Commando's en tools uitvoeren in Terminal op de Mac

1. Ga op de Mac naar de Terminal-app .

2. Typ de volledige padnaam van het uitvoerbare bestand van de tool, gevolgd door argumenten, en druk tot slot op de Return-toets.

Als een commando zich in een van de bekende mappen van de shell bevindt, kun je het pad weglaten wanneer je de naam van het commando typt. De lijst met bekende mappen wordt opgeslagen in de PATH-omgevingsvariabele van de shell. In de lijst staan de mappen met de meeste commandoregeltools.

Als je bijvoorbeeld het commando ls wilt uitvoeren in de thuismap van de huidige gebruiker, typ je het volgende op de commandoregel en druk je op de Return-toets:

Om een commando uit te voeren in de thuismap van de huidige gebruiker, typ je vóór het commando de aanduiding van de map. Als je bijvoorbeeld MijnCommandoregelProg wilt uitvoeren, gebruik je:

Als je een app wilt openen, gebruik je het commando 'open':

Als na het invoeren van een commando het bericht verschijnt dat het commando niet is gevonden (command not found), controleer je de spelling. Hier is een voorbeeld:

Zie Command Line Primer op de Apple Developer-website voor meer commando's die je kunt gebruiken.

1. Ga op de Mac naar de Terminal-app .

2. Klik op het Terminal-venster met het commando dat je wilt stoppen.

3. Druk op Control + C.

   Hiermee wordt een signaal verzonden waarmee de meeste commando's worden beëindigd.

De commando's die je tijdens een sessie hebt ingevoerd worden bewaard zodat je een eerder gebruikt commando kunt herhalen, zonder dat je dit opnieuw hoeft te typen.

1. Ga op de Mac naar de Terminal-app .

2. Druk op de toets Pijl-omhoog.

   Het laatste commando dat je hebt ingevoerd, wordt in de commandoregel weergegeven.

3. Blijf op de toets Pijl-omhoog drukken totdat je het gewenste commando ziet en druk vervolgens op de Return-toets.