Opinie: Ophef over concentratie kinderhartchirurgie is onterecht
Door: Luuk Versluis, partner gezondheidszorg bij adviesbedrijf KPMG
Na 30 jaar debat heeft Hugo de Jonge op de valreep van zijn vertrek als VWS-minister besloten het aanbod van complexe zorg bij patiënten met aangeboren hartafwijkingen te beperken tot twee academische kinderziekenhuizen in Nederland. Nu zijn dat vier centra. In de toekomst mogen de complexe ingrepen alleen in Utrecht en Rotterdam worden gedaan. Dit besluit leidde tot veel ophef. Toch is concentratie een goede zaak om de kwaliteit van de kinderhartzorg te waarborgen en waar nodig zelfs te verbeteren. Het is na de kinderoncologie de volgende stap op de route naar meer concentratie in specialistische kindergeneeskunde. Alleen met meer landelijke regie op de bredere concentratiebeweging heeft dit kans van slagen.
In 1993 bracht de Gezondheidsraad al een advies uit om complexe ingrepen bij patiënten met een aangeboren hartafwijking te concentreren op minder plekken. Nederland is simpelweg te klein voor vier centra om de kwaliteit te kunnen waarborgen: de zogeheten volumenormen die bepalen hoeveel behandelingen minimaal nodig zijn om te voldoen aan benodigde kwaliteitscriteria worden niet gehaald.
Daarnaast is de dienstbelasting voor medisch specialisten veel te hoog. Met name bij de chirurgie is de situatie kwetsbaar. Slechts twaalf specialisten, verdeeld over vier centra staan 24 uur per dag, 7 dagen in de week aan het bed om deze ingewikkelde zorg te verlenen. Als één chirurg onverhoopt uitvalt door ziekte, vakantie of anderszins, is het nu alle hens aan dek voor de andere specialisten.
Zowel bestuurders als hartspecialisten onderkennen deze nijpende situatie. Ook zij hebben destijds ingestemd met de volumenormen en beseffen dat de zorgkwaliteit onder druk staat.Tegelijkertijd is het begrijpelijk dat bestuurders er weinig voor voelen uiteindelijk hun vinger op te steken om zich terug te trekken. Het is immers moeilijk uit te leggen in de regio en voor patiënten is het ingrijpend om bestaande vertrouwensrelaties op te geven.
Mede daarom was het een onmogelijke taak de sector zelf te laten bepalen welke ziekenhuizen de deuren moeten sluiten voor complexe kinderhartzorg. Het is bovendien geen exacte wetenschap die uitrekent welke centra moeten afvallen. De minister heeft het besluit gebaseerd op vijf criteria waarvan geen enkel argument echt doorslaggevend is geweest.
Reisbereidheid onder patiënten is groot
Met de concentratie van de complexe kinderhartchirurgie neemt de gemiddelde reistijd voor de patiënt toe. Die bedraagt nu gemiddeld een uur. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat de reisbereidheid van patiënten groot is zolang duidelijk is dat dat de kwaliteit van de zorg ten goede komt. In dit geval gaat het alleen om de zeer complexe medische ingrepen. Patiënten kunnen blijven rekenen op de zorg dichterbij huis in hun eigen vertrouwde academische ziekenhuis voor de voor- en nazorg zoals reguliere controles en diagnostiek.
Landelijke regie
Er is ophef en ongerustheid over de resterende zorg in de centra waar de complexe ingrepen moeten stoppen. De kinderhartchirurg kan bijvoorbeeld ook degene zijn die de hart-longmachine bedient bij acute hulp aan jonge drenkelingen.
Als er niks terugkomt voor weggevallen zorg, wordt het voor deze afdelingen moeilijker operationeel te blijven. Niet alleen om bedrijfseconomische redenen. Eveneens omwille van het aantrekken van personeel die voldoende patiëntenaanbod nodig heeft om kennis en kunde op peil te houden. Ook zijn er zorgen over de capaciteit op kinder intensive care afdelingen. De kinderhartzorg doet een beroep op kinder IC’s die toch al beperkt zijn in ons land. Bij krimp van een kinder IC op de ene locatie en opbouw op een andere locatie wordt het lastig om de landelijk benodigde capaciteit op peil te houden.
Als concentratie van complexe kindergeneeskunde van geval tot geval bekeken blijft worden, ontstaat een tweedeling in de (kinder)ziekenhuizen. Het ene ziekenhuis komt in een negatieve spiraal en het andere ziekenhuis dat wel uitgebreide faciliteiten heeft, wordt juist aantrekkelijker voor een volgende concentratiebeweging. Die tweedeling is onwenselijk. Daarom is landelijke regie nodig. Daarbij moeten alle mogelijke concentratieplannen in ēēn keer op tafel komen om samenhang en grip te realiseren. Zo kan bijvoorbeeld kinder IC capaciteit op een locatie op hetzelfde moment worden afgebouwd met capaciteit uit de ene patiëntgroep, terwijl zorg voor een andere patiëntengroep wordt opgebouwd. Per saldo blijft de (kinder)geneeskunde dan op een evenwichtige manier georganiseerd over het kleine Nederland.
Die landelijke regie is aan het ministerie. Het is ondoenlijk om ziekenhuizen zelf keuzes te laten maken. Goede regie op een bredere complexe zorgconcentratie met meer samenhang borgt de kwaliteit van de brede (kinder)geneeskunde in alle ziekenhuizen. Dat leidt bovendien tot meer kwaliteit voor meerdere patiëntengroepen.