Het IP-adres van de server wijzigen met macOS Server
Het IP-adres van de server kun je vinden in de app Server. Je kunt het adres wijzigen in het paneel 'Netwerk' in Systeemvoorkeuren. Als je het IP-adres wijzigt, moet je mogelijk ook de DNS-server voor het netwerk bijwerken. De kans bestaat ook dat de computers van gebruikers opnieuw moeten worden geconfigureerd. Als de server meerdere netwerkinterfaces heeft, kun je voor elke interface het IP-adres opzoeken en wijzigen.
Als je het IP-adres van je server wijzigt, kan dit verstrekkende, onverwachte gevolgen hebben, afhankelijk van de voorzieningen die op je server worden uitgevoerd.
Het IP-adres van de server opzoeken
Selecteer de server in de navigatiekolom van de app Server en klik op 'Overzicht' om het IP-adres van de server op te zoeken.
Het numerieke IP-adres staat onder het kopje 'Netwerken', rechts van de naam van de netwerkinterface. Als de server meerdere netwerkinterfaces heeft, worden deze allemaal vermeld.
Het IP-adres van de server wijzigen
Selecteer de server in de navigatiekolom van de app Server , klik op 'Overzicht' en klik vervolgens op je server.
Klik op 'Wijzig' naast 'Wijzig hostnaam' en klik op 'Volgende'.
Geef aan hoe je server toegankelijk is voor gebruikers en klik op 'Volgende'.
Klik op 'Wijzig' naast 'Netwerkadres'.
Selecteer de netwerkvoorziening aan de linkerkant (bijvoorbeeld Ethernet 1) en typ rechts het nieuwe IP-adres.
Je kunt het IP-adres niet wijzigen als 'Configureer IPv4' is ingesteld op 'Via DHCP'. In dit geval wijst de DHCP-server voor het netwerk namelijk een IP-adres toe aan de server. De DHCP-server moet zo zijn geconfigureerd dat altijd hetzelfde IP-adres wordt toegewezen aan de server. Dit wordt statische toewijzing of DHCP-reservering genoemd. Als je een internetrouter hebt, is dit waarschijnlijk ook de DHCP-server en moet je de desbetreffende documentatie raadplegen voor instructies.
Als het IP-adres niet kan worden gewijzigd, moet je de optie 'Configureer IPv4' instellen op 'Handmatig' of 'Via DHCP met handmatig adres'.
Klik op 'Pas toe' en klik op 'Voltooi'.
Nadat je het IP-adres van de server hebt gewijzigd, moet de DNS-server voor je netwerk worden bijgewerkt om ervoor te zorgen dat de hostnaam van de server verwijst naar het nieuwe IP-adres. Een "reverse lookup" van het nieuwe IP-adres van de server moet eveneens verwijzen naar de hostnaam van de server.
Als de DNS-voorziening wordt aangeboden door je internetaanbieder of een andere server in het netwerk, vraag je de internetaanbieder of de beheerder van de DNS-server om de DNS-records van de server aan te passen. Als de server zelf DNS aanbiedt, kun je de wijziging doorvoeren met de app Server.
Als je het IP-adres van de server wijzigt, kan de verbinding worden verbroken van computers waarop macOS is geïnstalleerd. Als dit gebeurt, moeten gebruikers de server verwijderen uit de lijst met netwerkaccountservers en vervolgens weer toevoegen. Zie "Je Mac verbinden met een netwerkaccountserver" in Mac Help voor meer informatie.
Wanneer je het IP-adres van de server hebt gewijzigd, verschijnt hierover een melding in het paneel 'Meldingen' van Server. In het meldingvenster staat een knop waarop je kunt klikken om voorzieningen bij te werken, zodat ze gebruikmaken van de nieuwe netwerkconfiguratie. Wanneer je op de knop klikt, wordt de commandoregeltool changeip
uitgevoerd. De voorzieningen die met de app Server worden beheerd, worden bijgewerkt.