en de Raad van 25 januari 2022 betreffende een grotere rol van het Europees Geneesmiddelenbureau inzake crisisparaatheid en -beheersing op het gebied van geneesmiddelen en medische hulpmiddelen (PB L 20 van 31.1.2022, blz. 1).
(3) Verordening (EU) 2022/2371 van het Europees Parlement en de Raad van 23 november 2022 inzake ernstige grensoverschrijdende bedreigingen van de gezondheid en houdende intrekking van Besluit nr. 1082/2013/EU (PB L 314 van 6.12.2022, blz. 26).
(4) Verordening (EU) 2022/2370 van het Europees Parlement en de Raad van 23 november 2022 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 851/2004 tot oprichting van een Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (PB L 314 van 6.12.2022, blz. 1).
(5) Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).
(6) Verordening (EU) 2016/369 van de Raad van 15 maart 2016 betreffende de verstrekking van noodhulp binnen de Unie (PB L 70 van 16.3.2016, blz. 1).
(7) Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
(8) Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
(9) Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).
(10) Besluit nr. 1313/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 924).
(11) Besluit van de Raad van 24 juni 2014 inzake de regeling voor de toepassing van de solidariteitsclausule door de Unie (2014/415/EU) (PB L 192 van 1.7.2014, blz. 53).
(12) Verordening (EG) nr. 851/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot oprichting van een Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (PB L 142 van 30.4.2004, blz. 1).
(13) Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 tot vaststelling van Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, tot vaststelling van de regels voor deelname en verspreiding en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1290/2013 en (EU) nr. 1291/2013 (PB L 170 van 12.5.2021, blz. 1).
(14) Verordening (EU) nr. 536/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik en tot intrekking van Richtlijn 2001/20/EG (PB L 158 van 27.5.2014, blz. 1).
(15) Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) (PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37).
6.12.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 314/79 |
VERORDENING (EU) 2022/2373 VAN DE RAAD
van 5 december 2022
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1183/2005 betreffende bepaalde specifieke beperkende maatregelen met het oog op de situatie in de Democratische Republiek Congo
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 215,
Gezien Besluit (GBVB) 2022/2377 van de Raad van 5 december 2022 tot wijziging van Besluit 2010/788/GBVB betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in de Democratische Republiek Congo (1),
Gezien het gezamenlijke voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 1183/2005 van de Raad (2) wordt uitvoering gegeven aan Besluit 2010/788/GBVB van de Raad (3) en worden bepaalde maatregelen vastgesteld tegen personen die in strijd met het wapenembargo tegen de Democratische Republiek Congo (DRC) handelen, onder meer de bevriezing van hun tegoeden. |
(2) |
Bij Besluit (GBVB) 2022/2377 worden de criteria voor autonome plaatsing op de lijst van de Unie uitgebreid. |
(3) |
Regelgeving op het niveau van de Unie is derhalve noodzakelijk voor de uitvoering van Besluit (GBVB) 2022/2377, met name om uniforme toepassing door de marktdeelnemers in alle lidstaten te waarborgen. |
(4) |
Verordening (EG) nr. 1183/2005 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 1183/2005 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In artikel 2 ter wordt lid 1 vervangen door: “1. Bijlage I bis omvat de natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen die door de Raad zijn aangewezen om enige van de volgende redenen:
|
2) |
In bijlage I bis wordt de titel vervangen door: “Lijst van natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten en lichamen als bedoeld in artikel 2 ter”. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 5 december 2022.
Voor de Raad
De voorzitter
M. KUPKA
(1) Zie bladzijde 97 van dit Publicatieblad.
(2) Verordening (EG) nr. 1183/2005 van de Raad van 18 juli 2005 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen die handelen in strijd met het wapenembargo tegen de Democratische Republiek Congo (PB L 193 van 23.7.2005, blz. 1).
(3) Besluit 2010/788/GBVB van de Raad van 20 december 2010 betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Republiek Congo en tot intrekking van Gemeenschappelijk Standpunt 2008/369/GBVB (PB L 336 van 21.12.2010, blz. 30).
