Caractère abusif des modalités de résiliation unilatérale de services bancaires
Pour déterminer la durée de préavis, la banque doit prendre en compte, en fonction des circonstances spécifiques, la disproportion entre les inconvénients pour son client et l’avantage que retire la banque de l’usage du droit de résilier les services bancaires endéans le préavis contractuel.
La Cour d'appel de Bruxelles a récemment statué sur une affaire impliquant un consortium de sociétés appartenant à un secteur réglementé et une banque belge, portant sur le droit de résiliation exercé de manière abusive par cette dernière.
Certaines sociétés du consortium, ainsi que leur administrateur, ont été confrontés à une résiliation unilatérale de leurs service bancaires. Les modalités de résiliation, en particulier la durée du préavis, ont été contestées pour leur caractère abusif et ont fait l'objet d'une demande de suspension de leurs effets.
La Cour d’appel a reconnu la connexité des causes concernant plusieurs sociétés d’un consortium en application des notions autonomes du Code judiciaire, afin d'éviter des solutions susceptibles d'être incompatibles si les causes avaient été jugées séparément et dans un souci de bonne administration de la justice.
La Cour a en outre reconnu le caractère provisoire de la demande de suspension des effets de la résiliation, qui ne remet pas en cause le droit de résilier.
Enfin, la Cour a jugé que l'exercice du droit de résiliation par la banque était abusif à l’égard de certaines sociétés du consortium, après une analyse de la situation particulière de chacune d’entre elles. La Cour a fait ainsi application de la règle selon laquelle constitue un abus de droit, le fait d’exercer un droit contractuel causant un préjudice grave et disproportionné aux sociétés concernées, sans apporter d'avantage significatif à la banque.
Le caractère imprévisible de la résiliation, qui empêchait les sociétés de prendre des mesures préventives adéquates, le respect des obligations par le client et la difficulté de trouver une autre banque dans le délai de préavis accordé, ont constitué des éléments de fait motivant la décision rendue par la Cour.
Par conséquent, malgré un délai de préavis contractuel de 15 jours, et une extension volontaire à 3 mois par la banque, la Cour a estimé qu'un délai de préavis d’environ 6 mois était nécessaire dans ce contexte particulier pour protéger les intérêts de certaines sociétés, compte tenu entre autres du délai nécessaire pour obtenir la désignation d’une autre banque dans le cadre du service bancaire de base.
Par cet arrêt, la Cour reconnait à la banque le droit contractuel de résiliation unilatérale sans motifs, tout en rappelant la nécessité pour la banque de respecter l’interdiction d’abus de droit en particulier en cas de disproportion entre les inconvénients pour le client et l’absence d’avantage pour la banque dans la détermination du délai de préavis.
ANGL VERSION :
Abusive nature of unilateral termination conditions in banking services
When determining the notice period, the bank must consider, based on specific circumstances, the imbalance between the disadvantages for its client and the benefit the bank gains from exercising the right to terminate banking services within the contractual notice period.
The Court of Appeal of Brussels recently ruled on a case involving a consortium of companies in a regulated sector and a Belgian bank, concerning the bank's abusive exercise of its right to terminate.
Some companies in the consortium, as well as their director, faced a unilateral termination of their banking services. The termination conditions, particularly the notice period, were contested for being abusive, and a request was made to suspend their effects.
The Court of Appeal recognized the interconnection of the cases concerning several companies in the consortium under the autonomous concepts of the Judicial Code. This was done to avoid potentially incompatible solutions if the cases were judged separately and to ensure good administration of justice.
Furthermore, the Court acknowledged the provisional nature of the request to suspend the effects of the termination, which does not challenge the right to terminate.
Recommandé par LinkedIn
Finally, the Court ruled that the bank’s exercise of the right to terminate was abusive towards certain companies in the consortium, after analyzing the particular situation of each. The Court applied the rule that constitutes an abuse of rights, whereby exercising a contractual right causing severe and disproportionate harm to the companies concerned, without bringing significant advantage to the bank, is deemed abusive.
