

In januari 2019 reisde Royal Blood af naar Los Angeles om met Josh Homme, de frontman van Queens of the Stone Age, muziek op te nemen in zijn studio Pink Duck. De sessies leverden 'Boilermaker' op, een nummer van Typhoons, het derde album van het rockduo uit Sussex. Maar het was ook een reis die twee belangrijke veranderingen teweegbracht voor zanger/bassist Mike Kerr en drummer Ben Tatcher. Ten eerste stopte Kerr met drinken. Hij bezocht Las Vegas tijdens een weekend waarin ze een pauze namen van de opnames. “Het was een heel intens moment”, vertelt hij aan Matt Wilkinson van Apple Music. “Ik was gek. Ik was net als Ron Burgundy in de kroeg, helemaal verwaarloosd. En ik hoorde steeds dezelfde monoloog. Ik was klaar met klagen over mezelf. Ik had een heel helder moment waarin ik dacht: 'Er moet iets veranderen. Ik kan niet verwachten dat de situatie verbetert als ik hier geen verantwoordelijkheid voor neem.'” Ten tweede moedigde Homme Kerr en Tatcher aan om zich minder druk te maken over perfectie en om de nog onbenutte mogelijkheden van hun muziek te verkennen. “Er zijn veel pruiken, veel fraaie kostuums”, zegt Kerr over studio Pink Duck. “Het is een plek om plezier te maken. Hij is heel goed in het creëren van een omgeving waarin je je op je gemak voelt om een idee op te gooien, ongeacht hoe vreemd het idee is. Ik denk dat hij meer dan wie dan ook 'wat als?' zegt. Dat mantra werd er bij ons ingestampt en we hebben het op de rest van het album meegenomen." Beide ontwikkelingen zijn terug te horen op Typhoons. Op de twee vorige albums – Royal Blood, het debuut uit 2014 dat met dubbel platina is onderscheiden en de opvolger How Did We Get So Dark? uit 2017 – creëerde het duo woeste, onaangepaste rock met slechts drums, bas en effectpedalen. Op het nog vrijere Typhoons is de muziek geschikter voor de dansvloer, met riffs en een strakke beat. Het heeft een soepel, stoer geluid die ze zelf 'AC Disco' noemen, maar als je de grote popmelodieën van 'Million and One' en 'Trouble's Coming' meerekent, zou je het ook Black ABBAth kunnen noemen. En net als alle goede disco heeft Typhoons voldoende emotionele lading, met nummers die de turbulente reis van Kerr naar een leven zonder alcohol onbevreesd bespreken. “Het was het enige waar ik over moest schrijven”, zegt hij. “Ik belandde op het punt waarop ik echt begreep wie ik was. Dat soort oprecht zelfvertrouwen is cruciaal om creatief te kunnen zijn. Het bracht me in staat om mezelf te vertrouwen in plaats van alles in twijfel te trekken. Ik voelde me iets minder kwetsbaar: het voelde bijna alsof de teksten wat verhuld waren, omdat de muziek zo uitgelaten en euforisch was. Ik voelde me geweldig en zo positief dat ik op een veel beter punt was, maar waar ik over schreef was zo ontzettend donker. Dus dat is een vreemd contrast op het album." Alleen op het einde verandert de toon, wanneer Kerr zijn bas verruilt voor een piano op de luchtige, psychedelische ballad 'All We Have Is Now'. “Misschien geeft het richting aan het onbekende waar we naartoe gaan”, zegt hij. “Het kwam op het album omdat we dachten: 'Dit is echt geweldig'. Het maakt niet uit of het in lijn is met wat we eerder gedaan hebben of wat mensen vinden dat we wel of niet mogen doen. Zolang we niet vechten voor iemand die we ooit waren of te agressief voorwaarts proberen te springen om een band te zijn die we nog niet zijn, zolang we loyaal blijven aan wie we zijn op dit moment, dan komt alles goed.”