Coleman Hawkins (1904-1969) werkte er hard aan om de tenorsaxofoon een vaste plek te geven in de jazz. Met succes. Dankzij zijn innovatieve geluid viel hij op in het tijdperk van de swing en big bands en werd hij een van de architecten van de bebop in de jaren 40. Volgens Hawkins mocht jazz opwindender; als gewiekst improvisator wond hij zowel luisteraars als collega-muzikanten op, die Hawkins beschouwden als inspiratiebron om jazzspel energieker, vrijer en frivoler te maken. Daarmee baande hij — samen met collega's als Lester Young — een weg voor meer expressionisme in de jazz.