6.12.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 314/81 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2022/2374 VAN DE RAAD
van 5 december 2022
tot uitvoering van Verordening (EU) 2020/1998 betreffende beperkende maatregelen tegen ernstige schendingen van de mensenrechten
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2020/1998 van de Raad van 7 december 2020 betreffende beperkende maatregelen tegen ernstige schendingen van de mensenrechten (1), en met name artikel 14, lid 4,
Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Raad heeft op 7 december 2020 Verordening (EU) 2020/1998 vastgesteld. |
(2) |
Op grond van artikel 14, lid 4, van Verordening (EU) 2020/1998 heeft de Raad de lijst van natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen die onderworpen zijn aan beperkende maatregelen in bijlage I bij die verordening geëvalueerd. Op basis van die evaluatie moeten de vermeldingen betreffende zes natuurlijke personen en twee entiteiten worden geactualiseerd. |
(3) |
Bijlage I bij Verordening (EU) 2020/1998 moet bijgevolg dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage I bij Verordening (EU) 2020/1998 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 5 december 2022.
Voor de Raad
De voorzitter
M. KUPKA
BIJLAGE
Bijlage I bij Verordening (EU) 2020/1998 (“Lijst van natuurlijke personen en rechtspersonen, entiteiten en lichamen, bedoeld in artikel 3”) wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Onder afdeling A worden de vermeldingen voor de volgende zes natuurlijke personen vervangen door:
|
2) |
Onder afdeling B worden de vermeldingen voor de volgende twee entiteiten vervangen door:
|
6.12.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 314/88 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2022/2375 VAN DE COMMISSIE
van 29 november 2022
tot goedkeuring van wijzigingen op het niveau van de Unie van het productdossier van een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding (“Bianco di Custoza”/“Custoza” (BOB))
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/33 van de Commissie van 17 oktober 2018 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft aanvragen tot bescherming van oorsprongsbenamingen, geografische aanduidingen en traditionele aanduidingen in de wijnsector, de bezwaarprocedure, gebruiksbeperkingen, wijzigingen van productdossiers, de annulering van bescherming en de etikettering en presentatie (1), en met name artikel 15, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Commissie heeft de door Italië overeenkomstig artikel 105 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad (2), in samenhang met artikel 15 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/33, doorgestuurde aanvraag tot goedkeuring van wijzigingen op het niveau van de Unie van het productdossier van de beschermde oorsprongsbenaming “Bianco di Custoza”/“Custoza” onderzocht. Een van de wijzigingen is de wijziging van de naam “Bianco di Custoza”/“Custoza” in “Custoza”. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 97, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 heeft de Commissie de aanvraag tot goedkeuring van de wijzigingen op het niveau van de Unie van het productdossier bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (3). |
(3) |
Bij de Commissie zijn geen bezwaren ingediend op grond van artikel 98 van Verordening (EU) nr. 1308/2013. |
(4) |
De wijzigingen op het niveau van de Unie van het productdossier moeten daarom worden goedgekeurd overeenkomstig artikel 99 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 in samenhang met artikel 15, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/33, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte wijzigingen van het productdossier met betrekking tot de naam “Bianco di Custoza”/“Custoza” (BOB) worden goedgekeurd.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 november 2022.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Janusz WOJCIECHOWSKI
Lid van de Commissie
(1) PB L 9 van 11.1.2019, blz. 2.
(2) Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671).