The unpredictability of the termination, which prevented the companies from taking adequate preventive measures, the client’s compliance with obligations, and the difficulty in finding another bank within the given notice period were factual elements motivating the Court’s decision.
Consequently, despite a contractual notice period of 15 days, and a voluntary extension to 3 months by the bank, the Court deemed a notice period of approximately 6 months necessary in this particular context to protect the interests of certain companies, considering the time required to secure another bank under the basic banking service.
Through this ruling, the Court acknowledges the bank’s contractual right to unilaterally terminate without cause, while emphasizing the necessity for the bank to respect the prohibition of abuse of rights, particularly in cases of disproportion between the client’s disadvantages and the absence of advantage for the bank in determining the notice period.
NDLS VERSIE:
Misbruik van de voorwaarden voor eenzijdige opzegging van bankdiensten
Bij het bepalen van de opzegtermijn moet de bank rekening houden met, afhankelijk van de specifieke omstandigheden, de onevenwichtigheid tussen de nadelen voor de klant en het voordeel dat de bank haalt uit het gebruik van het recht om de bankdiensten binnen de contractuele opzegtermijn te beëindigen.
Het Hof van Beroep te Brussel heeft onlangs uitspraak gedaan in een zaak waarbij een consortium van bedrijven in een gereguleerde sector en een Belgische bank betrokken waren, betreffende het misbruik van het recht om op te zeggen door laatstgenoemde.
Sommige bedrijven in het consortium, evenals hun bestuurder, werden geconfronteerd met een eenzijdige beëindiging van hun bankdiensten. De opzeggingsvoorwaarden, met name de opzegtermijn, werden aangevochten vanwege hun misbruik, en er werd een verzoek ingediend om de effecten ervan op te schorten.
Het Hof van Beroep erkende de samenhang van de zaken betreffende verschillende bedrijven in het consortium volgens de autonome begrippen van het Gerechtelijk Wetboek. Dit werd gedaan om te voorkomen dat er mogelijk onverenigbare oplossingen zouden zijn indien de zaken afzonderlijk zouden worden beoordeeld en uit oogpunt van een goede rechtsbedeling.
Bovendien erkende het Hof het voorlopige karakter van het verzoek om de effecten van de opzegging op te schorten, wat het recht om op te zeggen niet in twijfel trekt.
Ten slotte oordeelde het Hof dat het uitoefenen van het recht om op te zeggen door de bank misbruik was ten aanzien van bepaalde bedrijven in het consortium, na een analyse van de specifieke situatie van elk van hen. Het Hof paste aldus de regel toe dat een misbruik van recht wordt geacht, indien het uitoefenen van een contractueel recht ernstige en onevenredige schade toebrengt aan de betrokken bedrijven, zonder dat dit een significant voordeel oplevert voor de bank.
De onvoorspelbaarheid van de opzegging, die de bedrijven verhinderde adequate preventieve maatregelen te nemen, de naleving van de verplichtingen door de klant, en de moeilijkheid om binnen de gegeven opzegtermijn een andere bank te vinden, waren feitelijke elementen die de beslissing van het Hof motiveerden.
Bijgevolg, ondanks een contractuele opzegtermijn van 15 dagen en een vrijwillige verlenging tot 3 maanden door de bank, oordeelde het Hof dat een opzegtermijn van ongeveer 6 maanden noodzakelijk was in deze specifieke context om de belangen van bepaalde bedrijven te beschermen, rekening houdend met de tijd die nodig is om een andere bank aan te wijzen in het kader van de basisbankdienst.
Met deze uitspraak erkent het Hof het contractuele recht van de bank op eenzijdige opzegging zonder motief, terwijl het de noodzaak benadrukt voor de bank om het verbod op misbruik van recht te respecteren, vooral in gevallen van onevenredigheid tussen de nadelen voor de klant en het ontbreken van voordeel voor de bank bij het bepalen van de opzegtermijn.