Angstmaskers
Moederschap: Ik zag, keek en had mijn schaduw lief

Angstmaskers

Angst maskeert zichzelf dikwijls. Het is een doorgewinterde levenshouding, waar we angst als antidotum best om prijzen, want het doorzicht op diens maskerade zou jou anderszins op gewiekste wijze verse vrees inboezemen.

We ervaren allemaal weleens angst. In meer of mindere mate. Met mate of zonder mate.

Soms is de angst zeer zichtbaar. Ogen gesperd, we spreken te rap, we klinken en kraken als een plaat onder een overspringende naald, we bijten nagels tot verwilderde stompjes, we zeggen afspraken met gedrilde excuses af, we laten berichten hermetisch onbeantwoord of we imploderen bij interesse in ons menszijn. Misschien heb je weleens een paniekaanval gehad. Alsof – nee werkelijk zoals – je gehele psyche werd gekaapt, onnavolgbaar in rep en roer, want in dienst van een explosief angstdictaat. Intrapersoonlijke terreur, een belevingswereld omsloten door chaotisch determinisme. Je gedachten gaan alle kanten op en richten zich tegelijkertijd op één zalvend doel: overleven.

Vaak etaleert de angst zich achter gesloten ogen, zich beeldrijk in je dromen tonend. Je jaagt, zwoegt en zweet-net-niet. Verward word je wakker en kijk je de slaapkamer rond, op zoek naar tastvaste grenzen tussen realiteit en droomzin, tussen gevoel en waarneming, tussen afschrikwekkende queeste en opgewonden avontuur.

Verbloemde angst spreekt in buikpijntaal, een pijnlijk soort geroezemoes dat in de frequenties van kabbelende zorgen onopgemerkt blijft. Of kurkdroge, schroeiend rode huid, schokkerige ledematen, een vinger die spontaan naar de hemel reikt en even snel maar weifelachtig een verborgen stukje huid achter je oor aantikt, een plek die niemand zoent, waar twijfels zich ophopen. Niet zelden haperen onze beslissingen ook, vermijden we zelfs het gesprek over zelfsabotage, overstuurt je levenskompas zich of vragen we veelvuldig advies aan anderen over zaken die werkelijk ons innerlijke, intieme leven betreffen. We spelen een personage in het plot dat een naaste over ons leven verzint en durven hier alleen in de geknipte scènes tegen te rebelleren. Anderen schreeuwen hun angst als boosheid van de daken, verfoeien zichzelf en hun gevoelsleven, huilen van onmacht of controleren hun lijstjes, hun projectmatige progressie en de dwaalsporen van hun dierbaren honderdvoudig. De repeterende gedachten zijn een schijncontrole. Eventjes en herhaaldelijk overtuigen ze je van je verlossing terwijl je verkrampt vasthoudt aan een geconstrueerde werkelijkheid die een onhoudbare reductie van de complexiteit des levens behelst. Je blaast met elke poging de levensenergie uit je gedachten, maar de angst overtuigt je gelijktijdig en doodsbenauwend van zijn overlevingsnood. Ook te midden van verlammende vermoeidheid vindt angst overtuigingskracht.

Soms weet angst zich – tot ontzagwekkende onherkenbaarheid aan toe – gedeisd te houden. Hij rolt in elkaar, trekt een masker over het masker, doet zich als onbelangrijk en als niemand voor, zich ondertussen vanbinnen eindverantwoordelijk voor ieders geluk wanend. We zien een schuchtere lach, een gestokte adem, een schuldbewuste blik of horen in staccato zinnen de verre echo van ingehouden woorden. Verkrampingen op het allerkleinste huidoppervlak, een ontstemde spiertonus. Contracties die onwetend jarenlang met ons mee worden gedragen, als een geheim huis van bewaring voor eigenlijke verlangens. Alleen een aanhoudende knuffel zou het gevang ontsleutelen. De schone schijn van angst door de liefhebbende, ontvlambare ander als zelfgenoegzaamheid begrepen.

Angst kan welbespraakt overtuigen van vertrouwen, ironisch genoeg voorbijgaand aan de ongedwongen aard van vertrouwen. Angst tooit zich graag op als argument, waarbij een gerechtvaardigde vermijding, een moraliserende verdediging of een vurige aanval zowel een sociaal geapplaudisseerde pose als angst inéén belichamen.

De welgevormdheid van angst is een afleiding van wat we klinkklaar behoeven en wie we nog veel meer zijn.

Het is schrikbarend verhelderend om te durven toegeven dat angst er ís. Vaak als zeer invoelbare gevoelservaring van onzekerheid, soms als interactie met een ervaren, noodlottige bedreiging, als amalgaam van mini-trauma's of als sluimerende sluier over een anders helder of creatief scheppend bewustzijn. Belangrijker nog dan het duiden van een oorzaak is dat we met elkaar de luchtigheid scheppen om angst als zodanig te erkennen. Niet eens zozeer als een angst vóór of een angst dóór. Want angst houdt zichzelf maar al te vaak in leven door andere levensvormen aan te nemen en zichzelf op de wereld en het zélf te projecteren, zichzelf ultiem maskerend dankzij de weelde die óm angst in een druk denkbewustzijn voorhanden is.