BESLUITEN
6.12.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 314/90 |
BESLUIT (GBVB) 2022/2376 VAN DE RAAD
van 5 december 2022
tot wijziging van Besluit (GBVB) 2020/1999 betreffende beperkende maatregelen tegen ernstige schendingen van de mensenrechten
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,
Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 7 december 2020 heeft de Raad Besluit (GBVB) 2020/1999 (1) vastgesteld. |
(2) |
De in de artikelen 2 en 3 van Besluit (GBVB) 2020/1999 genoemde maatregelen zijn tot en met 8 december 2022 van toepassing ten aanzien van de in de bijlage bij dat besluit vermelde natuurlijke personen en rechtspersonen, entiteiten en lichamen. |
(3) |
Op basis van een evaluatie van de bijlage bij Besluit (GBVB) 2020/1999 moeten de in de artikelen 2 en 3 van dat besluit genoemde maatregelen ten aanzien van de in die bijlage vermelde natuurlijke personen en rechtspersonen, entiteiten en lichamen worden verlengd tot en met 8 december 2023. De vermeldingen betreffende zes natuurlijke personen en twee entiteiten in die bijlage moeten worden bijgewerkt. |
(4) |
Besluit (GBVB) 2020/1999 moet bijgevolg dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Besluit (GBVB) 2020/1999 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In artikel 10 wordt in de tweede zin de datum “8 december 2022” vervangen door de datum “8 december 2023”. |
2) |
De bijlage wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit besluit. |
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 5 december 2022.
Voor de Raad
De voorzitter
M. KUPKA
(1) Besluit (GBVB) 2020/1999 van de Raad van 7 december 2020 betreffende beperkende maatregelen tegen ernstige schendingen van de mensenrechten (PB L 410 I van 7.12.2020, blz. 13).
BIJLAGE
De bijlage bij Besluit (GBVB) 2020/1999 (“Lijst van natuurlijke personen en rechtspersonen, entiteiten en lichamen als bedoeld in de artikelen 2 en 3”) wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Onder afdeling A worden de vermeldingen voor de volgende zes natuurlijke personen vervangen door:
|
2) |
Onder afdeling B worden de vermeldingen voor de volgende twee entiteiten vervangen door:
|
6.12.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 314/97 |
BESLUIT (GBVB) 2022/2377 VAN DE RAAD
van 5 december 2022
tot wijziging van Besluit 2010/788/GBVB betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in de Democratische Republiek Congo
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,
Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Raad heeft op 20 december 2010 Besluit 2010/788/GBVB (1) vastgesteld. |
(2) |
Op 12 december 2016 heeft de Raad naar aanleiding van de belemmering van het verkiezingsproces en de daarmee gepaard gaande mensenrechtenschendingen in de Democratische Republiek Congo (DRC) Besluit (GBVB) 2016/2231 (2) vastgesteld. Besluit (GBVB) 2016/2231 wijzigt Besluit 2010/788/GBVB en voert in artikel 3, lid 2, van Besluit 2010/788/GBVB aanvullende beperkende maatregelen in. |
(3) |
Gezien de ernst van de situatie in de DRC is de Raad van oordeel dat de plaatsingscriteria van Besluit 2010/788/GBVB in die zin moeten worden gewijzigd dat gerichte beperkende maatregelen kunnen worden genomen tegen natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen die het gewapend conflict, de instabiliteit of de onveiligheid in de DRC ondersteunen of er baat bij hebben. |
(4) |
Besluit 2010/788/GBVB moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Besluit 2010/788/GBVB wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In artikel 3 wordt lid 2 vervangen door: “2. De in artikel 4, lid 1, en artikel 5, leden 1 en 2, genoemde beperkende maatregelen worden opgelegd aan natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen die:
|
2) |
In bijlage II wordt de titel vervangen door: “Lijst van natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen als bedoeld in artikel 3, lid 2”. |
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 5 december 2022.
Voor de Raad
De voorzitter
M. KUPKA
(1) Besluit 2010/788/GBVB van de Raad van 20 december 2010 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in de Democratische Republiek Congo (PB L 336 van 21.12.2010, blz. 30).
(2) Besluit (GBVB) 2016/2231 van de Raad van 12 december 2016 tot wijziging van Besluit 2010/788/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Republiek Congo (PB L 336 I van 12.12.2016, blz. 7).