Angst politiseert het persoonlijke tot geboden waar bewustzijn niet inpast, claimt absolute waarheden, geeft niets toe of interrumpeert met duizendmaal sorry waar oogcontact zou volstaan. Angst beroept zich op essenties, schrijft wetboeken vol met afwijzingen van de uitzonderingen. Angst kickt op symptomen, laaft zich aan klachten, vindt zijn roeping in classificaties. Angst baddert, drinkt en slaapt met ons mee, siddert in stotterende woorden, geniet gretig van de kortstondig stillende chocola, steelt je dromen en jaagt ze op tot het nachtmerries zijn.

Angst verbindt heden met verleden, reduceert de één tot de ander en heeft daarmee slechts partieel oog voor jouw complexe levenservaring. Angst ondertekent het gemis, de schrik en het noodlottige, foeterend tegen de herinnering aan liefde, verwondering en onvermijdelijke onzekerheid.

‘Moeten’ is het adagium van angst, sprekend over “als… dan”, over onomkeerbare gevolgen, over onverdraagzame consequenties, over een apocalyptische toekomst, over het zijn van een eeuwige mislukking en vooral ook over het gemis aan steun en toeverlaat in een cruciale periode van je leven. Voor wie nauwgezet luistert, spreekt angst over je behoefte aan een luisterend oor, als een getuige die bij je staat en zonder eindoordeel met je gedachten en gevoelens meebeweegt, zijn eigen vastigheid daarin behoudend.

Het is daarom een zaak van eer en geweten om de angst te spiegelen. Eerlijk communiceren, de introspectieve hyperreflectie mat leggen, de verdedigingslinie – een stippellijn rondom je ego – annihileren door de optekening van op elkaar ingrijpende levenslijnen. Intiem met jezelf en dierbare anderen, de angst in jullie liefkozend midden. Zeg het maar, biecht je binnenste. Leg de verlangens die de angst maskeert poedelbloot. Nakende angst trotseert zelfs schaamte. Je geweten verordonneert om het innerlijk landschap met lucide zoeklichten te beschijnen, niet om je kwetsbaarheid wreed af te wijzen – de donkerte die je treft is niet het kwaad.

Het is wijs om de angst voor angst te ontspannen, om te durven lachen om onze grillen, raakbaarheid en een al te menselijk aangedaan-zijn. Deze lach is de omgekeerde ontlading van angst. We voelen de terminale ernst waarmee we dag in dag uit op ons hoede zijn voor verlies van wat ons zo lief is. Als we de angst eenmaal in diens ontwapenende blootje zien, deze angst in ons lijf situeren, de verstikkende navelstreng van verjaarde doembeelden doorhakken en opmerken hoe angst met representaties van onszelf en onze omgeving aan de haal gaat, dan ontstaat ruimte voor ándere, vreugdevolle en kritische creativiteit. Dan prijzen we de creativiteit van de geest die een lichaam draagt dat uit zelfbehoud een gekweld, gekooid ‘zelf’ verzint. Dan herinneren we dat het lichaam onze gedachten draagt, niet andersom.

We leren met beproefde levenservaring dat deze zelfkennis bij tijd en wijle geenszins gemakkelijk is. De soms ultrasensitieve, fijnmazige ervaring van angst – de mentaal-emotionele gelaagdheid van diens uitingsvormen – is in perioden ondenkbaar te ontwarren. We kunnen niet buiten onszelf stilstaan; de angst troebleert onze waarneming en ons verdraagzame lichaam past zich trillend aan, en wel aan de geesten die onze lenige geest zich verbeeldt.

Toch zijn evenzo beproefde supergeleidingen hierbij minstens zo creatief als de verkleedpartijen van angst: doorstromende ademhaling als object van gezekerde aandacht, een geestbeminnende boswandeling, een loszingende dansavond, een waaier lentelicht over je wangen, een retreat van een moment, dag of week, een verzachtende lichtinval, een herijken in je vroegere thuisbasis, een atonale uithaal onder toedekkende stralen warm water, dagboekteksten van een metgeziel, aansterkende sport voor een opgeklopt fysiek, relativerend spel, een subtiele correctie van lichaamshouding, een warmteherstellende knuffel van je geliefde, lachsalvo's om de bizarriteit van het filosofisch bestaan, het grondig modificeren van je angstgedachten – “Is het echt waar? En stel dat het echt waar zou zijn?” – en… het louterend erkennen van je angst, allicht met een clowneske ‘tadááá’ en het lovende tromgeroffel van je kloppend hart.

“Ik ben mezelf weer”, verzucht je nu levenswijzer. Angst ís een maskerade, zo lijkt het. Maar…

Uit het hoofd, in het hart van diens bestaan verdient ook angst een ontnuchterende spotlight!

Uit: Intens Mens

Meld u aan als u commentaar wilt bekijken of toevoegen