6.12.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 314/99 |
UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2022/2378 VAN DE COMMISSIE
van 2 december 2022
betreffende de verlenging van de door de Health and Safety Executive van het Verenigd Koninkrijk genomen maatregel om het op de markt aanbieden en het gebruik van het biocide Biobor JF toe te staan overeenkomstig Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2022) 8678)
(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (1), en met name artikel 55, lid 1, derde alinea, in samenhang met artikel 5, lid 4, van het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland bij het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 28 april 2022 heeft de Health and Safety Executive van het Verenigd Koninkrijk (“de bevoegde autoriteit van het Verenigd Koninkrijk”), die optreedt namens de Health and Safety Executive voor Noord-Ierland, overeenkomstig artikel 55, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 528/2012 een besluit vastgesteld om in het Verenigd Koninkrijk wat betreft Noord-Ierland het op de markt aanbieden en het gebruik van het biocide Biobor JF tot en met 29 oktober 2022 toe te staan voor de antimicrobiële behandeling van brandstoftanks en brandstofsystemen van luchtvaartuigen (“de maatregel”). De bevoegde autoriteit van het Verenigd Koninkrijk heeft de Commissie en de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten overeenkomstig artikel 55, lid 1, tweede alinea, van die verordening ingelicht over de maatregel en de redenen daarvoor. |
(2) |
Volgens de door de bevoegde autoriteit van het Verenigd Koninkrijk verstrekte informatie was de maatregel noodzakelijk om de volksgezondheid te beschermen. Microbiologische verontreiniging van brandstoftanks en brandstofsystemen van luchtvaartuigen wordt veroorzaakt door micro-organismen zoals bacteriën, schimmels of gisten, die in het bezonken water groeien en zich met de koolwaterstoffen in de brandstof op de brandstof-waterinterface voeden. Als de microbiologische verontreiniging van brandstoftanks en brandstofsystemen van luchtvaartuigen niet wordt behandeld, kan dit leiden tot storingen in de motor van het luchtvaartuig en de luchtwaardigheid ervan in gevaar brengen, waardoor de veiligheid van passagiers en bemanning in gevaar komt. De preventie en de behandeling van microbiologische verontreiniging, wanneer die wordt ontdekt, zijn daarom van cruciaal belang om operationele problemen bij luchtvaartuigen te voorkomen. |
(3) |
Biobor JF bevat 2,2’-(1-methyltrimethyleendioxy)bis-(4-methyl-1,3,2-dioxaborinaan) (CAS-nummer 2665-13-6) en 2,2’-oxybis (4,4,6-trimethyl-1,3,2-dioxaborinaan) (CAS-nummer 14697-50-8) als werkzame stoffen. Biobor JF is een biocide van productsoort 6, te weten “conserveermiddelen voor producten tijdens opslag”, zoals gedefinieerd in bijlage V bij Verordening (EU) nr. 528/2012. 2,2’-(1-methyltrimethyleendioxy)bis-(4-methyl-1,3,2-dioxaborinaan) en 2,2’-oxybis (4,4,6-trimethyl-1,3,2-dioxaborinaan) zijn niet beoordeeld voor gebruik in biociden van productsoort 6. Aangezien die stoffen niet zijn opgenomen in bijlage II bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1062/2014 van de Commissie (2), zijn zij niet opgenomen in het werkprogramma voor het systematische onderzoek van alle bestaande werkzame stoffen van biociden als bedoeld in Verordening (EU) nr. 528/2012. Artikel 89 van die verordening is derhalve niet op die werkzame stoffen van toepassing, en zij moeten worden beoordeeld en goedgekeurd voordat biociden die deze stoffen bevatten, ook op nationaal niveau kunnen worden toegelaten. |
(4) |
Op 5 augustus 2022 heeft de Commissie van de bevoegde autoriteit van het Verenigd Koninkrijk een gemotiveerd verzoek ontvangen om de maatregel in het Verenigd Koninkrijk wat betreft Noord-Ierland te mogen verlengen overeenkomstig artikel 55, lid 1, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 528/2012. Het gemotiveerd verzoek was gebaseerd op bezorgdheid over het feit dat de microbiologische verontreiniging van brandstoftanks en brandstofsystemen van luchtvaartuigen de veiligheid van het luchtvervoer nog steeds in gevaar kan brengen en op het argument dat Biobor JF van cruciaal belang is om die microbiologische verontreiniging te bestrijden. |
(5) |
Volgens de door de bevoegde autoriteit van het Verenigd Koninkrijk verstrekte informatie werd het enige alternatieve biocide dat door vliegtuigfabrikanten en fabrikanten van vliegtuigmotoren werd aanbevolen voor de behandeling van microbiologische verontreiniging (Kathon™ FP 1.5), in maart 2020 uit de handel genomen omdat er na de behandeling met dat biocide ernstige gebreken in de werking van de vliegtuigmotoren waren vastgesteld. Biobor JF is dus het enige beschikbare biocide dat door vliegtuigfabrikanten en fabrikanten van vliegtuigmotoren voor dat gebruik wordt aanbevolen. |
(6) |
Zoals aangegeven door de bevoegde autoriteit van het Verenigd Koninkrijk, is het alternatief voor de behandeling van een bestaande microbiologische verontreiniging de handmatige verwijdering daarvan binnen in de tank, nadat de brandstof is afgezogen en het systeem is ontlucht. Die procedure kan evenwel niet altijd worden uitgevoerd en zou de werknemers aan giftige gassen zou blootstellen, zodat zij zou moeten worden vermeden. |
(7) |
Volgens de informatie die aan de Commissie is verstrekt, heeft de fabrikant van Biobor JF stappen ondernomen met het oog op een reguliere toelating van het biocide in de toekomst. Er zal naar verwachting medio 2023 een aanvraag worden ingediend voor de goedkeuring van de in Biobor JF aanwezige werkzame stoffen. De goedkeuring van de werkzame stoffen en de daaropvolgende toelating van het biocide zouden een permanente oplossing voor de toekomst zijn, maar het zal nog geruime tijd duren voordat die procedures kunnen worden afgerond. |
(8) |
Aangezien de veiligheid van het luchtvervoer in gevaar zou kunnen worden gebracht wanneer de microbiologische verontreiniging van brandstoftanks en brandstofsystemen van luchtvaartuigen niet wordt bestreden en dit gevaar niet adequaat kan worden beperkt door het gebruik van een ander biocide of met andere middelen, is het passend de bevoegde autoriteit van het Verenigd Koninkrijk toe te staan de maatregel in het Verenigd Koninkrijk wat betreft Noord-Ierland te verlengen. |
(9) |
Aangezien de maatregel sinds 29 oktober 2022 niet meer geldig is, moet dit besluit met terugwerkende kracht worden toegepast. |
(10) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor biociden, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De Health and Safety Executive van het Verenigd Koninkrijk, die optreedt namens de Health and Safety Executive voor Noord-Ierland, mag de toelating voor het op de markt aanbieden en het gebruik van het biocide Biobor JF voor de antimicrobiële behandeling van brandstoftanks en brandstofsystemen van luchtvaartuigen in het Verenigd Koninkrijk wat betreft Noord-Ierland verlengen tot en met 2 mei 2024.
Artikel 2
Dit besluit is gericht tot de Health and Safety Executive van het Verenigd Koninkrijk, die optreedt namens de Health and Safety Executive voor Noord-Ierland.
Het is van toepassing met ingang van 30 oktober 2022.
Gedaan te Brussel, 2 december 2022.
Voor de Commissie
Stella KYRIAKIDES
Lid van de Commissie
(1) PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1.
(2) Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1062/2014 van de Commissie van 4 augustus 2014 over het in Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde werkprogramma voor het systematische onderzoek van alle bestaande werkzame stoffen van biociden (PB L 294 van 10.10.2014, blz. 1).